Zorgvuldig bestuur in het basisonderwijs

1. Inleiding

Deze omzendbrief verduidelijkt wat er wel of niet toegelaten is in een beleid van zorgvuldig bestuur.

2. Kostenbeheersing in het basisonderwijs

Artikel 27 van het decreet basisonderwijs bepaalt dat gefinancierde of gesubsidieerde kleuter-, lagere of basisscholen geen direct of indirect inschrijvingsgeld kunnen vragen en dat er geen bijdragen kunnen gevraagd worden voor kosten die gemaakt worden om een eindterm te bereiken of om een ontwikkelingsdoel na te streven.

Overeenkomstig artikel 27bis kan het schoolbestuur aan de ouders een bijdrage vragen voor:

- activiteiten die niet noodzakelijk zijn voor het realiseren van de eindtermen of het nastreven van de ontwikkelingsdoelen;

- verplichte materialen die niet noodzakelijk zin voor het realiseren van de eindtermen of het nastreven van de ontwikkelingsdoelen en waarvan de ouders het te besteden bedrag niet zelf kunnen bepalen;

- meerdaagse extra-muros activiteiten.

Voor een uitgebreide toelichting zie omzendbrief kostenbeheersing in het basisonderwijs van 22/06/2007.

3. Oneerlijke concurrentie

Artikel 51, §1 van het decreet basisonderwijs bepaalt dat een schoolbestuur informatie mag verstrekken over het eigen opvoedings- en onderwijsaanbod, maar geen oneerlijke concurrentie mag voeren.

Elk schoolbestuur mag haar eigen pedagogisch project en onderwijsaanbod aanprijzen maar mag geen andere scholen aanvallen.

De verstrekte informatie moet dan ook objectief blijven en mag geen verwijzingen naar, vergelijkingen met of aanvallen tegen andere scholen bevatten.

4. Politieke propaganda

Politieke propaganda en politieke activiteiten in de onderwijsinstellingen, door welke persoon of instantie dan ook, zijn verboden.

In afwijking hierop:

1) is de syndicale werking ten aanzien van het personeel van de school toegelaten;

2) zijn politieke activiteiten in de school toegelaten buiten de periodes waarin er schoolactiviteiten zijn en buiten de periode van 90 dagen voorafgaand aan een verkiezing. Personeelsleden en leerlingen worden niet gevraagd of aangezet om aan deze activiteiten deel te nemen. Het schoolbestuur kan niet betrokken worden bij de organisatie van een politieke activiteit en houdt rekening met het beginsel van gelijke behandeling bij de toepassing van deze bepaling. Onder politieke activiteiten wordt hier verstaan alle activiteiten die worden georganiseerd door politieke partijen of politieke mandatarissen van politieke partijen, waarvan de standpunten en gedragingen niet in strijd zijn met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Politieke debatten tijdens de lesuren, georganiseerd door een school, in het kader van het bereiken van de eindtermen worden noch beschouwd als politieke propaganda noch als politieke activiteit. Ook in de periode van 9O dagen voor de verkiezingen zijn politieke debatten toegelaten.

5. Handelsactiviteiten

Overeenkomstig artikel 51, §3 van het decreet basisonderwijs, gewijzigd bij het onderwijsdecreet XIII, kan een schoolbestuur handelsactiviteiten verrichten, voor zover deze geen daden van koophandel zijn en voor zover ze verenigbaar zijn met de onderwijsopdracht.

In het decreet basisonderwijs is dus expliciet opgenomen dat de handelsactiviteiten geen daden van koophandel mogen zijn. Een daad van koophandel is namelijk in essentie gericht op persoonlijke verrijking.

Een school mag geen handelsactiviteiten uitoefenen louter en alleen ter verrijking van haar bestuur of ter verrijking van natuurlijke personen die al dan niet als personeelslid bij het onderwijs zijn betrokken. Een school kan echter wel een beperkt vermogensvoordeel (een marginaal winstoogmerk) nastreven ter bekostiging van haar werking. Dit criterium geldt ook voor vzw's, instellingen van openbaar nut en vennootschappen met een sociaal oogmerk.

Als bijkomende voorwaarde wordt in het decreet basisonderwijs gesteld dat de handelsactiviteiten verenigbaar moeten zijn met de onderwijsopdracht van de school. Dit betekent dat de activiteiten moeten kaderen in de normale dienstverlening aan de leerlingen of in de afwerking van het programma.

Indien de handelsactiviteiten niet rechtstreeks bijdragen tot het verwezenlijken van de onderwijsopdracht, dan moeten ze een occasioneel karakter hebben om toelaatbaar te zijn.

De eventuele winst van dergelijke handelsactiviteiten moet integraal besteed worden aan pedagogische doeleinden.

Er mag nooit een aankoopverplichting gelden.

Voorbeelden van toegelaten handelsactiviteiten:

- De verkoop van producten gericht op onmiddellijke consumptie zoals bv. de verkoop van drankjes, maaltijden, ... De school kan deze producten slechts verkopen aan een redelijke kostprijs, die in verhouding is tot het geleverde product.

- De verkoop van producten die erop gericht is eenheid in het pedagogisch-didactisch handelen te brengen zoals bv. de verkoop van schooluniformen, schoolbenodigdheden (voor zover het gaat om schoolbenodigdheden waarvoor een bijdrage mag gevraagd worden), gymkledij, ...

- De verkoop van producten en levering van diensten ter gelegenheid van occasionele activiteiten die in rechtstreeks verband staan met het schoolleven zoals bv. verstrekken van drank, versnaperingen, maaltijden, ... naar aanleiding van of tijdens een schoolfeest, opendeurdag, ...

- Verkoop van wafels, truffels, ... ter bekostiging van een schoolreis.

- ...

In het kader van bovenstaande principes met betrekking tot toegelaten handelsactiviteiten, is het belangrijk te wijzen op de problematiek van de schoolfotografie. Het nemen van zowel individuele foto's van leerlingen als klasfoto's wordt binnen onderwijs beschouwd als een handelsactiviteit met een strikt occasioneel karakter die relatief beperkte financiële middelen genereert en die aldus toegelaten is. De scholen moeten er wel over waken dat het normale verloop va de onderwijsverstrekking en de afwerking van het programma niet in het gedrang komen door de tijd die aan het nemen van foto's wordt besteed. Dit betekent dat, voor zover deze activiteit tijdens de lesuren plaatsvindt, het verlet tot een minimum moet worden herleid. Ten aanzien van de ouders geldt er geen enkele aankoopverplichting.

Voorbeelden van niet toegelaten handelsactiviteiten:

- De verkoop aan leerlingen van drankjes en versnaperingen tegen een onredelijk bedrag.

- De permanente verkoop van bepaalde producten (zoals bvb. kaas, ... ) aan de ouders.

- ...

6. Mededelingen die rechtstreeks of onrechtstreeks tot doel hebben de verkoop van producten of diensten te bevorderen

In het decreet basisonderwijs zijn een aantal beginselen vastgelegd waaraan scholen, die reclame en sponsoring door derden toelaten, zich sinds 1 september 2001 moeten houden.

Artikel 51, §4 bepaalt dat een schoolbestuur dat mededelingen toelaat die rechtstreeks of onrechtstreeks tot doel hebben de verkoop van produkten of diensten te bevorderen de volgende principes moet in acht nemen:

1) De door het schoolbestuur verstrekte leermiddelen of verplichte activiteiten moeten vrij blijven van reclame.

Voorbeelden:

- In schoolboeken, werkboekjes, agenda, ... mag geen reclame voorkomen.

- De klas, gymzaal,... moeten vrij blijven van reclameboodschappen. In de refter mogen er reclamepanelen aangebracht worden op voorwaarde dat deze refter niet gebruikt wordt voor verplichte activiteiten.

- Het vermelden van een naam of logo van een merk of van een bedrijf op een didactisch middel (bv. de merknaam op een computer) moet niet beschouwd worden als een uitdrukkelijke reclameboodschap.

- ...

2) Facultatieve activiteiten (vb. schoolreis, bosklassen,...) moeten vrij blijven van reclame, behalve wanneer die enkel verwijst naar het feit dat de activiteit of een gedeelte van de activiteit ingericht werd door middel van een gift, een schenking of een prestatie om niet of verricht werd onder de reële prijs door een bij name genoemde natuurlijke persoon, rechtspersoon of een feitelijke vereniging.

Voorbeeld:

In een brief aan de ouders mag meegedeeld worden dat een schoolreisje gratis of aan sterk verminderde prijs aangeboden wordt aan de leerlingen door een gift van een bepaald bedrijf.

3) Reclame en sponsoring mogen niet kennelijk onverenigbaar zijn met de pedagogische en onderwijskundige taken en doelstellingen van de school.

Dit principe betekent dat er geen schade mag berokkend worden aan de geestelijke en/of lichamelijke gesteldheid van leerlingen en dat sponsoring en reclame in overeenstemming moet zijn met de goede smaak en het fatsoen.

4) Reclame en sponsoring mogen de objectiviteit, de geloofwaardigheid, de betrouwbaarheid en de onafhankelijkheid van de school niet in het gedrang brengen.

Voorbeeld:

Het feit dat een school gesponsord wordt door een bedrijf dat computers verkoopt, mag niet tot gevolg hebben dat de school verplicht wordt om eventuele aankopen van computers bij dat bedrijf te doen.

Elke school die wenst gebruik te maken van reclame en sponsoring, moet over de hierboven vermelde algemene principes concrete afspraken maken. Het staat vast dat reclame en sponsoring hoe dan ook een rol spelen in de moderne maatschappij en in de belevingswereld van kinderen. Het is daarom essentieel dat er over de fundamentele visie op reclame en sponsoring voorafgaandelijk overleg wordt gepleegd in de schoolraad / participatieraad. Via het schoolreglement worden de ouders geïnformeerd over de afspraken die er m.b.t. sponsoring en reclame gemaakt werden.

7. Participatie in het basisonderwijs

Alle schoolactoren samen hebben de maatschappelijke opdracht om een school op participatieve wijze uit te bouwen tot een democratische leefgemeenschap. Voor het realiseren van deze opdracht zijn vormen van formele en informele participatie essentiële voorwaarden.

Het decreet betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad van 2 april 2004 regelt de verschillende aspecten inzake participatie in het basis- en secundair onderwijs.

Het betreft:

- de regeling inzake de pedagogische raden, leerlingenraden en ouderraden;

- de regeling inzake de schoolraden;

- de regeling inzake het medezeggenschapscollege.

Een uitgebreide toelichting vindt u in de omzendbrief participatieregeling in het basis- en secundair onderwijs.

Indien m.b.t. de schoolraad de decretale bepalingen i.v.m. het besluitvormingsproces, de bevoegdheden of de procedure niet worden gerespecteerd, kan er klacht ingediend worden bij de commissie zorgvuldig bestuur.

Zowel de schoolraad, iedere geleding afzonderlijk als elke andere belanghebbende (elke ouder, elke leerling, elke personeelslid, het schoolbestuur, ...) kan klacht indienen.

8. Commissie Zorgvuldig Bestuur

De Commissie Zorgvuldig bestuur behandelt vragen en klachten omtrent de hierboven vermelde thema's. Deze commissie is een onafhankelijk orgaan van actief bestuur. De commissie heeft beslissings- en sanctioneringsbevoegdheid.

Iedere belanghebbende zowel binnen als buiten het onderwijsveld kan over zijn rechten en plichten inzake zorgvuldig bestuur informatie inwinnen of een conflict beslechten door twee verschillende procedures te volgen: enerzijds een informatieve vragenprocedure en anderzijds een klachtenprocedure.

Met betrekking tot klachten kunnen de beslissingen, die administratieve rechtshandelingen zijn en geen gerechtelijke uitspraken, tot een gedeeltelijke terugbetaling van de werkingsmiddelen leiden. De klachtenprocedure is aan bepaalde termijnen gekoppeld en er is voorzien in een beroepsmogelijkheid bij de Vlaamse regering; tegen de beslissingen die de Vlaamse regering op haar beurt neemt, kan bij de Raad van State beroep worden aangetekend.

Voor de te volgen procedure zie: Zorgvuldig bestuur | Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming (vlaanderen.be)

Contactadres:

Vlaamse overheid

Agentschap voor Onderwijsdiensten – AGODI

Afdeling advies en ondersteuning onderwijspersoneel – AOP

Secretariaat Commissie zorgvuldig bestuur

Koning Albert II-laan 15 bus 139

1210 Brussel

e-mail: zorgvuldigbestuur.onderwijs@vlaanderen.be

tel: 02/553.65.98