Decreet betreffende de inspectie en de begeleiding van de
levensbeschouwelijke vakken.
goedkeuringsdatum
01 DECEMBER 1993
publicatiedatum
B.S.21/12/1993
datum laatste wijziging
21/12/2023
COORDINATIE
(1)
Decr. van 08/07/1996 (B.S. 05/09/1996)
detail
Decreet betreffende het onderwijs VII ;
(2)
B.M. van 09/03/1999 (B.S. 08/04/1999)
(3)
Decr. van 13/04/1999 (B.S. 05/05/1999)
detail
Decreet tot wijziging van de decreten betreffende de inspectie en begeleidingsdiensten ;
(4)
Decr. van 13/07/2001 (B.S. 27/11/2001)
detail
Decreet betreffende het onderwijs-XIII-Mozaïek ;
(5)
Decr. van 07/07/2006 (B.S. 31/08/2006)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XVI ;
(6)
Decr. van 22/06/2007 (B.S. 21/08/2007)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XVII ;
(7)
Decr. van 08/05/2009 (B.S. 28/08/2009)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XIX ;
(8)
Decr. van 08/05/2009 (B.S. 28/08/2009)
detail
Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs ;
(9)
Decr. van 18/12/2009 (B.S. 30/12/2009)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010 ;
(10)
B.Vl.R. van 17/12/2010 (B.S. 24/06/2011)
detail
Gecodificeerde decreten betreffende het secundair onderwijs [citeeropschrift: "Codex Secundair Onderwijs"] ;
(11)
Decr. van 01/07/2011 (B.S. 30/08/2011)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXI ;
(12)
Decr. van 01/06/2012 (B.S. 22/06/2012)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2012 ;
(13)
Decr. van 21/12/2012 (B.S. 31/12/2012)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2013 ;
(14)
Decr. van 21/12/2012 (B.S. 19/02/2013)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXII ;
(15)
Decr. van 19/12/2014 (B.S. 30/12/2014)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015 ;
(16)
Decr. van 19/12/2014 (B.S. 27/01/2015)
detail
Decreet houdende diverse bepalingen onderwijs ;
(17)
Decr. van 28/10/2016 (B.S. 29/12/2016)
detail
Gecodificeerde decreten sommige bepalingen voor het onderwijs ;
(18)
Decr. van 20/12/2019 (B.S. 30/12/2019)
detail
Decreet programmadecreet bij de begroting 2020 ;
(19)
Decr. van 14/07/2023 (B.S. 24/08/2023)
detail
Decreet tot uitvoering van maatregelen over het lerarenambt ;
(20)
Decr. van 23/11/2023 (B.S. 20/12/2023)
detail
Decreet tot opheffing van meerdere onderwijsbepalingen ;
De Vlaamse Raad heeft aangenomen en Wij,
Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
TITEL I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.
[Dit decreet regelt een
gemeenschapsaangelegenheid.]
Art. 2.
Voor de onderwijsinstellingen
die door de Vlaamse Gemeenschap georganiseerd, gesubsidieerd of erkend worden,
wordt in dit decreet verstaan onder "levensbeschouwelijke vakken" :
1° de vakken die betrekking hebben op het
onderricht in een erkende godsdienst, de op die godsdienst berustende zedenleer
of de niet-confessionele zedenleer, bedoeld in
[artikel 96 en artikel 97 van de codificatie
betreffende het secundair onderwijs]
[of bedoeld in de
artikelen 41en 42 van
het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997]
en in het gewoon en
buitengewoon lager en secundair onderwijs worden georganiseerd;
2° de vakken die voorkomen in de goedgekeurde
lessentabellen onder een benaming, vermeld in 1° en die georganiseerd
worden in het pedagogisch hoger onderwijs,
[en de opleidingsonderdelen die
voorkomen onder een benaming vermeld in 1° en die georganiseerd worden in
de lerarenopleidingen van de hogescholen bedoeld in het decreet van
13 juli 1994
betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap]
.
TITEL II. - Inspectie en begeleiding
HOOFDSTUK I. - Algemene
bepalingen
Art. 3.
De inspectie en de
begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken kunnen niet gescheiden worden en
moeten in eenzelfde ambt geïntegreerd zijn.
Art. 4.
De Vlaamse regering stelt
de personeelsformatie vast voor de inspectie en de begeleiding van iedere
erkende godsdienst en voor de inspectie en de begeleiding van de
niet-confessionele zedenleer.
[
De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om
artikel 1
van het besluit van 15 december 1993 tot uitvoering van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, gewijzigd door het decreet van 18 december 2009 en gewijzigd door artikel 46 van het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015 en de besluiten van 23 april 2004 en 12 oktober 2012, te vervangen teneinde de personeelsformatie opnieuw vast te stellen.
De Vlaamse Regering werkt de nieuwe personeelsformatie uit op basis van algemene, objectieve criteria, waarbij ze in ieder geval rekening houdt met de volgende principes :
1° de personeelsformatie en de aanstelling en vaste benoeming wordt toegekend a rato van eenheden die overeenkomen met 1/10de van een voltijdse aanstelling of vaste benoeming, of met een veelvoud ervan;
2° wijzigingen in de personeelsformatie kunnen slechts doorgevoerd worden voor zover de aangepaste personeelsformatie geen terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking tot gevolg heeft.
]
Art. 5.
Per erkende godsdienst en
voor de niet-confessionele gemeenschap wordt slechts één
instantie of één vereniging erkend door de Vlaamse regering voor
het uitvoeren van de in dit decreet vermelde opdrachten.
De
aanvragen tot erkenning worden
[...]
voorgelegd aan de Vlaamse
regering. De Vlaamse regering deelt haar beslissing mee binnen dertig dagen na
ontvangst van de aanvraag. De erkenning wordt verleend voor een periode van 5
jaar en kan hernieuwd worden.
(voetnoot 1)
Elke beslissing tot
afwijzing van een erkenning of tot intrekking wordt door de Vlaamse regering
omstandig gemotiveerd.
Bij afwijzing van een
erkenning of intrekking van een erkenning kan de instantie van de godsdienst of
de vereniging van de niet-confessionele gemeenschap bezwaar aantekenen bij de
Vlaamse regering binnen de dertig dagen na ontvangst van de beslissing.
De Vlaamse regering deelt haar beslissing mee
binnen de dertig dagen na ontvangst van het bezwaarschrift.
Art. 6.
§ 1. De
erkende instanties van de erkende godsdiensten en de erkende vereniging van de
niet-confessionele gemeenschap bepalen de werking van de inspectie en de
begeleiding van de betrokken godsdiensten en van de niet-confessionele
zedenleer.
§ 2. Onder
werking wordt verstaan :
- het voorstellen van de
ambtsgebieden van de leden van de inspectie en begeleiding, genoemd in artikel
10;
- het bepalen van het onderwijsniveau en de
onderwijsvorm waarop de leden van de inspectie en begeleiding hun inspectie- en
begeleidingsopdrachten uitvoeren, rekening houdend met de vastgestelde
personeelsformatie, bedoeld in artikel 4 van dit decreet;
-
het bepalen van de wijze waarop de inspectie- en begeleidingsopdrachten worden
uitgevoerd;
- het bepalen van de
beroepsbekwaamheid en van de pedagogische bekwaamheid van de betrokken leden
van de inspectie en begeleiding;
- het organiseren
van bijscholing voor de leden van de inspectie en begeleiding;
- het opstellen van leerplannen.
§ 3. De
voorstellen betreffende de ambtsgebieden worden meegedeeld aan de
[inspecteur-generaal, bedoeld in artikel 61, 3°, van het decreet van 8 mei 2009
betreffende de kwaliteit van onderwijs]
, die ze ter goedkeuring voorlegt aan de
Vlaamse regering.
§ 4. De in § 1 bedoelde erkende instanties en vereniging
kunnen, ter aanvulling van de personeelsleden bedoeld in artikel 10, de in
artikel 8 vermelde opdrachten toewijzen aan de door hen aangeduide personen. Ze
oefenen hun opdrachten uit onder de bevoegdheid van de leden van de inspectie
en begeleiding, bedoeld in artikel 10. De namen van deze personen worden
medegedeeld aan de Vlaamse regering.
De Vlaamse
regering bepaalt, op voorstel van de bevoegde instanties van de erkende
godsdiensten en op voorstel van de erkende vereniging van de niet-confessionele
gemeenschap, per erkende godsdienst en voor de vereniging van de
niet-confessionele gemeenschap het maximum aantal personen dat aan de
personeelsformatie kan toegevoegd worden.
[De
erkende instanties en verenigingen staan in voor de terugbetaling van de reis-,
verblijfs- en werkingskosten van deze personen.]
De bepalingen van Titel II, hoofdstuk II, afdeling 1 en afdeling
3, onderafdeling B van dit decreet en van § 2 van dit artikel zijn van
toepassing op de personen welke met toepassing van het bepaalde in het eerste
lid ter aanvulling van de personen bedoeld in artikel 10 zijn aangewezen.
Art. 7.
De administratieve
leiding van de inspecteurs-adviseurs wordt waargenomen door de
[inspecteur-generaal, bedoeld in artikel 61, 3°, van het decreet van 8 mei
2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs]
.
Art. 8.
§ 1. De
leden van de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken zijn,
ieder voor wat zijn vak betreft, in het gewoon en buitengewoon lager en
secundair onderwijs,
[in de lerarenopleidingen georganiseerd door de
hogescholen]
en in het pedagogisch hoger onderwijs bevoegd voor :
1° de controle op de naleving van het
lesrooster en de verklaringen betreffende de keuze voor een godsdienst of de
niet-confessionele zedenleer, bedoeld in
[artikel 96 tot en met artikel 99 van de
codificatie betreffende het secundair onderwijs]
[of bedoeld in het
artikel 29 van het
decreet basisonderwijs van 25 februari 1997]
;
2° de controle van de leermiddelen;
3° de controle van de bewoonbaarheid, de didactische
bruikbaarheid en de hygiëne van de lokalen;
4° het uitbrengen van beleidsadviezen;
5° het controleren van de uitvoering van de leerplannen en de
controle van het peil der studiën;
6° de
externe ondersteuning en de beoordeling van de beroepsbekwaamheid en de
pedagogische bekwaamheid van de betrokken leerkrachten en het stimuleren van
initiatieven ter verbetering van de beroepskwaliteit;
7° het ontwikkelen van initiatieven ter bevordering van de
onderwijskwaliteit van het betrokken vakgebied en het bewaken en het stimuleren
van het aan de levensbeschouwing aangepast opvoedingsproject binnen het
vakgebied;
8° alle andere opdrachten die
worden toegekend door of krachtens wetten en decreten.
§ 2. De
leden van de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken
sturen de beoordelingen van de leerkrachten naar de inrichtende macht en naar
de erkende instantie van de godsdienst of naar de erkende vereniging van de
niet-confessionele gemeenschap.
§ 3. De
leden van de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken
delen de resultaten van de in § 1, 1°, 2°, 3°, 4° en
8° vermelde opdrachten mee aan de
[inspecteur-generaal]
.
De financiering van
de instellingen van het Gemeenschapsonderwijs en de subsidiëring van de
gesubsidieerde officiële instellingen is afhankelijk van de controle
vermeld in § 1, 1°, onverminderd de gevolgen van de controles van de
voorwaarden vermeld in § 1, 2°, 3°, op de opname in de
toelageregeling, vermeld in de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige
bepalingen van de onderwijswetgeving voor de gesubsidieerde officiële
instellingen
[of vermeld in het decreet basisonderwijs van 25 februari
1997]
.
HOOFDSTUK II. - Regeling van de
rechtspositie
Afdeling 1. - Plichten en
onverenigbaarheden
Art. 9.
§ 1.
[Artikel 51 tot en met artikel 57
en artikel 59 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de
kwaliteit van onderwijs zijn van toepassing op de tijdelijke en vastbenoemde
leden van de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.]
§ 2. In
afwijking van
[artikel
58]
van hetzelfde decreet is een opdracht in een
onderwijsinstelling of een centrum verenigbaar met het uitoefenen van een
deeltijdse betrekking als lid van de inspectie en de begeleiding van de
levensbeschouwelijke vakken, indien de opdracht wordt uitgeoefend in een
onderwijsinstelling of een centrum gelegen buiten het ambtsgebied waar de
inspectie- en begeleidingsopdracht wordt uitgeoefend.
Indien aan een levenbeschouwelijk vak slechts een deeltijdse
betrekking in de personeelsinformatie toegewezen is, mag het toegewezen
ambtsgebied waar de inspectie- en begeleidingsopdrachten uitgeoefend worden, de
school of het centrum omvatten waar het lid van de inspectie tijdelijk
aangesteld is of vast benoemd is.
§ 3. Het
uitoefenen van een ambt als lid van de inspectie en de begeleiding van de
levensbeschouwelijke vakken is onverenigbaar met het uitoefenen van een ambt
als lid van de onderwijsinpectie van de Vlaamse Gemeenschap of als lid van de
pedagogische begeleidingsdiensten, bedoeld in de
artikelen 4 en
87 van hetzelfde
decreet.
§ 4. Elk
mandaat bij een erkende instantie van een erkende godsdienst of bij de erkende
vereniging van de niet-confessionele gemeenschap is onverenigbaar met de
hoedanigheid van lid van de inspectie en begeleiding van de
levensbeschouwelijke vakken. De leden van de inspectie en de begeleiding kunnen
enkel een raadgevende functie uitoefenen bij de erkende instantie of de erkende
vereniging.
§ 5.
Bovendien staan de in § 1 genoemde personeelsleden garant voor een
positieve instelling ten opzichte van de andere levensbeschouwingen en
bevorderen zij de samenwerking met de inspecteurs-adviseur van de andere
levensbeschouwelijke vakken.
[Afdeling 1/1. Flexibele werkregeling]
[
Art. 9/1.
Artikel 60/2 tot en met 60/6 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs zijn
van toepassing op de leden van de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.
]
Afdeling 2. - Vaststelling van de
ambten
Art. 10.
§ 1.
[De ambten die de leden van de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken mogen uitoefenen, worden als volgt vastgesteld :
- inspecteur-adviseur;
- inspecteur-adviseur voor het lager onderwijs;
- inspecteur-adviseur coördinator voor het lager onderwijs;
- inspecteur-adviseur coördinator;
- inspecteur-adviseur voor het secundair en het pedagogisch hoger onderwijs en de lerarenopleidingen georganiseerd door de hogescholen;
- inspecteur-adviseur voor het lager, het secundair en het pedagogisch hoger onderwijs en de lerarenopleidingen georganiseerd door de hogescholen.
]
§ 2.
Deze ambten kunnen deeltijds of voltijds uitgeoefend
worden.
Afdeling 3. - Werving
Onderafdeling A. - Algemene
bepalingen
Art. 11.
§
1. De ambten van de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke
vakken worden uitgeoefend door personeelsleden die vast benoemd zijn.
§ 2.
In afwijking van vorige paragraaf kan, onder de voorwaarden bepaald in artikel
15, een ambt van de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke
vakken eveneens tijdelijk uitgeoefend worden indien een ambt vacant is of als
het vast benoemd personeelslid afwezig is. Indien de tijdelijke uitoefening van
het ambt van de inspectie en de begeleiding gebeurt door een vast benoemd
personeelslid van het onderwijs is de toestemming van de inrichtende macht
vereist. Hij blijft titularis van het ambt waarin hij vast benoemd is en
behoudt de voordelen van zijn benoeming. Het personeelslid kan worden vervangen
voor de duur van de tijdelijke
aanstelling.
Art. 12.
De personeelsleden
van de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken worden
door de Vlaamse regering vast benoemd of tijdelijk aangesteld, op de voordracht
van al naar het geval de erkende instantie van de erkende godsdienst of de
erkende vereniging van de niet-confessionele gemeenschap.
Een vaste benoeming is enkel mogelijk indien een betrekking vacant
is.
Onderafdeling B. - Toegang tot de
ambten van de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke
vakken
Art. 13.
[
Niemand kan in vast verband
worden benoemd in één van de ambten bedoeld in artikel 10, §
1, dan wanneer hij ten tijde van de benoeming voldoet aan de volgende
voorwaarden :
1° onderdaan zijn van een lidstaat van de
Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie is, behoudens door de
Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling;
2° van
onberispelijk gedrag zijn, zoals dat blijkt door een uittreksel van het
strafregister dat niet langer dan één jaar tevoren werd
afgegeven;
3° de burgerlijke en politieke rechten genieten,
behoudens een door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling die samengaat
met de vrijstelling bedoeld in 1°;
4°
[voldoen aan de
taalvereisten zoals bepaald in artikel 50 van het decreet betreffende de
kwaliteit van onderwijs;]
5° - hetzij houder zijn van een
vereist bekwaamheidsbewijs, organiek of bij overgangsmaatregel, voor het
onderwijzen van de betreffende godsdienst in het basisonderwijs of secundair
onderwijs, zoals bepaald in het besluit van 26 september 1990 betreffende de
bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldigingsregeling van de
leermeesters godsdienst en de godsdienstleraars;
- hetzij
houder zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs, organiek of bij
overgangsmaatregel, voor het onderwijzen van de niet-confessionele zedenleer in
het basisonderwijs, zoals bepaald in
het
besluit van 27 juni 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de
salarisschalen en de bezoldigingsregeling in het gewoon kleuter-, lager en
basisonderwijs, of in het secundair onderwijs, zoals bepaald in
het
besluit van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de
salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het
secundair onderwijs;
- hetzij houder zijn van een minimaal
vereist bekwaamheidsbewijs voor het onderwijzen van het opleidingsonderdeel
godsdienst of niet-confessionele zedenleer in de hogescholen, zoals bedoeld in
artikel 128 van het
decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse
Gemeenschap.
]
Art. 14.
De vacature voor
de betrekkingen vermeld in artikel 10, de toelatingsvoorwaarden, de vorm en de
termijn die voor de kandidaturen opgelegd zijn, worden op voorstel van de
erkende instantie van de erkende godsdiensten of op voorstel van de erkende
vereniging van de niet-confessionele gemeenschap door de Vlaamse regering in
het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. De kandidaturen moeten binnen de
vastgestelde termijn aangetekend verstuurd worden naar het adres, vermeld in de
vacatures. Deze termijn bedraagt ten minste twintig dagen, te rekenen vanaf de
publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Afdeling 4. - Tijdelijke uitoefening van de
ambten, bedoeld in artikel 10
Art. 15.
§ 1. Een
personeelslid kan door de Vlaamse regering als tijdelijk personeelslid worden
aangesteld in één van de ambten vermeld in artikel 10, indien het
ambt vacant is of indien de titularis van het ambt meer dan 30 kalenderdagen
afwezig is.
§ 2. Om
als tijdelijk personeelslid te worden aangesteld moet het personeelslid voldoen
aan de voorwaarden van artikelen 12 en 13.
[
Gedurende de
periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2001 kan een personeelslid worden
aangesteld in het ambt van inspecteur-adviseur islamitische godsdienst wanneer
hij houder is van
1° een basisdiploma van ten minste HSO
en van een bewijs van pedagogische bekwaamheid, zoals omschreven in het besluit
van de Vlaamse regering van 14 juni
1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het
prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, of
2° een diploma van onderwijzer
en aan alle
andere gestelde voorwaarden van artikel 12 en 13 voldoet. In afwijking van
artikel 13, 5°, kan dit personeelslid vast benoemd
worden.
]
Afdeling 5. - De preventieve
schorsing
Art. 16.
De Vlaamse regering
bepaalt de nadere regelen inzake de preventieve schorsing. De preventieve
schorsing is enkel mogelijk indien het belang van de dienst zulks vereist. De
preventieve schorsing is een administratieve maatregel uitgesproken door de
Vlaamse regering en mag behoudens strafrechtelijke vervolging voor dezelfde
feiten niet meer dan één jaar bedragen. Het hiervoor bedoelde
besluit waarborgt de rechten van de verdediging.
Afdeling 6. - Tuchtregeling
Onderafdeling A. -
Tuchtstraffen
Art. 17.
Als de
personeelsleden falen bij de uitoefening van hun taken, zoals vermeld in
artikel 8 van dit decreet, of als ze verzaken aan hun plichten, zoals vermeld
in artikel 9 van dit decreet, kan een tuchtstraf opgelegd worden. Alle
tuchtstraffen worden door de Vlaamse regering uitgesproken. In beroep worden ze
eveneens opgelegd door de Vlaamse regering nadat de door haar voorziene
procedure is gevolgd.
Art. 18.
§
1. De tuchtstraffen op grond van tekortkomingen bij het nakomen van de plichten
en de taken vermeld in artikel 8, 1°, 2°, 3°, 4° en 8°,
worden voorgesteld door de
[inspecteur-generaal]
. De
[inspecteur-generaal]
geeft hiervan melding aan de erkende instantie van de betrokken godsdienst of
aan de erkende vereniging van de niet-confessionele gemeenschap.
§ 2.
De tuchtstraffen op grond van de tekortkomingen bij het uitvoeren van de taken
bedoeld in artikel 8, 5°, 6° en 7° worden, op voorstel al naar
gelang het geval van de erkende instantie van de erkende godsdienst of van de
erkende vereniging van de niet-confessionele gemeenschap, door de
[inspecteur-generaal]
aan de Vlaamse regering
voorgesteld.
Art. 19.
[Artikel 125 en artikel 127 tot en met artikel
136 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van
onderwijs zijn van toepassing op de leden van de inspectie en de begeleiding
van de levensbeschouwelijke vakken.]
Onderafdeling B. - De raad van
beroep
Art. 20.
§
1. De Vlaamse regering stelt de raad van beroep als volgt samen :
1° een voorzitter en een plaatsvervangend
voorzitter, magistraat of emeritus magistraat;
2° vier leden van wie twee leden rechtstreeks worden
aangewezen door de Vlaamse regering. Ze worden gekozen uit leden van de
inspectie en begeleiding van het betrokken levensbeschouwelijk vak of bij
afwezigheid hiervan uit een lijst die voorgelegd wordt door de erkende
instantie van de erkende gosdienst of door de erkende vereniging van de
niet-confessionele gemeenschap.
De twee andere
leden worden voorgedragen door de erkende instantie van de betreffende
godsdienst of door de voorzitter van de erkende vereniging van de
niet-confessionele gemeenschap;
3° onder de
voorwaarden vermeld in 2° wordt een plaatsvervanger aangeduid.
§ 2.
De Vlaamse regering wijst een secretaris en een plaatsvervangende secretaris
aan onder de personeelsleden van
[het Vlaams ministerie van Onderwijs en
Vorming]
die behoren tot
[niveau A]
. De secretaris is niet
stemgerechtigd.
Afdeling 7. - Administratieve
standen
Art. 21.
[
§ 1.
Artikel 139 tot en met artikel
148 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van
onderwijs zijn van toepassing op de leden van de inspectie en de begeleiding
van de levensbeschouwelijke vakken, met dien verstande dat de vastbenoemde
leden van de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken wel
ter beschikking kunnen worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking.
§ 2. Een
personeelslid dat ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van
betrekking, kan zijn aanspraak laten gelden op een ander ambt en gedurende twee
jaar op verhoging van zijn salaris.
§ 3. De vastbenoemde
leden van de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken kunnen
ter beschikking gesteld worden wegens volledige ontstentenis van betrekking als
gevolg van :
1° de vaststelling of een
wijziging van de personeelsformatie;
2° een
wijziging in de onderwijsorganisatie;
3° een
beslissing van de pensioencommissie van de administratieve gezondheidsdienst
waarbij het personeelslid definitief ongeschikt verklaard wordt om op normale
en regelmatige wijze zijn ambt uit te oefenen, maar geschikt bevonden wordt om
tewerkgesteld te worden onder bepaalde voorwaarden.
§ 4. De
terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking wordt opgelegd
overeenkomstig de door de Vlaamse Regering te bepalen regels en mits de door
haar vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
§ 5. De
personeelsleden, vermeld in § 3, die ter beschikking worden gesteld wegens
volledige ontstentenis van betrekking, krijgen onder de door de Vlaamse
Regering te bepalen voorwaarden een
wachtgeld.
]
Afdeling 8. - Definitieve
ambtsneerlegging
Art. 22.
§ 1.
[
[Artikel 149 en artikel
152]
van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van
onderwijs zijn van toepassing op de leden van de inspectie en de begeleiding
van de levensbeschouwelijke vakken, met dien verstande dat de leden van de
inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken niet kunnen
worden ontslagen als gevolg van een evaluatie met eindconclusie
onvoldoende.
Voor zover niet anders is bepaald,
worden de personeelsleden die tijdelijk zijn aangesteld ambtshalve en zonder
opzegging uit hun ambt ontslagen :
1° bij de
terugkeer van de titularis van de betrekking of van het personeelslid dat hem
tijdelijk vervangt;
2° op het ogenblik dat de
betrekking van het tijdelijk aangesteld personeelslid geheel of gedeeltelijk
wordt toegewezen aan een vastbenoemd personeelslid;
3° door toepassing van de reglementering op de
terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking;
4° op het ogenblik dat het tijdelijk personeelslid vast wordt
benoemd in deze betrekking;
5° door
afschaffing van de betrekking.
]
§ 2.
Onverminderd het bepaalde in § 1, worden de tijdelijk aangestelde of de
vast benoemde personeelsleden ambtshalve en zonder opzegging verwijderd uit het
ambt vanaf het ogenblik waarop de betrokken bevoegde instantie van de erkende
godsdienst een einde maakt aan hun mandaat als lid van de inspectie en de
begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken. Bij een vast benoemd
personeelslid is de opzeggingstermijn gelijk aan de periode die nodig is om in
aanmerking te komen voor de voordelen van de sociale zekerheid en
werkloosheidsuitkering. Tijdens die opzeggingstermijn wordt het personeelslid
geacht tijdelijk te zijn aangesteld en geniet het personeelslid de
bruto-activiteitswedde verbonden aan het ambt waarin het vast benoemd is.
Gedurende de opzeggingstermijn kan het personeelslid door de Vlaamse regering
met een andere opdracht belast worden en kan het in zijn ambt worden
vervangen.
[
§ 3. De
artikelen 150 en 151
van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van het onderwijs zijn van toepassing op de leden van de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken met dien verstande dat bij de toepassing van artikel 150, tweede lid, en aan artikel 151, tweede lid, een bijkomende voorwaarde geldt : de verlenging van de aanstelling of het mandaat mag niet tot gevolg hebben dat een personeelslid ter beschikking gesteld wordt wegens ontstentenis van betrekking in 'hetzelfde ambt' zoals bepaald in de reglementering betreffende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling, tenzij dat perso- neelslid kan worden gereaffecteerd in een vacante betrekking.
]
Afdeling 9. -
Bezoldingsregeling
Art. 23.
De Vlaamse regering
bepaalt het geldelijk statuut van de leden van de inspectie en begeleiding van
de levensbeschouwelijke vakken. In afwachting van dat statuut blijven het
koninklijk besluit van 15 april
1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend,
wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van
Openbaar Onderwijs en de ter uitvoering ervan genomen bepalingen van
toepassing.
Art. 24.
De Vlaamse regering
bepaalt het bedrag van de forfaitaire vergoeding die aan de leden van de
inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken wordt toegekend
voor de reis-, verblijfs- en werkingskosten die verbonden zijn aan de
uitoefening van hun ambt.
Afdeling 10. - Overdracht van personeelsleden
naar de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke
vakken
Art. 25.
§ 1. De
vastbenoemde leden van de inspectiedienst
[...]
, worden op 1 januari 1994
ambtshalve overgedragen naar de inspectie en begeleiding van de
levensbeschouwelijke vakken in dezelfde administratieve toestand als die waarin
zij zich bevinden op 31 december 1993, in een overeenstemmend ambt. De Vlaamse
regering bepaalt wat als "overeenstemmend ambt" wordt beschouwd.
§ 2. Ze
behouden de wedde-, dienst- en ambtsanciënniteit die zij verkregen zouden
hebben indien zij in hun vorige dienst van herkomst hun ambt hadden blijven
uitoefenen.
§ 3.
[...]
Afdeling 11. - Vakantie- en
prestatieregeling
Art. 26.
De vakantie- en
prestatieregeling wordt door de Vlaamse regering bepaald.
HOOFDSTUK III. - Financiering
Art. 27.
§ 1. Naast
de wedde en weddetoelagen die aan de leden van de inspectie en de begeleiding
van de levensbeschouwelijke vakken uitbetaald worden, wordt in de begroting van
de Vlaamse regering jaarlijks een krediet ingeschreven voor de organisatie en
de werking van de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.
Dit krediet wordt berekend door het aantal betrekkingen van de
personeelsformatie, beschreven in artikel 4, te vermenigvuldigen
[met
[3.351,50 euro]
per aangeduide persoon bedoeld in artikel 4. Vanaf
[2016]
wordt dit bedrag jaarlijks aangepast aan de evolutie van de
gezondheidsindex]
.
§ 2. Het in
§ 1 vermelde krediet wordt toegekend aan de verenigingen zonder
winstoogmerk die door de bevoegde instanties van de erkende godsdiensten en
door de vereniging van de niet-confessionele gemeenschap erkend
worden.
§ 3. De
Vlaamse regering bepaalt de controlemaatregelen inzonderheid wat de aanwending
van het krediet betreft. De controle mag evenwel geen betrekking hebben op de
opportuniteit van de aanwending.
TITEL III. - Wijzigings-, opheffings-, overgangs- en
slotbepalingen
HOOFDSTUK I. -
Wijzigingsbepalingen
Art. 28.
In het decreet van 27
maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het
gemeenschapsonderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht : ...
Art. 29.
Artikel 6 van de wet van
29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving,
zoals vervangen bij het decreet van 17 juli 1991, wordt vervangen als volgt :
...
HOOFDSTUK II. -
Opheffingsbepalingen
Art. 30.
De artikelen 9, vierde tot
zevende lid, en 10, § 2, van dezelfde wet van 29 mei 1959, gewijzigd bij
het decreet van 17 juli 1991, worden opgeheven.
HOOFDSTUK III. -
Overgangsbepalingen
Art. 31.
In afwijking van
[artikel 59 van het
decreet van 8 mei 2009 betreffende kwaliteit van onderwijs]
en in afwijking van artikel 9, § 2, van dit decreet,
mogen de leden van de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke
vakken die voor hun benoeming als vast benoemd lid behoorden tot de
inspectiedienst
[...]
en
die een mandaat in een inrichtende macht of een opdracht in een
onderwijsinstelling of een centrum uitoefenden buiten hun inspectieopdracht,
dit mandaat of die activiteit verder waarnemen, doch beperkt tot de aard en de
omvang ervan op de dag vóór hun aanstelling als lid van de
inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepaling
Art. 32.
Dit decreet treedt in
werking op 1 januari 1994, met uitzondering van artikel 5, dat in werking
treedt op 1 november 1993.
- (1):
De hierna vermelde
vereniging en instanties worden, in uitvoering van artikel 5 van het decreet
van 1 december 1993 betreffende de inspectie en begeleiding van de
levensbeschouwelijke vakken, erkend voor een periode van vijf jaar met ingang
van 1 januari 1999 : 1° de erkende vereniging
van de niet-confessionele gemeenschap, genaamd Raad voor Inspectie en
Begeleiding Niet-confessionele Zedenleer zetel :
Brand Whitlocklaan 50, bus 2, 1200 Brussel; 2° de Erkende Instantie van de Orthodoxe Godsdienst
zetel : Charbolaan 71, 1040 Brussel;
3° de Erkende Instantie van de
Rooms-Katholieke Godsdienst zetel : Wollemarkt
15, 2800 Mechelen; 4° de Erkende Instantie
van de Israëlitische Godsdienst zetel :
Jozef Dupontstraat 2, 1000 Brussel; 5° de
erkende instantie van de protestantse godsdienst, genaamd Comité
Inspectie/Begeleiding Protestants Godsdienstonderwijs zetel : Bureau voor het protestants godsdienstonderwijs,
Marsveldstraat 5, 1050 Brussel I (B.M. 9-3-1999,
B.S. 8-4-1999)