OPGEHEVEN : Decreet betreffende het onderwijs-II.
(uittreksel - NO/Middelen)
goedkeuringsdatum
31 JULI 1990
publicatiedatum
B.S.18/08/1990
datum laatste wijziging
13/02/2017
(voetnoot 1)
(voetnoot 2)
COORDINATIE
Decr. 21-12-1990 - B.S. 29-12-1990
Decr. 27-3-1991 - B.S. 25-5-1991
Arr. nr. 28/92, 2-4-1992 - B.S.14-5-1992
Decr. 9-4-1992 - B.S. 16-5-1992
Decr. 18-12-1992 -
B.S. 29-12-1992
Decr. 28-4-1993 - B.S.
28-5-1993
Decr. 22-12-1993 - B.S.
29-12-1993
Decr. 21-12-1994 - B.S. 31-12-1994
Decr. 21-12-1994 - B.S. 16-3-1995
Decr. 22-11-1995 - B.S. 6-2-1996
Decr. 8-7-1996 - B.S. 5-9-1996
Decr.
25-2-1997 - B.S. 17-4-1997
Decr. 14-7-1998 - B.S.
29-8-1998
Decr. 22-12-2000 - B.S.
30-12-2000
Decr. 13-7-2001 - B.S.
27-11-2001
B.Vl.R. 14-12-2001 -
B.S.9-4-2002
Arr. nr. 189/2002, 19-12-2002 -
B.S.15-1-2003
Decr. 20-12-2002 - B.S.
31-12-2002
Decr. 27-6-2003 - B.S.
12-9-2003
Decr. 7-7-2006 - B.S. 31-8-2006
Decr.
4-7-2008 - B.S. 1-9-2008
Decr. 4-7-2008 - B.S.
20-10-2008
Decr. 9-7-2010 - B.S.
28-7-2010
Decr. 9-7-2010 - B.S.
31-8-2010
B.Vl.R. 17-12-2010 - B.S.
24-6-2011
Decr. 27-5-2011 - B.S.
17-6-2011
Decr. 23-12-2011 - B.S.
30-12-2011
Decr. 1-6-2012 - B.S. 22-6-2012
Decr. 13-7-2012 - B.S. 24-7-2012
Decr. 21-12-2012 - B.S. 31-12-2012
Decr. 25-4-2014 - B.S. 25-9-2014
Decr. 19-12-2014 - B.S. 30-12-2014
Decr. 19-12-2014 - B.S. 3-2-2015
Opgeheven door Decr. 23-12-2016 - B.S. 13-2-2017
De Vlaamse Raad heeft aangenomen en Wij,
Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.
Dit decreet regelt een
aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 59bis, § 2, 2° van de
Grondwet.
TITEL I. - Werkingsmiddelen
HOOFDSTUK I. - Organieke
regeling
Art. 2 t.e.m. 3bis.
[...]
Decr.
van 4-7-2008
[Art. 3ter.
§ 1. Dit artikel is van toepassing
op de internaten bedoeld in artikel
1 van het koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986 houdende
rationalisatie en programmatie van de internaten van het door de staat
georganiseerde en gesubsidieerde onderwijs.
§ 2. Voor de
toepassing van dit artikel wordt verstaan onder :
1° lln1 :
het aantal internen uit het gewoon en buitengewoon basis- en secundair
onderwijs in de gemeenschapsinternaten respectievelijk gesubsidieerde
internaten op 1 februari van het vorige schooljaar;
2° lln
0 : het aantal internen uit het gewoon en buitengewoon basis- en secundair
onderwijs in de gemeenschapsinternaten respectievelijk gesubsidieerde
internaten op 1 februari van het voorlaatste schooljaar;
3° c1 : het geraamde indexcijfer van de consumptieprijzen
op het einde van het volgende begrotingsjaar;
4° c0 : het
geraamde indexcijfer van de consumptieprijzen op het einde van het lopende
begrotingsjaar;
5° lk1 : het geraamde indexcijfer van de
eenheidsloonkosten op het einde van het volgende
begrotingsjaar;
6° lk0 : het geraamde indexcijfer van de
eenheidsloonkosten op het einde van het lopende
begrotingsjaar.
De werkingsmiddelen van de internaten worden
jaarlijks berekend door de kredieten die in de algemene uitgavenbegroting van
het vorige begrotingsjaar voor de werkingsmiddelen bestemd zijn, te
vermenigvuldigen met de coëfficiënten A1 en A2, die als volgt worden
berekend :
A1 = 0,6 + 0,4 (lln1/lln0)
A2 = 0,4
(c1/c0) + 0,6 (lk1/lk0)
§ 3. [[...]]¹
§ 4. In de gesubsidieerde internaten zijn de werkingstoelagen per
internaat gelijk aan de vermenigvuldiging van de geldwaarde per punt met het
puntengewicht van de internen en met het aantal internen uit het gewoon en
buitengewoon basis- en secundair onderwijs.
Het puntengewicht
per leerling wordt door de Vlaamse regering vastgesteld. Bij het vaststellen
van het puntengewicht kan de Vlaamse regering slechts rekening houden met het
onderwijsniveau, de onderwijsvorm, de studierichting, het type en de benodigde
middelen voor de organisatie van een internaat.
De geldwaarde
per punt is gelijk aan het quotiënt van de deling van de werkingsmiddelen
voor de gesubsidieerde internaten die met toepassing van § 2 zijn
verkregen en verminderd zijn met de som van de forfaitaire bedragen bedoeld in
artikel 32, § 2,
eerste lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van
de onderwijswetgeving, door het aantal te verdelen punten. Dit aantal wordt
verkregen door in alle gesubsidieerde internaten het aantal internen met het
overeenkomstige puntengewicht te vermenigvuldigen en van deze producten de som
te maken.
[[§ 5. In afwijking van paragraaf 2 is A2 voor het begrotingsjaar 2012 gelijk aan 0,4 + 0,6 (lk1/lk0).]]²
[[§ 6. in afwijking van paragraaf 2 is A2 voor het begrotingsjaar 2013 gelijk aan 0,4 + 0,6 (lk1/lk0).]]³
[[§ 7. In afwijking van paragraaf 2 is A2 voor het begrotingsjaar 2015 gelijk aan 0,4 + 0,6 (lk1/lk0).]]4 ]
Decr. 20-12-2002; [[
]]¹ Decr. 9-7-2010; [[ ]]² Decr. 1-6-2012; [[ ]]³ Decr. 21-12-2012; [[ ]]4 Decr.
van 19-12-2014
[Art. 3quater.
§ 1. Dit artikel betreft de
gesubsidieerde instellingen van het Deeltijds
Kunstonderwijs.
§ 2. Aan de gesubsidieerde instellingen
van het Deeltijds Kunstonderwijs worden jaarlijks werkingsmiddelen
toegekend.
§ 3. [[De werkingsmiddelen voor het schooljaar (X, X+1) worden berekend als volgt :
Aantal toegekende leraarsuren voor het schooljaar (X, X+1) * bedrag per leraarsuur.
Het bedrag voor het schooljaar 2014-2015 voor de studierichting Beeldende Kunst bedraagt 79,34 euro.
Het bedrag voor het schooljaar 2014-2015 voor de studierichting Muziek, Woordkunst en Dans bedraagt 26,45 euro.
Vanaf het schooljaar 2015-2016 worden de bedragen van het voorgaande schooljaar jaarlijks vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A die als volgt berekend wordt :
A = (Cx-1/Cx-2), waarbij :
1° Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;
2° Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-2.]]² ]¹
[§ 4. [[...]]¹ ]²
[ ]¹ Decr. 20-12-2002; [ ]² Decr. 9-7-2010; [[ ]]¹ Decr. 19-12-2014; [[ ]]² Decr.
van 19-12-2014
IN VOEGE VANAF een door de Vlaamse Regering nader te bepalen datum (Decr. 25-4-2014 - B.S. 25-9-2014; Art. IX.3 en IX.10) : "In het artikel 3quater worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 1 wordt de zinsnede "met uitzondering van de Koninklijke Beiaardschool Jef Denyn" toegevoegd;
2° de paragrafen 2 en 3 worden vervangen door wat volgt:
" § 2. De werkingsmiddelen van de gesubsidieerde instellingen van het deeltijds kunstonderwijs bestaan uit een gedeelte van de inschrijvingsgelden van de leerlingen.
§ 3. De werkingsmiddelen voor het schooljaar (X, X+1) worden jaarlijks berekend als volgt:
Aantal toegekende leraarsuren voor het schooljaar (X, X+1) * bedrag per leraarsuur.
Het bedrag per leraarsuur wordt jaarlijks berekend als volgt:
Basisbedrag * Aanpassingscoëfficiënt.
Het basisbedrag voor de studierichting Beeldende Kunst bedraagt 90,92 euro.
Het basisbedrag voor de studierichting Muziek, Woordkunst en Dans bedraagt 30,31 euro.
Deze basisbedragen worden jaarlijks vanaf het schooljaar (Y)-(Y+1) vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A die als volgt berekend wordt:
A = (Cx-1/Cx-2), waarbij:
1° Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;
2° Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-2. De A-coëfficiënt wordt voor 100 procent in rekening gebracht.";
3° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt:
" § 4. De inrichtende macht mag de middelen die zij krachtens dit artikel verkrijgt uitsluitend aanwenden voor de werking van de instelling.
De inrichtende macht voert een boekhouding, zodat de inkomsten overeenkomstig dit artikel en de aanwending van die inkomsten duidelijk identificeerbaar zijn."
[Art. 3quinquies.
§ 1. De vereniging zonder
winstoogmerk Koninklijk Werk IBIS in Bredene, heeft :
1°
als opdracht basisonderwijs en voltijds secundair zeevisserijonderwijs te
organiseren voor jongeren die wezen zijn van vissers, zeelieden en
binnenschippers of die kansarm zijn, en voor hen een internaat op te richten;
2° als bijzondere opdracht en in zoverre de ouders of de
personen die in rechte of in feite de ouderlijke macht uitoefenen hierom
verzoeken te zorgen voor de opvoeding en de verzorging, voeding en kleding
inbegrepen, van die jongeren.
§ 2. Onverminderd de gewone
subsidiëring en binnen de perken van de algemene uitgavenbegroting van de
Vlaamse Gemeenschap wordt aan het Koninklijk Werk IBIS per leerling een
buitengewone subsidie van 12.460 euro per begrotingsjaar toegekend.
Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd door het bedrag
van het voorgaande jaar te vermenigvuldigen met de
aanpassingscoëfficiënt A = 0,4 (C1/C0) + 0,6 (Lkl/Lk0), waarbij :
1° Cl/C0 gelijk is aan de verhouding tussen het geraamde
indexcijfer van de consumptieprijzen op het einde van het volgende
begrotingsjaar en het geraamde indexcijfer van de consumptieprijzen op het
einde van het lopende begrotingsjaar;
2° Lkl/Lk0 gelijk is
aan de verhouding tussen het geraamde indexcijfer van de eenheidsloonkosten op
het einde van het volgende begrotingsjaar en het geraamde indexcijfer van de
eenheidsloonkosten op het einde van het lopende begrotingsjaar.
Voor de berekening van die subsidie komen de regelmatige
leerlingen die op 1 februari van het vorige begrotingsjaar in het internaat
verblijven in aanmerking. Er komen niet meer dan 100 leerlingen voor
subsidiëring in aanmerking;
[[3° in afwijking van punt 1° is de verhouding C1/C0 voor het begrotingsjaar 2012 gelijk aan 1;]]¹
[[4° in afwijking van punt 1° is de verhouding C1/C0 voor het begrotingsjaar 2013 gelijk aan 1;]]²
[[5° in afwijking van punt 1° is de verhouding C1/C0 voor het begrotingsjaar 2015 gelijk aan 1.]]³
§ 3. Het Koninklijk Werk IBIS kan
geen aanspraak maken op andere subsidies of financiële tegemoetkomingen
van de Vlaamse Gemeenschap voor de opdracht, vermeld in §
1.
§ 4. De subsidie wordt als volgt
uitbetaald :
1° een voorschot van 2/3 van de totale
subsidie voor het einde van het tweede kwartaal;
2° een
saldo van 1/3 van de totale subsidie bij het begin van het vierde
kwartaal.
§ 5. Voor 1 juli legt het Koninklijk
Werk IBIS de begroting voor haar internaatswerking van het volgende jaar ter
goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering. Die begroting moet in evenwicht zijn.
Voor 31 maart wordt de rekening van het voorgaande jaar ter
goedkeuring voorgelegd.]
Decr. 7-7-2006; [[ ]]¹ Decr. 1-6-2012; [[ ]]² Decr. 21-12-2012; [[ ]]³ Decr.
van 19-12-2014
Art. 4.
[Teneinde het gemeenschapsonderwijs in staat te stellen zelf
in het eigenaarsonderhoud van zijn gebouwen te voorzien, wordt jaarlijks een
krediet van 7.809.000 euro in de dotatie van het gemeenschapsonderwijs
ingeschreven. Vanaf het begrotingsjaar 2012 wordt dit bedrag aangepast aan de
evolutie van de gezondheidsindex.
Het krediet wordt onder de schoolraden, raden van
bestuur en bij ontstentenis hiervan de instellingen of centra, verdeeld volgens
objectieve, door het gemeenschapsonderwijs te bepalen,
criteria.]
Decr.
van 23-12-2011
Art. 5.
De centrale raad, de
lokale schoolraden, de raden van bestuur en, bij ontstentenis hiervan, de
instellingen of centra van het gemeenschapsonderwijs alsmede de inrichtende
machten van het gesubsidieerd onderwijs kunnen voor de aanschaf van
uitrustingsapparatuur leningsovereenkomsten en leasingsovereenkomsten aangaan
bij de door de Vlaamse Regering daartoe erkende financiële instellingen.
...
HOOFDSTUK III. -
Inwerkingtreding
Art. 16.
Van onderhavige titel
treedt hoofdstuk 1 in werking op 1 januari 1991 en heeft hoofdstuk 2 uitwerking
met ingang van 1 september 1989.
TITEL II. - De verdeling van de middelen bestemd voor
onroerende investeringen in het onderwijs
Art. 17.
§ 1. De
jaarlijks in het decreet houdende de begroting van de Vlaamse Gemeenschap
vastgelegde middelen bestemd voor investeringen in onroerend goed in het
onderwijs worden over het gesubsidieerd vrij onderwijs, het gesubsidieerd
officieel onderwijs en het gemeenschapsonderwijs verdeeld naar rato van de
vervangingswaarde van de schoolgebouwen van elk hiervoor vermeld net. Hierbij
wordt rekening gehouden met een dekkingsgraad van 100 % in het
gemeenschapsonderwijs. In het gesubsidieerd onderwijs is deze dekkingsgraad 70
% in het basisonderwijs en in de overige onderwijsniveaus en de
psycho-medisch-sociale centra 60 %.
§ 2. Hiertoe
wordt per onderwijsnet de vervangingswaarde van de schoolgebouwen vastgesteld
op basis van de volgende berekeningswijze
:
benodigde oppervlakte
x eenheidsprijs de afschrijvingstermijn |
Per onderwijsnet is
de benodigde oppervlakte gelijk aan de som van de produkten van de gemiddelde
oppervlakte per onderwijsniveau en het aantal leerlingen in het overeenkomstig
onderwijsniveau.
Deze gemiddelde oppervlakte per
onderwijsniveau wordt berekend op basis van een voor alle netten gelijke
oppervlakte per leerling, rekening houdend met de objectieve verschillen inzake
schoolgrootte.
§ 3.
Overeenkomstig de in § 2 bedoelde formule wordt de waarde van de
parameters telkens voor een periode van vijf jaar vastgelegd.
De eenheidsprijs per vierkante meter namelijk 25.875 frank en de
afschrijvingsperiode, die 50 jaar bedraagt, zijn voor alle netten en niveaus
gelijk.
Art. 18.
[...]
Decr.
van 4-7-2008
...
Art. 24 en 25.
[...]
Decr.
van 4-7-2008
Art. 26.
Deze titel treedt in werking
op 1 januari 1991, met uitzondering van artikel 20, 2°, dat in werking
treedt op 1 oktober 1989. Voor de gesubsidieerde instellingen behorend tot het
gemeentelijk en het provinciaal onderwijs treedt artikel 20, 1° in werking
samen met het decreet waarbij aan de gemeenten en de provincies voor hun
onroerende investeringen inzake onderwijs toegang wordt verleend tot het
Investeringsfonds; in afwachting blijft de regeling van artikel 17, § 1,
b, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de
onderwijswetgeving, gewijzigd door het decreet van 5 juli 1989, van kracht.
...
TITEL X. - Diverse bepalingen
...
HOOFDSTUK IV. - Andere
bepalingen
...
Art. 192.
De in strijd met
bestaande wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen toegekende wedden
en daarmee gelijkgestelde vergoedingen aan personeelsleden van het
gemeenschapsonderwijs, werkingsmiddelen en investeringsmiddelen kunnen worden
teruggevorderd of in mindering gebracht op de aan het gemeenschapsonderwijs of
zijn instellingen toegekende werkingsmiddelen, tenzij de fout te wijten is aan
de betalende overheid.
...
Art. 198.
[Inzake toegekende salarissen, voorschotten daarop en vergoedingen, toelagen of uitkeringen, die een toebehoren van de salarissen vormen of ermee gelijkstaan, zijn de door de Vlaamse Gemeenschap ten onrechte uitbetaalde sommen voorgoed vervallen, als de terugbetaling daarvan niet is gevraagd aan de inrichtende machten van onderwijs of hun personeelsleden binnen een termijn van twee jaar te rekenen van de eerste januari van het jaar van de betaling, in de vorm zoals bepaald in artikel 16, § 2, eerste lid, van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.
Te rekenen vanaf de vraag bedoeld in het eerste lid kan het onverschuldigde bedrag worden teruggevorderd gedurende de termijn die in artikel 16, § 2, tweede lid, van vermelde wet is bepaald.
Inzake toegekende salarissen, voorschotten daarop en vergoedingen, toelagen of uitkeringen, die een toebehoren van de salarissen vormen of ermee gelijkstaan wordt van de inrichtende machten van onderwijs of hun personeelsleden geen terugbetaling gevorderd van de door de Vlaamse Gemeenschap ten onrechte uitbetaalde sommen, waarvan het totale bedrag 25 euro niet overschrijdt.
De Vlaamse Regering kan het in het vorig lid vastgestelde bedrag wijzigen.
Dit artikel is niet van toepassing op het hoger onderwijs.]
Decr.
van 4-7-2008
Art. 199.
Indien een personeelslid
van het gemeenschaps- of van het gesubsidieerd onderwijs in strijd is met het
personeelsstatuut [of buiten] de normen is benoemd, kan de Vlaamse Regering
binnen een periode van één jaar, te rekenen vanaf de datum van
ontvangst door de administratieve diensten van de Vlaamse Regering van de
beslissing houdende deze benoeming, de wedde terugvorderen met betrekking tot
de periode.
[In het Gemeenschapsonderwijs zijn de
aldus wederrechtelijke benoemde personeelsleden van ambtswege ontslagnemend. In
het gesubsidieerd onderwijs is deze benoeming niet tegenstelbaar aan de
betalende overheid. Daarenboven wordt in het officieel gesubsidieerd onderwijs
het onregelmatig vast benoemd personeelslid in zijnen hoofde geacht aangesteld
te zijn in een ambt dat opgeheven werd vanaf het ogenblik dat de inrichtende
macht door de bevoegde overheid in kennis wordt gesteld dat de benoeming niet
voldoet aan de voorwaarden. De voorzieningen vermeld in artikel 31, § 5,
van het decreet betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van
het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra
zijn eveneens op dit personeelslid van toepassing.]¹
[...]²
[ ]¹ Decr. 27-3-1991; [ ]² Decr.
van 4-7-2008
Art. 200.
Vanaf de inwerkingtreding
van de besluiten van de Vlaamse Regering bedoeld in [de reglementaire
bepalingen inzake terbeschikkingstelling, reaffectatie en wedertewerkstelling]
dient onder erkenning van de definitieve benoeming, zoals bedoeld in de
pensioenwet van 30 januari 1954, voor de personeelsleden bedoeld in de hiervoor
bedoelde besluiten worden begrepen, de benoeming in vast verband zoals bedoeld
in dezelfde besluiten.
B.Vl.R.
van 17-12-2010
Art. 201 en 202.
[...]
Decr.
van 4-7-2008
HOOFDSTUK V.- Inwerkingtreding
Art. 203.
Deze titel treedt in
werking op 1 september 1990, met uitzondering van de door artikel 171,
ingevoegde § 9 en het artikel 179, die uitwerking hebben met ingang van 25
oktober 1981, artikel 187, dat uitwerking heeft op 1 januari 1989 en [de
artikelen 186 en 197, die uitwerking hebben] op 1 september 1986.
Decr.
van 21-12-1990
- (1):
Opgeheven voor het basisonderwijs :
de artikelen 2, 3 en 198 (Decr. 25-2-1997; Art. 182,
15°)
- (2):
Art. 5, 192, 198 en 199 gelden niet
meer voor het secundair onderwijs (Decr. 27-5-2011; Art. 4,
3°).