Koninklijk besluit betreffende het syndicaal verlof in het
Gesubsidieerd onderwijs.
goedkeuringsdatum
16 DECEMBER 1981
publicatiedatum
B.S.26/02/1982
datum laatste wijziging
29/12/2016
COORDINATIE
[Wordt opgeheven voor de
personeelsleden bedoeld in artikel 2, 2°, van het decreet dd. 5-4-1995 (Decr.
5-4-1995; Art. 64)]
(1)
Decr. van 05/04/1995 (B.S. 08/06/1995)
(2)
B.Vl.R. van 07/09/2001 (B.S. 18/12/2001)
(3)
B.Vl.R. van 28/10/2016 (B.S. 29/12/2016)
BOUDEWIJN, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van
sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, inzonderheid op artikel 12bis,
§ 3;
Gelet op de wet van 22 juni 1964
betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 maart 1969
tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend
personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der
inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst-
en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze
inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst, die belast is met
het toezicht op deze inrichtingen, inzonderheid op de artikelen 159 en 160;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 januari
1971, genomen ter uitvoering van artikel 2 der wet van 11 juli 1969 betreffende
het pensioen van sommige leden van het personeel van het onderwijs van de Staat
en van het Gesubsidieerd onderwijs;
Gelet op het
koninklijk besluit van 15 januari 1974 ter toepassing van artikel 160 van het
koninklijk besluit van 22 maart 1969, inzonderheid op artikel 29;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 juni 1955
betreffende het syndicaal statuut van het personeel der openbare diensten;
Gelet op de wetten op de Raad van State,
gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1,
zoals het werd vervangen door artikel 18 van de gewone wet van 9 augustus 1980
tot hervorming van de instellingen;
Gelet op de
hoogdringendheid aan de gesubsidieerde personeelsleden van het Gesubsidieerd
onderwijs toe te laten syndicaal verlof te nemen, in dezelfde omstandigheden
als dit voor de personeelsleden van het Rijk het geval is;
Op de voordracht van Onze Ministers van Nationale Opvoeding en van
Onze Minister van de Vlaamse Gemeenschap en Adjunct voor Nationale Opvoeding,
en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.
De bepalingen van dit besluit
zijn toepasselijk op de gesubsidieerde personeelsleden die, hetzij
gelijkgesteld zijn met de vastbenoemde personeelsleden, hetzij vast benoemd
zijn en wier benoeming erkend is, indien deze erkenning bestaat, in de door de
Staat
[gesubsidieerde scholen, centra, internaten en tehuizen]
.
[
De bepalingen van dit besluit zijn eveneens
van toepassing op de vastbenoemde personeelsleden van de gesubsidieerde centra
voor leerlingenbegeleiding, bedoeld in het decreet van 1 december 1998
betreffende de centra voor
leerlingenbegeleiding.]
Art. 2.
§ 1. Op verzoek van
een verantwoordelijk bestuurslid van
[een syndicale organisatie vertegenwoordigd in de Nationale Arbeidsraad]
, bekomt het
personeelslid bedoeld in artikel 1, verlof om deel te nemen aan de
werkzaamheden van de werkgroepen en commissies die door de syndicale
organisatie in haar schoot zijn opgericht.
§ 2. De
personeelsleden bedoeld in artikel 1, bekomen eveneens verlof om zitting te
hebben in de raden en commissies opgericht bij de wet of krachtens een wet, op
persoonlijke uitnodiging van hun voorzitter of van een verantwoordelijk
bestuurslid van een syndicale organisatie bedoeld in § 1, vermeldend dag
en uur van de vergadering.
§ 3. Dit verlof
wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het wordt
gesubsidieerd door de Staat.
§ 4. Wordt beschouwd
als verantwoordelijk bestuurslid de persoon waarvan de naam, functie en mandaat
in zijn syndicale organisatie bij de bevoegde Minister bekend
zijn.
§ 5. De syndicale
organisaties delen de namen mede van hun verantwoordelijke bestuursleden aan de
bevoegde Minister, die de betrokken inrichtende macht hiervan in kennis
stelt.
Art. 3.
§ 1. Een
personeelslid bedoeld in artikel 1, is eveneens met verlof wanneer het een
vakorganisatie, bedoeld in artikel 2, op regelmatige wijze en permanent
vertegenwoordigt.
Onder dezelfde voorwaarden en
volgens dezelfde modaliteiten van de beschikkingen bepaald in de artikelen 159
en 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969, houdende statuut van de
personeelsleden in het Rijksonderwijs, worden bedoelde personeelsleden geacht
zich in dienstactiviteit te bevinden.
§ 2. De aanvraag tot
het bekomen van het verlof zoals bedoeld in § 1, wordt toegestaan op
aanvraag van de betrokken syndicale
organisatie.
Art. 4.
Op verzoek van de betrokken
administratie stort de betrokken syndicale organisatie elk semester in de
schatkist een som, gelijk aan het globaal bedrag der weddetoelagen,
vergoedingen en bijslagen die uitgekeerd werden aan de personeelsleden bedoeld
in artikel 3.
Er wordt een einde gesteld aan het
verlof, dat aan het personeelslid bedoeld in artikel 3 werd verleend, wanneer
de syndicale organisatie op het einde van een semester nalaat de stortingen te
verrichten.
Art. 5.
Het syndicaal verlof bedoeld in
artikel 3, wordt beëindigd als de betrokken syndicale organisatie daartoe
beslist.
Art. 6.
Dit besluit heeft uitwerking met
ingang van 1 september 1979.
Art. 7.
Onze Ministers van Nationale
Opvoeding en Onze Minister van de Vlaamse Gemeenschap en Adjunct voor Nationale
Opvoeding zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit
besluit.