Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de
subsidiëring van de zonale busbegeleiding
goedkeuringsdatum
29 MEI 2009
publicatiedatum
B.S.03/09/2009
datum laatste wijziging
03/09/2009
De Vlaamse Regering,
Gelet op het decreet van 7 mei 2004 betreffende de regionale
technologische centra en houdende noodzakelijke en dringende
onderwijsbepalingen, artikel 55, gewijzigd bij decreet van 8 mei
2009;
Gelet op het ministerieel besluit van 17
december 1991 tot vaststelling van de bezoldigingsmodaliteiten van de personen,
die ermede belast zijn de gehandicapten die een instelling, een afdeling of een
instituut voor buitengewoon onderwijs bezoeken, tijdens het gemeenschappelijk
vervoer te helpen en te bewaken;
Gelet op het
akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 19
december 2008;
Gelet op de collectieve
arbeidsovereenkomst van 23 december 2008 betreffende het statuut van de zonale
busbegeleiders, gesloten binnen het Paritair Comité voor de
gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs;
Gelet op protocol 2008/14 van 9 december 2008 van het
tussencomité van het centrale niveau voor het personeel van het GO!
onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap;
Gelet op
protocol nr. 2009/1 van 19 februari 2009 van de onderafdeling "Vlaams Gewest en
Vlaamse Gemeenschap" van de eerste afdeling van het comité voor de
provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op advies 45.731/1 van de Raad van State, gegeven op 15
januari 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van
de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari
1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van
Werk, Onderwijs en Vorming;
Na
beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.
In dit besluit wordt verstaan onder
:
1° busbegeleider : de persoon die door de school belast
is met de begeleiding op de bus van leerlingen tijdens het zonale
leerlingenvervoer;
2° busbegeleiding : de begeleiding op de
bus van leerlingen tijdens het zonale leerlingenvervoer, in overeenstemming met
de
wet
van 15 juli 1983 houdende oprichting van een Nationale Dienst
voor Leerlingenvervoer;
3° leerlingenvervoer : het
collectieve vervoer van leerlingen van thuis naar school en omgekeerd, met een
voertuig van meer dan zeven zitplaatsen, de chauffeur
inbegrepen;
4° school : gefinancierde of gesubsidieerde
school voor basisonderwijs of secundair onderwijs;
5°
werkdagen : elke maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en
vrijdag.
HOOFDSTUK II. - Berekening van de
toelage
Art. 2.
De scholen ontvangen van de Vlaamse
Regering elk schooljaar een toelage voor de organisatie van de busbegeleiding.
Die toelage wordt berekend op basis van een bruto-uurloon van 10,61 euro en de
arbeidsduur die opgenomen is in de arbeidsovereenkomst van de
busbegeleider.
Art. 3.
§ 1. De toelage, vermeld in artikel 2, is
afhankelijk van het net waartoe de school behoort.
§ 2. De toelage, vermeld in artikel 2,
voor RSZ-plichtige busbegeleiders op ritten die georganiseerd worden met ingang
van de eerste schooldag van het schooljaar, wordt voor de scholen die behoren
tot het gemeenschapsonderwijs berekend aan de hand van de volgende formule : BB
x UD x BD x PL + (EJT + VAK) x PL,
waarbij
:
1° BB : het basis-bruto-uurloon in 2008, vermeld in
artikel 2;
2° UD : het aantal uren dat een busbegeleider
per schooldag overeenkomstig zijn arbeidsovereenkomst
presteert;
3° BD : het aantal betoelaagde dagen, dat gelijk
is aan 217 als de busbegeleider vijf schooldagen per week werkt. Als de
busbegeleider minder dan vijf schooldagen per week werkt, is het aantal
betoelaagde dagen gelijk aan het product van het aantal schooldagen dat de
busbegeleider per week werkt en 217, gedeeld door 5;
4° PL
: de verplichte patronale bijdragen die op hen van toepassing zijn, waarbij er
meer dan tien contractuele werknemers zijn, verhoogd met de bijdrage voor de
kinderbijslag;
5° EJT : de eindejaarstoelage, zoals die
berekend wordt voor het Meesters- Vak- en Dienstpersoneel van het
gemeenschapsonderwijs;
6° VAK : het vakantiegeld dat gelijk
is aan 15,38 procent, van het product van 1°, 2° en 3°,
vermenigvuldigd met 1,08.
De toelage, vermeld in artikel 2,
voor busbegeleiders op ritten die door het gemeenschapsonderwijs georganiseerd
worden met ingang van de eerste schooldag van het schooljaar en die
overeenkomstig artikel 19, § 2, 9°, van het koninklijk besluit van 28
november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de
besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der
arbeiders, vrijgesteld zijn van patronale bijdragen, wordt berekend aan de hand
van de volgende formule : BB x UD x BD, waarbij :
1° BB :
het basis-bruto-uurloon in 2008, vermeld in artikel 2;
2°
UD : het aantal uren dat een busbegeleider per schooldag overeenkomstig zijn
arbeidsovereenkomst presteert;
3° BD : het aantal
betoelaagde dagen, dat gelijk is aan 217 als de busbegeleider vijf schooldagen
per week werkt. Als de busbegeleider minder dan vijf schooldagen per week
werkt, is het aantal betoelaagde dagen gelijk aan het product van het aantal
schooldagen dat de busbegeleider per week werkt en 217, gedeeld door
5.
Als er pas na de eerste schooldag van het schooljaar extra
ritten voor leerlingenvervoer worden georganiseerd, wordt er voor de
organisatie van die ritten een aanvullende toelage toegekend aan de hand van de
formules, vermeld in het eerste en tweede lid. In afwijking van het eerste en
tweede lid wordt het aantal betoelaagde dagen na toepassing van artikel 3,
§ 2, eerste en tweede lid, 3°, evenwel vermenigvuldigd met het aantal
werkdagen dat ligt tussen de start van de organisatie van de extra ritten en 30
juni, en vervolgens gedeeld door 217.
§ 3. De toelage, vermeld in artikel 2,
voor RSZ-plichtige busbegeleiders op ritten die georganiseerd worden met ingang
van de eerste schooldag van het schooljaar, wordt voor de scholen die behoren
tot het officieel gesubsidieerd onderwijs berekend aan de hand van de volgende
formule : BB x UD x BD x PL + (EJT + VAK) x PL, waarbij
:
1° BB : het basis-bruto-uurloon in 2008, vermeld in
artikel 2;
2° UD : het aantal uren dat een busbegeleider
per schooldag overeenkomstig zijn arbeidsovereenkomst
presteert;
3° BD : het aantal betoelaagde dagen, dat gelijk
is aan 217 als de busbegeleider vijf schooldagen per week werkt. Als de
busbegeleider minder dan vijf schooldagen per week werkt, is het aantal
betoelaagde dagen gelijk aan het product van het aantal schooldagen dat de
busbegeleider per week werkt en 217, gedeeld door 5;
4° PL
: de verplichte patronale bijdragen die op hen van toepassing zijn, waarbij er
meer dan tien contractuele werknemers zijn;
5° EJT : de
eindejaarstoelage, zoals die berekend wordt voor het Meesters-Vak- en
Dienstpersoneel van het gemeenschapsonderwijs;
6° VAK : het
vakantiegeld dat gelijk is aan 15,38 procent van het product van 1°, 2°
en 3°, vermenigvuldigd met 1,08.
De toelage, vermeld in
artikel 2, voor busbegeleiders op ritten die door het officieel gesubsidieerd
onderwijs georganiseerd worden met ingang van de eerste schooldag van het
schooljaar en die overeenkomstig artikel 19, § 2, 9°, van het
koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni
1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de
maatschappelijke zekerheid der arbeiders, vrijgesteld zijn van patronale
bijdragen, wordt berekend aan de hand van de volgende formule : BB x UD x BD,
waarbij :
1° BB : het basis-bruto-uurloon in 2008, vermeld
in artikel 2;
2° UD : het aantal uren dat een busbegeleider
per schooldag door een busbegeleider overeenkomstig zijn arbeidsovereenkomst
presteert;
3° BD : het aantal betoelaagde dagen, dat gelijk
is aan 217 als de busbegeleider vijf schooldagen per week werkt. Als de
busbegeleider minder dan vijf schooldagen per week werkt, is het aantal
betoelaagde dagen gelijk aan het product van het aantal schooldagen dat de
busbegeleider per week werkt en 217, gedeeld door 5.
Als er pas
na de eerste schooldag van het schooljaar extra ritten voor leerlingenvervoer
worden georganiseerd, wordt er voor de organisatie van deze ritten een
aanvullende toelage toegekend aan de hand van de formules, vermeld in het
eerste en tweede lid lid. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt het
aantal betoelaagde dagen na toepassing van artikel 3, § 3, eerste en
tweede lid, 3°, evenwel vermenigvuldigd met het aantal werkdagen dat ligt
tussen de start van de organisatie van de extra ritten en 30 juni, en
vervolgens gedeeld door 217.
§ 4. De toelage, vermeld in artikel 2,
voor RSZ-plichtige busbegeleiders op ritten die georganiseerd worden met ingang
van de eerste schooldag van het schooljaar, wordt voor de scholen die behoren
tot het vrij gesubsidieerd onderwijs berekend aan de hand van de volgende
formule : BB x UD x BD x PL + EJT x PL, waarbij :
1° BB :
het basis-bruto-uurloon in 2008, vermeld in artikel 2;
2°
UD : het aantal uren dat een busbegeleider per schooldag overeenkomstig zijn
arbeidsovereenkomst presteert;
3° BD : het aantal
betoelaagde dagen, dat gelijk is aan 201,4 als de busbegeleider vijf
schooldagen per week werkt. Als de busbegeleider minder dan vijf schooldagen
per week werkt, is het aantal betoelaagde dagen gelijk aan het product van het
aantal schooldagen dat de busbegeleider per week werkt en 201,4, gedeeld door
5;
4° PL : de verplichte patronale bijdragen die op hen van
toepassing zijn, aangevuld met deze voor het dubbel vakantiegeld, waarbij er
meer dan tien contractuele werknemers zijn;
5° EJT : de
eindejaarstoelage zoals die berekend wordt voor het Meesters-Vak- en
Dienstpersoneel van het gemeenschapsonderwijs.
De toelage,
vermeld in artikel 2, voor busbegeleiders op ritten die door het vrij
gesubsidieerd onderwijs georganiseerd worden met ingang van de eerste schooldag
van het schooljaar en die overeenkomstig artikel 19, § 2, 9°, van het
koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni
1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de
maatschappelijke zekerheid der arbeiders, vrijgesteld zijn van patronale
bijdragen, wordt berekend aan de hand van de volgende formule : BB x UD x BD,
waarbij :
1° BB : het basis-bruto-uurloon in 2008, vermeld
in artikel 2;
2° UD : het aantal uren dat een busbegeleider
per schooldag overeenkomstig zijn arbeidsovereenkomst
presteert;
3° BD : het aantal betoelaagde dagen, dat gelijk
is aan 201,4 als de busbegeleider vijf schooldagen per week werkt. Als de
busbegeleider minder dan vijf schooldagen per week werkt, is het aantal
betoelaagde dagen gelijk aan het product van het aantal schooldagen dat de
busbegeleider per week werkt en 201,4, gedeeld door 5.
Als er
pas na de eerste schooldag van het schooljaar extra ritten voor
leerlingenvervoer worden georganiseerd, wordt er voor de organisatie van deze
ritten een aanvullende toelage toegekend aan de hand van de formules, vermeld
in het eerste en tweede lid. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt
het aantal betoelaagde dagen na toepassing van artikel 3, § 4, eerste en
tweede lid, 3°, evenwel vermenigvuldigd met het aantal werkdagen dat ligt
tussen de start van de organisatie van de extra ritten en 30 juni, en
vervolgens gedeeld door 201,4.
Art. 4.
Het bruto-uurloon, vermeld in artikel 2,
wordt vanaf begrotingsjaar 2009 jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de
volgende formule : BB x Ln/L08, waarbij :
1° BB : het
basis-bruto-uurloon in 2008, vermeld in artikel 2;
2°
Ln/L08 : de verhouding tussen de geraamde index van de eenheidsloonkosten in de
maand september van het schooljaar in kwestie en de index van de
eenheidsloonkosten in de maand september van het kalenderjaar
2008.
HOOFDSTUK III. - Toekenning van de
toelage
Art. 5.
De toelage, vermeld in artikel 3, wordt
uitbetaald in maximaal vier schijven :
1° een voorschot in
september, dat gelijk is aan veertig procent van de toelage die de school het
voorgaande schooljaar voor de busbegeleiding heeft ontvangen, vermeerderd met
de index als vermeld in artikel 4;
2° eventueel een
aanvullend voorschot dat op verzoek van de school uitbetaald kan worden van
september tot december, als na voorlegging van de nodige stukken blijkt dat er
in het schooljaar in kwestie meer ritten voor leerlingenvervoer georganiseerd
worden dan in het voorgaande schooljaar. Dat aanvullende voorschot is gelijk
aan de toelage waarop de school voor die extra ritten in het schooljaar in
kwestie recht heeft voor de periode tussen de start van de organisatie van de
extra ritten en 1 januari van het schooljaar in kwestie;
3°
een saldo vanaf de eerste werkdag van januari en uiterlijk op 1 maart van het
schooljaar in kwestie, waarbij het resterende bedrag waarop de school voor het
volledige schooljaar overeenkomstig artikel 3 recht op heeft, uitbetaald
wordt;
4° eventueel een aanvullend saldo dat binnen de vier
maanden na het verzoek van de school en na de voorlegging van de nodige stukken
uitbetaald wordt, als blijkt dat de scholen extra ritten voor leerlingenvervoer
organiseren waarvoor ze in het saldo nog geen toelage hebben
ontvangen.
Art. 6.
Het aanvullende voorschot, het saldo en
het aanvullende saldo, vermeld in artikel 5, kunnen pas worden uitbetaald nadat
de school hiervoor de nodige stukken en informatie heeft bezorgd, via de
aanvraagformulieren die het Ministerie van Onderwijs en Vorming heeft
bekendgemaakt.
Het voorschot, vermeld in artikel 5, 1°,
wordt toegekend zonder dat de school daarvoor een aanvraag hoeft in te
dienen.
Om recht te hebben op het saldo, vermeld in artikel 5,
3°, moet de school haar aanvraag uiterlijk 31 december van het schooljaar
in kwestie indienen. De poststempel geldt als indiendatum.
Om
recht te hebben op het aanvullende voorschot en het aanvullende saldo, vermeld
in artikel 5, 2° en 4°, dient de school haar aanvraag in uiterlijk vier
maanden na de start van de organisatie van de extra ritten. De poststempel
geldt als indiendatum.
Art. 7.
De scholen ontvangen de toelage, vermeld
in artikel 2 en 3, van de Vlaamse Gemeenschap, op voorwaarde dat
:
1° voor het gesubsidieerd vrij onderwijs in het Paritair
Comité 152 een akkoord werd bereikt;
2° voor het
gesubsidieerd officieel onderwijs hierover een akkoord werd bereikt dat voor
het geheel van het gesubsidieerd officieel onderwijs dezelfde inhoud
heeft;
3° voor het gemeenschapsonderwijs hierover een
akkoord werd bereikt dat voor alle scholengroepen dezelfde inhoud
heeft.
De akkoorden, vermeld in het eerste lid, hebben in ieder
geval betrekking op :
1° de aanbieding van een
arbeidsovereenkomst aan alle busbegeleiders met een gemiddeld bruto uurloon dat
minimaal gelijk is aan het geïndexeerde bruto uurloon, zoals vermeld in
artikel 2 en 4, en - voor zo ver en in de mate dat de Rijksdienst voor
Jaarlijkse Vakantie niet tegemoetkomt - waarbij de busbegeleiders van september
tot juni doorbetaald worden tijdens de schoolvakanties en de vakantiedagen die
de school zelf bepaalt, alsook tijdens de dagen waarop de school voorziet in
een alternatief lessenpakket zodat er geen leerlingenvervoer nodig
is;
2° de toekenning van een eindejaarstoelage, voor zover
het loon van de busbegeleider onderworpen is aan patronale
bijdragen.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 8.
In afwijking van artikel 5 worden de
toelagen die voorafgaand aan de publicatie van onderhavig besluit in het
Belgisch Staatsblad voor het schooljaar 2008-2009 uitbetaald werden voor de
organisatie van de zonale busbegeleiding, beschouwd als een
voorschot.
Het voorschot, vermeld in het eerste lid, wordt in
mindering gebracht op de toelage waarop de school overeenkomstig artikel 3
recht heeft. Die toelage wordt voor het schooljaar 2008-2009 uitbetaald op het
ogenblik dat de voorwaarden, vermeld in artikel 7, vervuld
zijn.
Art. 9.
Het ministerieel besluit van 17 december
1991 tot vaststelling van de bezoldigingsmodaliteiten van de personen, die
ermede belast zijn de gehandicapten die een instelling, een afdeling of een
instituut voor buitengewoon onderwijs bezoeken, tijdens het gemeenschappelijk
vervoer te helpen en te bewaken, wordt opgeheven.
Art. 10.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang
van 1 september 2008.
Art. 11.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.