Verlof voor verminderde prestaties

Vooraleer u deze omzendbrief doorneemt, kan het nuttig zijn om na te gaan of dit verlofstelsel op uw situatie van toepassing is. Wil u daarover duidelijkheid, dan kan u via de online toepassing nagaan welk verlofstelsel opgenomen kan worden naargelang uw situatie.

1. Waarover gaat deze omzendbrief?

Vanaf 1 september 2017 worden de bestaande verloven voor verminderde prestaties hervormd. De 3 huidige stelsels (verlof voor verminderde prestaties voor sociale en familiale redenen, verlof voor verminderde prestaties vanaf de leeftijd van 50 jaar en verlof voor verminderde prestaties voor wie 2 kinderen heeft jonger dan 14 jaar) worden samengevoegd tot één stelsel, nl. verlof voor verminderde prestaties.

De wettelijke basis hiervan is vastgelegd in het Besluit van de Vlaamse Regering van 30 augustus 2016 betreffende het zorgkrediet voor de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding. Hierin zijn ook de wijzigingen aan het Besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof voor verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen en de afwezigheid voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid ten gunste van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding opgenomen.

Alle wijzigingen gaan in vanaf 1 september 2017. De richtlijnen in deze omzendbrief gelden voor het verlof voor verminderde prestaties, dat zal ingaan vanaf 1 september 2017. Deze omzendbrief behandelt de mogelijkheid voor personeelsleden om de arbeidsprestaties te verminderen met een vijfde of tot de helft of niet uit te oefenen.

Wie gedurende het schooljaar 2016-2017 nog gebruik wil maken van een verlof voor verminderde prestaties of er meer informatie over zoekt, vindt die in de omzendbrief “Verlof voor verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen en afwezigheid voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid ten gunste van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding”.

2. Wie kan het verlof voor verminderde prestaties nemen?

Volgende personeelscategorieën kunnen een verlof voor verminderde prestaties opnemen:

1° de personeelsleden, vermeld in artikel 2, §1 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;

2° de personeelsleden, vermeld in artikel 4, §1 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;

3° de leden van de inspectie, vermeld in artikel 61 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;

4° de personeelsleden, vermeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken;

5° de personeelsleden, vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie.

Van de personeelscategorieën vermeld in 1° tot en met 4° kunnen zowel vastbenoemde als tijdelijke personeelsleden een verlof voor verminderde prestaties nemen.

3. Wat is het?

Met een verlof voor verminderde prestaties kan een personeelslid ervoor kiezen om zijn of haar betrekking niet of gedeeltelijk uit te oefenen. De aanvraag moet niet gemotiveerd worden.

4. Is het verlof een recht of een gunst?

Afhankelijk van de omstandigheden en de voorwaarden is het verlof voor verminderde prestaties een geconditioneerd recht, een recht of een gunst.

Een recht betekent dat het bevoegd bestuur het verlof niet kan weigeren.

Een geconditioneerd recht houdt in dat het bevoegd bestuur het verlof niet kan weigeren als aan bepaalde voorwaarden voldaan is.

Een gunst betekent dat het bevoegd bestuur beslist of het verlof kan worden toegestaan.

4.1. Geconditioneerd recht

4.1.1. Alle personeelscategorieën

Het recht op verlof voor verminderde prestaties geldt als er een kandidaat-vervanger is die aan de volgende voorwaarden voldoet:

1° hij is in het bezit van het vereiste bekwaamheidsbewijs;

2° hij voldoet aan de eisen van het opvoedingsproject van de inrichtende macht.

In sommige gevallen maakt de nuttige ervaring deel uit van het bekwaamheidsbewijs. De inrichtende macht mag nagaan of de kandidaat-vervanger de eventueel vereiste nuttige ervaring heeft voor het bekwaamheidsbewijs. Dat onderzoek moet uitgevoerd worden op dezelfde wijze als de wijze die door de inrichtende macht gevolgd wordt bij de aanwerving van een personeelslid op grond van de bepalingen van de hierna volgende decreten:

1° het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs;

2° het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.

4.1.2. Bijkomende voorwaarden voor tijdelijke personeelsleden

Voor tijdelijke personeelsleden gelden bovendien de volgende voorwaarden voor het geconditioneerd recht op een verlof voor verminderde prestaties:

-ze hebben 720 dagen dienstanciënniteit opgebouwd;

-minimum 360 dagen daarvan moeten opgebouwd zijn bij het schoolbestuur of het centrumbestuur, of, als het personeelslid is aangesteld of geaffecteerd bij een instelling die behoort tot een scholengemeenschap, bij de scholengemeenschap;

-het verlof moet binnen hun aanstellingsperiode vallen.

Voor het berekenen van de dienstanciënniteit gelden de bepalingen van artikel 4 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 6 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.

4.2. Recht

Als het bevoegd bestuur het oorspronkelijk verlof voor verminderde prestaties weigert omdat er geen geschikte vervanger werd gevonden, dan heeft een personeelslid in een wervingsambt een absoluut recht om zijn verlof voor verminderde prestaties te nemen op de eerstvolgende ingangsdatum die volgt op de oorspronkelijk gevraagde datum.

Daarbij gelden volgende voorwaarden:

-De ingangsdatum van het oorspronkelijk aangevraagde verlof voor verminderde prestaties was 1 september;

-De aanvraag voor het verlof voor verminderde prestaties werd ingediend vóór 1 juni.

Als de aanvraag werd geweigerd, heeft het personeelslid in een wervingsambt recht op het verlof voor verminderde prestaties op de eerstvolgende ingangsdatum. Die is:

-1 januari in geval van een gedeeltelijk verlof voor verminderde prestaties;

-1 september van het volgend schooljaar in geval van een volledig verlof voor verminderde prestaties.

4.3. Gunst

Als een personeelslid geen recht heeft op een verlof voor verminderde prestaties en/of niet voldoet aan één van de voorwaarden voor het geconditioneerd recht op een verlof voor verminderde prestaties, kan het alsnog een verlof voor verminderde prestaties krijgen, op voorwaarde dat het bevoegd bestuur daarmee instemt.

Het personeelslid krijgt het verlof voor verminderde prestaties dan als gunst, als het bevoegd bestuur bereid is om af te wijken van de voorwaarden voor het nemen van een verlof voor verminderde prestaties

Voorbeeld 1:

Het bevoegd bestuur (link) kan toestemming geven aan een tijdelijk personeelslid om een verlof voor verminderde prestaties op te nemen, ook al heeft het geen 720 dagen dienstanciënniteit.

Voorbeeld 2

Het bevoegd bestuur (link) kan toestemming geven aan een tijdelijk personeelslid om een verlof voor verminderde prestaties op te nemen, ook al heeft het nog geen geschikte vervanger gevonden op het moment van de goedkeuring.

4.4. Wie kent het verlof toe?

Het bevoegd bestuur kan het verlof voor verminderde prestaties toekennen of weigeren. Het bevoegd bestuur is:

1° de inrichtende macht of het bestuur voor de personeelsleden, vermeld in punt 2, 1°, en 2°;

2° de inspecteur-generaal voor de inspecteur en de coördinerend inspecteur;

3° de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn gemachtigde, voor de inspecteur-generaal en voor de personeelsleden vermeld in punt 2, 4°;

4° het centrumbestuur voor de personeelsleden van de centra voor basiseducatie.

5. Voor welk volume kan het personeelslid een verlof voor verminderde prestaties nemen?

Tijdens het verlof voor verminderde prestaties kan het personeelslid de arbeidsprestaties:

1°volledig onderbreken;

2°verminderen tot een halftijdse betrekking;

3°verminderen met een vijfde van een voltijdse betrekking.

5.1. Volledige onderbreking

De volledige onderbreking van de arbeidsprestaties omvat alle arbeidsprestaties in de door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde en gesubsidieerde ambten en functies die het personeelslid uitoefent in het onderwijs.

Voorbeeld 1:

Een personeelslid heeft een opdracht van 24/24 in het basisonderwijs. Bij een volledige onderbreking neemt hij een verlof voor verminderde prestaties voor 24/24.

Voorbeeld 2:

Een personeelslid heeft een opdracht van 20/20 in het deeltijds kunstonderwijs. Bij een volledige onderbreking neemt hij een verlof voor verminderde prestaties voor 20/20.

Voorbeeld 3:

Een personeelslid wil zijn prestaties volledig onderbreken met een verlof voor verminderde prestaties. Hij presteert 10/20 in het secundair onderwijs en heeft een opdracht van 50% aan een hogeschool. Bij de volledige onderbreking oefent hij geen van beide opdrachten meer uit.

Voorbeeld 4:

Een personeelslid presteert 10/36 in een centrum voor basiseducatie. Het kan zijn prestaties volledig onderbreken met een verlof voor verminderde prestaties voor 10/36.

Voorbeeld 5:

Een personeelslid heeft een opdracht van 20/20 in het secundair onderwijs en 3/20 in een centrum voor volwassenenonderwijs. Bij een voltijds verlof voor verminderde prestaties moet het al zijn prestaties laten vallen, zowel in het secundair als in het volwassenenonderwijs.

5.2. Vermindering tot een halftijdse betrekking

Bij vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking blijft het personeelslid een of meer betrekkingen uitoefenen die samen de helft van het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een betrekking met volledige prestaties. De nog te verrichten prestaties worden altijd afgerond naar de hogere eenheid, naargelang van het geval, tot een volledige lestijd of tot een volledig uur.

Voorbeeld 1:

Een personeelslid presteert 21/21 in het secundair onderwijs. Het neemt een halftijds verlof voor verminderde prestaties. In dat geval neemt het personeelslid 10/21 verlof voor verminderde prestaties en blijft het 11/21 presteren.

Voorbeeld 2:

Een personeelslid presteert 30/36 in een centrum voor basiseducatie. Het neemt een halftijds verlof voor verminderde prestaties. In dat geval blijft het personeelslid 18/36 presteren en neemt het 12/36 verlof voor verminderde prestaties.

Voorbeeld 3:

Een personeelslid presteert 20/20 in het secundair onderwijs en presteert daarnaast 3/20 in het deeltijds kunstonderwijs. Het neemt een halftijds verlof voor verminderde prestaties. Het personeelslid blijft 10/20 presteren en kan daarbij kiezen welk deel van zijn opdracht het blijft uitoefenen:

Het kan 10/20 blijven uitoefenen in het secundair onderwijs. Voor de resterende 10/20 in het secundair onderwijs en de 3/20 in het deeltijds kunstonderwijs neemt het personeelslid verlof voor verminderde prestaties.

Het kan 3/20 blijven uitoefenen in het deeltijds kunstonderwijs en 7/20 in het secundair onderwijs. Voor de overige 13/20 neemt het personeelslid verlof voor verminderde prestaties

Voorbeeld 4:

Een personeelslid heeft een opdracht van 8/21 in het secundair onderwijs. Het wil een halftijdse verlof voor verminderde prestaties opnemen. Dit kan niet, aangezien het personeelslid niet de helft van een voltijdse betrekking kan blijven uitoefenen.

Voorbeeld 5

Een personeelslid presteert 16/20 in het secundair onderwijs en presteert daarnaast 30% in het hoger onderwijs. Het neemt een halftijds verlof voor verminderde prestaties. Het personeelslid blijft halftijds (5000/10000) presteren en kan daarbij kiezen welk deel van zijn opdracht het blijft uitoefenen:

-Het kan 10/20 blijven uitoefenen in het secundair onderwijs. Voor de resterende opdracht 6/20 (secundair) en 30% (hogeschool) neemt het een verlof voor verminderde prestaties.

-Het kan 4/20 blijven uitoefenen in het secundair onderwijs en 30% in hoger onderwijs. Voor de resterende opdracht 12/20 (secundair) neemt het een verlof voor verminderde prestaties.

5.3. Vermindering met een vijfde van een voltijdse betrekking

Bij vermindering van de arbeidsprestaties met een vijfde moet het personeelslid

  • een betrekking met volledige prestaties uitoefenen;
  • een of meer betrekkingen blijven uitoefenen die samen vier vijfde van het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een betrekking met volledige prestaties. De nog te verrichten prestaties worden altijd afgerond naar de hogere eenheid, naargelang van het geval, tot een volledige lestijd of tot een volledig uur.

Voorbeeld 1:

Een personeelslid presteert 24/24 in het basisonderwijs. Het neemt een verlof voor verminderde prestaties op met een vijfde. In dat geval neemt het personeelslid 4/24 verlof voor verminderde prestaties en blijft het 20/24 presteren.

Voorbeeld 2:

Een personeelslid presteert 10/22 in het secundair onderwijs en 7/20 in het deeltijds kunstonderwijs. Het wil een verlof voor verminderde prestaties met een vijfde opnemen. Dat is niet mogelijk, aangezien het personeelslid geen voltijdse betrekking uitoefent.

Voorbeeld 3:

Een personeelslid presteert 20/20 in het secundair onderwijs en presteert daarnaast 3/20 in een CVO. Het neemt een verlof voor verminderde prestaties met 1/5de . Het personeelslid blijft 16/20 presteren en kan daarbij kiezen welk deel van zijn opdracht het blijft uitoefenen:

Het kan 16/20 blijven uitoefenen in het secundair onderwijs. Voor de resterende 4/20 in het secundair onderwijs en de 3/20 in het CVO neemt het personeelslid verlof voor verminderde prestaties.

Het kan 3/20 blijven uitoefenen in het CVO en 13/20 in het secundair onderwijs. Voor de overige 7/20 neemt het personeelslid verlof voor verminderde prestaties

Voorbeeld 4

Een personeelslid presteert 16/20 in het secundair onderwijs en presteert daarnaast 30% in het hoger onderwijs. Het neemt een verlof voor verminderde prestaties met een vijfde. Het personeelslid blijft vier vijfde van een fulltime betrekking (8000/10000) presteren en kan daarbij kiezen welk deel van zijn opdracht het blijft uitoefenen:

-Het kan 16/20 blijven uitoefenen in het secundair onderwijs. Voor de resterende opdracht (30% in een hogeschool) neemt het een verlof voor verminderde prestaties.

-Het kan 10/20 blijven uitoefenen in het secundair onderwijs en 30% in hoger onderwijs. Voor de resterende opdracht 6/20 (secundair) neemt het een verlof voor verminderde prestaties.

5.4. Afwijking op het volume

Het bevoegde bestuur kan steeds een afwijking toestaan op het volume van het verlof. Dit is een gunst.

Voorbeeld:

Een personeelslid wil een halftijds verlof voor verminderde prestaties nemen en heeft een opdracht in het secundair onderwijs van 21/21. Het moet in dat geval nog 11/21 blijven presteren. Omdat hij graag in 3 klassen zijn vak van 4 uur wil blijven geven, kan de inrichtende macht toestaan om een verlof voor verminderde prestaties te nemen voor 9/21 en 12/21 te blijven presteren.

De afwijking op het volume is een recht voor een personeelslid dat zijn overlevingspensioen of overgangsuitkering wil cumuleren met een salaris.

Voorbeeld

Een personeelslid heeft een overlevingspensioen en mag daarbij – op basis van het toegelaten inkomen in het kader van het overlevingspensioen - maar 8/20 presteren. In dat geval heeft hij het recht om 8/20 te presteren en voor 12/20 een verlof voor verminderde prestaties te nemen.

5.5. Bijzonderheden met betrekking tot de prestaties bij verlof voor verminderde prestaties

5.5.1. Het personeelslid is ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking

Het aantal prestatie-eenheden waarvoor het personeelslid op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage, ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, kan zowel in aanmerking worden genomen als prestatie-eenheden waarop het verlof voor verminderde prestaties genomen kan worden, als als prestatie-eenheden die het personeelslid nog moet blijven uitoefenen.

Als het personeelslid ter beschikking gesteld is wegens gedeeltelijke ontstentenis van betrekking op het ogenblik dat het de arbeidsprestaties vermindert, worden eerst de prestatie-eenheden in aanmerking genomen waarvoor het personeelslid ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, en vervolgens de prestatie-eenheden waarvoor het wel gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is in een niet-organieke betrekking. De opname van een verlof voor verminderde prestaties doet op geen enkele manier afbreuk aan de reaffectatieverplichtingen van het schoolbestuur/de scholengemeenschap.

Voorbeeld

Een leraar praktische vakken heeft een opdracht van 19/29 en is daarnaast voor 10/29 ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking en is niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld. Hij wil een halftijdse verlof voor verminderde prestaties opnemen voor 14/29. In dat geval moeten de 14/29 bestaan uit de 10/29 waarvoor hij ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking en bijkomend 4/29 van zijn lesopdracht.

5.5.2. Het personeelslid presteert elders

Om het aantal prestatie-eenheden te bepalen dat het personeelslid moet blijven uitoefenen worden de volgende prestaties ook in aanmerking genomen als effectieve prestaties:

1° de prestaties, verstrekt door personeelsleden met verlof wegens bijzondere opdracht of verlof wegens opdracht als vermeld in artikel 51quater, § 2 en § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, artikel 77quater, § 2 en § 3 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en van hoofdstuk 12, afdeling 2, van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie;

2° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof wegens vakbondsopdracht als vermeld in artikel 17 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en artikel 77 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;

3° de prestaties, verstrekt voor in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de gemeenschappen of de gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk voor de voorzitters van die groepen, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1991 betreffende het verlof dat aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de gemeenschappen of de gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen;

4° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof als vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 21 november 1980 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning gestelde personeelsleden van de Rijksdiensten;

5° de prestaties, verstrekt door personeelsleden in een ministerieel kabinet van een lid van een gemeenschaps- of gewestregering, van een lid van de federale regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel Algemene Beleidscoördinatie en een cel Algemeen Beleid bij een lid van de federale regering als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juli 1995 betreffende het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet van een lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering, van een lid van de federale regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel beleidscoördinatie en een cel algemeen beleid bij een lid van de federale regering door personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding;

6° de prestaties, verstrekt door personeelsleden als medewerker, door een regeringslid, ter beschikking gesteld van zijn voorganger als vermeld in artikel 8, derde lid, van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest;

7° de prestaties, verstrekt door een personeelslid ter ondersteuning van het college van commissarissen van de Vlaamse Regering bij de hogescholen als vermeld in artikel IV.110 van de Codex hoger onderwijs;

8° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 166, §1, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;

9° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 53 van het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;

10° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 69 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs.

6. Wat als het personeelslid een andere dienstonderbreking neemt?

6.1. Combinatie met andere dienstonderbrekingen

Volgende dienstonderbrekingen kunnen gecombineerd worden met een verlof voor verminderde prestaties:

  • Verlof tijdelijk andere opdracht
  • Omstandigheidsverlof
  • Verlof wegens overmacht
  • Staking
  • Nascholing;

Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens arbeidsongeval, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, de afwezigheid wegens arbeidsongeval, wegens ongeval op weg naar en van het werk, wegens beroepsziekte, de terbeschikkingstelling wegens ziekte, de afwezigheid wegens een bedreiging door een beroepsziekte en het verlof wegens moederschapsbescherming maken geen einde aan het verlof voor verminderde prestaties.

6.2. Opschorting

Het verlof voor verminderde prestaties wordt opgeschort zodra het personeelslid één van de volgende verloven krijgt :

1° bevallingsverlof;

2° verlof voor de opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij;

3° onbezoldigd ouderschapsverlof;

4° geboorteverlof;

5° loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof;

6° loopbaanonderbreking voor medische bijstand;

7° loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen;

8° loopbaanonderbreking voor mantelzorg;

9° zorgkrediet.

De opschorting houdt in dat het verlof voor verminderde prestaties na het opgenomen verlof opnieuw verder loopt tot de oorspronkelijk gevraagde einddatum.

Voorbeeld

Een personeelslid neemt een volledige verlof voor verminderde prestaties vanaf 1 september 2017 tot 31 augustus 2018. Ze moet bevallen op 9 mei en wil haar bevallingsverlof opnemen van 16 april 2018 tot en met dinsdag 10 juli 2018. De periode van verlof voor verminderde prestaties loopt van 1 september 2017 tot 15 april 2018 en van 11 juli 2018 tot en met 31 augustus 2018.

7. Wanneer begint en eindigt het verlof voor verminderde prestaties?

7.1. Volledig verlof voor verminderde prestaties

Bij een volledige onderbreking van de arbeidsprestaties begint het verlof voor verminderde prestaties op 1 september en eindigt het op 31 augustus van hetzelfde schooljaar.

Daarnaast kan het voltijds verlof voor verminderde prestaties ingaan de dag na het beëindigen van een voorafgaande dienstonderbreking, op voorwaarde dat die dienstonderbreking ook voltijds genomen werd.

Voorbeeld 1

Een personeelslid is in bevallingsverlof tot en met 30 november. Het kan aansluitend een voltijds verlof voor verminderde prestaties opnemen vanaf 1 december tot en met 31 augustus.

Voorbeeld 2

Een personeelslid neemt een voltijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof van 1 oktober tot en met 31 januari. Het kan aansluitend een volledig verlof voor verminderde prestaties nemen vanaf 1 februari tot en met 31 augustus.

7.2. Deeltijds verlof voor verminderde prestaties

Bij vermindering van de arbeidsprestaties tot de helft of met een vijfde begint het verlof voor verminderde prestaties op 1 september, 1 januari of 1 april en eindigt het op 31 augustus van hetzelfde schooljaar.

Het verlof voor verminderde prestaties met gedeeltelijke onderbreking van de arbeidsprestaties kan daarnaast ook ingaan op de dag na het beëindigen van een voorafgaande dienstonderbreking, op voorwaarde dat het verlof voor verminderde prestaties voor hetzelfde volume wordt opgenomen als de voorafgaande dienstonderbreking.

Voorbeeld 1

Een personeelslid neemt een halftijds ouderschapsverlof van 1 september tot en met 30 april. Aansluitend kan het een halftijds verlof voor verminderde prestaties opnemen van 1 mei tot en met 31 augustus.

Voorbeeld 2

Een personeelslid neemt een zorgkrediet met een vijfde van 1 september tot en met 30 november. Aansluitend wil het een halftijds verlof voor verminderde prestaties nemen. Dit kan niet, aangezien het volume van de voorafgaande dienstonderbreking (zorgkrediet met een vijfde) niet hetzelfde is als dat van het gevraagde verlof voor verminderde prestaties.

7.3. Afwijking

Het bevoegd bestuur kan altijd een afwijking toestaan, zowel op de ingangsdatum als op de einddatum van het verlof.

Voorbeeld 1

Een personeelslid wil een verlof voor verminderde prestaties vanaf 15 oktober tot 31 augustus. Als het bevoegd bestuur daarmee instemt, kan het personeelslid vanaf die datum een verlof voor verminderde prestaties nemen.

Voorbeeld 2

Een personeelslid wil een halftijds verlof voor verminderde prestaties opnemen vanaf 1 september tot 31 augustus. Het bevoegd bestuur vindt geen geschikte vervanger die op 1 september kan starten, maar heeft wel een vervanger vanaf 1 oktober. Het schoolbestuur heeft in dat geval drie opties:

  • de aanvraag op 1 september weigeren, omdat het geen geschikte vervanger heeft. Het personeelslid heeft in dat geval een absoluut recht om op 1 januari een halftijds verlof voor verminderde prestaties op te nemen.
  • het verlof voor verminderde prestaties bij wijze van gunst toch toestaan op 1 september
  • afwijken van de ingangsdatum en het verlof voor verminderde prestaties laten ingaan op 1 oktober, omdat het vanaf die dag een vervanger heeft.

8. Wat is de totale duur van het verlof voor verminderde prestaties?

8.1. Algemene regel

Het totale contingent verlof voor verminderde prestaties gedurende de loopbaan bedraagt per personeelslid:

  • 24 maanden verlof voor verminderde prestaties met volledige onderbreking van de arbeidsprestaties;
  • 120 maanden verlof voor verminderde prestaties met vermindering van de arbeidsprestaties. De periode van vermindering omvat zowel de vermindering van de prestaties tot de helft als met een vijfde. Ook de periodes met een afwijkend volume van vermindering worden meegerekend voor de termijn van 120 maanden.

Opgelet: in deze periodes is het verlof voor verminderde prestaties vanaf de leeftijd van 55 jaar niet inbegrepen.

Bij de berekening van het aantal maanden wordt ook rekening gehouden met de duur van de afwezigheden voor verminderde prestaties die in hogescholen zijn opgenomen of in universiteiten door de personeelsleden in het integratiekader.

De totale duur van het verlof voor verminderde prestaties kan worden overschreden als een personeelslid geen recht heeft op onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet en zijn afwezigheid wordt omgezet in een verlof voor verminderde prestaties.

Om de totale duur te berekenen van het verlof voor verminderde prestaties dat een personeelslid over zijn hele loopbaan neemt, wordt alleen rekening gehouden met de duur van de verloven voor verminderde prestaties die zijn ingegaan vanaf 1 september 2017.

8.2. Principes bij het berekenen van de maximumduur

8.2.1. Volledige dagen

Het verlof voor verminderde prestaties wordt steeds met volledige kalenderdagen aangerekend.

Voorbeeld

Een personeelslid neemt een halftijds verlof voor verminderde prestaties van 1 september tot en met 31 augustus. Er zullen voor de volledige periode voltijdse kalenderdagen worden aangerekend.

8.2.2. Per persoon

De totale duur wordt berekend per personeelslid en niet per instelling, centrum of dienst.

8.2.3. Maand/jaar

Voor de berekening van de maximumduur vormen dertig dagen één maand en vormen 360 dagen één jaar.

Voorbeeld

Een personeelslid heeft een verlof voor verminderde prestaties van 10 september 2017 tot en met 10 februari 2018 (afwijking op begin- en einddatum).

Deze periode van 4 volledige maanden en 2 onvolledige maanden wordt als volgt aangerekend: 21+ 31 + 30 + 31 + 31 + 10 = 154 dagen of 5 maanden (= 150/30 dagen) en 4 dagen.

9. Kan het verlof voor verminderde prestaties vervroegd worden stopgezet?

Het personeelslid kan het verlof voor verminderde prestaties niet stopzetten, tenzij het bevoegd bestuur een afwijking op de einddatum toestaat.

Let wel: dit kan niet omwille van een ziekteverlof, een verlof voor verminderde prestaties wegens arbeidsongeval, een verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, een afwezigheid wegens arbeidsongeval, wegens ongeval op weg naar en van het werk, wegens beroepsziekte, een terbeschikkingstelling wegens ziekte, een afwezigheid wegens een bedreiging door een beroepsziekte en een verlof wegens moederschapsbescherming, aangezien deze verloven geen einde maken aan het verlof voor verminderde prestaties.

10. Wat is de administratieve stand van het personeelslid?

Het verlof voor verminderde prestaties wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

11. Hoeveel bedraagt het salaris?

11.1. Algemene regel

Het personeelslid heeft voor de prestatie of prestaties waarvoor het verlof neemt, geen recht op salaris, salaristoelage, wachtgeld of wachtgeldtoelage.

Bij een terbeschikkingstelling wegens ziekte gedurende een periode van verlof voor verminderde prestaties, wordt het wachtgeld berekend op basis van de werkelijk uitgeoefende prestaties.

11.2. Vermindering van het salaris tijdens de zomervakantie

Als het bevoegd bestuur een afwijking op de einddatum toestaat en het verlof voor verminderde prestaties eindigt vóór of op 30 juni, dan wordt een vermindering van het salaris tijdens de zomervakantie toegepast.

11.2.1. Vastbenoemde personeelsleden, tot de proeftijd toegelaten personeelsleden en tijdelijke personeelsleden zonder uitgestelde bezoldiging

Als een personeelslid een verlof voor verminderde prestaties genomen heeft, wordt zijn salaris/salaristoelage tijdens het jaarlijks vakantieverlof in evenredige mate verminderd. Dit heeft tot gevolg dat in de zomervakantie van dat schooljaar of dienstjaar, enkel voor de bezoldiging, een aantal kalenderdagen eveneens als dergelijk verlof wordt beschouwd.

Om dit aantal kalenderdagen waarvoor een vermindering van het salaris in de zomervakantie wordt doorgevoerd, te berekenen:

1° worden alle kalenderdagen genoten verlof opgeteld met een maximum van driehonderd dagen per schooljaar of dienstjaar;

2° wordt het resultaat met 0,2 vermenigvuldigd;

3° wordt het resultaat naar de lagere eenheid afgerond.

De vermindering heeft echter geen weerslag op de geldelijke en sociale anciënniteit.

Deze regeling is niet van toepassing op de volgende personeelsleden:

-de personeelsleden van het meesters-, vak- en dienstpersoneel;

- de personeelsleden van de categorie van het administratief personeel van de medisch-pedagogische instituten van het Gemeenschapsonderwijs, van de semi-internaten of van de tehuizen voor kinderen wier ouders geen vaste verblijfplaats hebben;

- de personeelsleden aangesteld in het ambt van coördinerend inspecteur of van inspecteur-generaal;

  • de personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie;

- de personeelsleden van de internaten met permanente openstelling;

- de personeelsleden van het tehuis van het Gemeenschapsonderwijs dat instaat voor de opname van jongeren in het kader van de hulp-en bijstandsregeling.

Met “zomervakantie” wordt bedoeld de periode van 1 juli tot 31 augustus. De vermindering van het salaris wordt doorgevoerd in voormelde periode.

Deze periode komt in aanmerking voor de geldelijke en sociale anciënniteit.

Aan de hand van een aantal voorbeelden wordt deze regel verduidelijkt.

Belangrijk: de vermindering van het salaris wordt eerst toegepast op de maand juli en - zo nodig - vervolgens op de maand augustus (zie voorbeeld 2 hierna).

Voorbeeld 1

Een vastbenoemde leraar is aangesteld voor 20/20 en neemt tijdens het schooljaar 2017-2018 een verlof voor verminderde prestaties van 1 september 2017 tot en met 7 januari 2018 voor 15/20.

Het aantal kalenderdagen verlof voor verminderde prestaties bedraagt: 30 + 31 + 30 + 31 + 7 = 129 kalenderdagen. Het aantal kalenderdagen dat ingevolge de verlof voor verminderde prestaties tijdens de zomervakantie slechts gedeeltelijk mag worden bezoldigd, is gelijk aan 129 x 0,2 = 25,8 of afgerond naar de lagere eenheid 25 kalenderdagen. Met andere woorden het personeelslid ontvangt in de vakantieperiode voor 25 kalenderdagen een salaris voor 15/20.

Aangezien dit personeelslid aan 30 dagen per maand wordt betaald (betaling in dertigsten), ontvangt hij voor de maand juli voor 30 – 25 = 5 kalenderdagen een salaris voor 20/20 en voor de andere 25 dagen een salaris voor 15/20.

Voorbeeld 2

Een administratief medewerker (tijdelijk personeelslid zonder uitgestelde bezoldiging) is aangesteld voor 36/36 neemt tijdens het schooljaar 2017-2018 een verlof voor verminderde prestaties van 1 september 2017 tot en met 9 april 2018 voor 18/36.

Het aantal kalenderdagen verlof voor verminderde prestaties bedraagt: 30 + 31 + 30 + 31 + 31 + 28 + 31 + 9 = 221kalenderdagen. Het aantal kalenderdagen dat ingevolge het verlof voor verminderde prestaties tijdens de zomervakantie gedeeltelijk wordt bezoldigd, is gelijk aan 221 x 0,2 = 44,2 of afgerond naar de lagere eenheid 44 kalenderdagen. Met andere woorden, het personeelslid ontvangt in de vakantieperiode voor 44 kalenderdagen een salaris voor 18/36.

Tijdens de maand juli zal het personeelslid worden bezoldigd aan 18/36. Rest nog voor de maand augustus: 44 – 30 = 14 gedeeltelijk bezoldigde kalenderdagen.

Aangezien dit personeelslid aan 30 dagen per maand wordt betaald (betaling in dertigsten), ontvangt hij voor de maand augustus slechts voor 30 – 14 = 16 kalenderdagen een salaris voor 36/36 en voor 14 kalenderdagen een salaris voor 18/36..

Voorbeeld 3

Een directeur is vastbenoemd voor 24/24 en neemt tijdens het schooljaar 2017 - 2018 een verlof voor verminderde prestaties van 1 oktober 2017 tot en met 15 januari 2018 voor 12/24.

Het aantal kalenderdagen verlof voor verminderde prestaties bedraagt: 31 + 30 + 31 + 15 = 107 kalenderdagen. Het aantal kalenderdagen dat ingevolge het verlof voor verminderde prestaties tijdens de zomervakantie slechts gedeeltelijk mag worden bezoldigd, is gelijk aan 107 x 0,2 = 21,4 of afgerond naar de lagere eenheid 21 kalenderdagen. Met andere woorden, het personeelslid ontvangt in de vakantieperiode voor 21 kalenderdagen een salaris voor 10/20.

Aangezien dit personeelslid aan 30 dagen per maand wordt betaald (betaling in dertigsten), ontvangt hij voor de maand juli voor 30 – 21 = 9 kalenderdagen salaris voor 24/24 en voor 21 kalenderdagen een salaris voor 12/24.

11.2.2. Tijdelijke personeelsleden met uitgestelde bezoldiging

De uitgestelde bezoldiging die tijdens de maanden juli en augustus wordt uitgekeerd aan de tijdelijke personeelsleden die een verlof voor verminderde prestaties hebben genomen, wordt in evenredige mate verminderd.

De vermindering van de uitgestelde bezoldiging in de zomervakantie gebeurt volgens dezelfde principes als vermeld in punt 11.2.1.

12. Is cumulatie toegestaan tijdens het verlof voor verminderde prestaties?

Tijdens het verlof voor verminderde prestaties mag het personeelslid geen vervangende winstgevende activiteit uitoefenen.

Een vervangende winstgevende activiteit is een nieuwe activiteit die nog niet werd uitgeoefend voor het verlof voor verminderde prestaties. Werd de activiteit al uitgeoefend voor het verlof, dan is het geen vervangende winstgevende activiteit. Een uitbreiding van de activiteit wordt eveneens beschouwd als een vervangende winstgevende activiteit.

De volgende politieke mandaten worden niet als een vervangende winstgevende activiteit beschouwd : gemeenteraadslid, provincieraadslid, lid van het bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn, lid van de raad voor maatschappelijk welzijn of lid van de districtsraad.

Voorbeeld 1

Een personeelslid heeft een opdracht van 10/20 in het secundair onderwijs en werkt daarnaast 50% als administratief medewerker in een OCMW. Het wil een voltijds verlof voor verminderde prestaties opnemen voor 10/20 in het secundair onderwijs. Omdat hij de functie in het OCMW al uitoefende voor de ingangsdatum van het verlof voor verminderde prestaties, mag hij deze functie verder uitoefenen. Het is geen vervangende winstgevende activiteit.

Voorbeeld 2

Een personeelslid heeft een opdracht van 24/24 in het basisonderwijs. Het neemt een verlof voor verminderde prestaties met één vijfde en blijft dus 20/24 uitoefenen en heeft voor 4/24 verlof voor verminderde prestaties. Tijdens zijn verlof krijgt hij de kans om een administratieve taak op te nemen bij de gemeente. Dit kan niet, want hij kan geen vervangende winstgevende activiteit opstarten tijdens zijn verlof voor verminderde prestaties.

Herindiensttreding in het onderwijs is wel toegestaan. Een personeelslid aan wie een verlof voor verminderde prestaties werd verleend, kan opnieuw in actieve dienst treden.

Meer info vindt u in de omzendbrief Schaarste aan onderwijsverstrekkers - overwerk, bijbetrekking en opnieuw in actieve dienst treden van 6 oktober 2000.

13. Komt het verlof voor verminderde prestaties in aanmerking voor het pensioen?

Het verlof voor verminderde prestaties komt niet in aanmerking voor het pensioen.

14. Welke procedure moet gevolgd worden bij een verlof voor verminderde prestaties?

14.1. Aanvraag

Het personeelslid dat verlof voor verminderde prestaties wil nemen, dient daartoe een aanvraag in bij het bevoegd bestuur. Bij de aanvraag vermeldt het personeelslid de datum waarop hij wil dat het verlof voor verminderde prestaties zou aanvangen en de duur ervan.

Het bevoegd bestuur dient zijn principiële beslissing mee te delen aan het personeelslid binnen vijftien kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag.

In geval van weigering moet de inrichtende macht of het centrumbestuur haar weigering schriftelijk motiveren en uiterlijk zeven kalenderdagen voor de aanvang van het verlof voor verminderde prestaties meedelen zowel aan het personeelslid dat het verlof aanvraagt, als aan de kandidaat-vervanger.

14.2. Mededeling aan de onderwijsadministratie

Een verlof voor verminderde prestaties wordt als volgt meegedeeld aan AGODI en/of AHOVOKS:

Codes dienstonderbrekingen verlof voor verminderde prestaties 

Code 

Dienstonderbreking 

bereik 

RL 

Begindatum 

Einddatum 

213  

Verlof voor verminderde prestaties voltijds  

P  

2  

01-09-2017  

onbepaald  

214  

Verlof voor verminderde prestaties halftijds  

O  

1 en 12  

01-09-2017  

onbepaald  

215  

Verlof voor verminderde prestaties met 1/5de  

O  

1 en 12  

01-09-2017  

onbepaald  

216  

Verlof voor verminderde prestaties afwijking volume  

O  

1 en 12  

01-09-2017  

onbepaald  

P = persoonsgebonden

O = opdrachtgebonden

De aanvraagformulieren bij het verlof voor verminderde prestaties blijven ter beschikking in de school, de instelling of het centrum en moeten dus niet naar het Agentschap voor Onderwijsdiensten en/of het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen worden gezonden.

De volgende dienstonderbrekingen verlof voor verminderde prestaties worden stopgezet op 31-08-2017. Deze dienstonderbrekingen kunnen vanaf 01-09-2017 niet meer worden genomen.

Codes dienstonderbrekingen verlof voor verminderde prestaties die worden stopgezet op 31-08-2017 

Code 

Dienstonderbreking 

bereik 

RL 

Begin-datum 

Einddatum 

010  

Verlof voor verminderde prestaties wegens sociale en familiale redenen  

O  

1 en 12  

01-01-1900  

31-08-2017  

011  

Verlof voor verminderde prestaties >50 jaar  

O  

1 en 12  

01-01-1900  

31-08-2017  

012  

Verlof voor verminderde prestaties 2 kinderen niet ouder dan 14 jaar  

O  

1 en 12  

01-01-1900  

31-08-2017