Bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid

De federale regering wijzigde op 31 maart 2022 de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid. Deze omzendbrief beschrijft nog de vorige situatie en is van toepassing tot en met 31/03/2022.

Meer informatie over de nieuwe regeling die van toepassing is m.i.v. 1/4/2022 kan u vinden op volgende pagina van onderwijs.vlaanderen.

Bijkomende informatie kan u tevens vinden op volgende webpagina’s:

1. ALGEMEEN

Door de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen (B.S. van 31 maart 1994) werd in het kader van het zogenaamde "Globaal Plan", vanaf 1 april 1994 een "bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid" (afgekort BBSZ) ingesteld. Deze bijdrage valt ten laste van de werknemer. Ze wordt vastgesteld in verhouding tot zijn gezinsinkomen.

De werkgevers zijn er sindsdien toe gehouden maandelijks een inhouding te verrichten op het loon van hun werknemers. Deze inhoudingen worden beschouwd als voorschotten op het definitieve bedrag van de "bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid". De opbrengst ervan moet driemaandelijks aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gestort. De uiteindelijke afrekening van de bijdrage gebeurt echter door de fiscale administratie op basis van de belastingaangifte van de betrokkene.

Als subsidiërende overheid vervult het departement Onderwijs ter zake de taken van de werkgever.

Sinds hun publicatie in het Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994 werden de wettelijke bepalingen inzake bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid reeds meermaals gewijzigd, nl. bij :

  • - de wet van 10 april 1995 tot wijziging van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen met betrekking tot de grensarbeiders (B.S. van 15 juli 1995);

  • - de wet van 20 december 1995 houdende sociale bepalingen (B.S. van 23 december 1995), inzonderheid de artikels 80 tot en met 84;

  • - de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen (B.S. van 30 april 1996), inzonderheid artikel 121.

De gecoördineerde tekst van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen is te raadplegen op edulex. De modaliteiten van de inhouding zijn in tabelvorm raadpleegbaar.

Door de voormelde wetten van 20 december 1995 en 29 april 1996 werden wijzigingen aangebracht aan de berekeningswijze van de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid, zonder evenwel te raken aan de hiervoor uiteengezette algemene principes ervan.

Hierna volgt een overzicht van de berekeningsmodaliteiten die gelden vanaf 1 januari 1996.

2. BEDRAG VAN DE "BIJZONDERE BIJDRAGE VOOR DE SOCIALE ZEKERHEID"

2.1. Vaststelling van het definitieve bedrag van de "bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid"

Het uiteindelijke en definitieve bedrag van de "bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid" zal door de Federale Overheidsdienst Financiën, Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit - per jaar en per gezin (*) berekend worden.

(*) "Gezin" : de persoon of alle personen samen, lastens wie een enige belastingaanslag in de inkomstenbelasting wordt gevestigd.

Het definitieve bedrag is afhankelijk van het gezinsinkomen (**) en bedraagt :

. indien het gezinsinkomen begrepen is in de schijf van 18.592,02 EUR tot 21.070,96 EUR ®9 % van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 18.592,02 EUR;

. indien het gezinsinkomen begrepen is in de schijf van 21.070,97 EUR tot 60.161,85 EUR ®223,10 EUR verhoogd met 1,3 % van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 21.070,97 EUR;

. indien het gezinsinkomen hoger is dan 60.161,85 EUR ®731,28 EUR.

(**) "Gezinsinkomen" : het totale belastbare netto-inkomen (per jaar) (pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen uitgezonderd).

Samenvatting

Jaarbedrag van de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid. 

Gezinsinkomen (per jaar). 

 

9% van het deel boven de 18.592,02 EUR 

 

223,10 EUR + 1,3% van het gedeelte boven de 21.070,97 EUR 

 

731,28 EUR 

< 18.592,02 EUR 

 

18.592,02 EUR ® 21.070,96 EUR. 

 

21.070,97 EUR ® 60.161,85 EUR 

 

 

> 60.161,85 EUR 

2.2. Bedrag dat maandelijks op het loon dient te worden ingehouden"

- Als voorschot op de definitief verschuldigde bijzondere bijdrage dient een inhouding op het loon te worden verricht. Deze maandelijkse inhouding gebeurt na aftrek van de werknemersbijdragen voor sociale zekerheid en na aftrek van de bedrijfsvoorheffing, m.a.w. de inhouding wordt verricht op het NETTO-loon.

- de grootte van de inhouding varieert in functie van het totale bedrag van het BRUTO-loon dat voor het personeelslid voor het desbetreffende kwartaal bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid wordt aangegeven.

De maandelijkse inhouding bedraagt :

1) indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 5836,14 EUR tot 6570,54 EUR : 7,6 pct. van het maandloon dat meer bedraagt dan 1945,38 EUR, wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 1945,38 EUR tot 2190,18 EUR, met een minimum van 9,30 EUR per maand voor personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft.

Voor personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft en waarvan het driemaandelijks aan te geven loon begrepen is in de schijf van 3285,29 EUR tot 5836,13 EUR wordt de inhouding forfaitair bepaald op 9,30 EUR per maand;

2) indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 6570,55 EUR tot 18.116,46 EUR : 18,60 EUR, verhoogd met 1,1 pct. van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 2190,18 EUR, wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 2190,19 EUR tot 6038,82 EUR, zonder dat deze inhouding meer dan 51,64 EUR per maand kan bedragen voor de personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft;

3) indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven hoger is dan 18.116,46 EUR :

a) 51,64 EUR per maand voor de personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft;

b) 60,94 EUR per maand voor de personen die alleenstaand zijn of wier echtgenoot geen beroepsinkomsten heeft.

Samenvatting.

Kwartaalloon dat aan de 

Bedrag van de maandelijkse inhouding 

R.S.Z. wordt aangegeven 

Alleenstaanden of personen van wie de echtgeno(o)t(e) geen beroepsinkomsten heeft. 

Personen van wie de echtgeno(o)t(e) wel beroepsinkomsten heeft. 

0,00 EUR ® 3285,28 EUR 

3285,29 EUR ® 5836,13 EUR 

9,30 EUR 

5836,14 EUR ® 6570,54 EUR  

7,6 % van het maandloon dat meer bedraagt dan 1945,38 EUR, wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 1945,39 EUR tot 2190,18 EUR 

7,6 % van het maandloon dat meer bedraagt dan 1945,38 EUR, wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 1945,38 EUR tot 2190,18 EUR, met een minimum van 9,30 EUR voor personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft. 

6570,55 EUR ® 18.116,46 EUR 

18,60 EUR + 1,1 % van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 2190,18 EUR, wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 2190,19 EUR tot 6038,82 EUR 

18,60 EUR + 1,1 % van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 2190,18 EUR, wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 2190,19 EUR tot 6038,18 EUR, maar met een maximum van 51,64 EUR 

18.116,47 EUR of meer 

60,94 EUR 

51,64 EUR 

3. PRAKTISCHE UITVOERING

- De bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid wordt automatisch door het departement Onderwijs berekend en ingehouden volgens de hierboven vermelde modaliteiten.

- Voor het bepalen van het "maandloon" (= bruto-maandwedde) worden uiteraard alle opdrachten (onderworpen aan een R.S.Z.-inhouding) van het betrokken personeelslid in aanmerking genomen.

Voorbeeld (basisprincipe) :

opdracht 1 school A : bruto-maandwedde(toelage) = 347,05 EUR

opdracht 2 school A : bruto-maandwedde(toelage) = 74,37 EUR

opdracht 3 school B : bruto-maandwedde(toelage) = 619,73 EUR

opdracht 4 school C : bruto-maandwedde(toelage) = 842,84 EUR

opdracht 5 school C : bruto-maandwedde(toelage) = 371,84 EUR

Totaal maandloon = 2255,83 EUR

De echtgeno(o)t(e) van het personeelslid heeft beroepsinkomsten.

Het totale maandloon van het personeelslid bedraagt 2255,83 EUR

Op basis hiervan bedraagt het kwartaalloon dat aan de R.S.Z. wordt aangegeven 3 x 2255,83 EUR = 6767,49 EUR

Þ inhouding :18,60 EUR + 1,1% van (2255,83 EUR - 2190,18 EUR)

= 18,60 EUR + 1,1% van 65,65 EUR

= 18,60 EUR + 0,72 EUR = 19,32 EUR

- Ponderatiemechanisme (= werkwijze die gevolgd wordt bij de praktische uitvoering)

De grootte van de BBSZ-inhouding varieert in functie van het totale bedrag van het BRUTO-loon dat voor het personeelslid voor het desbetreffende kwartaal bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid wordt aangegeven. Een correcte berekening van het in te houden bedrag kan dus slechts gebeuren op het einde van elk kwartaal, rekening houdend met de bedragen die het personeelslid tijdens de drie maanden van het kwartaal in kwestie heeft ontvangen. Hierna volgt een overzicht van het ponderatiemechanisme dat ter zake door het departement Onderwijs wordt toegepast :

1) in de eerste betaling van het kwartaal wordt niet gepondereerd.

® inhouding BBSZ in functie van de "maand-grensbedragen" ("maand-grensbedrag" = 1/3 van het "kwartaal-grensbedrag");

2) in de tweede betaling van het kwartaal wordt wel gepondereerd ® de bruto-wedden van de eerste twee maanden samen worden vergeleken met de verdubbelde "maandgrensbedragen". Op die manier wordt vastgesteld hoe groot de maandelijkse inhoudingen eigenlijk moeten zijn. Indien aldus de oorspronkelijke inhouding voor de eerste maand verschillend is van het bedrag dat voor diezelfde maand resulteert uit de ponderatie, wordt het bedrag dat oorspronkelijk voor de eerste maand ingehouden werd terugbetaald en wordt het bedrag dat resulteert uit de ponderatie ingehouden. Het saldo van deze bewerking kan uiteraard zowel positief als negatief zijn. Voor de inhouding die betrekking heeft op de tweede maand van het kwartaal wordt uiteraard het exacte bedrag ingehouden op basis van de op dat tijdstip beschikbare gegevens;

3) bij de betaling voor de derde maand van het kwartaal wordt opnieuw gepondereerd.

® de bruto-wedden van de drie maanden worden samengeteld(= de som voor het hele kwartaal) en vergeleken met de "maandgrensbedragen" x 3 (dit zijn m.a.w. de "kwartaalgrensbedragen"). Indien de resultaten van de ponderatie niet overeenstemmen met de reeds ingehouden bedragen, gebeurt er automatisch een regularisatie.

Opmerking.

Er worden geen ponderaties verricht over de kwartalen heen. Indien na afloop van een kwartaal, ingevolge een regeling, zou blijken dat de ingehouden BBSZ niet in overeenstemming is met de nieuwe situatie, wordt de BBSZ niet meer geregulariseerd door het departement Onderwijs. De uiteindelijke afrekening gebeurt immers door de fiscus.

- Om vast te stellen of een personeelslid gehuwd is en of, in dergelijk geval, de echtgeno(o)t(e) beroepsinkomsten heeft, baseert het departement Onderwijs zich op de gegevens die voorhanden zijn in het dossier van het betrokken personeelslid.

Deze gegevens worden vertaald in codes die vermeld worden in de rubrieken "B" (burgerlijke staat) en "PTL" (personen ten laste) op de "salarisoverzichten". Ook op de individuele salarisbrieven wordt vermeld hoeveel personen als "fiscaal ten laste" worden beschouwd.

Indien een personeelslid zou vaststellen dat deze gegevens verkeerd zijn, dient de exacte gezinstoestand van betrokkene onverwijld aan het (de) bevoegde werkstation(s) te worden meegedeeld d.m.v. een RL-7 of het document PERS 6.

Opmerking :

Echtgenoot heeft beroepsinkomsten = echtgenoot die, overeenkomstig de reglementering inzake bedrijfsvoorheffing, persoonlijk beroepsinkomsten heeft die meer bedragen dan het bedrag dat als grondslag dient voor de vermindering van die bedrijfsvoorheffing voor andere gezinslasten met betrekking tot de echtgenoot die persoonlijk beroepsinkomsten heeft (cf. artikel 109, § 1, vierde lid, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen).

Beroepsinkomsten echtgenoot (*) 

per maand 

Toepassing reglementering BBSZ 

0,00 EUR 

 

0,01 EUR ® 230,00 EUR 

 

> 230,00 EUR 

GEEN beroepsinkomsten 

 

GEEN beroepsinkomsten 

 

WEL beroepsinkomsten 

 

---------------

(*) De grens inzake beroepsinkomsten van 230,00 EUR netto per maand (toestand per 1 januari 2019) dient te worden vastgesteld overeenkomstig de modaliteiten vermeld in punt 6, C, van de bijlage III van het KB/WIB 92, zoals gewijzigd, nl. :

. de bruto-beroepsinkomsten verminderen met de verplichte inhoudingen of bijdragen ter uitvoering van de sociale wetgeving of van een ermede gelijkgesteld wettelijk of reglementair statuut ;

. vervolgens het verschil verminderen met 20 %.

- Op de salarisbrief en het salarisoverzicht wordt het bedrag van de inhouding vermeld op een aparte regel met de afkorting ‘BBSZ’

Voor de personeelsleden die in meer dan één instelling fungeren wordt de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid ingehouden bij de instelling waar betrokkene de hoogste wedden(toelage) ontvangt.

- Op de individuele loonfiches (b.v. 281.10) die de personeelsleden in staat moeten stellen hun belastingaangifte in te vullen, wordt de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid ingevuld in het vakje met kenletter "D".

(…)

4. VOORBEELDEN

- Voorbeeld 1.

. Jan is vast benoemd als leraar en verdient 2354,99 EUR bruto per maand.

Zijn echtgenote Maria is werkzaam als bediende in de privé-sector en verdient 1239,47 EUR bruto per maand.

. Op de maandwedden(toelage) van Jan wordt door het departement Onderwijs volgend bedrag ingehouden :

18,60 EUR + 1,1% van (2354,99 EUR - 2190,18 EUR) =

18,60 EUR + 1,1% van 164,81 EUR =

18,60 EUR + 1,81 EUR = 20,41 EUR

Op het maandloon van Maria wordt door haar werkgever 9,30 EUR

ingehouden.

Þ Jaarlijkse inhouding op de wedde(toelage) van Jan (*) :

12 x 20,41 EUR = 244,92 EUR

Þ Jaarlijkse inhouding op het loon van Maria (*) :

12 x 9,30 EUR = 111,60 EUR

De totale jaarlijkse inhouding voor het gezin van Jan en Maria bedraagt derhalve 244,92 EUR + 111,60 EUR = 356,52 EUR

(*) Hierbij wordt abstractie gemaakt van eventuele indexverhogingen en baremieke aanpassingen.

. Het "gezinsinkomen" (= het belastbare netto-inkomen) van Jan en Maria bedraagt voor een jaar 34.772,02 EUR

Þ Voor een "gezinsinkomen" van 34.772,02 EUR bedraagt het definitieve bedrag van de "bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid" 223,10 EUR + 1,3 % van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 21.070,97 EUR

223,10 EUR + 1,3% van (34.772,02 EUR - 21.070,97 EUR) =

223,10 EUR + 1,3% van 13.701,05 EUR =

223,10 EUR + 178,11 EUR = 401,21 EUR

. Jan en Maria hebben reeds 244,92 EUR + 111,60 EUR = 356,52 EUR betaald (inhoudingen op hun loon). Bij de regularisatie van hun fiscale toestand zijn zij dus nog 44,69 EUR aan de fiscus verschuldigd.

- Voorbeeld 2.

. Peter is kaderlid in een "multinational" en verdient 4833,92 EUR bruto per maand.

Zijn echtgenote Nadine is werkzaam als kleuteronderwijzeres en verdient 1883,99 EUR bruto per maand.

. Op het maandloon van Peter wordt door zijn werkgever volgend bedrag ingehouden :

18,60 EUR + 1,1% van (4833,92 EUR - 2190,18 EUR) =

18,60 EUR + 1,1% van 2643,74 EUR =

18,60 EUR + 29,08 EUR = 47,68 EUR

Op de maandwedde(toelage) van Nadine wordt door het departement Onderwijs 9,30 EUR ingehouden.

=> Jaarlijkse inhouding op het loon van Peter (*) :

12 x 47,68 EUR = 572,16 EUR

=> Jaarlijkse inhouding op de wedde(toelage) van Nadine (*) :

12 x 9,30 EUR = 111,60 EUR

De totale jaarlijkse inhouding voor het gezin van Peter en Nadine bedraagt derhalve 572,16 EUR + 111,60 EUR = 683,76 EUR

(*) Hierbij wordt abstractie gemaakt van eventuele indexverhogingen en baremieke aanpassingen.

. Het "gezinsinkomen" (= het belastbare netto-inkomen) van Peter en Nadine bedraagt voor een jaar 57.459,24 EUR

Þ Voor een "gezinsinkomen" van 57.459,24 EUR. bedraagt het definitieve bedrag van de "bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid" 223,10 EUR + 1,3 % van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 21.070,97 EUR

223,10 EUR + 1,3% van (57.459,24 EUR - 21.070,97 EUR) =

223,10 EUR + 1,3% van 36.388,27 EUR =

223,10 EUR + 473,05 EUR = 696,15 EUR

. Peter en Nadine hebben reeds 572,16 EUR + 111,60 EUR = 683,76 EUR betaald (inhoudingen op hun loon). Bij de regularisatie van hun fiscale toestand zijn zij dus nog 12,39 EUR aan de fiscus verschuldigd.