Vakbondspremie

  • referentie
    13AC/SH/js-2
  • publicatiedatum
    23/02/1999
  • datum laatste wijziging
    06/10/2000
  • wettelijke basis
    Wet van 1 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector en aan de in die sector tewerkgestelde werklozen

1. WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE BEPALINGEN.

- wet van 1 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector en aan de in die sector tewerkgestelde werklozen;

- koninklijk besluit van 26 september 1980 houdende uitvoering van de artikelen 1, b, en 4, 2°, van de wet van 1 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector;

- koninklijk besluit van 30 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector;

- ministerieel besluit van 25 november 1980 houdende uitvoering van de artikelen 12, § 1 en 16 van het koninklijk besluit van 30 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector;

- ministerieel besluit van 14 april 1982 houdende uitvoering van de reglementering betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector;

- ministerieel besluit van 8 november 1990 betreffende de vakbondspremie in de overheidssector;

- ministerieel besluit van 14 december 1998 betreffende de vakbondspremie in de overheidssector voor de referentiejaren 1997 en 1998.

De officieus gecoördineerde tekst van de wet en van de koninklijke en ministeriële besluiten komt voor in de Officieuze Codificatie van de Onderwijswetgeving en -reglementering - Deel VIII - Titel I - Hoofdstuk IV - Syndicaal Statuut van het personeel van het Rijksonderwijs.

De wettelijke en reglementaire bepalingen die nog van kracht zijn en die betrekking hebben op de materie behandeld in de huidige omzendbrief zijn erin verwerkt.

2. PERSONEELSLEDEN DIE DE VAKBONDSPREMIE KUNNEN BEKOMEN.

Overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 30 september 1980, wordt de vakbondspremie toegekend aan de personeelsleden bedoeld in artikel 1 van de wet van 1 september 1980, met uitzondering van de personen bedoeld in artikel 1, § 2, 1° van de wet van 19 december 1974 (1) die aan de volgende voorwaarden voldoen :

1° tijdens het referentiejaar bijdragebetalend lid geweest zijn van een representatieve vakorganisatie;

2° in een instelling, bestuur of dienst bedoeld in artikel 1 van de wet van 1 september 1980 in de loop van het referentiejaar tot het personeelsbestand behoord hebben, al dan niet voltijds, ongeacht de duur van de tewerkstelling en de administratieve stand of toestand.

Onder referentiejaar dient te worden verstaan het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar tijdens hetwelk het recht op de uitbetaling van de vakbondspremie ontstaat.

Voor de toepassing van punt 2° hiervoren, wordt het personeelslid beschouwd als behorend tot het personeelsbestand :

- ongeacht de juridische toestand (bijv. onder statuut, contractueel, "stagedoende jongere", personeelslid van het Bijzonder Tijdelijk Kader, gesubsidieerde contractueel, tewerkgestelde werkloze, ...);

- ongeacht de administratieve stand (dienstactiviteit, disponibiliteit, non-activiteit, ...);

- ongeacht de hoedanigheid (bijv. stagedoend, tijdelijk of hulppersoneel, ...);

- ongeacht de duur van de tewerkstelling (bijv. 1 dag, 1 maand of 1 semester van het referentiejaar, ...);

- ongeacht de duur van de dienstprestaties (bijv. part-time in zijn verschillende vormen, full-time, ...).

Opmerking : Voor een zelfde referentiejaar kan een zelfde persoon slechts één vakbondspremie aanvragen en verkrijgen (artikel 5 - K.B. 30-9-1980).

3. PRAKTISCHE UITVOERING.

3.1. Aanvraagformulier

De vakbondspremie wordt door de personeelsleden aangevraagd door middel van een aanvraagformulier (art. 8, § 1 - K.B. 30-9-1980) dat wordt afgeleverd door de daartoe bevoegde afgiftedienst. Een model van het aanvraagformulier gaat als bijlage.

3.2. Afgiftediensten

De aanvraagformulieren worden verstrekt door de personeelsdiensten, tenzij de Minister, d.i. de Eerste Minister, andere diensten daarmede belast (art. 9 - K.B. 30-9-1980).

Voor het departement Onderwijs dienen de aanvraagformulieren uitgereikt te worden door :

3.2.1. de afdeling Informatica (A.I.)

De voorgeschreven aanvraagformulieren zullen voor alle onderwijsinstellingen en onderwijsdiensten, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, centraal worden gedrukt en ingevuld, althans voor zover de personeelsleden van deze instellingen en diensten door de A.I. van het departement Onderwijs werden uitbetaald tijdens het referentiejaar (wedden, lonen, wachtgelden, toelagen).

Voor elk personeelslid dat voor het betrokken referentiejaar voldoet aan de voorwaarde gesteld bij artikel 3, 2°, van het koninklijk besluit van 30 september 1980 zal door de A.I. voor dit referentiejaar een aanvraagformulier worden opgesteld voor zover het personeelslid tijdens hetzelfde referentiejaar door de A.I. werd betaald, dus in de personeelsbestanden voorkwam.

Deze formulieren worden rechtstreeks aan de betrokkenen toegezonden op het laatst gekende persoonlijk adres.

3.2.2. de instelling of dienst waaraan het personeelslid gefungeerd heeft tijdens het referentiejaar :

1. Voor elk personeelslid dat voor het betrokken referentiejaar voldoet aan de voorwaarde gesteld bij artikel 3, 2°, van het koninklijk besluit van 30 september 1980 (zie rubriek II hiervoren), doch niet door de A.I. van het departement Onderwijs werd betaald, maar rechtstreeks werd bezoldigd door de instelling of dienst waaraan dit personeelslid tijdens bedoeld jaar gefungeerd heeft, moet deze instelling of dienst het aanvraagformulier opmaken en aan de betrokkene bezorgen.

De voormelde instellingen en diensten dienen dus zelf het in bijlage voorgeschreven modelformulier aan te maken met inachtneming van de desbetreffende wettelijke en reglementaire bepalingen (zie rubriek I hiervoren).

2. Voor elk personeelslid dat voor het betrokken referentiejaar voldoet aan de voorwaarde gesteld bij artikel 3, 2°, van het koninklijk besluit van 30 september 1980 (zie rubriek II hiervoren) en tewerkgesteld was als personeelslid van het Bijzonder Tijdelijk Kader (2) moet eveneens de instelling of de dienst waaraan het personeelslid tijdens het referentiejaar gefungeerd heeft zelf het aanvraagformulier opmaken en aan de betrokkene bezorgen.

3. De instelling of de dienst waarbij een tewerkgestelde werkloze tewerkgesteld is/was, moet voor deze persoon voor het/de betrokken referentiejaar/jaren eveneens zelf het aanvraagformulier opmaken en aan de betrokkene bezorgen. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening komt hier NIET tussenbeide.

3.3. Gegevens op het aanvraagformulier te vermelden door de afgiftedienst

3.3.1. Referentiejaar.

De voorwaarden tot het bekomen van de vakbondspremie voor een referentiejaar (bepaling van dit begrip zie rubriek II hiervoren) dienen vervuld te zijn tijdens dat jaar (kalenderjaar). Het referentiejaar waarop de aanvraag van de vakbondspremie betrekking heeft, dient dan ook duidelijk vermeld te worden op het formulier.

Om iedere verwarring te voorkomen bij het bepalen van het bedrag van de vakbondspremie waarop het betrokken personeelslid recht heeft en bij de controleverrichtingen, dient een aanvraagformulier per referentiejaar te worden afgeleverd, voor zover natuurlijk het personeelslid voor het referentiejaar dat op het aanvraagformulier voorkomt de voorwaarden vervult tot het bekomen van de premie (zie rubriek II hiervoren).

3.3.2. Identificatie van het personeelslid.

De op het aanvraagformulier te vermelden gegevens dienen voldoende duidelijk en volledig de identificatie van het personeelslid mogelijk te maken, niet alleen in het belang van de afgiftedienst en het personeelslid, maar ook in het belang van de uitbetalingsinstellingen en de Commissie voor de vakbondspremies. Naam, voornamen en geboortedatum zijn alleszins noodzakelijke elementen. Het adres wordt ingevuld door het personeelslid in het vak dat hem is voorbehouden.

Alle gegevens moeten in hoofdletters vermeld worden. Voor de gehuwde vrouwen moet de meisjesnaam worden opgegeven.

Opgelet :

1) Het nationaal registernummer mag niet op het formulier voorkomen.

2) De geboortedatum mag niet zichtbaar zijn indien het formulier in een vensteromslag verzonden wordt.

In de door de A.I. afgeleverde aanvraagformulieren zullen alle gegevens door de computer worden afgedrukt, met inbegrip van het adres van het personeelslid, voor zover dit in het personeelsbestand is opgenomen.

3.3.3. Nummering van de aanvraagformulieren.

De uitgereikte aanvraagformulieren moeten, per afgiftedienst, doorlopend genummerd worden. Het nummer bestaat uit drie delen gescheiden door een gedachtenstreep, namelijk :

1° het nummer van de afgiftedienst bestaande uit vier cijfers. Dit nummer is terug te vinden in de bijlage bij de omzendbrief van 14 december 1998 van de Diensten van de Eerste Minister betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector (3). Deze omzendbrief is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 25 december 1998.

2° een doorlopende nummering bestaande uit zes cijfers. Ieder formulier moet een unieke nummering bezitten. De doorlopende nummering start voor het referentiejaar 1997 op 000001 tot 399999 en voor het referentiejaar 1998 op 400001 tot 799999. Voor de niet uitgereikte formulieren voor de referentiejaren 1995-1996 start de doorlopende nummering voor het referentiejaar 1995 op 800001 tot 899999 en voor het referentiejaar 1996 op 900001 tot 999999.

3° een controlegetal dat bestaat uit twee cijfers. Dit controlegetal is nodig om de enigheid van het nummer toegekend aan ieder formulier vast te stellen.

Dit getal wordt bekomen als volgt :

1° Vertrek van het getal gevormd door de tien vorige cijfers (de 4 cijfers van de dienst en de 6 cijfers die u hebt toegekend).

Voorbeeld : 7001 en 000001, dus 7001000001

(cf : 7.001.000.001)

2° delen door 97.

In het voorbeeld : 7.001.000.001 = 72.175.257,74

97

3° Laat de cijfers na de komma weg.

In het voorbeeld : 72.175.257

4° Vermenigvuldig het resultaat met 97.

In het voorbeeld :

72.175.257

x 97

= 7.000.999.929

5° Trek het resultaat van deze vermenigvuldiging af van uw vertrekgetal van 10 cijfers&

In het voorbeeld :

7.001.000.001

- 7.000.999.929

= 72

U bekomt een getal van twee cijfers : in dit geval 72. Dit is het controlegetal.

In het voorbeeld zal het formuliernummer dus 7001-000001-72 zijn. In grafische voorstelling :

7 0 0 1 - 0 0 0 0 0 1 - 7 2

Belangrijke opmerkingen :

- U bekomt een controlegetal dat ligt tussen "0 en 96" (0 en 96 inbegrepen).

- Indien het getal dat u bekomt "0" is, moet u het vervangen door "97".

- Indien het getal dat u bekomt, gelijk is aan "1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 of 9", plaats er dan een "0" voor.

Voorbeeld :

- 1 wordt - 01

- 4 wordt - 04

- 9 wordt - 09

- De berekeningswijze mag in geen geval 98, 99 of meer als resultaat opleveren.

3.3.4. Identificatie van de afgiftedienst.

De afgiftedienst moet met voldoende duidelijkheid aangeduid zijn, op eenvormige wijze voor alle door éénzelfde dienst uitgereikte aanvraagformulieren.

De identificatie van de afgiftedienst dient te gebeuren door het afdrukken van de naam van het bestuur, de instelling of dienst zoals hij voorkomt op de lijst die gaat als bijlage bij de voormelde omzendbrief van de Diensten van de Eerste Minister.

Het nut van een voorgedrukte vermelding is vanzelfsprekend.

Op de aanvraagformulieren die door de A.I. opgemaakt worden, is reeds de formule "Uitgereikt door : departement Onderwijs" gedrukt.

3.3.5. Waarmerking.

De waarmerking valideert het "op naam" uitgegeven aanvraagformulier en bewijst dat het erin vermelde personeelslid tijdens het aangegeven referentiejaar aan de in artikel 3, 2°, van het koninklijk besluit van 30 september 1980 (zie rubriek II hiervoren) gestelde toekenningsvoorwaarde voldoet.

Aangezien een rationeel invullen van de aanvraagformulieren, vooral in grote personeelsdiensten, niet in overeenstemming zou kunnen zijn met één of andere opgelegde wijze van waarmerken, wordt deze vrijgelaten (bijv. stempel en/of handtekening van gedelegeerd ambtenaar, elementen van waarmerking in vorm, tekening of andere kenmerken van het document zelf enz.). De waarmerking dient voor alle aanvraagformulieren, door éénzelfde dienst uitgereikt, uniform te zijn.

Op de aanvraagformulieren opgemaakt door de A.I. zal in de rubriek "WAARMERKING" de vermelding "afdeling Informatica" worden afgedrukt.

De instellingen, diensten of overheden die zelf aanvraagformulieren moeten opmaken, zullen een eenvormige vermelding van de afgiftedienst moeten voorzien, namelijk de benaming en het adres van de instelling of dienst en de handtekening (of naamstempel) van de verantwoordelijke.

3.3.6. Datum.

De datum vermelden waarop het formulier op de post is afgegeven.

3.4. Gegevens op het aanvraagformulier te vermelden door het personeelslid.

Bij de ontvangst van het aanvraagformulier dient het personeelslid dit aan te vullen met de volgende gegevens :

3.4.1. Adres.

Het personeelslid dient het adres, indien dit reeds op het aanvraagformulier voorkomt, zorgvuldig na te zien en desgevallend te verbeteren. In het andere geval moet het personeelslid het adres er zelf volledig op aanbrengen zodat de uitbetalingsinstelling de betaling eventueel per circulaire cheque kan verrichten.

3.4.2. Nummer van post- of bankrekening.

Indien het personeelslid deze wijze van betaling (zie verder punt G) verkiest, dient het, naargelang van het geval, het juiste post- of bankrekeningnummer te vermelden.

3.4.3. Verklaring op erewoord dat voor het referentiejaar slechts één aanvraagformulier wordt ingediend.

De verklaring op erewoord dat voor het referentiejaar slechts één aanvraagformulier ter betaling van de vakbondspremie zal worden ingediend, is voorgedrukt op het aanvraagformulier. Deze verklaring dient ondertekend en gedateerd te worden door het betrokken personeelslid. De handtekening moet voorafgegaan worden door de met de hand geschreven woorden "Gelezen en goedgekeurd".

Zoals in een voetnoot op het formulier is en dient te worden aangegeven, mag het personeelslid, per referentiejaar, slechts EEN ENKELE AANVRAAG tot betaling van de premie bij zijn vakorganisatie indienen, zelfs indien hij in het bezit is gekomen van meer aanvraagformulieren die hem door verschillende werkgevers (personeelsdiensten) werden afgegeven (bijv. omdat hij in twee of meer instellingen tewerkgesteld was of betrekkingen cumuleerde). De A.I. zal slechts 1 formulier per jaar en per personeelslid opmaken (prioriteitsstelsel).

De instellingen of diensten die zelf aanvraagformulieren moeten opmaken, dienen er zich van te vergewissen of voor het betrokken personeelslid niet reeds een aanvraagformulier door een andere werkgever (of personeelsdienst) werd opgemaakt, zodat het opmaken van een bijkomend aanvraagformulier overbodig is.

De personeelsleden die reeds een aanvraagformulier hebben ontvangen, dienen ook geen bijkomende formulieren aan te vragen bij andere werkgevers (personeelsdiensten) waarbij zij nog aanvullende betrekkingen hebben uitgeoefend.

3.4.4. Handtekening.

Het personeelslid moet het aanvraagformulier ondertekenen (zie c., eerste lid, hiervoren) en het vervolgens, zo spoedig mogelijk na ontvangst, indienen bij de vakorganisatie waarbij hij aangesloten was tijdens het referentiejaar vermeld op het formulier (ten laatste op 31.08.1999).

3.5. Uitreiking van de aanvraagformulieren

Aan alle personeelsleden die tijdens de referentiejaren behoord hebben tot hun personeelsbestand, bezorgt de bevoegde afgiftedienst een behoorlijk ingevuld aanvraagformulier. Voor elke periode van twee referentiejaren worden de beide aanvraagformulieren tot het bekomen van de vakbondspremie onverwijld en uiterlijk op 31 maart na de betrokken periode van twee referentiejaren uitgereikt.

De verzending van het aanvraagformulier door de afgiftedienst naar het laatste hem bekende adres geldt als uitreiking. De formulieren moeten verzonden worden naar het privé-adres van de personeelsleden en mogen dus niet uitgereikt worden op de plaats(en) waar de personeelsleden tewerkgesteld zijn.

3.6. Verantwoording door de afgiftedienst

3.6.1. Nummering van de aanvraagformulieren

Deze nummering dient te gebeuren zoals omschreven in rubriek C, punt c, hiervoren.

3.6.2. Registratie van de uitreiking van de formulieren

De afgiftedienst dient de uitreiking van de formulieren, overeenkomstig artikel 12, § 1, tweede lid, van voornoemd koninklijk besluit van 30 september 1980, te registreren met het oog op haar verantwoording. Overeenkomstig de richtlijnen opgenomen in de voormelde omzendbrief van de Diensten van de Eerste Minister dienen de afgiftediensten de uitreiking op informaticadrager(s) (3 ½ duim - diskettes) te registreren.

De bedoelde omzendbrief bepaalt dienaangaande het volgende :

"1. Realisatie van de diskette 3 duim ½

De afgiftedienst moet, per referentiejaar, een informaticabestand opmaken dat een lijst van alle personeelsleden herneemt die een formulier ontvangen hebben. (opgelet ! één bestand per jaar).

Elke lijst is een cumulatieve lijst : iedere persoon die in de administratie gewerkt heeft tussen 1 januari en 31 december van het referentiejaar moet in het bestand voorkomen.

Werkwijze

a) Informaticadrager : geformatteerde diskette (compatibel PC) 3 duim ½

b) Bestandstype : bestand dos met formaat.txt (extensie txt) Schikking van de gegevens : alle gegevens voor één en dezelfde persoon moeten na elkaar geplaatst worden, door de posities te respecteren zoals die in onderstaande tabel gedefinieerd worden.

Posities 

Aard van de gegevens 

1 tot 14 (= 14 posities) 

Formuliernummer met streepjes 

Voorbeeld : 7001-000001-72 

7001-000002-73 

7001-000003-74 

... 

 

15 tot 44 (= 30 posities) 

Naam in hoofdletters 

45 tot 64 (= 20 posities) 

Voornaam in hoofdletters 

Voorbeeld : MARC 

HELENE 

JOELLE 

ANNE-CATHERINE 

JEAN-JACQUES 

65 tot 74 (= 10 posities) 

Geboortedatum : DD/MM/JJJJ 

Voorbeeld : 12/03/1945 

75 tot 85 (= 11 posities) 

Nationaal registernummer 

(zonder streepje) 

Voorbeeld : 4503122207 

 

vierkantje = ENTER 

Naar de volgende lijn 

1. Verzending van de gegevens naar de Commissie voor de vakbondspremies

Volgende gegevens moeten verzonden worden naar de Voorzitter van de Commissie voor de vakbondspremies, Wetstraat 16 te 1000 Brussel.

a) Een diskette zoals omschreven in punt 1;

b) Een specimen van het formulier per referentiejaar;

c) Een begeleidende brief waarin volgende gegevens moeten voorkomen :

- juiste en volledige naam en adres van de afgiftedienst;

- naam en nummer toegekend aan de administratie zoals die staat in de bijlagen van de omzendbrief;

* In sommige gevallen kunnen meerdere administraties onder eenzelfde afgiftedienst vallen. Gelieve de verschillende namen en nummers aan te duiden.

- gegevens van de contactpersoon : naam, telefoonnummer, faxnummer, naam van de dienst;

- juiste aantal formulieren dat per jaar uitgedeeld werd."

3.7. Uitbetaling van de vakbondspremie

De uitbetaling van de vakbondspremie geschiedt in beginsel op de postrekening of op de bankrekening van het vakbondslid. Wanneer op het aanvraagformulier het nummer van de rekening niet voorkomt, wordt de vakbondspremie via een circulaire cheque op naam van het vakbondslid uitbetaald.

De personeelsleden worden er op gewezen dat de uitbetaling van de vakbondspremie niet door de diensten van het departement Onderwijs gebeurt, maar door de vakorganisatie waarbij zij aangesloten zijn. DE FORMULIEREN MOGEN DUS NIET VOOR BETALING AAN DE WERKSTATIONS WORDEN TOEGEZONDEN.

4. BELANGRIJKE OPMERKINGEN

4.1. REFERENTIEJAREN 1997-1998

Luidens artikel 12, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 30 september 1980 dienen de beide aanvraagformulieren tot het bekomen van een vakbondspremie voor de referentiejaren 1997 en 1998 uiterlijk op 31 maart 1999 te zijn uitgereikt.

4.2. REFERENTIEJAREN 1995 EN 1996

Luidens de bepalingen van artikel 2, eerste lid, van het ministerieel besluit van 14 december 1998 betreffende de vakbondspremie in de overheidssector voor de referentiejaren 1997 en 1998 dienen de besturen, instellingen en diensten welke tot nog toe de beide aanvraagformulieren tot het bekomen van een vakbondspremie met betrekking tot de referentiejaren 1995 en 1996 niet hebben uitgereikt, hiertoe over te gaan uiterlijk op 31 maart 1999.

Artikel 2, tweede lid, van hetzelfde besluit bepaalt dat de vakbondspremies betreffende de referentiejaren 1995 en 1996, die nog niet werden uitbetaald omdat de aanvraagformulieren niet of laattijdig werden uitgereikt, moeten worden vereffend volgens de modaliteiten en binnen de termijnen welke voorzien zijn voor de uitbetaling van de vakbondspremie voor de referentiejaren 1997 en 1998.

5. AANBEVELINGEN

a. De verzending van de aanvraagformulieren voor het bekomen van de vakbondspremie voor de voormelde referentiejaren (1997 en 1998, en eventueel 1995 en 1996) aan de personeelsleden zal door de A.I. op 31 maart 1999 volledig zijn uitgevoerd.

De personeelsleden die op 15 april van het uitbetalingsjaar geen enkel aanvraagformulier bekomen hebben en die dergelijk formulier nodig hebben voor de uitbetaling van de vakbondspremie door de vakorganisatie waarbij zij tijdens de betrokken referentiejaren aangesloten waren, dienen zich dan te wenden tot hun respectieve schooloverheid of directie. Deze zal dienen na te gaan of het betrokken personeelslid wel degelijk aan de in artikel 3, 2°, van het koninklijk besluit van 30 september 1980 (zie rubriek II hiervoren) gestelde toekenningsvoorwaarde voldoet en, voor de overeenstemmende referentiejaren voorkomt op de overzichtelijke betalingslistings die door de A.I. regelmatig aan de directies worden toegezonden.

In voorkomend geval, dient de directie het verzoek van het personeelslid met alle nuttige gegevens (naam, voornaam, stamboeknummer en juist adres van het personeelslid, de voor het betrokken referentiejaar in aanmerking genomen bezoldigde of gesubsidieerde opdracht) te zenden naar het departement Onderwijs - afdeling Coördinatie Onderwijspersoneel - Hendrik Consciencegebouw - 1ste verdieping - Toren 1 C 05 - Koning Albert II-laan - 1000 Brussel. De genoemde afdeling zal eventueel een duplicaat opmaken en aan het betrokken personeelslid toesturen.

b. Wat de personeelsleden betreft die tijdens de bedoelde referentiejaren of tijdens één van de bedoelde referentiejaren tewerkgesteld waren als personeelslid van het Bijzonder Tijdelijk Kader, wordt eraan herinnerd dat de aanvraagformulieren dienen opgemaakt te worden door de instelling of dienst waaraan zij tijdens het bewuste referentiejaar gefungeerd hebben (zie rubriek III, B, b, hiervoren). Dit geldt eveneens voor de tewerkgestelde werklozen die er tewerkgesteld zijn/waren.

De huidige omzendbrief vervangt al de voorgaande omzendbrieven met betrekking tot hetzelfde onderwerp.

Voetnoten die bestemd zijn voor de afgiftediensten en die niet op het formulier voorkomen :

(a) Aanduiding van het referentiejaar, eventueel voorgedrukt.

(b) Identificatie van het personeelslid : naam, voornamen, adres en geboortedatum.

(c) Doorlopende nummering van de formulieren, eventueel voorgedrukt. Het nummer bestaat uit drie delen, nl. :

1° nummer van de afgiftedienst;

2° doorlopende nummering van de afgegeven formulieren;

3° controlegetal dat bestaat uit twee cijfers.

(d) Identificatie van de afgiftedienst, eventueel voorgedrukt : naam, adres, telefoon- en (eventueel) faxnummer.

(e) Vermelding van de instelling waar de betrokkene is tewerkgesteld (bv. ministeries, bestuur, school enz.).

(f) Handtekening van de verantwoordelijke van de afgiftedienst of stempel van de dienst, bestuur of instelling.

(g) Vermelding van de datum waarop het formulier op de post is afgegeven.

____________________

(1) Artikel 1, § 2, 1° van de wet van 19 december 1974 luidt als volgt :

"Artikel 1. - ...

§ 2. - De bij deze wet ingestelde regeling kan niet toepasselijk verklaard worden op :

1° a) het personeel van de diensten van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de Senaat;

b) de leden en het personeel van het Rekenhof;

c) de leden, griffiers en personeel van het Vast Comité van toezicht op de politiediensten en van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten alsmede het hoofd, de leden en het personeel van de aan elk van die Comités verbonden Dienst enquêtes, bedoeld in de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten;

d) de federale ombudsmannen bedoeld in de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen;"

(2) Voor het gesubsidieerd vrij onderwijs en de gesubsidieerde vrije P.M.S.-centra zie echter art. 1, e), van de wet van 1-9-1980.

(3) Bijkomende inlichtingen over deze omzendbrief kunnen bekomen worden op de hierna vermelde telefoonnummers van de Commissie voor de Vakbondspremies, Wetstraat 16 te 1000 Brussel :

- 02/501.05.33 (inlichtingen vakbondspremies);

- 02/501.04.77 (inlichtingen technische aard);

- 02/501.03.60 (inlichtingen bijdragen).