Bijzonder decreet betreffende het
gemeenschapsonderwijs.
goedkeuringsdatum
14 JULI 1998
publicatiedatum
B.S.30/09/1998
datum laatste wijziging
07/06/2024
COORDINATIE
(1)
Bijz. Decr. van 04/04/2014 (B.S. 19/06/2014)
detail
Bijzonder Decreet houdende wijziging van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs, wat betreft de schoolraad ;
(2)
Bijz. Decr. van 17/05/2024 (B.S. 07/06/2024)
detail
Bijzonder Decreet tot wijziging van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs, wat betreft het onderwijs in de gemeenschapsinstellingen die ter uitvoering van het jeugddelinquentierecht zijn opgericht ;
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij,
Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
TITEL I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.
Dit bijzonder decreet regelt
een gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.
Voor de toepassing van dit
bijzonder decreet wordt onder gemeenschapsonderwijs begrepen, het onderwijs van
de Vlaamse Gemeenschap, met uitzondering van :
1° het onderwijs ingericht door de universiteiten;
2° het onderwijs ingericht door de
hogescholen;
3° het hoger zeevaartonderwijs;
4°
[
[het onderwijs georganiseerd door
gemeenschapsinstellingen voor bijzondere jeugdbijstand; ]
[...]
]
5° het schriftelijk onderwijs.
TITEL II. - Algemene bepalingen
Art. 3.
Bij de Vlaamse regering,
hierna regering te noemen, wordt onder de benaming "het Gemeenschapsonderwijs"
een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid opgericht. De Raad van het
Gemeenschapsonderwijs bepaalt de zetel van het Gemeenschapsonderwijs.
Art. 4.
§ 1. Met
uitsluiting van ieder ander orgaan zijn de scholengroepen en de Raad van het
Gemeenschapsonderwijs de inrichtende macht van het in artikel 2 bedoelde
onderwijs, binnen de bevoegdheden die door en krachtens dit bijzonder decreet
worden toegekend.
§ 2. De
inrichtende machten van het gemeenschapsonderwijs bezitten al de bevoegdheden
die rechtstreeks of onrechtstreeks noodzakelijk of nuttig zijn voor de
uitoefening van hun opdracht, met inbegrip van het oprichten van of deelnemen
in andere rechtspersonen.
§ 3. In de
uitoefening van de bevoegdbeden bedoeld in § 2 worden geen middelen die de
inrichtende machten van de Vlaamse Gemeenschap ontvangen, gebruikt voor de
financiering van deze andere rechtspersonen, en worden geen bevoegdheden die
voortspruiten uit artikel 24, § 2, van de Grondwet,
afgestaan.
TITEL III. - De structuur van het
Gemeenschapsonderwijs
HOOFDSTUK I. - Bestuursniveaus van het
Gemeenschapsonderwijs
Art. 5.
§ 1. De
bestuursniveaus van het Gemeenschapsonderwijs zijn :
1° het lokale niveau : de scholen;
2°
het meso-niveau : de scholengroepen;
3° het
centrale niveau : het niveau waar artikel 127, § 2, van de Grondwet op van
toepassing is.
§ 2. Elke
school wordt bestuurd door een directeur, bijgestaan door een adviserende
schoolraad. Schoolraden van hetzelfde onderwijsniveau die in eenzelfde omgeving
zijn gevestigd, kunnen één schoolraad vormen. De Raad van het
Gemeenschapsonderwijs bepaalt de wijze waarop de nieuwe schoolraad wordt
gevormd.
§ 3. De
scholengroepen worden bestuurd door een algemene vergadering, een raad van
bestuur, een college van directeurs en een algemeen
directeur.
§ 4. Het
centrale niveau wordt bestuurd door de Raad van het Gemeenschapsonderwijs en de
afgevaardigd-bestuurder.
§ 5. De
raden van bestuur van de scholengroepen en de Raad van het
Gemeenschapsonderwijs dragen de juridische aansprakelijkheid voor de hen door
dit bijzonder decreet verleende bevoegdheden, en voeren de op hun door dit
bijzonder decreet verleende bevoegdheden betrekking hebbende
gedingen.
§ 6. Een
scholengroep is een geografisch samenhangende entiteit waarin
onderwijsinstellingen van alle niveaus en een centrum voor
leerlingenbegeleiding kunnen vertegenwoordigd zijn, en die tenminste
basisonderwijs en secundair onderwijs
aanbiedt.
Art. 6.
§ 1. De
leden van de bestuursorganen en van de schoolraden ondertekenen de verklaring
van gehechtheid aan het gemeenschapsonderwijs, de neutraliteitsverklaring en
het pedagogisch project van het gemeenschapsonderwijs. Deze ondertekening
gebeurt bij de aanvaarding van het lidmaatschap van een bestuursorgaan of van
een schoolraad van het Gemeenschapsonderwijs.
§ 2. Bij de
samenstelling van de bestuursorganen en van de schoolraden van het
Gemeenschapsonderwijs worden de rechten van de ideologische en filosofische
minderheidsstrekkingen gewaarborgd.
HOOFDSTUK II. - De scholen en de centra voor
leerlingenbegeleiding
Afdeling 1. - De schoolraden
Onderafdeling A. -
Samenstelling
Art. 7.
§
1. De schoolraad is samengesteld uit :
1°
drie stemgerechtigde leden, rechtstreeks verkozen door en uit de ouders van de
regelmatige leerlingen, uitgezonderd in het onderwijs voor sociale promotie en
het deeltijds kunstonderwijs voor volwassenen, waar de meerderjarige cursisten
kiesgerechtigd en verkiesbaar zijn;
2° drie
stemgerechtigde leden, rechtstreeks verkozen door en uit het personeel,
tewerkgesteld in een onder de schoolraad ressorterende school;
3° twee meerderjarige stemgerechtigde leden, door de groepen
onder 1° en 2° gecoöpteerd uit de lokale sociale, economische en
culturele milieus;
4° de directeur, die de
vergaderingen bijwoont met raadgevende stem;
[
5° in het secundair onderwijs twee stemgerechtigde leden, aangewezen door de leerlingenraad
[, met uitzondering van de leerlingen die in een gemeenschapsinstelling verblijven]
. Indien er geen leerlingenraad bestaat of indien de leerlingenraad ervoor kiest geen gebruik te maken van die mogelijkheid, dan worden de leden rechtstreeks verkozen door en uit de leerlingen. In het buitengewoon secundair onderwijs oordeelt de directeur in overleg met de pedagogische raad over de opportuniteit van een of meer leerlingen in de schoolraad, rekening houdend met de mogelijkheden en de draagkracht van de leerlingen. Wanneer de school opleidingsvorm 4 aanbiedt, is de opname van een of meer leerlingen verplicht.]
§ 2.
Voor de verkiezingen bedoeld in § 1, 1°, is ieder die het ouderlijk
gezag of de voogdij uitoefent over een kind dat ingeschreven is in een onder de
schoolraad ressorterende school, stemgerechtigd en verkiesbaar. Meerderjarige
leerlingen en ontvoogde minderjarigen zijn stemgerechtigd, maar niet
verkiesbaar. Niemand kan over meer dan een stem
beschikken.
§ 3.
De rechtstreeks verkozen leden uit § 1, 1°, voltooien hun mandaat in
de schoolraad ook nadat :
1° hun kinderen de
school verlaten hebben;
2° zijzelf als
cursist in het onderwijs voor sociale promotie de school hebben verlaten.
§ 4.
De rechtstreeks verkozen leden bedoeld in § 1, 2°, beëindigen van
rechtswege han mandaat wanneer ze niet langer tewerkgesteld zijn in een
onderwijsinstelling die onder de schoolraad ressorteert.
§ 5.
De schoolraden worden verkozen voor een periode van vier jaar, met uitzondering
van het onderwijs voor sociale promotie en het deeltijds kunstonderwijs, waar
de schoolraad voor een periode van twee jaar wordt
gekozen.
§ 6.
Een verkozen lid van de schoolraad dat zijn mandaat voortijdig beëindigt,
wordt opgevolgd door diegene die bij de laatste verkiezing de eerste niet
verkozen kandidaat was. Bij voortijdige beëindiging van een mandaat van
gecoöpteerd lid, gebeurt er een nieuwe coöptatie. Het aldus verkozen
of gecoöpteerd lid voleindigt het mandaat.
§ 7.
De Raad van het Gemeenschapsonderwijs stelt de kiesprocedure voor de
schoolraden vast en bepaalt de wijze waarop de coöptatie van de leden,
bedoeld in § 1, 3°, gebeurt.
[
§ 8. De ouders van de leerlingen die in een gemeenschapsinstelling verblijven, zijn niet stemgerechtigd en niet verkiesbaar voor de schoolraad.
]
Art. 8.
De schoolraad
kiest onder de leden, bedoeld in artikel 7, § 1,1° en 3°, een
voorzitter.
Art. 9.
§
1. Met het stemgerechtigd lidmaatschap van een schoolraad is onverenigbaar :
1° het lidmaatschap van een wetgevende
vergadering, een provincieraad, een gemeenteraad of een raad van een openbaar
centrum voor maatschappelijk welzijn, van een regering, een bestendige
deputatie, of de hoedanigheid van burgemeester;
2° de hoedanigheid van personeelslid van de school;
3° bloed- of aanverwantschap tot en met de
tweede graad, of de hoedanigheid van echtgenoot of samenwonende partner met een
persoon bedoeld in 2°;
4° de hoedanigheid
van lid van de raad van bestuur van een scholengroep van het
gemeenschapsonderwijs;
5° de hoedanigheid van
personeelslid van de pedagogische begeleidingsdienst;
6° de hoedanigheid van accountant belast met het financieel
toezicht op het gemeenschapsonderwijs;
7° de
hoedanigheid van verantwoordelijk leider, vast gevolmachtigde of vast
afgevaardigde van een vakorganisatie die de beroepsbelangen van het personeel
van het onderwijs behartigt;
8° de
hoedanigheid van personeelslid van de onderwijsinspectie van de Vlaamse
Gemeenschap;
9° de hoedanigheid van
personeelslid of lid van het bestuur van een inrichtende macht van het
gesubsidieerd onderwijs of van een gesubsidieerd centrum voor
leerlingenbegeleiding, het hoger onderwijs uitgezonderd;
10°
het lidmaatschap van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs;
11° het lidmaatschap van een andere schoolraad.
§ 2.
De onverenigbaarheden, bedoeld in § 1, 2° en 3°, gelden niet voor
de door de personeelsleden verkozen leden van de
schoolraad.
Onderafdeling B. - Bevoegdheden en
werking
Art. 10.
In het secundair
onderwijs bepaalt de schoolraad de wijze waarop de leerlingen worden betrokken
bij de werking van de schoolraad. Hij kan daartoe een leerlingenraad oprichten.
[Leerlingen die in een gemeenschapsinstelling verblijven, kunnen geen deel uitmaken van de leerlingenraad.]
Art. 11.
§
1. De schoolraad heeft volgende bevoegdheden :
1° advies aan de directeur inzake :
a) de algemene organisatie van de school;
b) de werving van leerlingen of cursisten;
c) de organisatie van extra muros-activiteiten en parascolaire
activiteiten
d) het schoolbudget;
e) het schoolwerkplan.
2° advies
aan de raad van bestuur en de algemeen directeur inzake :
a) de toewijzing van het mandaat van directeur;
b) de programmatie van het studieaanbod;
c) de schoolinfrastructuur;
d) de
organisatie van het leerlingenvervoer.
3°
overleg met de directeur inzake :
a) het
vastleggen van de criteria voor de aanwending van het
lestijdenpakket;
b) de organisatie van de
niet-lesgebonden opdrachten;
c) welzijn en
veiligheid op de school;
d) het
schoolreglement.
§ 2.
De schoolraad stelt een eigen reglement van orde op.
§ 3.
De organen van het Gemeenschapsonderwijs die bevoegd zijn beslissingen te nemen
in de in § 1 genoemde aangelegenheden, kunnen slechts rechtsgeldig
beslissen indien het advies van de schoolraad is gegeven. Indien de schoolraad
in de aangelegenheden bedoeld in § 1, 1° en 2°, geen advies geeft
binnen een termijn van 21 kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van
ontvangst van de vraag om advies, kan het bevoegde orgaan vrij een beslissing
nemen.
§ 4.
De schoolraad kan voor aangelegenheden bedoeld in § 1, 1° en 2°,
en voor andere aangelegenheden op eigen initiatief een advies geven aan de
directeur, de raad van bestuur en de algemeen directeur.
§ 5.
Andere advies- en overlegbevoegdheden kunnen bij decreet of besluit worden
verleend aan de schoolraad.
Art. 12.
§
1. De schoolraad heeft het recht informatie te vragen over beslissingen van de
directeur en van de bestuursorganen van de scholengroep die het schoolleven
beïnvloeden.
§ 2.
De bestuursorganen van de scholengroep moeten de vraag om informatie van de
schoolraad binnen een redelijke termijn
beantwoorden.
Art. 13.
De schoolraad
formuleert zijn advies bij gewone meerderheid. De schoolraad kan slechts geldig
adviseren wanneer meer dan de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig is.
Voor de bepaling van het meederheidsquorum worden onthoudingen, ongeldige
stemmen en blanco stemmen niet meegeteld.
Afdeling 2. - De directeur
Art. 14.
§ 1. De
directeur is bevoegd voor :
1° de algemene en
pedagogische organisatie van de school;
2°
het schoolwerkplan;
3° het opstellen van het
schoolreglement;
4° het vaststellen van de
ambtsbevoegdheden van de personeelsleden;
5°
het opstellen van de functiebeschrijvingen van de personeelsleden;
6° de begeleiding en evaluatie van de
personeelsleden;
7° het formuleren van
voorstellen voor de vaste benoeming van personeelsleden;
8°
de tijdelijke aanstelling van personeelsleden ten behoeve van de scholen;
9° de uitvoering van de
vernieuwingsprojecten;
10° de vaststelling
van de behoeften van het onderwijzend personeel inzake navorming;
11° maatregelen van orde en tucht tegen de
leerlingen;
12° de toepassing van de
toelatingsvoorwaarden in het onderwijs voor sociale promotie;
13° de organisatie van extra muros-activiteiten en
parascolaire activiteiten;
14° de aanwending
van het door de scholengroep toegekende schoolbudget;
15° de externe relaties van de school;
16° daden van behoud en daden van voorlopig beheer aan de
schoolinfrastructuur, en de uitvoering van de kleine infrastructuurwerken.
§ 2. De
directeur heeft de bevoegdheid om in de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld
in § 1, 13°, 15° en 16°, overeenkomsten te sluiten, met
inbegrip van overeenkomsten voor aanneming van werken, leveringen en
diensten.
§ 3. De
directeur kan daarnaast bevoegdheden uitoefenen die hem door de raad van
bestuur of de algemeen directeur van de scholengroep gedelegeerd
worden.
§ 4. De
directeur kan de bij dit artikel toegewezen bevoegdheden aan een personeelslid
van de school delegeren.
Art. 15.
Het mandaat van
directeur wordt toegewezen en beëindigd onder de voorwaarden en op de
wijze zoals bij decreet bepaald.
Afdeling 3. - De directeur van het centrum voor
leerlingenbegeleiding
Art. 16.
§ 1. De
directeur is bevoegd voor :
1° de algemene
organisatie van het centrum voor leerlingenbegeleiding;
2° het opstellen van een beleidsplan of een beleidscontract;
3° het vaststellen van de ambtsbevoegdheden
van de personeelsleden;
4° het opstellen van
de functiebeschrijvingen van de personeelsleden;
5° de begeleiding en evaluatie van de personeelsleden;
6° het formuleren van voorstellen voor de
benoeming van personeelsleden;
7° de
tijdelijke aanstelling van personeelsleden;
8° de uitvoering van de vernieuwingsprojecten;
9° de aanwending van het door de scholengroep
toegekende budget;
10° de externe relaties
van het centrum voor leerlingenbegeleiding;
11° daden van behoud en daden van voorlopig beheer en kleine
infrastructuurwerken.
§ 2. De
directeur heeft de bevoegdheid om binnen de uitoefening van zijn bevoegdheden
overeenkomsten te sluiten.
§ 3. De
directeur kan daarnaast bevoegdheden uitoefenen die hem door de raad van
bestuur of door de algemeen directeur van de scholengroep gedelegeerd
worden.
HOOFDSTUK III. - De
scholengroepen
Afdeling 1. - De algemene
vergadering
Onderafdeling A. -
Samenstelling
Art. 17.
§
1. De algemene vergadering wordt gevormd door twee afgevaardigden per
schoolraad die onder de scholengroep ressorteert, en de voorzitter van de raad
van bestuur, die de algemene vergadering voorzit.
§ 2.
Een afgevaardigde van elke schoolraad wordt gekozen door en uit de in artikel
7, § 1, 1° en 3°, bedoelde leden van de schoolraad. Een
afgevaardigde van elke schoolraad wordt verkozen door en uit de in artikel 7,
§ 1, 2°, bedoelde leden van de schoolraad. De vertegenwoordigers van
de schoolraden kunnen voor elke vergadering opnieuw worden
aangeduid.
§ 3.
De algemeen directeur woont de vergaderingen van de algemene vergadering
bij.
Onderafdeling B. - Bevoegdheden en
werking
Art. 18.
§
1. De algemene vergadering bekrachtigt :
1°
de begroting en de jaarrekening;
2° de
aanstelling van de algemeen directeur door de raad van bestuur.
§ 2.
Indien de algemene vergadering een beslissing zoals bedoeld in § 1 niet
bekrachtigt, formuleert de raad van bestuur binnen een termijn van 21
kalenderdagen vanaf de datum van de beslissing van de algemene raad een nieuw
voorstel.
Art. 19.
De algemene
vergadering is bevoegd om bij beslissing van ten minste tweederden van de
uitgebrachte stemmen het mandaat van de algemeen directeur te beëindigen.
Voor de bepaling van het meerderheidsquorum worden onthoudingen, ongeldige
stemmen en blanco stemmen niet meegeteld.
Art. 20.
§
1. De voorzitter van de raad van bestuur roept de algemene vergadering samen op
eigen initiatief, of op vraag van ten minste een derde van de schoolraden van
de scholengroep.
§ 2.
De raad van bestuur stelt een eigen reglement van orde op en bepaalt het
reglement van orde van de algemene vergadering.
§ 3.
De bekrachtigingsbeslissingen bedoeld in artikel 18, § 1, kunnen alleen
rechtsgeldig worden genomen indien de helft plus een van de leden aanwezig
zijn. Indien dit quorum niet wordt bereikt, roept de voorzitter van de raad van
bestuur binnen de 21 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van de eerste
vergadering een nieuwe vergadering samen waarop hetzelfde punt geagendeerd
wordt. Indien bij de tweede vergadering het quorum niet wordt bereikt, zijn de
voorgelegde beslissingen van rechtswege
bekrachtigd.
Afdeling 2. - De raad van bestuur van de
scholengroepen
Onderafdeling A. -
Samenstelling
Art. 21.
§
1. De raad van bestuur van een scholengroep is samengesteld uit :
1° zes meerderjarige stemgerechtigde leden,
rechtstreeks verkozen door de leden van de schoolraden;
2° drie meerderjarige stemgerechtigde leden, gecoöpteerd
door de in 1° bedoelde verkozenen, op voorstel van het college van
directeurs;
3° de algemeen directeur, die een
raadgevende stem heeft.
§ 2.
De raad van bestuur wordt verkozen voor een periode van vier
jaar.
§ 3.
De Raad van het Gemeenschapsonderwijs stelt de kiesprocedure voor de raden van
bestuur vast en bepaalt de wijze waarop de coöptatie van de leden van de
raden van bestuur, bedoeld in § 1, 2°, gebeurt.
§ 4.
Een verkozen lid van de raad van bestuur dat zijn mandaat voortijdig
beëindigt, wordt opgevolgd door degene die bij de laatste verkiezing het
best gerangschikt was. Bij het voortijdig beëindigen van het mandaat van
een gecoöpteerd lid, gebeurt een nieuwe coöptatie. Het aldus verkozen
of gecoöpteerd lid voleindigt het mandaat.
§ 5.
Een stemgerechtigd lid van de raad van bestuur dat op drie opeenvolgende
vergaderingen zonder geldige verontschuldiging afwezig blijft, kan door de raad
van bestuur worden opgeroepen om zich te verantwoorden op de eerstvolgende
vergadering van de raad van bestuur, die ten vroegste 21 dagen na de voorgaande
vergadering plaats heeft. Blijft de betrokkene op deze vergadering zonder
geldige reden afwezig, of oordeelt een meerderheid van de overige
stemgerechtigde leden dat de gegeven verklaring de afwezigheden niet kan
rechtvaardigen, dan verliest het betrokken lid van rechtswege zijn mandaat.
Blijft betrokkene op deze vergadering met een geldige reden afwezig, dan wordt
dit punt op een volgende vergadering
geagendeerd.
Art. 22.
Het
stemgerechtigd lidmaatschap van de raad van bestuur is onverenigbaar met :
1° het lidmaatschap van een wetgevende
vergadering, een provincieraad, een gemeenteraad of een raad van een openbaar
centrum voor maatschappelijk welzijn, van een regering, een bestendige
deputatie, of de hoedanigheid van burgemeester;
2° de hoedanigheid van personeelslid van het
gemeenschapsonderwijs;
3° de hoedanigheid van
lid van het bestuur van een andere scholengroep van het gemeenschapsonderwijs,
behoudens voor de algemeen directeur;
4° het
lidmaatschap van een schoolraad;
5° de
hoedanigheid van personeelslid of lid van het bestuur van een inrichtende macht
of van een schoolbestuur van het gesubsidieerd onderwijs of van een
gesubsidieerd centrum voor leerlingenbegeleiding, het hoger onderwijs
uitgezonderd;
6° het lidmaatschap van de Raad
van het Gemeenschapsonderwijs;
7° de
hoedanigheid van personeelslid van de pedagogische begeleidingsdienst;
8° de hoedanigheid van accountant belast met
het financieel toezicht op het gemeenschapsonderwijs;
9° de hoedanigheid van verantwoordelijk leider, vast
gevolmachtigde of vast afgevaardigde van een vakorganisatie die de
beroepsbelangen van het personeel van het onderwijs behartigt;
10° de hoedanigheid van personeelslid van de
onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap.
Onderafdeling B. - Bevoegdheden en
werking
Art. 23.
§
1. De raad van bestuur heeft volgende bevoegdheden :
1° inzake algemeen beleid :
a)
de oprichting, samenvoeging en afschaffing van onderwijsinstellingen, centra
voor leerlingenbegeleiding en vestigingsplaatsen, binnen de grenzen die worden
gesteld door het grondwettelijk beginsel van de vrije keuze;
b) het formuleren van voorstellen tot oprichting, samenvoeging en
afschaffing van scholengroepen;
c) het formuleren
van voorstellen tot oprichting, samenvoeging en afschaffing van
scholengemeenschappen met inrichtende machten van het gesubsidieerd
onderwijs;
d) het organiseren van de vrijwillige
samenwerking met andere scholengroepen;
e) het
aangaan van samenwerkingsakkoorden met inrichtende machten of schoolbesturen
van het gesubsidieerd onderwijs;
f) het beslechten
van geschillen tussen scholen of schoolraden en tussen het centrum voor
leerlingenbegeleiding en scholen binnen de scholengroep;
g) het beheer van de autonome internaten.
2° inzake het pedagogisch beleid :
a) het bekrachtigen van de schoolreglementen, bedoeld in artikel
14, § 1, 3°, van dit bijzonder decreet;
b) de organisatie van de werking van het centrum voor
leerlingenbegeleiding, op advies van het college van directeurs; de organisatie
van een centrum voor leerlingenbegeleiding dat meer dan een scholengroep
bedient, komt toe aan de scholengroep met het grootst aantal
leerlingen;
c) de verdeling van de studiegebieden
en de programmatie van studierichtingen;
d) het
formuleren van voorstellen aan de afgevaardigd-bestuurder inzake de
programmatie van unieke studierichtingen;
e) het
sluiten van de overeenkomst met een centrum voor
leerlingenbegeleiding.
3° inzake het
personeelsbeleid :
a) de benoeming van
personeelsleden overeenkomstig het personeelsstatuut;
b) de toewijzing en beëindiging van het mandaat van directeur
en het mandaat van algemeen directeur;
c) de
aanstelling van de overige leden van het bestuurspersoneel, op voordracht van
het college van directeurs;
d) maatregelen inzake
tucht en orde met betrekking tot personeelsleden;
e) beslissingen over de taakverdeling van de leden van het
bestuurspersoneel van de scholengroep.
4°
inzake het materieel en financieel beleid :
a)
het beheer en de toewijzing van de middelen van de scholengroep aan de scholen
en het centrum voor leerlingenbegeleiding;
b) het
voeren van het boekhoudkundig plan;
c) het
afsluiten van overeenkomsten ten bezwarende titel, uitgezonderd deze met
betrekking tot zakelijke rechten en onverminderd het andersbepaalde in dit
bijzonder decreet;
d) de goedkeuring van de
begroting en de jaarrekening van de scholengroep, op voorstel van de algemeen
directeur;
e) het formuleren van voorstellen tot
verwerving of vervreemding van onroerende goederen;
f) het formuleren van voorstellen voor nieuwbouw of
verbouwingen;
g) het sluiten van overeenkomsten
inzake de huur en de verhuring van gebouwen; de duur van de overeenkomsten
inzake verhuring van gebouwen is niet langer dan 9 jaar;
h) het beleid inzake de contractuele personeelsleden;
i) de verdeling tussen de scholen van de middelen voor
kleine infrastructuurwerken en voor beslissingen inzake daden van behoud en de
middelen voor daden van voorlopig beheer aan de schoolinfrastructuur;
j) het innen van de inschrijvingsgelden van de
cursisten.
[h) het beheer van het onderwijs in de gemeenschapsinstellingen die ter uitvoering van het jeugddelinquentierecht zijn opgericht.]
§ 2.
De beslissingen bedoeld in § 1, 2°, b), worden genomen in overleg met
de algemeen directeurs van de scholengroepen waarvoor het centrum voor
leerlingenbegeleiding de begeleiding doet.
§ 3.
De raden van bestuur van de scholengroepen zijn bevoegd voor alle
aangelegenheden die bij dit bijzonder decreet niet uitdrukkelijk aan andere
bestuursorganen zijn toegewezen.
Art. 24.
§
1. De raad van bestuur kan slechts rechtsgeldig beslissen indien meer dan de
helft van de stemgerechtigde leden aanwezig is. De raad van bestuur neemt zijn
beslissingen bij gewone meerderheid. Voor de bepaling van het
meerderheidsquorum worden onthoudingen, ongeldige stemmen en blanco stemmen
niet meegeteld.
§ 2.
De raad van bestuur vergadert minstens vier keer per
schooljaar.
§ 3.
De raad van bestuur kan de hem bij dit bijzonder decreet toegekende
bevoegdheden, met uitzondering van deze bedoeld in artikel 23, § 1,
1°, a) tot en met f), 2°, a), d) en e), 3°, a) tot en met c),
4°, a), d) tot en met g), delegeren aan de algemeen
directeur.
§ 4.
De bevoegdheid om de tuchtmaatregel van ontslag uit te spreken, kan niet worden
gedelegeerd.
Art. 25.
§ 1.
De raad van bestuur stelt onder zijn leden een voorzitter aan en stelt een
reglement van orde op.
§ 2.
De Raad van het Gemeenschapsonderwijs bepaalt de procedure voor de aanstelling
van de voorzitters van de raden van
bestuur.
Afdeling 3. - Het college van
directeurs
Onderafdeling A. -
Samenstelling
Art. 26.
§
1. Het college van directeurs is samengesteld uit :
1° de directeurs van de scholen die tot de scholengroep
behoren;
2° de directeur van het centrum voor
leerlingenbegeleiding dat tot de scholengroep behoort, volgens het criterium
bepaald in artikel 23, § 1, 2°, b), van dit decreet.
§ 2.
Elk lid van het college van directeurs is
stemgerechtigd.
Onderafdeling B. - Bevoegdheden en
werking
Art. 27.
§
1. Inzake algemeen beleid kan het college van directeurs afspraken maken tussen
de scholen van de scholengroep, voorstellen formuleren en adviezen geven aan de
raad van bestuur van de scholengroep en aan de algemeen directeur, en kan het
eigen punten op de agenda van de raad van bestuur van de scholengroep laten
plaatsen. Het college kan slechts rechtsgeldig beslissen indien meer dan de
helft van de leden aanwezig is. Het college neemt zijn beslissingen bij gewone
meerderheid.
§ 2.
Het college van directeurs bereidt de vergaderingen van de raad van bestuur
voor en staat in voor de uitvoering van de beslissingen van de raad van
bestuur. De algemeen directeur zit het college van directeurs
voor.
§ 3.
Inzake het pedagogisch beleid is het college van directeurs bevoegd voor
:
1° het formuleren van voorstellen aan de
raad van bestuur met betrekking tot de organisatie en de werking van het
centrum voor leerlingenbegeleiding;
2° het
maken van taakafspraken voor het centrum voor leerlingenbegeleiding;
3° het maken van algemene afspraken inzake
oriëntatie van leerlingen;
4° de
organisatie van de beroepsprocedure voor maatregelen inzake orde en tucht tegen
leerlingen en cursisten;
5° het formuleren
van voorstellen inzake de verdeling van studiegebieden en de programmatie van
studierichtingen.
§ 4.
Inzake het personeelsbeleid is het college van directeurs bevoegd voor
:
1° het beheer van de loopbaan van de
personeelsleden;
2° het maken van afspraken
inzake de werving van personeelsleden;
3° het
maken van afspraken inzake de lesbevoegdheid van het onderwijzend personeel;
4° de coördinatie van de
functiebeschrijvingen en evaluatiemechanismen;
5° de vaststelling van de behoeften inzake nascholing van het
ander personeel dan bedoeld in artikel 14, § 1, 10°, en de
coördinatie van de vraag inzake nascholing binnen de scholengroep;
6° het voordragen van bestuurspersoneel aan
de raad van bestuur;
7° de planning van de
inzetbaarheid van het ondersteunend personeel.
Afdeling 4. - De algemeen
directeur
Onderafdeling A. -
Aanduiding
Art. 28.
§
1. Het mandaat van algemeen directeur wordt door de raad van bestuur
toegewezen. Alleen directeurs van scholen van de scholengroep komen in
aanmerking voor het mandaat van algemeen directeur.
§ 2.
De procedure voor de toewijzing en beëindiging van het mandaat van
algemeen directeur wordt bij decreet bepaald.
§ 3.
Het geldelijk statuut van de algemeen directeur wordt bij decreet
bepaald.
Art. 29.
Het mandaat van
algemeen directeur kan worden beëindigd op de wijze zoals bepaald in de
artikelen 19, 23, § 1, 3°, b), en 35, 2°, van dit bijzonder
decreet.
Onderafdeling B. -
Bevoegdheden
Art. 30.
§
1. De algemeen directeur is bevoegd voor :
1°
het opstellen van het jaarverslag van de scholengroep inzake de algemene
werking, de financiële toestand en de kwaliteitsbewaking;
2° het opstellen van een budgettair meerjarenplan voor de
scholengroep;
3° het opstellen van de
begroting van de scholengroep;
4° de
taakverdeling van het ondersteunend personeel, het opvoedend hulppersoneel, en
administratief personeel van de scholengroep;
5° het beheer van de gemeenschappelijke keukenvoorzieningen;
6° het beheer en de invulling van het
contractuele personeelskader;
7° de kleine
infrastructuurwerken;
8° het formuleren van
voorstellen aan de Raad van het Gemeenschapsonderwijs inzake grote
infrastructuurwerken en de uitvoering van de grote infrastructuurwerken in
samenwerking met de Raad van het Gemeenschapsonderwijs;
9° de organisatie van het leerlingenvervoer;
10° het opstellen en uitvoeren van een remediëringsplan,
in toepassing van de artikelen 52 en 57 van dit bijzonder decreet;
11° het formuleren van voorstellen aan de
raad van bestuur met betrekking tot de taakverdeling van de leden van het
bestuurspersoneel.
Voor de bevoegdheden sub
5°, 6°, 7°, 8° en 9°, kan hij in naam en voor rekening van
de scholengroep alle overeenkomsten sluiten, met inbegrip van overeenkomsten
voor aanneming van werken, leveringen en diensten.
§ 2.
In geval van hoogdringendheid kan de algemeen directeur beslissingen nemen om
de belangen van de scholengroep te vrijwaren. Deze beslissingen dienen op de
eerstvolgende raad van bestuur te worden voorgelegd, die ze kan herroepen of
wijzigen voorzover aan de beslissingen nog geen uitvoering is
gegeven.
§ 3.
Voor alle aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de scholengroep of
de scholen vertegenwoordigt de algemeen directeur het Gemeenschapsonderwijs in
en buiten rechte.
§ 4.
De algemeen directeur kan de hem bij dit bijzonder decreet toegewezen
bevoegdheden, met uitzondering van de bevoegdheden bedoeld in § 1, 1°,
2°, 3°, 10° en 11°, en de hem gedelegeerde bevoegdheden
delegeren binnen de scholengroep aan de directeur of het hoofd van een
instelling. Deze delegatie is slechts mogelijk na goedkeuring door de Raad van
Bestuur.
HOOFDSTUK IV. - Het niveau van de Vlaamse
Gemeenschap
Afdeling 1. - De Raad van het
Gemeenschapsonderwijs
Onderafdeling A. -
Samenstelling
Art. 31.
§
1. De Raad van het Gemeenschapsonderwijs, hierna de Raad genoemd, is
samengesteld uit :
1° vijf leden,
rechtstreeks verkozen door een kiescollege dat bestaat uit de in artikel 7,
§ 1, 1° en 3°, bedoelde leden van de schoolraden;
2° vijf leden, die worden verkozen door een kiescollege, dat
bestaat uit de directeurs en de in artikel 7, § 1, 2°, bedoelde leden
van de schoolraad :
3° drie leden die worden
aangeduid door de Vlaamse universiteiten met een pedagogische faculteit, op
voordracht van de faculteiten pedagogie, economie en rechten van deze
universiteiten;
4° twee leden die gezamenlijk
worden aangeduid door de Vlaamse Autonome Hogescholen.
§ 2.
De Raad wordt verkozen voor een periode van vier jaar. De regering legt de
kiesprocedure voor de Raad vast, op voorstel van de Raad.
§ 3.
Alle leden van de Raad zijn stemgerechtigd.
§ 4.
De afgevaardigd bestuurder woont de vergaderingen van de Raad bij met
raadgevende stem.
§ 5.
Een verkozen lid van de Raad dat zijn mandaat voortijdig beëindigt, wordt
opgevolgd door diegene die bij de laatste verkiezing de eerste niet verkozen
kandidaat was. De leden bedoeld in § 1, 3° en 4°, die hun mandaat
voortijdig beëindigen, worden opgevolgd door leden die de universiteiten
of hogescholen aanduiden. Het aldus verkozen of aangeduid lid voleindigt het
mandaat.
Art. 32.
Met het
lidmaatschap van de Raad is onverenigbaar :
1° het lidmaatschap van een wetgevende vergadering, een
provincieraad, een gemeenteraad of een raad van een openbaar centrum voor
maatschappelijk welzijn, van een regering, een bestendige deputatie, of de
hoedanigheid van burgemeester;
2° de
hoedanigheid van personeelslid van het gemeenschapsonderwijs, behalve voor de
leden bedoeld in artikel 31, 2°;
3° de
hoedanigheid van lid van een bestuursorgaan van een scholengroep van het
gemeenschapsonderwijs;
4° de hoedanigheid van
personeelslid of van lid van een schoolbestuur of een inrichtende macht van het
gesubsidieerd onderwijs of van een gesubsidieerd centrum voor
leerlingenbegeleiding, het hoger onderwijs uitgezonderd;
5°
de hoedanigheid van personeelslid van de diensten van de Raad;
6° de hoedanigheid van personeelslid van de pedagogische
begeleidingsdienst;
7° de hoedanigheid van
personeelslid van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap;
8° de hoedanigheid van accountant belast met
het toezicht op de organen van het Gemeenschapsonderwijs;
9° de hoedanigheid van verantwoordelijk leider, vast
gevolmachtigde of vast afgevaardigde van een vakorganisatie die de
beroepsbelangen van het personeel van het onderwijs behartigt;
10° de hoedanigheid van personeelslid van het departement
Onderwijs van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
11°
de hoedanigheid van algemeen directeur van een scholengroep van het
gemeenschapsonderwijs.
Onderafdeling B. - Bevoegdheden en
werking
Art. 33.
§
1. Inzake algemeen beleid is de Raad bevoegd voor :
1° het opstellen van de neutraliteitsverklaring en de
verklaring van gehechtheid aan het gemeenschapsonderwijs;
2° de interne kwaliteitszorg van het gemeenschapsonderwijs, op
voorstel van de afgevaardigd-bestuurder;
3°
het uitwerken van een algemeen strategisch plan voor het gemeenschapsonderwijs,
met inbegrip van het formuleren van voorstellen aan de raden van bestuur van
scholengroepen inzake onderwijsorganisatie en studieaanbod in het kader van de
vrijwaring van de grondwettelijk gewaarborgde keuzevrijheid;
4° de beslissing over het oprichten, samenvoegen en afschaffen
van een scholengroep, op voorstel van de raad van bestuur van de scholengroepen
waarbij de weigering tot bekrachtiging moet worden gemotiveerd;
5° de beslissing over het oprichten,
samenvoegen en afschaffen van scholengemeenschappen met inrichtende machten van
het gesubsidieerd onderwijs, op voorstel van de raad van bestuur van de
Scholengroepen waarbij de weigering tot bekrachtiging moet worden gemotiveerd;
6° het oprichten, samenvoegen en afschaffen
van interne adviesorganen en pedagogische diensten, op voorstel van de
afgevaardigd-bestuurder :
7° de programmatie
van unieke studierichtingen, op voorstel van de afgevaardigd-bestuurder;
8° de vernietiging van beslissingen tot
afschaffing van scholen, internaten, vestigingsplaatsen, of centra voor
leerlingenbegeleiding wanneer dit de grondwettelijk gewaarborgde keuzevrijheid
in gevaar brengt;
9° de ondersteuning van de
andere bestuursniveaus, op voorstel van de afgevaardigd-bestuurder;
10° het opstellen van een procedure voor de
aanstelling van de algemeen directeur van een scholengroep, op voorstel van de
afgevaardigd-bestuurder;
11° de goedkeuring
van het jaarverslag, op voorstel van de afgevaardigd-bestuurder;
12° de toewijzing en beëindiging van het
mandaat van afgevaardigd-bestuurder;
13° het
afsluiten van samenwerkingsakkoorden met het gesubsidieerd onderwijs en andere
instellingen of diensten ter uitvoering van zijn bevoegdheden.
[14° het aanwijzen van de scholengroepen die belast worden met het onderwijs in de gemeenschapsinstellingen die ter uitvoering van het jeugddelinquentierecht zijn opgericht.]
§ 2.
In de gevallen bedoeld in artikel 33, § 1, 4° en 5°, kan de Raad
na de tweede weigering tot bekrachtiging een beslissing nemen in de plaats van
de raad van bestuur van een scholengroep. Elke weigeringsbeslissing wordt
gemotiveerd.
Art. 34.
Inzake het
pedagogisch beleid is de Raad bevoegd voor :
1° het opstellen van het pedagogisch project van het
gemeenschapsonderwijs;
2° het opstellen van
de leerplannen en de aanvaarding van de door scholen ingediende leerplannen;
3° de organisatie van de pedagogische
begeleiding.
Art. 35.
Inzake
personeelsbeleid is de Raad bevoegd voor :
1°
de organisatie van nascholing, op basis van de vraag vanuit de lokale
bestuursniveaus en de organisatie van het vormingscentrum van de centra voor
leerlingenbegeleiding;
2° de beëindiging
van het mandaat van een directeur en van de algemeen directeur, op voorstel van
de afgevaardigd-bestuurder, wanneer toepassing wordt gemaakt van artikel 58.
Art. 36.
Inzake materieel
en financieel beleid is de Raad bevoegd voor :
1° de goedkeuring van de eigen begroting en jaarrekeningen, op
voorstel van de afgevaardigdbestuurder;
2°
het vaststellen van criteria voor de verdeling tussen de scholengroepen van
werkingsmiddelen, middelen voor eigenaarsonderhoud en kleine
infrastructuurwerken;
3° het vastleggen van
de algemene bouwplanning, de planning van grote infrastructuurwerken, en voor
de zware didactische apparatuur op basis van voorstellen van de scholengroepen
en op voorstel van de afgevaardigd-bestuurder;
4° de uitvoering van de in 3° bedoelde werken, in
samenwerking met de betrokken scholengroep;
5° het opstellen van een algemeen plan voor het
leerlingenvervoer;
6° het verwerven, beheren
en vervreemden van onroerende goederen, op voorstel van de raad van bestuur van
een scholengroep.
Art. 37.
§
1. De Raad kan slechts rechtsgeldig beslissen in aanwezigheid van meer dan de
helft van de stemgerechtigde leden. De Raad beslist bij gewone meerderheid,
behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 33, § 1, 1°, en artikel
34, 1°, waarvoor een tweederde meerderheid nodig is om geldig te beslissen.
Voor de bepaling van het meerderheidsquorum worden onthoudingen, ongeldige
stemmen en blanco stemmen niet meegeteld.
§ 2.
De Raad verkiest onder zijn leden, bedoeld in artikel 31, 1°, 3° en
4°, een voorzitter. De regering bepaalt de procedure voor de verkiezing van
de voorzitter van de Raad.
§ 3.
De Raad stelt een eigen reglement van orde op.
§ 4.
De leden van de Raad onthouden zich van het beraadslagen en het stemmen over
aangelegenheden die de school waar ze zijn tewerkgesteld of de scholengroep
waaronder de school, het centrum voor leerlingenbegeleiding en het internaat
waar ze zijn tewerkgesteld, ressorteert,
betreffen.
Art. 38.
De Raad kan de in
dit bijzonder decreet toegewezen bevoegdheden, behoudens deze bedoeld in
artikel 33, § 1, 1°, en artikel 34, 1°, delegeren aan de
afgevaardigd-bestuurder.
Afdeling 2. - De
afgevaardigd-bestuurder
Onderafdeling A. - Toewijzing van het
mandaat
Art. 39.
§
1. De afgevaardigd-bestuurder wordt aangesteld door de Raad, op basis van een
algemeen bekendgemaakte selectieprocedure door de instelling bevoegd voor de
personeelswerving voor de Vlaamse Gemeenschap, of door een privaatrechtelijke
organisatie voor personeelswerving en -selectie.
§ 2.
De regering bepaalt het profiel en de functiebeschrijving van de
afgevaardigd-bestuurder.
§ 3.
De functie van afgevaardigd-bestuurder is een mandaatfunctie die voor
onbepaalde duur wordt uitgeoefend. De Raad kan het mandaat op elk ogenblik
beëindigen.
Onderafdeling B. -
Bevoegdheden
Art. 40.
De
afgevaardigd-bestuurder voert het dagelijks beheer en beleid. Hij leidt de
centrale administratie. De afgevaardigd-bestuurder is ertoe gehouden aan de
Raad te rapporteren over zijn beheer en beleid.
Art. 41.
Inzake het
algemeen beleid is de afgevaardigd-bestuurder bevoegd voor :
1° het formuleren van voorstellen inzake de organisatie van de
algemene kwaliteitszorg;
2° het formuleren
van voorstellen tot het oprichten, afschaffen en samenvoegen van adviesorganen
en van pedagogische diensten;
3° het
formuleren van voorstellen voor de programmatie van unieke studierichtingen;
4° het formuleren van voorstellen tot het
aanbieden van diensten aan de andere bestuursniveaus;
5° het beslechten van geschillen tussen scholengroepen;
6° overleg namens het gemeenschapsonderwijs
met de overheid, met andere inrichtende machten dan die van het
Gemeenschapsonderwijs en met andere instanties;
7° het opstellen van het jaarverslag;
8° de organisatie van de door de Raad aangeboden diensten,
bedoeld onder 4°.
Art. 42.
Inzake het
pedagogisch beleid is de afgevaardigd-bestuurder bevoegd voor de toewijzing van
de centraal toegekende middelen, in het kader van het algemeen strategisch plan
bedoeld in artikel 33, § 1, 3°, in overleg met de algemeen directeurs.
Art. 43.
§
1. Inzake het personeelsbeleid is de afgevaardigd-bestuurder bevoegd voor :
1° de personeelsleden van de administratie
van de Raad, met inbegrip van de pedagogische begeleidingsdiensten en het
vormingscentrum van de centra voor leerlingenbegeleiding;
2° het beheer van de bijzondere tewerkstellingscircuits en het
beheren van de verloven en de terbeschikkingstellingen van de personeelsleden
die op het centrale niveau fungeren;
3° het
organiseren van de reaffectaties buiten een scholengroep;
4° het formuleren van voorstellen tot het beëindigen van
een mandaat van een directeur of een algemeen directeur, wanneer toepassing
wordt gemaakt van artikel 58.
§ 2.
De voorstellen bedoeld in § 1, 4°, zijn gesteund op vaststellingen uit
de verslagen van de accountants, belast met het financieel toezicht op de
scholengroepen of van de onderwijsinspectie van de Vlaamse
Gemeenschap.
Art. 44.
§
1. Inzake het materieel en financieel beleid is de afgevaardigd-bestuurder
bevoegd voor :
1° het opstellen van de
begroting en de rekeningen van de Raad;
2°
het consolideren van de begroting en de rekeningen van de scholengroepen;
3° het formuleren van voorstellen voor
criteria voor de verdeling tussen de scholengroepen van de middelen voor
eigenaarsonderhoud en kleine infrastructuurwerken;
4° het formuleren van voorstellen voor de algemene
bouwplanning en grote infrastructuurwerken, op voorstel van de scholengroepen;
5° het formuleren van voorstellen voor het
algemeen plan voor het leerlingenvervoer;
6°
het organiseren van stockaanbiedingen voor materiële uitrusting, waarvan
de scholengroepen op vrijwillige basis gebruik kunnen maken;
7° het opleggen van een budgettair saneringsplan aan
scholengroepen die een onevenwichtige begroting, die niet kadert in een
meerjarenplan, hebben ingediend of die een onevenwichtig meerjarenplan hebben
ingediend wanneer toepassing wordt gemaakt van artikel 58.
§ 2.
Binnen zijn bevoegdheden kan de afgevaardigd-bestuurder in naam en voor
rekening van het Gemeenschapsonderwijs overeenkomsten
sluiten.
§ 3.
Voor alle aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de Raad en van de
afgevaardigd-bestuurder, vertegenwoordigt de afgevaardigd-bestuurder het
Gemeenschapsonderwijs in en buiten rechte.
§ 4.
De algevaardigd-bestuurder kan de hem bij dit bijzonder decreet toegekende en
gedelegeerde bevoegdheden delegeren aan personeelsleden van de administratieve
diensten bedoeld in artikel 66, na goedkeuring door de
Raad.
Art. 45.
In spoedeisende
gevallen en binnen de bevoegdheden van de Raad en de afgevaardigd-bestuurder,
kan de afgevaardigd-bestuurder ter vrijwaring van de belangen van het
gemeenschapsonderwijs beslissingen nemen. De beslissingen genomen in toepassing
van dit artikel moeten ter bekrachtiging aan de eerstvolgende vergadering van
de Raad worden voorgelegd, die ze kan herroepen of wijzigen voor zover nog geen
uitvoering aan deze beslissingen is gegeven.
TITEL IV. - Toezicht
HOOFDSTUK I. - Financieel
toezicht
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 46.
§ 1. De
scholengroepen en het Gemeenschapsonderwijs, bij wege van de Raad, voeren ten
aanzien van alle voorzieningen, elk wat hen betreft, een volledige boekhouding,
volgens een door de regering vast te stellen eenvormig boekhoudkundig plan.
§ 2. Elk
jaar vóór 30 april dienen de scholengroepen een goedgekeurde
jaarrekening over het voorgaande begrotingsjaar in bij de
Raad.
§ 3. Elk
jaar vóór 30 september dient de Raad een goedgekeurde
jaarrekening over het voorgaande begrotingsjaar in bij de
regering.
§ 4. De
regering bepaalt de voorschriften waaraan de jaarrekeningen bedoeld in § 2
en § 3 moeten voldoen.
§ 5. Het
college van accountants, en elk lid ervan, beschikt over alle bevoegdheden die
noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn controleopdracht. Ze kunnen door
de algemene vergadering van de scholengroepen en door de
afgevaardigd-bestuurder worden gehoord over alle punten die tot hun opdracht
behoren en door dezelfden worden verzocht een tussentijds accountantsverslag op
te stellen.
Afdeling 2. - Toezicht op
scholengroepen
Art. 47.
§ 1. De
financiële controle op het beheer van de scholengroepen wordt voor
rekening van het Gemeenschapsonderwijs, verricht door een college van vijf
accountants, hiertoe aangesteld door de regering voor een termijn van vier
jaar.
§ 2. Het
eerste college van accountants wordt aangesteld voor een termijn van 8
jaar.
§ 3. Het
college verkiest onder zijn leden een
coördinator.
Art. 48.
De controle door een
lid van het college van accountants heeft betrekking op de aanwending van door
de Vlaamse Gemeenschap ter beschikking gestelde financiële middelen.
Art. 49.
De controle omvat :
1° het financieel evenwicht van de begroting
en de rekeningen;
2° het onderzoek van de
rekeningen en de financiële staten.
Art. 50.
§ 1.
Het college van accountants, of elk lid ervan, kan de scholengroepen in het
algemeen, of een scholengroep in het bijzonder, adviseren aangaande de
boekhoudkundige organisatie en omtrent de aan te brengen correcties.
Art. 51.
§ 1.
Elk lid van het college stelt jaarlijks een verslag op van zijn bevindingen, en
deelt het mee aan de raad van bestuur van de betrokken scholengroep en aan de
coördinator van het college van accountants.
§ 2. Het
verslag, bedoeld in § 1, wordt gevoegd bij het
jaarverslag.
Art. 52.
§ 1. Is
de afgevaardigd-bestuurder of de Raad van oordeel dat de goedgekeurde
jaarrekening van een scholengroep onregelmatig is, of stellen zij vast dat de
door de scholengroep ingediende begroting in onevenwicht is, of dat deze niet
kadert in het meerjarenplan van de scholengroep, of dat het meerjarenplan niet
in evenwicht is, dan kunnen zij de goedkeuring van de jaarrekening of de
begroting bij gemotiveerde beslissing vernietigen binnen de zestig
kalenderdagen na de ontvangst ervan.
§ 2.
Wordt door de scholengroep een nieuwe goedgekeurde jaarrekening ingediend die
onregelmatig is of wordt een nieuwe begroting ingediend die niet voldoet, of
blijft de scholengroep in gebreke een nieuwe beslissing te nemen gedurende een
termijn van zestig dagen volgend op de eerste vernietigingsbeslissing, dan
stelt de afgevaardigd-bestuurder bij gemotiveerde beslissing, en in voorkomend
geval na vernietiging, de jaarrekening en/of de begroting van de betrokken
scholengroep vast.
§ 3. Bij
de beslissing zoals bedoeld in artikel 52, § 2, kan de
afgevaardigd-bestuurder aan de betrokken scholengroep een budgettair
saneringsplan opleggen.
Afdeling 3. - Het niveau van de Vlaamse
Gemeenschap
Art. 53.
§ 1.
Het college van accountants is met betrekking tot het financieel toezicht op de
Raad belast met dezelfde opdracht als bepaald in afdeling 2 van dit hoofdstuk.
§ 2. Het
college voert zijn controleopdracht op de Raad voor rekening van de
regering.
Art. 54.
Het college van
accountants stelt een jaarlijks accountantsverslag op met zijn bevindingen, en
voegt het bij het jaarverslag van de Raad, zoals bedoeld in de artikelen 60 en
61 van dit bijzonder decreet.
HOOFDSTUK II. - Beleidstoezicht
Afdeling 1. - Scholengroepen
Art. 55.
Het toezicht over de
scholengroepen berust bij de Raad en de afgevaardigd-bestuurder, elk wat hun
bevoegdheden betreft.
Art. 56.
§ 1.
Het toezicht bedoeld in artikel 55 wordt uitsluitend uitgeoefend op basis van
de doorlichtingsverslagen en tussentijdse verslagen van de onderwijsinspectie
van de Vlaamse Gemeenschap en van de jaarlijkse of de tussentijdse
accountantsverslagen.
§ 2. De
Raad en de afgevaardigd-bestuurder kunnen de onderwijsinspectie verzoeken om
tussentijdse inspecties uit te voeren.
Art. 57.
§ 1.
Zijn de conclusies van de in artikel 56 genoemde verslagen geheel of ten dele
negatief, dan kan de afgevaardigd-bestuurder daaromtrent een of meer
agendapunten doen opnemen op de eerstvolgende vergadering van de raad van
bestuur of van het college van directeurs van de betrokken scholengroep.
§ 2. De
bestuursorganen van de scholengroep zijn ertoe gehouden binnen de dertig dagen
volgend op het verzoek van de afgevaardigd-bestuurder te
vergaderen.
§ 3. De
afgevaardigd-bestuurder kan de vergaderingen waarop de door hem geagendeerde
punten worden behandeld, bijwonen en er voorstellen van beslissing
formuleren.
Art. 58.
Indien de raad van
bestuur of het college van directeurs geen beslissing neemt binnen de zestig
dagen vanaf de datum van mededeling van het verzoek tot agendering, of indien
de afgevaardigd-bestuurder oordeelt dat de beslissing niet of onvoldoende
tegemoetkomt aan de vaststellingen van een in artikel 56 genoemd verslag, dan
neemt hij een beslissing in de plaats van de scholengroep.
Afdeling 2. - Het niveau van de Vlaamse
Gemeenschap
Art. 59.
Het beleidstoezicht
over de Raad en de afgevaardigd-bestuurder wordt uitgeoefend door de regering.
Art. 60.
Het toezicht bedoeld
in artikel 59 wordt uitgeoefend op basis van een jaarverslag dat
vóór 30 september van elk jaar aan de regering wordt voorgelegd.
De regering deelt het jaarverslag mee aan het Vlaams Parlement.
Art. 61.
In het jaarverslag
wordt verplicht vermeld :
1° op welke manier
de afgevaardigd-bestuurder gebruik heeft gemaakt van zijn injunctierecht, zoals
bedoeld in de artikelen 52, 57 en 58 van dit bijzonder decreet;
2° de manier waarop de vrije keuze als
grondwettelijke opdracht van het gemeenschapsonderwijs werd gewaarborgd;
3° de wijze waarop de taken van openbare
dienst, de acceptatieplicht in het bijzonder, werd vervuld;
4° de stand van de algemene kwaliteitszorg van het
gemeenschapsonderwijs
TITEL V. - Financiering
Art. 62.
§ 1. De
financiële middelen van het gemeenschapsonderwijs bestaan uit :
1° de op de begroting van de
Vlaamse Gemeenschap uitgetrokken middelen;
2°
de vergoedingen voor prestaties geleverd door het gemeenschapsonderwijs;
3° de inkomsten van de onroerende goederen
waarvan het gemeenschapsonderwijs het beheer heeft :
4° de schenkingen en legaten;
5° de opbrengst van tegoeden en van de belegging van
beschikbare gelden;
6° de opbrengst van de
vervreemding van roerende en onroerende goederen;
7° andere inkomsten.
§ 2. De in
artikel § 1, 1° bedoelde middelen mogen de uitgaven dekken voor
:
1° de werking van de bestuurs-
en adviesorganen van het gemeenschapsonderwijs;
2° de administratieve dienstverlening van het
gemeenschapsonderwijs;
3° de werking en
uitrusting van de instellingen van het gemeenschapsonderwijs;
4° de werking en uitrusting van de diensten en centra voor
pedagogische begeleiding en vorming van het gemeenschapsonderwijs;
5° de investeringen ten behoeve van het
gemeenschapsonderwijs;
6° de
infrastructuurwerken en het eigenaarsonderhoud.
De saldi van de middelen bedoeld in 3° zijn, met behoud van
hun bestemming, jaarlijks overdraagbaar.
Art. 63.
De middelen bedoeld in
artikel 62, § 1, 1° worden door de Vlaamse Gemeenschap rechtstreeks
gestort aan de scholengroepen, conform de criteria die de Raad in toepassing
van artikel 36, 2°, van dit bijzonder decreet heeft vastgelegd en aan het
centrale niveau voor de aan dit niveau toegewezen bevoegdheden.
Art. 64.
Indien op de eerste dag van
het begrotingsjaar geen goedkeuring is gegeven aan de begroting van de raad van
bestuur van een scholengroep of van de Raad, is de raad van bestuur van de
betrokken scholengroep of de Raad ertoe gemachtigd uitgaven te doen ten belope
van het bedrag ingeschreven op de begroting van het voorgaande jaar, tenzij het
principieel nieuwe uitgaven betreft, waartoe geen machtiging is verleend bij de
begroting van het vorige jaar, behoudens andersluidende beslissingen van de
regering.
TITEL VI. - Personeel
HOOFDSTUK I. - Personeel van het
Gemeenschapsonderwijs
Art. 65.
§ 1. Het
administratief en geldelijk statuut van het personeel van het
Gemeenschapsonderwijs wordt bij decreet bepaald.
§ 2. De
Vlaamse Gemeenschap betaalt rechtstreeks de wedde uit van de krachtens de
geldende wetten en reglementen in dienst genomen
personeelsleden.
§ 3. Om als
lid van het personeel van het Gemeenschapsonderwijs in dienst te kunnen worden
genomen, moet het personeelslid bij de indiensttreding de
neutraliteitsverklaring, de verklaring van gehechtheid aan het
gemeenschapsonderwijs, zoals vastgelegd in uitvoering van artikel 33, § 1,
1°, en het pedagogisch project van het gemeenschapsonderwijs, zoals
vastgelegd in uitvoering van artikel 34, 1°,
ondertekenen.
HOOFDSTUK II. - De administratieve
diensten
Art. 66.
Het centrale niveau
beschikt over administratieve diensten. De afgevaardigd-bestuurder bepaalt de
dienstaanwijzing en de plaats van tewerkstelling van het personeel van de
administratieve diensten.
Art. 67.
§ 1. De
personeelsformatie van de Raad wordt door de regering, op voorstel van de
afgevaardigd-bestuurder vastgelegd, in functie van de door dit bijzonder
decreet aan de Raad verleende bevoegdheden.
§ 2. De
regering bepaalt het administratief en geldelijk statuut van het personeel van
de administratieve diensten van de Raad.
TITEL VII. - Slotbepalingen
HOOFDSTUK I. - Opheffings- en
overgangsbepalingen
Art. 68.
Het bijzonder decreet van
19 december 1988 betreffende de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs
wordt opgeheven.
Art. 69.
In afwijking op artikel
68 wordt titel VIbis van het bijzonder decreet van 19 december 1988 niet
opgeheven. Het opschrift van dit bijzonder decreet wordt gewijzigd in
"Bijzonder decreet van 13 juli 1994 betreffende de Vlaamse Autonome
Hogescholen". De regering coördineert de tekst, inzonderheid wat de
nummering van de artikelen betreft.
Art. 70.
§ 1. De
colleges van directeurs worden samengesteld vóór 1 april 1999.
Zij duiden onder hun leden een voorzitter aan.
§ 2. De
colleges van directeurs oefenen de bevoegdheden van de scholengemeenschappen,
zoals door of krachtens de decreten bepaald, uit met ingang van 1 september
1999.
Art. 71.
De schoolraden worden
samengesteld vóór 1 april 2001.
Art. 72.
De algemene vergaderingen
en de raden van bestuur worden vóór 1 april 2002 samengesteld en
nemen vanaf 1 april 2002 hun bevoegdheden op. De raden van bestuur stellen
vóór 1 mei 2002 de algemeen directeurs aan. De regering legt de
kiesprocedure voor de eerste verkiezing van de Raad vast, op voorstel van de
centrale raad van de ARGO.
Art. 73.
De Raad wordt voor 1
januari 2003 samengesteld en neemt vanaf 1 januari 2003 zijn bevoegdheden op.
De Raad stelt op de eerste vergadering de afgevaardigd-bestuurder aan.
Art. 74.
§ 1. De
voorzitters van de lokale raden uit het bijzonder decreet van 19 december 1988,
of de door hen aangewezen personen, oefenen vanaf 1 januari 2000 tot 31 maart
2002 de bevoegdheden van de raden van bestuur, zoals bepaald in dit bijzonder
decreet, uit.
§ 2. Een
voorlopige algemene vergadering oefent met ingang van 1 januari 2000 tot en met
31 maart 2002 de bevoegdheden van de algemene vergadering uit. Deze voorlopige
algemene vergadering wordt samengesteld uit twee leden per lokale raad, zoals
bedoeld in het bijzonder decreet van 19 december 1988, en wordt als volgt
samengesteld :
1° een lid verkozen door en uit
de verkozen ouders en de verkozen leden uit de sociale, economische en
culturele milieus;
2° een lid verkozen door
en uit de gecoöpteerde personeelsleden.
Art. 75.
§ 1. De
lokale schoolraden van de ARGO en de lokale raden van bestuur van de ARGO,
bedoeld in artikel 5, § 1, 2° en 3°, van het bijzonder decreet van
19 december 1988 betreffende de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs,
oefenen de in dat bijzonder decreet toegewezen bevoegdheden uit tot en met 31
december 1999.
§ 2. De
centrale raad van de ARGO, bedoeld in artikel 5, § 1, 1° van het
bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de Autonome Raad voor het
Gemeenschapsonderwijs, oefent tot en met 31 december 2002 de in dat bijzonder
decreet toegewezen bevoegdheden uit, met uitsluiting van de bevoegdheden die
vanaf de inwerkingtreding van dit bijzonder decreet worden uitgeoefend door de
bestuursorganen van de scholengroepen, de voorlopige bestuursorganen bedoeld in
artikel 74 inbegrepen. De centrale raad oefent de in het bijzonder decreet van
19 december 1988 verleende bevoegdheden ten aanzien van de centra voor
leerlingenbegeleiding uit tot en met 31 augustus 2000.
§ 3. De
organen van de ARGO blijven gedurende de in § 1 en § 2 vermelde
overgangsperiodes fungeren volgens de bepalingen uit het bijzonder decreet van
19 december 1988.
§ 4. In de
plaats van de in dit bijzonder decreet voorziene toezichtsregeling blijft de
toezichtsregeling voorzien in titel VI van het bijzonder decreet van 19
december 1988, tot en met 31 december 1999 van toepassing op de lokale
schoolraden en de raden van bestuur en tot en met 31 december 2002 op de
centrale raad.
Art. 76.
De centrale raad van de
ARGO wijst vóór 1 januari 2000 de scholengroepen aan, alsook de
bevoegde centra voor leerlingenbegeleiding op voorstel van de lokale raden, en
de lokale raden van bestuur. De centrale raad stelt tegelijk met de vorming van
de scholengroepen de criteria vast voor de verdeling van de middelen, met
inbegrip van de saldi van de door de centrale raad voorafgenomen
werkingsmiddelen, tussen de scholengroepen.
Art. 77.
§ 1. De
organen van het Gemeenschapsonderwijs treden binnen de door dit bijzonder
decreet toegekende bevoegdheden in de rechten en verplichtingen van de ARGO die
voor de inwerkingtreding van dit bijzonder decreet zijn ontstaan. In deze
overdracht zijn begrepen alle rechten en verplichtingen die verbonden zijn aan
hangende en toekomstige gerechtelijke procedures.
§ 2.
Onverminderd hetgeen werd bepaald in § 1, treden de scholengroepen met
ingang van 1 april 2002 in de rechten en verplichtingen van de lokale raden en
raden van bestuur die met deze scholengroep overeenstemt, en treedt de Raad met
ingang van 1 januari 2003 in de rechten en verplichtingen van de centrale raad
van de ARGO. Indien de onderwijsinstellingen, ressorterend onder een lokale
raad of raad van bestuur, in uitvoering van dit bijzonder decreet aan meer dan
een scholengroep worden overgedragen, bepaalt de centrale raad bij de
beslissing bedoeld in artikel 76 welke scholengroep de rechten en
verplichtingen van de lokale raad of raad van bestuur
overneemt.
Art. 78.
§ 1. De
roerende en onroerende goederen uitsluitend bestemd voor het
gemeenschapsonderwijs bedoeld in artikel 2, die overeenkomstig artikel 57,
§ 1 van de Financieringswet van 16 januari 1989 zonder vergoeding van de
Staat aan de Vlaamse Gemeenschap worden overgedragen, worden aan het
Gemeenschapsonderwijs overgedragen.
§ 2. De
sedert 1 jannari 1989 door de ARGO verworven roerende en onroerende goederen,
bestemd voor het Gemeenschapsonderwijs, worden aan het Gemeenschapsonderwijs
overgedragen.
§ 3. De
saldi vastgesteld op 31 december 1999 bij de lokale raden en de diensten met
afzonderlijk beheer, worden op 1 januari 2000 aan de scholengroepen
overgedragen. De saldi van lokale raden en diensten met afzonderlijk beheer die
onder meerdere scholengroepen zullen ressorteren, worden uitgesplitst over de
scholengroepen volgens criteria die de centrale raad van de ARGO
vaststelt.
§ 4. De
saldi vastgesteld bij de centrale raad van de ARGO op 31 december 2002, worden
op 1 januari 2003 overgedragen aan de Raad voor het
Gemeenschapsonderwijs.
Art. 79.
§ 1. Tot de
datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad van de personeelsformatie van
de diensten van de Raad, bedoeld in artikel 66 en 67, worden de administratieve
diensten van de ARGO, bedoeld in titel V, hoofdstuk II, van het bijzonder
decreet van 19 december 1988 betreffende de Autonome Raad voor het
Gemeenschapsonderwijs, ter beschikking gesteld van de instelling bedoeld in
artikel 3.
§ 2. Tot de
datum van het bereiken van deze personeelsformatie waarborgt de Vlaamse
Gemeenschap de middelen voor de werking van de administratieve diensten van de
ARGO van [het refertejaar 1997]. De middelen
worden jaarlijks geïndexeerd.
erratum 28/04/2010
Art. 80.
Voor de toepassing van
dit bijzonder decreet moet tot de vorming van de centra voor
leerlingenbegeleiding, het begrip "centrum voor leerlingenbegeleiding" worden
vervangen door het begrip "centrum voor psychologische, medische en sociale
begeleiding".
HOOFDSTUK II. - Inwerkingtreding
Art. 81.
Onverminderd het in
hoofdstuk 1 bepaalde, treedt dit bijzonder decreet in werking op 1 april 1999.