OPGEHEVEN : Decreet betreffende het onderwijs XIV.
(uittreksel - NO/Informatisering)
goedkeuringsdatum
14 FEBRUARI 2003
publicatiedatum
B.S.01/07/2003
datum laatste wijziging
13/02/2017
COORDINATIE
Decr.
10-7-2003 - B.S. 24-10-2003
Decr. 7-5-2004 - B.S.
31-8-2004
Decr. 15-7-2005 - B.S.
16-9-2005
Decr. 16-5-2007 - B.S. 2-7-2007
Decr.
4-7-2008 - B.S. 1-9-2008
B.Vl.R. 17-12-2010 - B.S.
24-6-2011
Decr. 17-6-2011 - B.S.
20-7-2011
Decr. 1-7-2011 - B.S.
30-8-2011
Decr. 21-12-2012 - B.S. 19-2-2013
Decr. 19-6-2015 - B.S. 21-8-2015
Opgeheven door Decr. 23-12-2016 - B.S. 13-2-2017
Het Vlaamse Parlement heeft aangenomen en Wij,
Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Decreet
betreffende het onderwijs XIV
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling
Artikel I.1.
Dit decreet regelt een
gemeenschapsaangelegenheid.
...
HOOFDSTUK X. - Autonome bepalingen
...
Afdeling 6. - Informatisering
Onderafdeling 1. -
Toelageregeling
Art. X.49.
De Vlaamse regering kent voor de
informatisering van het onderwijs jaarlijks een toelage toe aan
:
1° de scholen voor gewoon en buitengewoon
basisonderwijs;
2° de onderwijsinstellingen voor voltijds
secundair onderwijs, buitengewoon secundair onderwijs en deeltijds
beroepssecundair onderwijs;
3° de instellingen voor
deeltijds kunstonderwijs;
4° de centra voor
volwassenenonderwijs;
5° de centra voor basiseducatie
[...].
Decr.
van 4-7-2008
Art. X.50.
§ 1. De in artikel X.49 bedoelde
toelagen worden toegekend binnen het daartoe voorziene globale
begrotingskrediet. De Vlaamse regering bepaalt de toewijzing van dit krediet
aan de verschillende onderwijsniveaus en -vormen en - in voorkomend geval - de
verschillende onderverdelingen daarvan, rekening houdend met de verschillende
noden inzake de aankoop of huur van hardware, software, randapparatuur, de
kosten van een internetaansluiting en specifieke nascholing inzake het gebruik
van ICT.
§ 2. De toelagen worden
vastgesteld door het aantal regelmatige/financierbare leerlingen,
lesurencursist of betoelaagde urencursist te vermenigvuldigen met een door de
Vlaamse regering bepaald bedrag.
Aan de ziekenhuisscholen wordt
een forfaitair bedrag toegekend.
Aan de centra voor
basiseducatie wordt een forfaitair bedrag toegekend waarvan de hoegrootheid
wordt bepaald door het aantal
[lesurencursist]².
[...]¹
[ ]¹ Decr.
16-5-2007; [ ]² Decr.
van 1-7-2011
Art. X.51.
De Vlaamse regering bepaalt de
nadere modaliteiten met betrekking tot :
1° de vaststelling
van de toelagen, inzonderheid de datum waarop zij worden
vastgesteld;
2° de toekenning van de
toelagen;
3° de aanwending van de
toelagen.
Zij houdt daarbij rekening met de actuele noden
inzake informatisering.
Onderafdeling 2. -
ICT-coördinatoren
Art. X.52.
De Vlaamse regering kent jaarlijks
binnen het daartoe voorziene begrotingskrediet middelen toe voor
ICT-coördinatie in het onderwijs.
Deze middelen bestaan
uit :
1° werkingsmiddelen die uitsluitend worden aangewend
voor de logistieke en materiële ondersteuning van
ICT-coördinatoren;
2° puntenenveloppes die uitsluitend
worden aangewend voor personeelsomkadering inzake
ICT-coördinatie.
Art. X.53.
§ 1. [De
middelen worden toegekend aan iedere school voor gewoon of buitengewoon
basisonderwijs, aan iedere school voor gewoon of buitengewoon secundair
onderwijs, aan ieder centrum voor volwassenenonderwijs en aan iedere instelling
voor deeltijds kunstonderwijs. De scholen, instellingen en centra kunnen de
middelen alleen aanwenden als ze deel uit maken van
:]²
1° een scholengemeenschap in het
basis- of het secundair onderwijs of
2° een scholengroep
of
[2°bis [[...]] ]¹
3° een samenwerkingsplatform tussen
:
- (een) scholengemeenschap(pen) in het basis- of secundair
onderwijs en/of
- (een) scholengroep(en)
en/of
- (een) scho(o)l(en) voor gewoon en/of buitengewoon
basisonderwijs, voorzover deze niet beho(o)r(t)(en) tot een scholengemeenschap
in het basisonderwijs en/of
- (een) onderwijsinstelling(en)
voor gewoon secundair onderwijs, voorzover deze niet beho(o)r(t)(en) tot een
scholengemeenschap in het secundair onderwijs en/of
- (een)
onderwijsinstelling(en) voor buitengewoon secundair onderwijs
en/of
- (een) centr(um)(a) voor volwassenenonderwijs
en/of
[- [[...]] ]¹
- (een) instelling(en) voor deeltijds
kunstonderwijs.
[De scholengemeenschap, de
scholengroep, [[...]] of het samenwerkingsplatform maakt afspraken over
de aanwending van de
middelen.]²
[
]¹ Decr. 4-7-2008; [ ]² Decr. 1-7-2011; [[ ]] Decr.
van 19-6-2015
§ 2. [Een overeenkomst houdende
oprichting van een in § 1, 3°, bedoeld samenwerkingsplatform wordt
afgesloten :
1° voor het schooljaar 2003-2004 voor de duur
van één schooljaar;
2° voor het schooljaar
2004-2005 voor de duur van één schooljaar;
3°
[[vanaf 1 september 2005 steeds voor de duur van zes schooljaren, met
uitzondering van de overeenkomst die in werking treedt op 1 september 2011 en
slechts geldt voor de duur van drie schooljaren. [[[Tijdens de betrokken periode kan deze overeenkomst worden gewijzigd ten gevolge van toepassing van artikel 125quinquies, § 4, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs of van artikel 51, derde lid, van de Codex Secundair Onderwijs.]]] ]]¹
De Vlaamse
Regering kan het minimum aantal instellingen/leerlingen/lesurencursist bepalen
dat bij een samenwerkingsplatform moet worden betrokken. Indien het
samenwerkingsplatform een scholengemeenschap en/of een scholengroep [[...]]³ omvat, kan van deze regeling worden
afgeweken.
[[Het samenwerkingsplatform wordt door het school- of centrumbestuur in kwestie uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan de inwerkingtreding van de samenwerkingsovereenkomst gemeld aan het betrokken Agentschap van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.]]² ]
[ ] Decr.
7-5-2004; [[ ]]¹ Decr. 17-6-2011; [[ ]]² Decr. 21-12-2011; [[ ]]³ Decr. 19-6-2015; [[[ ]]] Decr.
van 19-6-2015
Art. X.54.
De middelen worden berekend door
per instelling het aantal regelmatige leerlingen/cursisten op de gebruikelijke
teldatum, respectievelijk het aantal lesurencursist binnen de referteperiode,
te vermenigvuldigen met een coëfficiënt en een wegingsfactor, bepaald
door de Vlaamse regering.
Art. X.55.
De punten van de enveloppe kunnen
worden aangewend voor het oprichten van één of meer betrekkingen
in ambten van het ondersteunend personeel, [het beleids- en ondersteunend
personeel,]¹ administratief personeel, opvoedend hulppersoneel,
onderwijzend en/of bestuurspersoneel met uitzondering van de ambten van
adjunct-directeur en directeur, rekening houdend met wat volgt
:
1° [als in een instelling voor gewoon of buitengewoon
secundair onderwijs een betrekking in een ambt van het ondersteunend personeel
wordt opgericht, gebeurt dat volgens
artikel 30 of artikel
31 van de Codex Secundair Onderwijs;]²
2°
als een betrekking in een ambt van het opvoedend hulppersoneel, in een ambt van
het administratief personeel of in een ambt van administratief medewerker in
een centrum voor volwassenenonderwijs wordt opgericht waarin een personeelslid
wordt aangesteld dat recht heeft op weddenschaal 200, 201, 202, 203, 122,
worden voor een voltijdse betrekking 63 punten in rekening gebracht. Voor een
halftijdse betrekking worden 31.5 punten in rekening gebracht. Voor een
deeltijdse betrekking in het deeltijds kunstonderwijs en in een centrum voor
volwassenenonderwijs, wordt per uur 1,5 punten in rekening
gebracht;
3° als een betrekking in een ambt van het
opvoedend hulppersoneel, in een ambt van het administratief personeel of in een
ambt van administratief medewerker in een centrum voor volwassenenonderwijs
wordt opgericht waarin een personeelslid wordt aangesteld dat recht heeft op
weddenschaal 158, 106, 163, 164, 100, 208, 104, 123, 126, worden voor een
voltijdse betrekking 82 punten in rekening gebracht. Voor een halftijdse
betrekking worden 41 punten in rekening gebracht. Voor een deeltijdse
betrekking in het deeltijds kunstonderwijs en in een centrum voor
volwassenenonderwijs, wordt per uur 2,5 punten in rekening
gebracht;
4° [voor de betrekkingen die worden opgericht in
een ambt van het onderwijzend personeel, het bestuurspersoneel of het beleids-
en ondersteunend personeel, legt de Vlaamse regering het aantal punten vast dat
in rekening moet worden gebracht voor een personeelslid dat in dit ambt wordt
aangesteld.]¹
[...]¹
Het
personeelslid dat in de betrekking bedoeld in het eerste lid wordt aangesteld,
wordt steeds aangesteld als tijdelijk personeelslid. De bepalingen van het
decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en het decreet
rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, blijven verder van
toepassing, met uitzondering van volgende bepalingen :
1°
de betrekking is niet onderworpen aan de reglementering inzake ter
beschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de
wedertewerkstelling. De inrichtende macht van de instelling waaraan de
betrekking wordt toegewezen, kan evenwel op vrijwillige basis een personeelslid
aanstellen dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking.
Deze aanstelling wordt beschouwd als een reaffectatie of een
wedertewerkstelling. Deze reaffectatie of wedertewerkstelling gebeurt steeds
met instemming van het ter beschikkinggestelde
personeelslid;
2° de inrichtende macht van de instelling
waaraan de betrekking wordt toegewezen, is niet verplicht om in deze betrekking
een personeelslid aan te stellen dat voorrang heeft voor een tijdelijke
aanstelling of dat het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur
heeft verworven, overeenkomstig artikel 21 en 21bis van het decreet
rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 23 en 23bis van
het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd
onderwijs;
3° de betrekking kan niet worden vacant
verklaard. De inrichtende macht kan in geen geval een personeelslid vast
benoemen, affecteren of muteren in deze betrekking.
[In
afwijking op de bepalingen van het tweede lid, zijn voor de personeelsleden van
het beleids- en ondersteunend personeel van het basisonderwijs alle bepalingen
van toepassing van het decreet rechtspositie personeelsleden
gemeenschapsonderwijs en het decreet rechtspositie personeelsleden
gesubsidieerd onderwijs.]¹
[ ]¹ Decr.
10-7-2003; [ ]² Decr.
van 17-6-2011
Onderafdeling 3. -
Inwerkingtredingsbepaling
Art. X.56.
De bepalingen van deze afdeling
treden als volgt in werking :
1° de bepalingen van
onderafdeling 1 hebben uitwerking met ingang van 1 september
2002;
2° de bepalingen van onderafdeling 2 treden in
werking op 1 september 2003.
...