Besluit van de Vlaamse Regering over de organisatie van het secundair onderwijs, wat leerlingen betreft

  • goedkeuringsdatum
    15 JULI 2022
  • publicatiedatum
    B.S.18/11/2022
  • zie ook
  • datum laatste wijziging
    04/12/2023

COORDINATIE

(1) B.Vl.R. van 05/05/2023 (B.S. 04/08/2023) detail
Besluit van de Vlaamse Regering m.b.t. de uitvoering van leersteun
;

(2) B.Vl.R. van 22/09/2023 (B.S. 23/11/2023) detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering betreffende de structuur, organisatie en financiering van het leerplichtonderwijs en betreffende onderwijsinfrastructuur en onderwijsinspectie
;

(3) B.Vl.R. van 15/09/2023 (B.S. 01/12/2023) detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van maatregelen over het lerarenambt
;

Rechtsgrond

Dit besluit is gebaseerd op:

- de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, bekrachtigd bij het decreet van 27 mei 2011, artikel 12, artikel 115, §1, eerste lid, gewijzigd bij de decreten van 21 december 2012 en 4 april 2014, artikel 136/5, §1, 2°, a), ingevoegd bij het decreet van 19 juli 2013, artikel 158, gewijzigd bij de decreten van 1 juli 2011, 12 juli 2013 en 20 april 2018, artikel 341, vervangen bij het decreet van 20 april 2018, artikel 334/1, §4, ingevoegd bij het decreet van 21 maart 2014, artikel 334/2, §4, ingevoegd bij het decreet van 21 maart 2014, artikel 357/14, laatste lid, ingevoegd bij het decreet van 30 maart 2018, en artikel 357/50, laatste lid, ingevoegd bij het decreet van 30 maart 2018.

Vormvereisten

De volgende vormvereisten zijn vervuld:

- De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 22 november 2021 en op 16 mei 2022.

- De Raad van State heeft advies nr. 70.993/1 gegeven op 9 maart 2022 en advies nr. 71.670/1 op 12 juli 2022.

Motivering

Dit besluit is gebaseerd op het volgend motief:

- De modernisering van het secundair onderwijs, die op 1 september 2019 progressief is gestart, vergt een aanpassing van de huidige regelgeving over de toelating, evaluatie en studiebekrachtiging van leerlingen en een aantal daaraan verwante items. Die aanpassing is al beperkt gerealiseerd voor de eerste graad en de toegang tot het eerste leerjaar van de tweede graad, maar nu de modernisering verder wordt uitgerold, moeten alle overige essentiële maatregelen worden genomen voor de 2de en de 3de graad. Van die gelegenheid wordt gebruik gemaakt om, waar mogelijk, het beleid ter zake over de verschillende vormen van secundair onderwijs heen meer op elkaar af te stemmen en tot een uniformer en transparanter kader te komen voor zowel het voltijds gewoon secundair onderwijs als het buitengewoon secundair onderwijs. Dat sluit evenwel niet uit dat er ruimte is voor differentiatie vanwege de specificiteit van een bepaalde onderwijsvorm.

Initiatiefnemer

Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand en de Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale Economie en Landbouw.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

Titel 1. — Inleidende bepalingen

Artikel 1.

Dit besluit is van toepassing op het voltijds gewoon secundair onderwijs en buitengewoon secundair onderwijs

Art. 2.

In dit besluit wordt verstaan onder:

1° arbeidsbereidheid: de arbeidsbereidheid, vermeld in artikel 357/9, §1, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;

2° arbeidsrijpheid: de arbeidsrijpheid, vermeld in artikel 357/9, §1, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;

3° aso: het algemeen secundair onderwijs;

4° betrokken personen: de betrokken personen, vermeld in artikel 3, 9°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;

5° bso: beroepssecundair onderwijs;

6° curriculumdossier: het curriculumdossier, vermeld in artikel 147/1 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;

7° equivalent leefloongerechtigde: de persoon die recht heeft op bijstand van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, waarvoor de kosten volledig of gedeeltelijk ten laste van de federale overheid zijn op basis van artikel 5 van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;

8° kso: het kunstsecundair onderwijs;

9° leefloongerechtigde: de persoon, vermeld in artikel 2 en 3 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, of de behoeftige, vermeld in artikel 5 van de voormelde wet van 2 april 1965;

10° mentor: de persoon, vermeld in artikel 357/2, 6°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;

11° regelmatige leerling: de regelmatige leerling vermeld in de artikelen 252, 260/1 en 260/2 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;

12° school: een school voor voltijds gewoon secundair onderwijs, een school voor buitengewoon secundair onderwijs, een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs wat duale structuuronderdelen en aanloopstructuuronderdelen betreft, en een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen wat duale structuuronderdelen en aanloopstructuuronderdelen betreft;

13° schoolbestuur: de rechtspersoon, de natuurlijke persoon of de gemandateerde die verantwoordelijk is voor de school; 14° standaardtraject: het standaardtraject, vermeld in artikel 357/2,

14°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;

15° structuuronderdeel: structuuronderdeel, vermeld in artikel 3, 42°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, en geïdentificeerd door een uniek administratief groepsnummer;

16° trajectbegeleider: de trajectbegeleider, vermeld in artikel 357/2, 15°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;

17° tso: technisch secundair onderwijs;

18° [3B.Vl.R. van 15/09/2023
B.S. 01/12/2023
gastleraar: de gastleraar, vermeld in artikel 211, § 3, en in artikel 308/5 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;3B.Vl.R. van 15/09/2023
B.S. 01/12/2023
]

19° vrije leerling: een leerling als vermeld in artikel 252, §2, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;

20° zijinstromer: de jongere, vermeld in artikel 357/2, 19°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010.

Titel 2. — Bepalingen voor het voltijds gewoon secundair onderwijs en buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvormen 3 en 4

HOOFDSTUK 1. — Klassenraad

Art. 3.

De klassenraad is, namens het schoolbestuur, het enige orgaan binnen de school dat bevoegd is voor de toelating, vorming, evaluatie en deliberatie van regelmatige leerlingen, met uitzondering van de reglementaire toelatingsvoorwaarden. Naargelang van het geval heeft de klassenraad adviesbevoegdheid of beslissingsbevoegdheid. Adviezen en beslissingen van de klassenraad worden altijd gemotiveerd.

Art. 4.

De klassenraad bestaat uit de volgende leden:

1° de ambtshalve stemgerechtigde leden:

a) de directeur of zijn afgevaardigde, die de klassenraad voorzit;

b) de leden van het onderwijzend personeel die voldoen aan al de volgende voorwaarden:

1) bij een beslissing over de toelating van een leerling: minstens drie leden van het onderwijzend personeel van het structuuronderdeel waarvoor de leerling opteert; bij een beslissing over de vorming, evaluatie en deliberatie: alle leden van het onderwijzend personeel die aan de leerling onderwijs verstrekken of hebben verstrekt in het structuuronderdeel waarvoor de leerling heeft geopteerd;

2) op de datum van de klassenraadsvergadering in functie zijn. De voorzitter kan van die voorwaarde afwijken voor tijdelijke personeelsleden, met dien verstande dat het aantal stemgerechtigde leden er niet door kan worden uitgebreid;

c) in duale structuuronderdelen en aanloopstructuuronderdelen: de trajectbegeleider en, behalve bij een beslissing over de toelating van een leerling, de mentor;

d) in voorkomend geval: leden van het onderwijzend personeel die belast zijn met seminaries, vakoverschrijdende projecten, stagecoördinatie of begeleiding in het structuuronderdeel waarvoor de leerling heeft geopteerd, die op de datum van de klassenraadsvergadering in functie zijn en die de voorzitter bij het begin van het schooljaar aanwijst. De voorzitter kan van die voorwaarde afwijken voor tijdelijke personeelsleden, met dien verstande dat het aantal stemgerechtigde leden er niet door kan worden uitgebreid;

2° eventueel de ambtshalve raadgevende leden, die de voorzitter aanwijst:

a) de personeelsleden die in de school in kwestie betrekkingen in het ambt van adjunct-directeur, coördinator, technisch adviseur-coördinator of technisch adviseur bekleden;

b) de personeelsleden die in de school in kwestie behoren tot het ondersteunend personeel;

c) de personeelsleden van de school in kwestie of andere personen die bij de psychosociale of pedagogische begeleiding van de leerlingen betrokken zijn;

d) voor wat het buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 3 en opleidingsvorm 4 betreft: de personeelsleden die in de school in kwestie behoren tot het medisch, paramedisch, orthopedagogisch, psychologisch of sociaal personeel en betrokken zijn bij de begeleiding van de leerlingen. Ze kunnen evenwel bij het begin van het schooljaar als stemgerechtigde leden door de voorzitter worden aangewezen;

e) [3B.Vl.R. van 15/09/2023
B.S. 01/12/2023
gastleraren3B.Vl.R. van 15/09/2023
B.S. 01/12/2023
] . Ze kunnen evenwel bij het begin van het schooljaar als stemgerechtigde leden door de voorzitter worden aangewezen;

f) de topsportschoolcoördinator of externe lesgever in de sportspecifieke trainingsarbeid die door de respectieve sportfederaties ter beschikking is gesteld in structuuronderdelen topsport. Ze kunnen evenwel bij het begin van het schooljaar als stemgerechtigde leden door de voorzitter worden aangewezen.

[1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023
g) de leerondersteuners die bevoegd zijn om leersteun te bieden aan de betrokken leerlingen.1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023
]

Art. 5.

Stemgerechtigde leden zijn verplicht om op de klassenraadsvergadering aanwezig te zijn, behalve in de volgende gevallen:

1° als het lid gewettigd of door bewezen overmacht afwezig is;

2° als het lid op het tijdstip dat de klassenraad samenkomt, niet langer personeelslid is in de school in kwestie;

3° als het lid mentor is.

De ongewettigde afwezigheid van een stemgerechtigd lid tast de rechtsgeldigheid van de genomen beslissing niet aan.

Art. 6.

§1. Als stemgerechtigd lid van de klassenraad bewaart de mentor het ambtsgeheim waaraan ook de andere stemgerechtigde leden van het personeel, op wie de rechtspositieregeling in het onderwijs van toepassing is, zich moeten houden.

Tussen de aanbieder van duale structuuronderdelen en de werkplek worden praktische afspraken gemaakt over het functioneren van de mentor in de klassenraad, met inbegrip van het al dan niet aanwezig zijn van de mentor op klassenraadsvergaderingen.

§2. Als de [3B.Vl.R. van 15/09/2023
B.S. 01/12/2023
gastleraar3B.Vl.R. van 15/09/2023
B.S. 01/12/2023
] of de externe lesgever als stemgerechtigd lid is aangewezen door de voorzitter van de klassenraad, dan bewaart de [3B.Vl.R. van 15/09/2023
B.S. 01/12/2023
gastleraar3B.Vl.R. van 15/09/2023
B.S. 01/12/2023
] of de externe lesgever het ambtsgeheim waaraan ook de andere stemgerechtigde leden van het personeel, op wie de rechtspositieregeling in het onderwijs van toepassing is, zich moeten houden.

Art. 7.

Leden van de klassenraad nemen niet deel aan de volgende beslissingen:

1° beslissingen over een bloed- of aanverwant tot en met de vierde graad;

2° beslissingen over een leerling aan wie het lid privélessen heeft gegeven.

Art. 8.

Elk stemgerechtigd lid beschikt over één stem, behalve in de volgende gevallen:

1° als een leerling de werkplekcomponent van een duaal structuuronderdeel achtereenvolgens op verschillende werkplekken invult en er bijgevolg verschillende mentoren bij de leerling zijn betrokken tijdens hetzelfde schooljaar, beschikken de mentoren samen over één stem. Bij staking van stemmen van de mentoren stemt de trajectbegeleider namens de mentoren met behoud van de toepassing van de eigen stem;

2° als een externe [3B.Vl.R. van 15/09/2023
B.S. 01/12/2023
gastleraar3B.Vl.R. van 15/09/2023
B.S. 01/12/2023
] door de voorzitter als stemgerechtigd lid is aangewezen, beschikt die over het stemgewicht dat de voorzitter heeft bepaald, met een maximum van één stem;

3° als meerdere leden van het onderwijzend personeel gezamenlijk en op hetzelfde moment instaan voor een vak, dan beschikken deze personeelsleden voor dat vak samen over één stem.

Als de klassenraad tot stemming overgaat en het resultaat is een staking van stemmen, dan is de stem van de voorzitter van de klassenraad doorslaggevend.

HOOFDSTUK 2. — Toelatingsvoorwaarden

Afdeling 1. — Voltijds gewoon secundair onderwijs en buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 4

Onderafdeling 1. — Algemene bepalingen

Art. 9.

In deze afdeling wordt verstaan onder klassenraad: de klassenraad van het structuuronderdeel waarvoor de leerling opteert, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld.

Art. 10.

De klassenraad beslist in de volgende gevallen over de toelating tot een bepaald structuuronderdeel binnen een van de volgende termijnen:

1° uiterlijk zestig kalenderdagen na de aanvang van de regelmatige lesbijwoning: bij een overstap van een leerling met een [1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023
IAC-verslag1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023
] van opleidingsvorm 1, 2 of 3 van het buitengewoon secundair onderwijs naar het voltijds gewoon secundair onderwijs [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
of, met behoud van de toepassing van onderafdeling 2, 3 en 4, bij een overstap van een leerling met een verslag van opleidingsvorm 4 van het buitengewoon secundair onderwijs naar het voltijds gewoon secundair onderwijs2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] ;

2° uiterlijk vijfendertig kalenderdagen na de aanvang van de regelmatige lesbijwoning: bij een overstap van een buitenlands onderwijssysteem of van het onderwijs dat is erkend door de Franse of Duitstalige Gemeenschap van België;

3° uiterlijk vijftien kalenderdagen na de aanvang van de regelmatige lesbijwoning: in alle andere gevallen dan de gevallen, vermeld in punt 1° en 2°.

Bij schoolverandering in de loop van het schooljaar wordt de beslissing van de klassenraad overgedragen naar de nieuwe school, tenzij kennelijk blijkt dat de beslissing is verkregen zonder dat de leerling het oogmerk had om in de desbetreffende school daadwerkelijk en regelmatig de lessen te volgen. In dat geval is de klassenraad van de nieuwe school bevoegd om zelf een beslissing te nemen.

Art. 11.

Het voltijds gewoon secundair onderwijs is toegankelijk voor leerlingen die de leeftijd van vijfentwintig jaar nog niet hebben bereikt en kan worden gevolgd uiterlijk tot het einde van het schooljaar waarin de leerlingen de leeftijd van vijfentwintig jaar bereiken.

De maximumleeftijd, vermeld in het eerste lid, is niet van toepassing op:

1° het derde leerjaar van de derde graad, aangeduid als [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
een 7de leerjaar2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] ;

2° de volgende structuuronderdelen, op voorwaarde dat het schoolbestuur dat zo beslist:

a) optiektechnieken;

b) orthopedietechnieken;

c) [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
dentaaltechnieken.2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
]

Onderafdeling 2. — Toelating op basis van vooropleiding of leeftijd

Art. 12.

[2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
§ 1.2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] Toelating op basis van vooropleiding impliceert dat er toelatingsvoorwaarden gelden per leerjaar conform deze onderafdeling.

Een schoolbestuur kan in de eerste graad B-stroom en, in uitzonderlijke gevallen, in de tweede of derde graad ervoor kiezen om geen toelatingsvoorwaarden per leerjaar maar per graad te hanteren. Dat impliceert dat het met vrucht beëindigen van het eerste leerjaar B van de eerste graad, het eerste leerjaar van de tweede graad, respectievelijk derde graad, geen voorwaarde is om tot het tweede leerjaar van die graad te worden toegelaten. De toelating tot het tweede leerjaar van de graad gebeurt van rechtswege, behalve bij verandering van structuuronderdeel binnen de graad waarbij de voorwaarde van gunstige beslissing van de klassenraad geldt, zoals volgens deze onderafdeling ook geldt bij toepassing van toelatingsvoorwaarden per leerjaar.

Als een leerling in het tweede leerjaar van een graad wil overstappen van een structuuronderdeel met toelatingsvoorwaarden per graad naar een structuuronderdeel met toelatingsvoorwaarden per leerjaar, wordt voor het eerste leerjaar van die graad alsnog beslist over het al dan niet met vrucht beëindigd hebben van dat leerjaar.

Als een leerling in het tweede leerjaar van een graad wil overstappen van een structuuronderdeel met toelatingsvoorwaarden per leerjaar naar een structuuronderdeel met toelatingsvoorwaarden per graad, is er geen toelating van rechtswege, maar blijven de toelatingsvoorwaarden van het tweede leerjaar van de betrokken graad van toepassing.

§ 2. Voor zover de toelating in deze onderafdeling gebeurt op basis van studiebewijzen die de vooropleiding aantonen, worden ook diezelfde studiebewijzen in aanmerking genomen die zijn behaald in het stelsel van leren en werken, in het volwassenonderwijs of bij de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 13.

De toelating tot een hoger leerjaar is onderworpen aan een eventuele clausulering voor bepaalde structuuronderdelen in het lagere leerjaar. De klassenraad kan evenwel een clausulering opheffen als een leerling een leerjaar, dat met vrucht is beëindigd, wil overzitten in een ander structuuronderdeel waarvoor de leerling in het lagere leerjaar is geclausuleerd. Een leerling die voor eenzelfde leerjaar over meer dan één oriënteringsattest beschikt als een gevolg van overzitten, mag zich op het meest gunstige oriënteringsattest beroepen voor de toelating tot het hogere leerjaar.

Art. 14.

[2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023

Voor de toepassing van deze onderafdeling en met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden niet als een verandering van structuuronderdeel beschouwd:

1° de overstap van een aanloopstructuuronderdeel naar een gelijknamig duaal structuuronderdeel;

2° de overstap van een duaal naar een gelijknamig niet-duaal structuuronderdeel of omgekeerd.

2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
]

Art. 15

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de houders van het getuigschrift basisonderwijs als regelmatige leerlingen tot het eerste leerjaar A toegelaten.

Art. 16.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het eerste leerjaar B toegelaten:

1° de leerlingen die het lager onderwijs hebben beëindigd zonder getuigschrift basisonderwijs;

2° [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
de houders van het getuigschrift basisonderwijs, op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad;2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
]

3° de leerlingen die het lager onderwijs niet hebben gevolgd of niet hebben beëindigd, maar uiterlijk op 31 december na de aanvang van het schooljaar de leeftijd van twaalf jaar bereiken;

4° de leerlingen die tijdens het schooljaar overgaan van het eerste leerjaar A naar het eerste leerjaar B, op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad.

Art. 17.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het tweede leerjaar A toegelaten:

1° de leerlingen die het eerste leerjaar A met vrucht hebben beëindigd;

2° de leerlingen die het eerste leerjaar B met vrucht hebben beëindigd, op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad;

3° de leerlingen die het tweede leerjaar B met vrucht hebben beëindigd in een ander structuuronderdeel dan de opstroomoptie, op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad;

4° de leerlingen die het tweede leerjaar B met vrucht hebben beëindigd in de opstroomoptie;

5° de leerlingen die tijdens het schooljaar overgaan van het tweede leerjaar B naar het tweede leerjaar A, op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad en onverminderd de eventuele clausulering, vermeld in [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
artikel 612B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] , tweede lid, 1°.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 is de verandering van structuuronderdeel in het tweede leerjaar A tijdens het schooljaar toegestaan op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad.

Art. 18.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het tweede leerjaar B toegelaten:

1° de leerlingen die het eerste leerjaar A met vrucht hebben beëindigd;

2° de leerlingen die het eerste leerjaar B met vrucht hebben beëindigd;

3° de leerlingen die uiterlijk op 31 december na de aanvang van het schooljaar de leeftijd van veertien jaar bereiken;

4° de leerlingen die tijdens het schooljaar overgaan van het tweede leerjaar A naar het tweede leerjaar B, op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad, en onverminderd de eventuele clausulering, vermeld in [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
artikel 612B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] , tweede lid, 1°.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 is de verandering van structuuronderdeel in het tweede leerjaar B tijdens het schooljaar toegestaan op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad.

Art. 19.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het eerste leerjaar van de tweede graad van de doorstroomfinaliteit – aso, kso of tso, of de dubbele finaliteit – kso of tso toegelaten:

1° de leerlingen die het tweede leerjaar A met vrucht hebben beëindigd;

2° de leerlingen die het tweede leerjaar B met vrucht hebben beëindigd in de opstroomoptie;

3° de leerlingen die het tweede leerjaar B met vrucht hebben beëindigd in een ander structuuronderdeel dan de opstroomoptie, op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad;

4° de leerlingen die het eerste leerjaar van de tweede graad van de arbeidsmarktfinaliteit – bso met vrucht hebben beëindigd, op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid is de verandering van structuuronderdeel tijdens het schooljaar toegestaan tot en met 15 januari. Daarna is verandering alleen toegestaan op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad.

Art. 20.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het eerste leerjaar van de tweede graad van de arbeidsmarktfinaliteit – bso toegelaten:

1° de leerlingen die het tweede leerjaar A of het tweede leerjaar B met vrucht hebben beëindigd;

2° de leerlingen die uiterlijk op 31 december na de aanvang van het schooljaar de leeftijd van vijftien jaar bereiken [2 (vanaf 01/09/2024)B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
, op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad2 (vanaf 01/09/2024)B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] .

Met behoud van de toepassing van het eerste lid is de verandering van structuuronderdeel tijdens het schooljaar toegestaan tot en met 15 januari. Daarna is verandering alleen toegestaan op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad.

Art. 21.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het tweede leerjaar van de tweede graad van de doorstroomfinaliteit – aso, kso of tso, of de dubbele finaliteit – kso of tso toegelaten:

1° de leerlingen die het eerste leerjaar van de tweede graad van de doorstroomfinaliteit – aso, kso of tso, of de dubbele finaliteit – kso of tso met vrucht hebben beëindigd;

2° de leerlingen die het tweede leerjaar van de tweede graad van de arbeidsmarktfinaliteit – bso met vrucht hebben beëindigd, op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid is de verandering van structuuronderdeel tijdens het schooljaar toegestaan tot en met 15 januari. Daarna is verandering alleen toegestaan op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad.

Art. 22.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het tweede leerjaar van de tweede graad van de arbeidsmarktfinaliteit – bso toegelaten: de leerlingen die het eerste leerjaar van de tweede graad van de doorstroomfinaliteit – aso, kso of tso, de dubbele finaliteit – kso of tso, of de arbeidsmarktfinaliteit – bso met vrucht hebben beëindigd.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid is de verandering van structuuronderdeel tijdens het schooljaar toegestaan tot en met 15 januari. Daarna is verandering alleen toegestaan op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad.

Art. 23.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het eerste leerjaar van de derde graad van de doorstroomfinaliteit – aso, kso of tso, of de dubbele finaliteit – kso of tso toegelaten:

1° de leerlingen die het tweede leerjaar van de tweede graad van de doorstroomfinaliteit – aso, kso of tso, of de dubbele finaliteit – kso of tso met vrucht hebben beëindigd;

2° de leerlingen die het tweede leerjaar van de derde graad van de arbeidsmarktfinaliteit – bso met vrucht hebben beëindigd op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid is de verandering van structuuronderdeel tijdens het schooljaar toegestaan tot en met 15 januari. Daarna is verandering alleen toegestaan wegens een ernstige medische, psychische, sociale of onderwijskundige reden en op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad, na advies van de klassenraad van het structuuronderdeel waaruit de leerling overstapt.

Art. 24.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het eerste leerjaar van de derde graad van de arbeidsmarktfinaliteit – bso toegelaten:

1° de leerlingen die het tweede leerjaar van de tweede graad van de doorstroomfinaliteit – aso, kso of tso, de dubbele finaliteit – kso of tso, of de arbeidsmarktfinaliteit – bso met vrucht hebben beëindigd met een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs;

2° de leerlingen die opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair onderwijs met vrucht hebben beëindigd en er een getuigschrift, onderwijskwalificatie niveau 2, hebben behaald;

3° uitsluitend voor zover het de toelating tot een duaal structuuronderdeel betreft: de leerlingen die het tweede leerjaar van de tweede graad van de arbeidsmarktfinaliteit – bso niet met vrucht hebben beëindigd maar in het structuuronderdeel in kwestie wel een of meerdere bewijzen van beroeps- of deelkwalificatie hebben behaald. De structuuronderdelen inclusief de onderliggende beroeps- of deelkwalificatie(s) welke hiervoor in aanmerking komen zijn vastgelegd in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd;

4° uitsluitend voor zover het de toelating tot een duaal structuuronderdeel betreft: de leerlingen die een certificaat behaalden in het stelsel van leren en werken. De structuuronderdelen inclusief de certificaten welke hiervoor in aanmerking komen zijn vastgelegd in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd;

5° uitsluitend voor zover het de toelating tot een duaal structuuronderdeel betreft: de leerlingen die opleidingsvorm 3 met vrucht hebben beëindigd en er een getuigschrift opleidingsvorm 3 hebben behaald. De structuuronderdelen inclusief de onderliggende beroeps- of deelkwalificatie(s) welke hiervoor in aanmerking komen zijn vastgelegd in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd;

6° uitsluitend voor zover het de toelating tot een duaal structuuronderdeel betreft: de leerlingen die opleidingsvorm 3 niet met vrucht hebben beëindigd maar in het structuuronderdeel in kwestie een of meerdere bewijzen van beroeps- of deelkwalificatie hebben behaald. De structuuronderdelen inclusief de onderliggende beroepsof deelkwalificatie(s) welke hiervoor in aanmerking komen zijn vastgelegd in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid is de verandering van structuuronderdeel tijdens het schooljaar toegestaan tot en met 15 januari. Daarna is verandering alleen toegestaan wegens een ernstige medische, psychische, sociale of onderwijskundige reden en op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad, na advies van de klassenraad van het structuuronderdeel waaruit de leerling overstapt.

Art. 25.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het tweede leerjaar van de derde graad van de doorstroomfinaliteit – aso, kso of tso toegelaten:

1° de leerlingen die het eerste leerjaar van de derde graad van de doorstroomfinaliteit – aso, kso of tso met vrucht hebben beëindigd in hetzelfde structuuronderdeel;

2° de leerlingen die het eerste leerjaar van de derde graad van de doorstroomfinaliteit – aso, kso of tso met vrucht hebben beëindigd in een ander structuuronderdeel. De voormelde verandering van structuuronderdeel kan alleen wegens een ernstige medische, psychische, sociale of onderwijskundige reden en op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad, na advies van de klassenraad van het structuuronderdeel waaruit de leerling overstapt.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid is de verandering van structuuronderdeel tijdens het schooljaar alleen toegestaan wegens een ernstige medische, psychische, sociale of onderwijskundige reden en op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad, na advies van de klassenraad van het structuuronderdeel waaruit de leerling overstapt.

Art. 26.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het tweede leerjaar van de derde graad van de dubbele finaliteit – kso of tso toegelaten:

1° de leerlingen die het eerste leerjaar van de derde graad van de dubbele finaliteit – kso of tso met vrucht hebben beëindigd in hetzelfde structuuronderdeel;

2° de leerlingen die het eerste leerjaar van de derde graad van de dubbele finaliteit – kso of tso met vrucht hebben beëindigd in een ander structuuronderdeel. De voormelde verandering van structuuronderdeel kan alleen wegens een ernstige medische, psychische, sociale of onderwijskundige reden en op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad, na advies van de klassenraad van het structuuronderdeel waaruit de leerling overstapt;

3° de leerlingen die het eerste leerjaar van de derde graad van de doorstroomfinaliteit – aso, kso of tso met vrucht hebben beëindigd. De voormelde verandering van structuuronderdeel kan alleen wegens een ernstige medische, psychische, sociale of onderwijskundige reden en op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad, na advies van de klassenraad van het structuuronderdeel waaruit de leerling overstapt.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid is de verandering van structuuronderdeel tijdens het schooljaar alleen toegestaan wegens een ernstige medische, psychische, sociale of onderwijskundige reden en op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad, na advies van de klassenraad van het structuuronderdeel waaruit de leerling overstapt.

Art. 27.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het tweede leerjaar van de derde graad van de arbeidsmarktfinaliteit – bso toegelaten:

1° de leerlingen die het eerste leerjaar van de derde graad van de arbeidsmarktfinaliteit – bso met vrucht hebben beëindigd in hetzelfde structuuronderdeel;

2° de leerlingen die het eerste leerjaar van de derde graad van de dubbele finaliteit – kso of tso met vrucht hebben beëindigd in een structuuronderdeel van hetzelfde studiedomein, op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad;

3° de leerlingen die het eerste leerjaar van de derde graad van de arbeidsmarktfinaliteit – bso met vrucht hebben beëindigd in een ander structuuronderdeel. De voormelde verandering van structuuronderdeel kan alleen wegens een ernstige medische, psychische, sociale of onderwijskundige reden en op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad, na advies van de klassenraad van het structuuronderdeel waaruit de leerling overstapt.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid is de verandering van structuuronderdeel tijdens het schooljaar alleen toegestaan wegens een ernstige medische, psychische, sociale of onderwijskundige reden en op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad, na advies van de klassenraad van het structuuronderdeel waaruit de leerling overstapt.

Art. 28.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het derde leerjaar van de derde graad, ingericht als [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
een 7de leerjaar gericht op het hoger onderwijs2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] en leidt tot een diploma, onderwijskwalificatie niveau 4, dat toegang verleent tot een bacheloropleiding, toegelaten: de houders van het diploma van secundair onderwijs, onderwijskwalificatie niveau 3 [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
of de houders van het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs, dat is uitgereikt tot en met het schooljaar 2023-20242B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] .

Met behoud van de toepassing van het eerste lid is de verandering van structuuronderdeel in het derde leerjaar van de derde graad, ingericht als [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
een 7de leerjaar2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] , tijdens het schooljaar toegestaan op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad.

Art. 29.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het derde leerjaar van de derde graad, ingericht als [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
een 7de leerjaar gericht op het hoger onderwijs2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] maar niet leidt tot een diploma (onderwijskwalificatie niveau 4) dat toegang verleent tot een bacheloropleiding, toegelaten: de houders van het diploma van secundair onderwijs, onderwijskwalificatie niveau 4 [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
of de houders van het diploma van secundair onderwijs, dat is uitgereikt tot en met het schooljaar 2024-20252B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] .

Met behoud van de toepassing van het eerste lid is de verandering van structuuronderdeel in het derde leerjaar van de derde graad, ingericht als [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
een 7de leerjaar2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] , tijdens het schooljaar toegestaan op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad.

Art. 30.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het derde leerjaar van de derde graad, ingericht als [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
een 7de leerjaar gericht op instroom arbeidsmarkt2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] na behaalde onderwijskwalificatie niveau 4, toegelaten: de houders van het diploma van secundair onderwijs, onderwijskwalificatie niveau 4 [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
of de houders van het diploma van secundair onderwijs, dat is uitgereikt tot en met het schooljaar 2024-20252B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] .

Met behoud van de toepassing van het eerste lid is de verandering van structuuronderdeel in het derde leerjaar van de derde graad, ingericht als [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
een 7de leerjaar2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] , tijdens het schooljaar toegestaan op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad.

Art. 31.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het derde leerjaar van de derde graad, ingericht als [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
een 7de leerjaar gericht op instroom arbeidsmarkt2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] na behaalde onderwijskwalificatie niveau 3, toegelaten:

1° de houders van het diploma van secundair onderwijs, onderwijskwalificatie niveau 3;

2° de houders van het diploma van secundair onderwijs, onderwijskwalificatie niveau 4.

[2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023

3° de houders van het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs, dat is uitgereikt tot en met het schooljaar 2023-2024;

4° de houders van het diploma van secundair onderwijs, dat is uitgereikt tot en met het schooljaar 2024-2025

2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
]

In afwijking van het eerste lid worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het derde leerjaar van de derde graad, ingericht al dan niet duaal als [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
een 7de leerjaar2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] structuuronderdeel verzorgende/zorgkundige, toegelaten:

1° de houders van het diploma van secundair onderwijs, onderwijskwalificatie niveau 4, dat is behaald in het structuuronderdeel opvoeding en begeleiding;

2° de houders van het diploma van secundair onderwijs, onderwijskwalificatie niveau 3, dat is behaald in het structuuronderdeel basiszorg en ondersteuning of in het structuuronderdeel assistentie in wonen, zorg en welzijn;

3° de houders van het diploma van secundair onderwijs, [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
dat is uitgereikt tot en met het schooljaar 2024-20252B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] in een structuuronderdeel van het studiegebied personenzorg, of in combinatie met het certificaat verzorgende uitgereikt in het stelsel van leren en werken;

4° de houders van het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs, [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
dat is uitgereikt tot en met het schooljaar 2023-20242B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] in een structuuronderdeel van het studiegebied personenzorg, of in combinatie met het certificaat verzorgende uitgereikt in het stelsel van leren en werken.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid is de verandering van structuuronderdeel in het derde leerjaar van de derde graad, ingericht als Se-n-Se, tijdens het schooljaar toegestaan op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad.

Onderafdeling 3. — Toelating uitsluitend op basis van klassenraadbeslissing

Art. 32.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het gemeenschappelijk curriculum van een structuuronderdeel van het voltijds gewoon secundair onderwijs toegelaten: de leerlingen die overstappen met een [1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023
IAC-verslag1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023
] van opleidingsvorm 1 of 2 van het buitengewoon secundair onderwijs en de leerlingen met een [1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023
IAC-verslag1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023
] van opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair onderwijs die niet onder de toepassing vallen van artikel 24, op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad na kennisname van het eventuele advies van de klassenraad van het buitengewoon onderwijs, en op voorwaarde van opheffing van het [1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023
IAC-verslag1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023
] .

Het eerste lid is niet van toepassing op de volgende structuuronderdelen:

1° het eerste leerjaar A;

2° het eerste leerjaar B;

3° het structuuronderdeel verzorgende/zorgkundige, al dan niet duaal ingericht.

Art. 33.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot een individueel aangepast curriculum van een structuuronderdeel van het voltijds gewoon secundair onderwijs toegelaten: de leerlingen met een [1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023
IAC-verslag als vermeld in artikel 294, § 2, 1°,1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023
] van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, bij beslissing van de betrokken personen over het structuuronderdeel na kennisname van het advies van de klassenraad van dat structuuronderdeel.

[1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023
Leerlingen die in het schooljaar 2022-2023 een individueel aangepast curriculum volgden met een verslag voor een inschrijving in opleidingsvorm 4, als vermeld in artikel 294, § 2, 2°, van de Codex Secundair Onderwijs kunnen met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 als regelmatige leerling worden toegelaten:

3° tot een individueel aangepast curriculum van een structuuronderdeel van het voltijds gewoon secundair onderwijs, bij beslissing van de betrokken personen over het structuuronderdeel na kennisname van het advies van de klassenraad van dat structuuronderdeel. Dit kan enkel voor zover er geen inhoudelijke wijziging is van het individueel aangepast curriculum en voor zover het traject in dezelfde school wordt gevolgd;

4° tot het volgen van het gemeenschappelijk curriculum van een structuuronderdeel van het voltijds gewoon secundair onderwijs, na toelating van de klassenraad.

1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023
]

Met toepassing van het eerste [1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023
en tweede1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023
] lid beslissen de betrokken personen over de studievoortgang van de leerlingen die een individueel curriculum volgen, na kennisname van het advies van de klassenraad.

Art. 34.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot een structuuronderdeel van opleidingsvorm 4 van het buitengewoon secundair onderwijs toegelaten: de leerlingen die overstappen van opleidingsvorm 1, 2 of 3 van het buitengewoon secundair onderwijs, op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad.

Het eerste lid is niet van toepassing op de volgende structuuronderdelen:

1° het eerste leerjaar A;

2° het eerste leerjaar B;

3° het structuuronderdeel verzorgende/zorgkundige, al dan niet duaal ingericht.

Art. 35.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 , en onverminderd de bepalingen van artikel 294 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot een structuuronderdeel van het voltijds gewoon secundair onderwijs of opleidingsvorm 4 van het buitengewoon secundair onderwijs toegelaten: de leerlingen die overstappen van een buitenlands onderwijssysteem of van het onderwijs dat is erkend door de Franse of Duitstalige Gemeenschap van België, op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad en na advies van de klassenraad van het onthaaljaar als het een overstap betreft via het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers. Elke beslissing die afwijkt van het advies van de klassenraad van het onthaaljaar, wordt afdoende gemotiveerd.

In afwijking van artikel 4, 1°, b), 1), bestaat de klassenraad, voor wat het onderwijzend personeel betreft, uit alle leden van het structuuronderdeel waarvoor de leerling opteert. In het geval het een overstap betreft via het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers, moet in de klassenraad raadgevend de persoon worden opgenomen die, op basis van daartoe specifiek toegekende uren-leraar, belast is met de ondersteuning, opvolging en begeleiding van gewezen anderstalige nieuwkomers in de scholengemeenschap waarbinnen de betrokken leerling het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers heeft gevolgd.

Het eerste lid is niet van toepassing op leerlingen die het voorafgaand schooljaar een oriënteringsattest A of B hebben behaald. Zolang de in het eerste lid bedoelde leerling slechts een oriënteringsattest C heeft behaald, blijft het eerste lid wel van toepassing.

Art. 36.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot een structuuronderdeel van het voltijds gewoon secundair onderwijs of opleidingsvorm 4 van het buitengewoon secundair onderwijs toegelaten op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad: de leerlingen die

1° niet over een studiebewijs van het onderliggende leerjaar beschikken, en

2° cognitief sterk functionerend zijn.

Art. 37.

Het schoolbestuur kan ervoor kiezen om met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot een structuuronderdeel van het tweede leerjaar van de eerste, tweede of derde graad toe te laten: de leerlingen met tekorten in het eerste leerjaar van de graad in kwestie, die vóór het einde van het tweede leerjaar moeten worden weggewerkt, op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad na overleg met de klassenraad van het eerste leerjaar.

In afwijking van artikel 4, 1°, b), 1), bestaat de klassenraad, voor wat het onderwijzend personeel betreft, uit alle leden van het structuuronderdeel waarvoor de leerling opteert.

Art. 38.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het tweede leerjaar van de tweede graad van de arbeidsmarktfinaliteit – bso toegelaten: leerlingen die overstappen uit het deeltijds beroepssecundair onderwijs of de leertijd, op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het tweede leerjaar van de derde graad van de arbeidsmarktfinaliteit – bso toegelaten: leerlingen die overstappen uit het deeltijds beroepssecundair onderwijs of de leertijd, voldoen aan een van de voorwaarden van artikel 24 en op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad.

Art. 39.

Met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het derde leerjaar van de derde graad, ingericht als [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
een 7de leerjaar gericht op instroom arbeidsmarkt2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] na behaalde onderwijskwalificatie niveau 3 of 4, toegelaten: de leerlingen over wie de klassenraad op basis van een toelatingsproef, elders verworven competenties of elders verworven kwalificaties een gunstige beslissing neemt.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid is de verandering van structuuronderdeel in het derde leerjaar van de derde graad, ingericht als [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
een 7de leerjaar2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] , tijdens het schooljaar toegestaan op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad.

Art. 40.

Met behoud van toepassing van onderafdeling 4 wordt een leerling die zijinstromer is toegelaten tot een duaal structuuronderdeel op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad. Voor de beslissing houdt de klassenraad in de volgende gevallen rekening met het advies van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn:

1° de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding geeft advies voor een zijinstromer die geen leefloongerechtigde of equivalent leefloongerechtigde is. De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding gaat daarbij na wat de meest passende opleiding in het traject naar werk is, en stelt een meer passend opleidings- of begeleidingstraject aan de zijinstromer voor als dat nodig is;

2° het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn geeft zijn advies als de zijinstromer een leefloongerechtigde of equivalent leefloongerechtigde is.

Onderafdeling 4. — Bijkomende specifieke toelatingsvoorwaarden

Art. 41.

Voor duale structuuronderdelen voldoet de leerling aan de bijkomende toelatingsvoorwaarde om voldaan te hebben aan de voltijdse leerplicht.

Voor aanloopstructuuronderdelen voldoet de leerling aan al de volgende bijkomende toelatingsvoorwaarden:

1° voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht. In afwijking van de voormelde voorwaarde kan de klassenraad, op advies van het centrum voor leerlingenbegeleiding dat de leerling begeleidt, toelating geven vanaf het begin van het schooljaar waarin de leerling deeltijds leerplichtig wordt;

2° niet beschikken over een arbeidsdeelname;

3° een gunstige beslissing van de klassenraad hebben op basis van een screening als vermeld in artikel 357/47 van de Codex Secundair Onderwijs, van de leerling na inschrijving.

[2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
Met behoud van de toepassing van het eerste en tweede lid gelden in voorkomend geval de bijkomende toelatingsvoorwaarden per apart structuuronderdeel, zoals in deze onderafdeling bepaald, voor het gelijknamige duale structuuronderdeel en aanloopstructuuronderdeel.2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
]

Art. 42.

Voor de structuuronderdelen topsport voldoet de leerling aan de bijkomende toelatingsvoorwaarde om in het bezit te zijn van een topsportstatuut A of B van de selectiecommissie voor de sportdiscipline in kwestie conform het topsportconvenant dat is gesloten tussen de onderwijs- en de sportsector. Dat statuut wordt elk schooljaar hernieuwd.

Art. 43.

Voor de volgende structuuronderdelen, al dan niet duaal georganiseerd, voldoet de leerling aan de bijkomende toelatingsvoorwaarde om medisch geschikt te zijn bevonden voor de uitoefening van het beroep:

1° asfalt- en betonwegenbouwer;

2° autobus- en autocarchauffeur;

3° bestuurder mobiele kraan;

4° bouwplaatsmachinist;

5° daktimmerman;

6° dakwerker;

7° logistiek;

8° restauratievakman dakwerk;

9° schrijnwerker houtbouw;

10° torenkraanbestuurder;

11° vrachtwagenchauffeur.

De geschiktheidsverklaring, vermeld in het eerste lid, is eenmalig en geldt voor de duur van het structuuronderdeel.

Art. 44.

Voor de volgende structuuronderdelen, al dan niet duaal georganiseerd, voldoet de leerling aan de bijkomende toelatingsvoorwaarde om uiterlijk op [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
de eerste lesdag van februari2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] van het schooljaar in kwestie in het bezit te zijn van een attest fytolicentie P1:

1° productiemedewerker plant;

2° tuinaanlegger-groenbeheerder

Art. 45.

Voor het structuuronderdeel kinderbegeleider, al dan niet duaal georganiseerd, voldoet de leerling aan al de volgende bijkomende toelatingsvoorwaarden:

1° medisch geschikt zijn bevonden voor de uitoefening van het beroep. Die geschiktheidsverklaring is eenmalig en geldt voor de duur van het structuuronderdeel;

2° van onberispelijk gedrag zijn, zoals dat blijkt uit een uittreksel uit het strafregister (artikel 596.2 ‘minderjarigenmodel’) dat niet langer dan drie maanden voor de effectieve start van het structuuronderdeel door de leerling in kwestie is afgegeven;

3° uiterlijk op 30 september van het schooljaar in kwestie in het bezit zijn van een attest van kennis van levensreddend handelen bij kinderen;

4° achttien jaar worden uiterlijk in het schooljaar waarin met het structuuronderdeel wordt gestart.

Art. 46.

Voor de volgende structuuronderdelen voldoet de leerling aan de bijkomende toelatingsvoorwaarde om positief geëvalueerd te zijn door de klassenraad op een geschiktheidsproef die de school in kwestie eventueel georganiseerd heeft:

1° het eerste leerjaar A en het eerste leerjaar B, op voorwaarde dat de school in de tweede en de derde graad het studiedomein kunst en creatie zonder andere studiedomeinen aanbiedt;

2° het structuuronderdeel kunst en creatie in het tweede leerjaar A en het tweede leerjaar B;

3° de structuuronderdelen, al dan niet duaal georganiseerd, van het studiedomein kunst en creatie.

De geschiktheidsproef is eenmalig en geldt voor de duur van het structuuronderdeel, met behoud van de toepassing van de mogelijkheid tot één herkansing v oor de leerling die negatief is geëvalueerd.

In voorkomend geval worden in de klassenraad ambtshalve raadgevende externe deskundigen opgenomen, die geen [3B.Vl.R. van 15/09/2023
B.S. 01/12/2023
gastleraar3B.Vl.R. van 15/09/2023
B.S. 01/12/2023
] zijn in de school in kwestie.

Art. 47.

In dit artikel wordt verstaan onder koninklijk besluit van 23 mei 2018: het koninklijk besluit van 23 mei 2018 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding, -ervaring en -bekwaamheid en inzake het psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende, uitvoerende of commerciële functie in een bewakingsonderneming, interne bewakingsdienst of opleidingsinstelling en de organisatie ervan.

Voor het structuuronderdeel defensie en veiligheid, al dan niet duaal georganiseerd, en het structuuronderdeel Integrale veiligheid, al dan niet duaal georganiseerd, voldoet de leerling aan de volgende bijkomende toelatingsvoorwaarden:

1° medisch geschikt zijn bevonden, rekening houdend met de specificiteit van de beroepssectoren in kwestie. Die geschiktheidsverklaring is eenmalig en geldt voor de duur van het structuuronderdeel, tenzij er een aanleiding is om de geschiktheid te herevalueren. Een ongeschiktheidsverklaring in de loop van het schooljaar impliceert de beslissing van de betrokken personen om de leerling uiterlijk op het einde van dat schooljaar het structuuronderdeel te laten stopzetten;

2° voor het structuuronderdeel defensie en veiligheid: voldoen aan de specifieke toegangsvoorwaarde voor het identiteitsdocument, vermeld in artikel 9, 2°, van het koninklijk besluit van 23 mei 2018;

3° voor het structuuronderdeel Integrale veiligheid: voldoen aan de specifieke toegangsvoorwaarden voor het uittreksel uit het strafregister en het identiteitsdocument, vermeld in artikel 9, 1° en 2°, van het voormelde koninklijk besluit.

Naast de voorwaarden, vermeld in het tweede lid, gelden voor de beide structuuronderdelen, vermeld in het tweede lid, meer bepaald voor het opleidingsonderdeel tot het behalen van het algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent, vermeld in artikel 14 van het koninklijk besluit van 23 mei 2018, de volgende voorwaarden conform artikel 49, 50 en 51 van het voormelde koninklijk besluit van 23 mei 2018:

1° de periode tussen de allereerste les van het voormelde opleidingsonderdeel, die een reguliere school of private opleidingsinstelling organiseert, tot en met het behalen van het algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent en het laatste (her)examen van dat opleidingsonderdeel is beperkt tot twee kalenderjaren;

2° binnen de periode van twee kalenderjaren, vermeld in punt 1°, kan een leerling maximaal vier keer examens, inclusief herexamens, afleggen over het voormelde opleidingsonderdeel;

3° eventuele herexamens worden uiterlijk drie maanden na het afleggen van het laatste examen van een vorige examenzittijd van het voormelde opleidingsonderdeel georganiseerd;

4° alle examens en herexamens van het voormelde opleidingsonderdeel worden in dezelfde school afgelegd.

Ongeacht het structuuronderdeel waarvan het deel uitmaakt, kan een leerling het opleidingsonderdeel om het algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent, vermeld in artikel 14 van het koninklijk besluit van 23 mei 2018, te behalen, niet meer volgen als de leerling dat opleidingsonderdeel al eerder gedurende een al dan niet onderbroken periode van twee kalenderjaren heeft gevolgd in het secundair onderwijs of daarbuiten en als de leerling binnen die periode vier examens, met inbegrip van herexamens, over het voormelde opleidingsonderdeel heeft afgelegd.

Art. 48.

Voor het structuuronderdeel beveiligingstechnicus, al dan niet duaal georganiseerd, voldoet de leerling aan al de volgende bijkomende toelatingsvoorwaarden:

1° de voorwaarden over veroordelingen en over nationaliteit en hoofdverblijfplaats, vermeld in artikel 61, 1° en 2°, van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid;

2° achttien jaar worden uiterlijk op 31 december van het schooljaar waarin met het structuuronderdeel wordt gestart.

Art. 49.

Voor het structuuronderdeel bestuurder interne transportmiddelen, al dan niet duaal georganiseerd, voldoet de leerling aan al de volgende bijkomende toelatingsvoorwaarden:

1° medisch geschikt zijn bevonden voor de uitoefening van het beroep. Die geschiktheidsverklaring is eenmalig en geldt voor de duur van het structuuronderdeel;

2° minimaal zestien jaar zijn.

Art. 50.

Voor de structuuronderdelen binnenvaart, binnenvaarttechnieken, binnenvaart en beperkte kustvaart en aspirant-stuurman binnenscheepvaart, al dan niet duaal georganiseerd, voldoet de leerling aan al de volgende bijkomende toelatingsvoorwaarden:

1° medisch geschikt zijn bevonden voor de uitoefening van het beroep. Die geschiktheidsverklaring is eenmalig en geldt voor de duur van het structuuronderdeel;

2° attest basisopleiding veiligheid, te behalen vooraleer men de reglementair voorziene werkplekcomponent of stage aanvangt.

Art. 51.

Voor de structuuronderdelen maritieme technieken dek en maritieme technieken motoren, al dan niet duaal georganiseerd, voldoet de leerling aan al de volgende bijkomende toelatingsvoorwaarden:

1° medisch geschikt zijn bevonden voor de uitoefening van het beroep. Die geschiktheidsverklaring is eenmalig en geldt voor de duur van het structuuronderdeel;

2° Basic Safety (sectie A-VI/1 van de STCW-code), te behalen vooraleer men de reglementair voorziene werkplekcomponent of stage aanvangt.

Art. 52.

Voor de structuuronderdelen zeevaart en aspirant-motorist 750kW/onbeperkt, al dan niet duaal georganiseerd, voldoet de leerling aan al de volgende bijkomende toelatingsvoorwaarden:

1° medisch geschikt zijn bevonden voor de uitoefening van het beroep. Die geschiktheidsverklaring is eenmalig en geldt voor de duur van het structuuronderdeel;

2° Basic Safety (sectie A-VI/1 van de STCW-code), te behalen vooraleer men de reglementair voorziene werkplekcomponent of stage aanvangt.

Art. 53.

Voor de structuuronderdelen matroos zeevisserij, zeevaart en zeevisserij, zeevisserij en aspirant-stuurman kustvaart en zeevisserij, al dan niet duaal georganiseerd, voldoet de leerling aan al de volgende bijkomende toelatingsvoorwaarden:

1° medisch geschikt zijn bevonden voor de uitoefening van het beroep. Dit is een jaarlijkse geschiktheidsverklaring voor minderjarige leerlingen en een tweejaarlijkse geschiktheidsverklaring voor meerderjarige leerlingen;

2° Basic Safety (sectie A-VI/1 van de STCW-code), te behalen vooraleer men de reglementair voorziene werkplekcomponent of stage aanvangt;

3° voorkoming van arbeidsongevallen aan boord van een vissersvaartuig, te behalen vooraleer men de reglementair voorziene werkplekcomponent of stage aanvangt.

Afdeling 2. — Buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 3

Art. 54.

Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder klassenraad verstaan: de klassenraad van het structuuronderdeel waarvoor de leerling opteert, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld.

Art. 55.

De klassenraad beslist over:

1° de toelating van een leerling tot een jaar van een structuuronderdeel van een fase;

2° de overgang van een leerling naar een ander structuuronderdeel van een andere of dezelfde fase in de loop van het schooljaar;

3° de afwijking van de duur van een fase.

Een vermindering van de studieduur, ten gevolge van de afwijking van de duur van een of meer fases, vermeld in het eerste lid, 3°, mag niet tot gevolg hebben dat de schoolloopbaan na het eerste jaar van het secundair onderwijs minder dan vier schooljaren bedraagt.

Art. 56.

Voor duale structuuronderdelen in de kwalificatiefase of integratiefase van opleidingsvorm 3 voldoet de leerling aan de volgende bijkomende toelatingsvoorwaarden:

1° voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht;

2° als de leerling zijinstromer is: een gunstige beslissing van de klassenraad. Voor de beslissing houdt de klassenraad in de volgende gevallen rekening met het advies van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn:

a) de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding geeft advies voor een zijinstromer die geen leefloongerechtigde of equivalent leefloongerechtigde is. De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding gaat daarbij na wat de meest passende opleiding in het traject naar werk is, en stelt een meer passend opleidings- of begeleidingstraject aan de zijinstromer voor als dat nodig is;

b) het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn geeft zijn advies als de zijinstromer een leefloongerechtigde of equivalent leefloongerechtigde is.

Art. 57.

Voor het structuuronderdeel bestuurder interne transportmiddelen, al dan niet duaal georganiseerd, voldoet de leerling aan al de volgende bijkomende toelatingsvoorwaarden:

1° medisch geschikt zijn bevonden voor de uitoefening van het beroep. Die geschiktheidsverklaring is eenmalig en geldt voor de duur van het structuuronderdeel;

2° minimaal zestien jaar zijn.

Art. 58.

Met behoud van de toepassing van artikel 56 en 57, en onverminderd de bepalingen van artikel 294 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, worden de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot een structuuronderdeel van opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair onderwijs toegelaten: de leerlingen die overstappen van een buitenlands onderwijssysteem of van het onderwijs dat is erkend door de Franse of Duitstalige Gemeenschap van België, op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad en na advies van de klassenraad van het onthaaljaar als het een overstap betreft via het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers. Elke beslissing die afwijkt van het advies van de klassenraad van het onthaaljaar, wordt afdoende gemotiveerd.

In afwijking van artikel 4, 1°, b), 1), bestaat de klassenraad, voor wat het onderwijzend personeel betreft, uit alle leden van het structuuronderdeel waarvoor de leerling opteert. In het geval het een overstap betreft via het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers, moet in de klassenraad raadgevend de persoon worden opgenomen die, op basis van daartoe specifiek toegekende uren-leraar, belast is met de ondersteuning, opvolging en begeleiding van gewezen anderstalige nieuwkomers in de scholengemeenschap waarbinnen de betrokken leerling het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers heeft gevolgd.

De beslissing door de klassenraad wordt uiterlijk vijfendertig kalenderdagen na de aanvang van de regelmatige lesbijwoning genomen.

HOOFDSTUK 3. — Evaluatie

Afdeling 1. — Voltijds gewoon secundair onderwijs en buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 4

Art. 59.

Uit het hanteren van toelatingsvoorwaarden per leerjaar volgt automatisch leerjaarevaluatie met aansluitende studiebekrachtiging. Uit het hanteren van toelatingsvoorwaarden per graad in de eerste graad B-stroom of, in uitzonderlijke gevallen, in de tweede of derde graad volgt automatisch graadevaluatie met aansluitende studiebekrachtiging.

Met inachtneming van het eerste lid en onder voorbehoud van eventuele andere evaluatiebepalingen die bij decreet of besluit zijn vastgelegd, is het schoolbestuur bevoegd om het evaluatiestelsel te organiseren met inbegrip van de criteria waarop de evaluatie is gebaseerd. Op basis van dat evaluatiebeleid evalueert de klassenraad, gespreid over het schooljaar, elke individuele regelmatige leerling.

Art. 60.

Leerlingenevaluatie strekt ertoe om, rekening houdend met het pedagogisch project van de school, na te gaan of de regelmatige leerling in voldoende mate de doelstellingen, vastgelegd door of krachtens decreet- of regelgeving en opgenomen in het curriculumdossier en in de leerplannen, heeft bereikt of nagestreefd, naargelang van het geval. De leerlingenevaluatie resulteert in de beslissing van de klassenraad over het al dan niet met vrucht beëindigen van een structuuronderdeel of een graad, naargelang van het geval.

In sommige structuuronderdelen impliceert het eerste lid dat:

1° in de eerste graad de eindtermen basisgeletterdheid door elke individuele regelmatige leerling moeten worden bereikt op het einde van de eerste graad, tenzij in uitzonderlijke gevallen de klassenraad gemotiveerd beslist dat een individuele regelmatige leerling een eindterm basisgeletterdheid niet moet bereiken;

2° in het structuuronderdeel vrachtwagenchauffeur, al dan niet duaal georganiseerd, als vorm van externe certificering, de regelmatige leerling geslaagd is voor de proeven tot het behalen van het rijbewijs CE en de basiskwalificatie vakbekwaamheid voor chauffeurs groep C;

3° in het structuuronderdeel autobus- en autocarchauffeur, al dan niet duaal georganiseerd, als vorm van externe certificering, de regelmatige leerling geslaagd is voor de proeven tot het behalen van het rijbewijs D1 en de basiskwalificatie vakbekwaamheid voor chauffeurs groep D;

4° in het structuuronderdeel koel- en warmtetechnieken én technicus koelinstallaties, al dan niet duaal georganiseerd, als vorm van externe certificering, de regelmatige leerling in het bezit is van het certificaat van bekwaamheid in de koeltechniek van categorie I;

5° in het structuuronderdeel binnenvaart en beperkte kustvaart, al dan niet duaal georganiseerd, de regelmatige leerling in het bezit is van een dienstboekje met minimum 90 vaardagen;

6° in het structuuronderdeel binnenvaarttechnieken, al dan niet duaal georganiseerd, de regelmatige leerling in het bezit is van een dienstboekje met minimum 90 vaardagen;

7° in het structuuronderdeel aspirant-stuurman binnenscheepvaart, al dan niet duaal georganiseerd, de regelmatige leerling in het bezit is van een dienstboekje met minimum 90 vaardagen;

8° in het structuuronderdeel maritieme technieken dek in de 3de graad, al dan niet duaal georganiseerd, de regelmatige leerling in het bezit is van een getuigschrift van gevolgde STCW-opleidingen conform STCW II/1: officer in charge of a navigational watch on ships of 500 gross tonnage of more;

9° in het structuuronderdeel in het structuuronderdeel maritieme technieken motoren in de 3de graad, al dan niet duaal georganiseerd, de regelmatige leerling in het bezit is van een getuigschrift van gevolgde STCW-opleidingen conform STCW III/1: officer in charge of an engineering watch in a manned engine-room or as designated duty engineer in a periodically unmanned engineer-room;

10° in het structuuronderdeel zeevaart, al dan niet duaal georganiseerd, de regelmatige leerling in het bezit is van een getuigschrift van gevolgde STCW-opleidingen conform STCW II/4: rating forming part of a navigational watch en een cadet training record boek met minimum 60 vaardagen;

11° in het structuuronderdeel zeevisserij, al dan niet duaal georganiseerd, de regelmatige leerling in het bezit is van een getuigschrift motorist 221kW en een stageboek met minimum 180 vaardagen;

12° in het structuuronderdeel aspirant-motorist 750kW/onbeperkt, al dan niet duaal georganiseerd, de regelmatige leerling in het bezit is van een getuigschrift motorist 750kW/onbeperkt en een stageboek met minimum 180 vaardagen;

13° in het structuuronderdeel aspirant-stuurman kustvaart en zeevisserij, al dan niet duaal georganiseerd, de regelmatige leerling in het bezit is van een getuigschrift van gevolgde STCW-opleidingen conform STCW II/3: officer in charge of a navigational watch on a ship of less 500 gross tonnage engaged on near-coastal voyages, een getuigschrift stuurman zeevisserij, een cadet training record boek met minimum 60 vaardagen en een stageboek met minimum 120 vaardagen.

Art. 61.

De evaluatiebeslissing dat de leerling een structuuronderdeel of een graad met vrucht heeft beëindigd kan gekoppeld worden aan clausulering, waarbij aan de overstap naar een hoger leerjaar beperkingen worden opgelegd.

De volgende clausuleringen zijn mogelijk:

1° in het eerste leerjaar A en het eerste leerjaar B: de uitsluiting van een of meer basisopties of een of meer pakketten van basisopties van het tweede leerjaar A of B;

2° in het tweede leerjaar A, het tweede leerjaar B, het eerste en het tweede leerjaar van de tweede graad: de uitsluiting van een of meer finaliteiten, onderwijsvormen of afzonderlijke structuuronderdelen;

3° in het eerste leerjaar van de derde graad van de dubbele finaliteit – kso of tso: de uitsluiting van alle structuuronderdelen van de dubbele finaliteit – kso of tso.

Bij clausulering houdt de klassenraad rekening met de volgende vereisten:

1° clausulering mag studiekeuzes in de loop van het secundair onderwijs niet vroegtijdig sterk verengen;

2° clausulering mag niet alleen met het oog op het studieaanbod van de school zijn;

3° clausulering moet rekening houden met de verplichte afspraken binnen de scholengemeenschap over een objectieve leerlingenoriëntering.

Art. 62.

De evaluatiebeslissing wordt in het schooljaar in kwestie genomen in de periode vanaf de vijfde laatste lesdag van de maand juni tot en met 30 juni. De voormelde termijn kan voor individuele gevallen als volgt worden aangepast:

1° de termijn kan, enkel in de tweede en de derde graad, worden vervroegd als de klassenraad oordeelt dat de leerling de toepasbare doelen al heeft bereikt. In voorkomend geval wordt afgeweken van artikel 5, §1, tweede lid, 2°, a), van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 2001 houdende de organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs;

2° de termijn kan worden verlengd tot uiterlijk de eerste schooldag van het daaropvolgende schooljaar als de klassenraad nog niet over voldoende informatie beschikt om een gedegen beslissing te nemen. De klassenraad beslist dan met welke maatregelen de nodige informatie bij de leerling kan worden ingewonnen en de school onderzoekt hoe ze de leerling daarbij kan ondersteunen.

In afwijking van het eerste lid wordt voor de structuuronderdelen van het derde leerjaar van de derde graad, aangeduid als [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
7de leerjaren2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] , die eindigen op 31 januari, de evaluatiebeslissing genomen in de periode vanaf de vijfde laatste lesdag van de maand januari tot en met 31 januari. De voormelde termijn kan voor individuele gevallen als volgt worden aangepast:

1° de termijn kan worden vervroegd als de klassenraad oordeelt dat de leerling de toepasbare doelen al heeft bereikt. In voorkomend geval wordt afgeweken van artikel 5, §1, tweede lid, 2°, b), van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 2001 houdende de organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs;

2° de termijn kan worden verlengd tot uiterlijk 1 maart van het schooljaar in kwestie als de klassenraad nog niet over voldoende informatie beschikt om een gedegen beslissing te nemen. De klassenraad beslist dan met welke maatregelen de nodige informatie bij de leerling kan worden ingewonnen en de school onderzoekt hoe ze de leerling daarbij kan ondersteunen.

Art. 63.

Van de evaluatiebeslissingen van de klassenraad wordt een proces-verbaal opgemaakt en worden er notulen gehouden die een synthese bevatten van de elementen die tot de beslissingen hebben geleid, waaronder eventueel het resultaat van een stemming. Het proces-verbaal en de notulen worden door de voorzitter en drie leden van de klassenraad ondertekend. De processen-verbaal worden gedurende vijftig jaar bewaard en de notulen worden gedurende vijf jaar bewaard.

Afdeling 2. — Buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 3

Art. 64.

Leerlingenevaluatie heeft als doel om, rekening houdend met het pedagogisch project van de school, na te gaan of de regelmatige leerling in voldoende mate de ontwikkelingsdoelen heeft nagestreefd en in voldoende mate de doelen die zijn vastgelegd in het toepasbare opleidingsprofiel of het standaardtraject, al naargelang het geval, heeft bereikt.

Art. 65.

Op het einde van de opleidingsfase, de kwalificatiefase en de integratiefase resulteert de leerlingenevaluatie in een evaluatiebeslissing. Die evaluatiebeslissing wordt in het schooljaar in kwestie genomen in de periode vanaf de vijfde laatste lesdag van de maand juni tot en met 30 juni. De voormelde termijn kan voor individuele gevallen als volgt worden aangepast:

1° de termijn kan, enkel in de kwalificatiefase en integratiefase, worden vervroegd als de klassenraad oordeelt dat de leerling in voldoende mate de ontwikkelingsdoelen heeft nagestreefd en in voldoende mate de doelen die zijn vastgelegd in het toepasbare opleidingsprofiel of het standaardtraject heeft bereikt. In voorkomend geval wordt afgeweken van artikel 5, §1, tweede lid, 2°, a), van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 2001 houdende de organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs;

2° de termijn kan worden verlengd tot uiterlijk de eerste schooldag van het daaropvolgende schooljaar als de klassenraad nog niet over voldoende informatie beschikt om een gedegen beslissing te nemen. De klassenraad beslist dan met welke maatregelen de nodige informatie bij de leerling kan worden ingewonnen en de school onderzoekt hoe ze de leerling daarbij kan ondersteunen.

Art. 66.

Van de evaluatiebeslissingen van de klassenraad wordt een proces-verbaal opgemaakt en worden er notulen gehouden die een synthese bevatten van de elementen die tot de beslissingen hebben geleid, waaronder eventueel het resultaat van een stemming. Het proces-verbaal en de notulen worden door de voorzitter en drie leden van de klassenraad ondertekend. De processen-verbaal worden gedurende vijftig jaar bewaard en de notulen worden gedurende vijf jaar bewaard.

HOOFDSTUK 4. — Studiebekrachtiging

Afdeling 1. — Algemene bepalingen

Art. 67.

Behalve de directeur kan elke gemandateerde van het schoolbestuur met de ondertekening van de studiebewijzen worden belast. In voorkomend geval wordt in de modellen van studiebewijzen de verwijzing naar de directeur van de school vervangen door de verwijzing naar de gemandateerde van het schoolbestuur van de school.

Art. 68.

Het schoolbestuur herstelt elke materiële fout in de vorm van ten onrechte uitreiking van een studiebewijs waardoor de rechten van de leerling worden geschonden. Het initiatiefrecht tot herstel van die fout, dat altijd kan worden uitgeoefend, ligt bij het schoolbestuur en bij de leerling.

Het schoolbestuur kan elke materiële fout in de vorm van ten onrechte uitreiking van een studiebewijs waardoor aan de leerling meer rechten worden toegekend dan de rechten die voortvloeien uit de beslissing van de klassenraad, herstellen tot uiterlijk dertig kalenderdagen na de uitreiking ervan. Een herstel is evenwel niet mogelijk als de leerling kan aantonen dat binnen de voormelde dertig kalenderdagen rechtsgevolgen zijn ontstaan en dat een intrekking van het studiebewijs schade zou veroorzaken voor die leerling.

Afdeling 2. — Voltijds gewoon secundair onderwijs en buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 4

Art. 69.

. In aansluiting op de evaluatiebeslissingen worden aan de regelmatige leerlingen studiebewijzen toegekend die van rechtswege geldend zijn. Een studiebewijs impliceert dat de houder geacht wordt het overeenkomstige studietraject volledig en, naargelang van het studiebewijs in kwestie, met of zonder vrucht te hebben doorlopen, ongeacht het tijdstip van aansluiting bij dat traject en ongeacht de duur en structuur van dat traject.

In afwijking van het eerste lid gaat aan de studiebewijzen, vermeld in artikel 74, 2°, uitgezonderd b), en 3°, geen evaluatiebeslissing vooraf.

De toekenning van studiebewijzen kan om geen enkele reden worden ingehouden, ook niet bij verzuim door de betrokken personen van hun financiële verplichtingen.

Art. 70.

De studiebekrachtiging in de vorm van de toekenning van een oriënteringsattest is als volgt:

1° oriënteringsattest A: als de leerling het eerste of tweede leerjaar van de eerste graad, het eerste of tweede leerjaar van de tweede graad of het eerste leerjaar van de derde graad met vrucht en zonder clausulering heeft beëindigd of als de leerling het eerste leerjaar van de eerste graad met vrucht en met clausulering heeft beëindigd;

2° oriënteringsattest B: als de leerling het tweede leerjaar van de eerste graad, het eerste of tweede leerjaar van de tweede graad of het eerste leerjaar van de derde graad van de dubbele finaliteit – kso of tso met vrucht en met clausulering heeft beëindigd;

3° oriënteringsattest C: als de leerling een leerjaar van de eerste, tweede of derde graad niet met vrucht heeft beëindigd.

In het eerste leerjaar A en het eerste leerjaar B kan:

1° het oriënteringsattest A ook remediëring in het tweede leerjaar A of het tweede leerjaar B opleggen. Als remediëring wordt opgelegd, is het zowel een recht als een plicht voor de leerling, ongeacht de school van inschrijving;

2° het oriënteringsattest C alleen toegekend worden in uitzonderlijke gevallen.

In het eerste leerjaar en tweede leerjaar van de tweede graad kan het oriënteringsattest A ook een advies inhouden om naar een studierichting met een hoger abstractieniveau over te stappen.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, legt de modellen van de oriënteringsattesten, vermeld in het eerste lid, en de regels om ze in te vullen, vast.

Art. 71.

De studiebekrachtiging in de vorm van de toekenning van een getuigschrift is als volgt:

1° getuigschrift van basisonderwijs, onderwijskwalificatie niveau 1: als de leerling een eerste leerjaar B of een tweede leerjaar B met vrucht heeft beëindigd en nog geen houder is van een getuigschrift van basisonderwijs;

2° getuigschrift van de eerste graad van het secundair onderwijs: als de leerling het tweede leerjaar A of het tweede leerjaar B met vrucht, al dan niet met clausulering, heeft beëindigd;

3° getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs, onderwijskwalificatie niveau 2:

a) als de leerling het tweede leerjaar van de tweede graad met vrucht, al dan niet met clausulering, heeft beëindigd in een structuuronderdeel van de arbeidsmarktfinaliteit – bso, met uitzondering van een aanloopstructuuronderdeel, en de beroepsgerichte competenties van de beroepskwalificatie(s) of deelkwalificatie(s) die eraan verbonden zijn, in voldoende mate heeft behaald;

b) als de leerling in het eerste leerjaar of het tweede leerjaar van een duaal structuuronderdeel van de derde graad van de arbeidsmarktfinaliteit – bso de nog niet behaalde doelen van een duaal structuuronderdeel van de tweede graad van de arbeidsmarktfinaliteit – bso, vastgelegd door of krachtens decreet- of regelgeving, in voldoende mate heeft behaald;

4° getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs:

a) als de leerling het tweede leerjaar van de tweede graad met vrucht, al dan niet met clausulering, heeft beëindigd in een structuuronderdeel van de doorstroomfinaliteit – aso, kso of tso, of de dubbele finaliteit – kso of tso;

b) als de leerling het tweede leerjaar van de tweede graad met vrucht, al dan niet met clausulering, heeft beëindigd in een structuuronderdeel van de arbeidsmarktfinaliteit – bso, met uitzondering van een aanloopstructuuronderdeel, waar geen beroepskwalificatie(s) of deelkwalificatie(s) aan zijn verbonden;

5° getuigschrift over de basiskennis van het bedrijfsbeheer: als de leerling in het tweede leerjaar van de derde graad of het derde leerjaar van de derde graad, aangeduid als [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
een 7de leerjaar2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] , voldaan heeft aan de voorwaarden inzake de basiskennis van het bedrijfsbeheer, opgenomen in de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap en in het koninklijk besluit van 21 oktober 1998 tot uitvoering van hoofdstuk I van titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap.

Voor een leerling in het tweede leerjaar van de tweede graad van de arbeidsmarktfinaliteit – bso, ingeschreven in een aanloopstructuuronderdeel als vermeld in artikel 357/43, eerste lid, 1°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, waarvoor gedurende het traject in de aanloopfase blijkt dat de overstap naar het bovenliggende structuuronderdeel “duaal” 2e graad niet mogelijk is, kan de klassenraad beslissen om de doelen van het bovenliggende structuuronderdeel “duaal” 2e graad na te streven in een kwalificerend traject op maat. De school moet deze noodzaak kunnen aantonen. Dit moet voorgelegd kunnen worden aan de onderwijsinspectie bij een doorlichting als bedoeld in artikel 36 tot en met 42 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs.

Aan een leerling die voldoet aan de bepalingen van het tweede lid, en die alle doelen behaalt van het bovenliggende structuuronderdeel “duaal” tweede graad, heeft het desbetreffend aanloopstructuuronderdeel met vrucht beëindigd en behaalt het getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs, onderwijskwalificatie niveau 2, vermeld in het eerste lid, 3°.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, legt de modellen van de getuigschriften, vermeld in het eerste lid, en de regels om ze in te vullen, vast.

Art. 72.

De studiebekrachtiging in de vorm van de toekenning van een diploma is als volgt:

1° diploma van secundair onderwijs, onderwijskwalificatie niveau 3: als de leerling het tweede leerjaar van de derde graad met vrucht heeft beëindigd in een structuuronderdeel van de arbeidsmarktfinaliteit – bso, met uitzondering van een aanloopstructuuronderdeel, en de beroepsgerichte competenties van de beroepskwalificatie(s) en in voorkomend geval van de deelkwalificatie(s) die eraan verbonden zijn, in voldoende mate heeft behaald;

2° diploma van secundair onderwijs, onderwijskwalificatie niveau 4:

a) als de leerling het tweede leerjaar van de derde graad met vrucht heeft beëindigd in een structuuronderdeel van de doorstroomfinaliteit – aso, kso of tso;

b) als de leerling het tweede leerjaar van de derde graad met vrucht heeft beëindigd in een structuuronderdeel van de dubbele finaliteit – kso of tso en de beroepsgerichte competenties van de beroepskwalificatie(s) en in voorkomend geval van de deelkwalificatie(s) die eraan verbonden zijn, in voldoende mate heeft behaald;

c) als de leerling het derde leerjaar van de derde graad met vrucht heeft beëindigd in het structuuronderdeel, ingericht als [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
een 7de leerjaar gericht op het hoger onderwijs2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] en leidt tot een diploma dat toegang verleent tot een bacheloropleiding.

Het diploma, vermeld in het eerste lid, 1°, kan aan een leerling die met toepassing van artikel 24, eerste lid, 3°, 4° of 5°, wordt toegelaten tot de derde graad in een structuuronderdeel arbeidsmarktfinaliteit – bso, enkel worden uitgereikt indien de leerling ervoor een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs, onderwijskwalificatie niveau 2, behaalde.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, legt de modellen van de diploma’s, vermeld in het eerste lid, en de regels om ze in te vullen, vast.

Art. 73.

De studiebekrachtiging in de vorm van de toekenning van een bewijs is als volgt:

1° bewijs van beroepskwalificatie: als de leerling in een structuuronderdeel van de dubbele finaliteit – kso of tso, in een structuuronderdeel van de arbeidsmarktfinaliteit – bso [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
, met uitzondering van een aanloopstructuuronderdeel, of in een 7de leerjaar gericht op instroom arbeidsmarkt2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] na behaalde onderwijskwalificatie niveau 3 of 4, de beroepsgerichte competenties die een beroepskwalificatie vormen in voldoende mate heeft behaald;

2° bewijs van deelkwalificatie: als de leerling in een structuuronderdeel van de dubbele finaliteit – kso of tso, in een structuuronderdeel van de arbeidsmarktfinaliteit – bso [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
, met uitzondering van een aanloopstructuuronderdeel, of in een 7de leerjaar gericht op instroom arbeidsmarkt2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] na behaalde onderwijskwalificatie niveau 3 of 4, de beroepsgerichte competenties die een deelkwalificatie vormen in voldoende mate heeft behaald;

3° bewijs van competenties: als de leerling in een structuuronderdeel van de dubbele finaliteit – kso of tso, in een structuuronderdeel van de arbeidsmarktfinaliteit – bso of in een [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
7de leerjaar gericht op instroom arbeidsmarkt2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] na behaalde onderwijskwalificatie niveau 3 of 4, beroepsgerichte competenties heeft bereikt die geen beroepskwalificatie of deelkwalificatie vormen.

Voor een leerling in het tweede leerjaar van de tweede graad van de arbeidsmarktfinaliteit – bso, ingeschreven in een aanloopstructuuronderdeel als vermeld in artikel 357/43, eerste lid, 1°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, waarvoor gedurende het traject in de aanloopfase blijkt dat de overstap naar het bovenliggende structuuronderdeel “duaal” 2e graad niet mogelijk is, kan de klassenraad beslissen om de doelen van het bovenliggende structuuronderdeel “duaal” 2e graad na te streven in een kwalificerend traject op maat. De school moet deze noodzaak kunnen aantonen. Dit moet voorgelegd kunnen worden aan de onderwijsinspectie bij een doorlichting als bedoeld in artikel 36 tot en met 42 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs.

Aan een leerling die voldoet aan de bepalingen van het tweede lid en die de beroepsgerichte competenties van het bovenliggende structuuronderdeel “duaal” tweede graad, die een beroepskwalificatie of een deelkwalificatie vormen, in voldoende mate heeft behaald, kan een bewijs van beroepskwalificatie als vermeld in het eerste lid, 1°, of een bewijs van deelkwalificatie als vermeld in het eerste lid, 2°, uitgereikt worden.

De bewijzen, vermeld in het eerste lid, worden niet toegekend als de leerling in het structuuronderdeel in kwestie een onderwijskwalificatie behaalt. In het voormelde geval is de bewijsvoering van behaalde beroepskwalificaties of deelkwalificaties in de onderwijskwalificatie geïntegreerd.

Het bewijs van deelkwalificatie, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt niet toegekend als de leerling in het structuuronderdeel in kwestie een bewijs van beroepskwalificatie behaalt, waarin de deelkwalificatie vervat zit. In het voormelde geval is de bewijsvoering van de deelkwalificatie in de beroepskwalificatie geïntegreerd.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, legt de modellen van de bewijzen, vermeld in het eerste lid, en de regels om ze in te vullen, vast.

Art. 74.

De studiebekrachtiging in de vorm van de toekenning van een attest is als volgt:

1° attest van verworven bekwaamheden: als de leerling een structuuronderdeel op basis van een individueel aangepast curriculum heeft gevolgd;

2° attest van lesbijwoning als regelmatige leerling:

a) in het eerste leerjaar B van de eerste graad, het eerste leerjaar van de tweede of derde graad van een structuuronderdeel met graadevaluatie. Het attest van lesbijwoning als regelmatige leerling komt in de plaats van een oriënteringsattest. Als de leerling echter overstapt binnen een graad van een structuuronderdeel met graadevaluatie naar een structuuronderdeel zonder graadevaluatie, wordt alsnog over het eerste leerjaar van die graad een oriënteringsattest toegekend volgens de beslissing van de klassenraad;

b) in het eerste leerjaar van de eerste, tweede of derde graad van een structuuronderdeel dat de leerling met tekorten heeft beëindigd maar met toelating tot het tweede leerjaar van de graad in kwestie. Het attest van lesbijwoning als regelmatige leerling komt in de plaats van een oriënteringsattest. Als de leerling echter het tweede leerjaar niet met vrucht heeft beëindigd, maar wel de tekorten van het eerste leerjaar heeft weggewerkt, wordt alsnog over het eerste leerjaar van die graad een oriënteringsattest A toegekend. Als de leerling, zonder dat de tekorten zijn weggewerkt, overstapt naar een structuuronderdeel van dezelfde of een andere school waar geen gebruik wordt gemaakt van de regeling, vermeld in artikel 37, wordt alsnog over het eerste leerjaar van die graad een oriënteringsattest toegekend volgens de beslissing van de klassenraad;

c) in het derde leerjaar van de derde graad van een structuuronderdeel, ingericht als [2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
een 7de leerjaar gericht op het hoger onderwijs2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
] en niet wordt bekrachtigd met een diploma van secundair onderwijs, onderwijskwalificatie niveau 4;

d) als artikel 121 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 van toepassing is op de leerling en als hij het geheel van de vorming van een schooljaar nog niet heeft voltooid;

e) als artikel 136, 3°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 van toepassing is op de leerling en als hij de opleiding nog niet heeft voltooid.

3° attest van lesbijwoning als vrije leerling: als de leerling geen regelmatige leerling is en bijgevolg voor geen enkel van alle andere studiebewijzen in aanmerking komt.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, legt de modellen van de attesten, vermeld in het eerste lid, en de regels om ze in te vullen, vast.

Art. 75.

In uitzonderlijke gevallen kan de klassenraad aan een leerling die een individueel aangepast curriculum volgt, de gewone studiebekrachtiging, in plaats van een attest van verworven bekwaamheden, toekennen, op voorwaarde dat er gelijkwaardigheid is van de doelen van het individueel aangepast curriculum met de doelen, vastgelegd door of krachtens decreet- of regelgeving, die toepasbaar zijn in het structuuronderdeel dat de leerling volgt.

[1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023

In afwijking van het eerste lid, 1°, kan aan de leerlingen met een IAC-verslag voor opleidingsvorm 3, een getuigschrift van het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3 gegeven worden, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1° het structuuronderdeel opleidingsvorm 3 waarvoor de studiebekrachtiging uitgereikt wordt, sluit inhoudelijk aan bij het studieaanbod van de school die de studiebekrachtiging uitreikt;

2° de school voor gewoon secundair onderwijs legt voorafgaandelijk contact met een school voor buitengewoon secundair onderwijs opleidingsvorm 3 om de overeenkomst na te gaan van de doelen die opgenomen zijn in het individueel aangepast curriculum met de doelstellingen van de overeenkomstige opleiding uit het buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 3;

3° een vertegenwoordiger van de school voor buitengewoon secundair onderwijs opleidingsvorm 3 is een stemgerechtigd lid van de klassenraad van de school voor gewoon secundair onderwijs.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, legt het model van dit getuigschrift en de regels om ze in te vullen, vast.

1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023
]

De onderwijsinspectie houdt kwaliteitstoezicht op deze bevoegdheid van de klassenraad tijdens de schooldoorlichting als bedoeld in artikel 36 tot en met 42 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs.

Afdeling 3. — Buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 3

Art. 76.

In elke fase, uitgezonderd de observatiefase, worden in aansluiting op de evaluatiebeslissingen studiebewijzen toegekend die van rechtswege geldend zijn aan de regelmatige leerlingen. Een studiebewijs impliceert dat de houder geacht wordt het overeenkomstige studietraject volledig heeft doorlopen en, naargelang van het studiebewijs in kwestie, in voldoende mate de ontwikkelingsdoelen heeft nagestreefd en in voldoende mate de doelen die zijn vastgelegd in het toepasbare opleidingsprofiel of het standaardtraject, al naargelang het geval, heeft bereikt. Dit is ongeacht het tijdstip van aansluiting bij dat traject en ongeacht de duur en structuur van dat traject.

In afwijking van het eerste lid gaat aan het studiebewijs, vermeld in artikel 80, geen evaluatiebeslissing vooraf.

De toekenning van studiebewijzen kan om geen enkele reden worden ingehouden, ook niet bij verzuim door de betrokken personen van hun financiële verplichtingen.

Art. 77.

In het kader van de studiebekrachtiging op het einde van de opleidingsfase wordt aan alle leerlingen een bewijs van competenties toegekend. Op dat bewijs staan de beroepsgerichte competenties opgesomd die in de opleidingsfase in voldoende mate verworven zijn. De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, legt het model van het bewijs van competenties vast.

Art. 78.

De studiebekrachtiging op het einde van de kwalificatiefase of integratiefase in de vorm van toekenning van een bewijs is als volgt:

1° bewijs van beroepskwalificatie: als de leerling in voldoende mate de beroepsgerichte competenties die een beroepskwalificatie vormen heeft behaald;

2° bewijs van deelkwalificatie: als de leerling in voldoende mate de beroepsgerichte competenties die een deelkwalificatie vormen heeft behaald;

3° bewijs van competenties: als de leerling beroepsgerichte competenties heeft bereikt die geen deelkwalificatie of beroepskwalificatie vormen.

De bewijzen, vermeld in het eerste lid, worden niet toegekend als de leerling in het structuuronderdeel in kwestie een getuigschrift behaalt. In het voormelde geval is de bewijsvoering van behaalde beroepskwalificaties of deelkwalificaties in het getuigschrift geïntegreerd.

Het bewijs van deelkwalificatie, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt niet toegekend als de leerling in het structuuronderdeel in kwestie een bewijs van beroepskwalificatie behaalt, waarin de deelkwalificatie vervat zit. In het voormelde geval is de bewijsvoering van de deelkwalificatie in de beroepskwalificatie geïntegreerd.

Het bewijs van competenties, vermeld in het eerste lid, 3°, wordt ook toegekend aan een leerling in een structuuronderdeel van de integratiefase als hij reeds een getuigschrift heeft behaald in een structuuronderdeel met identieke benaming in de kwalificatiefase. Dat bewijs van competenties verwijst alleszins naar de opgedane werkervaring.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, legt de modellen van de bewijzen, vermeld in het eerste lid, en de regels om ze in te vullen, vast.

Art. 79.

De studiebekrachtiging op het einde van de kwalificatiefase of de integratiefase in de vorm van toekenning van een getuigschrift is als volgt:

1° een getuigschrift opleidingsvorm 3 wordt toegekend als de leerling in voldoende mate de beroepsgerichte competenties heeft behaald uit de beroepskwalificatie(s) of deelkwalificatie(s) van het structuuronderdeel, en in voldoende mate de ontwikkelingsdoelen heeft nagestreefd;

2° een getuigschrift, onderwijskwalificatie niveau 2, wordt toegekend als de leerling in voldoende mate de beroepsgerichte competenties heeft behaald uit de beroepskwalificatie(s) of deelkwalificatie(s) van het structuuronderdeel, en in voldoende mate de ontwikkelingsdoelen heeft behaald, op voorwaarde dat de ontwikkelingsdoelen van de opleidingen overeenkomen met de eindtermen voor de tweede graad van de finaliteit arbeidsmarkt – bso.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, legt de modellen van de getuigschriften, vermeld in het eerste lid, en de regels om ze in te vullen, vast.

Art. 80.

Een attest van lesbijwoning als regelmatige leerling wordt toegekend:

1° op het einde van de opleidingsfase voor een leerling die geen recht heeft op het studiebewijs als vermeld in artikel 77;

2° op het einde van de kwalificatiefase of integratiefase aan een leerling die geen recht heeft op één van de studiebewijzen als vermeld in artikel 78 of 79.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, legt het model van attest en de regels om ze in te vullen, vast.

HOOFDSTUK 5. — Diverse bepalingen

Afdeling 1. — Voltijds gewoon secundair onderwijs en buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 4

Art. 81.

Samen met de evaluatiebeslissing dat de leerling een leerjaar of een graad met vrucht heeft beëindigd, al dan niet met clausulering, geeft de klassenraad een gunstig of ongunstig advies over de arbeidsbereidheid en een gunstig of ongunstig advies over de arbeidsrijpheid van de leerling in de volgende structuuronderdelen van het voltijds gewoon secundair onderwijs en het buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 4:

1° alle niet-duale structuuronderdelen van het tweede leerjaar van de tweede graad van de dubbele finaliteit – kso of tso;

2° alle niet-duale structuuronderdelen en niet-aanloopstructuuronderdelen van het tweede leerjaar van de tweede graad van de arbeidsmarktfinaliteit – bso;

3° alle niet-duale structuuronderdelen van het eerste leerjaar van de derde graad van de dubbele finaliteit – kso of tso;

4° alle niet-duale structuuronderdelen en niet-aanloopstructuuronderdelen van het eerste leerjaar van de derde graad van de arbeidsmarktfinaliteit – bso.

Het advies, dat wordt uitgebracht met het oog op eventueel duaal leren, is niet-bindend en vormt geen toelatingsvoorwaarde tot duale structuuronderdelen en aanloopstructuuronderdelen.

Art. 82.

§1. Samen met de evaluatiebeslissing dat de leerling een leerjaar of een graad met vrucht en met clausulering heeft beëindigd, geeft de klassenraad een gunstig of ongunstig advies over het overzitten van een leerjaar. Het advies is bindend. Alleen een gunstig advies voor overzitten biedt mogelijkheid tot overzitten als regelmatige leerling.

§2. Het bindend advies, vermeld in paragraaf 1, wordt niet gegeven:

1° in het eerste leerjaar van de eerste graad;

2° wanneer de leerling het tweede leerjaar van de eerste graad, het eerste leerjaar van de tweede graad of het tweede leerjaar van de tweede graad met vrucht en met clausulering voor minstens alle structuuronderdelen van drie onderwijsvormen of van twee finaliteiten heeft beëindigd.

Art. 83.

Met behoud van de toelatingsvoorwaarden en de toepassing van artikel 82 kan een regelmatige leerling in de volgende gevallen een leerjaar overzitten:

1° als de leerling opteert voor een ander structuuronderdeel van een leerjaar dat met vrucht en zonder clausulering of met attest van regelmatige lesbijwoning dat toegang verleent tot het hoger leerjaar, is beëindigd;

2° als de leerling opteert voor hetzelfde of een ander structuuronderdeel van een leerjaar dat met vrucht maar met een clausulering is beëindigd;

3° in het eerste leerjaar van de eerste graad dat met vrucht maar met een clausulering voor minstens de helft van alle basisopties van het tweede leerjaar A of voor minstens de helft van alle basisopties van het tweede leerjaar B is beëindigd;

4° als de leerling opteert voor hetzelfde of een ander structuuronderdeel van een leerjaar dat niet met vrucht is beëindigd.

Met behoud van de toelatingsvoorwaarden binnen hetzelfde leerjaar worden volgende veranderingen van structuuronderdeel evenwel niet als overzitten beschouwd:

1° de verandering van een structuuronderdeel van de B-stroom naar een structuuronderdeel van de A-stroom van de eerste graad;

2° de verandering van een structuuronderdeel van de arbeidsmarktfinaliteit – bso naar een structuuronderdeel van de doorstroomfinaliteit – aso, kso of tso, of de dubbele finaliteit – kso of tso.

Art. 84.

De volgende sporttakken komen in aanmerking voor het aanbieden van meer individuele leertrajecten aan leerlingen met topsportstatuut, vermeld in artikel 136/5 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010:

1° gymnastiek (artistieke gymnastiek);

[2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
1°/1 hockey (discipline veldhockey);2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
]

2° paardrijden (disciplines eventing, jumping en dressuur);

3° tennis;

4° triatlon;

5° voetbal.

Afdeling 2. — Buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 3

Art. 85.

[1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023
...1B.Vl.R. van 05/05/2023
B.S. 04/08/2023
]

Art. 86.

Samen met de evaluatiebeslissing op het einde van de opleidingsfase in opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair onderwijs geeft de klassenraad een gunstig of ongunstig advies over de arbeidsbereidheid en een gunstig of ongunstig advies over de arbeidsrijpheid van de leerling.

Het advies, dat wordt uitgebracht met het oog op eventueel duaal leren, is niet-bindend en vormt geen toelatingsvoorwaarde tot duale structuuronderdelen.

Art. 87.

Een leerling die een getuigschrift heeft behaald in een structuuronderdeel met identieke benaming in de kwalificatiefase en de integratiefase, wordt niet meer toegelaten tot dat structuuronderdeel behoudens bij overstap van de kwalificatiefase, niet-duaal, naar de integratiefase.

Titel 3. — Bepalingen voor het buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvormen 1 en 2

Art. 88.

De leerlingen die overstappen van een buitenlands onderwijssysteem of van het onderwijs dat is erkend door de Franse of Duitstalige Gemeenschap van België, worden, onverminderd de bepalingen van artikel 294 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, als regelmatige leerling toegelaten tot een structuuronderdeel van opleidingsvorm 1 of opleidingsvorm 2 van het buitengewoon secundair onderwijs, op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad en na advies van de klassenraad van het onthaaljaar als het een overstap betreft via het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers. Elke beslissing die afwijkt van het advies van de klassenraad van het onthaaljaar, wordt afdoende gemotiveerd.

De klassenraad bestaat, voor wat het onderwijzend personeel betreft, uit alle leden van het structuuronderdeel waarvoor de leerling opteert. In het geval het een overstap betreft via het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers, moet in de klassenraad raadgevend de persoon worden opgenomen die, op basis van daartoe specifiek toegekende uren-leraar, belast is met de ondersteuning, opvolging en begeleiding van gewezen anderstalige nieuwkomers in de scholengemeenschap waarbinnen de betrokken leerling het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers heeft gevolgd.

De beslissing door de klassenraad wordt uiterlijk vijfendertig kalenderdagen na de aanvang van de regelmatige lesbijwoning genomen.

Art. 89.

Leerlingenevaluatie heeft als doel om, rekening houdend met het pedagogisch project van de school, na te gaan of de regelmatige leerling in opleidingsvorm 1 of opleidingsvorm 2 in voldoende mate de ontwikkelingsdoelen heeft nagestreefd. In aansluiting op de evaluatiebeslissingen kan aan de regelmatige leerling een studiebewijs worden toegekend dat van rechtswege geldend is. Een studiebewijs impliceert dat de houder geacht wordt het overeenkomstige studietraject volledig heeft doorlopen en in voldoende mate de ontwikkelingsdoelen heeft nagestreefd. Dit is ongeacht het tijdstip van aansluiting bij dat traject en ongeacht de duur en structuur van dat traject.

De toekenning van studiebewijzen kan om geen enkele reden worden ingehouden, ook niet bij verzuim door de betrokken personen van hun financiële verplichtingen.

Art. 90.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, legt het model van attest, vermeld in artikel 334/1, §4, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, vast dat wordt uitgereikt aan leerlingen in opleidingsvorm 1.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, legt het model van attest, vermeld in artikel 334/2, §4, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, vast dat wordt uitgereikt aan leerlingen in opleidingsvorm 2.

Titel 4. — Wijzigings-, opheffings- en overgangsbepalingen

Art. 91. t.e.m. 115.

Wijzigingsbepalingen zijn niet opgenomen in deze coördinatie.

Art. 116.

De volgende regelingen worden opgeheven:

1° het besluit van de Vlaamse regering van 19 juli 2002 betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2021;

2° het besluit van de Vlaamse regering van 6 december 2002 betreffende de organisatie van het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2021;

3° het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 houdende organisatie van het experimenteel voltijds gewoon secundair onderwijs volgens een modulair stelsel, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2021;

4° het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2008 houdende organisatie van het experimenteel buitengewoon secundair onderwijs volgens een modulair stelsel, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 17 december 2010, 1 juni 2018 en 16 juli 2021;

5° het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 2015 betreffende de studiesanctionering in opleidingsvorm 1 en 2, laatst gewijzigd bij het besluit van 30 augustus 2016.

Art. 117.

Onverminderd de bepalingen van artikel 16, eerste lid, artikel 52, eerste lid, en artikel 68, eerste lid, 2°, a), worden in het schooljaar 2022-2023 ook de volgende leerlingen als regelmatige leerlingen tot het tweede leerjaar A toegelaten: de leerlingen die het eerste leerjaar A hebben beëindigd op 30 juni 2022 met een attest van regelmatige lesbijwoning binnen het systeem van toelating en evaluatie per graad toegepast op de leerlingengroep waartoe de leerling behoort.

Titel 5. — Slotbepalingen

Art. 118.

Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 15 juni 2022:

1° met in acht name van de progressieve uitrol van de modernisering van het secundair onderwijs voor wat het voltijds gewoon secundair onderwijs en het buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvormen 3 en 4, betreft: alle artikelen voor zover hierna niet vermeld;

2° artikel 1, 2, 88, 89, 95, 96, 99, 100, 101, 103, 104, 107, 111 en 114.

In afwijking van het eerste lid treden in werking:

1° op 1 september 2022: artikel 16, 2°, artikel 61, tweede lid, 1°, artikel 62, eerste lid, 1°, en tweede lid, 1°, artikel 65, 1°, artikel 75, 90, 91, 92, 93, 94, 97, 98, 102, 105, 2°, artikel 106, 110, 1°, artikel 113, 1°, artikel 116, 5° en artikel 117;

2° op 1 september 2025: artikel 105, 1°, 3° en 4°, artikel 108, 109, 110, 2° en 3°, artikel 112, 113, 2° tot en met 4°, artikel 115 en 116, 1° tot en met 4°.

Art. 119.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, en de Vlaamse minister, bevoegd voor werk, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage 1.

[2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
Beroepskwalificatie, deelkwalificaties, certificaten die toelating verlenen tot een structuuronderdeel van de derde graad, arbeidsmarktfinaliteit - bso2B.Vl.R. van 22/09/2023
B.S. 23/11/2023
]