Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van het vakantiegeld en de eindejaarstoelage voor de personeelsleden van de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap
goedkeuringsdatum
23/10/2020
publicatiedatum
B.S.13/01/2021
datum laatste wijziging
20/08/2024
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 19/07/2024 (B.S. 19/08/2024)
Rechtsgrond(en)
Dit besluit is gebaseerd op:
- de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, bekrachtigd bij het decreet van 20 december 2013, artikel V.43,
§ 1, eerste lid, en artikel V.61, § 1, eerste lid.
Vormvereiste(n)
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 12 juni 2020.
- Het Vlaams Onderhandelingscomité voor het Hoger Onderwijs en het Universitair Ziekenhuis Gent, vermeld in
de Codex Hoger Onderwijs, gecodificeerd op 11 oktober 2013, heeft protocol nr. 106 gesloten op 3 juli 2020.
- De Raad van State heeft advies 67.824/1 gegeven op 1 oktober 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid,
2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Motivering
Dit besluit is gebaseerd op het volgende motief:
- Het besluit voert het engagement uit dat is opgenomen in punt 2.2.2. van de cao V hoger onderwijs van
21 september 2018, over de tweede fase van de koopkrachtverhoging voor het personeel van de universiteiten.
Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand.
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
HOOFDSTUK 1. — Algemene bepalingen
Artikel 1.
In dit besluit wordt verstaan onder:
1° brutosalaris: het geïndexeerde jaarsalaris, in voorkomend geval verhoogd met de haard- of standplaatstoelage;
2° bruto maandsalaris: het brutosalaris, gedeeld door twaalf.
Art. 2.
Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage zijn een percentage van het verdiende bruto maandsalaris bij een
voltijds dienstverband gedurende de volledige referteperiode.
Als het personeelslid niet gedurende de volledige referteperiode prestaties in een voltijds dienstverband heeft
verricht, wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage verminderd naar rato van het tewerkstellingspercentage
tijdens de volledige referteperiode.
In afwijking van het tweede lid wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage niet verminderd als het
personeelslid voor de periodes van moederschapsrust, ziekte- , vaderschaps- of geboorteverlof geen salaris ontvangen
heeft. Voor de niet-benoemde personeelsleden van de vrije universiteiten wordt het vakantiegeld evenmin verminderd
voor de gelijkgestelde dagen die vastgesteld zijn in uitvoering van artikel 10 van de gecoördineerde wetten van
28 juni 1971 betreffende de jaarlijkse vakantie van werknemers.
HOOFDSTUK 2. — Vakantiegeld
Art. 3.
De referteperiode voor het vakantiegeld is het kalenderjaar dat aan het vakantiejaar voorafgaat.
Art. 4.
§1. Het vakantiegeld bedraagt 92 % van het bruto maandsalaris van de maand april van het vakantiejaar.
Het wordt uitbetaald tijdens de maand mei van het vakantiejaar.
In afwijking van het eerste lid, kan het vakantiegeld binnen een universiteit in een andere maand dan de
maand mei uitbetaald worden, wanneer hierover met de vakbonden een protocol van akkoord afgesloten is.
Wat het vakantiegeld voor jonge werknemers, met uitzondering van de jobstudenten, betreft, passen de
publiekrechtelijke universiteiten de regeling toe die van toepassing is op de personeelsleden van de Vlaamse
Gemeenschap en hun rechthebbende. De vrije universiteiten passen de regeling uit artikel 5 van de wetten betreffende
de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, toe.
§ 2. Als de tewerkstelling eindigt, wordt het vakantiegeld, in afwijking van paragraaf 1, berekend op het
brutosalaris voor volledige prestaties van de laatste maand van tewerkstelling en wordt het vakantiegeld uitbetaald in
de maand nadat de tewerkstelling is beëindigd.
HOOFDSTUK 3. — Eindejaarstoelage
Art. 5.
De referteperiode voor de eindejaarstoelage is de periode van 1 januari tot en met 30 september van het
lopende jaar.
Art. 6.
De eindejaarstoelage is gelijk aan de volgende percentages van het brutosalaris van de maand november:
graad | % van het bruto salaris |
administratief en technisch personeel, graad 2 | 80 % |
administratief en technisch personeel, graad 3-5 | 73 % |
administratief en technisch personeel, graad 6-9 en 14 assistent
praktijkassistent | 67% |
administratief en technisch personeel, graad 10-16, met uitzondering van graad 14
doctor-assistent
zelfstandig academisch personeel | 59 % |
De eindejaarstoelage wordt uitbetaald tijdens de maand december van het lopende jaar.
Wanneer de tewerkstelling eindigt, wordt de eindejaarstoelage, in afwijking van het vorige lid, berekend op het brutosalaris voor volledige prestaties van de laatste maand van tewerkstelling en de maand na het beëindigen van de tewerkstelling uitbetaald.
[
Art. 6/1.
In afwijking van artikel 6, tweede lid, kan het personeelslid er voor de aanvang van de referteperiode, vermeld in artikel 5, uitdrukkelijk voor kiezen om de eindejaarstoelage volledig of gedeeltelijk om te zetten in een theoretisch budget waarmee het personeelslid vervolgens kan kiezen voor voordelen in het kader van fietsleasing.
In afwijking van het eerste lid kan het personeelslid tijdens de referteperiode, vermeld in artikel 5, er uitdrukkelijk voor kiezen om het gedeelte van de eindejaarstoelage waarop nog geen recht is ontstaan, volledig of gedeeltelijk om te zetten in een theoretisch budget waarbinnen het personeelslid vervolgens kan kiezen voor voordelen in het kader van fietsleasing.
Een personeelslid kan alleen maar kiezen voor voordelen in het kader van fietsleasing als vermeld in het eerste en tweede lid, als al de hierna volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° de universiteit beschikt over een regeling voor de leasing van bedrijfsfietsen, die is vastgelegd na onderhandelingen met de personeelsvertegenwoordigers;
2° het personeelslid valt onder het toepassingsgebied van de regeling voor de leasing van bedrijfsfietsen, vermeld in punt 1° ;
3° het personeelslid ressorteert onder het wettelijke stelsel van de Belgische sociale zekerheid.
Het personeelslid dat conform het eerste tot en met het derde lid, ervoor kiest om de eindejaarstoelage volledig of gedeeltelijk om te zetten in een theoretisch budget waarmee het personeelslid vervolgens kan kiezen voor voordelen in het kader van fietsleasing, doet voor de periode waarop de fietsleasing betrekking heeft definitief afstand van het recht op de volledige of gedeeltelijke eindejaarstoelage.
In geval van een gedeeltelijke omzetting van de eindejaarstoelage met toepassing van het eerste lid of als de leaseprijs lager is dan de eindejaarstoelage die met toepassing van het eerste lid wordt ingeruild, wordt het saldo jaarlijks uitbetaald als toelage.
]
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 7.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.
Art. 8.
De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, is belast met de uitvoering van dit besluit.