Besluit van de Vlaamse regering houdende de regeling van de
procedure en de voorwaarden voor subsidiëring van studenten- en
leerlingenkoepelverenigingen.
goedkeuringsdatum
17 MAART 2000
publicatiedatum
B.S.28/03/2000
datum laatste wijziging
29/08/2024
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 17/11/2000 (B.S. 19/12/2000)
(2)
B.Vl.R. van 12/01/2001 (B.S. 20/03/2001)
(3)
B.Vl.R. van 28/08/2020 (B.S. 18/09/2020)
(4)
B.Vl.R. van 21/06/2024 (B.S. 28/08/2024)
De Vlaamse regering,
Gelet op het decreet
houdende de subsidiëring van studenten- en leerlingenkoepelverenigingen
van 30 maart 1999, inzonderheid op artikel 9, tweede lid;
Gelet
op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 december
1999;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd
voor Begroting, gegeven op 16 december 1999;
Gelet op het
besluit van de Vlaamse regering van 22 december 1999, over het verzoek aan de
Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één
maand;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en
Vorming;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
Voor de toepassing van dit besluit wordt
verstaan onder :
1° het decreet : het decreet van
30 maart 1999
houdende de subsidiëring van studenten- en
leerlingenkoepelverenigingen;
2° de minister : de Vlaamse
minister bevoegd voor Onderwijs;
3° de administratie : de
administratie aangewezen door de minister om de beslissingen die ingevolge dit
besluit worden genomen, uit te voeren en op te volgen;
4°
koepelvereniging : een studentenkoepelvereniging of een
leerlingenkoepelvereniging in de zin van het decreet.
Art. 2.
[
Binnen de perken van de hiertoe op de begroting voorziene kredieten kan de minister jaarlijks subsidies
toekennen aan studentenkoepelverenigingen die voldoen aan de in het decreet en in dit besluit gestelde voorwaarden.
Indien verscheidene studentenkoepelverenigingen aan de subsidiëringsvoorwaarden voldoen, worden de op de
begroting beschikbare middelen over de studentenkoepelverenigingen verdeeld in verhouding tot het aantal raden dat
elk ervan overkoepelt.
De studentenkoepelvereniging moet een aanvraag indienen, zoals bepaald in artikel 3 tot en met 6.
]
[
Art. 2/1.
§ 1. Binnen de perken van de hiertoe op de begroting voorziene kredieten kan de minister voor een
periode van één of meerdere jaren subsidies toekennen aan leerlingenkoepelverenigingen die voldoen aan de in het
decreet en in dit besluit gestelde voorwaarden.
In het geval de minister een subsidie voor meer dan één jaar aan een leerlingenkoepelvereniging toekent, wordt
de subsidie jaarlijks geëvalueerd en jaarlijks uitbetaald zoals bepaald in artikel 7 en gelden de bepalingen zoals
geformuleerd in paragraaf 2.
Indien binnen eenzelfde onderwijsniveau verscheidene leerlingenkoepelverenigingen in aanmerking komen voor
een subsidie, worden de op de begroting beschikbare middelen over de leerlingenkoepelverenigingen verdeeld in
verhouding tot het aantal raden dat elk ervan overkoepelt.
§ 2. De Vlaamse Regering sluit een beheersovereenkomst met de leerlingenkoepelvereniging af voor de betreffende
subsidieperiode. Deze beheersovereenkomst bevat ten minste:
1° de doelstellingen;
2° de planning, rapportering en opvolging van de werkzaamheden;
3° de aanwending van de subsidie.
De leerlingenkoepelvereniging moet geen aanvraag indienen, zoals bepaald in artikel 3 tot en met 6.
De leerlingenkoepelvereniging maakt een planning die bestaat uit een werkingsprogramma voor de betreffende
subsidieperiode met overeenstemmende begroting, en jaarlijks een actieplan met concrete acties en een overeenstemmende begroting. Het werkingsprogramma voor de betreffende periode is maximaal afgestemd op de doelstellingen
uit de beheersovereenkomst.
De jaarlijkse rapportering over de realisatie van de doelstellingen en acties gebeurt aan de hand van een
inhoudelijk verslag en een financieel verslag.
Een opvolgingsgroep opgericht door het Departement Onderwijs en Vorming van het Vlaams Ministerie van
Onderwijs en Vorming staat in voor de periodieke opvolging van de werking van de leerlingenkoepelvereniging
]
Art. 3.
Om in aanmerking te komen voor de toekenning
van een subsidie moet de koepelvereniging in haar aanvraag het bewijs leveren
dat ze voldoet aan de voorwaarden omschreven in de
artikelen 4 tot en met
9 van het
decreet.
Art. 4.
De koepelverenigingen richten de aanvraag voor
de subsidie met een aangetekende brief aan de Minister.
Deze
aanvraag wordt ten laatste op 31 december voorafgaand aan het jaar waarvoor de
subsidiëring wordt aangevraagd, ingediend. Voor het jaar 2000 mag deze
aanvraag uitzonderlijk ingediend worden tot 31 maart
2000.
Aanvragen die na deze data ingediend worden, zijn
onontvankelijk.
Art. 5.
Deze aanvraag moet volgende gegevens bevatten
:
1° De statuten van de vereniging;
2°
Het uittreksel uit het Belgisch Staatsblad waaruit blijkt dat de aanvrager een
vereniging is zonder winstgevend doel;
3° Een lijst van de
studentenraden of leerlingenraden die de aanvrager overkoepelt én de
onderwijsinstellingen waar deze raden zich situeren;
4° Een
actieplan waarin alle activiteiten voor het komende werkjaar worden
beschreven;
5° Een raming van de kosten voor werking,
personeel en projecten;
6° Een raming van alle inkomsten
van de koepelvereniging.
Art. 6.
De administratie gaat na of de aanvrager aan
alle decretale voorwaarden voldoet en formuleert een advies aan de
Minister.
De Minister neemt een beslissing inzake de
subsidiëring ten laatste drie maanden na de indiening van de aanvraag.
[Tegen een negatieve beslissing van de minister kan door de koepelvereniging in
beroep gegaan worden binnen tien werkdagen nadat de beslissing haar werd
meegedeeld. Op basis van de aanvullende stukken die naar aanleiding van het
beroep bij het aanvraagdossier werden gevoegd, zal de minister een definitieve
beslissing nemen inzake de subsidiëring.]
Art. 7.
[De jaarlijkse subsidie wordt uitbetaald in twee schijven:
1° 80 % na de goedkeuring van de planning van de werkzaamheden en de begroting voor het betreffende
werkingsjaar;
2° 20 % na de goedkeuring van de rapportering van de werkzaamheden en het financieel verslag betreffende het
werkingsjaar.
]
[
De koepelvereniging kan sociaal passief opbouwen met de middelen van de subsidie die op het einde van het
werkingsjaar niet werden aangewend. De koepelvereniging kan nooit meer sociaal passief aanleggen dan nodig is om
de wettelijke verplichtingen na te komen. De berekening van het sociaal passief moet jaarlijks samen met het financieel
verslag opnieuw ter goedkeuring worden voorgelegd aan de administratie.
]
Art. 8.
[
De koepelvereniging rapporteert elk werkingsjaar aan de hand van een jaarverslag binnen een termijn van
maximaal 6 maanden na de werkingsperiode waarop ze betrekking heeft.
]
Art. 9.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1
januari 2000.
Art. 10.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.