Wet betreffende het onderwijs.
(uittreksel)
goedkeuringsdatum
21 JUNI 1985
publicatiedatum
B.S.06/07/1985
datum laatste wijziging
13/03/2003
COORDINATIE
(1)
Wet van 01/08/1988 (B.S. 02/09/1988)
detail
Wet betreffende dringende maatregelen inzake onderwijs ;
(2)
Wet van 14/05/2000 (B.S. 05/08/2000)
detail
Wet tot wijziging van de wet van 21 juni 1985 betreffende het onderwijs en de wet van 4 augustus 1986 tot regeling van de oppensioenstelling van de leden van het onderwijzend personeel van het universitair onderwijs en tot wijziging van andere bepalingen van de onderwijswetgeving ;
(3)
Wet van 21/05/1991 (B.S. 20/06/1991)
detail
Wet houdende diverse wijzigingen aan de wetgeving betreffende de pensioenen van de openbare sector ;
(4)
Wet van 03/02/2003 (B.S. 13/03/2003)
detail
Wet houdende diverse wijzigingen aan de wetgeving betreffende de pensioenen van de openbare sector ;
BOUDEWIJN, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen
hetgeen volgt :
HOOFDSTUK I. - Pensioenregeling en statuut van de
leden van het wetenschappelijk personeel van de vrije universitaire
instellingen
Artikel 1.
De leden van het
wetenschappelijk personeel van de in artikel 2 opgenoemde universitaire
instellingen die voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 3, genieten de
regeling inzake rustpensioenen die van toepassing is op de ambtenaren van het
Algemeen Rijksbestuur.
De krachtens dit hoofdstuk
verleende rustpensioenen zijn ten laste van de Openbare Schatkist.
[Voor de vereffening van het rustpensioen wordt elk jaar dienst
verricht als lid van het wetenschappelijk personeel aangerekend naar
rata van 1/55 van de referentiewedde.]
Art. 2.
De universitaire instellingen
bedoeld in artikel 1 zijn :
- de Vrije
Universiteit Brussel;
- de "Université
libre de Bruxelles";
- de Katholieke Universiteit
te Leuven;
- de "Université catholique de
Louvain";
- de Universitaire Faculteiten
Sint-Ignatius te Antwerpen;
- de "Facultés
universitaires Saint-Louis à Bruxelles";
-
de Universitaire Faculteiten Sint-Aloysius te Brussel;
-
de "Faculté polytechnique de Mons";
- de
"Faculté universitaire catholique de Mons";
- de "Facultés universitaires Notre-Dame de la Paix
à Namur";
[- de Fondation Universitaire
Luxembourgeoise.]
Art. 3.
De leden van het
wetenschappelijk personeel bedoeld in artikel 1 zijn zij die bezoldigd worden
ten laste van de door de Staat toegekende werkingstoelagen en die op het
ogenblik van hun vaste benoeming of hun aanwerving voor onbepaalde duur :
a) de leeftijd van 50 jaar niet overschreden
hebben;
b) Belg zijn, behalve door de Koning
verleende vrijstelling in uitzonderlijke gevallen;
c) geschikt bevonden worden door de aan de instelling verbonden
medische dienst;
d) de wetenschappelijke
anciënniteit verworven hebben en de titels bezitten die vereist zijn voor
de vaste benoeming tot assistent in de Rijksuniversiteiten.
Art. 4.
De in artikel 1 bedoelde
personeelsleden zijn onderworpen aan de wets- en verordeningsbepalingen die op
het wetenschappelijk personeel van de Rijksuniversiteiten toepasselijk zijn
inzake :
1° de te verlenen graden en de
toekenningsvoorwaarden ervan;
2° de
bezoldigingsregeling;
3° de administratieve
standen.
De raad van beheer oefent de
bevoegdheden uit welke door die bepalingen aan de Koning worden toegekend.
Art. 5.
De personeelsleden in dienst
op de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk :
a) worden vrijgesteld van de in artikel 3, c, opgelegde
geschiktheidserkenning, indien zij ten minste vijf jaar dienst tellen in de
instellingen opgenoemd in artikel 2 en indien zij gedurende de vijf jaren die
de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk voorafgaan, de uitoefening van
hun functie niet voor een totale duur van meer dan 150 dagen wegens ziekte
onderbroken hebben;
b) kunnen in uitzonderlijke
gevallen vrijstelling van de nationaliteitsvoorwaarde verkrijgen indien zij
binnen één jaar na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk een
aanvraag indienen;
c) worden ingedeeld in de
categorie en genieten de graad en de weddeschaal die in het personeelsstatuut
van de universitaire instellingen van de Staat overeenstemmen met de
administratieve en geldelijke toestand die zij op de datum van inwerkingtreding
van dit hoofdstuk hebben verkregen.
Art. 6.
De diensten die voor de
inwerkingtreding van dit hoofdstuk als lid van het wetenschappelijk personeel
gepresteerd zijn bij de in artikel 2 opgenoemde instellingen alsook bij de
inrichtingen voor hoger onderwijs welke door die instellingen zijn vervangen,
komen zowel voor de ingang als voor de berekening van het rustpensioen in
aanmerking, op voorwaarde dat deze diensten
[indien ze na 1 januari 1976 werden
gepresteerd]
bezoldigd werden ten laste van de door de Staat verleende
werkingstoelagen.
[
Art. 6bis.
[De last van het rust- of overlevingspensioen verbonden
aan de diensten die vóór 1 januari 1986 werden gepresteerd als lid van
het wetenschappelijk personeel van de "Faculté polytechnique de
Mons" en die aanleiding hebben gegeven tot de aansluiting van
betrokkene bij de Provinciale Pensioenkas van de Provincie Henegouwen,
wordt door die kas gedragen overeenkomstig de bepalingen van
artikel 13 van de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker
verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare
sector. Deze bepaling is van toepassing zelfs indien voormelde diensten
in tijdelijk verband verricht werden vóór de vaste benoeming.]
]
Art. 7.
De in artikel 2 opgenoemde
instellingen zijn, wat betreft de diensten en periodes die voor de berekening
van de krachtens dit hoofdstuk toegekende pensioenen in aanmerking werden
genomen, ontslagen van iedere verplichting inzake rust- en
overlevingspensioenen jegens hun personeelsleden en dezer rechthebbenden en
treden in de rechten welke de voormelde personen bezitten op grond van de voor
dezelfde diensten en periodes afgesloten verzekeringscontracten.
Deze subrogatie is echter beperkt tot het
gedeelte van het pensioen, van de rente of van het kapitaal dat overeenstemt
met de stortingen waarvan de last door de betrokken instellingen werd gedragen.
Wat het gedeelte van het pensioen, de rente of
het kapitaal betreft dat overeenstemt met de stortingen waarvan de last door
het betrokken personeelslid zelf gedragen werd, wordt het personeelslid ten
aanzien van de verzekeraar geacht ontslag te hebben genomen uit zijn ambt.
Art. 8.
Vanaf de datum van
inwerkingtreding van dit hoofdstuk blijven de in artikel 1 bedoelde personen
onderworpen aan de sociale-zekerheidsregeling in dezelfde mate als het
vastbenoemd Staatspersoneel.
Art. 9.
De Koning kan, op voorstel
van de Ministers die bevoegd zijn voor het hoger onderwijs, en van de Minister
die bevoegd is voor de Administratie der Pensioenen, alle maatregelen nemen die
noodzakelijk zijn om de moeilijkheden op te lossen die zouden rijzen bij de
toepassing van dit hoofdstuk.
HOOFDSTUK II. -
[Pensioenregeling, administratief statuut en bezoldigingsregeling
van de leden van het wetenschappelijk, administratief en
technisch personeel van de Universiteit Antwerpen, van de Universitaire
Instelling Antwerpen en van het Universitair Centrum Limburg]
Art. 10.
Dit hoofdstuk is van
toepassing op de
[leden van het wetenschappelijk,
administratief en technisch personeel van de Universiteit
Antwerpen, van de Universitaire Instelling Antwerpen en van het
Universitair Centrum Limburg]
die bezoldigd worden ten laste van de door de Staat betaalde
jaarlijkse werkingstoelagen en die bekleed zijn met een vaste of een door of
krachtens een wet daarmee gelijkgestelde benoeming.
Art. 11.
§ 1. De in
artikel 10 bedoelde personeelsleden genieten de regeling inzake rustpensioenen
die van toepassing is op de ambtenaren van het Algemeen Rijksbestuur;
De krachtens dit hoofdstuk verleende
rustpensioenen zijn ten laste van de Openbare Schatkist.
[Voor de vereffening van het rustpensioen wordt elk jaar dienst
verricht als lid van het wetenschappelijk personeel aangerekend naar
rata van 1/55 van de referentiewedde.]
§ 2. De in
artikel 10 bedoelde personeelsleden zijn onderworpen aan de wets- en
verordeningsbepalingen die op hetzelfde personeel van de Rijksuniversiteiten
toepasselijk zijn inzake :
1° De te verlenen
graden en de toekenningsvoorwaarden ervan;
2°
De bezoldigingsregeling;
3° De
administratieve standen.
De raad van beheer
oefent de bevoegdheden uit welke door die bepalingen aan de Koning worden
toegekend.
Art. 12.
[De diensten die
vóór de inwerkingtreding van dit hoofdstuk gepresteerd werden bij
de in artikel 10 opgesomde instellingen, komen zowel voor de ingang als voor de
berekening van het rustpensioen in aanmerking op de voorwaarde dat deze
diensten, indien ze na 1 januari 1976 werden gepresteerd, bezoldigd werden ten
laste van de door de Staat verlefnde werkingstoelagen. Bij overgangsmaatregel
behouden de personeelsleden bedoeld in artikel 10 en in dienst op de datum van
inwerkingtreding van dit hoofdstuk, hun graad en de daaraan verbonden
weddeschaal, alsook hun anciënniteit, verworven krachtens hun
administratief en geldelijk statuut zoals het werd vastgesteld door hun
instelling. ]
Art. 13.
De in artikel 10 opgenoemde
instellingen zijn ontslagen van iedere verplichting inzake rust- en
overlevingspensioenen jegens hun personeelsleden en dezer rechthebbenden.
Art. 14.
Vanaf de datum van
inwerkingtreding van dit hoofdstuk worden de in artikel 10 bedoelde personen
onderworpen aan de sociale-zekerheidsregeling in dezelfde mate als het
vastbenoemd Rijkspersoneel.
Gevalideerd wordt, de
toepassing die voor de inwerkingtreding van dit hoofdstuk aan de
sociale-zekerheidsregeling en aan de wettelijke bepalingen betreffende de
jaarlijkse vakantie en de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, ongevallen
op de weg naar en van het werk of voor beroepsziekten is gegeven ten aanzien
van de personen bedoeld in artikel 10.
Art. 15.
De Koning kan, op voorstel van
de Ministers die bevoegd zijn voor het hoger onderwijs, en van de Minister die
bevoegd is voor de Administratie der Pensioenen, alle maatregelen nemen die
noodzakelijk zijn om de moeilijkheden op te lossen die zouden rijzen bij de
toepassing van dit hoofdstuk.
[HOOFDSTUK IIbis. — Pensioenregeling van de leden van het wetenschappelijk
personeel en de leden van het administratief en technisch personeel
van de Universiteit Gent en van het Universitair Centrum Antwerpen]
[
Art. 15bis.
De leden van het wetenschappelijk personeel en de leden
van het administratief en technisch personeel van de Universiteit Gent
en van het Universitair Centrum Antwerpen die bekleed zijn met een
vaste of een door of krachtens een wet of een decreet daarmee
gelijkgestelde benoeming en die bezoldigd worden ten laste van de
door de Staat of de Vlaamse Gemeenschap toegekende werkingstoelagen,
genieten de regeling inzake rustpensioenen die van toepassing is
op de ambtenaren van het Algemeen Rijksbestuur.
De krachtens dit hoofdstuk verleende rustpensioenen zijn ten laste
van de Openbare Schatkist.
Voor de vereffening van het rustpensioen wordt elk jaar dienst
verricht als lid van het wetenschappelijk personeel aangerekend naar
rata van 1/55 van de referentiewedde.
]
[HOOFDSTUK IIter. — Diensten verricht als lid van het assisterend
academisch personeel van een universiteit in de Vlaamse Gemeenschap]
[
Art. 15ter.
Voor de vereffening van het rustpensioen ten laste van de
Openbare Schatkist wordt elk jaar dienst verricht als lid van het
assisterend academisch personeel van een universiteit bedoeld in
artikel 3 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 12 juni 1991
betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, aangerekend
naar rata van 1/55 van de referentiewedde.
]
...
HOOFDSTUK XI. - Inwerkingtreding
Art. 68.
De hoofdstukken I en II
treden in werking op 1 januari 1986.
...