Decreet betreffende de Hogere
Zeevaartschool
goedkeuringsdatum
20 FEBRUARI 2009
publicatiedatum
B.S.29/04/2009
datum laatste wijziging
06/01/2025
COORDINATIE
(1)
Decr. van 18/12/2009 (B.S. 30/12/2009)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010 ;
(2)
Decr. van 09/07/2010 (B.S. 28/07/2010)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2010 ;
(3)
Decr. van 01/06/2012 (B.S. 22/06/2012)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2012 ;
(4)
Decr. van 13/07/2012 (B.S. 08/11/2012)
detail
Decreet betreffende de integratie van de academische hogeschoolopleidingen in de universiteiten ;
(5)
Decr. van 21/12/2012 (B.S. 31/12/2012)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2013 ;
(6)
Decr. van 05/07/2013 (B.S. 30/07/2013)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2013 ;
(7)
Decr. van 19/12/2014 (B.S. 30/12/2014)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015 ;
(8)
Decr. van 19/06/2015 (B.S. 21/08/2015)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXV ;
(9)
Decr. van 18/12/2015 (B.S. 29/12/2015)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2016 ;
(10)
Decr. van 22/12/2017 (B.S. 29/12/2017)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2018 ;
(11)
Decr. van 21/12/2018 (B.S. 28/12/2018)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2019 ;
(12)
Decr. van 01/03/2019 (B.S. 28/03/2019)
detail
Decreet tot wijziging van de regelgeving betreffende het toezicht op en bepaalde organisatorische aspecten van het hoger onderwijs ;
(13)
Decr. van 18/12/2020 (B.S. 30/12/2020)
detail
Programmadecreet bij de begroting 2021 ;
(14)
Decr. van 09/07/2021 (B.S. 20/08/2021)
detail
Programmadecreet bij de aanpassing van de begroting 2021 ;
(15)
Decr. van 23/12/2021 (B.S. 29/2021)
detail
Programmadecreet bij de begroting 2022 ;
(16)
Decr. van 25/02/2022 (B.S. 25/05/2022)
detail
Decreet tot uitvoering van maatregelen over het onderwijs uit cao XII Leerplicht, cao V Basiseducatie en cao VI Hoger onderwijs vanaf het school- of academiejaar 2021-2022 ;
(17)
Decr. van 16/12/2022 (B.S. 29/12/2022)
detail
Programmadecreet bij de begroting 2023 ;
(18)
Decr. van 20/12/2024 (B.S. 30/12/2024)
detail
Programmadecreet bij de begroting 2025 ;
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij,
Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : decreet betreffende de Hogere
Zeevaartschool.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.
Dit decreet regelt een
gemeenschapsaangelegenheid.
HOOFDSTUK II. - Financiering
Art. 2.
§ 1. De Vlaamse Gemeenschap draagt
jaarlijks bij in de financiering van de werking van de Vlaamse autonome
hogeschool Hogere Zeevaartschool.
De werkingsuitkering draagt
bij in de dekking van de gewone uitgaven voor onderwijs, onderzoek,
maatschappelijke en wetenschappelijke dienstverlening, de financiering van
investeringen, de afbetaling van leningen en voor de administratie van de
instelling, met inbegrip van de roerende uitrustingen.
§ 2.
[Het bedrag van de
werkingsuitkering bestemd voor de Hogere Zeevaartschool wordt vastgesteld op
[5.375.631,00 euro
(prijsniveau 2021)]
. Dit bedrag is samengesteld uit
:
1° een onderwijssokkel
van
[2.000.000,00 euro]
;
2°
een variabel onderwijsdeel van
[3.375.631,00 euro]
.
Het bedrag, bestemd
voor de uitbetaling van de verhoging van het vakantiegeld ter uitvoering van
CAO II hoger onderwijs, wordt toegevoegd aan het bedrag van de
werkingsuitkering.
]
§ 3. De bedragen vermeld in § 2 van
dit artikel worden binnen de perken van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap
jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de indexeringsformule
[vermeld in artikel III.5, § 9, van de Codex Hoger Onderwijs]
.
[De
indexering vermeld in het eerste lid wordt in het begrotingsjaar 2010 niet
toegepast.]
[Voor
[de begrotingsjaren
[2012,2013 en 2015]
]
worden de bedragen vermeld in paragraaf 2 van dit artikel binnen de perken van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap geïndexeerd aan de hand van de indexeringsformule
[vermeld in artikel III.5, § 9, tweede lid, van de Codex Hoger Onderwijs]
.]
[§ 4. Aan het bedrag, vermeld in § 2, 2°, wordt vanaf het begrotingsjaar 2017 een bedrag van 33.480 euro toegevoegd.]
[§ 5. Het bedrag van de werkingsuitkering, berekend overeenkomstig de bepalingen van dit artikel, wordt
verhoogd overeenkomstig het procentueel aandeel van de Hogere Zeevaartschool conform de bepalingen in
artikel III.24 van de Codex Hoger Onderwijs.]
[
§ 6. Het bedrag van de werkingsuitkering, dat conform dit artikel wordt berekend, wordt verhoogd
overeenkomstig het procentueel aandeel van de Hogere Zeevaartschool in de aanvullende uitkeringen, vermeld in
artikel III.34/1 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013.
]
[
§ 7. In het begrotingsjaar 2023 worden de bedragen die in dit decreet geïndexeerd worden aan de hand van de
indexformule, vermeld in artikel III.5, § 9, van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, bijkomend geïndexeerd
met 0,93 procent.
In het begrotingsjaar 2023 worden de bedragen die in dit decreet geïndexeerd worden aan de hand van de
indexformule, vermeld in artikel III.5, § 9, van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, bijkomend geïndexeerd
met 2,69 procent.
]
[
Art. 2/1.
Ter uitvoering van de acties vervat in het speerpunt 1 Een toekomstbestendig en wendbaar Vlaams
opleidingsportfolio uitbouwen, het speerpunt 2 Veel meer mogelijkheden aanreiken om levenslang te leren binnen het
hoger onderwijs en het speerpunt 3 Kwaliteitsvol verduurzamen van nieuwe werkvormen in het hoger onderwijs,
binnen de maatregel VV112 Voorsprongfonds Hoger Onderwijs van het relanceplan Vlaamse Veerkracht, zoals
beschreven in de visienota Voorsprongfonds Hoger Onderwijs, goedgekeurd op de Vlaamse Regering van 26 februari 2021
(VR 2021 2602 VV DOC.0011/2BIS), kan de Vlaamse Regering voor de academiejaren 2021-2022 en 2022-2023, binnen
de perken van de beschikbare enveloppe van 60 miljoen euro, naast de bepalingen in artikel 2, een bijkomende
werkingstoelage of projecttoelage toekennen aan de Hogere Zeevaartschool. De Vlaamse Regering bepaalt de
aanwending van deze bijkomende middelen.
]
Art. 3.
§ 1. Vanaf het begrotingsjaar 2011
evolueert het bedrag van het variabel onderwijsdeel, vermeld in artikel 2,
§ 2, als volgt :
1° als het aantal opgenomen
studiepunten berekend voor het begrotingsjaar t toeneemt met ten minste 2 % ten
opzichte van de referentiepunten, vermeld in het derde lid, dan stijgt het
bedrag van het variabel onderwijsdeel in dat begrotingsjaar met 2
%;
2° als het aantal opgenomen studiepunten berekend voor
het begrotingsjaar t afneemt met ten minste 2 % ten opzichte van de
referentiepunten, vermeld in het derde lid, dan daalt het bedrag van de
werkingsuitkering in dat begrotingsjaar met 2 %.
Voor de
vaststelling van het aantal opgenomen studiepunten voor het begrotingsjaar t
wordt het gemiddeld aantal studiepunten over de academiejaren t-7/t-6 tot en
met t-3/t-2 in aanmerking genomen waarvoor studenten onder diplomacontract zich
ingeschreven hebben voor een initiële bachelor of masteropleiding of voor
een basisopleiding in afbouw. Enkel die opgenomen studiepunten komen in
aanmerking waarvoor de student een toereikend leerkrediet heeft op het moment
van de inschrijving. Voor de overgangsjaren 2001-2002 tot en met 2004-2005
wordt het aantal opgenomen studiepunten vervangen door het aantal
hoofdinschrijvingen voor de basisopleidingen in het desbetreffende
academiejaar, vermenigvuldigd met een factor 57.
De eerste
referentiepunten zijn gelijk aan het gemiddeld aantal opgenomen studiepunten in
de academiejaren 2001-2002 tot en met 2005-2006, vastgesteld overeenkomstig de
bepalingen in het voorgaande lid. Bij elke daling of stijging van het aantal
opgenomen studiepunten worden er nieuwe referentiepunten vastgelegd. De nieuwe
referentiepunten zijn gelijk aan de vorige referentiepunten plus of min 2
%.
§ 2. Na elke stijging of daling van het
bedrag van het variabel onderwijsdeel wordt dit nieuwe bedrag vastgelegd en
geldt het als vertrekbasis voor de toekomstige
berekeningen.
[§ 3.Vanaf het begrotingsjaar 2011 wordt
de werkingsuitkering bestemd voor de Hogere Zeevaartschool, berekend
overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II van dit decreet met 1,27 %
verminderd.
Afhankelijk van de budgettaire ruimte kan de
Vlaamse Regering dit percentage vanaf het begrotingsjaar 2012
wijzigen.
De som van het bedrag van de vermindering op grond
van het eerste of het tweede lid en het totale bedrag van de verminderingen op
grond van
[artikel III.24, § 4, eerste en tweede lid, van de Codex Hoger Onderwijs]
bedraagt per jaar ten
hoogste 16.179.000 euro, berekend op het prijsniveau van het jaar 2010. Indien
dit bedrag overschreden wordt, worden de in het eerste lid en in
[artikel III.24, § 4, eerste lid, van de Codex Hoger Onderwijs]
vermelde percentages verminderd.
]
[§ 4. Voor het begrotingsjaar 2013 wordt de totale werkingsuitkering van de Hogere Zeevaartschool, berekend overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II van dit decreet, verminderd met 33.000,00 euro.]
[
§ 5.
[In afwijking van paragraaf 1 van dit artikel evolueren in de begrotingsjaren 2015 en 2016 de bedragen van het variabel onderwijsdeel niet als het aantal opgenomen studiepunten berekend voor de begrotingsjaren 2015 en 2016 toeneemt met ten minste 2% ten opzichte van de referentiepunten. Er worden ook geen nieuwe referentiepunten vastgelegd bij een eventuele stijging van 2% of meer van het aantal opgenomen studiepunten.]
§ 6. Bovenop paragraaf 3 wordt vanaf het begrotingsjaar 2015 de werkingsuitkering bestemd voor de Hogere Zeevaartschool berekend overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II van dit decreet, met 90.798,50 euro verminderd.
]
[
Art. 3/1.
§ 1. Als de Hogere Zeevaartschool voor de eerste keer een graduaatsopleiding aanbiedt in het
academiejaar t-2/t-1, dan wordt vanaf het begrotingsjaar t een variabel onderwijsdeel voor de graduaatsopleidingen
VOWhbo toegevoegd aan de werkingsuitkering, vermeld in artikel 2, § 2, eerste lid.
§ 2. In het begrotingsjaar t is het bedrag van VOWhbo, vermeld in paragraaf 1, gelijk aan het aantal opgenomen
studiepunten in de graduaatsopleidingen aangeboden door de Hogere Zeevaartschool in het academiejaar t-2/t-1,
vermenigvuldigd met een gemiddeld bedrag per opgenomen studiepunt voor een graduaatsopleiding.
De Vlaamse Regering legt het gemiddelde bedrag, vermeld in het eerste lid, vast. De Vlaamse Regering baseert
zich daarvoor op :
1° het totale aantal opgenomen studiepunten in de graduaatsopleidingen waarvoor studenten onder diplomacontract zich hebben ingeschreven in de hogescholen, vermeld in artikel II.3 van de Codex Hoger Onderwijs
van 11 oktober 2013, met uitzondering van de Hogere Zeevaartschool, in het academiejaar t-2/t-1;
2° de som van de werkingsmiddelen die de hogescholen, vermeld in artikel II.3 van de Codex Hoger Onderwijs,
ontvangen voor de graduaatsopleidingen in het begrotingsjaar t.
Voor de begrotingsjaren t+1 tot en met t+3 wordt het bedrag van VOWhbo, vermeld in paragraaf 1, cumulatief
vermenigvuldigd met het volgende percentage :
1° voor het begrotingsjaar t+1 : het percentage van de evolutie tussen het aantal opgenomen studiepunten in de
graduaatsopleidingen van het academiejaar t-1/t en het aantal opgenomen studiepunten van het academiejaar
t-2/t-1 in de Hogere Zeevaartschool;
2° voor het begrotingsjaar t+2 : het percentage van de evolutie tussen het aantal opgenomen studiepunten in de
graduaatsopleidingen van het academiejaar t/t+1 en het aantal opgenomen studiepunten van het academiejaar t-1/t in de Hogere Zeevaartschool;
3° voor het begrotingsjaar t+3 : het percentage van de evolutie tussen het aantal opgenomen studiepunten in de
graduaatsopleidingen van het academiejaar t+1/t+2 en het aantal opgenomen studiepunten van het
academiejaar t/t+1 in de Hogere Zeevaartschool.
§ 3. Vanaf het begrotingsjaar t+4 evolueert het bedrag voor het variabel onderwijsdeel VOWhbo, dat is berekend
op de wijze, vermeld in paragraaf 2, derde lid, 3°, conform artikel 3, § 1, eerste lid.
Voor de vaststelling van het aantal opgenomen studiepunten in het variabele onderwijsdeel VOWhbo voor het
begrotingsjaar x, waarbij x gelijk is aan of groter dan t+4, wordt het gemiddelde aantal opgenomen studiepunten in
aanmerking genomen over de academiejaren x-5/x-4 tot en met x-3/x-2 waarvoor studenten onder diplomacontract
zich ingeschreven hebben voor een graduaatsopleiding.
De eerste referentiepunten voor het variabele onderwijsdeel VOWhbo zijn gelijk aan het gemiddelde aantal
opgenomen studiepunten in de academiejaren t-2/t-1 tot en met t/t+1 in de graduaatsopleidingen, vastgesteld conform
het tweede lid.
Bij elke daling of stijging van het aantal opgenomen studiepunten met 2 % of meer in het variabele onderwijsdeel
VOWhbo worden er nieuwe referentiepunten vastgelegd. De nieuwe referentiepunten zijn gelijk aan de vorige
referentiepunten plus of min 2 %.
]
Art. 4.
§ 1.
[Naast de werkingsuitkering ontvangt de Hogere Zeevaartschool een bedrag van 194.000 euro voor investeringsmiddelen.]
§ 2.
[Vanaf het begrotingsjaar 2025 wordt het bedrag van de investeringsmiddelen, vermeld in paragraaf 1, geïndexeerd aan de hand van de indexeringsformule, vermeld in artikel III.46, § 5, van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013.]
§ 3. De investeringsmiddelen dragen
uitsluitend bij tot de dekking van de uitgaven voor de aankoop van gebouwen,
voor gehele of gedeeltelijke nieuwbouw of verbouwing, voor de voorafgaande
afbraakwerken, voor de omgevingswerken, voor de eerste uitrusting, voor de
aankoop van gronden, voor de aankoop van didactische en wetenschappelijke
apparatuur die bestemd is voor het onderwijs, en voor de onroerende
investeringen voor de sociale voorzieningen, en tot dekking van de kapitaal- en
intrestlasten die voortvloeien uit leningen voor de
investeringsuitgaven.
[§ 4. Als aanvulling op de bedragen, vermeld in paragraaf 1, ontvangt de Hogere Zeevaartschool in begrotingsjaar
2018 een eenmalige bijkomende investeringsdotatie van 10.000.000 euro.]
[§ 5. Als aanvulling op de bedragen, vermeld in paragraaf 1, ontvangt de Hogere Zeevaartschool in het
begrotingsjaar 2021 eenmalige bijkomende investeringsmiddelen ten bedrage van 100.000 euro.]
[
§ 6. Als aanvulling op het bedrag, vermeld in paragraaf 1, kan de Vlaamse Regering in begrotingsjaar 2025 een eenmalige bijkomende investeringstoelage van 20.000.000 euro toekennen aan de Hogere Zeevaartschool in het kader van het renovatie- en nieuwbouwproject. De daaraan gekoppelde betaalkredieten worden over vijf jaar gespreid: 10 procent wordt uitbetaald in 2025, 20 procent in 2026, 30 procent in 2027, 20 procent in 2028 en 20 procent in 2029.
De Hogere Zeevaartschool dient voor de toekenning een inhoudelijk dossier in bij de Vlaamse Regering dat minstens bestaat uit de volgende elementen:
1° een actuele en realistische bouwprijs met inbegrip van ecologische technieken;
2° een degelijke projectmatige opvolging van het bouwproces;
3° een regelmatige rapportering aan de regeringscommissaris;
4° een engagementsverklaring van externe partijen.
De Vlaamse Regering is gemachtigd om het betalingsritme te koppelen aan eventueel bijkomende voorwaarden omtrent cofinanciering.
]
HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen voor het
personeel
Art. 5.
§ 1. Het ambt van directeur van de
Hogere Zeevaartschool wordt geconcordeerd naar het ambt van hoogleraar binnen
de personeelsformatie van het onderwijzend personeel. Hiervoor wordt in een
betrekking bij de betreffende formatie voorzien.
Deze bepaling
geldt voor de directeur van de Hogere Zeevaartschool die in dienst is op 31
december 2008.
§ 2. Het hogeschoolbestuur van de Hogere
Zeevaartschool wijst voor de tijdelijke en benoemde personeelsleden van het
onderwijzend personeel die op 31 december 2008 in dienst zijn een
overeenstemmend ambt toe bij de betreffende formatie.
§ 3. Het hogeschoolbestuur van de Hogere
Zeevaartschool wijst voor de tijdelijke en benoemde personeelsleden van het
administratief en technisch personeel die op 31 december 2008 in dienst zijn
een overeenstemmende graad toe bij de betreffende
formatie.
Art. 6.
§ 1. Het benoemde lid van het
administratief en technisch personeel dat in dienst is in de graad van
kokonderrichter en het benoemde lid van het opvoedend hulppersoneel behouden
hun ambt op persoonlijke titel.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in
§ l, behouden de salarisschaal en de schaalanciënniteit die zij sinds
1 januari 1996 hebben opgebouwd.
HOOFDSTUK IV. -
Wijzigingsbepalingen
Art. 7.
Artikel 14 van de wet op het
zeevaartonderwijs, gecoördineerd op 20 september 1960, wordt
opgeheven.
Art. 8.
Artikelen 128 en 129 van het decreet van
31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II worden
opgeheven.
Art. 9.
Aan artikel 2, 2°, van het decreet van
13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap worden de
volgende woorden toegevoegd : ‹ of als vermeld in het bijzonder decreet
van 20 februari 2009 tot inrichting van de Vlaamse autonome hogeschool Hogere
Zeevaartschool en tot overdracht van de inrichtende macht van het hoger
zeevaartonderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. ›
Art. 10.
Aan artikel 137 van hetzelfde decreet,
gewijzigd bij de decreten van 14 juli 1998, 4 april 2003 en 19 maart 2004,
wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : ‹§ 4. De
dienstjaren, gepresteerd in het ambt van directeur van de Hogere
Zeevaartschool, worden in aanmerking genomen om de mandaatsperiode van tien
jaar te bepalen, vermeld in § 3. ›
Art. 11.
In hetzelfde decreet wordt een artikel
346ter ingevoegd, dat luidt als volgt : ‹ Artikel 346ter De volgende
artikelen en titels en/of hoofdstukken van dit decreet zijn niet van toepassing
op de Vlaamse autonome hogeschool "Hogere Zeevaartschool" : artikel 109,
artikel 179, 12°, titel V, hoofdstuk I met uitzondering van artikelen 257,
§ 2, 265 en 266 en afdeling 3 van dit hoofdstuk.
›
Art. 12.
Aan artikel 91 van het decreet van 4 april
2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen,
gewijzigd bij het decreet van 30 april 2004, wordt een § 7 toegevoegd, die
luidt als volgt : ‹§ 7. In afwijking van artikel 91, § 1,
eerste lid, wordt het onderwijs in de professioneel gerichte bacheloropleiding
in de scheepswerktuigkunde en de academisch gerichte bachelor- en
masteropleiding in de nautische wetenschappen in het Nederlands en in het Frans
gegeven. ›
Art. 13.
Artikel II.61, § 2, 6°, van het
decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student,
de medezeggenschap in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde
afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en
de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen
wordt vervangen als volgt : ‹ 6° artikel 13, § 1, van het
bijzonder decreet van 20 februari 2009 tot inrichting van de Vlaamse autonome
hogeschool Hogere Zeevaartschool en tot overdracht van de inrichtende macht van
het hoger zeevaartonderwijs van de Vlaamse Gemeenschap;
›.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 14.
De volgende regelingen worden opgeheven :
1° het decreet van 9 juni 1998 betreffende de Hogere
Zeevaartschool, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 30 juni 2000, 20
april 2001, 6 juli 2001, 14 februari 2003, 4 april 2003, 16 juni 2006, 21
december 2007 en 4 juli 2008;
2° het besluit van de Vlaamse
Regering van 8 juni 1994 betreffende het financiële en materiële
beheer van de dienst met afzonderlijk beheer Hogere Zeevaartschool
Antwerpen/Oostende;
3° het besluit van de Vlaamse Regering
van 12 januari 1999 betreffende het kiesreglement voor de verkiezing van de
leden van de raad van bestuur van de Hogere Zeevaartschool en hun opvolgers en
tot bepaling van de inwerkingtreding van artikel 60, § 1, van het decreet
van 9 juni 1998 betreffende de Hogere Zeevaartschool;
4°
het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2003 houdende vaststelling
van de salarisschalen en de concordantie van de ambten van de leden van het
bestuurs- en onderwijzend personeel en houdende de vaststelling van de
loopbaanstructuur, de salarisschalen en de concordantie van de ambten van de
leden van het administratief en technisch personeel van de Hogere
Zeevaartschool, gewijzigd op 20 april 2007.
HOOFDSTUK VI. - Inwerkingtreding
Art. 15.
Dit decreet treedt in werking op 1 januari
2009.