Verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet - Tot de proeftijd toegelaten en vast benoemde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap

Het besluit van de Vlaamse regering van 28 juli 1995 regelt het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet dat kan worden toegekend aan de tot de proeftijd toegelaten en vast benoemde personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. Dit besluit is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 27 oktober 1995.

Deze omzendbrief dient ter visering voorgelegd te worden aan alle personeelsleden

1. Welke categorieën personeelsleden kunnen een verlof krijgen om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet ?

Dit verlof kan worden toegekend aan :

- de personeelsleden onderworpen aan het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs;

- de personeelsleden onderworpen aan het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra;

- de gesubsidieerde leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de instellingen voor hoger onderwijs van het lange type gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap;

- de personeelsleden van de Hogere Zeevaartschool.

Dit verlof kan eveneens worden toegekend aan :

- de leden van de inspectiediensten georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap;

- de personeelsleden van de pedagogische begeleidingsdiensten;

- de personeelsleden van de dienst voor onderwijsontwikkeling ;

- de personeelsleden van de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.

2. Welke voorwaarden moeten de personeelsleden vervullen ?

De personeelsleden die worden opgeroepen om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet krijgen verlof als zij :

- tot de proeftijd toegelaten zijn of

- vast benoemd zijn of

- vast benoemd zijn en als dusdanig erkend waar deze erkenning vereist is, of

- gelijkgesteld zijn met de vast benoemde of definitief erkende personeelsleden.

Opmerking :

De regeling geldt ongeacht of het ambt als hoofdambt dan wel als bijbetrekking wordt uitgeoefend (zie echter ook punt 6, b) hierna).

3. Voor welke ministeriële kabinetten kan verlof bekomen worden om er een ambt uit te oefenen ?

De personeelsleden kunnen dit verlof krijgen als ze opgeroepen worden om een ambt uit te oefenen in een kabinet van een :

- lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering;

- lid van de federale Regering;

- gewestelijk staatssecretaris.

4. Hoe moet het verlof worden aangevraagd ?

De minister of staatssecretaris die het personeelslid wenst op te nemen in zijn kabinet dient een aanvraag in bij de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, en stelt de betrokken inrichtende macht hiervan schriftelijk in kennis.

Als het verzoek niet uitgaat van een lid van de Vlaamse regering, kan het slechts worden ingewilligd als de verbintenis wordt aangegaan om elk kwartaal het integrale bedrag van de bezoldigingen, vergoedingen en toelagen terug te storten die aan het betrokken personeelslid worden uitbetaald voor de niet meer werkelijk uitgeoefende opdracht(en).

In dit geval worden per kwartaal de bruto-bezoldigingen, vergoedingen en toelagen, eventueel verhoogd met de werkgeversbijdragen, teruggevorderd van het kabinet waar het personeelslid fungeert.

5. Wat is de administratieve toestand van het personeelslid tijdens het verlof ?

5.1. Ten overstaan van onderwijs :

Het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld. Dit verlof wordt echter niet in aanmerking genomen om de duur van de proeftijd te berekenen.

Tijdens de periode(n) van verlof blijft het personeelslid titularis van de betrekking(en) waarin het vast benoemd is of tot de proeftijd toegelaten. Met dit personeelslid dient dus rekening te worden gehouden bij het toepassen van de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage.

5.2. In het ministerieel kabinet waar het ambt wordt uitgeoefend:

Tijdens het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet gelden voor de betrokken personeelsleden de bepalingen die de samenstelling en de werking regelen van het kabinet waar zij werken.

6. Mogen de personeelsleden verder de betrekking(en) uitoefenen waarmee ze belast waren vóór hun oproeping voor een ministerieel kabinet ?

6.1. Hoofdambt :

De personeelsleden mogen noch de betrekking(en) waarmee zij als hoofdambt belast waren vóór hun oproeping om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet, noch de bevoegdheden ervan, verder blijven uitoefenen. Zij krijgen een verlof voor hun volledig hoofdambt.

Worden zij echter opgeroepen om een ambt uit te oefenen bij een kabinet van een Vlaamse minister, dan mogen zij de betrekking(en) waarmee zij voorheen als hoofdambt belast waren en de bevoegdheden ervan, gedeeltelijk verder blijven uitoefenen. De personeelsleden krijgen dan een verlof voor een deel van hun hoofdambt.

6.2. Bijbetrekking :

Het personeelslid kan ofwel de bijbetrekking blijven uitoefenen ofwel voor deze bijbetrekking verlof krijgen.

Blijft het personeelslid de bijbetrekking uitoefenen, dan krijgt het voor deze prestaties een wedde(toelage) die verder berekend wordt volgens de bezoldigingsregeling van een bijbetrekking.

Krijgt het personeelslid echter verlof voor de bijbetrekking, dan heeft het hiervoor geen recht op wedde(toelage).

7. Moeten de personeelsleden onmiddellijk na het neerleggen van het ambt bij het ministerieel kabinet hun vroegere betrekking(en) opnemen ?

De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, kan, op verzoek van een lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering, van een lid van de federale Regering of van een gewestelijk staatssecretaris, het personeelslid toestaan de hervatting van zijn oorspronkelijke opdracht gedurende een bepaalde periode uit te stellen.

Deze periode bedraagt één werkdag per maand activiteit in een kabinet, met een minimum van drie dagen en een maximum van vijftien dagen.

Deze toestemming wordt echter niet verleend aan de personeelsleden die naar een ander kabinet overgaan.

8. Wat is de administratieve toestand van de personeelsleden tijdens de periode van uitstel van opnemen van hun vroegere betrekking(en) ?

Tijdens deze periode krijgt het personeelslid een verlof.

Het personeelslid bevindt zich in de stand dienstactiviteit en kan worden vervangen.

De bruto-bezoldigingen, vergoedingen en toelagen, eventueel verhoogd met de werkgeversbijdragen, dienen voor deze periode eveneens te worden teruggevorderd van het kabinet waar het personeelslid heeft gefungeerd in de gevallen bedoeld in punt 4 hiervoor.

9. Wanneer hebben voorgaande maatregelen uitwerking ?

De voorgaande maatregelen hebben uitwerking met ingang van 1 september 1993,

met uitzondering van :

de bepalingen vervat in punt 6., a., tweede lid (gedeeltelijk verder uitoefenen van vorige betrekking(en)) die uitwerking hebben met ingang van 22 januari 1992.

10. Opheffing :

Het besluit van de Vlaamse regering van 13 november 1991 omtrent het verlof dat aan personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra kan worden toegestaan om een ambt in een ministerieel kabinet uit te oefenen is opgeheven.

11. Te vervullen formaliteiten :

11.1. Aanvang van het verlof :

De aanvangsdatum van het verlof dient zo spoedig mogelijk aan het bevoegde werkstation meegedeeld te worden door middel van het document PERS 3.

Verantwoordingsstuk : De ingangsdatum van het verlof moet door de betrokken minister of staatssecretaris schriftelijk aan de inrichtende macht worden meegedeeld.

Een afschrift van deze mededeling dient samen met het document PERS 3 naar het bevoegde werkstation te worden gezonden.

11.2. Einde van het verlof :

Wanneer het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet een einde neemt, dient de juiste einddatum met een document PERS 3 aan het bevoegde werkstation te worden meegedeeld. (zie ook "Belangrijke opmerking" hierna).

11.3. Uitstel van de hervatting van de vroegere opdracht(en) :

Zoals hiervoor werd vermeld (punt 7) kan het personeelslid gemachtigd worden om het terug opnemen van zijn vroegere betrekking(en) uit te stellen (minimum drie dagen en maximum vijftien dagen), d.i. het zgn. verlof voor einde kabinetsopdracht. Dit verlof sluit onmiddellijk aan bij het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet. De begindatum van het verlof voor einde kabinetsopdracht is de eerste dag na het beëindigen (einddatum) van het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet.

Bij de aanvang van het verlof voor einde kabinetsopdracht moeten dan ook geen documenten aan het werkstation worden toegezonden.

Het einde van het verlof voor einde kabinetsopdracht (juiste einddatum) wordt met een document PERS 3 aan het bevoegde werkstation meegedeeld.

BELANGRIJKE OPMERKING :

Er dient slechts één document PERS 3 aan het bevoegde werkstation te worden toegezonden bij het einde van het geheel van het verlof, nl.

- ofwel bij het einde van het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet (zie punt b. hiervoor);

- ofwel, wat doorgaans het geval zal zijn, bij het einde van het verlof voor einde kabinetsopdracht (zie laatste lid punt c. hiervoor).

11.4. Gevolgen voor het lestijden- of urenpakket :

Zoals vermeld onder punt 5., a., hiervoor, blijven de personeelsleden tijdens de periode(n) van verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet titularis van de betrekking(en) waarin zij vast benoemd zijn of tot de proeftijd toegelaten. Deze personeelsleden dienen bijgevolg als titularis vermeld te worden op de formulieren bestemd voor de berekening en de aanwending van het lestijden- of urenpakket.