Onderwijsonderzoeken

Titel
OBPWO 03.06 Het welbevinden en functioneren van directies basisonderwijs.
Korte omschrijving
Dit onderzoek wil inzicht verwerven in het functioneren en welbevinden van directies basisonderwijs met het oog op het definiëren van componenten die relevant zijn voor het professioneel welbevinden enerzijds en het functioneren anderzijds. De onderzoeksvragen zijn: - Welke belevingsaspecten achten directeurs basisonderwijs relevant voor hun professioneel welbevinden? - Welke individuele kenmerken, omgevingskenmerken en schoolgebonden kenmerken – inclusief schoolcultuur en welbevinden van leerkrachten – hangen samen met het welbevinden van directeurs? - Vinden we de drie taakprofielen (regelgericht, vakgericht en leerlinggericht) bij directies terug? Welke persoons-, schoolgebonden (bijvoorbeeld schoolcultuur) en omgevingsgebonden karakteristieken typeren deze functioneringswijzen? - Is er een verschil in het welbevinden van de directeurs naargelang hun taakprofiel? Zien we op basis van deze taakprofielen systematische gelijkenissen en/of verschillen in het functioneren en de persoonlijkheid van deze directeurs of op het niveau van de schoolorganisatie- en omgeving? - Een tevreden schoolteam en een positief schoolklimaat. Wat zijn de kenmerken van de schoolcultuur en wie is de directeur? - Welke zijn de opleidingsbehoeften van de directeurs? Er wordt gebruik gemaakt van een mixed-method design met een survey bij scholen (directies en leerkrachten), een meervoudige gevalstudie en interviews.
Status
Afgerond
Startdatum
01/05/2004
Einddatum
31/12/2005
Omschrijving van het onderzoeksopzet

Dit onderzoek wil inzicht verwerven in het functioneren en welbevinden van directies basisonderwijs met het oog op het definiëren van componenten die relevant zijn voor het professioneel welbevinden enerzijds en het functioneren anderzijds. De onderzoeksvragen zijn:

  •         Welke belevingsaspecten achten directeurs basisonderwijs relevant voor hun professioneel welbevinden?
  •         Welke individuele kenmerken, omgevingskenmerken en schoolgebonden kenmerken – inclusief schoolcultuur en welbevinden van leerkrachten – hangen samen met het welbevinden van directeurs?
  •         Vinden we de drie taakprofielen (regelgericht, vakgericht en leerlinggericht) bij directies terug? Welke persoons-, schoolgebonden (bijvoorbeeld schoolcultuur) en omgevingsgebonden karakteristieken typeren deze functioneringswijzen?
  •         Is er een verschil in het welbevinden van de directeurs naargelang hun taakprofiel? Zien we op basis van deze taakprofielen systematische gelijkenissen en/of verschillen in het functioneren en de persoonlijkheid van deze directeurs of op het niveau van de schoolorganisatie- en omgeving?
  •         Een tevreden schoolteam en een positief schoolklimaat. Wat zijn de kenmerken van de schoolcultuur en wie is de directeur?
  •         Welke zijn de opleidingsbehoeften van de directeurs?

Er wordt gebruik gemaakt van een mixed-method design met een survey bij scholen (directies en leerkrachten), een meervoudige gevalstudie en interviews. 

Omschrijving van de onderzoeksresultaten

Functioneren van de directeur werd afgebakend in 4 grote domeinen:

  •         het taakprofiel, met name de opdrachten en taken waar de directeur voornamelijk mee bezig is zijnde regelgeving, onderwijsinhoud en people management; 
  •         de leiderschapsrol; de rol die de directeur als prioritair beschouwt in zijn leiderschap;
  •         het timemanagement, de mate waarin een directeur zijn tijd op efficiënte wijze kan beheren;
  •         de besluitvormingsstijl, de wijze waarop de directeur beslissingen neemt.

 

Directeurs die zichzelf vooral zien als een coachende leider en/of een innovator, en die er in slagen om hiervoor ook de nodige tijd uit te trekken, bereiken belangrijke resultaten inzake het versterken van hun schoolcultuur en het positief welbevinden van hun leerkrachten. Zij zijn nooit regelgericht, met andere woorden zij zijn niet in de eerste plaats bezig met regelgeving en administratie. Zij slagen er in om boven deze beslommeringen (waar zij evengoed mee geconfronteerd worden als hun collega’s) uit te stijgen en de nodige aandacht te besteden aan hun medewerkers, de leerlingen en het pedagogisch beleid. Samengevat zijn de typerende karakteristieken van directeurs van scholen met de sterkste schoolculturen en het hoogste welbevinden bij de leerkrachten.

Directeurs die functioneren in scholen met een zwakke schoolcultuur en ontevreden leerkrachten, zijn directeurs die er niet in slagen om boven de dagelijkse beslommeringen van organisatie, administratie en regelgeving uit te stijgen. Zij besteden weinig tijd aan contacten met leerlingen en leerkrachten. Sommigen onder hen zouden wel willen, maar dit lukt hen niet. Anderen willen ook vooral met administratie en organisatie bezig zijn. Typerend voor deze directeurs is ook dat zij moeilijker tot alerte beslissingen kunnen komen, maar die liever doorschuiven naar anderen. Zij missen een zekere besluitvaardigheid.

 

Daarnaast werd het welbevinden in kaart gebracht. Uit het onderzoek blijkt dat er een logische, sterke samenhang is tussen de burnout-schalen en de jobtevredenheid en het jobenthousiasme. Wie tevreden en enthousiast is over zijn job, is minder emotioneel uitgeput, is minder cynisch en heeft een gevoel van persoonlijke zelfverwezenlijking. Omgekeerd geldt ook dat directeurs met een lage jobtevredenheid en jobenthousiasme veel meer burnout zijn.

 

Er is een sterke relatie is tussen de prestatiegerichtheid van directeurs en zowel het functioneren als het welbevinden van de directeurs. Het is echter niet eenduidig. Sommige prestatiegerichte directeurs die functioneren in een sterke schoolcultuur, vertonen toch tekenen van hoge emotionele uitputting. Dit komt omdat zij zeer weinig steun ervaren uit hun omgeving. De scholengemeenschap werkt voor hen vooral belastend, niet ondersteunend. Ook hun schoolbestuur laat hen in de steek. Andere prestatiegerichte directeurs met een sterke schoolcultuur hebben wel een hoog welbevinden, omdat zij ook steun ondervinden van hun scholengemeenschap en/of hun schoolbestuur.

 

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden werd beroep gedaan op drie databronnen: (1) semi-gestructureerde interviews met directeurs uit een representatieve steekproef van 46 basisscholen, (2) schriftelijke vragenlijsten afgenomen bij diezelfde directeurs, (3) schriftelijke vragenlijsten afgenomen bij de leerkrachtenteams binnen deze scholen (N= 700).

Promotor
  • Aelterman Antonia (Universiteit Gent)
  • Engels Nadine (Vrije Universiteit Brussel)
  • Devos Geert (Universiteit Gent)
Onderwijsniveau
  • kleuteronderwijs
  • lager onderwijs
Thema
OBPWO