Langer werken dan de wettelijke pensioenleeftijd

  • Met ingang van 1 september 2012 kan een personeelslid na de wettelijke pensioenleeftijd onder bepaalde voorwaarden volwaardig aan de slag blijven in het onderwijs.
  • Deze omzendbrief is vanaf 1 januari 2018 ook van toepassing op de personeelsleden van de centra voor basiseducatie.

Opmerking: In deze omzendbrief wordt het begrip inrichtende macht gehanteerd. Voor het basis- en secundair onderwijs moet inrichtende macht steeds gelezen worden als schoolbestuur, in het volwassenenonderwijs als centrumbestuur, voor de centra voor leerlingenbegeleiding als bestuur en voor het POC als de afgevaardigd-bestuurder van het Gemeenschapsonderwijs.

1. Inleiding

Om tegemoet te komen aan het tekort op de arbeidsmarkt kan een inrichtende macht een definitief gepensioneerde als tijdelijk personeelslid aanwerven. Meer informatie vindt u onder 2.1.4 in de omzendbrief PERS/2009/11.

Vanaf 1 september 2012 wordt een nieuwe mogelijkheid toegevoegd, nl. een personeelslid onder bepaalde voorwaarden volwaardig in dienst houden na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd.

In principe eindigt een tijdelijke aanstelling of een vaste benoeming van ambtswege bij het bereiken van de leeftijdsgrens: dit betekent dat een personeelslid definitief met pensioen moet op het einde van het schooljaar waarin het personeelslid de wettelijke pensioenleeftijd bereikt.

Onder volgende te vervullen cumulatieve voorwaarden kan de tijdelijke aanstelling of vaste benoeming echter ook na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd verlengd worden:

  • Het personeelslid verzoekt de inrichtende macht zijn tijdelijke aanstelling of vaste benoeming te verlengen;
  • De inrichtende macht gaat akkoord met het verzoek van het personeelslid;
  • De verlenging geldt telkens voor de duur van maximum één schooljaar: de verlenging kan derhalve het einde van het schooljaar nooit overschrijden. Dit betekent dat gedurende een schooljaar een of meerdere aansluitende periodes van verlenging kunnen worden afgesproken, zolang dat de verlenging de duur van dat schooljaar niet overschrijdt. Het is bv. niet mogelijk de tijdelijke aanstelling of de vaste benoeming een eerste keer voor drie maanden te verlengen (bv. van 1 september tot eind november) om daarna een volgende verlenging voor één schooljaar overeen te komen (van begin december tot begin december het daaropvolgende schooljaar). Dergelijke opeenvolgende verlengingen overschrijden het einde van één schooljaar en kunnen dus niet. Enkel de eerste verlenging wordt dan weerhouden.

Inrichtende macht en personeelslid kunnen ook onmiddellijk een verlenging voor een volledig schooljaar afspreken.

Beide mogelijkheden (meerdere verlengingen per schooljaar of ineens een volledig schooljaar) kunnen meerdere schooljaren na elkaar plaatsvinden.

  • In de instelling waar het personeelslid aangesteld blijft, mag op dat ogenblik geen personeelslid ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking in het “hetzelfde ambt” zijn of worden, tenzij dat personeelslid onmiddellijk kan worden gereaffecteerd in een vacante betrekking.

2. Toepassingsgebied

De nieuwe regeling vermeld in punt 1.2 geldt voor de inrichtende machten en personeelsleden vermeld in:

artikel 2 , §1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs.

artikel 4 , §1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;

artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de Centra voor Basiseducatie.

3. Administratieve en geldelijke regeling

Het personeelslid waarvan de tijdelijke aanstelling of de vaste benoeming met maximum één schooljaar wordt verlengd, blijft volledig onderhevig aan de bepalingen van de decreten rechtspositie. Dit betekent dat de tijdelijke aanstelling of de vaste benoeming tijdens de verlenging onverminderd doorloopt: het personeelslid blijft zijn loopbaan in het onderwijs uitbouwen en bouwt dus verder dienst- en (eventueel) geldelijke anciënniteit op. Hij ontvangt tijdens de periode van verlenging een salaris op basis van zijn prestaties en de gepresteerde diensten worden ook meegeteld voor de berekening van het pensioen ten laste van de schatkist.

Als de verlenging eindigt, komt er van ambtswege een einde aan de tijdelijke aanstelling of aan de vaste benoeming van het personeelslid.

4. Praktische schikkingen

Een tijdelijke aanstelling of een vaste benoeming van ambtswege eindigt dus bij het bereiken van de leeftijdsgrens: dit betekent dat een personeelslid definitief met pensioen moet op het einde van het schooljaar waarin het personeelslid de wettelijke pensioenleeftijd heeft bereikt. Dit betekent dat de zendingen voor deze personeelsleden steeds 31 augustus als einddatum moeten krijgen.

Indien voldaan is aan de hierboven vermelde te vervullen cumulatieve voorwaarden kan de tijdelijke aanstelling of vaste benoeming echter ook na de wettelijke pensioenleeftijd verlengd worden. In dat geval moet dit als volgt meegedeeld worden aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) en het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen (AHOVOKS):

  • Indien het gaat om een vast benoemd personeelslid is een nieuwe RL-1 nodig, waarin de begin- en einddatum van de overeengekomen verlenging worden opgenomen. Uiteraard moet er wel rekening gehouden worden met het feit dat de periode van deze verlenging het einde van het schooljaar niet kan overschrijden.
  • Indien het gaat om een tijdelijk personeelslid is eveneens een nieuwe RL-1 nodig, waarin de begin- en einddatum van de overeengekomen verlenging worden opgenomen. Ook hier moet er rekening gehouden worden met het feit dat de periode van deze verlenging het einde van het schooljaar niet kan overschrijden.