Besluit van de Vlaamse Regering over het inschrijvingsrecht in het basisonderwijs en het secundair onderwijs

  • goedkeuringsdatum
    7 OKTOBER 2022
  • publicatiedatum
    B.S.29/12/2022
  • zie ook
  • datum laatste wijziging
    30/08/2024

COORDINATIE

(1) B.Vl.R. van 21/06/2024 (B.S. 28/08/2024)

Rechtsgronden

Dit besluit is gebaseerd op:

- de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

- het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, artikel 37duodecies, § 3, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011 en gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, artikel 37terdecies, § 2, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011 en gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, artikel 37septies decies, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011, artikel 37vicies sexies, § 1, eerste lid, 2°, en § 2, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011, artikel 37/13, § 2, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019 en gewijzigd bij het decreet van 4 februari 2022, artikel 37/16, § 1, eerste lid en tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019, en § 2, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 4 februari 2022, artikel 37/19, § 1, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 4 februari 2022, en § 2, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019, artikel 37/21, § 1, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019 en gewijzigd bij het decreet van 4 februari 2022, artikel 37/23, § 3, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 18 februari 2022, artikel 37/26, § 3, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019, artikel 37/30, § 2, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019 en gewijzigd bij het decreet van 4 februari 2022, artikel 37/31, § 2, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019 en gewijzigd bij het decreet van 4 februari 2022, en § 2, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019, artikel 37/51, § 2, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019 en gewijzigd bij het decreet van 18 februari 2022, en § 3, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 18 februari 2022, artikel 37/54, § 1, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 18 februari 2022, en § 2, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019, artikel 37/56, § 1, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019 en gewijzigd bij het decreet van 18 februari 2022, artikel 37/62, § 3, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019, artikel 37/66, § 2, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019 en gewijzigd bij het decreet van 18 februari 2022, en artikel 37/67, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019;

- de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, bekrachtigd bij het decreet van 27 mei 2011, artikel 110/12, § 3, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011 en gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, artikel 110/13, § 2, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011 en gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, artikel 110/17, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011, artikel 110/26, § 1, 2°, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011, artikel 253/8, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019 en gewijzigd bij het decreet van 4 februari 2022, artikel 253/9, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019, artikel 253/11, § 2, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019 en vervangen bij het decreet van 4 februari 2022, en § 3, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 4 februari 2022, artikel 253/12, § 1, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 4 februari 2022, artikel 253/12/1, § 1, tweede lid, en § 2, derde lid, ingevoegd bij het decreet 4 februari 2022, artikel 253/15/1, § 1, vijfde lid, ingevoegd bij het decreet van 18 februari 2022, artikel 253/18, § 3, en artikel 253/23, § 2, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019, artikel 253/26, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019 en gewijzigd bij het decreet van 4 februari 2022, § 2, artikel 253/27, § 2, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019, artikel 253/29, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019 en gewijzigd bij het decreet van 4 februari 2022, artikel 253/39, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019, artikel 253/40, § 2, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019 en vervangen bij het decreet van 18 februari 2022, en § 3, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 18 februari 2022, artikel 253/41, § 1, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 18 februari 2022, artikel 253/41/1, § 1, tweede lid, en § 2, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 18 februari 2022, artikel 253/45, § 2, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019, artikel 253/49, § 3, en artikel 253/54, § 2, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019, artikel 253/57, § 2, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019, en artikel 253/58, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019;

- de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, bekrachtigd bij het decreet van 23 december 2016, artikel VIII.3, § 2, artikel VIII.4, § 1, tweede lid, en § 2 en § 3, vervangen bij het decreet van 4 februari 2022, artikel VIII.4/1, § 1, tweede lid, en § 2 en § 3, ingevoegd bij het decreet van 17 mei 2019, artikel VIII.5, derde lid, VIII.5/1, derde lid vervangen bij het decreet van 4 februari 2022, artikel VIII.6, 2°, artikel VIII.8, § 3, en artikel VIII.11.

Vormvereisten

De volgende vormvereisten zijn vervuld:

- De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 4 mei 2022.

- De Raad van State heeft advies nr. 71.773/1/V gegeven op 8 augustus 2022.

- De Vlaamse Toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens heeft advies nr. 2022/092 gegeven op 19 september 2022.

Motivering

Dit besluit is gebaseerd op het volgende motief:

- Er moet uitvoering gegeven worden aan de verschillende delegaties aan de Vlaamse Regering uit de regelgeving met betrekking tot het inschrijvingsrecht in het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010. Die decreten zijn recent gewijzigd door het decreet van 4 februari 2022 tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 en de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, wat betreft het inschrijvingsrecht in het gewoon onderwijs buiten het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de regelgeving over het LOP en de CLR, het decreet van 18 februari 2022 tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wat betreft het inschrijvingsrecht in het gewoon onderwijs in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. het decreet van 18 februari 2022 tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wat betreft bijkomende maatregelen voor het inschrijvingsrecht betreffende voorrangs- en ordeningscriteria. Er werd gekozen om in één nieuw besluit alle uitvoeringsbepalingen op te nemen en de eerdere besluiten op te heffen.

Initiatiefnemers

Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

HOOFDSTUK 1. — Toepassingsgebied

Artikel 1.

Dit besluit is van toepassing op het basis- en het secundair onderwijs, dat erkend, gefinancierd of gesubsidieerd is door de Vlaamse Gemeenschap, tenzij het uitdrukkelijk anders is vermeld.

HOOFDSTUK 2. — Definities

Art. 2.

In dit besluit wordt verstaan onder:

1° CLR: de Commissie inzake leerlingenrechten, vermeld in deel VIII, hoofdstuk 2, van de codificatie van 28 oktober 2016;

2° codificatie van 28 oktober 2016: de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, bekrachtigd bij het decreet van 23 december 2016;

3° decreet van 25 februari 1997: het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;

4° deskundige: de deskundige, vermeld in artikel VIII.4, § 3, en artikel VIII.4/1, § 3, van de codificatie van 28 oktober 2016;

5° initiatiefnemer: een schoolbestuur, meerdere deelnemende schoolbesturen samen of het LOP, dat bij het inschrijven gebruikmaakt van dezelfde aanmeldingsprocedure;

6° LOP: een lokaal overlegplatform als vermeld in deel VIII, hoofdstuk 1, van de codificatie van 28 oktober 2016;

7° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming;

8° ouders: de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige leerling onder hun bewaring hebben, of de meerderjarige leerling zelf;

9° werkingsgebied: het werkingsgebied, vermeld in artikel VIII.3, § 1, van de codificatie van 28 oktober 2016.

HOOFDSTUK 3. — De CLR

Afdeling 1. Samenstelling

Art. 3.

De minister stelt de voorzitter en de leden van de CLR en hun plaatsvervangers aan.

De bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap neemt het secretariaat waar van de CLR.

Art. 4.

De leden van de CLR hebben een mandaat van zes jaar. Dat mandaat is één keer hernieuwbaar. In elk geval behoudt de CLR haar bevoegdheden tot de nieuwe CLR is samengesteld.

In afwijking van het eerste lid eindigt het mandaat vroeger in de volgende gevallen:

1° bij ontslagneming;

2° als niet meer voldaan is aan de aanstellingsvoorwaarden;

3° in geval van overlijden.

In de gevallen, vermeld in het tweede lid, voltooit de plaatsvervanger als effectief lid de lopende mandaatperiode van zijn voorganger en wijst de minister een nieuwe plaatsvervanger aan.

Art. 5.

De voorzitter ontvangt een jaarlijkse forfaitaire vergoeding van 4.288,09 euro. De leden die deelnemen aan een zitting, ontvangen een forfaitaire vergoeding per zitting van 134,00 euro tegen 100%, met een maximum van tien zittingen per jaar. Een lid kan afzien van die vergoeding.

De vergoeding wordt jaarlijks aangepast, rekening houdend met de gezondheidsindex, conform de begrotingsinstructies die de Vlaamse Regering heeft goedgekeurd conform artikel 6 van het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019. De indexregeling van de niet-loonkredieten en de toegekende indexcode wordt toegepast.

De voorzitter en de leden van de CLR ontvangen een terugbetaling van de reis- en verblijfskosten conform de reglementering die van toepassing is op de personeelsleden van de Vlaamse overheid.

Afdeling 2. Werking

Art. 6.

Overeenkomstig artikel VIII.11 van de codificatie van 28 oktober 2016 stelt de CLR binnen een maand na haar instelling een reglement van orde op. Het reglement van orde regelt de werking van de CLR over al de volgende aspecten:

1° de goedkeuring na toetsing van aanmeldingsdossiers die afwijken van standaarddossiers;

2° de behandeling van klachten door ouders en andere belanghebbenden;

3° de wijze van kennisgeving van de datum van behandeling en van de lijst van effectieve en plaatsvervangende leden en de informatie over de mogelijkheid tot wraking van de leden;

4° het verzoek om advies van de CLR over de afbakening van een of meer lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groepen in een aanmeldingsprocedure;

5° de behandeling van de aanvragen van schoolbesturen om alsnog leerlingen te kunnen weigeren op basis van capaciteit, omdat ze door uitzonderlijke omstandigheden in de onmogelijkheid verkeren om bijkomende inschrijvingen te doen in een of meer capaciteitsniveau(s).

In het reglement van orde worden de volgende principes ingeschreven:

1° voor klachtendossiers:

a) het schoolbestuur en de ouders of andere belanghebbenden worden gehoord en kunnen zich laten bijstaan door een raadsman;

b) de CLR kan op verzoek of ambtshalve getuigen horen;

2° voor alle dossiers

a) de CLR kan alle nodige documenten opvragen bij het schoolbestuur in kwestie;

b) de CLR kan informatie inwinnen bij de onderwijsinspectie en de verificatiediensten van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

De verdere uitwerking van de procedure voor de initiatieven, vermeld in artikel 37/19, en artikel 37/54, van het decreet van 25 februari 1997, en artikel 253/12/1 en 253/41/1 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wordt door de CLR bepaald in het reglement van orde, dat door de minister bekrachtigd wordt.

Art. 7.

Een zitting is rechtsgeldig als de voorzitter aanwezig is en ook ten minste één lid van elk van de drie categorieën, vermeld in artikel VIII.8, § 1, van de codificatie van 28 oktober 2016.

De CLR beslist bij gewone meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter. De stemming is geheim.

Art. 8.

§ 1. De betrokkenen kunnen de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter en een of meer leden of plaatsvervangende leden van de CLR wraken vóór de aanvang van de zitting, tenzij de reden tot wraking later is ontstaan.

De plaatsvervangende voorzitter neemt de plaats in van de gewraakte voorzitter. Het plaatsvervangende lid neemt de plaats in van het gewraakte lid. Als de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter, of een lid en een plaatsvervangend lid, worden gewraakt, wijst de minister een andere plaatsvervangende voorzitter of een ander lid aan om in de zaak te zetelen.

§ 2. De redenen van wraking zijn de redenen, vermeld in artikel 828 en 829, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

§ 3. De voorzitter die of het lid dat, dan wel zijn plaatsvervanger die, weet dat er een reden tot wraking tegen hem bestaat, onthoudt zich van de zaak.

Art. 9.

De CLR publiceert, in elk geval op het internet, jaarlijks haar adviezen en de oordelen, zonder vermelding van de namen van de betrokkenen, aangevuld met een synthese van de overwegingen die tot de adviezen en de oordelen hebben geleid.

Afdeling 3. Procedure voor de goedkeuring van de afwijkingen van het standaarddossier in het gewoon onderwijs door de Vlaamse Regering na negatief besluit van de CLR

Art. 10.

Het voorstel van afwijkingen van het standaarddossier dat wordt voorgelegd aan de Regering, vermeld in artikel 37/19 en 37/54 van het decreet van 25 februari 1997, en artikel 253/12/1 en 253/41/1 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, is ontvankelijk als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:

1° de documenten over het voorstel van afwijkingen van het standaarddossier zijn betekend aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap met een aangetekende brief of tegen afgifte van ontvangstbewijs;

2° de documenten over het voorstel van afwijkingen van het standaarddossier zijn tijdig ingediend;

3° de initiatiefnemer voegt bij de documenten een uiteenzetting over de argumenten tegen het negatieve besluit van de CLR.

Samen met het voorstel geeft de initiatiefnemer aan of hij een hoorzitting wil en of hij die hoorzitting openbaar wil. Daarbij geeft hij aan welke personen, met uitzondering van de LOP-deskundige van het werkingsgebied waar de aanmeldingsprocedure betrekking op heeft, volgens hem gehoord moeten worden. Als de initiatiefnemer geen hoorzitting wil, verloopt de procedure verder schriftelijk. Een later verzoek om een hoorzitting te organiseren, is onontvankelijk.

Art. 11.

§ 1. Als de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap op basis van artikel 10, eerste lid, vaststelt dat een voorstel van afwijkingen van het standaarddossier ontvankelijk is, deelt hij dat binnen zeven kalenderdagen na de dag waarop hij het dossier heeft ontvangen, mee aan de initiatiefnemer en aan de CLR.

Bij de kennisgeving aan de CLR, vermeld in het eerste lid, wordt de uiteenzetting van de initiatiefnemer over de argumenten tegen het negatieve besluit van de CLR, vermeld in artikel 10, eerste lid, 3°, gevoegd en wordt de indiening van eventuele relevante documenten gevraagd. Die documenten worden door de CLR aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap bezorgd binnen zeven kalenderdagen na de kennisgeving, vermeld in het eerste lid.

Als de initiatiefnemer heeft verzocht om een hoorzitting conform artikel 10, tweede lid, vermeldt de kennisgeving aan de initiatiefnemer, vermeld in het eerste lid, ook al de volgende informatie:

1° de plaats, de dag en het uur van de hoorzitting;

2° het recht van de initiatiefnemer om zich te laten bijstaan of, op grond van een schriftelijke machtiging, zich te laten vertegenwoordigen door een raadsvrouw of -man.

§ 2. De bevoegde dienst van de Vlaamse gemeenschap roept de personen die de initiatiefnemer heeft aangewezen om gehoord te worden, conform artikel 10, tweede lid, ten minste zeven kalenderdagen voor de hoorzitting schriftelijk of elektronisch op.

Art. 12.

De bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap is belast met de samenstelling van het dossier. Het dossier bevat al de volgende documenten:

1° de documenten die de initiatiefnemer heeft ingediend, meer in het bijzonder het voorstel van afwijkingen van het standaarddossier en een uiteenzetting over de argumenten tegen het negatieve besluit van de CLR;

2° de documenten die de CLR aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap heeft bezorgd.

Art. 13.

Als de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap vaststelt dat het voorstel van afwijkingen van het standaarddossier onontvankelijk is conform artikel 10, eerste lid, deelt hij dat binnen zeven kalenderdagen na de dag waarop hij het dossier heeft ontvangen, mee aan de minister.

De procedure is afgehandeld als de minister de onontvankelijkheid die de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap heeft vastgesteld, binnen zeven kalenderdagen na de kennisname, vermeld in het eerste lid, bevestigt en de initiatiefnemer daarvan met een aangetekende brief op de hoogte brengt.

Art. 14.

§ 1. De leidend ambtenaar van de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap of een door hem aangewezen personeelslid van de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap leidt de hoorzitting en hoort de initiatiefnemer en, in voorkomend geval, de opgeroepen personen.

§ 2. De leidend ambtenaar van de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap of een door hem aangewezen personeelslid van de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap stelt ter zitting een proces-verbaal op, dat onmiddellijk wordt voorgelezen en ter ondertekening wordt voorgelegd aan de initiatiefnemer.

De initiatiefnemer kan gemotiveerd voorbehoud aantekenen bij de ondertekening.

Art. 15.

De minister toetst het voorstel van afwijkingen van het standaarddossier, vermeld in artikel 37/19 en 37/54 van het decreet van 25 februari 1997, en artikel 253/12/1 en 253/41/1 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, op basis van het dossier en, in voorkomend geval, op basis van het proces-verbaal van de hoorzitting.

Art. 16.

De minister brengt zijn eindbeslissing uit binnen de termijn, vermeld in artikel 37/19 en 37/54 van het decreet van 25 februari 1997 en artikel artikel 253/12/1 en 253/41/1 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010. De eindbeslissing van de minister en, in voorkomend geval, een kopie van het proces-verbaal van de hoorzitting worden met een aangetekende brief betekend aan de initiatiefnemer en aan de CLR.

Afdeling 4. Procedure voor de goedkeuring van de aanmeldingsprocedure voor het buitengewoon onderwijs

Art. 17.

Het voorstel van aanmeldingsprocedure, vermeld in artikel 37vicies quinquies van het decreet van 25 februari 1997 of artikel 110/25 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, dat wordt voorgelegd aan de Regering, is ontvankelijk als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:

1° de stukken over het voorstel van aanmeldingsprocedure zijn betekend aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap met een aangetekende brief of tegen afgifte van ontvangstbewijs;

2° de stukken over het voorstel van aanmeldingsprocedure zijn tijdig ingediend als vermeld in artikel 37vicies sexies van het decreet van 25 februari 1997 of artikel 110/26 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;

3° de initiatiefnemer voegt bij de stukken een uiteenzetting over de argumenten tegen het negatieve besluit van de CLR.

Samen met het voorstel van aanmeldingsprocedure vermeld in het eerste lid geeft de initiatiefnemer aan of hij een hoorzitting wil en of hij die hoorzitting openbaar wil. Daarbij geeft hij aan welke personen, met uitzondering van de LOP-deskundige van het werkingsgebied waar de aanmeldingsprocedure betrekking op heeft, volgens hem gehoord moeten worden. Als de initiatiefnemer geen hoorzitting wil, verloopt de procedure verder schriftelijk. Een later verzoek om een hoorzitting te organiseren, is onontvankelijk.

Art. 18.

§ 1. Als de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap op basis van artikel 17, eerste lid, vaststelt dat een voorstel van aanmeldingsprocedure ontvankelijk is, deelt hij dat binnen zeven kalenderdagen na de dag waarop hij het dossier heeft ontvangen, schriftelijk of elektronisch mee aan de initiatiefnemer en aan de CLR.

Bij de kennisgeving aan de CLR, vermeld in het eerste lid, wordt de uiteenzetting van de initiatiefnemer over de argumenten tegen het negatieve besluit van de CLR, vermeld in artikel 17, eerste lid, 3°, gevoegd en wordt de indiening van eventuele relevante stukken gevraagd. De CLR bezorgt de voormelde stukken moeten door de CLR aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap bezorgd worden binnen zeven kalenderdagen na de kennisgeving, vermeld in het eerste lid.

Als de initiatiefnemer conform artikel 17, tweede lid, heeft verzocht om een hoorzitting, vermeldt de kennisgeving aan de initiatiefnemer ook de volgende informatie:

1° de plaats, de dag en het uur van de hoorzitting;

2° het recht om zich te laten bijstaan of, op grond van een schriftelijke machtiging, zich te laten vertegenwoordigen door een raadsvrouw of -man.

§ 2. De bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap roept de personen die de initiatiefnemer heeft aangewezen om gehoord te worden, conform artikel 17, tweede lid, ten minste tien kalenderdagen voor de hoorzitting op met een aangetekende brief.

Art. 19.

De bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap is belast met de samenstelling van het dossier. Het dossier bestaat uit:

1° de stukken die door de initiatiefnemer zijn ingediend, meer in het bijzonder het voorstel van aanmeldingsprocedure en een uiteenzetting over de argumenten tegen het negatieve besluit van de CLR;

2° de stukken die door de CLR aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap zijn bezorgd.

Art. 20.

Als de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap vaststelt dat het voorstel van aanmeldingsprocedure onontvankelijk is conform artikel 17, eerste lid, deelt hij dat binnen zeven kalenderdagen na de dag waarop hij het dossier heeft ontvangen, mee aan de minister.

De procedure is afgehandeld als de minister de onontvankelijkheid die de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap heeft vastgesteld binnen zeven kalenderdagen na de kennisname, vermeld in het eerste lid, bevestigt en de initiatiefnemer daarvan met een aangetekende brief op de hoogte brengt.

Art. 21.

§ 1. De leidend ambtenaar van de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap of een personeelslid van de bevoegde dienst die hij aanwijst, leidt de hoorzitting en hoort de initiatiefnemer en, in voorkomend geval, de opgeroepen personen.

§ 2. De leidend ambtenaar van de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap of een personeelslid van de bevoegde dienst die hij aanwijst, stelt ter zitting een proces-verbaal op, dat onmiddellijk wordt voorgelezen en ter ondertekening wordt voorgelegd aan de initiatiefnemer.

De initiatiefnemer kan gemotiveerd voorbehoud aantekenen bij de ondertekening.

Art. 22.

De minister toetst het voorstel van aanmeldingsprocedure overeenkomstig artikel 37vicies sexies, § 1, eerste lid, 2°, van het decreet van 25 februari 1997 of artikel 110/26, § 1, eerste lid, 2°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, op basis van het dossier en, in voorkomend geval, op basis van het proces-verbaal van de hoorzitting.

Art. 23.

De minister brengt zijn eindbeslissing uit binnen de termijn, vermeld in artikel 37vicies sexies, 2°, van het decreet van 25 februari 1997, of artikel 110/26, 2°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010. De eindbeslissing van de minister en, in voorkomend geval, een kopie van het proces-verbaal van de hoorzitting worden met een aangetekende brief betekend aan de initiatiefnemer en aan de CLR.

HOOFDSTUK 4. — De tijdslijn voor aanmeldingen en inschrijvingen

Afdeling 1. Gewoon basisonderwijs

Art. 24.

De leerlingen van het gewoon basisonderwijs kunnen zich aanmelden tijdens de volgende periode:

1° voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2024-2025: van 27 februari 2024 tot en met 19 maart 2024;

2° voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2025-2026: van 25 februari 2025 tot en met 18 maart 2025.

Het gewoon basisonderwijs maakt de resultaten van de aanmeldingen die conform het eerste lid zijn gedaan, uiterlijk op de volgende data bekend:

1° voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2024-2025: 19 april 2024;

2° voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2025-2026: 25 april 2025.

De gunstig gerangschikte leerlingen voor het gewoon basisonderwijs kunnen zich inschrijven in de aanmeldende scholen tijdens de volgende periode:

1° voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2024-2025: van 22 april 2024 tot en met 13 mei 2024;

2° voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2025-2026: van 28 april 2025 tot en met 19 mei 2025.

De start van de inschrijvingen voor het gewoon basisonderwijs voor de vrije plaatsen in de aanmeldende scholen na de ordening is op de volgende data:

1° voor het schooljaar 2024-2025: 23 mei 2024;

2° voor het schooljaar 2025-2026: [1B.Vl.R. van 21/06/2024
B.S. 28/08/2024
27 mei 20251B.Vl.R. van 21/06/2024
B.S. 28/08/2024
] .

Afdeling 2. Gewoon secundair onderwijs

Art. 25.

De leerlingen van het eerste leerjaar van de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs kunnen zich aanmelden tijdens de volgende periode:

1° voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2024-2025: van 25 maart 2024 tot en met 19 april 2024;

2° voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2025-2026: van 31 maart 2025 tot en met 25 april 2025.

Het eerste leerjaar van de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs maakt de resultaten van de aanmeldingen die conform het eerste lid zijn gedaan, uiterlijk op de volgende data bekend:

1° voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2024-2025: 13 mei 2024;

2° voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2025-2026: 19 mei 2025.

De gunstig gerangschikte leerlingen voor het gewoon secundair onderwijs kunnen zich inschrijven in de aanmeldende scholen tijdens de volgende periode:

1° voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2024-2025: van 14 mei 2024 tot en met 10 juni 2024;

2° voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2025-2026: van 20 mei 2025 tot en met 16 juni 2025.

De inschrijvingen voor het eerste leerjaar van de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs voor de niet-aanmeldende scholen en voor de vrije plaatsen in de aanmeldende scholen na de ordening starten op de volgende data:

1° voor het schooljaar 2024-2025: 14 mei 2024;

2° voor het schooljaar 2025-2026: 20 mei 2025.

HOOFDSTUK 5. — De aanmeldingsprocedures

Afdeling 1. De ombudsdienst inschrijvingen

Onderafdeling 1. Oprichting en samenstelling

Art. 26.

De initiatiefnemers van de aanmeldingsprocedure, vermeld in artikel 37/16, § 2, en artikel 37/51, § 2, van het decreet van 25 februari 1997 en artikel 253/11, § 3, en artikel 253/40, § 3, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, bepalen jaarlijks uiterlijk bij de melding van het gebruik van een standaarddossier of de afwijking van een standaarddossier de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen.

Art. 27.

De ombudsdienst inschrijvingen bevat minstens de leden, vermeld in artikel 37/16, § 2, en artikel 37/51, § 2, van het decreet van 25 februari 1997 en artikel 253/11, § 3, en artikel 253/40, § 3 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010. In de gemeenten waar een voorstel voor een ondervertegenwoordigde groep van het LOP is bekrachtigd door de gemeenteraad of de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, wordt een vertegenwoordiger van het lokaal bestuur of de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie ook opgenomen als lid van de ombudsdienst inschrijvingen.

Als de aanmeldingsprocedure door één schoolbestuur georganiseerd wordt, keurt het schoolbestuur de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen goed.

Als de aanmeldingsprocedure georganiseerd wordt door meerdere schoolbesturen samen, keuren die schoolbesturen samen bij consensus de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen goed.

Als de aanmeldingsprocedure georganiseerd wordt door het LOP, keurt de meerderheid van onderwijspartners binnen het LOP de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen goed.

Als de aanmeldingsprocedure georganiseerd wordt door het LOP en schoolbesturen met scholen of vestigingsplaatsen gelegen buiten het LOP-gebied, keuren de meerderheid van onderwijspartners binnen het LOP en alle schoolbesturen met vestigingsplaatsen of scholen gelegen buiten het LOP-gebied de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen goed.

Onderafdeling 2. Taken en werking

Art. 28.

De ombudsdienst inschrijvingen heeft al de volgende taken:

1° de behandeling van de klachten of de vaststellingen over technische fouten of materiële vergissingen als vermeld in artikel 37/16, § 2, eerste lid, 1°, en artikel 37/51, § 2, 1°, van het decreet van 25 februari 1997 en artikel 253/11, § 3, eerste lid, 1°, en artikel 253/40, § 3, eerste lid, 1°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;

2° de behandeling van de vragen over de erkenning van de uitzonderlijke situatie van de in te schrijven leerling, vermeld in artikel 37/16, § 2, eerste lid, 2°, en artikel 37/51, § 3, 2°, van het decreet van 25 februari 1997 en artikel 253/11, § 3, eerste lid, 2°, en artikel 253/40, § 3, eerste lid, 2°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;

3° de evaluatie van de behandelde klachten en vaststellingen met het oog op eventuele bijsturing van de aanmeldingsprocedure.

De ombudsdienst inschrijvingen kan alle nodige documenten opvragen bij het schoolbestuur of het LOP in kwestie.

Art. 29.

§ 1. De werking van de ombudsdienst inschrijvingen wordt geregeld in een reglement van orde dat de initiatiefnemer van de aanmeldingsprocedure opstelt.

Als de aanmeldingsprocedure door één schoolbestuur georganiseerd wordt, keurt het schoolbestuur het reglement van orde van de ombudsdienst inschrijvingen goed.

Als de aanmeldingsprocedure georganiseerd wordt door meerdere schoolbesturen samen, keuren die schoolbesturen samen bij consensus het reglement van orde van de ombudsdienst inschrijvingen goed.

Als de aanmeldingsprocedure georganiseerd wordt door het LOP, keurt de meerderheid van onderwijspartners binnen het LOP het reglement van orde van de ombudsdienst inschrijvingen goed.

Als de aanmeldingsprocedure georganiseerd wordt door het LOP en schoolbesturen met scholen of vestigingsplaatsen gelegen buiten het LOP-gebied, keuren de meerderheid van onderwijspartners binnen het LOP en alle schoolbesturen met vestigingsplaatsen of scholen gelegen buiten het LOP-gebied het reglement van orde goed.

2. Het reglement van orde legt verder ten minste de volgende zaken vast:

1° de procedure voor het adviseren over klachten of vaststellingen over technische fouten of zuiver materiële vergissingen;

2° de procedure om de vraag tot erkenning van een uitzonderlijke situatie voor te leggen;

3° de wijze waarop in de plaatsvervanging van afwezige participanten wordt voorzien;

4° de aanwezigheids- en stemquota om tot besluitvorming te komen als er geen consensus is;

5° de wijze waarop de ouders en de leerlingen en hun vertrouwenspersoon of raadsman bij de behandeling van de klacht of vaststelling of de behandeling van de vraag tot erkenning van een uitzonderlijke situatie gehoord worden;

6° de termijn waarin vaststellingen, klachten of vragen tot erkenning van een uitzonderlijke situatie behandeld worden;

7° de mogelijkheid tot wraking van de leden van de ombudsdienst inschrijvingen.

Bij het reglement van orde wordt een bijlage gevoegd waarin de nominatieve lijst van de leden van de ombudsdienst inschrijvingen is opgenomen.

Art. 30.

Bij de kennisgeving van het advies van de ombudsdienst inschrijvingen of de negatieve beslissing van het schoolbestuur over de melding of klacht over het technische probleem of de zuiver materiële fout, wordt gewezen op de beroepsmogelijkheid bij de CLR.

Afdeling 2. Het standaarddossier in het gewoon basisonderwijs

Art. 31.

Elk standaarddossier voor het gewoon basisonderwijs wordt opgemaakt door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap en bevat minimaal gegevens over:

1° het in te richten ondersteuningsaanbod en de te voeren communicatie van de initiatiefnemer voor de personeelsleden van de deelnemende vestigingsplaatsen en de ouders;

2° de inschrijvingen en/of aanmeldingen van de voorrangsgroepen;

3° het start- en einduur van de aanmeldingsperiode of aanmeldingsperiodes;

4° het capaciteitsniveau of de capaciteitsniveaus waarvoor wordt aangemeld;

5° de controle op onvolledige dossiers, gebruikersfouten, dubbele aanmeldingen, de correcte toekenning van het recht op inschrijving;

6° de correcte toekenning van het recht op voorrang voor de voorrangsgroepen;

7° de aanmeldingsgegevens die worden geregistreerd;

8° het recht van de ouders om bepaalde gegevens niet mee te delen en hoe daarmee om te gaan bij de ordening en toewijzing;

9° het omgaan met aanmeldingen waarbij de ouders onenigheid hebben over de schoolkeuze;

10° de te leveren inspanningen om het resultaat van de aanmelding aan de ouders te bezorgen;

11° de inhoud van toewijzingsbericht en het bericht van niet-toewijzing;

12° het ordenen: keuze van de ordeningscriteria en operationalisering;

13° de monitoring en evaluatie van de procedure;

14° de samenstelling en werking van de ombudsdienst inschrijvingen;

15° de gegevensveiligheid.

Afdeling 3. Het standaarddossier in het gewoon secundair onderwijs

Art. 32.

Elk standaarddossier voor het gewoon secundair onderwijs wordt opgemaakt door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap en bevat minimaal gegevens over:

1° het in te richten ondersteuningsaanbod en de te voeren communicatie van de initiatiefnemer voor de personeelsleden van de deelnemende vestigingsplaatsen en de ouders;

2° het start- en eindduur van de aanmeldingsperiode of aanmeldingsperiodes;

3° het capaciteitsniveau of de capaciteitsniveaus waarvoor wordt aangemeld;

4° de vermelding of al dan niet de facultatieve voorrangsgroep, vermeld in artikel 253/15/1, § 1, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wordt toegepast in de gemeenten waar dat van toepassing is;

5° de controle op onvolledige dossiers, gebruikersfouten, dubbele aanmeldingen, de correcte toekenning van het recht op inschrijving;

6° de correcte toekenning van het recht op voorrang voor de voorrangsgroepen;

7° de aanmeldingsgegevens die worden geregistreerd;

8° het recht van de ouders om bepaalde gegevens niet mee te delen en hoe daarmee om te gaan bij de ordening en toewijzing;

9° het omgaan met aanmeldingen waarbij de ouders onenigheid hebben over de schoolkeuze;

10° de te leveren inspanningen om het resultaat van de aanmelding aan de ouders te bezorgen;

11° de inhoud van toewijzingsbericht en het bericht van niet-toewijzing;

12° het ordenen: keuze van de ordeningscriteria en operationalisering;

13° de monitoring en evaluatie van de procedure;

14° de samenstelling en werking van de ombudsdienst inschrijvingen;

15° de gegevensveiligheid.

Afdeling 4. Aanmeldingen in het gewoon secundair onderwijs in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad

Art. 33.

Het beantwoorden aan de voorwaarde, vermeld in artikel 253/45, § 1, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wordt vastgelegd door telkens de inschrijving als regelmatige leerling in het Nederlandstalige basisonderwijs op de eerste lesdag van februari als ijkdatum te nemen, zoals geregistreerd in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.

HOOFDSTUK 6. — Ordeningscriteria en facultatieve voorrangsgroep

Art. 34.

De volgende gemeenten kunnen het ordeningscriterium afstand operationaliseren conform artikel 37/23, § 3, van het decreet van 25 februari 1997:

1° Asse;

2° Beersel;

3° Dilbeek;

4° Drogenbos;

5° Grimbergen;

6° Halle;

7° Hoeilaart;

8° Kraainem;

9° Linkebeek;

10° Machelen;

11° Meise;

12° Merchtem;

13° Overijse;

14° Sint-Genesius-Rode;

15° Sint-Pieters-Leeuw;

16° Tervuren;

17° Vilvoorde;

18° Wemmel;

19° Wezembeek-Oppem;

20° Zaventem.

Art. 35.

De volgende gemeenten kunnen de voorrangsgroep, vermeld in artikel 253/15/1, § 1, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, toepassen:

1° Asse;

2° Beersel;

3° Dilbeek;

4° Drogenbos;

5° Grimbergen;

6° Halle;

7° Hoeilaart;

8° Kraainem;

9° Linkebeek;

10° Machelen;

11° Meise;

12° Merchtem;

13° Overijse;

14° Sint-Genesius-Rode;

15° Sint-Pieters-Leeuw;

16° Tervuren;

17° Vilvoorde;

18° Wemmel;

19° Wezembeek-Oppem;

20° Zaventem.

HOOFDSTUK 7. — De lokale overlegplatformen

Afdeling 1. Oprichting en samenstelling

Art. 36.

De gemeenten en regio’s die zijn opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, zijn vanaf 1 januari 2003 prioritair als vermeld in artikel VIII.3, § 2, eerste lid, van de codificatie van 28 oktober 2016. Ze worden aangeduid met het volgnummer, voorafgaand aan de gemeente of regio in kwestie.

De lokale overlegplatformen die vanaf 1 september 2002 in de gemeenten en regio’s worden opgericht conform de codificatie van 28 oktober 2016 en die zijn opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, worden ondersteund door een deskundige.

Art. 37.

§ 1. De minister wijst de voorzitter van elk overlegplatform aan. De voorzitter wordt belast met een mandaat van zes jaar, maar dat mandaat kan voortijdig beëindigd worden.

Bij de voortijdige beëindiging van het mandaat, vermeld in het eerste lid, wordt een opvolger aangewezen voor de resterende mandaatperiode, na overleg met het LOP.

§ 2. De voorzitter ontvangt een jaarlijkse forfaitaire vergoeding. Deze wordt uitbetaald per kwartaal.

De vergoeding, vermeld in het eerste lid, bedraagt 4.288,09 euro in de lokale overlegplatformen 3, 8, 14, 43, 47 en 51, vermeld in bijlage 1 van dit besluit. In de andere lokale overlegplatformen bedraagt de vergoeding 3.216,05 euro.

De vergoeding wordt jaarlijks aangepast, rekening houdend met de gezondheidsindex, conform de begrotingsinstructies die de Vlaamse Regering goedkeurt conform artikel 6 van het besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019. De indexregeling van de niet-loonkredieten en de toegekende indexcode wordt toegepast.

§ 3. Dezelfde voorzitter kan verschillende lokale overlegplatformen voorzitten, met uitzondering van de overlegplatformen 3, 8, 14, 43, 47 en 51, vermeld in bijlage 1 van dit besluit. In voorkomend geval ontvangt hij een vergoeding per overlegplatform.

Art. 38.

Op voordracht van de selectiecommissie, stelt de minister de deskundige, aan bij elk lokaal overlegplatform op een van de volgende wijzen:

1° met een verlof wegens opdracht in het belang van het onderwijs conform het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991, of het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991 of het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie;

2° met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur als vermeld in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Ter uitvoering van het eerste lid en rekening houdend met de schaalgrootte en de kenmerken van de leerlingenpopulatie kan de minister verschillende overlegplatformen aan dezelfde deskundige toewijzen.

Art. 39.

De selectiecommissie is samengesteld uit drie experten op het vlak van het gelijkekansenbeleid in het onderwijs. Die experten worden aangesteld door de minister. De leden van de selectiecommissie kunnen geen deel uitmaken van een LOP.

De deskundige voldoet aan al de volgende aanwervingsvoorwaarden:

1° houder zijn van een diploma van hoger onderwijs;

2° blijk geven van kennis en inzicht in de gelijkekansenproblematiek in het onderwijs aan de hand van een schriftelijke uiteenzetting die hij samen met de kandidaatstelling heeft ingediend;

3° kennis hebben van het inschrijvingsrecht en de aanmeldingsprocedures.

De schriftelijke uiteenzetting, vermeld in het tweede lid, 2°, wordt beoordeeld door een selectiecommissie.

Art. 40.

De bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap maakt de vacatures voor de functie van deskundige bekend, samen met een beschrijving van het profiel van een deskundige, de aanwervings- en functioneringsvoorwaarden en de wijze van kandidaatstelling.

De functioneringsvoorwaarden, vermeld in het eerste lid, zijn opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.

De vacature voor de functie van deskundige wordt algemeen bekendgemaakt.

Art. 41.

De deskundige beheert een werkingsbudget, dat binnen de beschikbare begrotingskredieten wordt toegekend, voor de werking van het LOP.

Art. 42.

De minister bepaalt welke organen de aanwijzing coördineren van de participanten, vermeld in artikel VIII.4, § 1, eerste lid, 4°, 5°, 6°, b) en c), en 7°, en in artikel VIII. 4/1, § 1, eerste lid, 4°, 5°, 6°, 7°, b) en c), en 8°, van de codificatie van 28 oktober 2016.

Afdeling 2. Werking

Art. 43.

Het huishoudelijk reglement van elk LOP legt conform artikel VIII.6 van de codificatie van 28 oktober 2016 ten minste al de volgende zaken vast:

1° de standplaats van het LOP;

2° het minimumaantal bijeenkomsten per jaar;

3° de wijze en de termijn van bijeenroeping;

4° de wijze van opmaak van de vergaderagenda;

5° de wijze waarop in de plaatsvervanging van afwezige participanten wordt voorzien;

6° de aanwezigheids- en stemquota om tot besluitvorming te komen als er geen consensus is, als dat niet decretaal bepaald is;

7° het takenpakket van de voorzitter en de deskundige en hun onderlinge taakverdeling;

8° de wijze waarop het werkingsbudget, vermeld in artikel 33 van dit besluit, wordt aangewend;

9° de wijze waarop de gegevens die nodig zijn voor de werking van het LOP, inzonderheid de opmaak van de omgevingsanalyse, vermeld in artikel VIII.5, eerste lid, 1°, en artikel VIII.5/1, eerste lid, 1°, van de codificatie van 28 oktober 2016, worden opgevraagd;

10° de wijze van notulering;

11° de samenstelling van het LOP, inzonderheid de wijze waarop de verschillende participanten worden vertegenwoordigd;

12° de bevoegdheden en de werking van het orgaan, vermeld in artikel VIII.6, 1°, van de codificatie van 28 oktober 2016, en van eventuele andere deelorganen;

13° de wijze waarop de ouders en de leerlingen bij een bemiddeling betrokken worden, waarbij de hoorplicht gegarandeerd wordt;

14° de wijze waarop de CLR op de hoogte gebracht moet worden van het falen van een bemiddeling.

Bij het huishoudelijk reglement wordt een bijlage gevoegd waarin de nominatieve lijst van de deelnemers aan het LOP is opgenomen.

Art. 44.

§ 1. Voor het buitengewoon onderwijs krijgt een LOP ter uitvoering van artikel VIII.5 en artikel VIII.5/1 van de codificatie van 28 oktober 2016 de volgende bijkomende opdrachten:

1° het herberekenen van de relatieve aanwezigheid van leerlingen die beantwoorden aan ten minste één van de in artikel 37septies, § 3, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, en artikel 110/7, § 3, van de Codex Secundair Onderwijs, bedoelde gelijke kansenindicatoren in het werkingsgebied en het opdelen van het werkingsgebied in deelgebieden;

2° het maken van afspraken over de toepassing van de voorrangsregels vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 3, onderafdeling B, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, en deel III, titel 2, hoofdstuk 1/1, afdeling 2, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, inzonderheid afspraken over het effectief voorzien in de scholen betrokken bij het lokaal overlegplatform van een voorrangsrecht voor leerlingen die beantwoorden aan de gelijkekansenindicatoren, vermeld in artikel 37septies, § 3, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, en artikel 110/7, § 3, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010.

Afdeling 3. Ontstentenis van een LOP

Art. 45.

De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap duiden in voorkomend geval een LOP-deskundige aan voor de bemiddeling als vermeld in artikel 37septies decies en 37/31 van het decreet van 25 februari 1997, en artikel 110/17 en 253/29 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 voor scholen die buiten een LOP-gebied liggen.

HOOFDSTUK 8. — Modellen

Art. 46.

De leidend ambtenaar van de bevoegde dienst bepaalt het model van het inschrijvingsregister.

Het model, vermeld in het eerste lid, vermeldt naast de gegevens, vermeld in artikel 37duodecies, artikel 37/26, § 1, en artikel 37/62, § 1, van het decreet van 25 februari 1997, en artikel 110/12, artikel 253/18, § 1, en artikel 253/49, § 1, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, minimaal al de volgende gegevens:

1° de volgnummers;

2° de datum en het uur van de inschrijving;

3° de naam van de leerling;

4° de geboortedatum van de leerling;

5° in het buitengewoon onderwijs, in voorkomend geval, de contingenten.

Het inschrijvingsregister wordt minimaal bewaard tot en met 31 augustus van het schooljaar dat volgt op het schooljaar waarop het register betrekking heeft en maximaal 5 jaar.

Art. 47.

De leidend ambtenaar van de bevoegde dienst bepaalt het model van het weigeringsdocument waarmee het schoolbestuur de weigering meedeelt aan de ouders en aan de bevoegde dienst.

Het model, vermeld in het eerste lid, vermeldt naast de gegevens, vermeld in artikel 37terdecies, § 2, artikel 37/30, § 2, en artikel 37/66, § 2, van het decreet van 25 februari 1997, en artikel 110/13, § 2, artikel 253/26, § 2, en artikel 253/57, § 2, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, minimaal al de volgende gegevens:

1° het schooljaar waarvoor de niet-gerealiseerde inschrijving geldt;

2° de datum en het uur van de niet-gerealiseerde inschrijving;

3° de gegevens van de vestigingsplaats;

4° de naam van de leerling;

5° de geboortedatum van de leerling;

6° de reden van de niet-gerealiseerde inschrijving.

De maximale bewaartermijnen voor gegevens vermeld in het eerste en tweede lid, die worden bewaard conform artikel 5, lid 1, e), van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, worden vastgelegd in beheersregels als vermeld in artikel III.81, § 2, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.

HOOFDSTUK 9. — Slotbepalingen

Art. 48.

De volgende regelingen worden opgeheven:

1° het besluit van de Vlaamse regering van 28 juni 2002 betreffende de lokale overlegplatforms inzake gelijke onderwijskansen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 mei 2018;

2° het besluit van de Vlaamse regering van 27 september 2002 betreffende de Commissie inzake leerlingenrechten, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2019;

3° het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2012 betreffende het inschrijvingsrecht in het basis- en secundair onderwijs, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 september 2021.

Art. 49.

In afwijking van artikel 48, 3° blijven artikel 3 en 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2012 betreffende het inschrijvingsrecht in het basis- en secundair onderwijs geldig voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2022-2023.

Art. 50.

Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2022.

Artikel 46 en 47 hebben uitwerking met ingang van 1 september 2022 voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2023-2024.

Art. 51.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage 1. Gemeenten en regio's als vermeld in artikel 36. [1B.Vl.R. van 21/06/2024
B.S. 28/08/2024

Gemeenten en regio's als vermeld in artikel 36.

1B.Vl.R. van 21/06/2024
B.S. 28/08/2024
] Bijlage 2. Functioneringsvoorwaarden als vermeld in artikel 40.

De deskundige voldoet aan al de volgende functioneringsvoorwaarden:

1° zich objectief, neutraal en integer opstellen ten aanzien van de participanten van het LOP;

2° alle informatie met vertrouwelijk karakter die rechtstreeks of onrechtstreeks via de werking van het LOP verzameld wordt, uitsluitend en voor zover nodig aanwenden om de gelijke onderwijskansen te behartigen;

3° de ontwikkelingen binnen de domeinen onderwijs en welzijn over onderwijskansarmen en nieuwkomers op de voet volgen en de persoonlijke kennis daarover verruimen;

4° bij de taakuitvoering blijk geven van communicatievaardigheid, zin voor initiatief en samenwerking, resultaatgerichtheid, inzet en motivatie en conflictbeheersing;

5° zich onvoorwaardelijk engageren om het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I en de op 28 oktober 2016 gecodificeerde decreten sommige bepalingen voor het onderwijs, wat het inschrijvingsrecht betreft, naar de letter en de geest loyaal uit te voeren en zich daarbij te gedragen naar de onderrichtingen van de voorzitter en mee te werken bij elke vorm van controle of evaluatie door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap;

6° bereid zijn om vorming of nascholing te volgen met betrekking tot de vaardigheden en de taakuitvoering, vermeld in punt 3° en 4°. De deskundige gedraagt zich ter zake naar de onderrichtingen van de voorzitter. De vermelde vorming of nascholing is ten laste van de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap of van het werkingsbudget dat de deskundige beheert;

7° in samenspraak met de voorzitter en de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap de plaatselijke ervaringen en gegevens bundelen en evalueren om het gelijkekansenbeleid te optimaliseren en, in voorkomend geval, bij te sturen.