Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de
herfinancieringsgarantie in het kader van de inhaalbeweging voor
schoolinfrastructuur
goedkeuringsdatum
29 MEI 2009
publicatiedatum
B.S.18/09/2009
datum laatste wijziging
18/09/2009
De Vlaamse Regering,
Gelet op het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging
voor schoolinfrastructuur, inzonderheid op artikel 7quater ;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 14 mei
2009;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse
minister, bevoegd voor Begroting, gegeven op 15 mei 2009;
Gelet
op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheden met name
dat onderhavig besluit zo snel mogelijk dient geoperationaliseerd in het kader
van de inhaalbeweging met schoolinfrastructuur;
Overwegende dat het Onderwijsdecreet XIX, aangenomen door het
Vlaams Parlement op 30 april 2009, bepalingen in verband met een
herfinancieringsgarantie heeft ingevoegd in een nieuwe afdeling 3bis van het
hoofdstuk II van het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor
schoolinfrastructuur;
Overwegende dat men immers
kon vaststellen dat er zich uitzonderlijke externe omstandigheden hadden
voorgedaan, met name de algemeen bekende fundamentele verstoring van de
financiële markten op wereldniveau sedert de tweede helft van
2008;
Overwegende dat dit besluit de nadere regels
bepaalt met betrekking tot de voorwaarden of modaliteiten voor het stellen van
de herfinancieringsgarantie;
Overwegende dat de
bepalingen van voorliggend besluit een essentieel onderdeel vormen van de
herfinancieringsregeling wat de praktische uitvoerbaarheid ervan
betreft;
Overwegende dat de bepalingen van
voorliggend besluit van zeer groot belang zijn in het verder verloop van de
realisatie van de inhaalbeweging;
In het kader van
het syndiceringsproces voor de financiering van het DBFM-programma en om
derwijze voor de Vlaamse overheid en de inrichtende machten een zo voordelig
mogelijke financiering te kunnen bekomen, is het absoluut noodzakelijk dat het
reglementaire besluit inzake de herfinancieringsgarantie op definitieve wijze
zou voorliggen. Uit andere projecten - bijvoorbeeld het Brabo project - is
gebleken dat banken zich in de huidige marktomstandigheden niet wensen cq.
kunnen verbinden indien geen definitieve reglementaire regeling inzake de
garanties die ze kunnen genieten vastgesteld is en het syndiceringsproces dan
zelfs niet op zinvolle wijze kan worden opgestart. Het vaststellen van deze
regeling is dan ook een voorafgaande randvoorwaarde om op korte termijn te
kunnen overgaan tot gunning en het opstarten van een succesvolle financial
close in het kader van de lopende bevragingsprocedure;
Gelet op het advies met nummer 46.701/1 van de Raad van State,
gegeven op 20 mei 2009, met toepassing van artikel 84, § 1 eerste lid,
2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van de Vlaamse minister bevoegd voor de
financiën en begroting;
Na
beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.
§ 1. In dit besluit wordt verstaan onder
:
1° Decreet :
decreet
van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor
schoolinfrastructuur;
2° Herfinancieringsgarantie : de
garantie, bedoeld in artikel afdeling 3bis van hoofdstuk II van het decreet van
7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor
schoolinfrastructuur;
3° Leningverstrekker : de
financiële instellingen die het vreemd vermogen rechtstreeks of
onrechtstreeks aan de DBFM-vennootschap verstrekken en/of de financiële
instelling die onder hen is aangeduid als gezamenlijke mandaathouder voor de
doeleinden van de herfinancieringsgarantie;
4° Minister :
de Vlaamse minister bevoegd voor de financiën en de
begroting;
5° Schuldfinanciering : financierings- en
indekkingsverrrichtingen aangegaan door de DBFM-vennootschap voor de realisatie
van het DBFM-programma (met uitsluiting van alternatieve activiteiten) op de
datum waarop de financieringsovereenkomsten in het kader van het DBFM-programma
worden ondertekend.
§ 2. De definities uit
artikel 2 van het
decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur
zijn van toepassing op dit besluit.
HOOFDSTUK II. - Toekenning van de
herfinancieringsgarantie
Art. 2.
§ 1. De minister kent de
herfinancieringsgarantie toe bij besluit.
§ 2. De toekenning van de
herfinancieringsgarantie is afhankelijk van een verzoek tot toekenning dat door
de leningverstrekker wordt gericht aan de minister, vergezeld van
:
- de ondertekende financieringsovereenkomsten met betrekking
tot het vreemd vermogen waarin minstens het bedrag, de looptijd, de
toepasselijke rentevoet opgenomen zijn;
- de
identificatiegegevens van de leningverstrekker(s) ten behoeve van wie de
garantie moet worden verstrekt;
- een verklaring van de
leningverstrekker(s) dat voldaan is aan de toepassingsvoorwaarden, bedoeld in
afdeling 3bis van hoofdstuk II van het decreet van 7 juli 2006 betreffende de
inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur.
HOOFDSTUK III. - Omvang van de dekking onder de
herfinancieringsgarantie
Art. 3.
§ 1. Onverminderd hetgeen bepaald in
§ 2, dekt de herfinancieringsgarantie de terugbetaling van het integrale
openstaande saldo van het vreemd vermogen overeenkomstig de geldende
financieringsvoorwaarden, waarvan het bedrag omstandig dient te worden gestaafd
in het dossier van afroep overeenkomstig artikel 6.
§ 2. De herfinancieringsgarantie dekt
evenwel in geen geval :
1° enige openstaande schulden van
de DBFM-Vennootschap op grond van overeenkomsten van mezzanine of andere
achtergestelde leningen die aan de DBFM-Vennootschap worden verstrekt in de
hoedanigheid van rechtstreekse of onrechtstreekse aandeelhouder van de
DBFM-Vennootschap;
2° herfinancieringssvergoeding(en) en
eventuele andere kosten die gebeurlijk van toepassing zijn als gevolg van de
verplichte herfinanciering;
3° de openstaande interesten
onder de financieringsovereenkomsten met betrekking tot het vreemd
vermogen;
4° enige schulden van de DBFM-Vennootschap die
het gevolg zijn van tekortkomingen van de DBFM-Vennootschap onder de
financieringsovereenkomsten met betrekking tot het vreemd vermogen, of de
overeenkomsten met betrekking tot de renteswap of een ander instrument ter
indekking van het renterisico, met inbegrip van
nalatigheidsinteresten;
5° leningen en leningsfaciliteiten
tijdens de bouwfase.
Art. 4.
Na de terugbetaling van hetgeen is gedekt
overeenkomstig artikel 3, zal de Vlaamse Gemeenschap of een rechtspersoon
waarop de Vlaamse Gemeenschap en/of het Vlaamse Gewest rechtstreeks of
onrechtstreeks een determinerende invloed heeft, zoals een door haar opgerichte
of gecontroleerde financieringsmaatschappij, het vreemd vermogen ter
beschikking stellen aan de DBFM-vennootschap voor de resterende looptijd van
het DBFM-programma aan de geldende financieringsvoorwaarden zoals bedoeld in
artikel 2 van het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor
schoolinfrastructuur.
HOOFDSTUK IV. - Afroepen en uitvoering van de
herfinancieringsgarantie
Art. 5.
De DBFM-vennootschap wordt geacht alle
mogelijke redelijke inspanningen tot herfinanciering te hebben geleverd indien
haar dossier van afroep als bedoeld in artikel 6, § 2, ten minste 3
financiële term sheets tot herfinanciering en/of formele afwijzingen van
herfinanciering bevat die gebaseerd zijn op een marktconform en redelijk
verzoek van de DBFM-vennootschap tot herfinanciering, telkens uitgaande van
gereputeerde nationale en/of internationale financiële instellingen en
goedgekeurd of afgekeurd door de bevoegde
kredietcomités.
Art. 6.
§ 1. Uiterlijk 9 maanden voorafgaand aan
het verplichte herfinancieringsmoment als bedoeld in
artikel 7 ter van het
decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor
schoolinfrastructuur, richt de leningverstrekker aan de minister een per post
aangetekende verklaring, met kopie aan de DBFM-vennootschap, dat in uitvoering
van de clausule tot verplichte herfinanciering zoals opgenomen in de
financieringsovereenkomst(en) met betrekking tot het vreemd vermogen de
DBFM-vennootschap tot verplichte herfinanciering wordt
verzocht.
§ 2. Uiterlijk 3 maanden voorafgaand aan
het verplichte herfinancieringsmoment richt de DBFM-vennootschap een per post
aangetekend verzoek tot afroep van de herfinancieringsgarantie aan de minister,
vergezeld van een dossier van afroep met minstens volgende elementen
:
1° een gedetailleerde en gedocumenteerde, door de raad
van bestuur van de DBFM-vennootschap goedgekeurde, historiek van alle geleverde
inspanningen om herfinanciering te bekomen bij gereputeerde nationale en/of
internationale financiële instellingen vanaf het moment van de verklaring
overeenkomstig § 1;
2° in voorkomend geval, een kopie
van de bestaande overeenkomsten met betrekking tot de renteswap of een ander
instrument ter indekking van het renterisico;
3° een door
de raad van bestuur van de DBFM-vennootschap goedgekeurde verklaring waarin
wordt verklaard en omstandig wordt verantwoord waarom er geen herfinanciering
aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 7ter van het decreet van 7 juli
2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur kon worden
bekomen, ondanks daartoe alle mogelijke redelijke inspanningen te hebben
geleverd;
4° een omstandige, gedocumenteerde berekening van
het bedrag van de afroep.
Art. 7.
§ 1. Voor zover voldaan is aan de
toepassingsvoorwaarden van artikel 5 en artikel 6 van dit besluit beslist de
minister binnen uiterlijk 1 maand na het verzoek tot afroep overeenkomstig
artikel 6, § 2 tot betaalbaarstelling en brengt hij zijn beslissing ter
kennis aan de leningverstrekker.
§ 2. Onverminderd hetgeen bepaald is in
§ 1, zal de beslissing om het verzoek tot afroep niet in te willigen
evenwel slechts kunnen worden genomen indien één of meerdere van
volgende omstandigheden zich hebben voorgedaan :
1° de
DBFM-vennootschap of de leningverstrekker(s) hebben onjuiste verklaringen in
het kader van dit besluit afgelegd of overhandigd;
2° de
DBFM-vennootschap of de leningverstrekker(s) heeft te kwader trouw gehandeld in
het kader van dit besluit.
Art. 8.
Indien de beslissing tot
betaalbaarstelling is genomen door de minister, gaat de Vlaamse Gemeenschap of
een rechtspersoon waarop de Vlaamse Gemeenschap en/of het Vlaamse Gewest
rechtstreeks of onrechtstreeks een determinerende invloed heeft op de datum van
het verplichte herfinancieringsmoment, over tot de betaling van het bedrag van
de afroep als bedoeld in artikel 6, § 2, 4°, door overschrijving van
dit bedrag op de bankrekening van de leningverstrekker(s), zoals aangegeven in
het verzoek tot afroep.
Art. 9.
Op verzoek van de minister verlenen de
DBFM-vennootschap en de leningverstrekker(s) alle noodzakelijke of nuttige
medewerking aan de uitvoering van de modaliteiten met betrekking tot het ter
beschikking stellen van het vreemd vermogen aan de
DBFM-vennootschap.
HOOFDSTUK V. - Algemene bepalingen
Art. 10.
§ 1. De DBFM-vennootschap en de
leningverstrekker(s) zijn ertoe gehouden de modaliteiten inzake de
herfinancieringsgarantie zoals opgenomen in het decreet van 7 juli 2006
betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur en in dit besluit over
te nemen in de tussen hen afgesloten financieringsovereenkomsten met betrekking
tot het vreemd vermogen, en ze te eerbiedigen.
§ 2. Enige wijziging of aanvulling aan de
rechten of verplichtingen met betrekking tot de herfinancieringsgarantie, met
inbegrip van een gebeurlijke uitbreiding van de dekking onder de
herfinancieringsgarantie met bijkomende schuldfinanciering, zijn slechts
tegenstelbaar aan de Vlaamse Gemeenschap na een aangepast besluit te hebben
ontvangen uitgevaardigd door de minister.
Art. 11.
Dit besluit treedt in werking op 1
september 2009.
Art. 12.
De Minister is bevoegd voor de uitvoering
van dit besluit.