Besluit van de Vlaamse Regering tot operationalisering van de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding
goedkeuringsdatum
01/06/2018
publicatiedatum
B.S.06/08/2018
datum laatste wijziging
18/08/2023
(1)
B.Vl.R. van 05/04/2019 (B.S. 09/08/2019)
(2)
B.Vl.R. van 19/07/2019 (B.S. 28/08/2019)
(3)
B.Vl.R. van 03/06/2022 (B.S. 01/09/2022)
(4)
B.Vl.R. van 05/05/2023 (B.S. 04/08/2023)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering m.b.t. de uitvoering van leersteun ;
(5)
B.Vl.R. van 24/03/2023 (B.S. 14/08/2023)
DE VLAAMSE REGERING,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;
Gelet op het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, artikel 47bis, 47quater en 47quinquies, ingevoegd bij het
decreet van 27 april 2018;
Gelet op de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, bekrachtigd bij het decreet van 27 mei 2011,
artikel 123/21, 123/23 en 123/24, ingevoegd bij het decreet van 27 april 2018;
Gelet op het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair
onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, artikel 4, 5, 6, 9, 10, 14;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 10 november 1999 tot vaststelling van de nadere regels voor het
bepalen van de werkgebieden voor de Centra voor Leerlingenbegeleiding en van de bemiddelingsprocedure;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering 13 oktober 2000 betreffende de loonkost van sommige
personeelsleden van het voormalig medisch schooltoezicht;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 september 2008 betreffende het multidisciplinaire dossier in
de centra voor leerlingenbegeleiding;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 november 2008 betreffende de inrichting en de uitrusting van
de infrastructuur voor de uitvoering van medische consulten door de centra voor leerlingenbegeleiding;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 tot vaststelling van de operationele doelstellingen van
de Centra voor Leerlingenbegeleiding;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 4 januari 2018;
Gelet op protocol nr. 83 van 20 april 2018 houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd
in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X, van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2
van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van het overkoepelend onderhandelingscomité, vermeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd
onderwijs;
Gelet op advies 63.395/1 van de Raad van State, gegeven op 28 mei 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste
lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en
Gezin;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. — Toepassingsgebied
Artikel 1.
[Dit besluit is, tenzij het uitdrukkelijk anders is bepaald, van toepassing op de door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde basis- en secundaire scholen, centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, voor wat de leertijd en het secundair onderwijs betreft, en centra voor leerlingenbegeleiding.]
HOOFDSTUK II. — Operationalisering van de leerlingenbegeleiding
Art. 2.
Om de gezondheid, groei en ontwikkeling van leerlingen te bevorderen, het normale groei- en
ontwikkelingsproces te bevestigen en tijdig risicofactoren, signalen, symptomen van gezondheids- en ontwikkelproblemen te detecteren:
1° organiseert het centrum systematische contacten waaraan de school actief meewerkt;
2° biedt het centrum vaccinaties aan. De school werkt actief mee aan de organisatie van de vaccinaties;
3° neemt het centrum profylactische maatregelen die de school mee uitvoert.
Het centrum voert de opdrachten, vermeld in het eerste lid, uit volgens wetenschappelijk verantwoorde methoden
en, als die beschikbaar zijn, conform de standaarden jeugdgezondheidszorg en het Draaiboek Infectieziekten CLB,
aangereikt door de bevoegde diensten van de Vlaamse Regering.
De wetenschappelijk verantwoorde methoden en standaarden jeugdgezondheidszorg worden ontwikkeld in
overleg met alle centrumnetten samen.
Art. 3.
Het systematische contact in de eerste kleuterklas of bij de leeftijdscohorte driejarigen wordt zo
georganiseerd dat de ouders maximaal aanwezig kunnen zijn en omvat minstens:
1° kennisnemen van medische antecedenten van de leerling die voor de groei en ontwikkeling relevant zijn;
2° kennisnemen van kenmerken van de gezins- en maatschappelijke context die voor de groei en ontwikkeling van
het kind relevant zijn;
3° monitoring van de groei om een inschatting te maken van de globale gezondheidstoestand van kinderen en
jongeren op individueel en populatieniveau;
4° visusscreening op amblyopie en amblyogene factoren om een onomkeerbaar visusverlies te voorkomen en zo
de binoculaire visusontwikkeling van kinderen en jongeren en hun onderwijsparticipatie te vrijwaren;
5° gehooronderzoek op indicatie om tijdig neurosensorieel gehoorverlies op te sporen en een vroege behandeling
mogelijk te maken om de auditieve ontwikkeling van leerlingen en hun onderwijsparticipatie te vrijwaren;
6° kennisnemen van en aanmoedigen tot preventief tandartsbezoek en mondgezond gedrag om gebitsaantasting
op jonge leeftijd te voorkomen;
7° controle van de vaccinatiestatus;
8° inschatten van risico’s en beschermende factoren met betrekking tot de gezondheid, groei en ontwikkeling, de
schoolloopbaan en van de behoefte aan zorg, door de verkregen informatie te wegen. Hierbij gaat specifieke aandacht
naar motoriek, taal en spraak, en sociaal-emotionele aspecten;
9° informeren, adviseren, verwijzen of toeleiden van het kind of het gezin naar zorg of een traject op maat.
Art. 4.
Het systematische contact in het eerste leerjaar of leeftijdscohorte zesjarigen wordt zo georganiseerd dat de
aanwezigheid van de ouders aangemoedigd wordt en omvat minstens:
1° kennisnemen van medische antecedenten van de leerling die voor de groei en ontwikkeling relevant zijn;
2° kennisnemen van kenmerken van de gezins- en maatschappelijke context die voor de groei en ontwikkeling van
de leerling relevant zijn;
3° monitoring van de groei om een inschatting te maken van de globale gezondheidstoestand van leerlingen op
individueel en populatieniveau;
4° visusscreening op amblyopie en amblyogene factoren om een onomkeerbaar visusverlies te voorkomen, en om
de sensoriële (binoculaire visus)ontwikkeling van leerlingen en hun onderwijsparticipatie te vrijwaren;
5° kleurzinonderzoek om tijdig maatregelen te kunnen treffen die de participatie in onderwijs optimaliseren;
6° gehoorscreening om tijdig neurosensorieel gehoorverlies op te sporen en een vroege behandeling mogelijk te
maken om de sensoriële (auditieve) ontwikkeling van leerlingen en hun onderwijsparticipatie te vrijwaren;
7° kennisnemen van en motiveren tot preventief tandartsbezoek en mondgezond gedrag om gebitsaantasting op
jonge leeftijd te voorkomen;
8° controle van de vaccinatiestatus;
9° inschatten van risico’s en beschermende factoren met betrekking tot de gezondheid, groei en ontwikkeling, de
schoolloopbaan en van de behoefte aan zorg, door de verkregen informatie te wegen. Hierbij gaat specifieke aandacht
naar motoriek, taal en spraak, en sociaal-emotionele aspecten;
10° informeren, adviseren, verwijzen of toeleiden van het kind of het gezin naar zorg of een traject op maat.
Art. 5.
Het systematische contact in het vierde leerjaar of de leeftijdscohorte negenjarigen omvat minstens:
1° monitoring van de groei om een inschatting te maken van de globale gezondheidstoestand van leerlingen op
individueel en populatieniveau;
2° visusscreening op amblyopie, amblyogene factoren en recidiven van amblyopie om een onomkeerbaar
visusverlies te voorkomen en de sensoriële (binoculaire visus)ontwikkeling van leerlingen en hun onderwijsparticipatie
te vrijwaren;
3° kennisnemen van en motiveren tot preventief tandartsbezoek en mondgezond gedrag om gebitsaantasting op
jonge leeftijd te voorkomen;
4° controle van de vaccinatiestatus;
5° informeren, adviseren, verwijzen of toeleiden van het kind of het gezin naar zorg of een traject op maat om in
een vroeg stadium hindernissen voor de schoolloopbaan van leerlingen te beperken of weg te nemen.
Art. 6.
Het systematische contact in het zesde leerjaar of de leeftijdscohorte elfjarigen wordt zo georganiseerd dat
de aanwezigheid van de ouders aangemoedigd wordt en omvat minstens:
1° kennisnemen van medische antecedenten van de leerling die voor de groei en ontwikkeling relevant zijn;
2° kennisnemen van kenmerken van de gezins- en maatschappelijke context die voor de groei en ontwikkeling van
de leerling relevant zijn;
3° monitoring van de groei om een inschatting te maken van de globale gezondheidstoestand van leerlingen op
individueel en populatieniveau;
4° visusonderzoek met dieptezicht om binoculaire visusstoornissen tijdig te detecteren met het oog op een
optimale onderwijsparticipatie en een brede studiekeuze;
5° gehoorscreening om tijdig neurosensorieel gehoorverlies op te sporen om de sensoriële (auditieve) ontwikkeling
van leerlingen en hun onderwijsparticipatie te vrijwaren;
6° kennisnemen van en motiveren tot preventief tandartsbezoek en mondgezond gedrag om gebitsaantasting te
voorkomen;
7° controle van de vaccinatiestatus;
8° inschatten van risico’s en beschermende factoren met betrekking tot de gezondheid, groei en ontwikkeling, de
schoolloopbaan en van de behoefte aan zorg, door de verkregen informatie te wegen. Hierbij gaat specifieke aandacht
naar leefstijl en sociaal-emotionele aspecten;
9° informeren, adviseren, verwijzen of toeleiden van het kind of het gezin naar zorg of een traject op maat.
Art. 7.
Het systematische contact in het derde jaar van het secundair onderwijs of de leeftijdscohorte
veertienjarigen omvat minstens:
1° kennisnemen van medische antecedenten van de leerling die voor de groei en ontwikkeling relevant zijn;
2° kennisnemen van kenmerken van de gezins- en maatschappelijke context die voor de groei en ontwikkeling van
de leerling relevant zijn;
3° leerlingen stimuleren om te reflecteren over hun eigen gezondheid, leefstijl en welzijn, hen uitnodigen om
vragen te stellen zodat ze advies op maat krijgen, en hen sensibiliseren om zorg te dragen voor hun eigen gezondheid;
4° monitoring van de groei om een inschatting te maken van de globale gezondheidstoestand van leerlingen op
individueel en populatieniveau;
5° gehoorscreening om tijdig neurosensorieel gehoorverlies op te sporen, in het bijzonder als gevolg van
lawaaischade, en een tijdige bijsturing van het gezondheidsgedrag mogelijk te maken om de sensoriële (auditieve)
ontwikkeling van leerlingen en hun onderwijsparticipatie te vrijwaren;
6° controle van de vaccinatiestatus;
7° in dialoog en partnerschap met de leerling informeren, adviseren, verwijzen of toeleiden naar zorg of een traject
op maat;
8° inschatten van risico’s en beschermende factoren met betrekking tot de gezondheid, groei en ontwikkeling, de
schoolloopbaan en van de behoefte aan zorg, door de verkregen informatie te wegen. Hierbij gaat specifieke aandacht
naar leefstijl en sociaal-emotionele aspecten.
Art. 8.
§ 1. In dit artikel wordt, overeenkomstig de artikelen 6 en 9 van het decreet van 27 april 2018 betreffende
de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding,
verstaan onder ouders: de personen die titularis zijn van het ouderlijk gezag of, bij ontstentenis van deze personen, de
wettelijke vertegenwoordiger.
§ 2. Leerlingen of ouders kunnen zich verzetten tegen de uitvoering van een systematisch contact door een
bepaalde medewerker van het centrum. In dat geval wordt het systematische contact uitgevoerd door een andere
medewerker van hetzelfde centrum, een medewerker van een centrum naar keuze of een beroepsbeoefenaar in de
gezondheidszorg, bevoegd voor de opdracht in kwestie, die niet tot een centrum behoort.
Het verzet wordt schriftelijk meegedeeld aan de directeur van het centrum met een aangetekende brief of tegen
afgifte van een ontvangstbewijs of via een beveiligde digitale zending. Het verzet is getekend en gedateerd.
Leerlingen of ouders die verzet hebben aangetekend, zijn verplicht het systematische contact te laten uitvoeren
binnen negentig dagen, met ingang van de datum waarop de aangetekende brief, vermeld in het tweede lid, is
verzonden, of met ingang van de datum die op het ontvangstbewijs is vermeld.
De leerlingen of de ouders bezorgen binnen vijftien dagen na de datum van het systematische contact een verslag
van het systematische contact aan een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg van het centrum dat de school van de
betrokken leerling begeleidt.
§ 3. Leerplichtigen in huisonderwijs of hun ouders kunnen zich verzetten tegen de uitvoering van een systematisch
contact door een bepaalde medewerker van een centrum. In dat geval wordt het systematische contact uitgevoerd door
een andere medewerker van het centrum of door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg, bevoegd voor de
opdracht in kwestie, die niet tot een centrum behoort.
Het verzet wordt schriftelijk meegedeeld aan
[de directeur van het centrum dat voor het systematische contact gekozen is]
met een
aangetekende brief of tegen afgifte van een ontvangstbewijs of via een beveiligde digitale zending. Het verzet is
getekend en gedateerd.
De leerplichtigen in huisonderwijs of hun ouders die verzet hebben aangetekend, zijn verplicht het systematische
contact te laten uitvoeren binnen negentig dagen, met ingang van de datum waarop de aangetekende brief, vermeld
in het tweede lid, is verzonden of met ingang van de datum die op het ontvangstbewijs is vermeld.
De leerplichtigen in huisonderwijs of hun ouders bezorgen binnen vijftien dagen na de datum van het
systematische contact een verslag van het systematische contact aan een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg van
een centrum.
§ 4. De bevoegde diensten van de Vlaamse Regering bepalen het model van het verslag.
Art. 9.
Om het ontstaan en de verspreiding van besmettelijke ziekten tegen te gaan, controleert het centrum de
vaccinatiestatus van de leerling en biedt het vaccinaties en inhaalvaccinaties aan.
Het centrum draagt er optimaal toe bij dat in de doelpopulatie van het centrum een vaccinatiegraad van
minimaal 95 % bereikt wordt voor elk van de vaccinatiemomenten die opgenomen zijn in het vaccinatieschema voor
Vlaanderen, vermeld in het ministerieel besluit van 29 januari 2015 tot het bepalen van het vaccinatieschema voor
Vlaanderen.
De standaard vaccinaties vormt daarbij de leidraad voor elk centrum. De bevoegde diensten van de Vlaamse
Regering stellen de standaard vaccinaties ter beschikking.
Art. 10.
§ 1. De beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg van het centrum wordt door de leerling, de ouders, de
school of de behandelende arts van de leerling geïnformeerd over het vermoeden of het voorkomen van een
infectieziekte op school bij een leerling of een personeelslid uit de lijst, vermeld in het Draaiboek Infectieziekten CLB.
De beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg van het centrum brengt de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer op
de hoogte van het vermoeden of het voorkomen van een infectieziekte op school bij een leerling of een personeelslid
uit de lijst, vermeld in het Draaiboek Infectieziekten CLB.
De beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg van het centrum bepaalt, zo nodig in overleg met de dienst
Infectieziektebestrijding van de afdeling Preventie, welke maatregelen genomen moeten worden in geval van een
infectieziekte.
De beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg van het centrum informeert de directies van de scholen over die
maatregelen.
Het Draaiboek Infectieziekten CLB vormt daarbij de leidraad voor elk centrum. De bevoegde diensten van de
Vlaamse Regering stellen het Draaiboek Infectieziekten CLB ter beschikking.
§ 2. De bevoegde diensten van de Vlaamse Regering informeren de organisator van huisonderwijs voor
leerplichtigen welk vermoeden of voorkomen van welke infectieziekte gemeld moet worden aan een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg van een centrum als vermeld in het Draaiboek Infectieziekten CLB. Het gaat alleen over
de leerlingen in huisonderwijs voor wie een verklaring over huisonderwijs is ingediend en bij wie de plaats van het
huisonderwijs verschilt van hun domicilie.
De beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg van het centrum die de melding ontvangt, bepaalt, zo nodig in
overleg met de dienst Infectieziektebestrijding van de afdeling Preventie, welke maatregelen genomen moeten worden
in geval van een infectieziekte.
De beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg van het centrum informeert de organisator van huisonderwijs over
welke maatregelen genomen moeten worden.
Het Draaiboek Infectieziekten CLB vormt daarbij de leidraad voor elk centrum. De bevoegde diensten van de
Vlaamse Regering stellen het Draaiboek Infectieziekten CLB ter beschikking.
Art. 11.
Om kleuterparticipatie te bevorderen, schoolse achterstand te vermijden, spijbelen en vroegtijdig
schoolverlaten te voorkomen, meldt de school afwezigheden van leerlingen aan het centrum. De school en het centrum
overleggen daarover voor de volgende leerlingen:
1° elke leerling in het kleuteronderwijs van wie de ontwikkeling en het leerproces bedreigd worden door beperkte
aanwezigheid;
2° elke leerling die door de frequentie en de aard van zijn afwezigheden zijn schoolloopbaan in het gedrang brengt,
ongeacht de gehanteerde wettigingen;
3° elke leerling die vijf of meer halve dagen per schooljaar problematisch afwezig is. Als de leerling dreigt niet te
voldoen aan de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, en als hij of zijn ouders herhaaldelijk niet ingaan op het
hulpaanbod van het centrum, samen met en op initiatief van de school, kan de school dat in overleg met het centrum
melden aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Regering;
4° elke leerling die afwezig is wegens preventieve schorsing als bewarende maatregel of wegens tijdelijke
uitsluiting als tuchtmaatregel in het secundair onderwijs of tuchtsanctie in het basisonderwijs;
5° elke leerling die afwezig is wegens definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel in het secundair onderwijs en als
tuchtsanctie in het basisonderwijs. Bij definitieve uitsluiting zoekt de school, samen met het centrum, de leerling en de
ouders, een nieuwe school voor de leerling.
Art. 12.
Om de integratie en de participatie in de schoolse context te bevorderen, voorziet het centrum voor elke
anderstalige nieuwkomer in een contact kort na de inschrijving in een school. Als dat nodig is, zet het centrum zijn
kernactiviteiten in.
Art. 13.
Het centrum besteedt bijzondere aandacht aan de keuzeprocessen in de onderwijsloopbaan en de
aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt.
Het centrum organiseert informatiemomenten voor leerlingen over de structuur en de organisatie van het Vlaamse
onderwijs en het volledige onderwijsaanbod.
De school werkt actief mee aan de organisatie en de uitvoering van de informatiemomenten.
Art. 14.
§ 1. Voor een doorverwijzing van de leerling naar een schoolextern aanbod doet de school steeds een
beroep op de draaischijffunctie van het centrum.
§ 2. Het waarborgen van de continuïteit in de jeugdhulp is een gedeelde verantwoordelijkheid van het centrum en
andere jeugdhulpaanbieders zoals omschreven in het decreet betreffende de integrale jeugdhulp van 12 juli 2013.
Het centrum en de jeugdhulpaanbieder maken in overleg met de leerling en de ouders afspraken over de
ondersteuning van de leerling en de ouders vanuit de jeugdhulpaanbieder in afwachting van de opstart rechtstreeks
toegankelijke jeugdhulp.
HOOFDSTUK III. — Samenwerking in de leerlingenbegeleiding
Art. 15.
De afspraken over de schoolspecifieke samenwerking tussen de school en het centrum zijn gebaseerd op
het beleid op leerlingenbegeleiding van de school. De school informeert het centrum over de wijze waarop de school
de pedagogische begeleidingsdienst of een andere dienst betrekt bij de ondersteuning van de leerlingenbegeleiding. De
school en het centrum maken minstens afspraken over:
1° de rol- en taakverdeling van de school en het centrum ter uitvoering van leerlingenbegeleiding;
2° de uitwisseling van relevante informatie tussen de school en het centrum;
3° de informatiemomenten voor leerlingen over de structuur en de organisatie van het Vlaamse onderwijs, het
volledige onderwijsaanbod en, specifiek voor secundaire scholen, de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt;
4° de wijze waarop de samenwerking tussen de school en het centrum wordt geëvalueerd en de wijze waarop de
afspraken over de schoolspecifieke samenwerking bijgestuurd kunnen worden.
Art. 16.
§ 1. Als een school niet tot samenwerkingsafspraken met een centrum komt, meldt de school dat aan de
bevoegde diensten van de Vlaamse Regering en de onderwijsinspectie. Op basis van die melding start een
bemiddelingscommissie de bemiddeling op.
De bemiddelingscommissie bestaat uit:
1° de inspecteur-generaal van de onderwijsinspectie die voorzitter is;
2° vier leden van de onderwijsinspectie, aangewezen door de inspecteur-generaal;
3° twee vertegenwoordigers van de betrokken centrumnetten en twee vertegenwoordigers van het betrokken
onderwijsnet.
§ 2. De voorzitter van de bemiddelingscommissie kan op eigen initiatief vaststellen dat een bepaalde school geen
samenwerkingsafspraken heeft met een centrum. De voorzitter deelt dit bij aangetekend schrijven mee aan de
betrokken school.
§ 3. De bemiddelingscommissie start en beëindigt de bemiddeling binnen dertig dagen na de oproeping door de
voorzitter.
Als alle betrokken partijen gehoord zijn, kan vastgesteld worden dat de bemiddeling niet geslaagd is. Die
vaststelling wordt in consensus genomen. De vaststelling wordt samen met een verslag over de bemiddeling
meegedeeld aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.
HOOFDSTUK IV. —
[Specifiek werkingsbudget voor de centra voor leerlingenbegeleiding]
Art. 17.
De Vlaamse minister bevoegd voor onderwijs bepaalt de grootorde van
[het werkingsbudget]
voor de
uitvoering van een systematisch contact en vaccinatie bij leerplichtigen in huisonderwijs en de wijze waarop
[dat werkingsbudget wordt]
toegekend.
HOOFDSTUK V. — Infrastructuur en uitrusting in het kader van leerlingenbegeleiding
Art. 18.
Om de persoonlijke privacy te kunnen garanderen in de ruimte die gebruikt wordt voor leerlingenbegeleiding, waarborgt de inrichting van de ruimte de auditieve privacy, waarbij een ander een gesprek niet kan
afluisteren of begrijpen, en de visuele privacy, waarbij inkijken uitgesloten is zodat een ander persoon niets kan zien.
Art. 19
Met behoud van de toepassing van artikel 18, zijn de criteria vermeld in de standaarden jeugdgezondheidszorg en het Draaiboek Infectieziekten CLB, richtinggevend voor de ruimte die gebruikt wordt voor de
systematische contacten en het vaccineren .
Art. 20.
Het centrum maakt gebruik van het nodige materiaal om zijn opdrachten, vermeld in de standaarden
jeugdgezondheidszorg, het Draaiboek Infectieziekten CLB en de protocollen van de projectgroep Protocollering en
Diagnostiek uit te voeren.
HOOFDSTUK VI. — Multidisciplinair dossier van de leerling in de centra voor leerlingenbegeleiding
Art. 21.
In dit hoofdstuk wordt, overeenkomstig de artikelen 6 en 9 van het decreet van 27 april 2018 betreffende
de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding,
verstaan onder ouders: de personen die titularis zijn van het ouderlijk gezag of, bij ontstentenis van deze personen, de
wettelijke vertegenwoordiger.
Art. 22.
De toegang tot gegevens van het multidisciplinaire dossier voor de minderjarige die geen persoonsgegevens in het kader van de gezondheidszorg zijn, is onderworpen aan de relevante bepalingen die voortvloeien uit het
decreet van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp en het decreet van
12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp.
Vragen naar toegang worden binnen de tien werkdagen beantwoord waarbij voor het berekenen van de tien
werkdagen, rekening gehouden wordt met de sluitingsperiodes van het CLB zoals vermeld in artikel 11 van het decreet
van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor
leerlingenbegeleiding.
Art. 23.
Het centrum waartoe de leerling behoort, informeert de leerling en de ouders op gepaste wijze over de
bestaande regelgeving in het kader van het multidisciplinaire dossier en de inhoud ervan, conform de regelgeving over
de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens.
Art. 24.
Medewerkers van het centrum registreren alle leerlinggebonden activiteiten vanuit hun opdracht
leerlingenbegeleiding in het multidisciplinaire dossier van de leerling.
Elke medewerker van het centrum is ervoor verantwoordelijk het multidisciplinaire dossier up-to-date te houden
met relevante gegevens.
[
Art. 24/1.
§ 1. Ter uitvoering van artikel 17 van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding
in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding registreren de centra op
elektronische en gestandaardiseerde wijze activiteiten en gegevens in het multidisciplinaire dossier van de leerling, op
basis van het rijksregisternummer of bisnummer van de leerling, die betrekking hebben op de volgende thema’s:
1°
[IAC-verslag of OV4-verslag;]
2°
[GC-verslag;]
3° problematische afwezigheden;
4°
[...]
5° overstap naar het secundair onderwijs;
6° revalidatie tijdens de lestijden;
7° definitieve uitsluiting;
8° leerplichtigen met een verklaring huisonderwijs;
9° lengte;
10° gewicht;
11° gehoor;
12° visus;
13° pubertaire ontwikkeling;
14° mondgezondheid.
[15° leefstijl en gezondheid, met name gegevens met betrekking tot lichamelijke gezondheid, socio-emotionele gezondheid, voeding, beweging, alcohol, roken, drugs, gamen en seksuele gezondheid.]
§ 2. Voor de thema’s, vermeld in paragraaf 1, kunnen nomenclatuurfiches opgemaakt worden. Een nomenclatuurfiche is een technische fiche die een exacte beschrijving geeft van welke informatie op welke manier gepseudonimiseerd
moet worden.
De bevoegde diensten van de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, de bevoegde diensten van de
Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, en de centrumnetten stellen samen de inhoud van de
nomenclatuurfiches vast.
§ 3. De bevoegde diensten van de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, stellen voor de gegevens voor
de thema’s, vermeld in paragraaf 1, 1° tot en met 8°, het formaat van de gegevensoverdracht vast. De
gegevensoverdracht verloopt dagelijks via webservices.
De bevoegde diensten van de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, stellen voor de gegevens
voor de thema’s,
[vermeld in paragraaf 1, 9° tot en met 15°]
, het formaat van de gegevensoverdracht vast. De
gegevensoverdracht vindt jaarlijks plaats.
§ 4. De centra bezorgen de gegevens voor de thema’s
[vermeld in paragraaf 1, 1°, 2°, 5°, 6° en 8°]
aan het
Agentschap voor Onderwijsdiensten met vermelding van het rijksregisternummer of bisnummer van de betrokken
leerling. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten is de verwerkingsverantwoordelijke voor deze gegevens. De
gegevensoverdracht heeft tot doel de controle van de toelatingsvoorwaarden tot het onderwijs mogelijk te maken. De
gegevens worden bewaard tot de beëindiging van de schoolloopbaan van de leerling.
De centra bezorgen de gegevens voor de thema’s vermeld in paragraaf 1, 3° en 7° aan het Departement Onderwijs
en Vorming op een dergelijke wijze dat ze uniek zijn, maar niet langer met een geïdentificeerd of identificeerbaar
persoon in verband gebracht kunnen worden. Het Departement Onderwijs en Vorming is de verwerkingsverantwoordelijke voor deze gegevens. De gegevensoverdracht heeft tot doel beleidsondersteunende statistische analyses te
kunnen formuleren. De bewaartermijn van de gegevens is onbeperkt.
De centra bezorgen de gepseudonimiseerde gegevens voor de thema’s
[, vermeld in paragraaf 1, 9° tot en met 15°,]
aan het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. Het Agentschap Zorg en Gezondheid is de verwerkingsverantwoordelijke voor deze gegevens. De gegevensoverdracht heeft tot doel:
1° beleidsinformatie te ontwikkelen waarmee gezondheidsdoelstellingen en -indicatoren kunnen worden
opgevolgd;
2° inzicht te krijgen in de rol van centra binnen preventieve gezondheidszorg;
3° de kwaliteit en de bruikbaarheid van de standaarden gebruikt binnen centra te evalueren en zo nodig aan te
passen;
4° epidemiologische gegevens te verkrijgen die inzicht geven over gezondheidsstatus van de Vlaamse
leerlingenpopulatie.
De gegevens worden door het Agentschap Zorg en Gezondheid bewaard tot maximaal 30 jaar na ontvangst van
deze gegevens.
]
Art. 25.
§ 1. Het centrum waartoe de leerling behoort, is verantwoordelijk voor de verwerking van de gegevens
van het multidisciplinaire dossier, met uitzondering van de persoonsgegevens die op de gezondheid betrekking
hebben. Het centrum is hier verwerkingsverantwoordelijke.
§ 2. Een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg die in het centrum werkt waartoe de leerling behoort, is
verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens die op de gezondheid betrekking hebben. Die
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg is bekend bij de overige medewerkers van het centrum.
De verantwoordelijke beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg van het centrum waartoe de leerling behoort, kan
taken voor de verwerking van persoonsgegevens die op de gezondheid betrekking hebben, delegeren aan andere
medewerkers van het centrum onder de verantwoordelijkheid van de beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg. Alle
overige medewerkers van het centrum worden daarvan op de hoogte gebracht.
Art. 26.
§ 1. Elke medewerker van het centrum waartoe de leerling behoort, die betrokken is bij de begeleiding van
een leerling, heeft toegang tot alle gegevens.
§ 2. Elke medewerker van een ander centrum die betrokken is bij de begeleiding van de leerling, kan toegang
krijgen tot het multidisciplinaire dossier van de leerling.
De toegang tot de gegevens voor de betrokken medewerker van het andere centrum wordt altijd verleend onder
de verantwoordelijkheid van het centrum waartoe de leerling behoort, en de verantwoordelijke beroepsbeoefenaar in
de gezondheidszorg van het centrum waartoe de leerling behoort.
§ 3. In het belang van de leerling of van de ouders of ter vrijwaring van de rechten van derden worden gegevens
in al de volgende gevallen ontoegankelijk gemaakt voor bepaalde medewerkers:
1° op verzoek van de bekwame leerling;
2° op verzoek van de ouders, in eigen naam of namens de niet-bekwame leerling;
3° ambtshalve, in uitzonderlijke gevallen die moeten worden gemotiveerd.
De vraag naar ontoegankelijkheid in de gevallen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, of de motivering, vermeld in
het eerste lid, 3°, wordt opgenomen in het chronologische overzicht, vermeld in artikel 10 van het decreet van
27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor
leerlingenbegeleiding.
Art. 27.
§ 1. Bij schoolverandering draagt het centrum het multidisciplinaire dossier van een leerling over aan het
ander centrum waartoe de leerling behoort, tenzij daartegen verzet wordt aangetekend door:
1° de bekwame leerling;
2° de ouders, in eigen naam of namens de niet-bekwame leerling.
Het verzet wordt schriftelijk ingediend binnen tien werkdagen na de mededeling waarin de leerling en de ouders
op de hoogte worden gebracht van de geplande overdracht door de directeur van het nieuwe centrum waartoe de
leerling behoort. Voor het berekenen van de tien werkdagen wordt rekening gehouden met de sluitingsperiodes van
het CLB zoals vermeld in artikel 11 van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het
basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.
§ 2. Het verzet, vermeld in paragraaf 1, kan geen betrekking hebben op de overdracht van de identificatiegegevens,
de gegevens in het kader van de verplichte begeleiding van leerlingen met leerplichtproblemen, en de gegevens in het
kader van de systematische contacten.
Art. 28.
§ 1. Met behoud van de toepassing van de bepalingen van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de
integrale jeugdhulp mogen de medewerkers van een centrum alleen in het belang van de leerling gegevens uit het
multidisciplinaire dossier bezorgen aan de volgende derden:
1° betrokken personeelsleden van de school voor de gegevens die nodig zijn om hun taak naar behoren te kunnen
vervullen, na toestemming van de bekwame leerling of de ouders van de niet bekwame leerling;
2° anderen, om een verplichting na te komen die opgelegd wordt door of krachtens een wet, een decreet of een
ordonnantie, of op gemotiveerd verzoek of na schriftelijke toestemming van:
a) de bekwame leerling;
b) de ouders, in eigen naam of namens de niet-bekwame leerling.
§ 2. De overdracht van gegevens uit het multidisciplinaire dossier, vermeld in paragraaf 1, vindt plaats onder de
verantwoordelijkheid van de directeur van het centrum waartoe de leerling behoort, en de verantwoordelijke
beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg van het centrum.
[
Art. 28/1.
[In afwijking van artikel 28 hebben personeelsleden van de school waar de leerling met een IAC-verslag,
OV4-verslag of een GC-verslag ingeschreven is of de lessen volgt en die rechtstreeks betrokken zijn bij het onderwijs
aan de leerling, recht op inzage van het IAC-verslag, het OV4-verslag of het GC-verslag uit het multidisciplinaire
dossier van de leerling, zo lang ze rechtstreeks betrokken zijn bij het onderwijs van de leerling.]
De inzage kan op digitale wijze verlopen. Bij elke inzage wordt de regelgeving over de bescherming van
natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens toegepast.
[Bij het centrum voor leerlingenbegeleiding dat instaat voor de begeleiding en de ondersteuning van de leerling
met een IAC-verslag, OV4-verslagof GC-verslag, is het centrum zelf verwerkingsverantwoordelijke. Bij de school waar
de leerling met een IAC-verslag, OV4-verslag of GC-verslag is ingeschreven, is het schoolbestuur van de school waar
de leerling met een IAC-verslag, OV4-verslag of een GC-verslag is ingeschreven, de verwerkingsverantwoordelijke.]
In het belang van de optimale begeleiding van de betrokken leerling en de organisatie van de school kunnen
leerlingen en ouders zich niet verzetten tegen de inzage.
]
Art. 29.
Het centrum bewaart het multidisciplinaire dossier van de leerling tot ten minste tien jaar na de datum
van het laatst uitgevoerde systematische contact of de laatst uitgevoerde vaccinatie.
In afwijking van het eerste lid worden de gegevens van leerlingen die hun onderwijsloopbaan beëindigd hebben
in het buitengewoon onderwijs, bewaard tot op het ogenblik dat de betrokkenen de leeftijd van dertig jaar bereikt
hebben.
HOOFDSTUK VII. — Slotbepalingen
Art. 30.
De volgende regelingen worden opgeheven:
1° het besluit van de Vlaamse regering van 10 november 1999 tot vaststelling van de nadere regels voor het bepalen
van de werkgebieden voor de Centra voor Leerlingenbegeleiding en van de bemiddelingsprocedure;
2° het besluit van de Vlaamse regering van 13 oktober 2000 betreffende de loonkost van sommige personeelsleden
van het voormalig medisch schooltoezicht;
3° het besluit van de Vlaamse Regering van 12 september 2008 betreffende het multidisciplinaire dossier in de
centra voor leerlingenbegeleiding;
4° het besluit van de Vlaamse Regering van 14 november 2008 betreffende de inrichting en de uitrusting van de
infrastructuur voor de uitvoering van medische consulten door de centra voor leerlingenbegeleiding;
5° het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 tot vaststelling van de operationele doelstellingen van de
Centra voor Leerlingenbegeleiding.
Art. 31.
Dit besluit treedt in werking op 1 september 2018.
Art. 32.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd voor kinderen en
jongeren en zorg en gezondheid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.