In de financiering van het leerplichtonderwijs in Vlaanderen wordt traditioneel een onderscheid gemaakt tussen de personeelsomkadering en de werkingsmiddelen. In de oorspronkelijk Belgische en later Vlaamse onderwijscontext was de omkadering voornamelijk gebaseerd op de lestijden volgens schalen (in het basisonderwijs) en het pakket uren-leraar (in het secundair onderwijs). Geleidelijk aan werden hier allerlei bijkomende deelpakketten (al dan niet geoormerkt en al dan niet gebonden aan bepaalde voorwaarden) aan toegevoegd teneinde specifieke doelstellingen te realiseren (bv. punten bestuurs- en opvoedend personeel, punten ICT, punten zorgbeleid, GOK-lestijden, GOK-plus-lestijden, lestijden (brede) rand en taal, OKAN-uren, etc.). De vraag stelt zich of deze historisch opgebouwde situatie ook de meest efficiënte inzet van schaarse overheidsmiddelen is.
Dit onderzoek zoekt een antwoord op volgende vragen:
Met betrekking tot de omkadering in het gewoon basisonderwijs
- Wat is de impact van het nieuwe omkaderingssysteem de loopbanen van leerlingen? Hoe kan deze impact verklaard worden? Is het huidige systeem optimaal? Wat zijn (eventuele) verbeterpunten?
- Hoe werden deze middelen aangewend in de scholen? Wat is de rol van de verschillende actoren?
Met betrekking tot de omkadering in het voltijds gewoon secundair onderwijs
- Wat is de impact van de uren-leraar GOK op de loopbanen van leerlingen? Hoe kan deze impact verklaard worden? Hoe kunnen deze middelen geïntegreerd worden in de reguliere omkadering? Wat zijn (eventuele) verbeterpunten?
Met betrekking tot de werkingsmiddelen in het gewoon basis- en secundair onderwijs
- Wat is de impact van de SES-werkingsmiddelen op gelijke onderwijskansen?
Dit onderzoek maakt gebruik van bestaande administratieve databanken.