Wet betreffende het pensioen van sommige leden van het personeel van het onderwijs van de Staat en van het Gesubsidieerd onderwijs.

  • goedkeuringsdatum
    11 JULI 1969
  • publicatiedatum
    B.S.20/08/1969
  • datum laatste wijziging
    10/10/2000

BOUDEWIJN, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.

Artikel 2 van de wet van 18 mei 1912 betreffende de pensioenen van het onderwijzend personeel wordt door de volgende bepaling vervangen : ...

Art. 2.

De als stagiair aangestelde personeelsleden van het Rijksonderwijs worden met in vast verband benoemde personeelsleden gelijkgesteld.

De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en de studiemeesters-opvoeders van de gesubsidieerde onderwijsinrichtingen een gelijkstelling van dezelfde aard kunnen genieten.

Art. 3.

De gelijkstelling waarin artikel 2, 1ste lid, voorziet, geldt ook ten aanzien van de personeelsleden van het Rijksonderwijs die, vóór 1 september 1966, een ambt permanent waarnemend hebben uitgeoefend dan wel krachtens een voorlopige benoeming in een vacante betrekking.

De Koning voorziet in dezelfde gelijkstelling ten aanzien van de personeelsleden van het Gesubsidieerd onderwijs die zich in een gelijkaardige toestand hebben bevonden.

De afhoudingen die op de wedden van de betrokkenen gedaan en in de Staatskas gestort zijn, worden voor de toekenning en de berekening van het overlevingspensioen als regelmatig beschouwd.

Art. 4.

Artikel 2, lid 3 en lid 4, van de wet van 10 juni 1937 inzake de pensioenen en de terbeschikkingstelling van de leden van het onderwijzend personeel der aangenomen en aanneembare scholen, zomede van de erkende vrije normaalscholen, gewijzigd bij ..., wordt opgeheven.

Art. 5.

Deze wet heeft uitwerking op 1 september 1956.