Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de procedure voor de aanvraag tot gelijkwaardigheid voor de eindtermen, de uitbreidingsdoelen Nederlands, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen

  • goedkeuringsdatum
    26/04/2019
  • publicatiedatum
    B.S. 28/06/2019 (pagina 66218)
  • bron

    Numac : 2019013463
  • datum laatste wijziging
    28/06/2019

Aanhef

DE VLAAMSE REGERING,

Gelet op het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, artikel 44bis, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 1997 en vervangen bij het decreet van 26 januari 2018;

Gelet op de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, bekrachtigd bij het decreet van 17 mei 2011, artikel 146, vervangen bij het decreet van 26 januari 2018;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1997 tot nadere bepaling van de afwijkingsprocedure voor de ontwikkelingsdoelen en eindtermen;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 12 maart 2019;

Gelet op advies 65.712/1 van de Raad van State, gegeven op 12 april 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs;

Na beraadslaging,

Besluit :

ART 1.

In dit besluit wordt verstaan onder :
1° aanvraag tot gelijkwaardigheid: de aanvraag tot gelijkwaardigheid voor de eindtermen, de uitbreidingsdoelen Nederlands, de ontwikkelingsdoelen of de specifieke eindtermen, vermeld in artikel 146 van de Codificatie Secundair Onderwijs van 17 december 2010 en artikel 44bis van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
2° bevoegde dienst: het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen;
3° inspecteur-generaal : de inspecteur-generaal van de onderwijsinspectie;
4° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.

ART 2.

Het schoolbestuur stuurt de aanvraag tot gelijkwaardigheid per aangetekende zending naar de bevoegde dienst. De aanvraag tot gelijkwaardigheid kan slaan op één school of verschillende scholen van het schoolbestuur.

De aanvrager voegt alle stukken toe die zijn aanvraag tot gelijkwaardigheid onderbouwen en gebruikt bij zijn verwijzing de nummering zoals die voorkomt in de regelgeving waar de doelen waarop een afwijking wordt gevraagd, zijn vastgelegd.

ART 3.

De minister stelt de lijst met de deskundigen op.

De bevoegde dienst bezorgt de aanvrager de lijst van deskundigen. De aanvrager kiest minimum twee deskundigen uit die lijst.

ART 4.

De minister wijst minimum twee deskundigen aan die namens de Vlaamse Regering deel uitmaken van de commissie van deskundigen.

De deskundigen die door het betrokken schoolbestuur zijn aangeduid en de deskundigen die door de minister zijn aangewezen kiezen bij consensus minstens één bijkomende deskundige.

Geen van de deskundigen mag lid zijn van het betrokken schoolbestuur.

Bij de samenstelling van de commissie van deskundigen is er steeds pariteit tussen het aantal leden dat het schoolbestuur kiest en het aantal leden dat de minister aanduidt. Maximaal de helft van het aantal leden van de commissie van deskundigen mag lid zijn geweest van de ontwikkelcommissie van de einddoelen waarvoor vervangende einddoelen worden voorgesteld.

De commissie van deskundigen brengt aan de minister een advies uit met betrekking tot de gelijkwaardigheid van de vervangende einddoelen.

ART 5.

De inspecteur-generaal wijst drie leden van zijn inspectie aan die onderzoeken of de aanvraag tot gelijkwaardigheid ontvankelijk en gelijkwaardig is en die hierover een advies aan de Vlaamse Regering uitbrengen. Minstens één lid is geen lid van de valideringscommissie van de einddoelen waarvoor vervangende einddoelen worden voorgesteld.

ART 6.

De aanvrager wordt door de leden van de inspectie die zijn aanvraag onderzoeken en door de commissie van deskundigen gehoord. Hij wordt daarvoor minstens vijf dagen op voorhand opgeroepen. De voormelde termijn kan in spoedeisende gevallen ingekort worden.

De aanvrager kan aan de leden van de inspectie en van de commissie van deskundigen alle aanvullende stukken toesturen, op eigen initiatief of op verzoek van die instanties.

ART 7.

De minister legt een voorstel van beslissing voor aan de Vlaamse Regering, op basis van de adviezen van de leden van de onderwijsinspectie en van de commissie van deskundigen.

ART 8.

De aanvrager wordt met een aangetekende brief op de hoogte gebracht van de beslissing van de Vlaamse regering over zijn aanvraag tot gelijkwaardigheid.

ART 9.

In de bijlage bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 november 2018 wordt het veertiende streepje van punt 1 vervangen door volgende bepaling:
"- de commissie van deskundigen in het kader van de procedure tot gelijkwaardigheid voor de eindtermen, de uitbreidingsdoelen Nederlands, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen.".

ART 10.

Het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1997 tot nadere bepaling van de afwijkingsprocedure voor ontwikkelingsdoelen en eindtermen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010, wordt opgeheven.

ART 11.

Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2019.

ART 12.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.