Koninklijk besluit tot aanwijzing van de grondregelingen in de zin van artikel 2, § 1, 1° , van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.

  • goedkeuringsdatum
    29 AUGUSTUS 1985
  • publicatiedatum
    B.S.02/10/1985
  • datum laatste wijziging
    10/10/2000

COORDINATIE

(1) K.B. van 27/03/1991 (B.S. 15/05/1991)

(2) K.B. van 05/10/1993 (B.S. 22/10/1993)

BOUDEWIJN, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, inzonderheid op artikel 2, § 1, 1° , gewijzigd bij de wet van 19 juli 1983;

Gelet op de onderhandelingen in het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten en het protocol van 2 juli 1985, houdende de conclusies van deze onderhandelingen;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Eerste Minister, van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt, van Onze Ministers van Onderwijs, van Onze Minister van Begroting, van Onze Minister van Sociale Zaken, van Onze Staatssecretaris voor Pensioenen, van Onze Staatssecretaris voor Openbaar Ambt en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.

In dit besluit wordt verstaan onder :

1° "de wet", de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;

2° "grondregelingen", de grondregelingen in de zin van artikel 2, § 1, 1° , van de wet;

3° "personeelsleden", de personen op wie dit besluit toepasselijk is.

Art. 2.

Dit besluit is van toepassing op de leden van het vast, stagedoend, tijdelijk of hulppersoneel, zelfs al zijn zij onder arbeidsovereenkomst aangeworven, op wie de door de wet ingestelde regeling toepasselijk is. [2K.B. van 05/10/1993
B.S. 22/10/1993
...2K.B. van 05/10/1993
B.S. 22/10/1993
]

Art. 3.

Als grondregelingen in verband met het administratief statuut worden beschouwd, de regels tot vaststelling van :

1° de voorwaarden waaraan men moet voldoen om als personeelslid te worden aangeworven, tot de stage toegelaten of benoemd, met inbegrip van de deelnemingsvoorwaarden voor de eventueel eraan voorafgaande vergelijkende examens, examens of proeven en de regels volgens welke de examens worden georganiseerd en de examenprogramma's worden vastgesteld;

2° de aard en de duur van het dienstverband waarin de personeelsleden staan;

3° de rechten en de plichten van de personeelsleden, de onverenigbaarheden en verbodsbepalingen, evenals de regeling inzake cumulaties met andere ambten, betrekkingen of bezigheden;

4° de tuchtregeling;

5° de maatregelen van orde;

6° de aansprakelijkheid van de personeelsleden;

7° de regeling inzake beoordeling, waardebepaling of enig ander gelijkwaardig rapport;

8° de bepaling, de indeling, de rangschikking en de gelijkwaardigheid van de graden, ambten of functies;

9° de regeling inzake overplaatsing, mobiliteit of enig andere vorm van wedertewerkstelling of beziging van de personeelsleden in andere overheidsdiensten dan die waartoe zij behoren, alsook de regeling van toepassing op personeelsleden die met een opdracht worden belast;

10° de anciënniteitsstelsels;

11° de regeling inzake bevordering, verandering van graad of verhoging in graad, bevordering door overgang naar het hoger niveau en enig ander stelsel van opbouw van de loopbaan, de overgang naar andere al dan niet gespecialiseerde functies, de uitoefening van een hoger ambt en voor het onderwijs, de regeling van de selectie;

12° de administratieve standen, de omstandigheden waardoor ze worden bepaald en hun gevolgen op de toestand van de personeelsleden, met inbegrip van de regeling inzake vakantie, verlof of terbeschikkingstelling;

13° de regeling van de deeltijdse arbeid;

14° de regeling volgens welke het dienstverband van de personeelsleden kan worden beëindigd of volgens welke dat dienstverband kan worden onderbroken.

15° [1K.B. van 27/03/1991
B.S. 15/05/1991
...1K.B. van 27/03/1991
B.S. 15/05/1991
]

Art. 4.

Als grondregelingen in verband met de bezoldigingsregeling worden beschouwd :

1° betreffende de wedden, bezoldigingen, lonen of weddetoelagen van de personeelsleden, de regels tot vaststelling van :

a) het recht op wedde, bezoldiging, loon of weddetoelage, met inbegrip van het recht op verhoging in wedde;

b) de wedde, bezoldiging, loon of weddetoelage, met inbegrip van de vaststelling van de weddeschalen, en de berekening van het bedrag ervan, met inbegrip van de voor hun vaststelling in aanmerking komende periodes;

c) de toekenning van een gewaarborgde wedde, bezoldiging, loon of weddetoelage;

d) de bescherming van de wedde, bezoldiging, loon of weddetoelage;

e) de modaliteiten van de koppeling van de wedde, bezoldiging, loon of weddetoelage aan het indexcijfer van de consumptieprijzen of aan enige andere standaard;

2° betreffende de aan de personeelsleden toegekende toelagen, vergoedingen van alle aard en voordelen in natura, de regels tot vaststelling van :

a) de begunstigden;

b) hun toekenningsvoorwaarden;

c) hun bedrag;

d) hun bescherming;

e) de modaliteiten van de koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen of aan enige andere standaard.

Art. 5.

Als grondregelingen in verband met de pensioenregeling worden beschouwd, de regels tot vaststelling van :

1° het toepassingsveld;

2° de categorieën rechthebbenden;

3° de pensioengerechtigde leeftijd;

4° de voorwaarden tot opening van het recht op pensioen;

5° de berekeningswijze van het pensioenbedrag, met inbegrip van het in aanmerking te nemen inkomen, de tantièmes en de in aanmerking komende periodes;

6° de bescherming van de pensioenen;

7° de modaliteiten van de koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen of aan enige andere standaard;

[1K.B. van 27/03/1991
B.S. 15/05/1991
8° de regeling inzake arbeidsongevallen, ongevallen op de weg naar en van het werk en beroepsziekten.1K.B. van 27/03/1991
B.S. 15/05/1991
]

Art. 6.

Als grondregelingen in verband met de betrekkingen met de vakorganisaties worden beschouwd :

1° de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en de besluiten tot uitvoering ervan;

2° de wet van 1 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector en de besluiten tot uitvoering ervan.

Art. 7.

Als grondregelingen in verband met de organisatie van de sociale diensten worden beschouwd, de regels tot vaststelling van :

1° de werking en de wijze van beheer;

2° de vaststelling van de begunstigden;

3° het algemeen kader van de opdrachten en activiteiten van de sociale diensten.

Art. 8.

Dit besluit treedt in werking de dertigste dag nadat het in het Belgische Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 9.

Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.