Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de procedures voor goedkeuring van de begeleidingsplannen en jaarlijkse rapporten van de pedagogische begeleidingsdiensten en de permanente ondersteuningscellen in de CLB's, vermeld in artikel 15, § 2, artikel 24 en 29, § 1, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, en tot bepaling en verdeling van de aanvullende werkingsmiddelen, vermeld in artikel 19/2 van het voormelde decreet
goedkeuringsdatum
25 FEBRUARI 2022
publicatiedatum
B.S.07/06/2022
datum laatste wijziging
27/01/2025
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 17/01/2025 (B.S. 27/01/2025)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 februari 2022 tot bepaling van de procedures voor goedkeuring van de begeleidingsplannen en jaarlijkse rapporten van de pedagogische begeleidingsdiensten en de permanente ondersteuningscellen in de CLB's, vermeld in artikel 15, § 2, artikel 24 en 29, § 1, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, en tot bepaling en verdeling van de aanvullende werkingsmiddelen, vermeld in artikel 19/2 van het voormelde decreet ;
Rechtsgronden
Dit besluit is gebaseerd op:
- het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 15, § 2, derde en vijfde lid, vervangen bij het decreet van 23 december 2021, artikel 19/2, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 23 december 2021, artikel 24, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 23 december 2021, en artikel 29, § 1, vervangen bij het decreet van 23 december 2021
Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 10 januari 2022;
- De Raad van State heeft advies 70.859/1 gegeven op 16 februari 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand.
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.
In dit besluit wordt verstaan onder:
1° begeleidingsplan: een begeleidingsplan als vermeld in artikel 15, § 2, van het decreet van 8 mei 2009;
2° decreet van 8 mei 2009: het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;
3° departement: het Departement Onderwijs en Vorming, vermeld in artikel 22, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
4° jaarlijks rapport: een jaarlijks rapport als vermeld in artikel 15, § 2, vierde en vijfde lid, van het decreet van 8 mei 2009;
5° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming;
6° PBD: een pedagogische begeleidingsdienst als vermeld in artikel 14 van het decreet van 8 mei 2009;
7° POC: een permanente ondersteuningscel als vermeld in artikel 29 van het decreet van 8 mei 2009.
HOOFDSTUK 2. - Bepaling van de goedkeuringsprocedure
Afdeling 1. - Procedure voor de goedkeuring van de begeleidingsplannen
Art. 2.
De PBD’s en POC’s dienen de begeleidingsplannen elektronisch in bij het departement volgens het
sjabloon begeleidingsplan PBD of het sjabloon begeleidingsplan POC, die opgenomen zijn in bijlage 1 en 2, die bij dit
besluit zijn gevoegd. Conform artikel 29, § 5, van het decreet van 8 mei 2009 kunnen de PBD’s en de POC’s beide
sjablonen integreren. De minister gaat na of het begeleidingsplan beantwoordt aan de criteria, vermeld in artikel 15, § 2,
tweede lid, van het voormelde decreet.
Art. 3.
§ 1. De minister beslist over de goedkeuring van de begeleidingsplannen na een advies van het
departement.
De minister keurt een begeleidingsplan goed als het beantwoordt aan de criteria, vermeld in artikel 15, § 2,
tweede lid, van het decreet van 8 mei 2009.
De minister deelt uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan de start van het eerste schooljaar van de periode van in totaal
vijf schooljaren waarop het begeleidingsplan betrekking heeft, een beslissing mee aan de PBD’s en POC’s.
De minister kan bijsturingen vragen van een begeleidingsplan als het niet beantwoordt aan alle criteria, vermeld
in artikel 15, § 2, tweede lid, van het voormelde decreet.
§ 2. De minister kan in overleg gaan met de PBD’s en de POC’s over de gevraagde bijsturingen, vermeld in
paragraaf 1, vierde lid. De PBD’s en POC’s passen de begeleidingsplannen aan op basis van de gevraagde bijsturingen
en, in voorkomend geval, op basis van het resultaat van dat overleg.
§ 3. De minister beslist na een advies van het departement over de goedkeuring van het aangepaste
begeleidingsplan, vermeld in paragraaf 2.
De minister keurt het voormelde aangepaste begeleidingsplan goed als de aanpassingen voldoende tegemoetkomen aan de gevraagde bijsturingen. Indien dit niet het geval is kan de minister bindende voorwaarden formuleren die
moeten opgenomen worden in het begeleidingsplan in kwestie.
Uiterlijk op 15 juni deelt de minister het goedgekeurde begeleidingsplan mee aan de PBD’s en de POC’s,
in voorkomend geval, met inbegrip van de geformuleerde bindende voorwaarden.
§ 4. In afwijking van de termijnen, vermeld in paragraaf 1 en 3, bepaalt de minister in overleg met de PBD’s
en POC’s de termijnen die van toepassing zijn op het begeleidingsplan dat de PBD’s en POC’s uiterlijk op
30 september 2022 indienen voor een periode van drie schooljaren, die betrekking heeft op de schooljaren 2022-2023,
2023-2024 en 2024-2025 als vermeld in artikel 15, § 2, eerste lid, van het decreet van 8 mei 2009.
Afdeling 2. — Procedure voor de goedkeuring van de jaarlijkse rapporten
Art. 4.
De elementen die minimaal in de jaarlijkse rapporten opgenomen worden, vermeld in artikel 15, § 2,
vijfde lid, van het decreet van 8 mei 2009, zijn vermeld in de leidraad voor het jaarlijks rapport PBD en de leidraad voor
het jaarlijks rapport POC, die zijn opgenomen in bijlage 3 en 4, die bij dit besluit zijn gevoegd. Uiterlijk op
15 november na het einde van het schooljaar waarop het rapport betrekking heeft dienen de PBD’s en POC’s
elektronisch hun jaarlijks rapport in bij het departement conform de voormelde leidraden. Conform artikel 29, § 5, van
het voormelde decreet kunnen de PBD’s en de POC’s de jaarlijkse rapporten integreren.
Na een advies van het departement gaat de minister aan de hand van de jaarlijkse rapporten na of de uitvoering
beantwoordt aan de elementen die opgenomen zijn in de goedgekeurde begeleidingsplannen en, als dat niet het geval
is, of er een verantwoording is. Bij de doelstelling, vermeld in artikel 15, § 1, tweede lid, 3°, van het decreet van
8 mei 2009, houdt de minister rekening met het feit dat de vraag naar begeleiding van de onderwijsinstellingen en
CLB’s in kwestie bij die doelstelling kan verschillen.
Art. 5.
De minister beslist over de goedkeuring van de jaarlijkse rapporten na een advies van het departement.
De minister keurt een jaarlijks rapport goed als het beantwoordt aan de elementen die zijn opgenomen in de
goedgekeurde begeleidingsplannen of als voldoende wordt verantwoord waarom dit niet het geval is.
De minister deelt uiterlijk op 15 januari, volgend op het schooljaar waarop het jaarlijks rapport betrekking heeft,
een beslissing mee aan de PBD’s en POC’s.
Bij een jaarlijks rapport van een PBD kan de minister bijsturingen vragen voor de uitvoering van de decretale
opdrachten in kwestie in de volgende schooljaren of een gedeeltelijke terugbetaling van het werkingsbudget opleggen,
conform artikel 24, eerste lid, van het decreet van 8 mei 2009 als blijkt dat deze middelen niet worden aangewend voor
de begeleiding overeenkomstig de goedgekeurde begeleidingsplannen.
Bij een jaarlijks rapport van een POC kan de minister bijsturingen vragen voor de uitvoering van de decretale
opdrachten in kwestie in de volgende schooljaren, als de uitvoering niet beantwoordt aan de elementen die opgenomen
zijn in de goedgekeurde begeleidingsplannen of als het niet uitvoeren van een doelstelling uit de goedgekeurde
begeleidingsplannen niet verantwoord wordt.
HOOFDSTUK 3. — Bepaling van de beleidsprioriteiten en de verdeling
van de aanvullende werkingsmiddelen per beleidsprioriteit voor de PBD’s
Art. 6.
De aanvullende werkingsmiddelen, vermeld in artikel 19/2, eerste lid, 1°, van het decreet van 8 mei 2009,
worden op de volgende wijze verdeeld over de volgende beleidsprioriteiten:
1° 3.500.000 euro wordt aangewend voor de beleidsprioriteit brede basiszorg en verhoogde zorg;
2° 1.500.000 euro wordt aangewend voor de beleidsprioriteit effectieve didactiek.
De aanvullende werkingsmiddelen, vermeld in artikel 19/2, eerste lid, 2°, van het voormelde decreet, worden op
de volgende wijze verdeeld over de volgende beleidsprioriteiten:
1° 3.500.000 euro wordt aangewend voor de beleidsprioriteit brede basiszorg en verhoogde zorg;
2° 1.500.000 euro wordt aangewend voor de beleidsprioriteit effectieve didactiek;
3° 1.500.000 euro wordt aangewend voor de beleidsprioriteit datageletterdheid.
De aanvullende werkingsmiddelen, vermeld in artikel 19/2, eerste lid, 3°, van het voormelde decreet worden op
de volgende wijze verdeeld over de volgende beleidsprioriteiten:
1° 3.500.000 euro wordt aangewend voor de beleidsprioriteit brede basiszorg en verhoogde zorg;
2° 1.500.000 euro wordt aangewend voor de beleidsprioriteit effectieve didactiek;
3° 1.500.000 euro wordt aangewend voor de beleidsprioriteit datageletterdheid;
4° 1.500.000 euro wordt aangewend voor een beleidsprioriteit die de Vlaamse Regering bepaalt. De aanwending
van deze middelen wordt geconcretiseerd in het eerste jaarlijkse rapport dat volgt op de beslissing over de prioriteit.
De voormelde beslissing over de beleidsprioriteit wordt aan de pedagogische begeleidingsdiensten meegedeeld
uiterlijk op 31 maart 2023. De procedure voor de goedkeuring van de jaarlijkse rapporten, als vermeld in afdeling 2 van
hoofdstuk 2, is hierop niet van toepassing.
[
De aanvullende werkingsmiddelen, vermeld in artikel 19/2, eerste lid, 3°, van het voormelde decreet, worden voor het begrotingsjaar 2025 op de volgende wijze verdeeld over de volgende beleidsprioriteiten:
1° 3.500.000 euro wordt aangewend voor de beleidsprioriteit brede basiszorg en verhoogde zorg;
2° 1.500.000 euro wordt aangewend voor de beleidsprioriteit effectieve didactiek;
3° 1.500.000 euro wordt aangewend voor de beleidsprioriteit datageletterdheid;
4° 1.500.000 euro wordt aangewend voor de beleidsprioriteit operationalisering van de samenwerking met de stichting Leerpunt.
]
[
[Vanaf het begrotingsjaar 2025 beslist de Vlaamse Regering over de beleidsprioriteiten die verbonden zijn aan
de aanvullende werkingsmiddelen, vermeld in artikel 19/2 van het decreet van 8 mei 2009 uiterlijk op 1 december van
het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het vijfjaarlijkse begeleidingsplan ingediend moet worden.]
[Voor het begrotingsjaar 2026 tot en met het begrotingsjaar 2029 beslist de Vlaamse Regering over de beleidsprioriteiten die verbonden zijn aan de aanvullende werkingsmiddelen, vermeld in artikel 19/2 van het voormelde decreet, uiterlijk op 1 maart 2025.]
]
[
Vanaf het begrotingsjaar 2030 beslist de Vlaamse Regering over de beleidsprioriteiten die verbonden zijn aan de aanvullende werkingsmiddelen, vermeld in artikel 19/2 van het voormelde decreet, uiterlijk op 1 februari van het jaar waarin het vijfjaarlijkse begeleidingsplan ingediend moet worden.
]
HOOFDSTUK 4. — Slotbepaling
Art. 7.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022, met uitzondering van:
1° de artikelen 2 en 3 die in werking treden op 1 september 2022;
2° de artikelen 4 en 5 hebben uitwerking vanaf de datum dat de pedagogische begeleidingsdiensten en de
permanente ondersteuningscellen het jaarlijkse rapport indienen voor het schooljaar 2022-2023.
Art. 8.
De minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand is belast met de uitvoering van dit
besluit.