Akkoorden van sociale programmatie voor de jaren 2012-2014. - Maatregelen in het kader van het geldelijk statuut.

  • referentie
    PERS/2014/02
  • publicatiedatum
    01/04/2014
  • datum laatste wijziging
    22/10/2024
  • wettelijke basis
    Akkoord van sectorale sociale programmatie voor de sector “Onderwijs” van de Vlaamse Gemeenschap (cao X);
  • wettelijke basis
    Akkoord van sectorale sociale programmatie voor de sector “Basiseducatie” van de Vlaamse Gemeenschap (cao III).
  • wettelijke basis
    Besluit van de Vlaamse Regering van 28 maart 2014 tot wijziging van de regelgeving over het vakantiegeld en de eindejaarstoelage voor de personeelsleden van het onderwijs, de centra voor leerlingenbegeleiding, de hogescholen en de centra voor basiseducatie en voor de contractuele personeelsleden in het onderwijs betaald door de Vlaamse Gemeenschap.

1. Stopzetting raamakkoord tussen de Vlaamse Regering en de representatieve vakorganisaties vanaf 2021

Bij de begrotingsopmaak 2013 besliste de Vlaamse Regering dat de onderwijssector een besparing van 82 miljoen moest realiseren op een budget van 10,9 miljard euro.

Door het raamakkoord werd de beoogde besparing gerealiseerd zonder dat de personeelsleden koopkrachtverlies moesten lijden. Dat was mogelijk door het vakantiegeld voor sommige personeelsleden te verminderen en tegelijkertijd de eindejaarstoelage te verhogen met eenzelfde bedrag.

Concreet werd het vakantiegeld van 2014 tem 2020 verminderd voor de personeelsleden die uitsluitend vastbenoemd of tot de proeftijd toegelaten waren. Deze vermindering werd in hetzelfde jaar gecompenseerd door een even grote toename van de eindejaarstoelage.

Vanaf 2021 wordt dit raamakkoord niet meer toegepast.

2. Vakantiegeld

De berekeningsbasis van het vakantiegeld voor alle personeelsleden bedraagt 92% van het brutosalaris van de referentiemaand. Van 2014 tem 2020 was dit 70,26% voor de personeelsleden die onder het toenmalig raamakkoord vielen.

Bij de bepaling van het brutobedrag van het vakantiegeld wordt rekening gehouden met o.a. de prestaties tijdens het referentiejaar. Het referentiejaar is het voorafgaande kalenderjaar.

De bepalingen van het Koninklijk Besluit van 30/1/1979 blijven gelden.

Het vakantiegeld 2021 werd uitbetaald op dinsdag 25 mei 2021.

3. Eindejaarstoelage

De eindejaarstoelage is samengesteld uit een forfaitair en een veranderlijk gedeelte. Dit jaar bedraagt het forfaitair gedeelte 671,75 EUR.

Het veranderlijke gedeelte bedraagt 2,5 procent van de jaarlijkse brutobezoldiging die tot grondslag diende voor de berekening van het salaris van de maand oktober 2021.

Bij de berekening van de eindejaarstoelage wordt rekening gehouden met de prestaties tijdens de referentieperiode.

De eindejaarstoelage 2021 zal uitbetaald worden op 20 december 2021.

4. Voorbeelden (vakantiegeld en eindejaarstoelage)

Hierna volgen twee voorbeelden ter illustratie van de voormelde toelichting inzake vakantiegeld en eindejaarstoelage 2021.

De voorbeelden zijn uitgewerkt tot op het niveau van het belastbaar bedrag. Het netto-bedrag wordt bekomen door toepassing van de schalen inzake bedrijfsvoorheffing. Deze schalen zijn afhankelijk van de specifieke gezinssituatie van ieder personeelslid.

  • Voorbeeld vakantiegeld

Salarisschalen 141/148/301 – kleuteronderwijzer, onderwijzer, regent, bachelor:

Een tijdens de referentieperiode voor de berekening van het vakantiegeld tijdelijk aangesteld onderwijzer met een lesopdracht van 24/24, salarisschaal 148 en een geldelijke anciënniteit van 3 jaar en 2 maanden op 1 maart 2021.

het geïndexeerde jaarsalaris van maart 2021 = 33.529,31 EUR

het geïndexeerde maandsalaris van maart 2021 = 2.794,11 EUR

92% van dit geïndexeerde maandsalaris = 2.570,58 EUR

  • het vakantiegeld 2021 van dit personeelslid bedraagt dus 2.570,58 EUR bruto.
  • bij de bepaling van het brutobedrag van het vakantiegeld wordt uiteraard rekening gehouden met de prestaties tijdens het referentiejaar 2020.
  • hierop dient vervolgens een beperking van 13,07% toegepast te worden.

In het voorbeeld heeft het personeelslid gedurende het hele referentiejaar voltijds gewerkt. Als dat niet het geval is, wordt het brutobedrag van het vakantiegeld logischerwijze proportioneel verminderd.

  • Voorbeeld 1 eindejaarstoelage 

Een tijdens de referentieperiode van het vakantiegeld 2021 uitsluitend vast benoemd leraar in het secundair onderwijs, derde graad, met een lesopdracht van 20/20 economie, salarisschaal 501 en een geldelijke anciënniteit van 12 jaar en 9 maanden op 1 oktober 2021.

Jaarlijkse brutobezoldiging die tot grondslag diende voor de berekening van het salaris van oktober 2021: 29.420,76 EUR.

Index: 1,7758.

Berekening: [671,75 + (2,5% x 29.420,76 x 1,7758)] x 270/270 x 20/20 = 1.977,88 EUR.

De eindejaarstoelage bedraagt 1.977,88 EUR bruto. Van dit bedrag wordt nog een VGZ-bijdrage afgehouden en ook nog bedrijfsvoorheffing.

  • Voorbeeld 2 eindejaarstoelage 

Een tijdelijk aangestelde kleuteronderwijzeres heeft tijdens het schooljaar 2020 – 2021 een voltijdse opdracht van 1 september 2020 tot 30 april 2021. Vanaf 1 mei 2021 oefent zij een halftijdse opdracht uit. Haar geldelijke anciënniteit bedraagt 5 jaar en 3 maanden op 1 oktober 2021.

Jaarlijkse brutobezoldiging die tot grondslag diende voor de berekening van het salaris van oktober 2021: 20.039,31 EUR.

Index: 1,7758.

Berekening:

[671,75 + (2,5% x 20.199,15 x 1,7758)] x 240/300 x 24/24 = 1.254,79 EUR.

[671,75 + (2,5% x 20.199,15 x 1,7758)] x 60/300 x 12/24 = 156,85 EUR.

De eindejaarstoelage bedraagt 1.254,79 + 156,85 = 1.411,64 EUR.

Van dit bedrag wordt een RSZ-bijdrage van 184,50 EUR afgehouden en ook nog bedrijfsvoorheffing.