Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het kwaliteitstoezicht op de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, wat de leertijd betreft
goedkeuringsdatum
20 DECEMBER 2013
publicatiedatum
B.S.30/01/2014
datum laatste wijziging
19/02/2021
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 10/05/2019 (B.S. 01/08/2019)
(2)
B.Vl.R. van 18/09/2020 (B.S. 30/10/2020)
(3)
B.Vl.R. van 18/12/2020 (B.S. 19/02/2021)
De Vlaamse Regering,
Gelet op het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen", artikel 37, § 5, ingevoegd bij het decreet van 10 juli 2008 en gewijzigd bij het decreet van 8 mei 2009;
Gelet op het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 43, vervangen bij het decreet van 21 december 2012;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 augustus 2013;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van Syntra Vlaanderen, gegeven op 27 september 2013;
Gelet op advies 54.476/1 van de Raad van State, gegeven op 16 december 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel en de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.
In dit besluit wordt verstaan onder :
[1° beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen:
a) een aangetekende brief;
b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;
]
[1°/1]
centrum : een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen
[“als vermeld in artikel 26/2, § 1, 1°, van het decreet van
16 maart 2012 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid"]
;
2° centrumbestuur : het orgaan dat voor het centrum de bestuurshandelingen verricht, overeenkomstig de door de
statuten toegewezen bevoegdheden;
3° decreet van 7 mei 2004 : het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern
verzelfstandigd agentschap
["Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding"]
;
4° decreet van 10 juli 2008 : het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse
Gemeenschap;
[4°/1 departement: het Departement Werk en Sociale Economie, vermeld in artikel 25, § 1, van het besluit van de
Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;]
5° erkenning : de mogelijkheid om aan de jongeren de van rechtswege geldende studiebewijzen, vermeld in
[artikel 81 en 82]
van het decreet van 10 juli 2008, toe te kennen of te laten toekennen;
6° kalenderdag : elke dag van het jaar, uitgezonderd de dagen tijdens de herfst-, de kerst-, de krokus-, de paas- en
de zomervakantie;
7° leertijd : de opleiding, vermeld in
[artikel 2, 15°,]
van het decreet van 7 mei 2004;
8° opheffing van de erkenning : een van de volgende opheffingen van de erkenning :
a) de opheffing, in welbepaalde opleidingen van het centrum binnen de leertijd, van de mogelijkheid om aan de
jongeren de van rechtswege geldende studiebewijzen, vermeld in artikel 81 van het decreet van 10 juli 2008, toe te
kennen of te laten toekennen;
b) de opheffing, in alle opleidingen van het centrum binnen de leertijd, van de mogelijkheid om aan de jongeren
een of meer van de van rechtswege geldende studiebewijzen, vermeld in artikel 82 van het decreet van 10 juli 2008, toe
te kennen of te laten toekennen;
c) de opheffing, in alle opleidingen van het centrum binnen de leertijd, van de mogelijkheid om aan de jongeren
de van rechtswege geldende studiebewijzen, vermeld in
[artikel 81 en 82]
van het decreet van 10 juli 2008, toe te
kennen of te laten toekennen;
[8°/1 schriftelijk: op een van de volgende wijzen:
a) met een brief die met de post verstuurd wordt;
b) met een e-mail;
c) via “Mijn Onderwijs”: de persoonlijke en beveiligde website voor directies en administraties in het onderwijs;
]
9°
[Vlaamse Sociale Inspectie: de afdeling Vlaamse Sociale Inspectie van het departement;]
Art. 2.
Dit besluit is van toepassing op de leertijd.
Art. 3.
Het kwaliteitstoezicht van de onderwijsinspectie op de opleidingsprogramma’s van de centra, vermeld in
artikel 43 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, wordt uitgeoefend door middel van
doorlichtingen conform de bepalingen van dit besluit.
De onderwijsinspectie zal met
[de Vlaamse Sociale Inspectie]
over de concrete werkwijze een samenwerkingsprotocol sluiten.
HOOFDSTUK 2. — Opzet van een doorlichting
Art. 4.
Ieder centrum komt binnen een periode van
[zes]
jaar minimaal een keer aan bod om te worden doorgelicht.
Art. 5.
[Tijdens een doorlichting van een centrum gaat de onderwijsinspectie na of het centrum:
1° de onderwijsreglementering respecteert;
2° aan de kwaliteitsverwachtingen tegemoetkomt die opgenomen zijn in het referentiekader onderwijskwaliteit,
vermeld in artikel 6.
]
Als tijdens een doorlichting tekorten worden vastgesteld, wordt onderzocht of het centrum die tekorten al dan niet
zelfstandig en zonder externe ondersteuning kan wegwerken.
Art. 6.
Het referentiekader dat bij de doorlichtingen wordt gehanteerd, is hetzelfde als het referentiekader bij
doorlichting van onderwijsinstellingen zoals opgenomen in
[het besluit van de Vlaamse Regering van
4 mei 2018 houdende de vaststelling van het referentiekader onderwijskwaliteit, vermeld in artikel 4, § 2, eerste lid, 2°,
van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs]
.
Art. 7.
De onderwijsinspectie is niet bevoegd voor de controle op de invulling van het pedagogische of agogische
project, noch voor de controle op de gebruikte pedagogische, agogische, artistieke of begeleidingsmethoden. Ze is
evenmin bevoegd voor het toezicht op het onderwijs in de levensbeschouwelijke vakken.
De onderwijsinspectie oefent haar opdrachten uit op zodanige wijze dat de gelijke behandeling van de centra
gegarandeerd wordt.
De onderwijsinspectie oefent haar opdrachten uit op zodanige wijze dat de centra niet meer worden belast dan
voor een zorgvuldige uitoefening van het toezicht noodzakelijk is. Daarbij waakt ze erover bij de centra alleen gegevens
of documenten op te vragen die met het oog op het toezicht noodzakelijke informatie bevatten.
Art. 8.
De onderwijsinspectie baseert zich voor de bepaling van de frequentie en de intensiteit van de doorlichting
op het profiel van het centrum dat tot stand komt op basis van :
1° een reeks vooraf vastgestelde en meegedeelde gegevens over het centrum. Die gegevens zijn gerelateerd aan
elementen van het referentiekader;
2° het vorige doorlichtingsverslag en, in voorkomend geval, de verslagen van de opvolgingsdoorlichtingen.
In afwijking van het eerste lid kan naar aanleiding van ernstige klachten over een centrum, op verzoek van de
Vlaamse Regering, een doorlichting worden uitgevoerd.
Art. 9.
Een doorlichting kan nooit leiden tot een beoordeling van de rol van het centrumbestuur of van
individuele personeelsleden.
HOOFDSTUK 3. — Doorlichtingsteam
Art. 10.
Een doorlichting wordt uitgevoerd door een doorlichtingsteam dat bestaat uit ten minste twee leden van
de onderwijsinspectie.
Art. 11.
Het doorlichtingsteam kan worden uitgebreid met een of meer externe deskundigen. De onderwijsinspectie motiveert de deelname van die deskundigen aan het doorlichtingsteam en brengt het centrum daarvan vooraf
op de hoogte.
[Elke externe deskundige]
die deelneemt aan een doorlichting, is volwaardig lid van het doorlichtingsteam. Hij
participeert in de voorbereiding, de feitelijke doorlichting en de verslaggeving.
[Elke externe deskundige]
ontvangt voor
zijn prestaties een vergoeding die gelijk is aan de vergoeding van een externe deskundige die betrokken is bij
doorlichting van een onderwijsinstelling, tenzij de externe deskundige een personeelslid is van
[de Vlaamse Sociale
Inspectie]
.
HOOFDSTUK 4. — Doorlichtingsprocedure
Art. 12.
[...]
Art. 13.
[...]
Art. 14.
[De onderwijsinspectie deelt het centrumbestuur schriftelijk mee dat een centrum wordt doorgelicht. De
schriftelijke mededeling wordt minstens eenentwintig kalenderdagen voor de start van de doorlichting verstuurd. De
mededeling vermeldt uitdrukkelijk welke informatie voor en tijdens de doorlichtingsperiode ter beschikking moet zijn
van de inspectie.]
In afwijking van het eerste lid worden de centrumbesturen waarvan de doorlichtingsbezoeken in de maand
september zullen plaatsvinden, uiterlijk op 20 augustus op de hoogte gebracht.
Er worden geen doorlichtingsbezoeken uitgevoerd tussen 10 juni en 15 september.
Art. 15.
[...]
De leden van het doorlichtingsteam kunnen tijdens een doorlichtingsbezoek de directeur-afgevaardigd bestuurder
van het centrum verzoeken om bijkomende relevante documenten ter beschikking te stellen.
De leden van het doorlichtingsteam kunnen tijdens een doorlichtingsbezoek bijkomende relevante informatie
verzamelen door lessen en centrumgebonden activiteiten bij te wonen, en door gesprekken te voeren met
personeelsleden alsook met het centrumbestuur, met de ouders van de jongeren of met relevante derden. Tijdens de
lessen en aanverwante activiteiten kan bijkomende relevante informatie worden ingewonnen via gesprekken met de
jongeren.
Art. 16.
Het centrum moet de inspectie tijdens de doorlichting kunnen aantonen hoe de kwaliteit van de
ingerichte opleidingen wordt gewaarborgd. Het centrum kiest zelf de wijze waarop dat gebeurt.
Art. 17.
Het centrumbestuur wordt door de onderwijsinspectie schriftelijk verwittigd als de doorlichtingsbezoeken afgelopen zijn.
[...]
.
Art. 18.
[
Uiterlijk dertig kalenderdagen na de doorlichting, vermeld in artikel 6, bezorgt de onderwijsinspectie het
doorlichtingsverslag, vermeld in artikel 19, aan het centrumbestuur en aan de directeur-afgevaardigd bestuurder van
het centrum. Bij een ongunstig advies als vermeld in artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, a), of b), wordt het doorlichtingsverslag
met een beveiligde zending bezorgd.
Uiterlijk binnen dertig kalenderdagen nadat de directeur-afgevaardigd bestuurder van het centrum of het
centrumbestuur het doorlichtingsverslag heeft ontvangen, kan hij schriftelijk een bespreking van het verslag bij de
inspecteur-generaal aanvragen
De bespreking wordt zo spoedig mogelijk gepland en het centrumbestuur bepaalt zijn vertegenwoordiging.
De aanvraag van een bespreking van het verslag schort de periode van dertig kalenderdagen op voor de aanvraag
tot opschorting van de procedure tot intrekking van de erkenning, vermeld in artikel 19, § 3, eerste lid.
Uiterlijk binnen dertig kalenderdagen nadat de directeur-afgevaardigd bestuurder van het centrum of centrumbestuur het doorlichtingsverslag heeft ontvangen of, als er een bespreking is aangevraagd als vermeld in het vierde lid,
nadat het verslag besproken is, kan hij opmerkingen bezorgen aan de inspecteur-generaal. Die opmerkingen worden
ongewijzigd toegevoegd aan het verslag.
]
Art. 19.
[
§ 1. Elke doorlichting resulteert in een schriftelijk doorlichtingsverslag en een advies aan de Vlaamse
Regering. Het doorlichtingsverslag bevat een onderbouwing van het advies.
Het doorlichtingsteam, vermeld in artikel 10, met inbegrip van de deelnemende externe deskundigen, stelt in
consensus het doorlichtingsverslag op.
§ 2. Voor het hele centrum of voor een afzonderlijke opleiding zijn de volgende adviezen mogelijk:
1° gunstig advies: dat houdt in dat de erkenning van het centrum of van de opleiding voortgezet wordt. Een
gunstig advies kan het centrumbestuur verplichten zich te engageren om aan de tekorten te werken;
2° ongunstig advies: dat houdt in dat de procedure tot intrekking van de erkenning van het centrum of van
opleidingen opgestart wordt, met vermelding van:
a) de mogelijkheid om te verzoeken dat de procedure tot intrekking van de erkenning niet opgestart wordt, op
voorwaarde dat het centrumbestuur het engagement aangaat om zich bij het werken aan de tekorten extern te laten
begeleiden;
b) de onmogelijkheid om te verzoeken dat de procedure tot intrekking van de erkenning niet opgestart wordt.
Bij een advies als vermeld in het eerste lid, 2°, a) of b), brengt de Vlaamse Regering het centrumbestuur daarvan
met een beveiligde zending op de hoogte. Die mededeling bepaalt de datum waarop de erkenning wordt ingetrokken
en verwijst naar de mogelijkheden om:
1° de procedure tot intrekking van de erkenning op te schorten;
2° beroep aan te tekenen tegen de onmogelijkheid om de procedure tot intrekking van de erkenning op te schorten.
§ 3. Bij een advies als vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 2°, a), kan het centrumbestuur binnen dertig kalenderdagen
na de mededeling, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, verzoeken om de procedure tot intrekking van de erkenning niet
op te starten. Het verzoek wordt met een beveiligde zending ingediend bij de inspecteur-generaal van de
onderwijsinspectie. Die aanvraag bevat het engagement van het centrumbestuur om aan de tekorten te werken met
externe begeleiding.
Als het centrumbestuur verzoekt om de procedure tot intrekking van de erkenning niet op te starten, volgt een
nieuwe doorlichting binnen een tijdspanne die de onderwijsinspectie bepaalt op basis van de ernst en de aard van de
tekorten.
Als het centrumbestuur niet gebruikmaakt van de mogelijkheid om te verzoeken de procedure tot intrekking van
de erkenning niet op te starten, start de procedure tot intrekking van de erkenning.
§ 4. Bij een advies als vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 2°, b), kan het centrumbestuur binnen dertig kalenderdagen
na de mededeling, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, beroep aantekenen tegen de onmogelijkheid om te verzoeken
dat de procedure tot intrekking van de erkenning niet wordt opgestart.
Het beroep wordt met een gemotiveerd bezwaarschrift via een beveiligde zending ingediend bij de inspecteur-generaal. Het gemotiveerde bezwaarschrift geeft aan waarom de mogelijkheid tot opschorting van de procedure tot
intrekking van de erkenning gerechtvaardigd is.
§ 5. Het voorstel aan
[de VDAB]
over de subsidiëring, dat slaat op het geheel van de opleidingen van het
centrum binnen de leertijd of op een of meer afzonderlijke opleidingen van het centrum binnen de leertijd, leidt tot een
beslissing als vermeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2008 houdende uitvoering
van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap.
]
[In het eerste lid wordt verstaan onder VDAB: het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd
agentschap Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, opgericht bij artikel 3 van het decreet van
7 mei 2004.]
Art. 20.
[...]
Art. 21.
[Binnen dertig kalenderdagen nadat de directeur-afgevaardigd bestuurder van het centrum het
doorlichtingsverslag, vermeld in artikel 19, ontvangen heeft, of, als er een bespreking is aangevraagd als vermeld in
artikel 18, tweede lid, na de bespreking van het verslag informeert hij de leerlingen en de wettelijke vertegenwoordigers
van de leerlingen over de mogelijkheid tot inzage. Het verslag wordt door de directeur-afgevaardigd bestuurder van
het centrum geagendeerd en integraal besproken op een personeelsvergadering.]
Art. 22.
[...]
HOOFDSTUK 5. —
[Doorlichting na een ongunstig advies over de erkenning met mogelijkheid om te verzoeken dat de
procedure tot intrekking van de erkenning niet opgestart wordt]
Art. 23.
[
De nieuwe doorlichting, vermeld in artikel 19, § 3, tweede lid, mag op zijn vroegst plaatsvinden negentig
kalenderdagen na de datum waarop het definitieve verslag is bezorgd.
]
Art. 24.
[...]
HOOFDSTUK 6. —
[Doorlichting na een ongunstig advies over de erkenning met onmogelijkheid om te verzoeken dat
de procedure tot intrekking van de erkenning niet opgestart wordt]
Art. 25.
[
Binnen zestig kalenderdagen nadat de inspecteur-generaal het beroep, vermeld in artikel 19, § 4, eerste
lid, heeft ontvangen, onderzoekt een doorlichtingsteam, dat bestaat uit een gelijk aantal leden van de onderwijsinspectie en
[van de Vlaamse Sociale Inspectie]
, de argumenten van het centrumbestuur.
De inspecteur-generaal en
[het afdelingshoofd van de Vlaamse Sociale Inspectie]
stellen het doorlichtingsteam in
overleg samen. Het bestaat uit minstens twee inspecteurs en wordt voorgezeten door een coördinerende inspecteur. De
inspecteurs mogen geen deel hebben uitgemaakt van het doorlichtingsteam dat het ongunstige advies heeft
uitgebracht.
Het doorlichtingsteam kan alle onderzoekdaden verrichten.
]
Art. 26.
[
Het doorlichtingsteam, vermeld in artikel 25, geeft een van de volgende adviezen:
1° het centrumbestuur kan verzoeken om de procedure tot intrekking van de erkenning op te schorten, op
voorwaarde dat het centrumbestuur het engagement aangaat om zich bij het werken aan de tekorten extern te laten
begeleiden;
2° het ongunstige advies zonder de mogelijkheid om de opschorting van de procedure tot intrekking van de
erkenning in te roepen, blijft behouden.
De leden van het voormelde doorlichtingsteam beslissen in consensus. Het verslag met het advies motiveert
omstandig de beslissing. Het verslag van het voormelde doorlichtingsteam wordt binnen twintig kalenderdagen na
afloop van het onderzoek aan de Vlaamse Regering bezorgd en aan het centrumbestuur betekend met een beveiligde
zending, onder de verantwoordelijkheid van de inspecteur-generaal.”
]
Art. 27.
[...]
Art. 28.
[...]
Art. 29.
[...]
Art. 30.
[...]
Art. 31.
[...]
Art. 32.
[...]
HOOFDSTUK 7. — Werkingscode
Art. 33.
De werkingscode voor de onderwijsinspectie bij het kwaliteitstoezicht op de centra
[is de code die opgenomen is in de bijlage die is gevoegd bij het
besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012 tot vaststelling van de deontologische code voor inspectieleden,
vermeld in artikel 58 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs.]
.
[Met uitzondering van punt 7, 9, 11 en 14 van werkingscode, vermeld in het eerste lid, is de werkingscode ook van
toepassing op de leden van de Vlaamse Sociale Inspectie en de externe deskundigen die bij het kwaliteitstoezicht zijn
betrokken.]
De werkingscode wordt bekend gemaakt aan de centra en hun personeel.
HOOFDSTUK 8. — Openbaarheid
Art. 34.
[De doorlichtingsverslagen en de adviezen over de erkenning van het centrum kunnen worden
geraadpleegd overeenkomstig de bepalingen van titel II, hoofdstuk 3, van het bestuursdecreet van 7 december 2018.]
Art. 35.
[...]
HOOFDSTUK 9. —
[Overgangs-en slotbepalingen]
[
Art. 35/1.
§ 1. De centra die uiterlijk op 30 juni 2020 een beperkt gunstig advies hebben gekregen, worden geacht
een gunstig advies als vermeld in artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, te hebben gekregen.
§ 2. Elke doorlichting vanaf het schooljaar 2020-2021 gebeurt volgens de principes van dit besluit.
]
Art. 36.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.
Art. 37.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de professionele
vorming, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.