Ministerieel besluit betreffende de organisatie van de
taalexamens, handelend over de kennis van de Duitse taal.
goedkeuringsdatum
31 AUGUSTUS 1972
publicatiedatum
B.S.28/09/1972
datum laatste wijziging
10/10/2000
De Ministers van
Nationale Opvoeding,
De Ministers van Cultuur,
Gelet op de wet van 29 maart 1953 betreffende de
examens en de wedstrijden die door de Rijksadministraties georganiseerd worden
en namelijk artikel 1;
Gelet op de wet van 30
juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november
1970 betreffende de organisatie van de taalexamens, inzonderheid op artikel 13;
Gelet op het advies van de Syndicale Raad van
Advies van 26 oktober 1971;
Gelet op de wet van
23 december 1946 houdende oprichting van een Raad van State, inzonderheid op
artikel 2, lid 2;
Gelet op het koninklijk besluit
van 25 september 1969 houdende splitsing van het Ministerie van Nationale
Opvoeding en Cultuur, inzonderheid op artikel 7;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid,
Besluiten :
HOOFDSTUK I. - Examen over de grondige kennis van een
onderwijstaal.
Afdeling I.
Artikel 1.
De examens handelend over
de grondige kennis van de onderwijstaal worden georganiseerd in functie van het
niveau van het basisdiploma waarvan de recipiendus titularis is.
Art. 2.
De basisdiploma's worden
in een van de volgende niveaus ingedeeld :
1.
Niveau lager onderwijs;
2. Niveau lager secundair
onderwijs;
3. Niveau hoger secundair onderwijs;
4. Niveau hoger onderwijs van de eerste en van de
tweede graad;
5. Niveau hoger onderwijs van de
derde graad.
Art. 3.
De kandidaat, die over
geen basisdiploma beschikt, wordt beschouwd als titularis van een
bekwaamheidsbewijs van het niveau lager onderwijs.
Art. 4.
Worden beschouwd als
diploma's van het niveau lager secundair onderwijs :
1. De titels, als dusdanig geklasseerd in toepassing van het
koninklijk besluit van 22 april
1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden
van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het opvoedend hulppersoneel en
van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager,
buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaal rijksonderwijs, alsmede
de internaten die van die inrichtingen afhangen;
2. De titels van het lager secundair onderwijs voorzien door het
koninklijk besluit van 19 juni
1967 tot vaststelling van de wervingsambten van het
administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de
rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch,
kunst- en normaalonderwijs.
Art. 5.
Worden beschouwd als
diploma's van het niveau hoger secundair onderwijs :
1. De bekwaamheidsbewijzen, die in toepassing van bovenvermeld
koninklijk besluit van 22 april
1969 als dusdanig geklasseerd worden;
2. De bekwaamheidsbewijzen van hoger secundair onderwijs voorzien
door voormeld koninklijk besluit van
19 juni 1967.
Art. 6.
Worden beschouwd als
diploma's van het niveau hoger onderwijs van de eerste en van de tweede graad;
1. De titels, die in toepassing van voormeld
koninklijk besluit van 22 april
1969, in één van die twee graden geklasseerd
worden;
2. De bekwaamheidsbewijzen vermeld onder
artikel 2, 4°, b), c), d), e), f), en 5° van voornoemd koninklijk
besluit van 22 april 1969, indien de titularis zich inschrijft voor het examen,
voorzien in artikel 8 van dit besluit, voor het uitoefenen van een ambt als lid
van het bestuurs- en onderwijzend personeel.
Art. 7.
Worden beschouwd als
diploma's van het niveau hoger onderwijs van de derde graad, de
bekwaamheidsbewijzen die in toepassing van voormeld koninklijk besluit van
22 april 1969 als
dusdanig geklasseerd worden.
Afdeling II. - Examens voor het bestuurs- en
onderwijzend personeel
Art. 8.
De examens voorzien voor
de houders van bekwaamheidsbewijzen voor het uitoefenen van een ambt als lid
van het bestuurs- en onderwijzend personeel, worden op het hoger secundair
niveau en op de hogere niveaus georganiseerd.
Examengedeelten | Max. duur | Punten |
1. Schriftelijk
gedeelte | 3 uur | 40 |
2. Mondeling gedeelte | 20 min. | 30 |
3. Didactische proef | 45 min. | 20 |
4. Taalbeheersing | ___ | 10 _____ |
Totaal | | 100 |
Art. 9.
1.Het schriftelijk
gedeelte bestaat in een opstel, dat een synthese en een commentaar omvat van
een lezing van maximum twintig minuten over een onderwerp van algemeen of
pedagogisch belang.
Het is verboden aantekeningen
te maken tijdens het beluisteren van de lezing.
De duur van de lezing wordt niet in aanmerking genomen om de duur
van het examengedeelte vast te stellen.
2. Het
mondeling gedeelte bestaat uit een gesprek, dat de gewone woordenschat, eigen
aan het betrokken ambt, in toepassing brengt en in het bijzonder de
terminologie in verband met de te onderwijzen vakken.
3. De didactische proef bestaat uit het geven van een les, waarvan
het onderwerp :
1) door de Commissie opgesteld
wordt;
2) door loting toegewezen
wordt;
3) zo gekozen is dat het de Commissie in
staat stelt de grondige kennis van de taal beoordelen;
4) de vorige dag aan de kanidaat meegedeeld wordt.
4. De taalbeheersing wordt beoordeeld in functie van het
geheel der mondelinge en didactische examengedeelten.
Art. 10.
Indien het getuigschrift
van grondige kennis van de onderwijstaal behaald werd met het oog op het
uitoefenen van een ambt als lid van het bestuurs- en onderwijzend personeel dan
draagt het de volgende ondertitel :
"Categorie
van het bestuurs- en onderwijzend personeel".
Afdeling III. - Examens georganiseerd voor het
administratief personeel.
Art. 11.
De examens voorzien voor
de houders van bekwaamheidsbewijzen voor het uitoefenen van een ambt van het
administratief personeel, worden op lager en secundair niveau georganiseerd.
Ze worden als volgt geregeld
:
Examengedeelten | Max. duur | Punten |
1. Schriftelijk
gedeelte | 3 uur | 40 |
2. Mondeling gedeelte | 15 min. | 50 |
3. Taalbeheersing | ____ | 10 _____ |
Totaal | | 100 |
Art. 12.
1. Op het lager niveau
bestaat het schriftelijk gedeelte uit :
1) het
opstellen van een brief in verband met het ambt;
2) het invullen van een inlichtingsformulier in verband met het
ambt.
2. Op lager secundair niveau bestaat het
schriftelijk gedeelte uit een opstel, dat een synthese en een commentaar omvat
van een tekst van drie of vier bladzijden over een onderwerp van algemeen
belang.
De tekst wordt de kandidaat, een half uur
voor de proef, ter hand gesteld.
3. Op het hoger
secundair niveau bestaat het schriftelijk gedeelte uit een opstel, dat een
synthese en een commentaar omvat van een lezing van maximum twintig minuten
over een onderwerp van algemeen belang.
Het is
toegelaten aantekeningen te maken tijdens de beluistering.
De duur van de lezing wordt niet in aanmerking genomen om die van
het examengedeelte vast te stellen.
Art. 13.
Op alle niveaus omvat het
mondeling gedeelte een gesprek, dat de gewone woordenschat, eigen aan de
betrokken ambten, in toepassing brengt.
Art. 14.
De taalbeheersing wordt
in functie van het mondeling examengedeelte beoordeeld.
Art. 15.
Indien het getuigschrift
van grondige kennis behaald werd met het oog op het uitoefenen van een ambt als
lid van het administratief personeel, dan draagt het de volgende ondertitel.
"Categorie voor het administratief personeel".
Art. 16.
De kandidaat, die een
examen afgelegd heeft over de grondige kennis van een onderwijstaal, om in
aanmerking te komen voor een ambt als lid van het bestuurs- en onderwijzend
personeel en die niet slaagt voor de didactische proef, kan het getuigschrift
van grondige kennis van die taal bekomen voor het uitoefenen van een ambt als
lid van het administratief personeel op voorwaarde dat hij ten minste :
1. 60 pct. van de punten voor het geheel van het
examen, namelijk de schriftelijke proef, de mondelinge proef en de
taalbeheersing;
2. 50 pct. der punten voor ieder
van die drie proeven behaald heeft.
HOOFDSTUK II. - Examen over de voldoende kennis van
een onderwijstaal
Art. 17.
De examens over de voldoende
kennis van de onderwijstaal worden georganiseerd in functie van de kundigheden,
die normaal vereist worden van een titularis van een titel van het niveau hoger
secundair onderwijs.
Ze worden als volgt geregeld
:
Examengedeelten | Max. duur | Punten |
1. Schriftelijk
gedeelte | 2 uur | 40 |
2. Mondeling gedeelte | 20 min. | 50 |
3. Taalbeheersing | ____ | 10 _____ |
Totaal | | 100 |
Art. 18.
Het schriftelijk gedeelte
bestaat uit een opstel, dat een synthese en een commentaar omvat van een tekst
van drie à vier bladzijden over een onderwerp van algemeen belang.
De tekst wordt de kandidaat een half uur voor het
begin van de proef, ter hand gesteld.
Het
mondeling gedeelte bestaat uit een gesprek in verband met een toestand uit het
dagelijkse leven.
De taalbeheersing wordt
beoordeeld in functie van het mondeling examengedeelte.
Art. 19.
De houders van de
bekwaamheidsbewijzen bedoeld in het artikel 20 worden vrijgesteld van het
examen over de taal, waarvan ze geacht worden een voldoende kennis te hebben.
Art. 20.
In uitvoering van
artikel 7 van voormeld
koninklijk besluit van 25 november 1970 worden beschouwd als beschikkende over
een voldoende kennis van het Duits :
1. De
titularissen van een der volgende franstalige diploma's :
- diploma van lager onderwijzer, aangevuld met een vermelding of
een bijkomende titel, die bevoegd maakt om het Frans als wettelijk verplichte
tweede taal te onderwijzen;
- diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs,
afdeling moderne talen, of afdeling moedertaal-geschiedenis in beide gevallen,
aangevuld met een vermelding "Duits";
- diploma van leraar, geaggregeerde voor het middelbaar onderwijs
van de lagere graad, afdeling moderne talen;
- diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs
groep Germaanse filologie;
2. De titularissen van
één der volgende nederlandstalige diploma's;
- diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs
afdeling Nederlands-Engels of afdeling moderne talen van het oude stelsel, in
beide gevallen aangevuld met een vermelding "Duits";
- diploma van leraar, geaggregeerde voor het middelbaar onderwijs
van de lagere graad, afdeling moderne talen;
- diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs,
groep Germaanse filologie.
HOOFDSTUK III. - Examen over de grondige kennis van
een tweede taal
Art. 21.
Het examen over de grondige
kennis van een tweede taal verloopt uitsluitend in deze taal en wordt
georganiseerd in functie van de kundigheden, die normaal vereist worden van een
titularis van een titel van het niveau hoger secundair onderwijs.
Ze worden als volgt geregeld
:
Examengedeelten | Max. duur | Punten |
1. Schriftelijk
gedeelte | 3 uur | 40 |
2. Mondeling gedeelte | 15 min. | 30 |
3. Didactische proef | 45 min. | 20 |
4. Taalbeheersing | ___ | 10 _____ |
Totaal | | 100 |
Art. 22.
De examengedeelten worden
volgens de in artikel 9 voorziene modaliteiten georganiseerd.
De kandidaat mag echter aantekeningen maken tijdens de
beluistering van de voordracht.
Art. 23.
De onderwijzer, houder van
een titel tot staving van de grondige kennis van een taal, als onderwijstaal,
wordt geacht over een grondige kennis van die taal, als tweede taal, te
beschikken.
HOOFDSTUK IV. - Algemene
beschikkingen.
Art. 24.
Om voor een examen te slagen,
dient de kandidaat ten minste :
1. 60 pct. van de
punten voor het geheel der examengedeelten;
2. 50
pct. van de punten voor elk examengedeelte;
3. 50
pct. van de punten voor de taalbeheersing te behalen.
Art. 25.
Ieder Duitstalige
examencommissie bestaat uit vijf afdelingen;
1.
de eerste, bevoegd voor de op lager niveau af te leggen examens;
2. de tweede, bevoegd voor de op lager secundair
niveau af te leggen examens;
3. de derde, bevoegd
voor de op hoger secundair niveau af te leggen examens;
4. de vierde, bevoegd voor de op hoger niveau, eerste en tweede
graad, af te leggen examens;
5. de vijfde,
bevoegd voor de op hoger niveau, derde graad, af te leggen examens.
Art. 26.
Iedere afdeling bestaat uit
zes leden en zes plaatsvervangers.
De eerste is
samengesteld uit houders van het diploma van lagere onderwijzer.
De tweede is samengesteld uit houders van een
bekwaamheidsbewijs, van het niveau hoger onderwijs van de eerste en de tweede
graad.
De drie andere zijn samengesteld uit
titularissen van een bekwaamheidsbewijs van het niveau hoger onderwijs van de
derde graad.
In iedere afdeling :
1. moeten alle leden :
a) onderwijzen of onderwezen hebben in een onderwijsinrichting die
overeenstemt met het niveau van het examen;
b)
houder zijn van het voor dat onderwijs vereiste bekwaamheidsbewijs;
2. moeten ten minste twee leden in de betrokken taal
onderwijzen of onderwezen hebben.
Art. 27.
De examencommissies houden
tweemaal per jaar zitting.
De data, de zetels van
de commissies, de modaliteiten voor de inschrijvingsgelden, worden bepaald door
een bericht in het Belgisch Staatsblad.
Art. 28.
De aanvraag tot inschrijving
voor de examens wordt overeenkomstig bijgaand model opgericht.
Art. 29.
Iedere examencommissie stelt haar huishoudelijk reglement op.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 30.
De Secretaris-Generaal van
het Ministerie van Nationale Opvoeding en Franse Cultuur is belast met de
uitvoering van onderhavig besluit.
Art. 31.
Dit besluit treedt in werking
op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.