Vooraleer u deze omzendbrief doorneemt, kan het nuttig zijn om na te gaan of dit verlofstelsel op uw situatie van toepassing is. Wil u daarover duidelijkheid, dan kan u via de online toepassing nagaan welk verlofstelsel opgenomen kan worden naargelang uw situatie.
1.
Waarover gaat deze omzendbrief?
1.1.
Situering
Als gevolg van de zesde staatshervorming heeft de Vlaamse overheid de bevoegdheid gekregen over het stelsel van loopbaanonderbreking. Ze heeft er daarbij voor gekozen om vanaf 2 september 2016 het stelsel van loopbaanonderbreking te hervormen naar een nieuw verlofstelsel, het zorgkrediet. De gewone voltijdse en deeltijdse loopbaanonderbreking (waaronder ook de loopbaanonderbreking voor beroepsopleiding) en de loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 55 (50) jaar zijn verdwenen. Ze kunnen niet meer ingaan sinds 2 september 2016.
Het zorgkrediet kan worden genomen voor volgende motieven:
- Zorg voor een kind tot en met 12 jaar
- Medische bijstand
- Palliatieve zorg
- Zorg voor een kind met een handicap
- Opleiding
Het zorgkrediet wordt beheerd door de Vlaamse overheid, nl. door het departement Werk en Sociale Economie (departement WSE)
Opgelet: de thematische vormen van loopbaanonderbreking, nl. de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand, voor mantelzorg en voor palliatieve zorgen, blijven bestaan naast het zorgkrediet. Aan die stelsels wordt niets gewijzigd. Ze blijven een federale bevoegdheid. Dat heeft tot gevolg dat ze ook verder worden beheerd door de RVA. Wie dus een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of voor palliatieve zorgen wil nemen, kan dat verder blijven doen volgens de bestaande modaliteiten. De aanvraag van de onderbrekingsuitkering gebeurt bij de RVA. Voor die stelsels wordt sinds 2 september 2016 geen bijkomende aanmoedigingspremie meer toegekend. U vindt alle info over die verlofstelsels in de omzendbrieven loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, loopbaanonderbreking voor medische bijstand, loopbaanonderbreking voor mantelzorg en loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen.
1.2.
Begrippen
In onderstaande omzendbrief worden volgende begrippen gebruikt:
- Departement WSE: departement Werk en Sociale Economie
- werkgever: de inrichtende macht of het schoolbestuur of het centrumbestuur of de inspecteur-generaal of de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.
2.
Wie kan het zorgkrediet nemen?
Volgende personeelscategorieën hebben recht op zorgkrediet:
1°de personeelsleden vermeld in artikel 2 §1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2°de personeelsleden, vermeld in artikel 4, §1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;
3°de leden van de inspectie, vermeld in artikel 61 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;
4°de personeelsleden, vermeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken;
5° de personeelsleden, vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie;
6°de contractuele personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding;
7°de personeelsleden van de universiteiten en de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap.
Onder “de contractuele personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding” moet het volgende worden begrepen:
De groep personeelsleden valt uiteen in twee categorieën:
1) Contractuele personeelsleden van wie het salaris betaald wordt door het Ministerie van Onderwijs.;
2) Alle contractuele personeelsleden die geen salaris ontvangen van het Ministerie van Onderwijs maar tewerkgesteld worden met eigen werkingsmiddelen en die tewerkgesteld zijn in het officieel onderwijs en het Gemeenschapsonderwijs.
Anders geformuleerd vallen enkel de contractuele personeelsleden die met eigen werkingsmiddelen zijn aangesteld in het vrij gesubsidieerd onderwijs niet onder het toepassingsgebied. Zij hebben recht op tijdskrediet. Alle andere contractuele personeelsleden uit het onderwijs hebben recht op zorgkrediet.
Opmerking 1: het zorgkrediet is ook van toepassing op de personeelsleden van de universiteiten en de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, voor zover ze niet vallen onder de regeling van het tijdskrediet. Onderstaande omzendbrief richt zich echter niet op die groep personeelsleden.
Opmerking 2: daarnaast is de regeling m.b.t. de onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet van toepassing op alle personeelsleden van de Vlaamse overheid en van de provincies, gemeenten en openbare instellingen. Dat betekent dat al die prestaties als één geheel beschouwd worden in de reglementering betreffende het zorgkrediet. Zie ook punt 12 van deze omzendbrief.
3.
Wat is het?
Het zorgkrediet is een verlofstelsel dat kan genomen worden voor één van volgende motieven:
-Zorg voor een kind tot en met 12 jaar
-Medische bijstand
-Palliatieve zorg
-Zorg voor een kind met een handicap
-Opleiding
3.1.
Zorg voor een kind tot en met 12 jaar
Een personeelslid kan een zorgkrediet nemen om te zorgen voor een kind tot en met de leeftijd van twaalf jaar.
Onder kind wordt het volgende begrepen:
- het kind dat afstamt van het personeelslid, of van de partner met wie het personeelslid gehuwd is of een verklaring van wettelijke samenwoning heeft afgelegd conform artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek;
- het geadopteerd kind;
- het pleegkind zoals bedoeld in het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van de pleegzorg.
Het is dus ook mogelijk om zorgkrediet op te nemen voor een pleegkind.
Zowel het huwelijk als een verklaring van wettelijke samenwoning kunnen aanleiding geven tot zorg voor een kind. In geval van feitelijk samenwonen is dat echter niet mogelijk.
In geval van adoptie kan de onderbreking van de arbeidsprestaties aanvangen vanaf de inschrijving in het bevolkings- of het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn woonplaats heeft.
Opgelet: het zorgkrediet moet eindigen op de vooravond van de dertiende verjaardag van het kind.
Voorbeeld: een personeelslid heeft een kind dat geboren is op 31 mei 2004. Als het personeelslid voor dat kind zorgkrediet wil nemen, moet het zorgkrediet uiterlijk eindigen op 30 mei 2017.
3.2.
Medische bijstand
Een personeelslid kan een zorgkrediet nemen om bijstand of verzorging te verlenen aan een zwaar ziek gezins- of familielid tot de tweede graad.
Onder gezinslid moet worden begrepen: elke persoon die samenwoont met het personeelslid.
Onder familielid moet worden begrepen: de bloed- en aanverwanten tot de tweede graad van het personeelslid en de bloed- en aanverwanten tot de tweede graad van de persoon met wie het personeelslid gehuwd is of een verklaring van wettelijke samenwoning heeft afgelegd conform artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek.
Onder zware ziekte moet worden verstaan: elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is.
Zowel het huwelijk als een verklaring van wettelijke samenwoning kunnen dus aanleiding geven tot zorg voor de bloed- en aanverwanten van de partner. In geval van feitelijk samenwonen is dat echter niet mogelijk.
Bloed- en aanverwanten tot de tweede graad zijn: ouders en schoonouders, grootouders, kinderen, kleinkinderen, broers, zussen, schoonbroers en schoonzussen.
3.3.
Palliatieve zorg
Een personeelslid kan een zorgkrediet nemen om palliatieve verzorging te verlenen.
Palliatieve verzorging is elke vorm van bijstand, meer bepaald van medische, sociale, administratieve en psychologische bijstand aan en verzorging van een persoon die lijdt aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevindt. Dat hoeft niet noodzakelijk een gezins- of familielid te zijn.
3.4.
Zorg voor een kind met een handicap
Een personeelslid kan een zorgkrediet nemen om zorg te dragen voor een kind met een handicap.
Een kind met een handicap is een van de volgende kinderen:
1°een kind dat voor ten minste 66% getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid;
2°een kind dat een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal als vermeld in de regelgeving betreffende de kinderbijslag;
3°een kind dat erkend is door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of waarvoor door Integrale Jeugdhulp een indicatiestellingsverslag heeft afgeleverd met een of meerdere geldige typemodules in het kader van handicap.
Onder kind wordt het volgende begrepen:
-het kind dat afstamt van het personeelslid, of van de partner met wie het personeelslid gehuwd is of een verklaring van wettelijke samenwoning heeft afgelegd conform artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek;
-het geadopteerd kind;
-het pleegkind zoals bedoeld in het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van de pleegzorg.
Er staat geen leeftijdsgrens op het gehandicapt kind, dus het is ook mogelijk om zorgkrediet te nemen voor een gehandicapt kind dat ouder is dan 21 jaar.
3.5.
Opleiding
Een personeelslid kan een zorgkrediet nemen om een opleiding te volgen. Die opleiding moet voldoen aan één van de volgende vereisten:
1°elke vorm van onderwijs en opleiding die georganiseerd, gefinancierd, gesubsidieerd of erkend wordt door de Vlaamse overheid, waarvan het programma minimaal 120 contacturen of negen studiepunten op jaarbasis omvat;
2°elke opleiding die georganiseerd wordt door een opleidingsverstrekker die erkend is krachtens het besluit van de Vlaamse regering van 18 juli 2003 betreffende de opleidingscheques voor werknemers of het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2008 tot toekenning van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen voor ondernemerschapsbevorderende diensten, waarvan het programma minimaal 120 contacturen of negen studiepunten op jaarbasis omvat.
4.
Is het zorgkrediet een recht of een gunst?
Het zorgkrediet is een recht. De werkgever kan het niet weigeren.
5.
Voor welk volume kan het personeelslid een zorgkrediet nemen?
Het personeelslid kan uit volgende mogelijkheden kiezen tijdens het zorgkrediet:
1°de arbeidsprestaties volledig onderbreken;
2°de arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking;
3°de arbeidsprestaties verminderen met een vijfde van een voltijdse betrekking.
5.1.
Volledig zorgkrediet
De volledige onderbreking van de arbeidsprestaties omvat alle arbeidsprestaties die onder het toepassingsgebied van het zorgkrediet vallen.
Voorbeeld 1:
Een personeelslid heeft een opdracht van 24/24 in het basisonderwijs. Het wil gedurende zes maanden een voltijds zorgkrediet opnemen om voor zijn zieke moeder te zorgen.
Het personeelslid neemt in dat geval voor 24/24 het zorgkrediet op.
Voorbeeld 2:
Een personeelslid heeft een opdracht van 20/20 in het deeltijds kunstonderwijs. Het oefent daarnaast nog een opdracht uit van 10% aan een hogeschool.
Als het personeelslid volledig zorgkrediet opneemt, laat het alle opdrachten vallen, dus zowel de 20/20 in het deeltijds kunstonderwijs als de 10% in het hoger onderwijs.
Voorbeeld 3:
Een personeelslid heeft een opdracht van 8/21 in het secundair onderwijs. Het kan een voltijds zorgkrediet opnemen voor 8/21.
Voorbeeld 4:
Een personeelslid werkt halftijds als administratief medewerker in het basisonderwijs en halftijds als werknemer bij een lokaal bestuur. Het personeelslid wil een voltijds zorgkrediet nemen. Daarvoor worden beide betrekkingen samen in aanmerking genomen. Het personeelslid neemt in beide betrekkingen zorgkrediet.
5.2.
Halftijds zorgkrediet
Bij vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking blijft het personeelslid een of meer betrekkingen uitoefenen die samen de helft van het aantal prestaties of prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een betrekking met volledige prestaties. De nog te verrichten prestaties worden altijd afgerond naar de hogere eenheid, naargelang van het geval, tot een volledige lestijd of tot een volledig uur.
Voorbeeld 1: een personeelslid presteert 21/21 in het secundair onderwijs. Het neemt een halftijds zorgkrediet op. In dat geval neemt het personeelslid 10/21 zorgkrediet en blijft het 11/21 presteren.
Voorbeeld 2: een personeelslid presteert 30/36 in een centrum voor basiseducatie. Het neemt een halftijds zorgkrediet op. In dat geval blijft het personeelslid 18/36 presteren en neemt het 12/36 zorgkrediet.
Voorbeeld 3: een personeelslid presteert 20/20 in het secundair onderwijs en presteert daarnaast 3/20 in een CVO. Het neemt een halftijds zorgkrediet. Het personeelslid blijft 10/20 presteren en kan daarbij kiezen welk deel van zijn opdracht het blijft uitoefenen:
Het kan bijvoorbeeld 10/20 blijven uitoefenen in het secundair onderwijs. Voor de resterende 10/20 in het secundair onderwijs en de 3/20 in het CVO neemt het personeelslid zorgkrediet.
Het kan bijvoorbeeld 3/20 blijven uitoefenen in het CVO en 7/20 in het secundair onderwijs. Voor de overige 13/20 neemt het personeelslid zorgkrediet.
…
Voorbeeld 4:
Een personeelslid heeft een opdracht van 8/22 in het deeltijds kunstonderwijs. Het wil een halftijds zorgkrediet opnemen. Dat kan niet, aangezien het personeelslid niet de helft van een voltijdse betrekking kan blijven uitoefenen.
Voorbeeld 5
Een personeelslid presteert 16/20 in het secundair onderwijs en presteert daarnaast 30% in het hoger onderwijs. Het neemt een halftijds zorgkrediet. Het personeelslid blijft halftijds (5000/10000) presteren en kan daarbij kiezen welk deel van zijn opdracht het blijft uitoefenen:
-Het kan 10/20 blijven uitoefenen in het secundair onderwijs. Voor de resterende opdracht 6/20 (secundair) en 30% (hogeschool) neemt het een zorgkrediet.
-Het kan 4/20 blijven uitoefenen in het secundair onderwijs en 30% in hoger onderwijs. Voor de resterende opdracht 12/20 (secundair) neemt het een zorgkrediet.
5.3.
Zorgkrediet met een vijfde
Bij vermindering van de arbeidsprestaties met een vijfde moet het personeelslid
- een of meerdere betrekkingen uitoefenen die samen een betrekking met volledige prestaties vormen;
- een of meer betrekkingen blijven uitoefenen die samen vier vijfde van het aantal prestaties of prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een betrekking met volledige prestaties. De nog te verrichten prestaties worden altijd afgerond naar de hogere eenheid, naargelang van het geval, tot een volledige lestijd of tot een volledig uur.
Voorbeeld 1: een personeelslid presteert 21/21 in het secundair onderwijs. Het neemt een zorgkrediet op met een vijfde. In dat geval neemt het personeelslid 4/21 zorgkrediet en blijft het 17/21 presteren.
Voorbeeld 2: een personeelslid presteert 30/36 in het basisonderwijs. Het wil een zorgkrediet met een vijfde opnemen. Dat is niet mogelijk, aangezien het personeelslid geen voltijdse betrekking uitoefent.
Voorbeeld 3
Een personeelslid presteert 16/20 in het secundair onderwijs en presteert daarnaast 30% in het hoger onderwijs. Het neemt een zorgkrediet met een vijfde. Het personeelslid blijft vier vijfde van een fulltime betrekking (8000/10000) presteren en kan daarbij kiezen welk deel van zijn opdracht het blijft uitoefenen:
-Het kan 16/20 blijven uitoefenen in het secundair onderwijs. Voor de resterende opdracht (30% in een hogeschool) neemt het een zorgkrediet.
-Het kan 10/20 blijven uitoefenen in het secundair onderwijs en 30% in hoger onderwijs. Voor de resterende opdracht 6/20 (secundair) neemt het een zorgkrediet.
5.4.
Bijzonderheden met betrekking tot de prestaties bij zorgkrediet
5.4.1.
Het personeelslid is ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking
Het aantal prestatie-eenheden waarvoor het personeelslid op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage, ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, kan zowel in aanmerking worden genomen als prestatie-eenheden waarop het zorgkrediet genomen kan worden, als prestatie-eenheden die het personeelslid nog moet blijven uitoefenen.
Als het personeelslid ter beschikking gesteld is wegens gedeeltelijke ontstentenis van betrekking op het ogenblik dat het de arbeidsprestaties vermindert voor het nemen van het zorgkrediet, worden voor het zorgkrediet eerst de prestatie-eenheden in aanmerking genomen waarvoor het personeelslid ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, en vervolgens de prestatie-eenheden waarvoor het wel gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is in een niet-organieke betrekking. De opname van een zorgkrediet doet op geen enkele manier afbreuk aan de reaffectatieverplichtingen van het schoolbestuur/de scholengemeenschap.
Voorbeeld
Een leermeester lichamelijke opvoeding heeft een vastbenoemde opdracht van 24/24. Daarvan is hij voor 10/24 ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking en is hij niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld. Hij wil een zorgkrediet opnemen voor 4/24. In dat geval moeten de 4/24 genomen worden van de 10/24 waarvoor hij ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking.
5.4.2.
Het personeelslid oefent elders prestaties uit die gelijkgesteld worden met prestaties in onderwijs
Om het aantal prestatie-eenheden te bepalen dat het personeelslid moet blijven uitoefenen, worden de volgende prestaties ook als prestatie-eenheden beschouwd:
1° de prestaties, verstrekt door personeelsleden met verlof wegens bijzondere opdracht of verlof wegens opdracht als vermeld in artikel 51quater, § 2 en § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, artikel 77quater, § 2 en § 3 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en van hoofdstuk 12, afdeling 2, van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie;
;
2° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof wegens vakbondsopdracht als vermeld in artikel 17 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en artikel 77 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
3° de prestaties, verstrekt voor in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de gemeenschappen of de gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk voor de voorzitters van die groepen, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1991 betreffende het verlof dat aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de gemeenschappen of de gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen;
4° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof als vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 21 november 1980 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning gestelde personeelsleden van de Rijksdiensten;
5° de prestaties, verstrekt door personeelsleden in een ministerieel kabinet van een lid van een gemeenschaps- of gewestregering, van een lid van de federale regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel Algemene Beleidscoördinatie en een cel Algemeen Beleid bij een lid van de federale regering als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juli 1995 betreffende het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet van een lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering, van een lid van de federale regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel beleidscoördinatie en een cel algemeen beleid bij een lid van de federale regering door personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding;
6° de prestaties, verstrekt door personeelsleden als medewerker, door een regeringslid, ter beschikking gesteld van zijn voorganger als vermeld in artikel 8, derde lid, van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest;
7° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 166, §1, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
8° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 53 van het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;
9° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 69 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs;
(…)
11° de prestaties, verstrekt door een personeelslid bij een associatie, vermeld in artikel II.14 van de Codex hoger onderwijs;
12° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met een verlof voor het uitoefenen van taken ten behoeve van de accreditatieorganisatie, vermeld in artikel II.31 tot en met II.35 van de Codex hoger onderwijs;
13° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden bij de Vlaamse Hogescholenraad, vermeld in artikel II.56 van de Codex hoger onderwijs;
14° de prestaties, verstrekt door een personeelslid ter ondersteuning van het college van commissarissen van de Vlaamse Regering bij de hogescholen, als vermeld in artikel IV.110 van de Codex hoger onderwijs;
15° de prestaties verstrekt door personeelsleden die elders een opdracht uitoefenen, vermeld in artikel V.223 tot V.230 van de Codex hoger onderwijs;
16° de prestaties verstrekt door personeelsleden die tewerkgesteld zijn bij de representatieve vakorganisaties, vermeld in artikel V.253 van de Codex hoger onderwijs.
6.
Wat als het personeelslid een andere dienstonderbreking neemt?
Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, de afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds, het bevallingsverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens arbeidsongeval, de afwezigheid wegens arbeidsongeval, wegens ongeval op weg naar en van het werk, wegens beroepsziekte, de terbeschikkingstelling wegens ziekte, de afwezigheid wegens een bedreiging door een beroepsziekte en het verlof wegens moederschapsbescherming maken geen einde aan het zorgkrediet.
Als het personeelslid een andere dienstonderbreking dan één van de hierboven opgesomde wil opnemen, moet het zijn zorgkrediet stopzetten.
Uitzondering: een personeelslid dat een afwezigheid voor verminderde prestaties opneemt om tijdelijk een andere opdracht binnen onderwijs uit te oefenen, kan het zorgkrediet combineren met de afwezigheid voor verminderde prestaties, op voorwaarde dat het tijdens de afwezigheid één of meer betrekkingen blijft uitoefenen die samen de helft of vier vijfde van het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een ambt met volledige prestaties.
Opgelet: personeelsleden die een gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 50 of 55 jaar genieten en een zorgkrediet opnemen, kunnen nadien hun gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 50 of 55 jaar niet meer verderzetten.
7.
Wanneer begint het zorgkrediet?
Het zorgkrediet heeft geen vaste ingangsdatum. Een personeelslid dat een zorgkrediet wil opnemen, deelt dat mee aan het bevoegd bestuur. Het zorgkrediet voor medische bijstand of palliatieve zorgen begint ten vroegste de eerste dag van de week die volgt op de week waarin de mededeling is gedaan. Het kan ook eerder ingaan als de werkgever instemt met een vroeger tijdstip.
De mededeling voor het opnemen van zorgkrediet om te zorgen voor een kind, voor een kind met een handicap of voor opleiding moet gebeuren minstens een maand voor de ingangsdatum van het zorgkrediet. Als de werkgever instemt met een kortere termijn, dan kan het zorgkrediet eerder ingaan.
8.
Wanneer eindigt het zorgkrediet?
Het zorgkrediet eindigt na afloop van de aangevraagde periode. Dat is maximaal 12 maanden na aanvang van het zorgkrediet.
In geval van overlijden van de persoon voor wie het zorgkrediet werd opgenomen, kan het personeelslid het zorgkrediet, met behoud van de onderbrekingsuitkering, verder opnemen voor de duur van de lopende onderbrekingsperiode tot maximaal zes maanden na de dag van het overlijden (zie ook punt 11 stopzetting). Het zorgkrediet eindigt uiterlijk zes maanden na het overlijden van de patiënt voor wie zorgkrediet werd genomen, ook als de aangevraagde periode nog langer dan zes maanden doorloopt.
Voorbeeld:
Een personeelslid vraagt van 1 september tot 30 juni 10 maanden zorgkrediet met een vijfde voor medische bijstand. De patiënt voor wie het personeelslid zorgt, overlijdt onverwacht al na 2,5 maanden, dus op 15 november. Het personeelslid mag zijn zorgkrediet verder zetten tot maximum zes maanden na de dag van het overlijden. Het zorgkrediet eindigt dus ten laatste op 14 mei. In dat geval wordt hem wel de volledige maand mei aangerekend als zorgkrediet.
9.
Wat is de duur van het zorgkrediet?
Het personeelslid kan de onderbrekingsuitkering omwille van zorgkrediet voor een periode van minimaal drie en maximaal twaalf maanden aanvragen, waarbij de aanvraag bestaat uit een geheel aantal maanden.
Voorbeeld 1:
Een personeelslid doet een aanvraag voor halftijds zorgkrediet van 1 december 2016 tot en met 31 maart 2017. Dat is toegestaan, het is een aanvraag met een geheel aantal maanden.
Voorbeeld 2:
Een personeelslid doet een aanvraag voor halftijds zorgkrediet van 15 oktober 2016 tot en met 14 februari 2017. Dat is toegestaan, het is een aanvraag met een geheel aantal maanden.
Voorbeeld 3:
Een personeelslid doet een aanvraag voor halftijds zorgkrediet van maandag 9 januari 2017 tot en met 9 mei 2018. Dat is niet toegestaan, het is geen aanvraag met een geheel aantal maanden.
Op de minimale aanvraagduur van drie maanden zijn drie uitzonderingen:
-Wanneer het zorgkrediet wordt aangevraagd om palliatieve verzorging te verlenen, is de minimumduur één maand en de maximumduur drie maanden. Ook hier moet de aanvraag uit een geheel aantal maanden bestaan.
-Als het resterend saldo van het zorgkrediet minder bedraagt dan drie maanden, wordt de minimumduur verminderd tot één maand.
-Als een tijdelijk of contractueel personeelslid een zorgkrediet wil opnemen na 1 april en zijn aanstelling eindigt op 30 juni, eindigt het zorgkrediet op 30 juni.
Voorbeeld 1:
Een personeelslid wil een halftijds zorgkrediet van één maand opnemen voor palliatieve verzorging. Dat is mogelijk, aangezien het om palliatieve verzorging gaat is er geen minimumduur van drie maanden vereist. De aanvraag betreft dus één maand, twee maanden of drie maanden.
Voorbeeld 2:
Een personeelslid neemt volgende periodes van zorgkrediet:
8 maanden halftijds zorgkrediet gedurende schooljaar 2016-2017;
6 maanden voltijds zorgkrediet gedurende schooljaar 2017-2018;
4 maanden voltijds zorgkrediet gedurende schooljaar 2018-2019;
10 maanden zorgkrediet met een vijfde gedurende schooljaar 2019-2020.
Omgezet naar voltijdse maanden, heeft het personeelslid in totaal 16 maanden (4 + 6 + 4 + 2) voltijds zorgkrediet opgenomen. Hij heeft nog recht op twee maanden voltijds zorgkrediet. Als hij een nieuwe aanvraag voor voltijds zorgkrediet wil doen, is een aanvraag van twee maanden toegestaan, ook als het niet gaat om het motief palliatieve zorg.
Van het principe van aanvraag met gehele maanden kan worden afgeweken in volgende situaties:
- de periode waarvoor zorgkrediet wordt aangevraagd, eindigt de dag voordat het kind voor wie zorgkrediet wordt opgenomen, de leeftijd van dertien jaar bereikt;
- het zorgkrediet wordt opgenomen om een opleiding te volgen en de opleiding bedraagt geen geheel aantal maanden;
- een tijdelijk of contractueel personeelslid heeft een aanstelling die eindigt op 30 juni en wil een zorgkrediet opnemen na 1 april.
Voorbeeld 1
Een personeelslid wil vanaf 1 september zorgkrediet nemen om voor een kind te zorgen. Het kind wordt 13 jaar op 16 januari. In dat geval is een aanvraag met een niet-geheel aantal maanden mogelijk, nl. van 1 september tot en met 15 januari. Er worden vijf maanden zorgkrediet aangerekend.
Voorbeeld 2
Een personeelslid volgt een opleiding. De opleiding start op 21 september en eindigt op 28 februari. In dat geval is een aanvraag met een niet-geheel aantal maanden mogelijk, nl. van 21 september tot 28 februari. Er worden zes maanden zorgkrediet aangerekend.
Voorbeeld 3
Een tijdelijk personeelslid heeft een aanstelling tot 30 juni. Het wil vanaf 18 mei zorgkrediet voor medische bijstand aan zijn kind opnemen. In dat geval is een aanvraag met een niet-geheel aantal maanden mogelijk, nl. van 18 mei tot 30 juni. Er worden twee maanden zorgkrediet aangerekend.
10.
Wat is het totale contingent van het zorgkrediet?
Het totale zorgkrediet per personeelslid bedraagt:
1° 18 maanden in geval van een volledige onderbreking van de arbeidsprestaties
2° of 36 maanden bij een onderbreking tot de helft van een normale voltijdse arbeidsregeling;
3° of 90 maanden bij een onderbreking van de voltijdse arbeidsprestaties met een vijfde;
of een combinatie van de verschillende volumes.
Opgelet: ongeacht de reden waarvoor het zorgkrediet wordt genomen, heeft elk personeelslid tijdens zijn loopbaan recht op bovenstaand totaal aantal maanden. Binnen de beperkingen van minimum- en maximumduur (zie punt 9) beslist het personeelslid zelf hoeveel krediet hij per keer opneemt en voor welk motief. De periodes moeten niet op elkaar aansluiten.
Als het personeelslid zijn arbeidsprestaties onderbreekt om zorgkrediet op te nemen, kan het kiezen voor een volledige onderbreking, een onderbreking tot de helft of een onderbreking met een vijfde. Bij elke aanvraag kan het volume wijzigen. Bij wijziging van opnamevorm moet er rekening mee worden gehouden dat één maand volledige onderbreking van de arbeidsprestaties gelijk is aan twee maanden halftijdse onderbreking van de arbeidsprestaties en aan vijf maanden onderbreking van de arbeidsprestaties met een vijfde.
Voorbeeld:
Een personeelslid neemt 6 maanden voltijds zorgkrediet om voor zijn kind te zorgen van 1 september 2017 tot en met 31 januari 2018. Vervolgens neemt het van 18 februari 2019 tot en met 17 juni 2019 halftijds zorgkrediet voor medische bijstand. Dat komt overeen met 2 maanden voltijds zorgkrediet. Het personeelslid heeft dus alles samen tot en met 17 juni 2019 zeven maanden voltijds zorgkrediet opgenomen en heeft nog recht op 11 maanden voltijds zorgkrediet of 22 maanden halftijds zorgkrediet of 55 maanden zorgkrediet met een vijfde.
Periodes van zorgkrediet die bij andere overheden, openbare instellingen, overheidsinstellingen werden opgenomen vooraleer het personeelslid in het onderwijs begon te werken, tellen ook mee om het totale krediet te berekenen. Periodes van loopbaanonderbreking die in het verleden werden opgenomen, tellen niet mee voor de berekening van het contingent zorgkrediet.
Bij de berekening van het resterende krediet wordt afgerond naar de hogere eenheid.
Voorbeeld: omzettingstabel en afronding bij opname van verschillende volumes zorgkrediet:
Een personeelslid heeft in het verleden één maand voltijds zorgkrediet opgenomen, 20 maanden halftijds zorgkrediet en 23 maanden zorgkrediet met een vijfde. Het wil zijn resterend krediet opnemen in de vorm van een halftijds zorgkrediet. Het resterend krediet kan berekend worden door de al opgenomen maanden om te zetten naar een zelfde volume, in dit geval halftijds:
1 maand voltijds = 2 maanden halftijds
20 maanden halftijds = 20 maanden halftijds
23 maanden 1/5de = 9,2 maanden halftijds
In totaal heeft het personeelslid 31,2 maanden halftijds zorgkrediet opgenomen. Het heeft recht op 36 maanden halftijds zorgkrediet. Zijn restkrediet bedraagt dus 4,8 (36 – 31,2) maanden, die worden afgerond naar boven. Hij kan dus nog 5 maanden halftijds zorgkrediet opnemen.
Aantal maanden | Onderbrekings-percentage | Som in maanden | Max. krediet | Rest-krediet | Afron-ding naar boven | Opge-bruikt |
| 100% | 50% | 20% | | | | | |
reeds opgenomen | 1 | 20 | 23 | 44,0 | - | | | |
opgenomen omgezet naar voltijds | 1 | 10 | 4,6 | 15,6 | 18 | 2,4 | 3 | 18,6 |
opgenomen omgezet naar halftijds | 2 | 20 | 9,2 | 31,2 | 36 | 4,8 | 5 | 36,2 |
Opgenomen omgezet naar éénvijfde | 5 | 50 | 23 | 78 | 90 | 12 | 12 | 90 |
Om de maximumduur van de onderbreking te bepalen, worden de periodes van zorgkrediet vanaf 2 september 2016 in aanmerking genomen.
Als het zorgkrediet wordt stopgezet door het departement WSE of op verzoek van het personeelslid voor afloop van de toegekende duur, wordt bij de berekening van het aantal opgenomen maanden afgerond naar de hogere maandeenheid.
Voorbeeld:
Een personeelslid neemt een halftijds zorgkrediet voor medische bijstand voor zes maanden. De persoon aan wie hij medische bijstand geeft, overlijdt onverwachts na 3,5 maanden en het personeelslid wenst onmiddellijk te hervatten. Bij stopzetting van zijn halftijds zorgkrediet na 3,5 maanden zullen vier maanden krediet aangerekend worden.
11.
Kan het zorgkrediet vervroegd worden stopgezet?
Op verzoek van het personeelslid kan het zorgkrediet worden stopgezet voor afloop van de toegekende duur. In dat geval wordt bij de berekening van het aantal opgenomen maanden afgerond naar de hogere maandeenheid.
Opgelet: zoals vermeld in punt 6, maken het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het bevallingsverlof, de afwezigheid wegens arbeidsongeval, wegens ongeval op weg naar en van het werk, wegens beroepsziekte, de terbeschikkingstelling wegens ziekte, de afwezigheid wegens een bedreiging door een beroepsziekte en het verlof wegens moederschapsbescherming geen einde aan het zorgkrediet.
Voorbeeld
Een personeelslid vraagt zorgkrediet voor medische bijstand voor de periode van 1 oktober tot 28 februari. De patiënt herstelt veel sneller dan verwacht en het personeelslid zet daarom zijn zorgkrediet stop op 15 januari. In dat geval worden vier volledige maanden zorgkrediet aangerekend. Het personeelslid ontvangt onderbrekingsuitkeringen voor de periode van 1 oktober tot en met 15 januari.
Stopzetting is ook mogelijk in geval van overlijden van de persoon voor wie het zorgkrediet werd opgenomen. In dat geval kan het personeelslid het zorgkrediet, met behoud van de onderbrekingsuitkering, verder opnemen voor de duur van de lopende onderbrekingsperiode tot maximaal zes maanden na de dag van het overlijden (zie ook punt 8). Het personeelslid beslist zelf of het zijn zorgkrediet wil stopzetten vooraleer de termijn van zes maanden is verstreken.
Voorbeeld
Een personeelslid vraagt zorgkrediet voor medische bijstand van 1 september tot 31 augustus. De patiënt overlijdt onverwachts op 15 oktober. Hoewel het motief voor zijn zorgkrediet is weggevallen, heeft hij het recht om tot zes maanden na het overlijden zorgkrediet op te nemen, dus tot 14 april. Tot dan heeft hij recht op onderbrekingsuitkeringen. Hij kan er ook voor kiezen om eerder te hervatten, bv. op 9 januari. In dat geval worden vijf maanden zorgkrediet aangerekend.
Het personeelslid brengt zowel het departement WSE als zijn werkgever op de hoogte van de stopzetting van het zorgkrediet. Het moet het departement WSE schriftelijk of via e-mail laten weten wanneer de onderbreking wordt stopgezet, met vermelding van dossier- of rijksregisternummer.
12.
Wat is de administratieve stand van het personeelslid?
Tijdens het zorgkrediet is het personeelslid met verlof. Dat verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Voor het aantal prestatie-eenheden dat wordt geschorst of verminderd, krijgt het noch een salaris of salaristoelage, noch een wachtgeld of wachtgeldtoelage.
13.
Hoeveel bedraagt het salaris en de onderbrekingsuitkering?
Het personeelslid ontvangt geen salaris voor de prestaties die het niet meer uitoefent. Het krijgt wel een onderbrekingsuitkering conform de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet.
De bedragen van de onderbrekingsuitkeringen kunnen nooit hoger zijn dan de bedragen die worden uitbetaald bij een voltijdse tewerkstelling.
U vindt alle info over de onderbrekingsuitkeringen op de website over het zorgkrediet.
14.
Mag het personeelslid de onderbrekingsuitkeringen cumuleren met andere inkomsten tijdens het zorgkrediet?
14.1.
Activiteit als loontrekkende
De onderbrekingsuitkeringen kunnen niet gecumuleerd worden met een bijkomende activiteit als loontrekkende, behalve als die al, samen met de activiteit waarvoor het zorgkrediet wordt opgenomen, uitgeoefend werd gedurende ten minste drie maanden vóór het begin van de onderbreking van de arbeidsprestaties.
Alle activiteiten als loontrekkende waardoor het personeelslid onder het toepassingsgebied valt van het besluit van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet, worden niet als een bijkomende activiteit als loontrekkende beschouwd. Met andere woorden, er is geen cumulatie mogelijk met een andere activiteit als loontrekkende die eveneens recht geeft op zorgkrediet.
Zoals vermeld in punt 2, opmerking 2 heeft niet alleen onderwijspersoneel, maar ook al het overige personeel van de Vlaamse overheid en van de provincies, gemeenten en openbare instellingen recht op onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet. Dat betekent dat alle activiteiten waarvoor zorgkrediet kan worden genomen, samen worden gerekend voor de toekenning van de onderbrekingsuitkering. Er is in dat geval geen sprake van een bijkomende activiteit als loontrekkende. Dat is wel het geval als men naast zijn activiteit in het onderwijs een activiteit als loontrekkende in de privé-sector of bij de federale overheid uitoefent.
Voorbeeld:
Een personeelslid heeft een opdracht van 20/20 in het secundair onderwijs en 3/20 in een CVO. Beide activiteiten worden samengeteld voor de toekenning van zorgkrediet. De 3/20 prestaties in een CVO worden niet beschouwd als een activiteit als loontrekkende.
- Inkomsten uit een flexi-job
Voor inkomsten uit flexi-jobs zijn er twee verschillende mogelijkheden.
- De flexi-job is een 'klassieke' nevenactiviteit in loondienst
Het gaat om:
- een flexi-jobarbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur (bv. 6 maanden);
- meerdere flexi-jobarbeidsovereenkomsten na elkaar, van datum tot datum.
Bijvoorbeeld:
oeen eerste flexi-jobarbeidsovereenkomst van 1 januari tot 31 januari
odaarna een tweede van 1 februari tot 28 (29) februari
odaarna een derde van 1 maart tot 31 maart.
Dat wordt beschouwd als een nevenactiviteit in loondienst:
- de flexi-job(s) moet(en) bij de start van het Vlaams zorgkrediet al minstens 3 maanden uitgeoefend zijn;
- de flexi-job(s) mag (mogen) niet uitgebreid worden tijdens de periode van Vlaams zorgkrediet.
- De flexi-job is een niet-continu uitgeoefende nevenactiviteit in loondienst
Het gaat om meerdere flexi-jobarbeidsovereenkomsten, die elkaar niet van datum tot datum opvolgen.
Bijvoorbeeld:
•een flexi-jobarbeidsovereenkomst voor 8 januari
•een andere voor een duur van 2 dagen, van 28 tot 29 januari
•een derde voor de dag van 6 februari
•een vierde voor 26 en 27 maart.
Die flexi-jobs worden beschouwd als een niet-continue nevenactiteit in loondienst. Ze mogen gecombineerd worden met een onderbrekingsuitkering voor zorgkrediet, op voorwaarde dat die nevenactiviteit regelmatig werd uitgeoefend tijdens de drie maanden die voorafgaan aan de start van uw Vlaams zorgkrediet. Concreet is dat: minstens 1 dag per maand in de drie maanden die voorafgaan aan de start van het Vlaams zorgkrediet.
14.2.
Zelfstandige activiteit
De onderbrekingsuitkeringen kunnen niet gecumuleerd worden met de uitoefening van een bijkomende zelfstandige activiteit bij opname van een halftijds zorgkrediet of een zorgkrediet met een vijfde. Bij de opname van een voltijds zorgkrediet is cumulatie met een bijkomende activiteit mogelijk als de zelfstandige activiteit al, samen met de activiteit waarvoor het zorgkrediet wordt opgenomen, uitgeoefend werd gedurende ten minste drie maanden vóór het begin van de volledige onderbreking van de arbeidsprestaties. De cumulatie wordt dan toegelaten gedurende een periode van maximaal twaalf maanden.
Een bijkomende zelfstandige activiteit is de activiteit waardoor volgens de ter zake geldende reglementering de betrokken persoon verplicht is zich in te schrijven bij het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekering der Zelfstandigen.
14.3.
Werkloosheidsuitkeringen
De onderbrekingsuitkeringen kunnen niet gecumuleerd worden met een werkloosheidsuitkering, behalve wanneer er bij gedeeltelijke onderbreking van de arbeidsprestaties sprake is van tijdelijke werkloosheid. De cumulatie wordt dan toegelaten voor de resterende tewerkstelling tijdens het zorgkrediet.
14.4.
Onderbrekingsuitkeringen voor loopbaanonderbreking
De onderbrekingsuitkeringen kunnen niet gecumuleerd worden met onderbrekingsuitkeringen voor een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of voor palliatieve zorgen, of met uitkeringen voor een gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 50 of 55 jaar.
14.5.
Pensioen
De onderbrekingsuitkeringen kunnen niet gecumuleerd worden met een pensioen, met uitzondering van:
a)een overgangsuitkering;
b)een overlevingspensioen gedurende een periode van maximaal twaalf al dan niet opeenvolgende kalendermaanden.De periode van twaalf maanden wordt verminderd met het aantal maanden waarin een van de volgende vergoedingen of inkomens wordt ontvangen:
-een vergoeding als vermeld in artikel 64quinquies van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers;
-een vergoeding als vermeld in artikel 107quater van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen;
-een vervangingsinkomen als vermeld in artikel 76, 10°, van de programmawet van 28 juni 2013, gecumuleerd met het genot van een overlevingspensioen.
Onder pensioen moet worden verstaan: het ouderdoms-, rust-, anciënniteits- of overlevingspensioen, en andere als dusdanig geldende voordelen die worden toegekend:
1°door of krachtens een Belgische of buitenlandse wet;
2°door een Belgische of een buitenlandse instelling van sociale zekerheid, een openbaar bestuur, een openbare instelling of een instelling van openbaar nut.
14.6.
Gemeenschappelijke bepalingen m.b.t. cumulatie
Het personeelslid, dat een bijkomende activiteit als loontrekkende of als zelfstandige uitoefent of dat een werkloosheidsuitkering ontvangt of dat een uitkering voor loopbaanonderbreking ontvangt of dat een pensioen geniet, doet daarvan aangifte op het ogenblik van zijn aanvraag van een onderbrekingsuitkering. Bij gebrek aan aangifte of in geval van laattijdige aangifte worden de al betaalde onderbrekingsuitkeringen teruggevorderd vanaf de aanvangsdatum van het zorgkrediet tot op de dag van de eventuele laattijdige aangifte.
Het recht op een onderbrekingsuitkering gaat verloren vanaf de dag waarop het personeelslid dat een onderbrekingsuitkering ontvangt, om het even welke bezoldigde of zelfstandige activiteit aanvangt of een bestaande bijkomende bezoldigde activiteit uitbreidt.
Het personeelslid dat toch een bezoldigde of zelfstandige activiteit aanvangt of een bestaande bijkomende bezoldigde activiteit uitbreidt, brengt het departement WSE daarvan vooraf op de hoogte. Als het personeelslid dat niet doet, worden de al betaalde onderbrekingsuitkeringen teruggevorderd vanaf de dag van de uitoefening of de uitbreiding van die activiteit.
15.
Komt het zorgkrediet in aanmerking voor het pensioen?
Het KB van 2 december 2018 regelt hoe het zorgkrediet in aanmerking komt voor het pensioen. Het zorgkrediet komt op dezelfde manier in aanmerking als de vroegere gewone vormen van loopbaanonderbreking. Periodes van gewone loopbaanonderbreking die werden opgenomen voor de periodes van zorgkrediet blijven meetellen. U vindt hier meer informatie over de inaanmerkingneming van de loopbaanonderbreking.
De regeling is van toepassing op alle stelsels van zorgkrediet die genomen werden sinds 2 september 2016.
16.
Welke procedure moet gevolgd worden bij een zorgkrediet?
16.1.
Mededeling aan de werkgever
Het personeelslid dat zorgkrediet wil opnemen, deelt dat mee aan de inrichtende macht van de instelling(en) of het/de centr(um)(a) waar hij werkt.
De personeelsleden van de inspectie doen hun mededeling aan de inspecteur-generaal. De inspecteur-generaal doet zijn mededeling aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.
Bij die mededeling moeten de gewenste begin- en einddatum van het zorgkrediet worden vermeld.
Naargelang het motief gelden de volgende ingangsdata vanaf de mededeling:
- Het zorgkrediet voor medische bijstand of palliatieve zorgen begint ten vroegste de eerste dag van de week die volgt op de week waarin de mededeling is gedaan. Als de werkgever instemt met een vroeger tijdstip, kan het zorgkrediet eerder ingaan.
- De mededeling voor het opnemen van zorgkrediet om te zorgen voor een kind, voor een kind met een handicap of voor opleiding moet gebeuren minstens een maand voor de ingangsdatum van het zorgkrediet. Als de werkgever instemt met een kortere termijn, dan kan het zorgkrediet eerder ingaan.
16.2.
Aanvraag bij het departement WSE
Personeelsleden die hun arbeidsprestaties onderbreken, dienen bij het departement WSE een aanvraag in om een onderbrekingsuitkering voor zorgkrediet te verkrijgen. Vanaf 1 januari 2019 gebeuren alle aanvragen via het online loket; een papieren aanvraag is niet meer mogelijk.
U vindt alle info over de aanvraag van de onderbrekingsuitkering voor zorgkrediet op de website daarover.
16.3.
Aanvraagtermijn voor de onderbrekingsuitkering
Om geldig te zijn, kan de aanvraag van een onderbrekingsuitkering voor zorgkrediet op zijn vroegst ingediend worden zes maanden voor de gewenste aanvangsdatum van de onderbrekingsuitkering, zoals aangegeven op het aanvraagformulier.
Voorbeeld:
Een personeelslid wil zorgkrediet met een vijfde voor zorg voor een kind opnemen van 1 september 2017 tot en met 30 juni 2018. Hij kan zijn aanvraag ten vroegste indienen op 1 maart 2017.
Het recht op een onderbrekingsuitkering gaat in op de dag die aangegeven is in het aanvraagformulier als alle nodige documenten behoorlijk en volledig ingevuld verstuurd zijn aan het departement WSE binnen een termijn van twee maanden na de aangevraagde ingangsdatum van het zorgkrediet. Als de documenten behoorlijk en volledig ingevuld verzonden worden na die termijn, gaat het recht op een onderbrekingsuitkering pas in op de dag van de verzending ervan.
Voorbeeld:
Een personeelslid vraagt een halftijds zorgkrediet vanaf 20 oktober 2016. De aanvraag moet uiterlijk op 19 december aankomen bij het departement WSE, zo niet krijgt het personeelslid maar onderbrekingsuitkeringen vanaf de datum van verzending van de aanvraag, en niet vanaf 20 oktober 2016.
16.4.
Goedkeuring of weigering door het departement WSE
Het departement WSE neemt alle beslissingen over de toekenning of de weigering van het recht op een onderbrekingsuitkering na het nodige onderzoek. Het departement WSE brengt het personeelslid en zijn werkgever schriftelijk op de hoogte van zijn beslissing.
16.4.1.
Goedkeuring
Na goedkeuring van de aanvraag betaalt het departement WSE de onderbrekingsuitkeringen maandelijks uit.
Het personeelslid dat onderbrekingsuitkeringen ontvangt, moet elke verandering in de situatie zoals hij die heeft omschreven in het aanvraagformulier, melden aan het departement WSE.
Onrechtmatig verkregen onderbrekingsuitkeringen worden teruggevorderd. Er gebeurt geen terugvordering als het personeelslid dat onderbrekingsuitkeringen ontvangt, is overleden.
Het departement WSE hoort het personeelslid voor het beslist om het recht op onderbrekingsuitkeringen stop te zetten of om de onderbrekingsuitkeringen terug te vorderen, als het personeelslid daarom verzoekt en als de stopzetting of terugvordering niet het gevolg is van:
1°een werkhervatting, een pensionering of een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, van een cumulatie die niet wordt toegestaan, of van het feit dat het personeelslid de uitoefening van een zelfstandige activiteit voortzet, terwijl hij de uitoefening ervan al gedurende een jaar heeft gecumuleerd met het recht op onderbrekingsuitkeringen;
2°de toekenning van een foutief uitkeringsbedrag.
Het departement WSE brengt het personeelslid schriftelijk op de hoogte van de voorgenomen beslissing en van het recht om gehoord te worden.
Het personeelslid dat wordt gehoord, kan zich bij de uitoefening van zijn recht om te worden gehoord, laten bijstaan of vertegenwoordigen door een persoon naar zijn keuze.
Het personeelslid wordt op de hoogte gebracht van de beslissing van het departement WSE, waarbij onrechtmatig ontvangen onderbrekingsuitkeringen worden teruggevorderd. De beslissing vermeldt voor welke periode er wordt teruggevorderd, net als het bedrag dat wordt teruggevorderd.
16.4.2.
Weigering
Als het recht op onderbrekingsuitkeringen definitief wordt ontzegd aan een personeelslid dat zorgkrediet opneemt, deelt de bevoegde dienst van het departement WSE dat onmiddellijk mee aan het personeelslid, zijn werkgever en aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, met vermelding van de datum waarop de beslissing ingaat. In dat geval neemt het personeelslid zijn betrekking weer op.
Het verlof van een personeelslid dat zorgkrediet opneemt, maar definitief geen recht heeft op het aangevraagde zorgkrediet op basis van een beslissing van de bevoegde dienst van het departement WSE of op basis van de bepalingen van het besluit van 26 juli 2016 betreffende het zorgkrediet voor de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, wordt stopgezet. In dat geval wordt de reeds opgenomen periode omgezet in een:
- verlof voor verminderde prestaties;
- afwezigheid voor verminderde prestaties.
Het personeelslid kiest zelf naar welk verlofstelsel moet worden omgezet en deelt zijn beslissing mee aan zijn werkgever.
In dat geval mag de duur overschreden worden van het verlof voor verminderde prestaties of de afwezigheid voor verminderde prestaties waarop het betrokken personeelslid aanspraak kan maken krachtens de reglementaire bepalingen die ter zake op hem van toepassing zijn.
16.5.
Mededeling aan de onderwijsadministratie
Een zorgkrediet wordt als volgt meegedeeld aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten en/of het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen:
Volledig zorgkrediet: RL-2
Gedeeltelijk zorgkrediet: RL-1 en 12
Codes dienstonderbrekingen zorgkrediet |
Code | Dienstonderbreking | bereik | RL | Begin-datum | Eind-datum |
197 | Zorgkrediet voor een kind tot en met 12 jaar voltijds | P | 2 | 02-09-2016 | onbepaald |
198 | Zorgkrediet voor een kind tot en met 12 jaar halftijds | O | 1 en 12 | 02-09-2016 | onbepaald |
199 | Zorgkrediet voor een kind tot en met 12 jaar met 1/5 de | O | 1 en 12 | 02-09-2016 | onbepaald |
200 | Zorgkrediet voor medische bijstand voltijds | P | 2 | 02-09-2016 | onbepaald |
201 | Zorgkrediet voor medische bijstand halftijds | O | 1 en 12 | 02-09-2016 | onbepaald |
202 | Zorgkrediet voor medische bijstand met 1/5 de | O | 1 en 12 | 02-09-2016 | onbepaald |
203 | Zorgkrediet voor palliatieve zorg voltijds | P | 2 | 02-09-2016 | onbepaald |
204 | Zorgkrediet voor palliatieve zorg halftijds | O | 1 en 12 | 02-09-2016 | onbepaald |
205 | Zorgkrediet voor palliatieve zorg met 1/5 de | O | 1 en 12 | 02-09-2016 | onbepaald |
206 | Zorgkrediet voor een kind met een handicap voltijds | P | 2 | 02-09-2016 | onbepaald |
207 | Zorgkrediet voor een kind met een handicap halftijds | O | 1 en 12 | 02-09-2016 | onbepaald |
208 | Zorgkrediet voor een kind met een handicap met 1/5 de | O | 1 en 12 | 02-09-2016 | onbepaald |
209 | Zorgkrediet voor opleiding voltijds | P | 2 | 02-09-2016 | onbepaald |
210 | Zorgkrediet voor opleiding halftijds | O | 1 en 12 | 02-09-2016 | onbepaald |
211 | Zorgkrediet voor opleiding met 1/5 de | O | 1 en 12 | 02-09-2016 | onbepaald |
P = persoonsgebonden
O = opdrachtgebonden
De begin- en einddatum in de RL-1 of RL-2 moeten overeenstemmen met de periode die op de beslissing van WSE vermeld staat. Als de volledige periode van het zorgkrediet opgesplitst is over verschillende beslissingen, dan moeten de elektronische zendingen ook opgesplitst worden.
voorbeeld:
Een personeelslid neemt voltijds zorgkrediet van 1 januari 2018 tot 30 juni 2018. Daarvoor vraagt ze tweemaal een periode zorgkrediet aan van telkens drie maanden.
WSE levert 2 beslissingen af nl. voor de periode 1 januari 2018 tot en met 31 maart 2018 en voor de periode 1 april 2018 tot en met 30 juni 2018.
Het zorgkrediet wordt met 2 RL-2’s gemeld.
Een RL-2 met begindatum 1 januari 2018 en einddatum 31 maart 2018. Dat gebeurt in overeenstemming met de periode op de eerste beslissing.
Een RL-2 met begindatum 1 april 2018 en einddatum 30 juni 2018, zoals vermeld staat op de tweede beslissing.
De beslissing van WSE moet u niet meer opsturen naar AGODI of AHOVOKS. De agentschappen vragen de beslissing van WSE rechtstreeks op via vlaamszorgkrediet@vlaanderen.be.
De verantwoordingsstukken bij de aanvraagformulieren bij het zorgkrediet blijven ter beschikking in de school en moeten dus niet naar het Agentschap voor Onderwijsdiensten en/of het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen worden gezonden.