Het decreet op de lerarenopleidingen van 2006 leidde tot vernieuwende ideeën in de Vlaamse lerarenopleidingen. Deze vernieuwingen zijn gericht op innovatie, professionaliseren en excellentie van ons lerarenkorps. Deze evaluatiestudie vertrekt vanuit het CIPO-model (Scheerens, 1990), uitgebreid met een vijfde pijler: ‘Succession’ (opvolging), specifiek voor de lerarenopleiding. De onderzoeksvragen zijn als volgt:
- Wat is het profiel van de student/cursist die in de lerarenopleiding instroomt?
- In welke mate hebben lerarenopleidingen een gericht instroombeleid ten aanzien van studenten/cursisten?
- Wat is het profiel van de lerarenopleiders, zowel in de instellingen (beleidsverantwoordelijken/ coördinatoren en docenten/lectoren) als in het werkveld (mentoren)?
- In welke mate hebben lerarenopleidingen een gericht personeelsbeleid ten aanzien van de diversiteit van lerarenopleiders?
- Hoe zorgen lerarenopleidingen, rekening houdend met de diverse instroom, dat er kwalitatieve leraren uitstromen?
- Wat doen lerarenopleidingen voor verdere professionalisering van opleiders?
- Wat is het profiel van de doorstromende en uitstromende student/cursist in de lerarenopleiding?
- In welke mate slagen de lerarenopleidingen erin de basiscompetenties te realiseren bij hun studenten in opleiding en bij hun afgestudeerden?
- Naar welke (vervolg) opleidingen of beroepssectoren stromen de afgestudeerden aan de lerarenopleidingen door?
- Welke initiatieven nemen lerarenopleidingen i.v.m. de overgang initiële opleiding naar verdere professionalisering van (beginnende) leraren?
- Welke zijn de belangrijkste toekomstige uitdagingen voor de lerarenopleidingen?
De methodologie bestaat uit een literatuuronderzoek, een kwantitatief onderzoek d.m.v. een representatieve cross-sectionele survey (worden bevraagd: de opleidingsverantwoordelijken, lerarenopleiders, de schoolleiders, mentoren, de studenten, afgestudeerden) en een kwalitatief onderzoek d.m.v. focusgroepen en interviews