Decreet basisonderwijs
goedkeuringsdatum
25 FEBRUARI 1997
publicatiedatum
B.S.17/04/1997
datum laatste wijziging
01/03/2023
COORDINATIE
(1)
Decr. van 15/07/1997 (B.S. 21/08/1997)
detail
Decreet betreffende het onderwijs VIII ;
(2)
Decr. van 15/07/1997 (B.S. 29/08/1997)
detail
Decreet betreffende een afwijkingsprocedure voor de ontwikkelingsdoelen en eindtermen ;
(3)
Decr. van 19/12/1997 (B.S. 30/12/1997)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1998 ;
(4)
Decr. van 14/07/1998 (B.S. 29/08/1998)
detail
Decreet betreffende het onderwijs IX ;
(5)
Decr. van 14/07/1998 (B.S. 29/08/1998)
detail
Decreet houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs ;
(6)
Decr. van 01/12/1998 (B.S. 10/04/1999)
detail
Decreet betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding ;
(7)
Arr. nr. 19/99 van dd. 17/02/1999 (B.S. 17/03/1999)
(8)
Decr. van 22/12/1999 (B.S. 30/12/1999)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2000 ;
(9)
Decr. van 20/10/2000 (B.S. 16/12/2000)
(10)
Decr. van 22/12/2000 (B.S. 30/12/2000)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2001 ;
(11)
Decr. van 13/07/2001 (B.S. 27/11/2001)
detail
Decreet betreffende het onderwijs-XIII-Mozaïek ;
(12)
Decr. van 28/06/2002 (B.S. 14/09/2002)
detail
Decreet betreffende gelijke onderwijskansen-I ;
(13)
Decr. van 14/02/2003 (B.S. 01/07/2003)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XIV ;
(14)
Decr. van 10/07/2003 (B.S. 24/10/2003)
detail
Decreet betreffende het landschap basisonderwijs ;
(15)
Decr. van 02/04/2004 (B.S. 06/08/2004)
detail
Decreet betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad ;
(16)
Decr. van 07/05/2004 (B.S. 31/08/2004)
detail
Decreet betreffende de regionale technologische centra en houdende noodzakelijke en dringende onderwijsbepalingen ;
(17)
Decr. van 07/05/2004 (B.S. 15/10/2004)
detail
Decreet houdende wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat betreft het vreemdetalenonderwijs in het gewoon basisonderwijs ;
(18)
Decr. van 24/12/2004 (B.S. 21/02/2005)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2004 ;
(19)
Decr. van 24/06/2005 (B.S. 24/08/2005)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2005 ;
(20)
Decr. van 15/07/2005 (B.S. 16/09/2005)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XV ;
(21)
Decr. van 09/12/2005 (B.S. 02/02/2006)
detail
Decreet betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs ;
(22)
Decr. van 30/06/2006 (B.S. 13/12/2006)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2006 ;
(23)
Decr. van 07/07/2006 (B.S. 31/08/2006; err. 13/10/2006)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XVI ;
(24)
Decr. van 15/12/2006 (B.S. 06/02/2007)
detail
Decreet betreffende de lerarenopleidingen in Vlaanderen ;
(25)
Decr. van 22/12/2006 (B.S. 29/12/2006)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 ;
(26)
decr. van 22/06/2007 (B.S. 21/08/2007)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XVII ;
(27)
Decr. van 06/07/2007 (B.S. 24/08/2007)
detail
Decreet tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, van het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs-XIII-Mozaïek en van het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad ;
(28)
Decr. van 13/07/2007 (B.S. 31/08/2007)
detail
Decreet houdende dringende maatregelen met betrekking tot functiebeschrijving en evaluatie in het onderwijs ;
(29)
B.VL.R. van 13/07/2007 (B.S. 31/08/2007)
detail
;
(30)
Decr. van 30/11/2007 (B.S. 11/02/2008)
detail
Decreet betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau ;
(31)
Decr. van 01/02/2008 (B.S. 04/03/2008)
detail
Decreet houdende wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, wat betreft de gegevensuitwisseling in het kader van de stimulering van de kleuterparticipatie ;
(32)
Decr. van 06/06/2008 (B.S. 18/07/2008)
detail
Decreet houdende het instellen van een rookverbod in onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding ;
(33)
Decr. van 04/07/2008 (B.S. 01/09/2008)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XVIII ;
(34)
decr. van 04/07/2008 (B.S. 20/10/2008)
detail
Decreet betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de werkingsbudgetten betreft ;
(35)
Decr. van 19/12/2008 (B.S. 29/12/2008)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2009 ;
(36)
Decr. van 20/03/2009 (B.S. 09/04/2009)
detail
Decreet betreffende de toelatingsvoorwaarden voor het gewoon lager onderwijs en de engagementsverklaring tussen de school en de ouders in het basis- en secundair onderwijs ;
(37)
Decr. van 08/05/2009 (B.S. 28/08/2009)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XIX ;
(38)
Decr. van 08/05/2009 (B.S. 28/08/2009)
detail
Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs ;
(39)
Decr. van 18/12/2009 (B.S. 30/12/2009)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010 ;
(40)
Decr. van 18/12/2009 (B.S. 29/01/2010)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de derde aanpassing van de begroting 2009 ;
(41)
B.VL.R. van 26/02/2010 (B.S. 11/05/2010)
(42)
Decr. van 09/07/2010 (B.S. 31/08/2010)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XX ;
(43)
Decr. van 23/12/2010 (B.S. 31/12/2010)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2011 ;
(44)
Decr. van 17/12/2010 (B.S. 24/06/2011)
detail
Gecodificeerde decreten betreffende het secundair onderwijs [citeeropschrift: "Codex Secundair Onderwijs"] ;
(45)
Decr. van 17/06/2011 (B.S. 20/07/2011)
detail
Decreet betreffende de scholengemeenschappen in het basis- en secundair onderwijs ;
(46)
Decr. van 01/07/2011 (B.S. 30/08/2011)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXI ;
(47)
Decr. van 08/07/2011 (B.S. 25/07/2011)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2011 ;
(48)
Decr. van 25/11/2011 (B.S. 23/02/2012)
detail
Decreet betreffende het inschrijvingsrecht ;
(49)
Decr. van 23/12/2011 (B.S. 30/12/2011)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2012 ;
(50)
Decr. van 01/06/2012 (B.S. 22/06/2012)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2012 ;
(50/1)
Decr. van 08/06/2012 (B.S. 23/07/2012)
detail
(Het decr. van 08/06/2012 wijzigt het decr. van 25/11/2011 dat het decr. basisonderwijs wijzigt.) ;
(51)
Decr. van 29/06/2012 (B.S. 27/07/2012)
detail
Decreet betreffende de noodzakelijke bepalingen voor de organisatie van het onderwijs ;
(52)
Decr. van 06/07/2012 (B.S. 30/08/2012)
detail
Decreet tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, met het oog op de invoering van een deels op socio-economische leerlingenkenmerken gebaseerd omkaderingssysteem, waarbij het kleuteronderwijs evenwaardig omkaderd wordt als het lager onderwijs ;
(53)
decr. van 21/12/2012 (B.S. 31/12/2012)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2013 ;
(54)
Decr. van 21/12/2012 (B.S. 19/02/2013)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXII ;
(55)
Decr. van 05/07/2013 (B.S. 30/07/2013)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2013 ;
(56)
Decr. van 19/07/2013 (B.S. 27/08/2013)
detail
Decreet betreffende het Onderwijs XXIII ;
(57)
Decr. van 21/03/2014 (B.S. 28/08/2014)
detail
Decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften ;
(58)
Decr. van 04/04/2014 (B.S. 20/08/2014)
detail
Decreet houdende diverse maatregelen betreffende de rechtspositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en betreffende de participatie op school ;
(59)
Decr. van 25/04/2014 (B.S. 25/09/2014)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXIV ;
(60)
Decr. van 19/12/2014 (B.S. 30/12/2014)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015 ;
(61)
Decr. van 19/12/2014 (B.S. 27/01/2015)
detail
Decreet houdende diverse bepalingen onderwijs ;
(62)
Decr. van 03/07/2015 (B.S. 28/07/2015)
detail
Decreet houdende diverse bepalingen onderwijs ;
(63)
Decr. van 19/06/2015 (B.S. 21/08/2015)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXV ;
(64)
Decr. van 13/11/2015 (B.S. 23/11/2015)
detail
Decreet houdende dringende tijdelijke maatregelen in het kader van een stijgend aantal anderstalige kleuters en inzake flexibilisering van de programmatiemogelijkheden onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het secundair onderwijs ;
(65)
Decr. van 17/06/2016 (B.S. 10/08/2016)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXVI ;
(66)
Decr. van 15/07/2016 (B.S. 06/09/2016)
detail
Decreet houdende de verschuiving en aanwending van werkingsmiddelen als gevolg van de toepassing van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, en houdende de verlenging van de aanwendingstermijn voor de extra werkingstoelage voor de stijging van het aantal anderstalige kleuters ;
(67)
B.VL.R. van 28/10/2016 (B.S. 29/12/2016)
detail
Gecodificeerde decreten sommige bepalingen voor het onderwijs ;
(68)
Decr. van 18/11/2016 (B.S. 13/12/2016)
detail
Decreet houdende de dringende verlenging van een tijdelijke maatregel in het kader van het stijgend aantal anderstalige kleuters ;
(69)
Decr. van 23/12/2016 (B.S. 29/12/2016)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2017 ;
(70)
Decr. van 16/06/2017 (B.S. 18/08/2017)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXVII ;
(71)
Decr. van 30/06/2017 (B.S. 03/07/2017)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2017 ;
(72)
Decr. van 24/11/2017 (B.S. 15/01/2018)
detail
Decreet houdende diverse bepalingen onderwijs ;
(73)
Decr. van 22/12/2017 (B.S. 29/12/2017)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2018 ;
(74)
Decr. van 26/01/2018 (B.S. 09/03/2018)
detail
Decreet houdende wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en de Codex Secundair Onderwijs, wat de onderwijsdoelen betreft (opschrift gewijzigd door de commissie:... tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en de Codex Secundair Onderwijs, wat onderwijsdoelen betreft, en tot wijziging van de decreten Rechtspositie onderwijspersoneel) ;
(75)
Decr. van 23/03/2018 (B.S. 16/04/2018)
detail
Decreet betreffende onderwijsinspectie 2.0 ;
(76)
Decr. van 27/04/2018 (B.S. 25/06/2018)
detail
Decreet betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding ;
(77)
Decr. van 08/06/2018 (B.S. 26/06/2018)
detail
Decreet houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) ;
(78)
Decr. van 15/06/2018 (B.S. 17/08/2018)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXVIII ;
(79)
Decr. van 06/07/2018 (B.S. 20/08/2018)
detail
Decreet tot wijziging van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wat betreft maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften ;
(80)
Decr. van 06/07/2018 (B.S. 30/08/2018)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2018 ;
(81)
Decr. van 21/12/2018 (B.S. 28/12/2018)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2019 ;
(82)
Decr. van 21/12/2018 (B.S. 11/01/2019)
detail
Decreet houdende wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wat de termijnen van de aanmeldingsprocedure betreft ;
(83)
Decr. van 15/03/2019 (B.S. 08/05/2019)
detail
Decreet tot uitvoering van maatregelen betreffende het onderwijs uit cao XI vanaf het schooljaar 2019-2020 ;
(84)
Decr. van 22/03/2019 (B.S. 15/05/2019)
detail
Decreet tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016 en het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, wat betreft de afstemming op het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid ;
(85)
Decr. van 03/05/2019 (B.S. 29/05/2019)
detail
Decreet houdende wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, wat de werkingsmiddelen voor het kleuteronderwijs betreft ;
(86)
Decr. van 05/04/2019 (B.S. 24/06/2019)
detail
Decreet betreffende het Onderwijs XXIX ;
(87)
Decr. van 17/05/2019 (B.S. 26/07/2019)
detail
Decreet houdende wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 en van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, wat het inschrijvingsrecht betreft ;
(88)
Decr. van 22/11/2019 (B.S. 11/12/2019)
detail
Decreet houdende wijziging van diverse decreten, wat de wijziging van het inschrijvingsrecht betreft. (Dit decreet wijzigt het decreet basisonderwijs en het decreet van 17/05/2019 dat o.a. het decreet basisonderwijs wijzigt.) ;
(89)
Decr. van 20/12/2019 (B.S. 30/12/2019)
detail
Programmadecreet bij de begroting 2020 ;
(90)
Decr. van 08/05/2020 (B.S. 14/05/2020)
detail
Decreet tot het nemen van dringende tijdelijke maatregelen in het onderwijs
naar aanleiding van de coronacrisis (Dit decreet wijzigt het decreet basisonderwijs en het decreet van 17/05/2019 dat o.a. het decreet basisonderwijs wijzigt.) ;
(91)
Decr. van 26/06/2020 (B.S. 17/07/2020)
detail
Programmadecreet bij de aanpassing van de begroting 2020 ;
(92)
Decr. van 03/07/2020 (B.S. 24/08/2020)
detail
Decreet over het onderwijs XXX ;
(93)
Decr. van 18/12/2020 (B.S. 24/12/2020)
detail
Decreet tot het nemen van dringende tijdelijke maatregelen in het onderwijs
naar aanleiding van de coronacrisis (V) ;
(94)
Decr. van 25/06/2021 (B.S. 06/07/2021)
detail
Decreet tot het nemen van dringende tijdelijke maatregelen in het onderwijs
naar aanleiding van de coronacrisis (VIII) (Dit decreet wijzigt het decreet basisonderwijs en het decreet van 17/05/2019 dat o.a. het decreet basisonderwijs wijzigt.) ;
(95)
Decr. van 09/07/2021 (B.S. 20/08/2021)
detail
Programmadecreet bij de aanpassing van de begroting 2021 ;
(96)
Decr. van 09/07/2021 (B.S. 26/08/2021)
detail
Decreet over het onderwijs XXXI ;
(97)
Decr. van 04/02/2022 (B.S. 16/03/2022)
detail
Decreet tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 en de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, wat betreft het inschrijvingsrecht in het gewoon onderwijs buiten het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de regelgeving over het LOP en de CLR ;
(98)
Decr. van 18/02/2022 (B.S. 05/05/2022)
detail
Decreet tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wat betreft bijkomende maatregelen voor het inschrijvingsrecht betreffende voorrangs- en ordeningscriteria ;
(99)
Decr. van 18/02/2022 (B.S. 11/05/2022)
detail
Decreet tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en de Codex
Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wat betreft het inschrijvingsrecht in het gewoon onderwijs in het
tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ;
(100)
Decr. van 25/02/2022 (B.S. 25/05/2022)
detail
Decreet tot uitvoering van maatregelen over het onderwijs uit cao XII Leerplicht, cao V Basiseducatie en cao VI Hoger onderwijs vanaf het school- of academiejaar 2021-2022 ;
(101)
Decr. van 08/07/2022 (B.S. 09/08/2022)
detail
Decreet tot uitvoering van dringende maatregelen om het lerarenambt in het basis- en secundair onderwijs te herwaarderen ;
(102)
Decr. van 24/06/2022 (B.S. 22/08/2022)
detail
Decreet over de relancemaatregelen in het onderwijs ;
(103)
Decr. van 08/07/2022 (B.S. 23/08/2022)
detail
Decreet over diverse maatregelen voor het onderwijs ;
(104)
Decr. van 08/07/2022 (B.S. 23/08/2022)
detail
Decreet over het onderwijs XXXII ;
(105)
Decr. van 03/02/2023 (B.S. 28/02/2023)
detail
Decreet tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997,
wat betreft de rol van de centra voor leerlingenbegeleiding ;
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en wij,
Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.
Dit decreet regelt een
gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.
[
§ 1. De bepalingen van dit
decreet zijn van toepassing op het gewoon en het buitengewoon, erkend,
gefinancierd en gesubsidieerd basisonderwijs, tenzij het uitdrukkelijk anders
vermeld wordt. Het decreet is niet van toepassing op de internaten,
semi-internaten, opvangcentra en observatiecentra die verbonden zijn aan
basisscholen.
§ 2. In afwijking van §
1 is
[artikel 27quater]
van toepassing op
internaten.
]
HOOFDSTUK II. - Afkortingen en
definities
Art. 3.
Voor de toepassing van dit
decreet wordt verstaan onder :
1°
[aanvullende lestijden : lestijden toegekend
[...]
voor specifieke behoeften bepaald door de
regering;]
2° aanvullende uren : uren paramedische, medische,
psychologische, sociale of orthopedagogische hulp toegekend voor specifieke
behoeften;
3° administratieve
vestigingsplaats : vestigingsplaats door het schoolbestuur gekozen als
administratieve zetel van de school;
4°
afstand : de kortst mogelijke afstand gemeten langs de rijbaan, zoals
omschreven in artikel 2.1 van het koninklijk besluit van 1 december 1975
houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, zonder
rekening te houden met wegomleggingen, verkeersvrije straten,
éénrichtingsverkeer en autosnelwegen;
[
4°bis
Agion : Agentschap voor Infrastructuur in het
Onderwijs;
4°ter Agodi : Agentschap voor
Onderwijsdiensten;
]
[
4° quater anderstalige nieuwkomer :
a) een leerling die uiterlijk op 31 december van het lopende schooljaar vijf jaar of ouder is en
[die op de dag van de voorziene instap in de school]
, gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1) hij is een nieuwkomer, dit wil zeggen dat hij maximaal één jaar ononderbroken in België verblijft;
2) hij heeft niet het Nederlands als thuistaal of moedertaal;
3) hij beheerst onvoldoende de onderwijstaal om met goed gevolg de lessen te kunnen volgen;
4) hij is maximaal negen maanden ingeschreven, vakantiemaanden juli en augustus niet inbegrepen, in een school met het Nederlands als onderwijstaal;
b) een leerling die officieel verblijft in een open asielcentrum, zijnde een collectieve opvangstructuur zoals bedoeld in artikel 2, 10°, van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde categorieën van vreemdelingen en die uiterlijk op 31 december van het lopende schooljaar vijf jaar of ouder is.
Dat de leerling voldoet aan de voorwaarden, vermeld in punt a), 1) en 2), wordt bewezen aan de hand van een verklaring op eer van de ouders. Met die verklaring op eer wordt voor het beantwoorden aan de voorwaarde vermeld in punt 1) echter geen rekening gehouden, als in het inschrijvings- of leerlingendossier documenten aanwezig zijn die deze verklaring tegenspreken. Dat de leerling voldoet aan de voorwaarde vermeld in punt b) wordt bewezen aan de hand van een attest, uitgereikt door het open asielcentrum waar hij officieel verblijft. De verklaringen die aantonen dat anderstalige nieuwkomers voldoen aan de voorwaarden, worden ten minste vijf jaar in de school bewaard en moeten eventueel ter verificatie worden voorgelegd.
]
5°
[ het Gemeenschapsonderwijs : een openbare instelling met
rechtspersoonlijkheid, opgericht bij het bijzonder decreet van 14 juli 1998
betreffende het
gemeenschapsonderwijs;]
6° basisschool : school waar kleuteronderwijs en lager
onderwijs georganiseerd wordt;
7° behoudsnorm
: gunstige rationalisatienorm die in welbepaalde situaties in het buitengewoon
onderwijs mag toegepast worden;
8°
[bevolkingsdichtheid van een gemeente: het aantal inwoners per vierkante kilometer dat opgenomen is in de gemeentemonitor van de Vlaamse overheid en dat op 1 februari van het schooljaar voorafgaand aan de start van de zesjaarlijkse periode voor scholengemeenschappen, vermeld in artikel 125quinquies, beschikbaar is;]
De
bevolkingsdichtheid in aanmerking te nemen voor een school die
vestigingsplaatsen heeft in verschillende gemeenten wordt vastgesteld op grond
van volgende berekening : de totale bevolking van deze gemeenten wordt gedeeld
door de totale oppervlakte uitgedrukt in km². Voor een vestigingsplaats
wordt de bevolkingsdichtheid van de gemeente waarin die vestigingsplaats
werkelijk gelegen is, in aanmerking genomen;
[
8°bis
bijkomende lestijden : lestijden die niet behoren tot het lestijdenpakket en
geen extra lestijden zijn;
8°ter bijkomende uren : uren die
niet behoren tot het urenpakket en geen extra uren
zijn;
]
[8° quater brede basiszorg: fase in het zorgcontinuüm waarbij de school vanuit een visie op zorg de ontwikkeling van alle leerlingen stimuleert en problemen tracht te voorkomen door een krachtige leeromgeving te bieden, de leerlingen systematisch op te volgen en actief te werken aan het verminderen van risicofactoren en aan het versterken van beschermende factoren;
]
9°
[...]
[9°bis CKG-school : school die verbonden is aan
een centrum voor kinderzorg en
gezinsondersteuning;]
[
[
9°ter]
CLB : centrum voor leerlingenbegeleiding zoals bedoeld in het
decreet van
[27 april 2018 betreffende leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding]
]
[9° quater
[CLR: de Commissie inzake Leerlingenrechten, vermeld in deel VIII, hoofdstuk 2, van de Codificatie
sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016;]
]
[9° quater/1 consultatieve leerlingenbegeleiding: de kernactiviteit van een centrum voor leerlingenbegeleiding waarbij het versterking biedt aan de school bij problemen van individuele leerlingen of groepen van leerlingen;]
[9° quinquies compenserende maatregelen: maatregelen waarbij de school orthopedagogische of orthodidactische hulpmiddelen aanbiedt, waaronder technische hulpmiddelen, waardoor de doelen van het gemeenschappelijk curriculum of de doelen die na dispensatie voor de leerling bepaald zijn, bereikt kunnen worden;
]
[
9° sexies : contactonderwijs : onderwijs waarbij er een rechtstreeks en regelmatig contact is tussen de leraar of beg
eleider van een onderwijsactiviteit en de leerling, gebonden aan een bepaald tijdstip en plaats van onderwijsverstrekking;
]
10°
[POV : Provinciaal Onderwijs
Vlaanderen;]
11° departement : bevoegde dienst of ambtenaar van het
departement onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
12°
[differentiërende maatregelen: maatregelen waarbij de school, binnen het gemeenschappelijk curriculum, een beperkte variatie aanbrengt in het onderwijsleerproces om beter tegemoet te komen aan de behoeften van individuele leerlingen of groepen van leerlingen;]
[12° bis dispenserende maatregelen: maatregelen waarbij de school doelen toevoegt aan het gemeenschappelijk curriculum of de leerling vrijstelt van doelen van het gemeenschappelijk curriculum en die, waar mogelijk, vervangt door gelijkwaardige doelen, in die mate dat ofwel de doelen voor de studiebekrachtiging in functie van de finaliteit voor het onderwijsniveau ofwel de doelen voor het doorstromen naar het beoogde vervolgonderwijs, nog in voldoende mate kunnen bereikt worden;]
[12° ter disproportionaliteit/disproportioneel: onredelijkheid van aanpassingen aangetoond na een proces van afweging met toepassing van de criteria als vermeld in artikel 2, § 2 en § 3, van het Protocol van 19 juli 2007 betreffende het begrip redelijke aanpassingen in België krachtens de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding;
]
13°
[
[erkend onderwijs : onderwijs dat voldoet aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 62 of artikel 62bis en erkend is door de Vlaamse Regering zoals bepaald in artikel 35 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;]
]
14° extra lestijden :
lestijden toegekend in het kader van een tijdelijk project;
[14°bis
[extra uren : uren die toegekend zijn in het
kader van tijdelijke projecten;]
]
[14°ter
extra-muros activiteiten : activiteiten die plaatsvinden buiten de schoolmuren
en georganiseerd worden voor één of meer leerlingengroepen.
Activiteiten die volledig buiten de schooluren georganiseerd worden, vallen
hier niet onder;]
15° fusie van scholen : de samenvoeging tot één
nieuwe school van twee of méér scholen die gelijktijdig worden
afgeschaft of de samenvoeging tot één school van twee of
méér scholen waarbij één van de betrokken scholen
blijft bestaan en de andere(n) opslorpt;
16°
gefinancierd onderwijs : gemeenschapsonderwijs dat voldoet aan de voorwaarden
zoals bepaald in artikel 68;
17° Gemeenschap
: de Vlaamse Gemeenschap;
[17° bis gemeenschappelijk curriculum: de goedgekeurde leerplannen die ten minste herkenbaar de doelen bevatten die noodzakelijk zijn om de eindtermen te bereiken of de ontwikkelingsdoelen na te streven en de schoolgebonden planning voor het nastreven van de leergebiedoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen;
]
18°
gemeenschapsonderwijs : onderwijs georganiseerd door of namens de Gemeenschap;
[18°bis gemotiveerd verslag: een handelingsgericht advies voor ondersteuning vanuit het ondersteuningsmodel, vermeld in artikel 172quinquies en 172quinquies/1, dat een CLB-medewerker registreert in
het multidisciplinair dossier van de leerling;]
19° gesubsidieerd onderwijs : vrij onderwijs
of officieel onderwijs, met uitzondering van het gemeenschapsonderwijs, dat
voldoet aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 68;
20° godsdienst of levensbeschouwing : een godsdienst of
levensbeschouwing erkend door de overheid die terzake bevoegd is;
21° groep : indeling van de scholen en
vestigingsplaatsen in het gewoon basisonderwijs en van de scholen in het
buitengewoon basisonderwijs naargelang ze behoren tot het
gemeenschapsonderwijs, het gesubsidieerd officieel onderwijs, het gesubsidieerd
vrij onderwijs naargelang van de onderscheidene godsdiensten, of tot het
gesubsidieerd vrij niet-confessioneel onderwijs;
[21° bis handelingsgericht advies: het CLB geeft advies aan de leerling, de ouders of het schoolteam over keuzemogelijkheden en gedragsalternatieven of eventueel bepaalde hulp;]
22°
[ herstructurering : ]
[
a) in het gewoon onderwijs : wijziging
in de structuur van een school op het vlak van vestigingsplaatsen en/of
onderwijsniveaus en/of leerlingengroepen. Een wijziging op het vlak van
leerlingengroepen is een herstructurering wanneer er leerlingengroepen
afgesplitst worden naar één of meer nieuwe scholen. Een fusie
wordt niet als een herstructurering beschouwd;
b) in het buitengewoon onderwijs
: wijziging in de structuur van een school op het vlak van vestigingsplaatsen
en/of onderwijsniveaus en/of types en/of leerlingengroepen. Een wijziging op
het vlak van de leerlingengroepen is een herstructurering wanneer er
leerlingengroepen afgesplitst worden naar één of meerdere
scholen. Een fusie
[en veranderingen van bestaande types of niveaus binnen bestaande vestigingsplaatsen in de school zonder dat het bestaande aanbod in de totale school wijzigt, worden]
niet als een herstructurering
beschouwd;
]
23°
[hoofdopdracht : lesopdracht voor het onderwijzend
personeel, kindgebonden opdracht voor het paramedisch, medisch, sociaal,
psychologisch en orthopedagogisch personeel. In de hoofdopdracht kunnen
bijzondere pedagogische taken en/of lestijden beleidsondersteuning begrepen
zijn;]
24°
[huisonderwijs :
]
[
- het onderwijs dat verstrekt wordt aan leerplichtigen van wie de ouders beslist hebben om hen niet in te schrijven in een door de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde school;
]
[- onder huisonderwijs wordt eveneens verstaan het onderwijs dat aan een leerplichtige wordt verstrekt in het kader van de toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1990 waarbij de voorwaarden worden vastgesteld waaronder in bepaalde gemeenschapsinstellingen voor observatie en opvoeding en in onthaal- en oriëntatiecentra en in de observatiecentra, ressorterend onder de bijzondere jeugdbijstand aan de leerplicht kan worden voldaan;
]
[
24° /1 individueel aangepast curriculum : een curriculum waarbij leerdoelen op maat van de leerling met een verslag
[als vermeld in artikel 15,]
worden geformuleerd. De leerdoelen op maat van de leerling worden gekozen door de klassenraad in afstemming met de ouders, waar mogelijk de leerling, de CLB-medewerker en in voorkomend geval externe ondersteuners, vertrekkende van de ontwikkelingsdoelen en de leerdoelen die het bereiken van de eindtermen beogen. Dit curriculum kan, indien dit noodzakelijk is voor de leerling, ook gebaseerd worden op de ontwikkelingsdoelen van het buitengewoon onderwijs. Het curriculum wordt naargelang de studievoortgang van de leerling aangepast. Deze leerdoelen moeten worden nagestreefd en beogen de maximale ontplooiing van de leerling en een zo volwaardig mogelijke participatie aan het klas- en schoolgebeuren in de school voor gewoon onderwijs. Leerlingen die een individueel aangepast curriculum volgen komen niet in aanmerking voor het getuigschrift basisonderwijs behoudens wanneer voldaan is aan de voorwaarden van artikel 54;
]
[24° bis kadastraal perceel : een deel van het Belgisch grondgebied dat door een kadastraal perceelnummer wordt geïdentificeerd zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 20 september 2002 tot vaststelling van de vergeldingen en de nadere regels voor de afgifte van kadastrale uittreksels en inlichtingen;
]
25° klassenraad
: team van personeelsleden dat onder leiding van de directeur of zijn
afgevaardigde samen de verantwoordelijkheid draagt
[of zal dragen]
voor de begeleiding van en
het onderwijs aan een bepaalde leerlingengroep of individuele leerling;
[25°bis kleuterparticipatie : de inschrijving in en
deelname aan het kleuteronderwijs van niet-leerplichtige leerlingen met het oog
op het realiseren van de
ontwikkelingsdoelen;]
26° kleuterschool : school waar alleen kleuteronderwijs
georganiseerd wordt;
27° lagere school :
school waar alleen lager onderwijs georganiseerd wordt;
[27° bis
[leefentiteit]
: leerlingen met ten minste één gemeenschappelijke ouder, als vermeld in 41°, of leerlingen met eenzelfde hoofdverblijfplaats;
]
[27° ter leerlingenbegeleiding: een geheel van preventieve en begeleidende maatregelen. Leerlingenbegeleiding situeert zich op vier domeinen: de onderwijsloopbaan, leren en studeren, psychisch en sociaal functioneren en preventieve gezondheidszorg. De maatregelen vertrekken steeds vanuit een geïntegreerde en holistische benadering voor de vier begeleidingsdomeinen en dit vanuit een continuüm van zorg;]
28° leerlingengroep : aantal leerlingen dat samen voor een
bepaalde periode eenzelfde opvoedings- of onderwijsactiviteit volgt;
[
28° bis leerling met specifieke onderwijsbehoeften: leerling met langdurige en belangrijke participatieproblemen die te wijten zijn aan het samenspel tussen:
a) één of meerdere functiebeperkingen op mentaal, psychisch, lichamelijk of zintuiglijk vlak en;
b) beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en;
c) persoonlijke en externe factoren;
]
[
28°/1 leerling met een zorgthuis:
a) een leerling die effectief gebruik maakt van een jeugdhulpverleningsbeslissing als vermeld in artikel 2, § 1, 28°,
van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp voor:
- een verblijf bij een jeugdhulpaanbieder als vermeld in artikel 2, § 1, 27°, van hetzelfde decreet, met uitzondering
van de schoolinternaten, vermeld in artikel 68, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende
de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp en met uitzondering van
vrijwillige Jeugdhulpverlening in de multifunctionele centra, als bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van
26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een
handicap;
- contextbegeleiding in functie van autonoom wonen of begeleiding in een kleinschalige wooneenheid,
overeenkomstig artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp;
b) een leerling die geplaatst is door de jeugdrechter of jeugdrechtbank in een gemeenschapsinstelling als vermeld
in artikel 2, 4°, van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht;
c) een niet-begeleide minderjarige vreemdeling voor wie de voorwaarden, vermeld in artikel 5 van hoofdstuk 6 van
titel XIII van de Programmawet (I) van 24 december 2002, vervuld zijn;
]
29° leergebied : samenhangend geheel van
leerinhouden;
30° leerplicht : periode binnen
dewelke men verplicht is onderwijs te volgen, zoals vastgelegd in
[artikel 1, § 1, § 3, § 7]
van
de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht;
31° leerplichtige : jongere onderworpen aan de leerplicht;
32° lestijd : een periode van vijftig minuten
die als eenheid voor de bepaling van de duur van de onderwijsactiviteiten wordt
gebruikt;
33°
[lestijdenpakket :
]
[
a) in het gewoon basisonderwijs : pakket lestijden dat bestaat uit de lestijden volgens de schalen, de SES-lestijden en de aanvullende lestijden, toegekend aan een school om de financierbare of subsidieerbare personeelsformatie van het onderwijzend personeel te bepalen, inclusief de eventuele lesopdracht van de directie;
b) in het buitengewoon basisonderwijs : het pakket lestijden dat bestaat uit de lestijden volgens de schalen en de aanvullende lestijden, toegekend aan een school om de financierbare of subsidieerbare personeelsformatie van het onderwijzend personeel te bepalen, inclusief de eventuele lesopdracht van de directie;
]
34°
[lestijden volgens de schalen : resultaat van de verrekening van het aantal regelmatige leerlingen op een welbepaalde teldag of tijdens een welbepaalde telperiode aan de hand van schalen of bekomen als additionele lestijden volgens de schalen volgens de berekeningswijzen vermeld in dit decreet;]
35°
lokaal comité : het lokaal overlegorgaan of onderhandelingsorgaan
bevoegd voor arbeidsvoorwaarden en personeelsaangelegenheden;
36°
[LOP: een lokaal overlegplatform als vermeld in deel VIII, hoofdstuk 1, van de Codificatie sommige bepalingen
voor het onderwijs van 28 oktober 2016;]
37° officieel onderwijs : onderwijs georganiseerd door een
[publiekrechtelijke rechtspersoon]
;
38°
[...]
39° onderwijsinspectie : de inspectie, zoals bedoeld in
[het
decreet
van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs]
of de
inspectie, zoals bedoeld in het decreet van 1 december 1993 betreffende de
inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, voor zover belast
met taken op het gebied van het basisonderwijs;
[
39°bis
onderwijsnet :
- het gemeenschapsonderwijs : het onderwijs van
de Vlaamse Gemeenschap zoals bedoeld in
artikel 2 van het
bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs;
- het gesubsidieerd officieel onderwijs : het onderwijs
ingericht
[...]
door publiekrechtelijke rechtspersonen andere dan het
gemeenschapsonderwijs en dat in aanmerking komt voor subsidiëring van de
Vlaamse Gemeenschap;
- het gesubsidieerd vrij onderwijs : het
onderwijs ingericht door natuurlijke personen of privaatrechtelijke
rechtspersonen en dat in aanmerking komt voor subsidiëring door de Vlaamse
Gemeenschap;
]
40° onderwijsniveau : indeling van het onderwijs in
kleuteronderwijs, lager onderwijs, secundair onderwijs en hoger onderwijs;
41° ouders : de personen die het ouderlijk
gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige onder hun bewaring
hebben;
42° OVSG : Onderwijssecretariaat van
de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap;
[
42° bis pedagogisch project : het geheel van de fundamentele uitgangspunten voor een school en haar werking;
]
43° periode van normale aanwezigheid van de leerlingen :
periode die loopt vanaf 15 minuten vóór de eerste les 's morgens
tot 15 minuten na de laatste les 's middags en vanaf 15 minuten
vóór de eerste les 's namiddags tot 15 minuten na de laatste les
's avonds
[43°bis plage : lestijden of uren buiten het
lestijden- en urenpakket die zich situeren boven het minimum maar binnen het
maximum van de
hoofdopdracht;]
44° preventorium : medische instelling die onder meer in
residentieel verband kuurmogelijkheden biedt aan kinderen en jongeren van
[twee
jaar en zes maanden]
tot achttien jaar en waar buitengewoon onderwijs van type
5 gegeven wordt;
45° programmatienorm : aantal regelmatige leerlingen dat op
een
[welbepaalde teldag of tijdens een welbepaalde telperiode]
in een school
[...]
of een type moet ingeschreven zijn om in de financierings- of
subsidiëringsregeling te worden opgenomen;
[45°bis
[puntenenveloppe : het aantal punten waarover een school en/of
scholengemeenschap op basis van het aantal regelmatige leerlingen op een
welbepaalde teldag of op basis van het gemiddeld aantal leerlingen tijdens de
telperiode beschikt en dat het aantal organiseerbare betrekkingen van beleids-
en ondersteunend personeel en/of bestuurs- en onderwijzend personeel bepaalt;]
]
[
45°ter
randgemeenten : de gemeenten van het Vlaamse Gewest, vermeld in artikel 7 van
de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op
18 juli 1966;
45°quater taalgrensgemeenten : de gemeenten
van het Vlaamse Gewest, vermeld in artikel 3, 1°, van de wet van 30 juli 1963
houdende taalregeling in het
onderwijs;
]
46°
[rationalisatienorm : het aantal regelmatige leerlingen dat op een welbepaalde
teldag of tijdens een welbepaalde telperiode in een school, een
vestigingsplaats, een onderwijsniveau of een type moet ingeschreven zijn om na
de programmatieperiode nog gefinancierd of gesubsidieerd te
blijven;]
47° regering : de Vlaamse regering;
[ 47° bis remediërende maatregelen: maatregelen waarbij de school effectieve vormen van aangepaste leerhulp verstrekt binnen het gemeenschappelijk curriculum;
]
48° salaris : wedde, weddetoelage, bijwedde, toelagen en
vergoedingen;
49° school : pedagogisch
geheel, waar onderwijs georganiseerd wordt en dat onder leiding staat van
één directeur;
50°
[schoolbestuur : de inrichtende macht zoals bedoeld in artikel 24, § 4,
van de Grondwet, dit is de rechtspersoon of de natuurlijke persoon die
verantwoordelijk is voor één of meer
scholen;]
51° schooljaar : de periode van 1 september tot en met 31
augustus;
52° schoolopdracht van het
personeel : het geheel van taken die een personeelslid in schoolverband
uitvoert;
[52°bis scholengemeenschap basisonderwijs : is
een samenwerkingsverband dat beantwoordt aan de criteria van de artikelen
125sexies tot en met
125octies;]
[52°bis/0 scholengemeenschapsinstelling: een scholengemeenschapsinstelling is een instelling die geen
school is en die uitsluitend opgericht kan worden binnen één scholengemeenschap en zich beperkt
tot en als enige doel heeft daar personeelsleden, die werken ter ondersteuning van de scholen van
de scholengemeenschap aan te stellen, te affecteren, toe te laten tot de proeftijd en vast te benoemen
indien ze daarvoor in aanmerking komen.]
[52° bis/1 selectieve participatietoeslagen leerling: de selectieve participatietoeslagen, zoals opgenomen in boek 2, deel 2, titel 1, van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid;]
[
[52° bis/1/1]
SES-lestijden : lestijden, toegekend op basis van de socio-economische status van leerlingen in het gewoon basisonderwijs die gevat wordt door leerlingkenmerken;
[
[52° bis/1/2]
systematisch contact: een periodiek contact waarop de leerling en het centrum voor leerlingenbegeleiding in persoon samenzitten en er een uniform aanbod voor populaties of doelgroepen wordt voorzien ter uitvoering van het begeleidingsdomein preventieve gezondheidszorg;]
52° bis/2
[...]
]
[52°ter
trekkende bevolking : binnenschippers, kermis- en circusexploitanten en
-artiesten en woonwagenbewoners, bedoeld in artikel 2, 3°, van het decreet
van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele
minderheden;]
53° type : indeling van het buitengewoon onderwijs op basis
van de bijzondere opvoedings- en onderwijsbehoeften die een bepaalde groep
leerlingen gemeenschappelijk heeft;
[
53° bis uitbreiding van zorg: fase in het zorgcontinuüm waarbij de school de maatregelen uit de fase van verhoogde zorg onverkort verderzet en het CLB een proces van handelingsgerichte diagnostiek opstart. Het CLB richt zich daarbij op een uitgebreide analyse van de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling en op de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht(en) en ouders met het oog op het formuleren van adviezen voor het optimaliseren van het proces van afstemming van het onderwijs- en opvoedingsaanbod op de zorgvraag van de leerling. Het CLB bepaalt in samenspraak met de school en de ouders welke bijkomende inzet van middelen, hulp of expertise, hetzij ten aanzien van de school of de leerling, al dan niet in zijn context, wenselijk is alsook de omvang en de duur daarvan;]
54°
[urenpakket :]
[
a) in gewoon onderwijs : het aantal
uren toegekend aan een school om de gefinancierde of gesubsidieerde formatie
voor kinderverzorgers in het kleuteronderwijs te bepalen;
b) in het buitengewoon onderwijs : het aantal uren toegekend aan
een school om de gefinancierde of gesubsidieerde formatie voor het paramedisch,
medisch, psychologisch, orthopedagogisch en sociaal personeel te bepalen. Dit
pakket bestaat uit uren volgens de richtgetallen en aanvullende
uren.
]
55° uren volgens de richtgetallen : resultaat van de
verrekening van het aantal regelmatige leerlingen op een welbepaalde
[teldag of
tijdens een welbepaalde telperiode]
aan de hand van de richtgetallen door de
regering vastgelegd;
[55°bis
[verhoogde zorg: fase in het zorgcontinuüm waarbij de school extra zorg voorziet onder de vorm van remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, afgestemd op de specifieke onder- wijsbehoeften van bepaalde leerlingen, en voorafgaand aan de fase van uitbreiding van zorg;]
]
56° vestigingsplaats : gebouw of gebouwencomplex waarin een
school of een gedeelte van een school gehuisvest is;
57° vrij onderwijs : onderwijs georganiseerd door een
natuurlijk persoon of een private rechtspersoon;
58° ziekenhuisschool : school voor buitengewoon basisonderwijs
van type 5 verbonden aan een ziekenhuis waar kinderen omwille van ernstige
medische redenen worden opgenomen;
[
59° zorgcontinuüm: opeenvolging van de fasen in de organisatie van de onderwijsomgeving op het gebied van brede basiszorg, verhoogde zorg en uitbreiding van zorg.
]
HOOFDSTUK III. - Structuur van het
basisonderwijs
Afdeling 1. - Kleuteronderwijs, lager onderwijs en
basisonderwijs
Art. 4.
Het basisonderwijs omvat
kleuteronderwijs en lager onderwijs. Er is gewoon en buitengewoon
basisonderwijs.
Art. 5.
Het kleuteronderwijs is
basisonderwijs voor kinderen vanaf
[twee jaar en zes maanden]
en loopt tot de
aanvang van het lager onderwijs.
Er is gewoon en
buitengewoon kleuteronderwijs.
Art. 6.
§ 1. Het lager
onderwijs is basisonderwijs dat aanvangt
[vanaf het tweede jaar van de leerplicht]
,
bestemd is voor kinderen na het kleuteronderwijs en loopt tot de aanvang van
het secundair onderwijs.
Er is gewoon
en buitengewoon lager onderwijs.
§ 2. Het gewoon lager
onderwijs duurt zes jaar, het buitengewoon lager onderwijs duurt zeven
jaar.
Art. 7.
§ 1. Elk schoolbestuur
beslist of het alleen kleuteronderwijs, alleen lager onderwijs of beide
organiseert.
[In nieuwe scholen voor gewoon onderwijs,
opgericht vanaf 1 september 2003, moet zowel kleuter- als lager onderwijs
worden
georganiseerd.]
§ 2.
[Het schoolbestuur bepaalt vrij de organisatie van zijn kleuteronderwijs en lager onderwijs. Het legt die organisatie vast in het schoolwerkplan.]
§ 3.
[In scholen met lager onderwijs moet het lager onderwijs steeds volledig georganiseerd worden. In scholen met kleuteronderwijs moet het kleuteronderwijs steeds volledig georganiseerd worden. Deze verplichting geldt, voor wat het gewoon kleuteronderwijs betreft, vanaf het schooljaar 2016-2017.
]
[In het gewoon basisonderwijs moet het kleuteronderwijs volledig georganiseerd zijn vanaf het derde bestaansjaar van dat onderwijsniveau in de school en het lager onderwijs volledig georganiseerd zijn vanaf het zesde bestaansjaar van dat onderwijsniveau in de school.]
Afdeling 2.
[Gewoon en buitengewoon basisonderwijs]
Art. 8.
Het gewoon basisonderwijs
wordt zodanig georganiseerd dat, op grond van een pedagogisch project, in de
school een opvoedings- en leeromgeving gecreëerd wordt waarin de
leerlingen een ononderbroken leerproces kunnen doormaken. Die omgeving wordt
aangepast aan de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.
[
[Een school die beslist het
ononderbroken leerproces van een leerling te onderbreken door die leerling het aanbod van het afgelopen schooljaar
gedurende het daaropvolgende schooljaar nogmaals te laten volgen, motiveert die beslissing schriftelijk ten aanzien
van de ouders en licht die beslissing mondeling toe. De school geeft aan welke bijzondere aandachtspunten er voor die
leerling zijn in het daaropvolgende schooljaar.]
]
Het gewoon basisonderwijs is in principe
verantwoordelijk voor het onderwijs aan alle leerlingen van bedoelde
leeftijdscategorie. Het moet door blijvende aandacht en verbreding van de zorg
zoveel mogelijk leerlingen blijvend begeleiden.
[Het werkt hiervoor op een systematische, planmatige en transparante wijze samen met het CLB en de ouders en doet, in het bijzonder voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, gepaste en redelijke aanpassingen, waaronder het inzetten van remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen naargelang de noden van de leerling. De specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen en de ondersteuningsbehoeften van het onderwijspersoneel en de ouders staan daarbij centraal.]
Art. 9.
Het buitengewoon
basisonderwijs is het onderwijs dat op grond van een pedagogisch project
aangepast onderwijs, opvoeding, verzorging en therapie verstrekt aan leerlingen
waarvan de totale persoonlijkheidsontwikkeling tijdelijk of permanent, niet of
onvoldoende door het gewoon onderwijs kan verzekerd worden.
Art. 10.
[
§ 1. Het buitengewoon basisonderwijs is ingedeeld in volgende types :
1° type basisaanbod, voor kinderen voor wie de onderwijsbehoeften dermate zijn en voor wie al tijdens het gewoon kleuteronderwijs of tijdens het gewoon lager onderwijs aantoonbaar blijkt dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen ofwel disproportioneel, ofwel onvoldoende zijn om de leerling binnen het gemeenschappelijk curriculum te kunnen blijven meenemen in een school voor gewoon onderwijs;
2° type 2, voor kinderen met een verstandelijke beperking.
Kinderen met een verstandelijke beperking voldoen aan alle onderstaande criteria :
a) ze hebben significante beperkingen in het intellectueel functioneren, wat op basis van een psychodiagnostisch onderzoek tot uiting komt in een totaal intelligentiequotiënt op een gestandaardiseerde en genormeerde intelligentietest
[ dat twee of meer standaarddeviaties beneden het gemiddelde ligt ten opzichte van een normgroep van leeftijdsgenoten]
, rekening houdend met het betrouwbaarheidsinterval;
b) ze hebben significante beperkingen in het
[adaptief gedrag]
, wat op basis van psychodiagnostisch onderzoek tot uiting komt in een uitslag op een gestandaardiseerde en genormeerde schaal voor
[adaptief gedrag]
, die
[twee of meer]
standaarddeviaties beneden het gemiddelde ligt ten opzichte van een normgroep van leeftijdgenoten, rekening houdend met het betrouwbaarheidsinterval;
c) de functioneringsproblemen zijn ontstaan vóór de leeftijd van 18 jaar;
d) het besluit "verstandelijke beperking" wordt genomen na een periode van procesdiagnostiek;
3° type 3, voor kinderen met een emotionele of gedragsstoornis die geen verstandelijke beperking hebben zoals bepaald in 2°.
Kinderen met een emotionele of gedragsstoornis zijn kinderen bij wie op basis van gespecialiseerde, door een multidisciplinair team aangeleverde diagnostiek, met inbegrip van psychiatrisch onderzoek, een van de volgende problematieken wordt vastgesteld :
a) een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit;
b) een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis;
c) de gedragsstoornis in enge zin, `conduct disorder';
d) een angststoornis;
e) een stemmingsstoornis;
f) een hechtingsstoornis;
4° type 4, voor kinderen met een motorische beperking.
Kinderen met een motorische beperking zijn kinderen bij wie op basis van specifieke medische diagnostiek, een uitval wordt vastgesteld in de neuromusculoskeletale en beweginggerelateerde functies, meer bepaald :
a) de functies van gewrichten en beenderen;
b) de spierfuncties, meer bepaald de spierkracht, de tonus en het uithoudingsvermogen, met gedeeltelijke of volledige uitval van :
1) een van de of beide bovenste of onderste ledematen;
2) de linkerzijde, de rechterzijde of beide zijden;
3) de romp;
4) overige;
c) de bewegingsfuncties;
d) een door medische diagnostiek geobjectiveerde problematiek met weerslag op het beweginggerelateerd functioneren die niet terug te brengen is tot criterium a) tot en met c) maar met een duidelijke impact op schoolse activiteiten;
5° type 5, voor kinderen die opgenomen zijn in een ziekenhuis, een residentiële setting of verblijven in een preventorium.
De regering bepaalt de voorwaarden waaraan de residentiële setting moet voldoen opdat er een school voor buitengewoon onderwijs type 5 aan verbonden kan zijn.
Kinderen in type 5 beantwoorden aan alle onderstaande voorwaarden :
a) de medische, psychiatrische of residentiële opvang of begeleiding laat niet toe dat de kinderen voltijds in een school aanwezig zijn;
b) de kinderen hebben behoefte aan een individueel of geïndividualiseerd aanbod dat in de residentiële omgeving verstrekt wordt;
6° type 6, voor kinderen met een visuele beperking.
Kinderen met een visuele beperking zijn kinderen bij wie op basis van specifieke oogheelkundige diagnostiek een gezichtsstoornis werd vastgesteld die beantwoordt aan minstens een van de volgende criteria :
a) een optimaal gecorrigeerde gezichtsscherpte die kleiner dan of gelijk is aan 3/10 voor het beste oog;
b) een of meer gezichtsvelddefecten die meer dan 50% van de centrale zone van 30° beslaan of die het gezichtsveld concentrisch tot minder dan 20° verkleinen;
c) een volledige altitudinale hemianopsie, een oftalmoplegie, een oculomotorische apraxie of een oscillopsie.
Onder altitudinale hemianopsie wordt verstaan: halfzijdige blindheid of blindheid in de helft van het gezichtsveld met verschillende varianten die door hersenbeschadiging veroorzaakt is.
Onder oculomotorische apraxie wordt verstaan: het niet kunnen fixeren van de ogen op één voorwerp en het niet kunnen volgen van bewegende voorwerpen.
Onder oftalmoplegie wordt verstaan : verlamming van de oogspieren.
Onder oscillopsie wordt verstaan: subjectieve instabiliteit van het gezichtsveld of het symptoom waarbij het beeld dat iemand van de omgeving heeft, beweegt zodra het hoofd wordt bewogen;
d) een ernstige gezichtsstoornis die uit een geobjectiveerde cerebrale pathologie voortvloeit, zoals cerebrale visuele inperking;
e) een door een oogarts geobjectiveerde visuele problematiek die niet tot criterium a) tot en met d) terug te brengen is, maar met een duidelijke impact op schoolse activiteiten;
7° type 7, voor kinderen met een auditieve beperking of een spraak- of taalstoornis.
Kinderen met een auditieve beperking zijn kinderen die, op basis van een audiologisch onderzoek door een neus-, keel- en oorarts, beantwoorden aan een van de onderstaande criteria :
a) volgens de Fletcher-index een gemiddeld gehoorverlies hebben voor de frequenties 500, 1000 en 2000 Hz van 40 dB of meer voor het beste oor zonder correctie;
b) als de Fletcher-index minder dan 40 dB bedraagt: een foneemscore van 80% of minder hebben bij de spraakaudiometrie met woorden met een medeklinker-klinker- medeklinker-samenstelling bij 70 dB geluidsterkte;
c) een door een neus-, keel- en oorarts geobjectiveerde auditieve problematiek hebben die niet terug te brengen is tot criterium a) of b), maar met een duidelijke impact op schoolse activiteiten.
Kinderen met een spraak- of taalstoornis zijn kinderen zonder een verstandelijke beperking, zoals bepaald in 2°, waarvoor, op basis van een multidisciplinair onderzoek door een erkend gespecialiseerd team met minstens een logopedist, audioloog en neus-, keel- en oorarts, een van de volgende problematieken wordt vastgesteld :
a) voor leerlingen jonger dan 6 jaar :
1) kinderafasie met een terugval in de taalontwikkeling of;
2) een vermoeden van ontwikkelingsdysfasie, gebaseerd op de vaststelling van een zeer moeizame spraak- en taalontwikkeling en met een duidelijke impact op schoolse activiteiten;
b) voor leerlingen vanaf 6 jaar: diagnose ontwikkelingsdysfasie of kinderafasie;
8° type 9, voor kinderen met een autismespectrumstoornis en die geen verstandelijke beperking hebben zoals bepaald in 2°.
Kinderen met een autismespectrumstoornis zijn kinderen bij wie op basis van gespecialiseerde, door een multidisciplinair team aangeleverde diagnostiek, met inbegrip van psychiatrisch onderzoek, een van de volgende problematieken wordt vastgesteld :
a) de autistische stoornis;
b) een pervasieve ontwikkelingsstoornis niet-anders-omschreven.
Het basisaanbod buitengewoon onderwijs wordt niet erkend, gefinancierd of gesubsidieerd in het buitengewoon kleuteronderwijs.
§ 2. De regering legt diagnostische protocollen vast voor de oriëntering naar de types als vermeld in § 1, 2° tot 8°.
]
Art. 11.
[...
]
[Afdeling 3. - Overleg fundamentele
onderwijshervormingen]
[
Art. 11bis.
De regering informeert de
afgevaardigden van de inrichtende machten en de representatieve vakorganisaties
over elke geplande fundamentele onderwijshervorming.
Vóór de Vlaamse Regering een eerste
principiële beslissing ter zake neemt, wordt op vraag van ten minste
één van de afgevaardigden van de inrichtende machten een apart
overleg georganiseerd over die fundamentele onderwijshervorming tussen de
minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn afgevaardigde en de
afgevaardigden van de inrichtende machten.
Vóór
de Vlaamse Regering een eerste principiële beslissing ter zake neemt,
wordt op vraag van ten minste één van de representatieve
vakorganisaties een apart overleg georganiseerd over die fundamentele
onderwijshervorming tussen de minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn
afgevaardigde en de representatieve vakorganisaties.
]
[Afdeling 3bis. - Screening niveau onderwijstaal, taaltraject en taalbad]
[
Art. 11ter.
[...]
]
[
Art. 11quater.
§ 1. Vanaf het schooljaar 2021-2022 voert de school voor elke leerling in het gewoon onderwijs bij
het begin van de leerplicht een verplichte screening uit, die nagaat wat het niveau van de leerling inzake de
onderwijstaal is. Deze screening kan nooit voor de inschrijving van de leerling uitgevoerd worden.
De regering bepaalt met welk instrument de screening bij het begin van de leerplicht gebeurt, alsook het moment
en de manier van afname.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 is de screening niet verplicht voor anderstalige nieuwkomers zoals bepaald in
artikel 3, 4°quater. Deze leerlingen krijgen vanaf het schooljaar 2021-2022 in elk geval een actief taalintegratietraject
Nederlands, met in beginsel een taalbad zoals bedoeld in paragraaf 4, of een volwaardig alternatief dat dezelfde
resultaten bereikt. Ook voor leerlingen die
[na de periode van afname van de taalscreening in
het basisonderwijs]
instromen en onvoldoende het
Nederlands beheersen om de lessen te kunnen volgen, kan de school beslissen dat zij een taalintegratietraject moeten
volgen.
§ 3. Op basis van de resultaten van de taalscreening, moeten leerlingen die het Nederlands onvoldoende beheersen
vanaf het schooljaar 2021-2022 een actief taalintegratietraject Nederlands volgen met in beginsel een taalbad, zoals
bedoeld in paragraaf 4, of een volwaardig alternatief dat dezelfde resultaten bereikt.
§ 4. Met taalbad wordt vanaf het schooljaar 2021-2022 bedoeld intensieve onderwijsactiviteiten die tot doel hebben
de leerling door onderdompeling in de onderwijstaal deze onderwijstaal te laten verwerven in functie van een snelle
integratie in de reguliere onderwijsactiviteiten. Dit kan een voltijds traject zijn. Een leerling kan gedurende het
basisonderwijs maximaal één schooljaar een voltijds taalbad of voltijds gelijkwaardig alternatief volgen.
§ 5. Schoolbesturen kunnen elk taalintegratietraject, dus ook het taalbad, individueel of gezamenlijk organiseren.
Het kan ook netoverschrijdend georganiseerd worden.
§ 6. In het geval scholen het taalintegratietraject gezamenlijk organiseren, is er wederzijdse samenwerking tussen
de school van inschrijving en de school die het taalintegratietraject aan de leerling verstrekt. Dat houdt onder andere
in het organiseren van het vervoer van de ingeschreven leerling naar de school waar het taalintegratietraject wordt
georganiseerd, de communicatie tussen de school van inschrijving en de school waar het taalintegratietraject wordt
georganiseerd, alsook het opvolgen van de leerling die het taalintegratietraject volgt door de school waar de leerling
is ingeschreven.
§ 7. De leerkracht die het onderwijs in het taalintegratietraject verstrekt, wordt betrokken bij de beslissing over de
duur en intensiteit van het taalintegratietraject.
§ 8. Na het taalintegratietraject integreert de leerling zich desgevallend in de school van inschrijving waar hij de
reguliere onderwijsactiviteiten volgt.
§ 9. In afwijking van artikel 3, 22°, a), wordt het inrichten van een taalintegratietraject niet beschouwd als een
herstructurering.
§ 10. De leerlingen die een taalintegratietraject volgen, tellen alleen mee voor financiering of subsidiering in de
school waar ze zijn ingeschreven op de teldag.
]
HOOFDSTUK IV. - Leerlingen in het
basisonderwijs
Afdeling 1. -
Toelatingsvoorwaarden
Onderafdeling A. -
[Toelatingsvoorwaarden tot het kleuteronderwijs]
Art. 12.
[
§ 1. Om toegelaten
te worden
[tot]
het kleuteronderwijs moet een kind ten minste twee jaar en zes
maanden zijn.
§ 2. Voor het gewoon
kleuteronderwijs gelden voor kinderen tussen twee jaar en zes maanden en drie
jaar de volgende instapdata :
1° de eerste
schooldag na de zomervakantie;
2° de eerste
schooldag na de herfstvakantie;
3° de eerste
schooldag na de kerstvakantie;
4° de eerste
schooldag van februari;
5° de eerste schooldag
na de krokusvakantie;
6° de eerste schooldag
na de paasvakantie;
[7° de eerste schooldag na
hemelvaartsdag.]
]
[
Art. 12/1.
§ 1. In het gewoon onderwijs kan een leerling die 6 jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar nog één schooljaar tot het kleuteronderwijs toegelaten worden.
[...]
[De klassenraad adviseert over de toelating tot het
kleuteronderwijs en na kennisneming van en toelichting bij het advies]
nemen de ouders daaromtrent een beslissing.
Voor
[...]
leerlingen die nog geen kleuteronderwijs volgden, is
[geen advies als vermeld in het eerste lid,]
vereist.
§ 2. In het buitengewoon onderwijs kan een leerling die 6 jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar tot het kleuteronderwijs toegelaten worden.
[...]
Het volgen van kleuteronderwijs kan daarna nog met één schooljaar verlengd worden.
[De klassenraad adviseert over de toelating tot het
kleuteronderwijs en na kennisneming van en toelichting bij het advies]
nemen de ouders daaromtrent een beslissing.
Voor
[...]
leerlingen die nog geen kleuteronderwijs volgden, is
[geen advies als vermeld in het eerste lid,]
vereist.
]
[Onderafdeling B. Toelatingsvoorwaarden tot het lager onderwijs]
Art. 13.
[...]
[
Art. 13/1.
§ 1. Voor de toepassing van dit artikel worden vanaf het schooljaar 2020-2021 als voldoende aanwezig
beschouwd, de leerlingen die ingeschreven zijn in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor
Nederlandstalig kleuteronderwijs en er 290 halve dagen daadwerkelijk aanwezig zijn. Halve dagen aanwezigheid in de
rijdende kleuterschool zoals bepaald in artikel 168 van dit decreet worden beschouwd als aanwezigheid in de erkende
school voor Nederlandstalig onderwijs waar de leerling ingeschreven is.
In afwijking van het eerste lid bepaalt de Vlaamse Regering wanneer een leerling geacht wordt voldoende
aanwezig te zijn, wanneer de school overeenkomstig artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van
17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs
[en in
het deeltijds onderwijs georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap]
, over een afwijkende
uurregeling beschikt.
§ 2. Om toegelaten te worden tot het gewoon lager onderwijs vanaf het schooljaar 2021-2022 moet een leerling
zes jaar zijn voor 1 januari van het lopende schooljaar. Als hij nog niet de leeftijd van zeven jaar heeft bereikt of zal
bereiken voor 1 januari van het lopende schooljaar, moet hij bovendien voldoen aan de voorwaarden van de groep
waartoe hij behoort:
1° voor leerlingen die voldoende aanwezig waren in het voorafgaande schooljaar:
a) een gunstig advies van de klassenraad van de school waar de leerling voorafgaand aan de instap in het
gewoon lager onderwijs kleuteronderwijs gevolgd heeft. Dit advies behelst de mate waarin de leerling het
Nederlands voldoende beheerst om het gewoon lager onderwijs te kunnen starten;
b) bij ongunstig advies van de klassenraad, zoals vermeld in a), wordt de leerling tot het gewoon lager onderwijs
toegelaten mits alsnog een taalintegratietraject conform artikel 11quater te doorlopen. Dit kan een voltijds
traject zijn, tenzij voorafgaand al een voltijds traject werd doorlopen. De klassenraad lager onderwijs bepaalt
hiervan de modaliteiten;
2° voor leerlingen die het voorafgaande schooljaar ingeschreven waren in een door de Vlaamse Gemeenschap
erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs maar niet voldoende aanwezig waren:
a) een gunstig advies van de klassenraad van de school waar de leerling voorafgaand aan de instap in het
gewoon lager onderwijs kleuteronderwijs gevolgd heeft. Dit advies behelst in elk geval de mate waarin de
leerling het Nederlands voldoende beheerst om het gewoon lager onderwijs te kunnen starten, evenwel
kunnen hier ook andere overwegingen meegenomen worden;
b) bij ongunstige advies van de klassenraad, zoals vermeld in a), een gunstige beslissing van de klassenraad van
de school waar de leerling het gewoon lager onderwijs wil volgen. Deze beslissing behelst in elk geval de mate
waarin de leerling het Nederlands voldoende beheerst om het gewoon lager onderwijs te kunnen starten,
evenwel kunnen hier ook andere overwegingen meegenomen worden.
Leerlingen met een ongunstig advies van de school voor kleuteronderwijs omwille van de beheersing van het
Nederlands kunnen enkel toegelaten worden tot het gewoon lager onderwijs mits deze leerlingen in het lager
onderwijs alsnog een taalintegratietraject conform artikel 11quater doorlopen. Dit kan een voltijds traject zijn, tenzij
voorafgaand al een voltijds traject werd doorlopen. De klassenraad lager onderwijs bepaalt hiervan de modaliteiten;
3° voor leerlingen die het voorgaande schooljaar niet ingeschreven waren in een door de Vlaamse Gemeenschap
erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs: een gunstige beslissing van de klassenraad van de school waar
de leerling het gewoon lager onderwijs wil volgen. Deze beslissing behelst in elk geval de mate waarin de leerling het
Nederlands voldoende beheerst om het gewoon lager onderwijs te kunnen starten, evenwel kunnen hier ook andere
overwegingen meegenomen worden.
De klassenraad lager onderwijs beslist eveneens of de leerling in het lager onderwijs toegelaten wordt tot hetzij het
reguliere traject, hetzij een taalintegratietraject met in beginsel een taalbad of het volwaardig alternatief.
Bij weigering van toelating tot het lager onderwijs beslist de klassenraad van de school voor kleuteronderwijs of
de leerling in het kleuteronderwijs het reguliere traject of een taalintegratietraject met in beginsel een taalbad of een
volwaardig alternatief volgt.
§ 3. Het advies door de school voor kleuteronderwijs wordt aan de ouders meegedeeld uiterlijk op 30 juni.
De beslissing door de school voor lager onderwijs wordt aan de ouders meegedeeld uiterlijk de tiende schooldag
van september bij inschrijving vóór 1 september van het lopende schooljaar, of, bij inschrijving vanaf 1 september,
uiterlijk tien schooldagen na deze inschrijving.
[Indien de leerling
geen beroep kan doen op het behoud van inschrijving, conform artikel 37/9 of artikel 37bis, §4, is de leerling in
afwachting van deze mededeling ingeschreven
[onder ontbindende voorwaarde]
. Bij overschrijding van de genoemde
termijn is de leerling ingeschreven of toegelaten.]
[De inschrijving onder ontbindende voorwaarde wordt ontbonden de dag na de mededeling van de negatieve
beslissing van de klassenraad lager onderwijs aan de ouders.]
De schriftelijke mededeling aan de ouders van een negatief advies of negatieve beslissing bevat tevens de
motivatie.
§ 4. Met uitzondering van de eerste zin van paragraaf 2 is dit artikel niet van toepassing op leerlingen die worden
ingeschreven in scholen voor Franstalig onderwijs in de randen taalgrensgemeenten die deel uitmaken van het
Nederlandse taalgebied.
§ 5. Om toegelaten te worden tot het buitengewoon lager onderwijs vanaf het schooljaar 2021-2022 moet een
leerling zes jaar zijn voor 1 januari van het lopende schooljaar.
]
Art. 14.
[...]
[
Art. 14/0.
[In afwijking van
artikel 13/1, § 2 tot en met § 5, kan een leerling die de leeftijd van 6 jaar voor 1 januari van het lopende schooljaar niet
bereikt heeft,]
tot het lager onderwijs toegelaten worden onder de volgende
voorwaarden:
1° in het gewoon onderwijs:
[op verzoek
van de ouders of op initiatief van de school, na toelating conform artikel 13/1, §2, eerste lid, 2°, en §3]
, indien het een leerling betreft die het
voorgaande schooljaar ingeschreven was in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor Nederlandstalig
kleuteronderwijs, of
[conform artikel 13/1, §2,
eerste lid, 3°, en §3]
, indien het een leerling betreft die het voorgaande schooljaar niet
ingeschreven was in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor
[Nederlandstalig]
kleuteronderwijs. Na kennisneming van
en toelichting bij het advies van
[de klassenraad kleuteronderwijs of de
beslissing van de klassenraad lager onderwijs]
nemen de ouders daaromtrent een beslissing;
2° in het buitengewoon onderwijs: na kennisneming van en toelichting bij
[het advies van de klassenraad]
,
[op vraag van de ouders of op initiatief van de school,]
nemen de ouders daaromtrent een beslissing.
]
[
Art. 14/1.
§ 1.
[Een leerling die het getuigschrift basisonderwijs behaald heeft, kan geen lager onderwijs meer volgen, tenzij
na gunstig advies door de klassenraad van de school waar de leerling het voorafgaande schooljaar lager onderwijs heeft
gevolgd. De klassenraad geeft het advies op vraag van de ouders. De klassenraad geeft de ouders toelichting bij het
advies. Na kennisneming van en toelichting bij het advies van de klassenraad nemen de ouders daaromtrent een
beslissing.
Als de leerling het voorafgaande schooljaar geen les heeft gevolgd in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende
school voor het lager onderwijs, wordt het advies verstrekt door de klassenraad van de school waar de leerling het
gewoon lager onderwijs wil volgen.
]
§ 2.
[
[In het gewoon lager onderwijs kan een leerling die veertien jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar,
nog één schooljaar het lager onderwijs volgen, na gunstig advies van de klassenraad van de school waar de leerling het
voorafgaande schooljaar lager onderwijs heeft gevolgd. De klassenraad geeft advies op vraag van de ouders of op eigen
initiatief. Na kennisneming van en toelichting bij het advies van de klassenraad nemen de ouders daaromtrent een
beslissing.]
Als de leerling het voorafgaande schooljaar geen les heeft gevolgd in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende
school voor het lager onderwijs, wordt het advies verstrekt door de klassenraad van de school waar de leerling het
gewoon lager onderwijs wil volgen.
]
§ 3.
[
[In het buitengewoon lager onderwijs kan een leerling die veertien jaar wordt vóór 1 januari van het lopende
schooljaar, nog één schooljaar het lager onderwijs volgen, na advies van de klassenraad van de school waar de leerling
het voorafgaande schooljaar lager onderwijs heeft gevolgd. De klassenraad geeft advies op vraag van de ouders of op
eigen initiatief. Na kennisneming van en toelichting bij het advies van de klassenraad nemen de ouders daaromtrent
een beslissing.]
Als een leerling het voorgaande schooljaar niet ingeschreven was in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende
school voor het lager onderwijs, wordt het advies verstrekt door de klassenraad van de school waar de leerling het
buitengewoon lager onderwijs wil volgen.
]
[
Een inschrijving in het type basisaanbod wordt op het einde van het tweede schooljaar geevalueerd door de klassenraad en het CLB. Het CLB informeert de ouders en de leerling op een actieve wijze over de onderstaande mogelijkheden.
Als de klassenraad en het CLB op basis van de evaluatie, vermeld in het tweede lid, en in overleg met de ouders en met betrokkenheid van de leerling, beslissen dat de aanpassingen, waaronder remedierende, differentierende, compenserende of dispenserende maatregelen, proportioneel zijn om de leerling het gemeenschappelijk curriculum of een individueel aangepast curriculum te laten volgen in een school voor gewoon onderwijs, dan :
1° heft het CLB, naargelang de situatie, het verslag op, maakt het een gemotiveerd verslag op of past het bestaande verslag aan op basis van de reele noden van de leerling. Deze aanpassing aan het verslag kan gebeuren met een addendum, voorzien van de datum van opmaak;
2° ondersteunen de school voor buitengewoon onderwijs en het CLB de ouders bij het vinden van en bij de overstap naar een school voor gewoon onderwijs waar de leerling wordt ingeschreven in geval van een gemotiveerd verslag of onder ontbindende voorwaarde wordt ingeschreven in geval van een verslag met het oog op de afweging van redelijke aanpassingen;
3° maken de betrokken scholen, de centra voor leerlingenbegeleiding en de ouders, met betrokkenheid van de leerling, afspraken met het oog op de eventuele ondersteuning, vermeld in artikel 172quinquies.
Als de klassenraad en het CLB op basis van de evaluatie, vermeld in het tweede lid, en in overleg met de ouders en met betrokkenheid van de leerling, beslissen dat de aanpassingen, waaronder remedierende, differentierende, compenserende of dispenserende maatregelen, disproportioneel of onvoldoende zijn om de leerling het gemeenschappelijk curriculum of een individueel aangepast curriculum te laten volgen in een school voor gewoon onderwijs, motiveert het CLB dat in het verslag conform artikel 15. De motivatie kan opgenomen worden in een addendum, voorzien van de datum van opmaak. De inschrijving in de school voor buitengewoon onderwijs kan dan verlengd worden. Uiterlijk na twee schooljaren volgt dan opnieuw een evaluatie.
]
§ 4. Een leerling die 15 jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar kan niet meer toegelaten worden tot het lager onderwijs.
]
Onderafdeling
[C.
[ Bijkomende toelatingsvoorwaarden voor het buitengewoon onderwijs en voorwaarden voor een individueel aangepast curriculum in het gewoon basisonderwijs]
]
Art. 15.
[
§ 1. Naast de toelatingsvoorwaarden bepaald in
[artikel 12, §1,12/1, §2, 13/1, §5, 14/0, 2°, en 14/1, §1, §3, §4]
is voor de toelating van een leerling tot het buitengewoon onderwijs, met uitzondering voor de toelating tot type 5,
[of voor een individueel aangepast curriculum in het gewoon basisonderwijs, het doorlopen van een handelingsgericht diagnostisch traject met de opmaak van]
een verslag van een CLB vereist, opgesteld met inachtname van
[artikel 7 van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding]
, waaruit blijkt :
1° dat de fasen van het zorgcontinuüm voor de betreffende leerling werden doorlopen, tenzij de school in uitzonderlijke omstandigheden kan motiveren dat het doorlopen van een bepaalde fase niet relevant is;
2° dat met toepassing van de principes van artikel 8, tweede lid, de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen die nodig zijn om de leerling binnen het gemeenschappelijk curriculum te blijven meenemen, ofwel disproportioneel, ofwel onvoldoende zijn;
3° dat de onderwijsbehoeften van de leerling werden omschreven met toepassing van een classificatiesysteem dat wetenschappelijk onderbouwd is en gebaseerd is op een interactionele visie en een sociaal model van handicap;
4° dat de onderwijsbehoeften niet louter toe te schrijven zijn aan een SES-kenmerk van de leerling, vermeld in artikel 133;
5° welk type voor de leerling van toepassing is, als bepaald in artikel 10, § 1, 1° tot 8°, met uitzondering van 5°.
Voor de toelating van een leerling tot het type 5, als vermeld in artikel 10, § 1, 5°, is een attest vereist dat uitgereikt is door de behandelende
[arts]
van de medische of psychiatrische voorziening ofwel door de directeur van de residentiële setting. De Vlaamse Regering bepaalt wat het attest moet inhouden.
§ 2. Voor een leerling die voor het eerst naar school gaat en wil starten in het buitengewoon onderwijs moet in afwijking van § 1, 1° en 2°, worden aangetoond dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen, disproportioneel of onvoldoende zullen zijn om de leerling in het gemeenschappelijk curriculum mee te nemen en moet in afwijking van § 1, 5°, bepaald worden welk type voor de leerling van toepassing is, als bepaald in artikel 10, § 1, 2° tot 8°, met uitzondering van 5°.
[Voor een leerling die voor het eerst naar school gaat en met een individueel aangepast curriculum wil starten in het gewoon onderwijs moet in afwijking van paragraaf 1, 1° en 2°, worden aangetoond dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen, disproportioneel of onvoldoende zullen zijn om de leerling in het gemeenschappelijk curriculum mee te nemen en moet in afwijking van paragraaf 1, 5°, bepaald worden welk type voor de leerling van toepassing is, als bepaald in artikel 10, § 1, 2°, 4°, 6° of 7°. ]
§ 3.
[Het verslag bestaat uit een attest en een protocol ter verantwoording. De regering bepaalt wat het attest moet inhouden. Het protocol ter verantwoording bevat de verantwoording van de elementen vermeld in paragraaf 1, 1° tot 5°, en, in voorkomend geval, in paragraaf 2.]
§ 4. Een leerling kan alleen het buitengewoon onderwijs volgen van het type waarnaar hij in het verslag georiënteerd wordt, met uitzondering van type 5.
§ 5.
[Voor leerlingen die tijdens het schooljaar 2014-2015 met een inschrijvingsverslag ingeschreven waren in een school voor buitengewoon of gewoon onderwijs geldt paragraaf 1 alleen bij wijziging van onderwijsniveau, van type of bij overgang van buitengewoon onderwijs naar gewoon onderwijs of omgekeerd.]
§ 6.
[ Als niet meer voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, heft het CLB het verslag op.]
[
Als voor een leerling die beschikt over een verslag, een gemotiveerd verslag wordt opgemaakt, vervalt het verslag.
Als een CLB voor een leerling met een verslag, een gemotiveerd verslag of verslag opmaakt met het oog op een overgang van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs, dan vervalt het verslag dat de leerling had in het basisonderwijs.
]
§ 7. Bij onenigheid tussen ouders, school en CLB over het afleveren van het verslag kan, op initiatief van een van de betrokken partijen, een beroep gedaan worden op een Vlaamse Bemiddelingscommissie.
De regering bepaalt de samenstelling, de bevoegdheden en de werkingsprincipes van deze commissie.
]
[
§ 8. Als een leerling, die met toepassing van paragraaf 5 nog beschikt over een inschrijvingsverslag, overgaat van het buitengewoon basisonderwijs naar het gewoon basisonderwijs
[ of omgekeerd]
, dan heft het CLB het inschrijvingsverslag op of maakt het naargelang de situatie van de leerling een gemotiveerd verslag of een verslag op. Voor een leerling met een verslag heft het CLB, naargelang de situatie, het verslag op, maakt een gemotiveerd verslag op of past het bestaande verslag aan. Aanpassingen aan gemotiveerde verslagen en verslagen kunnen gebeuren met een addendum, voorzien van de datum van opmaak.
§ 9. Leerlingen met een verslag die een individueel aangepast curriculum volgen in het gewoon basisonderwijs, komen in aanmerking voor ondersteuning met toepassing van
[artikel 172quinquies en artikel 172quinquies/1]
.
§10. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, 5°, kan voor leerlingen in het gewoon onderwijs voor wie een handelingsgericht diagnostisch traject is afgerond met een vermoeden van een emotionele of gedragsstoornis waarvoor een aanbod in type 3 nodig is, eenmalig een voorlopig verslag type 3 opgemaakt worden door het CLB, ook al is niet voldaan aan de voorwaarden betreffende diagnostiek, vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 3°. Dit voorlopig verslag voldoet aan alle vereisten zoals bepaald in paragraaf 1, eerste lid, 1° tot en met 4°.
De opmaak van een voorlopig verslag leidt tot de inschrijving van de leerling in een school voor buitengewoon onderwijs type 3. In geval van onenigheid kunnen ouders een beroep doen op de Vlaamse Bemiddelingscommissie, vermeld in paragraaf 7.
Een voorlopig verslag is geldig gedurende het lopende schooljaar. Als de diagnose, vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 3°, nog niet beschikbaar is bij de start van het daaropvolgende schooljaar, kan het CLB het voorlopig verslag uitzonderlijk met maximaal een schooljaar verlengen.
Indien het handelingsgericht diagnostisch traject leidt tot een diagnose, als vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 3°, wordt het voorlopig verslag opgeheven en wordt er een verslag opgesteld dat voldoet aan alle voorwaarden zoals bepaald in paragraaf 1, eerste lid, 1° tot en met 5°.
Indien het handelingsgericht diagnostisch traject niet leidt tot een diagnose, als vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 3°, wordt het voorlopig verslag opgeheven door het betrokken CLB. Tenzij de ouders beslissen tot een inschrijving in een school voor gewoon onderwijs, behoudt de leerling het recht om in de school type 3 ingeschreven te blijven tot het einde van het lopende schooljaar.
]
Onderafdeling
[D.
[Bijkomende voorwaarden om in het gewoon basisonderwijs in aanmerking te komen voor ondersteuning vanuit het buitengewoon onderwijs]
]
Art. 16.
[
[
§ 1. Om als school voor gewoon basisonderwijs in aanmerking te komen voor ondersteuning met toepassing van
[artikel 172quinquies en artikel 172quinquies/1]
is voor regelmatige leerlingen het doorlopen van een handelingsgericht diagnostisch traject met de opmaak van een gemotiveerd verslag door een CLB vereist, tenzij ze al beschikken over een verslag als vermeld in artikel 15. In dat gemotiveerd verslag wordt :
1° gemotiveerd dat met toepassing van de principes, vermeld in artikel 8, tweede lid, het inzetten van de ondersteuning, in combinatie met compenserende of dispenserende maatregelen, nodig en voldoende geacht wordt om de leerling het gemeenschappelijk curriculum te laten volgen;
2° de specifieke deskundigheid omschreven die vereist is vanuit een of meer van de types, vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 1° tot en met 4°, en 6° tot en met 8°.
De Vlaamse Regering bepaalt de verdere inhoud van het gemotiveerd verslag
]
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt voor een leerling, die toegelaten werd tot het geïntegreerd onderwijs op basis van een inschrijvingsverslag voor het buitengewoon onderwijs, slechts een gemotiveerd verslag opgemaakt
[bij wijziging van het onderwijsniveau of het type, vermeld in paragraaf 1, 2°]
.
[De overgang van het kleuteronderwijs naar het lager onderwijs wordt in dit verband niet beschouwd als een wijziging van onderwijsniveau.]
§ 3.
[Bij wijziging van het onderwijsniveau of het type, vermeld in paragraaf 1, 2°, wordt een nieuw gemotiveerd verslag opgesteld. De overgang van het kleuteronderwijs naar het lager onderwijs wordt in dit verband niet beschouwd als een wijziging van onderwijsniveau.
[...]
]
[§ 4. Als niet meer voldaan is aan de criteria, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1° of 2°, heft het CLB het gemotiveerd verslag op. Als een CLB voor een leerling met een gemotiveerd verslag, een gemotiveerd verslag of verslag opmaakt met het oog op een overgang van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs, dan vervalt het gemotiveerd verslag dat de leerling had in het basisonderwijs.
]
]
[§ 5.
[...]
]
Art. 17. t.e.m. art. 19.
[
...
]
Onderafdeling E. - Regelmatige
leerling
Art. 20.
[
§ 1. Een regelmatige leerling
is een leerling die :
1° voldoet aan de
toelatingsvoorwaarden zoals bepaald in
[de artikelen 12, 12/1,
[13/1, 14/0]
, 14/1, 15 of 16]
;
2° slechts in één school is
ingeschreven.
§ 2.
[Leerplichtigen zijn een regelmatige leerling als ze voldoen aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, en
aan al de volgende voorwaarden:
1° als ze in het lager onderwijs zitten, of als zesen zevenjarige in het kleuteronderwijs zitten met toepassing van
artikel 12/1, zijn ze altijd aanwezig, behalve bij gewettigde afwezigheid;
2° als ze als vijfjarige in het kleuteronderwijs zitten zijn ze voldoende aanwezig conform artikel 26;
3° deelnemen aan alle onderwijsactiviteiten die voor de leerlingengroep of de leerling worden georganiseerd,
behoudens vrijstelling bedoeld in artikel 29. Deelnemen aan het taalbad of een ander taalintegratietraject wordt
beschouwd als een onderwijsactiviteit die voor de leerlingengroep of de leerling wordt georganiseerd.
]
§ 3.
[Leerlingen die ingeschreven zijn in het buitengewoon basisonderwijs, met uitzondering van type 5, kunnen gemiddeld per schooljaar maximaal halftijds lessen of activiteiten volgen in een school voor gewoon basisonderwijs. In overleg met de ouders, met betrokkenheid van de leerling en in overleg met het CLB ondersteunt de school voor buitengewoon onderwijs de school voor gewoon onderwijs]
]
Art. 21.
[
Een school registreert elke inschrijving binnen zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van het moment van de inschrijving en de datum van de voorziene start van de lesbijwoning.
Als de leerling in kwestie al was ingeschreven in een school, meldt de administratieve toepassing voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, deze inschrijving automatisch als schoolverandering aan de vorige school, met vermelding van de datum van de voorziene start van de lesbijwoning.
Bij een inschrijving voor het volgende schooljaar, die plaatsvindt voor 1 juli van het voorafgaande schooljaar, meldt de administratieve toepassing voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, de schoolverandering aan de oude school op 1 juli.
Een leerling kan uitgeschreven worden op basis van een melding van schoolverandering van de leerling in kwestie door de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. Als de voorziene start van de lesbijwoning niet gepland wordt op de eerste schooldag van september, blijft de leerling tot die datum ingeschreven in de oude school.
]
Art. 22.
§ 1. De regering
regelt de controle op de inschrijvingen, ze bepaalt op welke wijze dubbele
inschrijvingen geregulariseerd worden, ze regelt de controle op de leerplicht
en op het geregeld schoolbezoek van de leerplichtigen en bepaalt in welke
gevallen afwezigheid gewettigd is.
[De regering neemt
maatregelen om de kleuterparticipatie te stimuleren en kan met dat doel
gegevens met betrekking tot niet-ingeschreven kleuters uitwisselen met door de
Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde instellingen die het
welzijn van kinderen beogen en met de gemeenten en de Vlaamse
Gemeenschapscommissie.]
§ 2. De directie is
verplicht medewerking te verlenen aan de controle op de inschrijvingen en het
geregeld schoolbezoek.
[§ 3.
[...]
]
Art. 23.
[
In afwijking van artikel 20, § 1, 2°, worden de leerlingen die onderwijs volgen in een school van type 5
beschouwd als regelmatige leerling in de school waar ze zijn ingeschreven. Deze school heeft daardoor de verplichting
alle medewerking te verlenen bij het onderwijs dat aan haar leerling verstrekt wordt.
Een leerling is daarenboven een regelmatige leerling:
1° in de vestigingsplaats van de type 5-school bij een ziekenhuis, voor de dagen dat hij ten minste één lestijd
onderwijs krijgt;
2° in de vestigingsplaats van de type 5-school bij een preventorium als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld
in artikel 20, § 1, 1°, en § 2.
Voor de vestigingsplaats van de type 5-school bij een residentiële setting bepaalt de regering per categorie aan
welke voorwaarden de leerling moet voldoen om een regelmatige leerling te zijn.
]
Art. 24.
[...]
Afdeling 2. - Rechten en plichten van leerlingen en
ouders
Onderafdeling A. - Vrije keuze, leerplicht
en de inschrijving
Art. 25.
§ 1. Ouders kunnen
hun kinderen onderwijs laten volgen in een school of ze kunnen kiezen voor
huisonderwijs.
Ouders hebben bovendien de vrije
keuze tussen officieel onderwijs en vrij onderwijs.
Dit betekent dat de Gemeenschap verplicht is :
1° op verzoek van ouders die officieel onderwijs in een school
zoals bedoeld in
[artikel 97]
wensen en dat binnen een afstand van vier
kilometer niet vinden, hetzij een officiële school zoals bedoeld in
[artikel 97]
in de financierings- of subsidiëringsregeling op te nemen,
hetzij tussen te komen in de kosten van het vervoer naar dergelijke
officiële school;
2° op verzoek van
ouders die vrij onderwijs gebaseerd op een erkende godsdienst of vrij onderwijs
gebaseerd op een erkende levensbeschouwing wensen en dat binnen een afstand van
vier kilometer niet vinden hetzij dergelijke vrije school in de
subsidiëringsregeling op te nemen, hetzij tussen te komen in de kosten van
het vervoer naar dergelijke vrije school.
[
§ 1bis. De tussenkomst in de
kosten van het vervoer bedoeld in § 1, 1° en 2°, bedraagt voor het
gesubsidieerd onderwijs per schooljaar 75 % van de kostprijs van een treinkaart
van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. De Vlaamse Regering
stelt de nadere uitvoeringsregels met betrekking tot de toekenning en de
uitbetaling van deze tussenkomst vast.
Het
Gemeenschapsonderwijs neemt de tussenkomst in de kosten van het vervoer bedoeld
in § 1, 1°, ten laste van haar
werkingsmiddelen.
]
§ 2. Opdat de
Gemeenschap de in § 1, 1° en 2° bedoelde verplichting om een
officiële of een vrije school in de financierings- of
subsidiëringsregeling op te nemen, op zich moet nemen, zijn er ten minste
ouders van zestien leerlingen nodig.
§ 3. Het Vlaams
Parlement kan de afstandsregeling bedoeld in § 1, 1° en 2°
vervangen door regio's of subregio's, door het Vlaams Parlement vastgesteld,
waarbinnen de verplichtingen betreffende de vrije keuze moeten worden
nagekomen.
[
Art. 25bis.
[...]
]
Art. 26.
§ 1. Ouders zijn
verplicht ervoor te zorgen dat hun leerplichtig kind daadwerkelijk onderwijs
volgt, dit wil zeggen ingeschreven is in een school en er regelmatig aanwezig
is, of huisonderwijs volgt.
[Voor
leerlingen in het kleuteronderwijs die vijf jaar worden voor 1 januari van het schooljaar is er een leerplicht ten belope
van 290 halve dagen aanwezigheid per schooljaar. Voor de berekening van dat aantal halve dagen aanwezigheid in
functie van de leerplicht en de regelmatigheid van de leerling kunnen de afwezigheden die door de directie als
aanvaardbaar geacht worden meegerekend worden. Voor scholen die overeenkomstig artikel 8 van het besluit van de
Vlaamse Regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs
[en in het deeltijds onderwijs
georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap]
, over een afwijkende uurregeling beschikken bepaalt de Vlaamse Regering wanneer een leerling geacht
wordt voldoende aanwezig te zijn.
Voor zes-en zevenjarigen in het kleuteronderwijs, in toepassing van artikel 12/1, en voor leerlingen in het lager
onderwijs is de leerplicht voltijds.
]
Voor de
leerplichtige van vreemde nationaliteit geldt dit vanaf de zestigste dag na de
inschrijving in het vreemdelingen- of in het bevolkingsregister zoals bepaald
in artikel 1, § 7 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht.
§ 2. Indien het
kind in de onmogelijkheid verkeert om onderwijs te volgen, kan de
[onderwijsinspectie]
, op
vraag van de ouders, beslissen tot een tijdelijke of permanente vrijstelling
van de leerplicht.
§ 3.
[Inbreuken op de regelgeving met betrekking tot de leerplicht worden gesanctioneerd conform artikel 5 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht.]
[
Art. 26bis.
Ouders die opteren voor
huisonderwijs zoals voorzien in artikel 25, § 1, verbinden zich ertoe
onderwijs te verstrekken of te laten verstrekken dat beantwoordt aan volgende
minimumeisen :
1° het onderwijs is gericht op de
ontplooiing van de volledige persoonlijkheid en de talenten van het kind en op
de voorbereiding van het kind op een actief leven als volwassene;
2° het onderwijs bevordert het respect voor de
grondrechten van de mens en voor de culturele waarden van het kind zelf en van
anderen.
]
[
Art. 26bis/l.
§ 1. Ouders die opteren voor huisonderwijs moeten uiterlijk op de derde schooldag van het schooljaar waarin de leerplichtige huisonderwijs volgt, een verklaring van huisonderwijs met bijhorende informatie over het huisonderwijs, indienen bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
De informatie over het huisonderwijs moet minstens de volgende elementen bevatten :
1° de persoonsgegevens van de ouders en de leerplichtige die het huisonderwijs volgt;
2° de gegevens van wie het huisonderwijs zal geven, met inbegrip van het opleidingsniveau van de lesgever(s) van het huisonderwijs;
3° de taal waarin het huisonderwijs zal worden verstrekt;
4° de periode wanneer het huisonderwijs zal plaatsvinden;
5° de onderwijsdoelen die met het huisonderwijs zullen worden nagestreefd;
6° de afstemming van het huisonderwijs op de leerbehoeften van de leerplichtige;
7° en, de bronnen en leermiddelen die zullen worden gebruikt voor het huisonderwijs.
[In het geval dat voor twee of meerdere leerplichtige kinderen gezamenlijk huisonderwijs wordt georganiseerd en de plaats waar dit huisonderwijs wordt georganiseerd verschilt van het adres waar de kinderen gedomicilieerd zijn, dan kan voor deze leerplichtige kinderen één gezamenlijke verklaring van huisonderwijs met bijhorende informatie over huisonderwijs ingediend worden door de organisator van het huisonderwijs. De bijhorende informatie over het huisonderwijs moet naast de elementen vermeld in het tweede lid ook het adres bevatten waarop het huisonderwijs effectief wordt verstrekt.]
De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap zullen hiertoe een document ter beschikking stellen.
In afwijking van het eerste lid dienen ouders die hun leerplichtige kinderen inschrijven in één van volgende scholen, geen verklaring van huisonderwijs met bijhorende informatie in te dienen :
1° Europese scholen;
2° internationale scholen die door het International Baccalaureate (IB) te Genève geaccrediteerd zijn;
3° internationale scholen waarvan de studiebewijzen, na een gelijkwaardigheidsonderzoek door het Agentschap voor Kwaliteit in het Onderwijs, als gelijkwaardig worden beschouwd;
4° scholen gelegen in het buitenland
[, waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt]
.
§ 2. In afwijking van de termijn, vermeld in paragraaf 1, kunnen de ouders van volgende leerplichtigen steeds een verklaring van huisonderwijs en bijhorende informatie over het huisonderwijs indienen bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap :
1° leerplichtigen die zich in de loop van een schooljaar domiciliëren in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of het Vlaamse Gewest;
2° leerplichtigen die in de loop van een schooljaar naar het buitenland gaan, maar gedomicilieerd blijven in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of het Vlaamse Gewest;
3° leerplichtigen die begeleid worden door een centrum voor leerlingenbegeleiding en indien dat centrum voor leerlingenbegeleiding na de nodige informatie door de ouders, geen gemotiveerd bezwaar indient tegen het starten met huisonderwijs, binnen de tien werkdagen nadat het betrokken centrum voor leerlingenbegeleiding op de hoogte werd gesteld van de verklaring.
]
[
Art. 26bis/2.
§ 1. Ouders die opteren voor huisonderwijs zijn verplicht de leerplichtige in te schrijven bij de examencommissie met het oog op het verkrijgen van een getuigschrift Basisonderwijs als vermeld in artikel 56, uiterlijk in het schooljaar waarin de leerplichtige elf jaar is geworden voor 1 januari
[, of, indien de leerplichtige geboren werd in 2002, uiterlijk in het schooljaar waarin de leerplichtige twaalf jaar is geworden voor 1 januari.]
.
Als de leerplichtige zich niet tijdig aandient bij de examencommissie of na maximaal twee pogingen en uiterlijk in het schooljaar waarin hij of zij dertien jaar is geworden voor 1 januari het getuigschrift Basisonderwijs niet verkrijgt, moeten de ouders de leerplichtige inschrijven, hetzij in een school die erkend, gefinancierd of gesubsidieerd is door de Vlaamse Gemeenschap, Franse Gemeenschap of Duitstalige Gemeenschap, hetzij in één van volgende scholen :
1° Europese scholen;
2° internationale scholen die door het International Baccalaureate (IB) te Genève geaccrediteerd zijn;
3° internationale scholen waarvan de studiebewijzen, na een gelijkwaardigheidsonderzoek door het Agentschap voor Kwaliteit in het Onderwijs, als gelijkwaardig worden beschouwd;
4° scholen gelegen in het buitenland
[, waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt]
.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 moeten ouders van de volgende leerplichtigen, de leerplichtige niet inschrijven bij de examencommissie :
1° leerplichtigen aan wie een centrum voor leerlingenbegeleiding uitdrukkelijk een vrijstelling geeft voor het examen, vermeld in paragraaf 1;
2° indien de leerplichtige in het bezit is van een individuele gelijkwaardigheidsbeslissing met minstens het niveau van het basisonderwijs;
3° leerplichtigen die ingeschreven zijn in één van volgende scholen :
a) Europese scholen;
b) internationale scholen die door het International Baccalaureate (IB) te Genève geaccrediteerd zijn;
c) internationale scholen waarvan de studiebewijzen, na een gelijkwaardigheidsonderzoek door het Agentschap voor Kwaliteit in het Onderwijs, als gelijkwaardig worden beschouwd;
d) scholen gelegen in het buitenland
[, waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt]
.
]
[
Art. 26ter.
§ 1. De onderwijsinspectie is
bevoegd om te controleren of het verstrekte huisonderwijs beantwoordt aan de
doelstellingen omschreven in artikel 26bis.
§ 2. De ouders zijn verplicht hun
medewerking te verlenen aan de controle op het
huisonderwijs.
[§ 2bis. De onderwijsinspectie controleert de deelname aan systematische contacten en de medewerking aan profylactische maatregelen zoals vermeld artikel 6, § 4, van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.]
§ 3. Wanneer de controle van de
onderwijsinspectie niet aanvaard wordt of wanneer de onderwijsinspectie bij
twee opeenvolgende controles vaststelt dat het verstrekte onderwijs kennelijk
niet beantwoordt aan de in artikel 26bis bedoelde doelstellingen, schrijven de
ouders de leerling in
[hetzij in een school die erkend, gefinancierd of gesubsidieerd is door de Vlaamse Gemeenschap, Franse Gemeenschap of Duitstalige Gemeenschap, hetzij in één van volgende scholen :
]
[
1° Europese scholen;
2° internationale scholen die door het International Baccalaureate (IB) te Genève geaccrediteerd zijn;
3° internationale scholen waarvan de studiebewijzen, na een gelijkwaardigheidsonderzoek door het Agentschap voor Kwaliteit in het Onderwijs, als gelijkwaardig worden beschouwd;
4° scholen gelegen in het buitenland
[, waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt.]
]
[Het
hervatten van huisonderwijs om aan de leerplicht voor de betrokken leerling te
voldoen, kan uitsluitend mits de onderwijsinspectie voorafgaandelijk
toestemming verleent. Die toestemming wordt verleend als de onderwijsinspectie
oordeelt, op basis van elementen aangereikt door de ouders, dat de
tekortkomingen die bij de controle destijds aanleiding hebben gegeven tot
beëindiging van het huisonderwijs, zijn of worden weggewerkt. De regering
legt de aanvraagprocedure voor de ouders
vast.]
]
[
Art. 26quater.
De Vlaamse regering bepaalt de
formele voorwaarden die moeten vervuld worden bij het organiseren van
huisonderwijs.
]
[
Art. 26quater/1.
De artikelen 26bis tot en met 26quater zijn niet van toepassing op het huisonderwijs als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1990 waarbij de voorwaarden worden vastgesteld waaronder in bepaalde gemeenschapsinstellingen voor observatie en opvoeding en in onthaal- en oriëntatiecentra en in de observatiecentra, ressorterend onder de bijzondere jeugdbijstand aan de leerplicht kan worden voldaan.
]
Art. 27.
[
In de door de
gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde basis-, kleuter- of lagere scholen
kan geen direct of indirect inschrijvingsgeld worden gevraagd. Evenmin kunnen
er bijdragen worden gevraagd voor kosten die gemaakt worden om een eindterm te
realiseren of een ontwikkelingsdoel na te streven.
De lijst met materialen die bij gebruik kosteloos ter beschikking
dienen gesteld te worden om de eindtermen te realiseren of de
ontwikkelingsdoelen na te streven, vormt een bijlage 1 bij dit
decreet.
]
[
Art. 27bis.
§ 1. Het schoolbestuur kan aan
de ouders een bijdrage vragen voor :
1° activiteiten die
niet noodzakelijk zijn voor het realiseren van de eindtermen of het nastreven
van de ontwikkelingsdoelen;
2° verplichte materialen die
niet begrepen zitten onder artikel 27 en waarvan de ouders het te besteden
bedrag niet zelf kunnen bepalen;
3° meerdaagse extra-muros
activiteiten.
§ 2.
[Voor de berekening van het maximumbedrag van de bijdrage, vermeld in § 1, 1° en 2°, wordt vanaf 1 september 2015 uitgegaan van de volgende basisbedragen per schooljaar:
- voor het kleuteronderwijs: 40 euro;
- voor het lager onderwijs: 80 euro.
Deze basisbedragen zijn per schooljaar aanpasbaar op basis van de gezondheidsindex van de maand maart van hetzelfde kalenderjaar waarin het schooljaar in kwestie begint volgens de volgende formule:
Nx = basisbedrag (Cx/100,60);
waarbij:
Nx gelijk is aan het geïndexeerde bedrag voor schooljaar x-y;
Cx de gezondheidsindex is van de maand maart van hetzelfde kalenderjaar (x) waarin het schooljaar begint;
100,6 de gezondheidsindex is van de maand januari 2014.
Hierbij wordt Nx afgerond naar het hoger gelegen geheel getal dat een veelvoud is van vijf.
]
§ 3. In afwijking van § 1,
2°, kan het schoolbestuur beslissen om de bijdrage die aan de ouders
gevraagd wordt voor verplichte kledij die omwille van een sociale finaliteit
aangeboden wordt, niet op te nemen in de maximumfactuur. Deze afwijking is
enkel mogelijk mits schriftelijk advies van de schoolraad.
§ 4.
[Voor de
berekening van het maximumbedrag van de bijdrage in § 1, 3°, wordt
vanaf 1 januari 2012 uitgegaan van het volgende basisbedrag voor het lager
onderwijs : 360 euro.
Dit
bedrag is per schooljaar aanpasbaar op basis van de gezondheidsindex van de
maand maart van hetzelfde kalenderjaar waarin het schooljaar in kwestie begint
volgens de volgende formule
:
Nx =
360(Cx/107,85);
waarbij
:
Nx gelijk is aan het
geïndexeerde bedrag voor schooljaar
x-y;
Cx de gezondheidsindex
is van de maand maart van hetzelfde kalenderjaar (x) waarin het schooljaar
begint;
107,85 de
gezondheidsindex is van de maand januari
2008.
Hierbij wordt Nx
afgerond naar het hoger gelegen geheel getal dat een veelvoud is van
vijf.
Voor het
kleuteronderwijs mag er geen bijdrage gevraagd worden voor meerdaagse
extra-murosactiviteiten.
]
Art. 27ter.
§ 1. De kosten die niet vervat
zitten in artikel 27bis, § 1, zijn niet onderworpen aan de maximumfactuur.
Deze kosten worden kenbaar gemaakt in de bijdrageregeling. De gevraagde
kostprijs moet steeds in verhouding zijn tot de geleverde
prestatie.
§ 2. Na overleg binnen de
schoolraad legt het schoolbestuur de lijst vast van bijdragen die aan de ouders
kunnen worden gevraagd, zoals bepaald in artikel 27bis en § 1 van dit
artikel evenals de afwijkingen die op deze bijdrageregeling worden
toegekend.
[ Deze bijdragen kunnen niet in
één keer aan de ouders gevraagd worden, maar enkel gespreid over
minstens drie keer gedurende het
schooljaar.]
§ 3. Vragen in verband met de
toepassing van de beginselen vermeld in de artikelen 27, 27bis en 27ter en
klachten in verband met inbreuken op deze beginselen kunnen door iedere
belanghebbende ingediend worden bij de Commissie Zorgvuldig Bestuur
[...]
.
Art. 27quater.
Het kostgeld van een leerplichtig
kind wiens ouders geen vaste verblijfplaats hebben, en toevertrouwd is aan
één van de erkende internaten,
[...]
of aan gelijk welk ander internaat toegevoegd aan een
gesubsidieerde school, georganiseerd door een provincie, een gemeente, een
vereniging van gemeenten, door een andere openbare of privépersoon, valt
ten laste van zijn ouders.
De gemeenschap draagt bij in het
kostgeld. Deze bijdrage wordt toegevoegd aan de werkingstoelagen toegekend aan
het erkend internaat, aan het internaat toegevoegd aan een gesubsidieerde
school of aan het autonoom internaat en wordt in mindering gebracht op het in
het vierde lid bedoelde kostgeld. Deze bijdrage is gelijk aan de bijdrage,
vermeld in artikel 20, § 2, van het koninklijk besluit, vermeld in het
eerste lid.
De bijdrage wordt uitgekeerd aan het
internaatsbestuur dat het kind huisvest op voorlegging van een staat ingediend
door het internaatsbestuur en juist verklaard door de bevoegde diensten van
Agodi.
Het internaatsbestuur bepaalt autonoom het
kostgeld.
]
Art. 28.
[
§ 1. Bij de
[...]
inschrijving van hun kind informeert het schoolbestuur de ouders schriftelijk
over onder meer :
1° de juridische aard en de samenstelling
van hun schoolbestuur;
2° het pedagogisch project van de
school;
3° de organisatie van de
schooluren;
4° de voor- en naschoolse opvang indien daarin
voorzien is;
5° het leerlingenvervoer indien daarin
voorzien is;
6°
[in voorkomend geval dat voor de school een aanvraag tot voorlopige erkenning bij de bevoegde overheid is ingediend of een voorlopige erkenning voor één schooljaar van de bevoegde overheid is verkregen;
Het schoolbestuur informeert de ouders onmiddellijk tijdens het schooljaar van voorlopige erkenning over de beslissing van de bevoegde overheid over de erkenning.
]
7° het
begeleidend CLB;
[8° de samenstelling van de
scholengemeenschap indien de school behoort tot een
scholengemeenschap;]
[9° de samenstelling van de
schoolraad.]
§ 2. In afwijking van § 1
informeert het schoolbestuur van een
[type 5-school]
, bij de
[...]
inschrijving, de ouders schriftelijk over onder meer :
1°
de wijze waarop ouders overleg kunnen plegen met de directie van de school en
contact kunnen opnemen met de voorzitter van het
schoolbestuur;
2° het pedagogisch project van de
school;
3° het begeleidend CLB.
]
Art. 29.
[Bij elke
inschrijving]
van hun
[...]
kind in het officieel lager onderwijs
bepalen de ouders, bij ondertekende verklaring, of hun kind een cursus in
één der erkende godsdiensten of een cursus niet-confessionele
zedenleer volgt.
[Die keuze kunnen ze uiterlijk op 30 juni van het lopende schooljaar wijzigen voor het volgende schooljaar.]
Ouders die op basis van hun religieuze
of morele overtuiging bezwaren hebben tegen het volgen van één
van de aangeboden cursussen godsdienst of niet-confessionele zedenleer bekomen
op aanvraag een vrijstelling.
De regering legt
het model van de ondertekende verklaring en de procedure tot het bekomen van de
vrijstelling vast en bepaalt op welke wijze de lestijden waarvoor men is
vrijgesteld moeten ingevuld worden.
[De lestijden waarvoor men is vrijgesteld
mogen niet worden ingevuld met activiteiten die betrekking hebben op andere
leergebieden.]
[De leerplichtige leerling in het officieel kleuteronderwijs kan voor het onderricht in een van de erkende
godsdiensten of de niet-confessionele zedenleer lessen bijwonen in de lagere school die zijn ouders daarvoor kiezen.]
Art. 30.
[
...
]
Art. 31.
[§1.]
[Bij verandering van school door een leerling
[draagt de oude school de leerlingengegevens over aan de nieuwe school, onder de volgende voorwaarden]
:]
[
1°
[ de gegevens hebben enkel betrekking op de leerlingspecifieke onderwijsloopbaan, meer bepaald de essentiële
gegevens die de studieresultaten en de studievoortgang van de leerling bevorderen, monitoren, evalueren en
attesteren;]
2° de overdracht gebeurt enkel in het belang van de persoon op wie de onderwijsloopbaan betrekking heeft;
3° tenzij de regelgeving de overdracht verplicht stelt, gebeurt de overdracht niet indien de ouders er zich expliciet tegen verzetten, na, op hun verzoek, de gegevens te hebben ingezien;
[4°
[een kopie van het verslag wordt door de oude school overgedragen aan de nieuwe school of de oude
school brengt de nieuwe school op de hoogte van het bestaan van een handelingsgericht advies van het
CLB voor ondersteuning vanuit het ondersteuningsmodel. Het CLB dat verbonden is aan de oude school
draagt een verslag over aan het CLB dat verbonden is met de nieuwe school of het CLB dat verbonden
is aan de oude school brengt het CLB dat verbonden is met de nieuwe school op de hoogte van het
handelingsgericht advies. In het belang van de optimale begeleiding van de betrokken leerling en de
organisatie van de school kunnen ouders zich tegen die overdrachten niet verzetten;]
]
[5° het schoolbestuur van de onderwijsinstelling of de gemandateerde is verwerkingsverantwoordelijke voor de
verwerkingen van de persoonsgegevens voor de looptijd dat deze bewaard dienen te worden;]
[6°
[het centrumbestuur van het CLB dat het verslag of het handelingsgericht advies voor ondersteuning
vanuit het ondersteuningsmodel, vermeld in punt 4°, heeft opgesteld, is verwerkingsverantwoordelijke
voor de verwerkingen door of ter voorbereiding van het verslag of handelingsgericht advies voor
ondersteuning vanuit het ondersteuningsmodel. Het centrumbestuur van het overnemende CLB is
verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerkingen na de ontvangst van het verslag of handelingsgericht advies voor ondersteuning vanuit het ondersteuningsmodel.]
]
Gegevens die betrekking hebben op schending van leefregels door de leerling zijn echter nooit tussen scholen overdraagbaar.
]
[De Vlaamse Regering kan de regels bepalen omtrent de opslagperioden en de verwerkingsactiviteiten en
procedures, waaronder maatregelen om te zorgen voor een behoorlijke, veilige en transparante verwerking.]
[§ 2. Paragraaf 1 is, met uitzondering van het eerste lid, 4°, ook van toepassing bij schoolverandering van basisonderwijs naar secundair onderwijs.]
Onderafdeling B. -
[Preventieve schorsing, tijdelijke en definitieve uitsluiting van leerlingen]
Art. 32.
[
§ 1. Een preventieve schorsing is een uitzonderlijke maatregel die de directeur of zijn afgevaardigde voor een
[...]
leerling in het lager onderwijs kan hanteren als bewarende maatregel om de leefregels te handhaven en om te kunnen nagaan of een tuchtsanctie aangewezen is. De leerling mag gedurende maximaal vijf opeenvolgende schooldagen de lessen en activiteiten van zijn leerlingengroep niet volgen. De directeur of zijn afgevaardigde kan, mits motivering aan de ouders, beslissen om desbetreffende periode eenmalig met maximaal vijf opeenvolgende schooldagen te verlengen indien door externe factoren het tuchtonderzoek niet binnen die eerste periode kan worden afgerond. De preventieve schorsing kan onmiddellijk uitwerking hebben en de school stelt de ouders in kennis van de preventieve schorsing. De school voorziet opvang voor de leerling, tenzij de school aan de ouders motiveert waarom dit niet haalbaar is.
§ 2. De directeur of zijn afgevaardigde kan, in uitzonderlijke gevallen, een
[...]
leerling in het lager onderwijs tijdelijk uitsluiten. Een tijdelijke uitsluiting is een tuchtsanctie die inhoudt dat de gesanctioneerde leerling gedurende minimaal één schooldag en maximaal vijftien opeenvolgende schooldagen de lessen en activiteiten van zijn leerlingengroep niet mag volgen. Een nieuwe tijdelijke uitsluiting kan enkel na een nieuw feit. De school voorziet opvang voor de leerling, tenzij de school aan de ouders motiveert waarom dit niet haalbaar is.
[
...
]
§ 3. De directeur of zijn afgevaardigde kan, in uitzonderlijke gevallen, een
[...]
leerling in het lager onderwijs definitief uitsluiten. Een definitieve uitsluiting is een tuchtsanctie die inhoudt dat de gesanctioneerde leerling wordt uitgeschreven op het moment dat die leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk één maand, vakantieperioden tussen 1 september en 30 juni niet inbegrepen, na de schriftelijke kennisgeving, vermeld in artikel 33, 5°. In afwachting van een inschrijving in een andere school mag de gesanctioneerde leerling de lessen en activiteiten van zijn leerlingengroep niet volgen. De school voorziet opvang voor de leerling, tenzij de school aan de ouders motiveert waarom dit niet haalbaar is.
Tegen deze beslissing is beroep mogelijk zoals voorzien in artikel 37/4.
]
Art. 33.
[
Tijdelijke en definitieve uitsluitingen kunnen alleen uitgevoerd worden na een procedure die de rechten van verdediging waarborgt en waarin de volgende principes gerespecteerd worden :
1° het voorafgaandelijke advies van de klassenraad moet worden ingewonnen. In geval van een definitieve uitsluiting moet de klassenraad uitgebreid worden met een vertegenwoordiger van het CLB die een adviserende stem heeft;
2° de intentie tot een tuchtmaatregel wordt aan de ouders schriftelijk ter kennis gebracht;
3° de ouders en de leerling hebben inzage in het tuchtdossier van de leerling, met inbegrip van het advies van de klassenraad, en worden gehoord, eventueel bijgestaan door een vertrouwenspersoon;
4° de tuchtstraf moet in overeenstemming zijn met de ernst van de feiten;
5° de genomen beslissing wordt schriftelijk gemotiveerd en ter kennis gebracht aan de ouders van de betrokken leerling. De school verwijst in de kennisgeving naar de mogelijkheid tot het instellen van het beroep en neemt de bepalingen uit het schoolreglement die hier betrekking op hebben, op in die kennisgeving.
]
Onderafdeling C. - Onderwijs aan
huis
Art. 34.
[
§ 1. Leerlingen voor wie het door ziekte of ongeval tijdelijk onmogelijk is om onderwijs te volgen in hun school hebben recht op tijdelijk onderwijs aan huis.
[De regering kan bijkomend mogelijke redenen van
de afwezigheid bepalen. Deze redenen dienen gerechtvaardigd en gegrond te zijn en worden gemotiveerd en
geattesteerd door een bevoegde derde.]
§ 2. De regering legt de voorwaarden vast om in aanmerking te komen voor tijdelijk onderwijs aan huis. De regering maakt hierbij een onderscheid tussen een veelvuldige afwezigheid
[...]
en een langdurige afwezigheid.
Een afwezigheid van minder dan eenentwintig kalenderdagen is geen langdurige afwezigheid voor de toepassing van dit artikel tenzij het gaat om een veelvuldige afwezigheid
[...]
.
§ 3. De regering bepaalt hoe het onderwijs aan huis georganiseerd wordt, welke vorm van hulp de school krijgt om het onderwijs aan huis te organiseren en de voorwaarden tot het verkrijgen van lestijden tijdelijk onderwijs aan huis, alsook het aantal en de wijze van berekening ervan.
[Een personeelslid dat wordt aangesteld in een betrekking die wordt georganiseerd in de lestijden, vermeld in het
eerste lid, wordt altijd aangesteld als tijdelijk personeelslid. De bepalingen van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs
van 27 maart 1991 zijn van toepassing op die personeelsleden, met uitzondering van de volgende bepalingen:
1° de betrekking is niet onderworpen aan de reglementering over de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis
van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling. Het schoolbestuur van de school die de betrekking
organiseert, kan evenwel op vrijwillige basis een personeelslid aanstellen dat ter beschikking is gesteld wegens
ontstentenis van betrekking. Die aanstelling wordt beschouwd als een reaffectatie of een wedertewerkstelling. Voor die
reaffectatie of wedertewerkstelling is altijd de toestemming vereist van het ter beschikking gestelde personeelslid;
2° de betrekking kan niet vacant worden verklaard. Het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast
benoemen, affecteren of muteren in die betrekking.
]
§ 4. Het schoolbestuur is verplicht om de ouders van leerlingen die recht hebben of zullen hebben op tijdelijk onderwijs aan huis te informeren over het recht op, en de mogelijkheden en de modaliteiten van het tijdelijk onderwijs aan huis.
§ 5. De uitdrukkelijke vraag van de ouders voor een leerling als vermeld in paragraaf 2, verplicht het schoolbestuur ertoe om tijdelijk onderwijs aan huis te organiseren.
De verplichting om tijdelijk onderwijs aan huis in te richten, vervalt voor de school ten aanzien van de leerling of de kleuter gedurende zijn verblijf in een ziekenhuis, een residentiële setting of een preventorium waar onderwijs van type 5 gefinancierd of gesubsidieerd wordt of bij zijn opname in een dienst als bedoeld in artikel IV 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs.
§ 6. Het recht op tijdelijk onderwijs aan huis kan gecombineerd worden met het recht op synchroon internetonderwijs als bedoeld in artikel 36/1.
]
Art. 35.
§ 1.
[Leerlingen
die vijf jaar of ouder geworden zijn vóór 1 januari van het
lopende schooljaar ]
die voldoen aan de toelatingsvoorwaarden bepaald in
artikel 15, § 1, maar voor wie het omwille van een handicap permanent
onmogelijk is
[...]
onderwijs te volgen op school, hebben na gunstig
advies van de
[onderwijsinspectie]
, recht op permanent onderwijs aan huis.
§ 2.
[De ouders kiezen in overleg met het CLB de dichtstbijzijnde school voor buitengewoon onderwijs van hun vrije keuze om het permanent onderwijs aan huis te organiseren.
[Deze
school wordt aangeduid door de onderwijsinspectie.]
Omwille van omstandigheden eigen aan het kind en mits omstandige motivering kan een andere school voor buitengewoon onderwijs worden gekozen.]
Art. 36.
De regering bepaalt
op welke wijze het permanent onderwijs aan huis georganiseerd wordt en welke
vorm van hulp de school krijgt om het permanent onderwijs aan huis te
organiseren.
[Onderafdeling C/1. Synchroon internetonderwijs]
[
Art. 36/1.
§ 1. Synchroon internetonderwijs, verder in deze onderafdeling SIO te noemen, biedt leerlingen voor wie het
[...]
tijdelijk onmogelijk is om onderwijs te volgen in hun school de mogelijkheid om op afstand, via digitale toepassingen, rechtstreeks en in interactie met de leerkrachten en klasgenoten de lessen te volgen.
SIO ondersteunt het leerproces, beperkt de leerachterstand en bereidt de terugkeer naar school voor. Door SIO blijft de band van de afwezige leerling met de school, leerkrachten en medeleerlingen behouden.
§ 2. Leerlingen komen in aanmerking voor SIO als aan volgende voorwaarden voldaan is:
1° de leerling wordt minstens 5 jaar vóór 1 januari van het lopende schooljaar;
2°
[de leerling is afwezig wegens ziekte of ongeval en de school beschikt over de bewijsstukken;]
3° het gebruik van SIO is verenigbaar met de medische toestand van de leerling. De ouders brengen de behandelende arts op de hoogte; de school informeert de CLB-arts;
4° SIO is voor de betrokken leerling haalbaar en zinvol:
a) SIO komt tegemoet aan de ondersteuningsbehoefte van de leerling conform paragraaf 1, tweede lid. SIO wordt niet aangewend als permanent alternatief voor onderwijs op school;
b) op basis van het ziektebeeld en de inschatting van het ziekteverloop mag aangenomen worden dat de leerling die langdurig of veelvuldig afwezig zal zijn, het SIO zal gebruiken voor een periode van minimaal 36 halve lesdagen;
c) de leerling en de school maken er optimaal gebruik van. Het CLB is betrokken.
De regering kan bijkomende criteria met betrekking tot zinvolheid en haalbaarheid voor de leerling vastleggen.
[§ 2/1. De Vlaamse Regering kan bijkomende in aanmerking komende leerlingen en de respectieve voorwaarden
bepalen. De redenen voor de afwezigheid op school dienen gerechtvaardigd en gegrond te zijn en worden gemotiveerd
en geattesteerd door een bevoegde derde.]
§ 3. Het schoolbestuur is verplicht om de ouders van leerlingen die recht hebben of zullen hebben op SIO te informeren over het recht op, de mogelijkheden en de modaliteiten van SIO.
§ 4. De uitdrukkelijke vraag van de ouders voor een leerling als vermeld in paragraaf 2, verplicht het schoolbestuur ertoe om SIO te organiseren.
§ 5. Het recht op SIO kan gecombineerd worden met het recht op tijdelijk onderwijs aan huis als bedoeld in artikel 34, een verblijf in een ziekenhuis, een residentiële setting of een preventorium waar onderwijs van type 5 gefinancierd of gesubsidieerd wordt of met een opname in een dienst als bedoeld in artikel IV 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs.
Het recht op SIO kan niet gecombineerd worden met permanent onderwijs aan huis als bedoeld in artikel 35.
]
Onderafdeling D. -
Schoolreglement
Art. 37.
[
§ 1. Een
schoolbestuur moet, met uitzondering van
[een vestigingsplaats
bij een ziekenhuis en bij categorieën van residentiële settings die de regering bepaalt]
, voor elk van
zijn scholen met toepassing van de regelgeving inzake medezeggenschap een
schoolreglement opstellen dat de betrekkingen tussen het schoolbestuur en de
ouders en leerlingen regelt.
§ 2. Voor het
kleuteronderwijs bevat het schoolreglement ten minste de volgende elementen :
1° geldelijke en niet-geldelijke
ondersteuning die niet afkomstig is van de Vlaamse Gemeenschap en de
rechtspersonen die daarvan afhangen;
2° de
bijdrageregeling bedoeld in
[artikel 27ter, §
2]
;
[
3° de engagementsverklaring tussen de school
en de ouders waarin wederzijdse afspraken worden opgenomen over oudercontact,
voldoende aanwezigheid, vormen van individuele leerlingenbegeleiding en het
positieve engagement ten aanzien van de onderwijstaal.
Met
betrekking tot het positieve engagement van ouders ten aanzien van de
onderwijstaal bevat het schoolreglement de bepaling dat leerlingen aangemoedigd
worden om Nederlands te leren
[en dat de ouders positief staan ten aanzien van extra initiatieven en maatregelen die de school neemt om de taalachterstand van hun leerlingen weg te werken.]
.
[Scholen gelegen in een gemeente waar een
lokaal overlegplatform, bedoeld in
[deel VIII van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
, is opgericht, kunnen
andere bepalingen over het positieve engagement van ouders ten aanzien van de
onderwijstaal toevoegen op voorwaarde dat daarover in het lokaal
overlegplatform een akkoord is bereikt.]
[Scholen gelegen in een
gemeente waar geen lokaal overlegplatform is opgericht, kunnen andere
bepalingen over het positieve engagement van ouders ten aanzien van de
onderwijstaal toevoegen op voorwaarde dat daarover een akkoord bereikt is met
minstens twee derde van de scholen met dezelfde onderwijstaal gelegen in die
gemeente.]
;
]
[4° de afspraken inzake het
rookverbod, bedoeld in het
decreet
van 6 juni 2008 houdende het instellen van een rookverbod in
onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding, de controle op de
naleving ervan en de sancties die kunnen opgelegd worden bij overtreding van
het rookverbod;]
[5°
[de bepalingen in verband met onderwijs aan huis en synchroon internetonderwijs;]
]
[
6° de wijze waarop in voorkomend geval de schoolraad en ouderraad, vermeld in artikel 10 en 46 in het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad, worden samengesteld;
7° het recht op inzage door de ouders en hun recht op toelichting bij de gegevens die op de leerling betrekking hebben, waaronder de evaluatiegegevens, die worden verzameld door de school. Indien na de toelichting blijkt dat de ouders een kopie willen van de leerlingengegevens, hebben ze kopierecht.
[...]
Iedere kopie dient persoonlijk en vertrouwelijk behandeld te worden, mag niet verspreid worden noch publiek worden gemaakt en mag enkel gebruikt worden in functie van de onderwijsloopbaan van de leerling.
[Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) wordt, in de gevallen waarin volledige inzage afbreuk zou doen aan de rechten van derden, inzage in de gegevens verleend in de vorm van een gesprek, gedeeltelijke inzage of rapportage;]
8° informatie over extra-murosactiviteiten;
]
[
9° de vermelding dat bij schoolverandering leerlingengegevens worden overgedragen naar de nieuwe school tenzij, en voor zover de regelgeving de overdracht niet verplicht stelt, de ouders er zich expliciet tegen verzetten na op hun verzoek deze gegevens te hebben ingezien;
]
[10°
[de mededeling dat de school bij schoolverandering binnen het basisonderwijs verplicht is het bestaan van
een handelingsgericht advies voor ondersteuning vanuit het ondersteuningsmodel of een kopie van het
verslag, vermeld in artikel 15 van dit decreet, bekend te maken of over te dragen aan de nieuwe school;]
]
[
11° de contactgegevens van het centrum voor leerlingenbegeleiding waarmee de school samenwerkt, en de concrete afspraken over de dienstverlening tussen de school en het centrum voor leerlingenbegeleiding;
12° een korte beschrijving van het beleid op leerlingenbegeleiding, waarmee de school haar visie en werking in verband met leerlingenbegeleiding verduidelijkt.
]
[13° richtlijnen over aanwezigheden, in het bijzonder voor de leerplichtige kleuters, en te laat komen.]
§ 3. Voor het lager
onderwijs bevat het schoolreglement ten minste de volgende elementen
:
1°
[het reglement inzake tucht en schending van de leefregels van de leerlingen met inbegrip van een preventieve schorsing, een tijdelijke uitsluiting of een definitieve uitsluiting en inzake de beroepsprocedure zoals vermeld in
[...]
onderafdeling F van deze afdeling, inbegrepen het hanteren van redelijke en haalbare termijnen;]
2°
[de procedure volgens dewelke het getuigschrift basisonderwijs wordt toegekend, met inbegrip van de beroepsprocedure vermeld in onderafdeling E van deze afdeling;]
3°
[de bepalingen in verband met onderwijs aan huis en synchroon internetonderwijs;]
4° richtlijnen
inzake afwezigheden en te laat komen;
5°
afspraken in verband met huiswerk, agenda's
[, leerlingenevaluatie]
en rapporten;
6°
geldelijke en niet-geldelijke ondersteuning die niet afkomstig is van de
Vlaamse Gemeenschap en de rechtspersonen die daarvan afhangen;
7° de bijdrageregeling bedoeld in
[artikel 27ter, §
2]
;
[8° de wijze waarop de leerlingenraad
[, schoolraad en ouderraad als vermeld in artikel 10 en 46 in het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad, in voorkomend geval worden]
samengesteld;]
[
9° de
engagementsverklaring tussen de school en de ouders waarin wederzijdse
afspraken worden opgenomen over oudercontact, voldoende aanwezigheid, vormen
van individuele leerlingenbegeleiding en het positieve engagement ten aanzien
van de onderwijstaal.
Met betrekking tot het positieve
engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal bevat het
schoolreglement de bepaling dat leerlingen aangemoedigd worden om Nederlands te
leren
[en dat de ouders positief staan ten aanzien van extra initiatieven en maatregelen die de school neemt om de taalachterstand van hun leerlingen weg te werken.]
.
[Scholen gelegen in een gemeente waar een lokaal overlegplatform,
bedoeld in
[deel VIII van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
, is opgericht, kunnen andere bepalingen over het positieve
engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal toevoegen op voorwaarde
dat daarover in het lokaal overlegplatform een akkoord is
bereikt.]
[Scholen gelegen in een gemeente waar geen lokaal
overlegplatform is opgericht, kunnen andere bepalingen over het positieve
engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal toevoegen op voorwaarde
dat daarover een akkoord bereikt is met minstens twee derde van de scholen met
dezelfde onderwijstaal gelegen in die
gemeente.]
;
]
[10° de afspraken inzake het
rookverbod, bedoeld in het decreet van 6 juni 2008 houdende het instellen van
een rookverbod in onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding,
de controle op de naleving ervan en de sancties die kunnen opgelegd worden bij
overtreding van het rookverbod;]
[
11° het recht op inzage door de ouders en hun recht op toelichting bij de gegevens die op de leerling betrekking hebben, waaronder de evaluatiegegevens, die worden verzameld door de school. Indien na de toelichting blijkt dat de ouders een kopie willen van de leerlingengegevens, hebben ze kopierecht.
[...]
Iedere kopie dient persoonlijk en vertrouwelijk behandeld te worden, mag niet verspreid worden noch publiek worden gemaakt en mag enkel gebruikt worden in functie van de onderwijsloopbaan van de leerling.
[Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) wordt, in de gevallen waarin volledige inzage afbreuk zou doen aan de rechten van derden, inzage in de gegevens verleend in de vorm van een gesprek, gedeeltelijke inzage of rapportage;]
12° informatie over extra-murosactiviteiten;
]
[13° de vermelding dat bij schoolverandering leerlingengegevens worden overgedragen naar de nieuwe school tenzij, en voor zover de regelgeving de overdracht niet verplicht stelt, de ouders er zich expliciet tegen verzetten na op hun verzoek deze gegevens te hebben ingezien;]
[
[14°
[de mededeling dat de school bij schoolverandering binnen het basisonderwijs verplicht is het bestaan van
een handelingsgericht advies voor ondersteuning vanuit het ondersteuningsmodel en een kopie van het
verslag, vermeld in artikel 15 van dit decreet, bekend te maken of over te dragen aan de nieuwe school;]
]
15° eventuele beroepsprocedures buiten de verplichte beroepsprocedures zoals vermeld in punt 1° en punt 2°.
]
[
16° de contactgegevens van het centrum voor leerlingenbegeleiding waarmee de school samenwerkt, en de concrete afspraken over de dienstverlening tussen de school en het centrum voor leerlingenbegeleiding;
17° een korte beschrijving van het beleid op leerlingenbegeleiding, waarmee de school haar visie en werking in verband met leerlingenbegeleiding verduidelijkt.
]
§ 4.
[...]
[§ 5. Voor materies waarbij
ouders een individuele keuze kunnen maken, die door een regelgeving
gegarandeerd wordt, kan die individuele keuze niet via het schoolreglement
geregeld worden.4]
]
[Onderafdeling E. Beroepsmogelijkheid tegen het niet verkrijgen van het getuigschrift basisonderwijs]
[
Art. 37/1.
Ouders die niet akkoord gaan met het niet toekennen van een getuigschrift basisonderwijs aan hun kind, hebben toegang tot een beroepsprocedure. De beroepsprocedure is vastgelegd in het schoolreglement, met behoud van de toepassing van de bepalingen van deze onderafdeling. Ouders kunnen evenwel slechts een beroep instellen na het overleg zoals bepaald in artikel 55.
[In afwijking van het eerste lid moeten de ouders van kinderen die een negatieve beslissing van de
examencommissie, vermeld in artikel 56, hebben ontvangen over het toekennen van het getuigschrift basisonderwijs,
geen overleg vragen met de directeur of zijn afgevaardigde als vermeld in artikel 55, eerste lid, voor ze een beroep
kunnen instellen. Indien er toch overleg wordt gevraagd door de ouders, kan de directeur of zijn afgevaardigde dit
overleg niet weigeren.]
De ouders stellen het beroep in bij het schoolbestuur. Het beroep wordt gedateerd en ondertekend en vermeldt ten minste het voorwerp van het beroep met beschrijving van de feiten en motivering van de ingeroepen bezwaren. Bij deze beschrijving kunnen overtuigingsstukken worden gevoegd.
]
[
Art. 37/2.
Het beroep als vermeld in artikel 37/1 dat behandeld wordt door de beroepscommissie leidt tot :
1° hetzij de gemotiveerde afwijzing van het beroep op grond van onontvankelijkheid als :
a) de termijn voor indiening van het beroep, opgenomen in het schoolreglement, is overschreden;
b) het beroep niet voldoet aan de vormvereisten opgenomen in het schoolreglement;
2° hetzij de bevestiging van het niet toekennen van het getuigschrift basisonderwijs, hetzij de toekenning van het getuigschrift basisonderwijs. Het schoolbestuur aanvaardt de verantwoordelijkheid voor de beslissing van de beroepscommissie.
Het resultaat van het beroep wordt aan de ouders schriftelijk ter kennis gebracht uiterlijk op 15 september daaropvolgend.
]
[
Art. 37/3.
§ 1. De beroepscommissie wordt opgericht door het schoolbestuur.
§ 2.
[Het schoolbestuur of zijn afgevaardigde
bepaalt de samenstelling]
van de beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen :
1° de samenstelling kan per te behandelen dossier verschillen, doch kan binnen het te behandelen dossier niet wijzigen;
2° de samenstelling is als volgt: enerzijds "interne leden", zijnde leden van de klassenraad die besliste het getuigschrift basisonderwijs niet toe te kennen, waaronder alleszins de directeur of zijn afgevaardigde, eventueel aangevuld met een lid van het schoolbestuur; anderzijds "externe leden", zijnde personen die extern zijn aan dat schoolbestuur en aan de school die besliste het getuigschrift basisonderwijs niet uit te reiken.
In voorkomend geval en voor de toepassing van deze bepalingen :
a) wordt een persoon die vanuit zijn hoedanigheden zowel een intern lid als een extern lid is, geacht een intern lid te zijn;
b) wordt een lid van de ouderraad of, met uitzondering van het personeel, de schoolraad van de school die besliste het getuigschrift basisonderwijs niet toe te kennen, geacht een extern lid te zijn, tenzij de bepaling vermeld in punt a) van toepassing is;
3° de voorzitter wordt door het schoolbestuur onder de externe leden aangeduid.
§ 3. Het schoolbestuur bepaalt de werking, met inbegrip van de stemprocedure, van de beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen :
1° elk lid van een beroepscommissie is in beginsel stemgerechtigd, met dien verstande dat bij stemming het aantal stemgerechtigde interne leden van de beroepscommissie en het aantal stemgerechtigde externe leden van de beroepscommissie gelijk moet zijn; bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend;
2° elk lid van een beroepscommissie is aan discretieplicht onderworpen;
3° een beroepscommissie hoort de ouders in kwestie;
4° een beroepscommissie beslist autonoom over de stappen die worden gezet om tot een gefundeerde beslissing te komen, waaronder eventueel het horen van een of meer leden van de klassenraad die het getuigschrift basisonderwijs niet toegekend heeft;
5° de werking van een beroepscommissie kan geen afbreuk doen aan de statutaire rechten van individuele personeelsleden van het onderwijs;
6° een beroepscommissie oordeelt of de genomen beslissing alleszins in overeenstemming is met de reglementaire onderwijsbepalingen en met het schoolreglement.
]
[Onderafdeling F. Beroepsmogelijkheid tegen definitieve uitsluiting]
[
Art. 37/4.
§ 1. De ouders die een beslissing tot definitieve uitsluiting betwisten, hebben toegang tot een beroepsprocedure. De beroepsprocedure is vastgelegd in het schoolreglement, met behoud van de toepassing van de bepalingen van deze onderafdeling.
De ouders stellen het beroep in bij het schoolbestuur. Het verzoekschrift wordt gedateerd en ondertekend en vermeldt ten minste het voorwerp van beroep met feitelijke omschrijving en motivering van de ingeroepen bezwaren. Bij deze omschrijving kunnen overtuigingsstukken gevoegd worden.
Het beroep wordt behandeld door een beroepscommissie.
§ 2. Het beroep als vermeld in § 1 door een beroepscommissie leidt tot :
1° hetzij de gemotiveerde afwijzing van het beroep op grond van onontvankelijkheid als :
a) de in het schoolreglement opgenomen termijn voor indiening van het beroep is overschreden;
b) het beroep niet voldoet aan de vormvereisten opgenomen in het schoolreglement;
2° hetzij de bevestiging van de definitieve uitsluiting, hetzij de vernietiging van de definitieve uitsluiting. Het schoolbestuur aanvaardt de verantwoordelijkheid voor deze beslissing van de beroepscommissie.
§ 3. Het resultaat van het beroep wordt aan de ouders gemotiveerd en schriftelijk ter kennis gebracht binnen de vervaltermijn bepaald in het schoolreglement.
Bij overschrijding van deze vervaltermijn is de omstreden definitieve uitsluiting van rechtswege nietig.
]
[
Art. 37/5.
§ 1. De beroepscommissie wordt opgericht door het schoolbestuur.
§ 2.
[Het schoolbestuur of zijn afgevaardigde
bepaalt de samenstelling]
van de beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen :
1° de samenstelling van de beroepscommissie kan per te behandelen dossier verschillen, doch kan binnen het te behandelen dossier niet wijzigen;
2° de samenstelling is als volgt: enerzijds "interne leden", zijnde leden intern aan het schoolbestuur of aan de school waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen, met uitzondering van de directeur of zijn afgevaardigde die de beslissing heeft genomen; anderzijds "externe leden", zijnde personen die extern zijn aan het schoolbestuur en aan de school waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen.
In voorkomend geval en voor de toepassing van deze bepalingen :
a) wordt een persoon die vanuit zijn hoedanigheden zowel een intern lid als een extern lid is, geacht een intern lid te zijn;
b) wordt een lid van de ouderraad of, met uitzondering van het personeel, de schoolraad van de school waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen, geacht een extern lid te zijn, tenzij de bepaling vermeld in punt a) van toepassing is;
3° de voorzitter wordt door het schoolbestuur onder de externe personen aangeduid.
]
[
Art. 37/6.
§ 1. Het schoolbestuur bepaalt de werking, met inbegrip van de stemprocedure, van een beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen :
1° elk lid van een beroepscommissie is in beginsel stemgerechtigd, met dien verstande dat bij stemming het aantal stemgerechtigde interne leden van de beroepscommissie en het aantal stemgerechtigde externe leden van de beroepscommissie gelijk moet zijn; bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend;
2° elk lid van een beroepscommissie is aan discretieplicht onderworpen;
3° een beroepscommissie hoort de ouders in kwestie;
4° een beroepscommissie beslist autonoom over de stappen die worden gezet om tot een gefundeerde beslissing te komen, waaronder eventueel het horen van een of meer leden van de klassenraad die een advies over de definitieve uitsluiting heeft gegeven;
5° de werking van een beroepscommissie kan geen afbreuk doen aan de statutaire rechten van de individuele personeelsleden van het onderwijs;
6° een beroepscommissie oordeelt of de genomen beslissing alleszins in overeenstemming is met de decretale en reglementaire onderwijsbepalingen en met het schoolreglement.
§ 2. Het beroep schort de uitvoering van de beslissing tot uitsluiting niet op.
]
[Afdeling 3. - Recht op inschrijving ]
[Onderafdeling A. Beginselen]
[
Art. 37bis.
[
§ 1. Elke leerling heeft recht op inschrijving in de school of vestigingsplaats, gekozen door zijn ouders.
Is de leerling 12 jaar of ouder, dan gebeurt de schoolkeuze in samenspraak met de leerling. Bij de keuze van
vestigingsplaats wordt rekening gehouden met het aanwezige onderwijsaanbod zoals bepaald in afdeling 1 van
hoofdstuk III.
§ 2. Voorafgaand aan een inschrijving biedt het schoolbestuur schriftelijk of via elektronische drager het
pedagogisch project als vermeld in artikel 28, § 1, 2°
, en 47, § 1, 1°
, en het schoolreglement, vermeld in artikel 37, aan
de ouders en de leerling aan en geeft hierbij, indien de ouders dit wensen, toelichting. Indien het schoolbestuur het
pedagogisch project of het schoolreglement via elektronische drager ter beschikking stelt, vraagt het de ouders of ze een
papieren versie wensen te ontvangen.
De inschrijving wordt genomen na ondertekening voor akkoord van de ouders van dit pedagogisch project en dit schoolreglement.
Bij elke wijziging van het pedagogisch project of het schoolreglement informeert het schoolbestuur de ouders
schriftelijk of via elektronische drager over die wijziging en geeft hierbij, indien ouders dit wensen, toelichting. Ouders
[verklaren zich dan opnieuw
schriftelijk of digitaal akkoord]
. Ouders die erom verzoeken, ontvangen steeds een papieren versie van het
pedagogisch project of het schoolreglement. Indien de ouders zich met de wijziging niet akkoord verklaren, dan wordt
aan de inschrijving van het kind een einde gesteld op 31 augustus van het lopende schooljaar.
Een wijziging van het pedagogisch project of schoolreglement kan ten vroegste uitwerking hebben in het
daaropvolgende schooljaar tenzij die wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe regelgeving.
§ 3. Inschrijvingen voor een bepaald schooljaar kunnen ten vroegste starten op de eerste schooldag van maart van
het voorafgaande schooljaar.
De inschrijvingen voor de kleuters, die tijdens een bepaald schooljaar wel twee jaar en zes maanden worden maar
op de laatste instapdatum van dat schooljaar niet meer kunnen instappen, starten op dezelfde dag als de inschrijvingen
voor de andere kleuters van hetzelfde geboortejaar.
Scholen maken de start van hun inschrijvingen bekend aan alle belanghebbenden. Scholen die deel uitmaken van
een LOP maken de start van hun inschrijvingen minstens via het LOP bekend.
§ 4. Behoudens de bij decreet of besluit bepaalde gevallen van uitschrijving
[...]
, geldt een inschrijving
van een leerling in een school voor de duur van de hele school-loopbaan in die school.
Het behoud van de inschrijving geldt over de vestigingsplaatsen heen, tenzij de capaciteit van de vestigingsplaats
is of wordt overschreden overeenkomstig artikel 37novies of de leerling er niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet.
De voortgang van het leerproces, waarbij een verandering van vestigingsplaats noodzakelijk is, kan niet worden
gestuit.
[
Het behoud van inschrijving kan, als de vestigingsplaats, het niveau in de vestigingsplaats(en) of het type in de vestigingsplaats(en) van de leerling betrokken is bij een herstructurering en verdwijnt uit de school, ook gegarandeerd worden in een andere school betrokken bij de herstructurering of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur, gelegen op een billijke afstand. Het behoud van inschrijving wordt, als de school van de leerling betrokken is bij een fusie, gegarandeerd in de fusieschool of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur gelegen op een billijke afstand. In voorkomende situaties informeert het schoolbestuur de betrokken ouders.
]
§ 5. In afwijking van paragraaf 4 kunnen schoolbesturen van basisscholen waarvan de capaciteit van het
kleuteronderwijs groter is dan die van het lager onderwijs, opteren voor een nieuwe inschrijving bij de overgang tussen
beide onderwijsniveaus. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn
schoolreglement.
§ 6. Indien zijn betrokken scholen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of
gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor
opteren om bij de overgang van een leerling van een autonome kleuterschool naar een lagere of basisschool de
inschrijvingen van de ene naar de andere school te laten doorlopen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid
gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
[
§ 7. Indien zijn betrokken scholen of vestigingsplaatsen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om de desbetreffende scholen of vestigingsplaatsen als één geheel te beschouwen en één capaciteit, overeenkomstig artikel 37novies, § 1, te bepalen voor de verschillende scholen of vestigingsplaatsen, gelegen binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden door hetzij maximaal twee kadastrale percelen, hetzij door een weg, samen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheden gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
]
]
]
[
Art. 37/6/1.
[De bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 3 en 4, zijn van toepassing voor de inschrijvingen in het gewoon
basisonderwijs voor het schooljaar 2022-2023. De bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 3 en 4, zijn van toepassing voor
inschrijvingen in het buitengewoon basisonderwijs voor het schooljaar 2022-2023, 2023-2024 en 2024-2025.]
[Voor de toepassing van de termijnen, vermeld in hoofdstuk IV/1, hoofdstuk IV/2en hoofdstuk IV/3, worden de
vakantieperioden die de regering krachtens artikel 50 bepaalt, niet meegerekend, met uitzondering van de termijn, in
artikel 37/30, 37/43/1 en 37/66.]
[De bepalingen van hoofdstuk IV/1 en IV/3 zijn van toepassing voor de inschrijvingen in het gewoon
basisonderwijs voor het schooljaar 2023-2024 en de daaropvolgende schooljaren.]
[De bepalingen van hoofdstuk IV/2 zijn van toepassing voor de inschrijvingen in het buitengewoon
basisonderwijs voor het schooljaar 2025-2026 en de daaropvolgende schooljaren.]
]
[Onderafdeling B. - Voorrangsregelingen]
[
Art. 37ter.
[
§ 1.
[
[Elke inschrijvingsperiode begint met de verschillende voorrangsperiodes, waarbij eerst voorrang verleend wordt aan de leerlingen, vermeld in artikel 37quater, dan aan de leerlingen, vermeld in artikel 37quinquies, dan in voorkomend geval aan de leerlingen, vermeld in artikel 37sexies, en dan aan de leerlingen, vermeld in artikel 37septies.]
Op voorwaarde dat geen enkele leerling, gevat door de betrokken voorrangsperiodes, geweigerd wordt omwille van de overschrijding van de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37novies, § 4, kunnen twee of meerdere voorrangsperiodes voor de inschrijvingen voor een bepaald schooljaar samen genomen worden.
Op voorwaarde dat geen enkele leerling, gevat door de betrokken voorrangsperiodes, geweigerd wordt omwille van de overschrijding van de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37novies, § 4, kunnen twee of meerdere voorrangsperiodes voor de inschrijvingen voor een bepaald schooljaar samen of apart starten vanaf de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar. Indien de betrokken scholen gelegen zijn in het werkingsgebied van een LOP, moet de voorrangsperiode voor de leerlingen vermeld in artikel 37septies starten in overeenstemming met artikel 37bis, § 3. Indien de betrokken scholen gelegen zijn buiten het werkingsgebied van een LOP, kunnen de inschrijvingen van de leerlingen die niet gevat worden door een voorrangsperiode, al dan niet samen met de inschrijvingen van de leerlingen gevat door een voorrangsperiode, ook starten vanaf de eerste schooldag van september van het voorgaande schooljaar op voorwaarde dat geen enkele leerling geweigerd wordt omwille van de overschrijding van de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37novies, § 4.
[In afwijking van het derde lid, kunnen voor scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, enkel de voorrangsperiodes, vermeld in artikel 37quater en artikel 37quinquies, samen genomen worden.]
Met uitzondering van de voorrangsperiode, vermeld in artikel 37quinquies, duurt elke voorrangsperiode minimaal twee weken. Binnen elke voorrangsperiode gebeuren de inschrijvingen chronologisch.
In afwijking van het eerste lid zijn scholen voor type 5 niet verplicht om de voorrangsperiodes te hanteren.
]
§ 2. Voor de scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP maakt het LOP afspraken over de
voorrangsperiodes en worden deze minstens door het LOP bekendgemaakt aan alle belanghebbenden uit het
werkingsgebied.
Voor scholen buiten een werkingsgebied van een LOP worden de voorrangsperiodes bepaald in overleg met de
schoolbesturen van alle scholen binnen dezelfde gemeente. De schoolbesturen maken de voorrangsperiodes bekend
aan alle belanghebbenden.
]
]
[
Art. 37quater.
Elke leerling die tot dezelfde
[leefentiteit]
behoort als een reeds ingeschreven leerling, heeft bij voorrang op alle leerlingen, een recht op inschrijving in de betrokken school of de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37bis, § 6.
]
[
Art. 37quinquies.
[
Met behoud van de toepassing van artikel 37quater geeft een schoolbestuur voor zijn scholen
voorrang aan kinderen van personeelsleden van de school of van de scholen die de inschrijving van de ene naar de
andere school laten doorlopen op basis van artikel 37bis, § 6, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving
sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen.
Met personeelsleden als vermeld in het eerste lid wordt bedoeld :
1° personeelsleden als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van
bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende
de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;
2° personeelsleden die via een arbeidsovereenkomst werden aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld worden in de school.
]
]
[
Art. 37sexies.
[
§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 37quater en artikel 37quinquies, geven schoolbesturen
voor hun scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, voorrang aan leerlingen met minstens één ouder,
als vermeld in artikel 3, 41°
, die het Nederlands in voldoende mate machtig is.
§ 2. Om van de voorrangsregeling, vermeld in paragraaf 1, gebruik te kunnen maken, toont de ouder op één van
volgende wijzen aan dat hij het Nederlands in voldoende mate machtig is :
1° door het voorleggen van minstens het Nederlandstalig diploma van secundair onderwijs of daarmee
gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;
2° door het voorleggen van het Nederlandstalig studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van
het secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;
3° door het voorleggen van het bewijs dat hij het Nederlands beheerst minstens op niveau
[B2]
van het
Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. Dit gebeurt op basis van één van volgende stukken :
a) een studiebewijs van door de Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs of een daarmee
gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs, dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;
b) een attest van niveaubepaling uitgevoerd door een Huis van het Nederlands dat het vereiste niveau van kennis
van het Nederlands aantoont;
[c) door het voorleggen van het bewijs van minstens voldoende kennis van het Nederlands na het afleggen van een taalexamen bij het selectiebureau van de federale overheid;]
4°
[...]
5° door het voorleggen van het bewijs dat hij 9 jaar als regelmatige leerling onderwijs heeft gevolgd in het
Nederlandstalige lager én secundair onderwijs. Dit gebeurt op basis van attesten daartoe uitgereikt door de betrokken
schoolbesturen.
§ 3. Schoolbesturen bepalen voor hun scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, een aantal
leerlingen dat wordt vooropgesteld voor de inschrijving bij voorrang van leerlingen met minstens één ouder, als
vermeld in artikel 3, 41°
, die het Nederlands in voldoende mate machtig is.
Het aantal leerlingen vermeld in het eerste lid moet gericht zijn op het verwerven of het behoud van 55 %
leerlingen in de school met minstens één ouder, als vermeld in artikel 3, 41°
, die het Nederlands in voldoende mate
machtig is. Binnen het LOP van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad kan afgesproken worden om een hoger
percentage dan 55 te hanteren.
[Het aantal leerlingen, vermeld in het eerste lid, zal door een schoolbestuur bepaald worden voor elke, overeenkomstig artikel 37novies, § 1, door het schoolbestuur bepaalde capaciteit.]
Het LOP maakt het overeengekomen percentage en de bepaalde aantallen bekend aan alle belanghebbenden.
[Een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met de thuistaal Nederlands, mag beschouwd worden als een leerling met minstens één ouder als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is als vermeld in paragraaf 1. Een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met minstens één ouder als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is, wordt beschouwd als een leerling met minstens één ouder als vermeld in paragraaf 1.]
§ 4. Leerlingen die naast de voorwaarde, vermeld in paragraaf 2, ook beantwoorden aan één of meerdere van de
indicatoren, vermeld in artikel 37septies, § 3, tellen niet mee voor het bereiken van het in paragraaf 3 vermelde aantal.
Deze leerlingen worden ingeschreven tot het contingent voor de leerlingen die beantwoorden aan één of meerdere van
de indicatoren, vermeld in artikel 37septies, § 3, bereikt is.
]
]
[
Art. 37septies
[
§ 1. Een schoolbestuur bepaalt voor al zijn scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP twee
contingenten die worden vooropgesteld voor de gelijktijdige inschrijving van leerlingen die ofwel voldoen aan één of
meer ofwel niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3.
Een schoolbestuur kan voor een of meer van zijn scholen gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP twee
contingenten als bedoeld in het eerste lid bepalen.
De vooropgestelde contingenten zijn gericht op het verkrijgen van een evenredige verdeling van de leerlingen
vermeld in het eerste en het tweede lid in de scholen in het werkingsgebied van het LOP of de betrokken gemeente
buiten het werkingsgebied van een LOP.
[De twee contingenten samen vormen 100 procent en kunnen door een schoolbestuur bepaald worden op die niveaus waarvoor het schoolbestuur overeenkomstig artikel 37duodecies, § 1, een inschrijvingsregister hanteert. In scholen in het werkingsgebied van een LOP en aanmeldende scholen moeten contingenten bepaald worden voor kleuters geboren in de twee meest recente kalenderjaren waarvoor inschrijvingen voor het betrokken schooljaar mogelijk zijn en voor het eerste jaar van het lager onderwijs. Indien de school geen apart inschrijvingsregister hanteert voor de twee meest recente kalenderjaren waarvoor inschrijvingen voor het betrokken schooljaar mogelijk zijn en voor het eerste jaar van het lager onderwijs moeten de contingenten bepaald worden respectievelijk voor de niveaus als bedoeld in artikel 37novies, § 1. De contingenten worden door het schoolbestuur bekendgemaakt aan alle belanghebbenden.]
De reeds ingeschreven leerlingen worden op basis van het voldoen aan één of meer of het niet voldoen aan de
indicatoren, vermeld in paragraaf 3, opgenomen in hun respectieve contingent.
Leerlingen ingeschreven in toepassing van artikel 37quater, artikel 37quinquies, en in voorkomend geval
artikel 37sexies, worden op basis van het voldoen aan één of meer of het niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in
paragraaf 3, opgenomen in hun respectieve contingent, zolang het contingent niet bereikt is.
De inschrijving van leerlingen, met uitzondering van de leerlingen bedoeld in artikel 37sexies, § 4, die zich
aandienen nadat het contingent waartoe zij behoren vol is, wordt uitgesteld. Deze leerlingen worden chronologisch in
het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 37duodecies, als uitgesteld ingeschreven. Een uitgestelde inschrijving is niet
gelijk aan een niet-gerealiseerde inschrijving, vermeld in artikel 37novies.
Indien, nog voor de voorrangsperiodes afgesloten worden, beide contingenten vol zijn, wordt voor alle leerlingen
die in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 37duodecies, vermeld staan als uitgesteld de inschrijving geweigerd
en wordt de uitgestelde inschrijving in het inschrijvingsregister gewijzigd in een niet-gerealiseerde inschrijving. De
ouders van de leerlingen die op deze wijze niet ingeschreven kunnen worden en alle volgende leerlingen, ontvangen
daarvan, in overeenstemming met artikel 37terdecies, § 1, een schriftelijke bevestiging.
Indien, op het moment dat een voorrangsperiode afgesloten wordt, het andere contingent niet vol is, worden de
openstaande plaatsen opgevuld met leerlingen die in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 37duodecies, vermeld
staan als uitgesteld, indien de ouders dit nog wensen en met respect voor de in het inschrijvingsregister opgenomen
chronologie. De leerlingen die op deze wijze niet ingeschreven kunnen worden, worden geweigerd en de ouders
ontvangen daarvan, in overeenstemming met artikel 37terdecies,§ 1, een schriftelijke bevestiging.
Het LOP maakt voor de start van de inschrijvingen afspraken over :
1° de berekening van de relatieve aanwezigheid in het werkingsgebied of deelgebieden ervan, zijnde de
procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere indicatoren als vermeld in
paragraaf 3, en het totaal aantal leerlingen van alle scholen binnen het werkingsgebied of deelgebieden ervan en dit
eventueel tot op de niveaus vermeld in artikel 37novies, § 1;
2° de berekening van de relatieve aanwezigheid in vestigingsplaatsen en scholen, zijnde de procentuele
verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere van de indicatoren, vermeld in
paragraaf 3, en het totaal aantal leerlingen in de vestigingsplaatsen en scholen en dit eventueel tot op de niveaus
vermeld in artikel 37novies, § 1;
3° de niveaus, vermeld inartikel 37novies, § 1, van de school waarop de contingenten bepaald zullen worden en
de verschillen die er eventueel tussen de verschillende deelgebieden gemaakt worden;
4° de wijze waarop de contingenten bepaald zullen worden;
5° de wijze waarop enerzijds andere actoren betrokken zullen worden bij de werving, toeleiding en ondersteuning
van ouders en anderzijds de ondersteuning van scholen zal gebeuren.
Voor scholen gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP is :
1° de relatieve aanwezigheid in de school of vestigingsplaats de procentuele verhouding tussen het aantal
leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere van de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, en het aantal leerlingen
in een school of vestigingsplaats;
2° de relatieve aanwezigheid in de gemeente de procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen dat
beantwoordt aan één of meerdere indicatoren als vermeld in paragraaf 3, en het totaal aantal leerlingen van alle scholen
binnen de gemeente.
Als een schoolbestuur er om vraagt, stelt het AgODi gegevens over het al dan niet voldoen aan één of meerdere
indicatoren als vermeld in paragraaf 3, van elk van zijn leerlingen ter beschikking van dat schoolbestuur. Daarnaast
stelt het AgODi, in voorkomend geval, gegevens ter beschikking van het LOP over het al dan niet voldoen aan één of
meerdere indicatoren als vermeld in paragraaf 3, van de leerlingen van de scholen gelegen in het werkingsgebied van
het LOP. Deze gegevens zijn afkomstig van de meest recente jaarlijkse centraal georganiseerde telling.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, kan een schoolbestuur voor één of meer van zijn scholen voor
buitengewoon onderwijs gelegen in het werkingsgebied van een LOP twee contingenten bepalen die worden
vooropgesteld voor de gelijktijdige inschrijving van leerlingen die ofwel voldoen aan één of meer ofwel niet voldoen
aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3.
§ 3.
[De indicatoren op basis waarvan voorrang verleend wordt, zijn:
1°
[het gezin, vermeld in artikel 3, § 1, 17°, van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, heeft in het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarop de inschrijving van de leerling betrekking heeft, of in het daaraan voorafgaande schooljaar, minstens één selectieve participatietoeslag leerling ontvangen, of het gezin heeft een beperkt inkomen.
]
[Voor de schooljaren 2019-2020 en 2020-2021 komen eveneens in aanmerking voor voorrang: de leefeenheid ontving in het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarop de inschrijving van de leerling betrekking heeft, of in het daaraan voorafgaande schooljaar, minstens één schooltoelage zoals bedoeld in het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, ontvangen, of het gezin heeft een beperkt inkomen. Met leefeenheid wordt bedoeld, een of meer meerderjarigen, ongeacht hun geslacht, met eventueel een of meer minderjarigen die hun hoofdverblijfplaats hebben op hetzelfde adres, alsook een of meer minderjarige gehuwde, zelfstandige of alleenstaande leerlingen of studenten, ongeacht hun geslacht, met eventueel een of meer minder- en meerderjarigen die hun hoofdverblijfplaats hebben op hetzelfde adres;]
2° de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs of van een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs.
]
§ 4. De Vlaamse Regering kan de wijze waarop het voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, aangetoond
wordt, bepalen en kan hiervoor een procedure vastleggen.
Voor de indicator, vermeld in § 3, 1o
, gelden dan de inkomensgrenzen van de regeling inzake
[de selectieve participatietoeslagen leerling]
als
richtinggevend.
]
]
[Onderafdeling C. - Weigeren]
[
Art. 37octies.
§ 1. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een onderwijszoekende die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 1.
Een inschrijving in de loop van het voorafgaande schooljaar is mogelijk onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende op de dag van de effectieve instap aan de toelatingsvoorwaarden voldoet
[of onder ontbindende voorwaarde als vermeld in artikel 13/1, § 3]
.
§ 2. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een leerling die in de loop van hetzelfde schooljaar van school verandert, als deze inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de betrokken leerling in dat schooljaar afwisselend naar verschillende scholen zal gaan.
]
[
Art. 37novies.
[
. § 1. Een schoolbestuur bepaalt voorafgaand aan een inschrijvingsperiode als vermeld in artikel 37bis,
§ 3, voor al zijn scholen de capaciteit. Dit is het totaal aantal leerlingen dat het schoolbestuur per niveau, zoals bedoeld
in het tweede, derde en vierde lid, als een maximaal aantal leerlingen ziet.
In het gewoon basisonderwijs bepaalt het schoolbestuur de capaciteit op het niveau van de school, van de
vestigingsplaats, het niveau kleuteronderwijs en het niveau lager onderwijs. Het schoolbestuur kan de capaciteit voor
het kleuteronderwijs ook op niveau van het geboortejaar en voor het lager onderwijs ook op niveau van het leerjaar
bepalen.
Een schoolbestuur kan voor anderstalige nieuwkomers, als bedoeld in artikel 3, 4o
quater, een capaciteit bepalen,
enkel indien aldus geweigerde leerlingen een plaats gegarandeerd wordt binnen een school, gelegen op een redelijke
afstand en rekening houdend met de vrije keuze van de ouders. Schoolbesturen met scholen gelegen in het
werkingsgebied van een LOP maken daartoe binnen het LOP afspraken. Een schoolbestuur met scholen gelegen buiten
het werkingsgebied van een LOP maakt daartoe afspraken met de schoolbesturen van scholen gelegen in dezelfde
gemeente. De capaciteit voor anderstalige nieuwkomers kan nooit minder zijn dan acht leerlingen
[voor scholen of vestigingsplaatsen met een capaciteit van meer dan honderd leerlingen, en vier leerlingen voor scholen of vestigingsplaatsen met een capaciteit van maximaal honderd leerlingen]
.
In het buitengewoon basisonderwijs bepaalt het schoolbestuur de capaciteit op het niveau van de school, van de
vestigingsplaats, het niveau kleuteronderwijs, het niveau lager onderwijs en voor elk type afzonderlijk.
[In afwijking van het vierde lid is een schoolbestuur niet verplicht om voor zijn scholen voor type 5 de capaciteit te bepalen.]
§ 2. Met toepassing van paragraaf 1 maakt een schoolbestuur, voor al zijn scholen, de capaciteiten die hij bepaald
heeft, bekend aan alle belanghebbenden. Een schoolbestuur deelt voor al zijn scholen gelegen in het werkingsgebied
van een LOP de capaciteiten die hij bepaald heeft, mee aan dat LOP.
[
Daarnaast bepaalt en communiceert een schoolbestuur minstens op volgende momenten het aantal plaatsen waarin een inschrijving gerealiseerd kan worden, desgevallend per contingent:
a) voor de start van de voorrangsperiode, vermeld in artikel 37quater;
b) in voorkomend geval voor de start van de voorrangsperiode, vermeld in artikel 37sexies;
c) voor de start van de voorrangsperiode, vermeld in artikel 37septies;
d) na de voorrangsperiode, vermeld in artikel 37septies.
]
§ 3. In afwijking van paragraaf 1 kan een schoolbestuur, met toepassing van artikel 37duodecies, § 2, en met
toepassing van de overeenkomstig artikel 37septies te bepalen contingenten, de capaciteit, vermeld in paragraaf 1,
verhogen na de start van de inschrijvingen.
In gemeenten gelegen in een werkingsgebied van een LOP, moet de verhoging door het LOP zijn goedgekeurd. In
gemeenten gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP deelt het schoolbestuur de verhoging ter kennisgeving mee
aan de schoolbesturen van de andere scholen gelegen in die gemeente.
§ 4. Een schoolbestuur weigert elke bijkomende inschrijving wanneer de capaciteit, als vermeld in paragraaf 1 en 3,
overschreden wordt en als een bijkomende inschrijving na de start van de inschrijvingen voor volgend schooljaar er toe
zou leiden dat de capaciteit, als vermeld in paragraaf 1 en 3, voor dat volgend schooljaar overschreden zou worden.
§ 5. In afwijking van paragraaf 4 kan een schoolbestuur in volgende situaties toch overgaan tot een inschrijving :
1° voor de toelating van een anderstalige nieuwkomer in het gewoon onderwijs;
2° voor de toelating van leerlingen die :
a) hetzij geplaatst zijn door de jeugdrechter of door de comités voor bijzondere jeugdzorg;
b) hetzij als (semi-)internen verblijven in een (semi-)internaat verbonden aan de school;
c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;
3°
[...]
4°
[...]
5° voor de toelating van leerlingen die verblijven in een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
6°
[voor de toelating van leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, indien de ouders deze leerlingen wensen in te schrijven in hetzelfde niveau, vermeld in paragraaf 1, en slechts één van de leerlingen ingeschreven kan worden omwille van de capaciteit, vermeld in paragraaf 1.]
[7° voor leerlingen van scholen, gelegen in een gemeente waar alle scholen de inschrijvingen laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure, wiens continuïteit van de schoolloopbaan niet gegarandeerd kan worden omwille van het feit dat de enige school van een schoolbestuur ophoudt te bestaan, waarbij dit niet kadert in een herstructurering, op voorwaarde dat alle leerlingen van de betrokken school een plaats in andere scholen aangeboden wordt.]
[8° voor de toelating van leerlingen in het gewoon basisonderwijs, die beschikken over een verslag als bedoeld in
artikel 15 van dit decreet]
]
[
§ 5bis. In afwijking van paragraaf 4 moet een schoolbestuur in volgende situaties toch overgaan tot een inschrijving :
1° voor de terugkeer van leerlingen in het buitengewoon onderwijs die in het lopende of de twee voorafgaande schooljaren in de school ingeschreven waren en die met toepassing van artikel 15 of 16, in een school voor gewoon onderwijs ingeschreven waren;
2° voor de terugkeer van leerlingen in het gewoon onderwijs die in het lopende of de twee voorafgaande schooljaren in de school ingeschreven waren en die in een school voor buitengewoon onderwijs ingeschreven waren.
]
[3° voor de terugkeer van leerlingen in het kleuteronderwijs die in het voorafgaande school jaar ingeschreven
waren in de school voor het kleuteronderwijs en die terugkeren uit een school voor het lager onderwijs omdat ze niet
voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor het lager onderwijs met toepassing van artikel 13/1, § 3.]
]
[
Art. 37decies.
Een schoolbestuur kan de inschrijving weigeren in een school waar de betrokken leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar, overeenkomstig artikel 32 en 33, definitief werd verwijderd.
]
[
Art. 37undecies.
[
§ 1. Het recht op inschrijving, vermeld in artikel 37bis, § 1, geldt onverkort voor leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen met toepassing van gepaste maatregelen, zoals remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, die proportioneel zijn. Leerlingen voor wie deze aanpassingen worden toegepast, blijven in aanmerking komen voor de gewone studiebekrachtiging toegekend door de klassenraad.
§ 2.
[Leerlingen die beschikken over een verslag als vermeld in artikel 15 worden door een school voor gewoon onderwijs onder ontbindende voorwaarde ingeschreven. Dit verslag maakt deel uit van de informatie die ouders bij een vraag tot inschrijving aan de school overmaken. Het ter beschikking stellen van het verslag door de ouders gaat samen met de verbintenis van de school tot het organiseren van overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding,
[binnen een redelijke termijn na de inschrijving]
over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum.
[Ook indien de school pas nadat de inschrijving reeds gerealiseerd werd, kennis neemt van een verslag, ten laatste gedateerd op de dag waarop de leerling in de betreffende school instapt, wordt de inschrijving van de leerling omgezet in een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.]
]
[Op basis van het overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, vermeld in het eerste lid, beslist de school binnen een redelijke termijn en uiterlijk 60 kalenderdagen na de effectieve start van de lesbijwoning of de aanpassingen die de leerling nodig heeft proportioneel dan wel disproportioneel zijn.]
[Als de termijn van zestig kalenderdagen is verstreken zonder dat de school een beslissing heeft genomen, is de
leerling definitief ingeschreven. Als de school pas nadat de inschrijving al is gerealiseerd, kennisneemt van een verslag
als vermeld in het eerste lid, start de voormelde termijn van de zestig kalenderdagen op de dag van die
kennisneming.]
[Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het
gemeenschappelijk curriculum, proportioneel acht, heft het CLB het verslag op of maakt het een gemotiveerd verslag
op. Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk
curriculum of studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum, disproportioneel
acht, wordt de inschrijving ontbonden ofwel op het moment dat die leerling in een andere school is ingeschreven en
uiterlijk een maand, vakantieperioden niet inbegrepen, na de kennisgeving van de bevestiging van de disproportionaliteit, ofwel met het oog op een daaropvolgend schooljaar. Een school die beslist om te ontbinden met het oog op een
daaropvolgend schooljaar beslist eveneens over de termijn waarop ze zullen ontbinden en deelt deze beslissing ook
mee aan de ouders.]
[...]
§ 3.
[Wanneer tijdens de schoolloopbaan de nood aan aanpassingen voor een leerling wijzigt en de vastgestelde onderwijsbehoeften van die aard zijn dat voor de leerling een verslag dan wel een wijziging van een verslag, als vermeld in artikel 15, nodig is, organiseert de school een overleg met de klassenraad, de ouders en het CLB en beslist op basis daarvan en nadat het verslag of het gewijzigd verslag werd afgeleverd, om de leerling op vraag van de ouders studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum of om de inschrijving van de leerling voor een daaropvolgend schooljaar te ontbinden.]
]
[
§ 4. Voor leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs dat opgemaakt werd in het kader van het geïntegreerd onderwijs, die van school veranderen binnen het gewoon basisonderwijs, geldt een onverkort recht op inschrijving.
Voor leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs dat opgemaakt werd met het oog op de toegang tot of de inschrijving in het buitengewoon onderwijs, of met het oog op een individueel aangepast curriculum in het gewoon onderwijs, die van school veranderen binnen het gewoon basisonderwijs of die overgaan van het buitengewoon naar het gewoon onderwijs, geldt een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.
]
]
[Onderafdeling D. Procedure]
[
Art. 37duodecies.
[
§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke, overeenkomstig artikel 37novies door het schoolbestuur
bepaalde capaciteit een inschrijvingsregister waarin hij alle gerealiseerde, uitgestelde en niet-gerealiseerde inschrijvingen chronologisch, in voorkomend geval per contingent, noteert, in dien verstande dat voor een door het schoolbestuur
bepaalde capaciteit die exact uit andere door het schoolbestuur bepaalde capaciteiten bestaat er geen inschrijvingsregister gehanteerd moet worden.
[Een school, gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, noteert, vanaf de inschrijvingen voor het schooljaar 2015-2016, met behoud van het eerste lid, eveneens de inschrijving in toepassing van artikel 37sexies. Een school, gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, noteert voor de niet-gerealiseerde inschrijvingen, met behoud van het eerste lid, eveneens het behoren tot de leerlingen, gevat door artikel 37sexies.]
§ 2. Met uitzondering van de inschrijvingen, vermeld in artikel 37novies, § 5, wordt voor inschrijvingen, door
vrijgekomen plaatsen of door verhoogde capaciteit als vermeld in artikel 37novies, § 3, de volgorde van de
niet-gerealiseerde inschrijvingen, in voorkomend geval, voor de leerlingen wiens inschrijving tijdens de voorrangsperiodes, vermeld in artikel 37ter, § 1, niet gerealiseerd kon worden, per contingent, gerespecteerd en dit tot en met de
vijfde schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. Voor kleuters geboren in het
meest recente kalenderjaar dat mogelijk is voor de inschrijvingen van het betrokken schooljaar, wordt deze volgorde
gerespecteerd tot en met
[30 juni van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had]
.
[Uiterlijk vanaf 1 juli geldt de volgorde van de niet-gerealiseerde inschrijvingen van kleuters van hetzelfde geboortejaar voor het volgende schooljaar.]
[Vanaf de inschrijvingen voor het schooljaar 2015-2016, wordt in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad bij inschrijvingen voor vrijgekomen plaatsen van leerlingen, ingeschreven in toepassing van artikel 37sexies, de volgorde van de niet-gerealiseerde inschrijvingen, desgevallend per contingent, in toepassing van § 1, tweede lid, gerespecteerd, met behoud van artikel 37quater en 37quinquies.]
[...]
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister.
[...]
§ 4. Het verloop van gerealiseerde en niet-gerealiseerde inschrijvingen kan onderworpen worden aan een controle
door het AgODi.
]
]
[
Art. 37terdecies.
§ 1. Een schoolbestuur dat een leerling weigert, deelt haar beslissing binnen een termijn van vier kalenderdagen bij aangetekend schrijven of tegen afgiftebewijs mee aan de ouders van de leerling en volgens afspraak aan de voorzitter van het lokaal overlegplatform. Indien de school of vestigingsplaats gelegen is buiten het werkgebied van een LOP, meldt het schoolbestuur de niet-gerealiseerde inschrijving aan het AgODi.
§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model waarmee het schoolbestuur de niet-gerealiseerde inschrijving meedeelt aan de ouders en in voorkomend geval het LOP of het AgODi.
Het model, vermeld in het eerste lid, bevat zowel de feitelijke als de juridische grond van de beslissing tot weigering en bevat de melding dat de ouders voor informatie of bemiddeling een beroep kunnen doen op een LOP of klacht kunnen indienen bij de CLR en de wijze waarop men met een van beide in contact kan treden.
Indien de weigering gebeurde op basis van artikel 37novies, of 37vicies quater, deelt het schoolbestuur mee op welke plaats onder de geweigerde leerlingen opgenomen in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 37duodecies, § 1, de betrokken leerling staat.
[In het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad deelt het schoolbestuur eveneens mee welke plaats onder de geweigerde leerlingen, vermeld in artikel 37sexies, de betrokken leerling inneemt.]
§ 3. De ouders krijgen op hun verzoek toelichting bij de beslissing van het schoolbestuur.
]
[
Art. 37quater decies.
[
§ 1. Ouders en andere belanghebbenden kunnen naar aanleiding van een niet-gerealiseerde
inschrijving
[of een uitschrijving]
, een schriftelijke klacht indienen bij de CLR. Klachten die na de termijn van dertig kalenderdagen na de
vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk.
§ 2. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening
of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de niet-gerealiseerde inschrijving
[of de uitschrijving]
.
Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen bij aangetekend schrijven
verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP.
§ 3. Indien de CLR de niet-gerealiseerde inschrijving
[of de uitschrijving]
gegrond acht, schrijven de ouders de leerling in een andere
school in.
Indien het om een niet-gerealiseerde inschrijving gaat op basis van artikel 37undecies, schrijven de ouders de
leerling in een andere school in uiterlijk vijftien kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de
CLR, vermeld in paragraaf 2, tweede lid.
Op vraag van de ouders worden zij bij het zoeken naar een andere school bijgestaan door het LOP, inzonderheid
door de CLB’s die deel uitmaken van dat LOP.
§ 4. Indien de CLR de niet-gerealiseerde inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht
[of de uitschrijving onterecht acht]
, kan de leerling zijn
recht op inschrijving in de school laten gelden.
§ 5. Voor de toepassing van de termijnen bepaald in dit artikel worden zaterdagen, zondagen, wettelijke en
reglementaire feestdagen en de door de Regering, overeenkomstig artikel 50, bepaalde vakantieperioden niet
meegerekend.
]
]
[
Art.37quindecies.
[
§ 1.
[...]
Bij een niet-gerealiseerde inschrijving
[of een uitschrijving]
[...]
start het LOP
een bemiddeling wanneer de ouders er uitdrukkelijk om verzoeken.
§ 2. Het LOP bemiddelt binnen een termijn van tien kalenderdagen, die ingaat op de dag na de betekening of
afgifte, als vermeld in artikel 37terdecies, tussen de leerling en zijn ouders en de schoolbesturen van de scholen binnen
het werkingsgebied, met het oog op een definitieve inschrijving van de leerling in een school.
De bemiddeling schort de termijn van dertig kalenderdagen, als vermeld in artikel 37quater decies, § 1, op.
§ 3. Wanneer de bemiddeling van het LOP binnen de termijn, als vermeld in § 2, niet resulteert in een definitieve
inschrijving, wordt de CLR gevat om haar oordeel uit te spreken over de gegrondheid van de weigeringsbeslissing
[of de uitschrijving]
. De
CLR formuleert dit oordeel binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen die ingaat de dag na het verstrijken
van de termijn, als vermeld in § 2.
Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen bij aangetekend schrijven
verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP.
§ 4. Indien de CLR de weigeringsbeslissing
[of uitschrijving]
gegrond acht, schrijven de ouders de leerling in een andere school in.
Indien het gaat om een niet-gerealiseerde inschrijving op basis van artikel 37undecies, schrijven de ouders de
leerling in een andere school in uiterlijk vijftien kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de
CLR, als vermeld in § 3, tweede lid.
De ouders kunnen bij het zoeken naar een andere school bijgestaan worden door het LOP, inzonderheid door de
CLB’s die deel uitmaken van dat LOP.
§ 5. Indien de CLR de niet-gerealiseerde inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht
[of de uitschrijving onterecht acht]
, kan de leerling zijn
recht op inschrijving in de school laten gelden.
§ 6. Voor de toepassing van de termijnen bepaald in dit artikel worden zaterdagen, zondagen, wettelijke en
reglementaire feestdagen en de door de Regering, overeenkomstig artikel 50, bepaalde vakantieperioden niet
meegerekend.
]
]
[
Art. 37sedecies
§ 1. De CLR kan in een situatie als vermeld in artikel 37quindecies, § 5, de Vlaamse Regering adviseren een bedrag op de werkingsmiddelen van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had van de school terug te vorderen of in te houden.
De CLR stelt de Vlaamse Regering onverwijld in kennis van dit advies.
§ 2. Binnen een termijn van veertien kalenderdagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het advies, beslist de Vlaamse Regering over het opleggen van een financiële sanctie die kan bestaan uit een terugvordering of inhouding op de werkingsmiddelen van de school.
Voorafgaandelijk aan het opleggen van een sanctie gaat de Vlaamse Regering na of de betrokken leerling alsnog in de betrokken school werd ingeschreven.
§ 3. De terugvordering of inhouding, als vermeld in paragraaf 1 en 2 :
1° kan niet meer bedragen dan tien procent van het werkingsbudget van de school;
2° kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou zijn getroffen.
[
§ 4. Onverminderd de toepassing van § 1 tot § 3, kan de CLR het dossier aanhangig maken bij het orgaan dat in toepassing van artikel 33, § 2, van het VN-verdrag van 13 december 2006 inzake de Rechten van Personen met een Handicap en in toepassing van artikel 40 van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid het mandaat heeft van onafhankelijk mechanisme.
]
]
[
Art. 37septies decies
Voor de toepassing van de bemiddeling, vermeld in artikel 37quindecies duidt de Vlaamse Regering per provincie, een LOP-deskundige en een onderwijsinspecteur aan die voor de gemeenten buiten het werkingsgebied van een LOP de taken van het LOP opnemen.
]
[
Art. 37duodevicies
Voor de toepassing van artikel 37quater decies tot en met artikel 37septies decies bepaalt de Vlaamse Regering de nadere procedureregelen. Zij garandeert daarbij de hoorplicht.
]
[Afdeling 4. -
[...]
]
[
[...]
]
[
Art. 37undevicies.
[
§ 1. Aanmelden is het kenbaar maken van een intentie tot inschrijven voor een bepaald
schooljaar in een of meerdere scholen of vestigingsplaatsen waarbij een volgorde van keuze wordt aangegeven.
§ 2. De aanmeldingsperiode kan bestaan uit meerdere deelperiodes voor de leerlingen vermeld in artikel 37quater,artikel 37quinquies, artikel 37sexies en artikel 37septies.
[In voorkomend geval wordt het aantal plaatsen waarin een inschrijving gerealiseerd kan worden, gecommuniceerd overeenkomstig artikel 37novies, § 2, tweede lid.]
Met respect voor de bepaalde volgorde kunnen twee of meerdere
deelperiodes tegelijk plaatsvinden.
De deelperiodes voor de aanmeldingen van de leerlingen vermeld in artikel 37quater, en artikel 37quinquies kunnen
ten vroegste starten op de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar.
De deelperiodes voor de aanmeldingen van de leerlingen vermeld in artikel 37sexies en artikel 37septies kunnen ten
vroegste starten op de eerste schooldag na de kerstvakantie van het voorafgaande schooljaar.
Voorafgaand aan en tijdens de aanmeldingsperiode kunnen er geen inschrijvingen gebeuren
[voor het volgende schooljaar]
. Indien de
aanmeldingsperiode bestaat uit meerdere deelperiodes mogen de betrokken leerlingen na elke deelperiode,
overeenkomstig artikel 37vicies quater, ingeschreven worden.
In afwijking van het vierde lid kan een schoolbestuur voorafgaand aan de deelperiodes vermeld in het derde lid
leerlingen als vermeld in artikel 37quater, of artikel 37quinquies inschrijven zonder aanmeldingsperiode vanaf de eerste
schooldag van september van het voorafgaande schooljaar onder de voorwaarde dat geen enkele van de betrokken
leerlingen geweigerd wordt omwille van de overschrijding van de capaciteit, bedoeld in artikel 37novies, § 4.
[
Voorafgaand aan de aanmeldingsperiode kunnen er inschrijvingen gebeuren voor het huidige schooljaar. Tijdens de aanmeldingsperiode kan een inschrijving voor het huidige schooljaar gebeuren, op voorwaarde dat:
1° op het moment van de vraag tot inschrijving nog een vrije plaats is;
2° de inschrijving gemeld wordt aan het LOP of voor scholen buiten het werkingsgebied van een LOP aan de schoolbesturen van scholen in dezelfde gemeente;
3° alle leerlingen die gunstig gerangschikt werden tijdens de aanmeldingsperiode ook effectief worden ingeschreven.
]
Na de aanmeldingsperiode gebeuren de inschrijvingen, in afwijking van artikel 37ter, § 1, chronologisch
]
]
[
Art. 37vicies.
[
Een schoolbestuur kan in één van de volgende situaties een aanmeldingsprocedure instellen :
1° voor het optimaliseren van het inschrijvingsproces;
2° voor het streven naar een evenredige verdeling, zoals bedoeld in artikel 37septies.
Een schoolbestuur kan een aanmeldingsprocedure instellen voor één of meerdere niveaus waarvoor het
schoolbestuur overeenkomstig artikel 37duodecies, § 1, een inschrijvingsregister hanteert.
]
]
[
Art. 37vicies semel.
[
§ 1. In gemeenten waar een LOP aanwezig is, moet de aanmeldingsprocedure bij een dubbele meerderheid door het LOP zijn goedgekeurd.
De dubbele meerderheid is bereikt wanneer de goedkeuring verleend wordt door, enerzijds meer dan de helft van
de
[participanten, bedoeld in artikel VIII.4, §1, 1°, 2° en 3° en anderzijds, meer dan de helft van de participanten, vermeld in artikel VIII.4,§1, 4° tot en met
[10°]
, telkens van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
.
§ 2. In gemeenten zonder LOP kan een schoolbestuur of kunnen meerdere schoolbesturen samen na kennisgeving
aan de schoolbesturen van de andere scholen actief binnen die gemeenten een aanmeldingsprocedure instellen.
In gemeenten buiten, maar grenzend aan, een werkingsgebied van een LOP, kan een schoolbestuur, mits akkoord
van het betrokken LOP, aansluiten bij de door dat LOP goedgekeurde aanmeldingsprocedure, als vermeld in
paragraaf 1.
In het geval van aansluiting bij de door het LOP goedgekeurde aanmeldingsprocedure van het tweetalige gebied
Brussel-Hoofdstad, blijven de respectieve ordeningscriteria zoals opgenomen in artikel 37vicies bis en artikel 37vicies ter,
onverminderd gelden.
§ 3. De Vlaamse Regering kan, in situaties als vermeld in artikel 37vicies, 1°
, een schoolbestuur of meerdere
schoolbesturen samen verplichten tot het instellen van een aanmeldingsprocedure voor hun scholen wanneer de
vragen tot inschrijving van onderwijszoekenden de door de schoolbesturen, overeenkomstig artikel 37novies bepaalde
capaciteit, benaderen of overschrijden en er als dusdanig een capaciteitsprobleem dreigt of heerst waardoor het recht
op inschrijving vermeld in afdeling 3 van dit hoofdstuk niet meer kan worden gegarandeerd.
In afwijking van het eerste lid moeten de schoolbesturen die een school, scholen voor buitengewoon onderwijs
uitgezonderd, hebben binnen het werkingsgebied van het LOP Antwerpen, Brussel-Hoofdstad of Gent een
aanmeldingsprocedure instellen die geldt voor alle scholen, scholen voor buitengewoon onderwijs uitgezonderd,
gelegen binnen dat respectieve werkingsgebied.
§ 4. De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen voorzien ter ondersteuning
van het instellen van een aanmeldingsprocedure, en bepaalt hiervoor de nadere modaliteiten.
]
]
[Onderafdeling B. - Ordeningscriteria]
[
Art. 37vicies bis.
[
§ 1. Op het einde van de aanmeldingsperiode of een deelperiode ordent het schoolbestuur of, mits
akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP voor elk van zijn scholen gelegen in het Vlaamse Gewest alle
aangemelde leerlingen als volgt :
1°
[eerst de leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit;]
2° dan de kinderen van personeelsleden van de school, zoals bepaald in artikel 37quinquies;
3° dan de overige kinderen aan de hand van één of een combinatie van volgende ordeningscriteria :
a) afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) afstand van het werkadres van één van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b)
of d);
d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders. Dit
ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b) of c).
Indien leerlingen overeenkomstig artikel 37undevicies § 2, vijfde lid, worden ingeschreven, kunnen schoolbesturen
ervoor kiezen om de ordening van de groepen vermeld in 1° of 2° van het eerste lid al dan niet te behouden.
Voor alle betrokken scholen en vestigingsplaatsen geldt hetzelfde ordeningscriterium of dezelfde combinatie van
ordeningscriteria. Daarvan kan, op school- of vestigingsplaatsniveau, gemotiveerd afgeweken worden.
§ 2. Indien de vooraf bepaalde capaciteit, als vermeld in artikel 37novies, § 1, bereikt wordt in een te ordenen groep,
zoals opgenomen in paragraaf 1, dan wordt binnen die groep aangemelde leerlingen geordend volgens de volgende
stappen binnen de procedure, als vermeld in paragraaf 1.
Indien slechts één van de vooraf bepaalde contingenten zoals bepaald in artikel 37septies bereikt wordt in een te
ordenen groep, zoals opgenomen in paragraaf 1, dan worden de leerlingen binnen die groep van dat contingent
geordend volgens de volgende stappen binnen de procedure, als vermeld in paragraaf 1, en nemen ze in die volgorde
de openstaande plaatsen in het andere contingent in.
§ 3. Van zodra de vooraf bepaalde capaciteit, als vermeld in artikel 37novies, § 1, bereikt wordt, worden de
resterende aangemelde leerlingen geordend met toepassing van paragraaf 1 en 2 van dit artikel, en zo in het
aanmeldingsregister, als vermeld in artikel 37vicies quater, § 1, opgenomen.
§ 4. Bij de toepassing van paragraaf 1 tot en met 3 moet een schoolbestuur, desgevallend met uitzondering van de
schoolbesturen voor haar scholen voor buitengewoon onderwijs, of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het
LOP betrokken bij een aanmeldingsprocedure de aangemelde leerlingen ordenen met het oog op een evenredige
verdeling overeenkomstig artikel 37septies
]
]
[
Art. 37vicies ter.
[
§ 1. Op het einde van de aanmeldingsperiode ordent het schoolbestuur of, mits akkoord van de
betrokken schoolbesturen, het LOP voor elk van zijn scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad alle
aangemelde leerlingen als volgt :
1°
[eerst de leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit; ]
2° dan de kinderen van personeelsleden van de school, zoals bepaald in artikel 37quinquies;
3° dan kinderen van ouders die in overeenstemming met artikel 37sexies het Nederlands in voldoende mate
machtig zijn;
4° dan de overige kinderen aan de hand van één of een combinatie van volgende ordeningscriteria :
a) afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) afstand van het werkadres van één van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b)
of d);
d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders. Dit
ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b) of c).
Indien leerlingen overeenkomstig artikel 37undevicies § 2, vijfde lid, worden ingeschreven, kunnen schoolbesturen
ervoor kiezen om de ordening van de groepen vermeld in 1o of 2o van het eerste lid al dan niet te behouden.
Voor alle betrokken scholen en vestigingsplaatsen geldt hetzelfde ordeningscriterium of dezelfde combinatie van
ordeningscriteria. Daarvan kan, op school- of vestigingsplaatsniveau, gemotiveerd afgeweken worden.
§ 2. Indien de vooraf bepaalde capaciteit, als vermeld in artikel 37novies, § 1, bereikt wordt in een te ordenen groep,
zoals opgenomen in paragraaf 1, dan wordt binnen die groep aangemelde leerlingen geordend volgens de volgende
stappen binnen de procedure, als vermeld in paragraaf 1.
[ In voorkomend geval gelden de aantallen en het percentage, vermeld in artikel 37sexies, § 3, niet binnen de groep aangemelde
[leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit als vermeld in artikel 37quater]
of de groep aangemelde kinderen van personeelsleden van de school, vermeld in artikel 37quinquies. ]
Indien slechts één van de vooraf bepaalde contingenten zoals bepaald in artikel 37septies bereikt wordt in een te
ordenen groep, zoals opgenomen in paragraaf 1, dan worden de leerlingen binnen die groep van dat contingent
geordend volgens de volgende stappen binnen de procedure, als vermeld in paragraaf 1, en nemen ze in die volgorde
de openstaande plaatsen in het andere contingent in.
[ In voorkomend geval gelden de aantallen en het percentage, vermeld in artikel 37sexies, § 3, niet binnen de groep aangemelde
[leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit als vermeld in artikel 37quater]
of de groep aangemelde kinderen van personeelsleden van de school, vermeld in artikel 37quinquies. ]
§ 3. Van zodra de vooraf bepaalde capaciteit, als vermeld in artikel 37novies, § 1, bereikt wordt, worden de
resterende aangemelde leerlingen geordend met toepassing van paragraaf 1 en 2, en zo in het aanmeldingsregister, als
vermeld in artikel 37vicies quater, § 1, opgenomen.
§ 4. Bij de toepassing van paragraaf 1 tot en met 3 moet een schoolbestuur, desgevallend met uitzondering van de
schoolbesturen voor haar scholen voor buitengewoon onderwijs, of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het
LOP betrokken bij een aanmeldingsprocedure de aangemelde leerlingen ordenen met het oog op een evenredige
verdeling overeenkomstig artikel 37septies.
]
]
[Onderafdeling C. Het beëindigen van de aanmeldingsprocedure en het inschrijven van de leerlingen ]
[
Art. 37vicies quater.
[
§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke, overeenkomstig artikel 37novies, bepaalde capaciteit
betrokken bij de aanmeldingsprocedure, een aanmeldingsregister in dien verstande dat voor een door het
schoolbestuur bepaalde capaciteit die exact uit andere door het schoolbestuur bepaalde capaciteiten bestaat er geen
aanmeldingssregister gehanteerd moet worden.
Een schoolbestuur komt, per aanmeldingsregister, met toepassing van artikel 37vicies bis of 37vicies ter tot een
gunstige of niet-gunstige rangschikking van alle aangemelde leerlingen en neemt die rangschikking op in het
aanmeldingsregister. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP
[of buiten het werkingsgebied van een LOP het daartoe gemandateerde schoolbestuur]
de rangschikking van de
aangemelde leerlingen in het aanmeldingsregister uitvoeren.
§ 2. Van de scholen of vestigingsplaatsen waar de aangemelde leerling een gunstige rangschikking heeft gekregen,
wijst het schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP
[of buiten het werkingsgebied van een LOP het daartoe gemandateerde schoolbestuur]
de aangemelde leerling toe aan de
school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de ouders bij de aanmelding opgaven.
Deze leerling wordt vervolgens verwijderd uit het aanmeldingsregister van de verschillende scholen en
vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een lagere keuze gemaakt hebben. De daardoor vrijgekomen plaatsen in de
aanmeldingsregisters worden, voor zover mogelijk, ingenomen door de op basis van dezelfde combinatie van
ordeningscriteria
[, en in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad met inachtname van artikel 37sexies, § 4,]
eerstvolgend gerangschikte leerling.
Het innemen van vrijgekomen plaatsen in het aanmeldingsregister wordt herhaald totdat geen toewijzingen als
vermeld in het eerste lid meer mogelijk zijn.
[Daarna worden de niet-toegewezen leerlingen geordend volgens de ordeningscriteria, vermeld in artikel 37vicies quinquies, § 2, 9°, d).]
De ouders krijgen binnen vier werkdagen na de aldus bekomen definitieve toewijzing schriftelijk of via
elektronische drager melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen en over
de periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal vijftien
schooldagen.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister
van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een hogere keuze gemaakt hadden dan de
toegewezen school of vestigingsplaats, de aangemelde leerling heeft ingenomen.
Indien de ouders binnen de periode, vermeld in het vierde lid, geen gebruikmaken van de mogelijkheid tot
inschrijving, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven.
Indien bij de inschrijving blijkt dat de leerling niet voldoet aan de door de ouders opgegeven ordeningscriteria die
aanleiding gaven tot de gunstige rangschikking en toewijzing, overeenkomstig § 1, dan vervalt het recht op inschrijving
dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven, tenzij de behandeling van disfuncties en eerstelijnsklachten,
bedoeld in artikel 37vivies quinquies, § 2, 10°
, b), leidt tot een andere beslissing.
[Wanneer een via aanmeldingsprocedure ingeschreven leerling alsnog wordt ingeschreven in een school van hogere keuze, mag de school van lagere keuze de eerder gerealiseerde inschrijving beëindigen.]
[Leerlingen wiens recht op inschrijving, overeenkomstig het zesde, zevende of achtste lid komt te vervallen worden overeenkomstig artikel 37duodecies, § 2, vervangen. In het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad worden, in afwijking van artikel 37duodecies, § 2, leerlingen als vermeld in artikel 37septies die eveneens beantwoorden aan de criteria, vermeld in artikel 37sexies, wiens recht op inschrijving, overeenkomstig het zesde, zevende of achtste lid komt te vervallen vervangen door de eerstvolgend gerangschikte leerlingen als vermeld in artikel 37septies die eveneens beantwoorden aan de criteria, vermeld inartikel 37sexies, met behoud van artikel 37quater en artikel 37quinquies. Deze ouders krijgen binnen vier werkdagen na de nodige vaststellingen door het schoolbestuur of het LOP schriftelijk of via elektronische drager melding dat de aangemelde leerling alsnog is toegewezen. Deze melding bevat informatie over de periode waarbinnen de ouders de betrokken leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal vijf schooldagen.]
§ 3.
[Indien de leerling in geen enkele school of vestigingsplaats gunstig gerangschikt kan worden]
, krijgen de ouders
binnen vier werkdagen, schriftelijk of via elektronische drager melding over het niet kunnen toewijzen van de
aangemelde leerling aan een door de ouders gekozen school of vestigingsplaats.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister
van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders hadden gekozen, de aangemelde leerling heeft
ingenomen.
§ 4. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP de schriftelijke meldingen, vermeld in paragraaf 2
en 3, uitvoeren.
[De betrokken schoolbesturen kunnen beslissen een niet-gunstige rangschikking gelijk te stellen met een niet-gerealiseerde inschrijving, overeenkomstig artikel 37novies, § 4, en kunnen de mededeling van de niet-gerealiseerde inschrijvingen zoals bepaald in artikel 37ter decies, mandateren aan het LOP, of buiten het werkingsgebied van een LOP aan het daartoe aangeduide schoolbestuur.]
§ 5. Overeenkomstig artikel 37duodecies en artikel 37vivies quinquies, § 2, 8°
, wordt de volgorde van de
[toegewezen leerlingen en de volgorde van de niet-toegewezen leerlingen]
overgenomen in het inschrijvingsregister.
]
]
[Onderafdeling D. - Goedkeuring aanmeldingsprocedures ]
[
Art. 37vicies quinquies.
[
§ 1.
[Uiterlijk op 15 november van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen
gelden, legt een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP een voorstel van aanmeldingsprocedure
voor aan de CLR.]
§ 2. Het dossier daartoe bevat minstens de volgende onderdelen :
1° de start en de duur van de aanmeldingsperiode of alle deelperiodes en de motivering ervan, overeenkomstig
artikel 37undevicies;
2° het middel of de middelen tot aanmelden;
3° de wijze waarop scholen hun capaciteit,
[het aantal plaatsen waarin een inschrijving gerealiseerd kan worden]
hun aanmeldingsmiddelen, de aanmeldingsperiode of alle deelperiodes
en inschrijvingsperiodes bekendmaken;
4°
[de manier waarop de mogelijkheid om een leerling in één aanmeldingsdossier voor verschillende scholen of vestigingsplaatsen tegelijk aan te melden, indien de aanmeldingsprocedure geldt voor meerdere scholen en vestigingsplaatsen, wordt geoperationaliseerd, waarbij tegelijkertijd vermeden wordt dat voor eenzelfde leerling meerdere aanmeldingsdossiers aangelegd kunnen worden binnen het eigen aanmeldingssysteem;]
5° een regeling waarbij de aanmeldingen van
[leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit]
, als vermeld in artikel 37quater, aan
elkaar gekoppeld kunnen worden, of een motivering om deze regeling niet te voorzien;
6° de regeling om bij verschillende scholen of vestigingsplaatsen een duidelijke voorkeurorde op te geven;
7° een regeling voor de communicatie aan de ouders, als vermeld in artikel 37vicies quater;
8° een regeling over het bijhouden van het aanmeldingsregister per school of vestigingsplaats en de overdracht van
de informatie over de aangemelde leerlingen aan het schoolbestuur;
9° de verdere concretisering van de ordeningscriteria. Dit bestaat uit :
a) het bepalen van de wijze waarop de noties afstand, in afwijking van artikel 3, 4°
, en werkadres, bedoeld in
artikel 37vicies bis, § 1, 3°
, en artikel 37vicies ter, § 1, 4°
, gehanteerd worden;
b) de hantering van de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze, bedoeld in
artikel 37vicies bis, § 1, 3°
, en artikel 37vicies ter, § 1, 4°
, gemaakt door de ouders bij de ordening en de toewijzing, als
vermeld in artikel 37vicies quater;
c) de hantering van toeval, bedoeld in artikel 37vicies bis, § 1, 3°
, en artikel 37vicies ter, § 1, 4°
;
d) het bepalen van de verhouding en de volgorde tussen de verschillende gekozen ordeningscriteria
[, en de ordeningscriteria, in toepassing van artikel 37vicies quater, § 2, derde lid, die gehanteerd worden bij de rangschikking van de niet-toegewezen leerlingen;]
;
e) het maken van afspraken rond het bepalen van de evenredige verdeling, als vermeld in artikel 37septies, van de
scholen en vestigingsplaatsen, met onder meer het bepalen van de geografische omschrijving waarbinnen de toetsing
zal gebeuren
[en de elementen die in overweging worden genomen bij de berekening van de contingenten]
;
f) het bepalen van de mate waarin scholen de vrijheid hebben om hun instroom met het oog op de evenredige
verdeling, als vermeld in artikel 37septies, te sturen;
g) de gemotiveerde afwijking, vermeld in artikel 37vicies bis, § 1, derde lid, en artikel 37vicies ter, § 1, derde lid;
10° beslissingen aangaande de uitvoeringsmodaliteiten :
a) de wijze waarop ouders en scholen bij de aanmeldingsprocedure ondersteund zullen worden en wie daarbij
betrokken zal zijn;
b) de wijze waarop zal omgegaan worden met de behandeling van disfuncties en eerstelijnsklachten over het
verloop van de aanmeldingsprocedure;
c) de wijze waarop enerzijds de werving, de toeleiding en de ondersteuning van ouders en anderzijds de
ondersteuning van scholen zal gebeuren met het oog op de evenredige verdeling, als vermeld in artikel 37septies;
d) de wijze waarop de aanmeldingsprocedure gemonitord en geëvalueerd zal worden;
11° de wijze waarop over de aanmeldingsprocedure en alle genomen beslissingen daarin gecommuniceerd wordt
aan alle belanghebbenden.
[
12° het al dan niet door de schoolbesturen mandateren aan het LOP, of buiten het werkingsgebied van een LOP aan het daartoe aangeduide schoolbestuur, van:
a) de rangschikking van de aangemelde leerlingen;
b) het uitreiken van de melding van de definitieve toewijzing of van de melding over het niet kunnen toewijzen van de leerling aan een door de ouders gekozen school of vestigingsplaats;
c) de mededeling van de niet-gerealiseerde inschrijvingen.
]
§ 3. De CLR toetst het voorstel van aanmeldingsprocedure aan de bepalingen inzake het recht op inschrijving en
de aanmeldingsprocedures, vermeld in afdelingen 3 en 4, en de volgende uitgangspunten :
1° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen en dit, voor zover mogelijk, in een
school in hun buurt;
2° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie;
3° het bevorderen van sociale mix en cohesie;
4° voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad daarnaast ook de bescherming van de gelijke onderwijs- en
inschrijvingskansen van Nederlandstaligen en het behoud van het Nederlandstalige karakter van het door de Vlaamse
Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs.
§ 4.
[De CLR neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk twee maanden na de indiening. Enkel indien de einddatum van deze periode van twee maanden valt in de periode tussen 15 juli en 15 augustus, valt de beslissing uiterlijk in de week volgend op 16 augustus.]
]
]
[
Art. 37vicies sexies.
[
§ 1. Bij een negatief besluit van de CLR over het voorstel van aanmeldingsprocedure kan het
betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP uiterlijk op
[31 januari]
van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden, een van volgende initiatieven
nemen :
1° een aangepast voorstel van aanmeldingsprocedure indienen bij de CLR. In dat geval toetst de CLR het voorstel
overeenkomstig artikel 37vicies quinquies, § 3. De CLR neemt over het aangepaste voorstel van aanmeldingsprocedure
een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan;
2° het voorstel van aanmeldingsprocedure, vermeld in artikel 37vicies quinquies voorleggen aan de Vlaamse
Regering. In dat geval toetst de Vlaamse Regering het voorstel overeenkomstig artikel 37vicies quinquies, § 3. De
Vlaamse Regering neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen
volgend op de dag van de indiening ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelen inzake het verloop van de
procedure.
[In afwijking van het eerste lid, kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP, uiterlijk op
[31 januari
[2022]
]
de initiatieven nemen zoals bepaald in het eerste lid, 1° en 2°. ]
§ 2. Bij een negatief besluit, van de CLR over het, overeenkomstig paragraaf 1, 1°
, voorgelegde aangepast
voorstel van aanmeldingsprocedure, kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen
of het betrokken LOP uiterlijk dertig kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit het aangepast voorstel
van aanmeldingsprocedure of het voorstel van aanmeldingsprocedure, vermeld in artikel 37vicies quinquies, voorleggen
aan de Vlaamse Regering. In dat geval toetst de Vlaamse Regering het voorstel overeenkomstig artikel 37vicies quinquies, § 3.
De Vlaamse Regering neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelen inzake het verloop
van de procedure.
§ 3. Bij een negatief besluit, van de Vlaamse Regering over het, overeenkomstig paragraaf 1, 2°
, voorgelegde
voorstel van aanmeldingsprocedure, vermeld in artikel 37vicies quinquies, kan het betrokken schoolbestuur, de
meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP uiterlijk dertig kalenderdagen na ontvangst van het
negatief besluit een aangepast voorstel van aanmeldingsprocedure voorleggen aan de CLR. In dat geval toetst de CLR
het voorstel overeenkomstig artikel 37vicies quinquies, § 3.
De CLR neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op
de dag van de indiening ervan.
§ 4. Voor de toepassing van de termijnen bepaald in dit artikel worden zaterdagen, zondagen, wettelijke en
reglementaire feestdagen en de door de Regering, overeenkomstig artikel 50, bepaalde vakantieperioden niet
meegerekend.
]
]
[
Art. 37vicies septies.
Bij een positief besluit van de CLR of de Vlaamse Regering blijft de aanmeldingsprocedure van kracht voor de inschrijvingen voor de schooljaren volgend op het schooljaar waarin het positief besluit werd genomen, totdat :
1° de betrokken regelgeving gewijzigd wordt;
2° het betrokken schoolbestuur, groep schoolbesturen of het LOP de lopende aanmeldingsprocedure wil wijzigen of stopzetten.
]
[Hoofdstuk IV/1. Recht op inschrijving in het gewoon onderwijs voor scholen gelegen in het Nederlandse taalgebied]
[Afdeling 1. Recht op inschrijving]
[
Art. 37/7.
De gezamenlijke doelstellingen van het inschrijvingsrecht, als instrument van het beleid op gelijke onderwijskansen, zijn:
1° het waarborgen van de vrije schoolkeuze van alle ouders en leerlingen;
2° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen en dit, voor zover mogelijk, in een school in hun buurt;
3° het bevorderen van sociale
[mix en ]
cohesie;
4° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie.
]
[
Art. 37/8.
§ 1. Elke leerling heeft recht op inschrijving in de school of een vestigingsplaats, gekozen door zijn ouders. Is de leerling 12 jaar of ouder, dan gebeurt de schoolkeuze in samenspraak met de leerling. Bij de keuze van een vestigingsplaats wordt rekening gehouden met het onderwijsaanbod in de betreffende vestigingsplaats.
§ 2. Voorafgaand aan een inschrijving biedt het schoolbestuur schriftelijk of via elektronische drager het pedagogisch project, vermeld in artikel 28, § 1, 2°, en 47, § 1, 1°, en het schoolreglement, vermeld in artikel 37, aan de ouders en de leerling aan en geeft hierbij, indien de ouders dit wensen, toelichting. Indien het schoolbestuur het pedagogisch project of het schoolreglement via elektronische drager ter beschikking stelt, vraagt het de ouders of ze een papieren versie wensen te ontvangen.
De inschrijving wordt genomen op het moment van ondertekening voor akkoord van de ouders van dit pedagogisch project en dit schoolreglement.
Bij elke wijziging van het pedagogisch project of het schoolreglement informeert het schoolbestuur de ouders schriftelijk of via elektronische drager over die wijziging en geeft hierbij, indien ouders dit wensen, toelichting.
[Ouders geven dan schriftelijk of digitaal akkoord.]
Ouders die erom verzoeken ontvangen steeds een papieren versie van het pedagogisch project of het schoolreglement. Indien de ouders zich met de wijziging niet akkoord verklaren, dan wordt aan de inschrijving van het kind een einde gesteld op 31 augustus van het lopende schooljaar.
Een wijziging van het pedagogisch project of schoolreglement kan ten vroegste uitwerking hebben in het daaropvolgende schooljaar, tenzij die wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe regelgeving.
§ 3. De inschrijvingen voor de kleuters, die tijdens een bepaald schooljaar wel twee jaar en zes maanden worden maar op de laatste instapdatum van dat schooljaar niet meer kunnen instappen, starten op dezelfde dag als de inschrijvingen voor de andere kleuters van hetzelfde geboortejaar.
§ 4. Een school registreert elke inschrijving binnen zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van:
1° de datum en het tijdstip van de inschrijving;
2° de datum van de voorziene start van de lesbijwoning in het geval van schoolverandering in de loop van het schooljaar.
[
Bij registratie van de inschrijving in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens
tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, registreert een school, om de leerlingen uniek te
kunnen identificeren en als de volgende gegevens beschikbaar zijn, de volgende gegevens van de leerling:
1° de identificatiegegevens;
2° de nationaliteit;
3° het identificatienummer.
De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap zijn de verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevens,
vermeld in het tweede lid. De gegevens, vermeld in tweede lid, worden maximaal dertig jaar bewaard met het oog op
het garanderen van een vlot schooltraject, zeker in geval van een verlengd verblijf van de leerling in het onderwijs.
]
]
[
Art. 37/9.
§ 1. Behoudens de bij decreet bepaalde gevallen van uitschrijving, zoals bepaald in artikel 32, § 3, artikel 37/8, § 2, derde lid, artikel 37/10 en artikel 37/11, § 3, geldt een inschrijving van een leerling in een school voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school.
Het behoud van de inschrijving geldt over de vestigingsplaatsen heen, tenzij de capaciteit van de vestigingsplaats is of wordt overschreden of de leerling er niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet. De voortgang van het leerproces, waarbij een verandering van vestigingsplaats noodzakelijk is, kan niet worden gestuit.
Het behoud van inschrijving kan, als de vestigingsplaats of het niveau in de vestigingsplaats(en) van de leerling betrokken is bij een herstructurering en verdwijnt uit de school, ook gegarandeerd worden in een andere school betrokken bij de herstructurering of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur, gelegen op een billijke afstand. Het behoud van inschrijving wordt, als de school van de leerling betrokken is bij een fusie, gegarandeerd in de fusieschool of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur gelegen op een billijke afstand. In voorkomende situaties informeert het schoolbestuur de betrokken ouders.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 kunnen schoolbesturen van basisscholen waarvan de capaciteit van het kleuteronderwijs groter is dan die van het lager onderwijs, opteren voor een nieuwe inschrijving bij de overgang tussen beide onderwijsniveaus. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
§ 3. Indien zijn betrokken scholen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om bij de overgang van een leerling van een autonome kleuterschool naar een lagere of basisschool de inschrijvingen van de ene naar de andere school te laten doorlopen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
§ 4. Indien zijn betrokken scholen of vestigingsplaatsen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om de desbetreffende scholen of vestigingsplaatsen als
[één geheel te beschouwen of als
één capaciteit te bepalen]
voor de verschillende scholen of vestigingsplaatsen, gelegen binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden door hetzij maximaal twee kadastrale percelen, hetzij door een weg, samen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheden gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
]
[
Art. 37/10.
De vaststelling van een recentere inschrijving voor hetzelfde schooljaar
[en hetzelfde onderwijsniveau]
in een andere school voor gewoon onderwijs, via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, beëindigt een eerdere inschrijving van rechtswege.
Een leerling die reeds in de eigen school schoolloopt en van wie een recentere inschrijving voor het volgend schooljaar in een andere school voor gewoon onderwijs
[en hetzelfde onderwijsniveau]
wordt vastgesteld via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, wordt pas uitgeschreven in de school waar de leerling schoolloopt vanaf 1 juli van het lopende schooljaar.
Wanneer de voorziene startdatum van de meest recente inschrijving verschilt van de eerste schooldag van september of de voorziene instapdatum voor kleuters van het jongste geboortejaar, wordt de leerling pas uitgeschreven vanaf de datum van de effectieve start van de lesbijwoning.
]
[
Art. 37/11.
§ 1. Het recht op inschrijving, vermeld in artikel 37/8, § 1, geldt onverkort voor leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen met toepassing van gepaste maatregelen, zoals remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, die proportioneel zijn. Leerlingen voor wie deze aanpassingen worden toegepast, blijven in aanmerking komen voor de gewone studiebekrachtiging toegekend door de klassenraad.
§ 2. Leerlingen die beschikken over een verslag als vermeld in artikel 15 worden door een school voor gewoon onderwijs onder ontbindende voorwaarde ingeschreven. Dit verslag maakt deel uit van de informatie die ouders bij een vraag tot inschrijving aan de school overmaken. Het ter beschikking stellen van het verslag door de ouders gaat samen met de verbintenis van de school tot het organiseren van overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, binnen een redelijke termijn na de inschrijving over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum. Ook indien de school pas nadat de inschrijving reeds gerealiseerd werd, kennisneemt van een verslag, ten laatste gedateerd op de dag waarop de leerling in de betreffende school instapt, wordt de inschrijving van de leerling omgezet in een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.
Op basis van het overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, vermeld in het eerste lid, beslist de school binnen een redelijke termijn en uiterlijk zestig kalenderdagen na de effectieve start van de lesbijwoning of de aanpassingen die de leerling nodig heeft proportioneel dan wel disproportioneel zijn.
[Nadat de voormelde termijn van zestig kalenderdagen is verstreken, is de leerling definitief ingeschreven. Als de
school pas kennisneemt van een verslag als vermeld in het eerste lid, nadat de leerling is ingeschreven, start die termijn
van zestig kalenderdagen op de dag van de kennisneming.]
Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum, proportioneel acht, heft het CLB het verslag op of maakt het een gemotiveerd verslag op. Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum of studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum, disproportioneel acht, wordt de inschrijving ontbonden op het moment dat die leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk een maand, vakantieperioden niet inbegrepen, na de kennisgeving van de bevestiging van de disproportionaliteit.
§ 3. Wanneer tijdens de schoolloopbaan de nood aan aanpassingen voor een leerling wijzigt en de vastgestelde onderwijsbehoeften van die aard zijn dat voor de leerling een verslag dan wel een wijziging van een verslag als vermeld in artikel 15 nodig is, organiseert de school een overleg met de klassenraad, de ouders en het CLB en beslist op basis daarvan en nadat het verslag of het gewijzigd verslag werd afgeleverd, om de leerling op vraag van de ouders studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum of om de inschrijving van de leerling voor een daaropvolgend schooljaar te ontbinden.
§ 4. Voor leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs dat opgemaakt werd in het kader van het geïntegreerd onderwijs, die van school veranderen binnen het gewoon basisonderwijs, geldt een onverkort recht op inschrijving.
Voor leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs dat opgemaakt werd met het oog op de toegang tot of de inschrijving in het buitengewoon onderwijs, of met het oog op een individueel aangepast curriculum in het gewoon onderwijs, die van school veranderen binnen het gewoon basisonderwijs of die overgaan van het buitengewoon naar het gewoon onderwijs, geldt een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.
]
[Afdeling 2. Organisatie van de inschrijvingen]
[Onderafdeling A. Beslissing over kunnen weigeren op basis van capaciteit]
[
Art. 37/12.
§ 1. Een schoolbestuur beslist jaarlijks, en uiterlijk op 15 november, voor elk van zijn scholen en vestigingsplaatsen, en eventueel per geboortejaar of leerjaar per school of per vestigingsplaats, of het voor het daaropvolgende schooljaar leerlingen wil kunnen weigeren omwille van bereikte capaciteit. Een schoolbestuur bepaalt eveneens, voor elk van deze scholen en vestigingsplaatsen, en eventueel geboortejaren of leerjaren per school of per vestigingsplaats, of het leerlingen uit de voorrangsgroepen,
[vermeld in artikel 37/22, §2 en §3]
, wil kunnen weigeren.
§ 2. Voor de scholen en vestigingsplaatsen, en eventueel geboortejaren of leerjaren per school of per vestigingsplaats, waarvoor het schoolbestuur beslist geen leerlingen te zullen weigeren omwille van capaciteit gelden de regels voor niet-aanmeldende scholen, vermeld in onderafdeling B, tenzij het schoolbestuur beslist aan te sluiten bij een aanmeldingsprocedure. In dat geval zijn de bepalingen
[uit
onderafdeling C]
van toepassing.
Voor de scholen en vestigingsplaatsen, en eventueel geboortejaren of leerjaren per school of per vestigingsplaats, waarvoor het schoolbestuur beslist te willen kunnen weigeren omwille van capaciteit, en de scholen, vermeld in § 3, tweede lid, die verplicht worden tot aanmelden worden de inschrijvingen georganiseerd via een aanmeldingsprocedure.
Hiervoor gelden de regels voor aanmeldende scholen, vermeld in onderafdeling C.
[Voor de onderdelen waarvoor het schoolbestuur besliste dat het ook leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld
in artikel 37/22, §2 en §3, wil kunnen weigeren, gelden de regels, vermeld in artikel 37/22.]
§ 3. De Vlaamse Regering kan, in afwijking van paragraaf 1, en wanneer er een capaciteitsprobleem dreigt of heerst
[...]
, waardoor het recht op inschrijving, vermeld inartikel 37/8, niet meer kan worden gegarandeerd, een schoolbestuur of meerdere schoolbesturen samen verplichten tot het organiseren van een gezamenlijke aanmeldingsprocedure voor hun scholen.
De verplichting tot een gezamenlijke aanmeldingsprocedure geldt in ieder geval voor alle schoolbesturen die een school hebben binnen het werkingsgebied van het LOP Antwerpen of LOP Gent, voor hun scholen binnen dat respectievelijke werkingsgebied.
]
[Onderafdeling B. Organisatie van de inschrijvingen in niet-aanmeldende scholen]
[
Art. 37/13.
§ 1. Inschrijvingen voor een bepaald schooljaar kunnen ten vroegste starten op de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar. Het schoolbestuur bepaalt de startdatum van de inschrijvingen en communiceert deze startdatum aan alle belanghebbenden.
Het schoolbestuur van scholen en vestigingsplaatsen, gelegen in het werkingsgebied van een LOP, respecteert de afspraken over de startdata van de inschrijvingen binnen het LOP.
De Vlaamse Regering kan, in afwijking van het eerste en tweede lid, gebieden afbakenen waarbinnen een centrale startdatum wordt bepaald voor de inschrijvingen in alle scholen, wanneer het naast elkaar blijven bestaan van verschillende startdata de transparantie van het inschrijvingsgebeuren aantast of de problematiek van de dubbele inschrijvingen in stand houdt.
§ 2. Alle leerlingen worden in chronologische volgorde ingeschreven en genoteerd in het inschrijvingsregister.
[De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister.]
Het verloop van de inschrijvingen en weigeringen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
§ 3. Een niet-aanmeldende school kan anderstalige nieuwkomers, als bedoeld in artikel 3, 4° quater, weigeren, wanneer het aantal anderstalige nieuwkomers in de betreffende vestigingsplaats minstens vier bedraagt in vestigingsplaatsen tot en met 100 leerlingen, en minstens acht bedraagt in vestigingsplaatsen met meer dan 100 leerlingen, op voorwaarde dat de geweigerde anderstalige nieuwkomers een plaats gegarandeerd wordt binnen een school, gelegen op een redelijke afstand en rekening houdend met de vrije keuze van de ouders.
Schoolbesturen met scholen of vestigingsplaatsen gelegen in het werkingsgebied van een LOP maken daartoe binnen het LOP afspraken.
]
[
Art. 37/14.
Een schoolbestuur dat omwille van uitzonderlijke omstandigheden in de onmogelijkheid verkeert om bijkomende inschrijvingen te realiseren in een of meerdere scholen, vestigingsplaatsen, schooljaren of geboortejaren, moet een aanvraag indienen bij de CLR om alsnog leerlingen te kunnen weigeren op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden.
De CLR beslist, binnen een termijn van veertien kalenderdagen na het ontvangen van de aanvraag, vermeld in het eerste lid, of en onder welke voorwaarden weigeringen op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden, toegestaan worden.
Indien het schoolbestuur reeds leerlingen geweigerd heeft, voorafgaand aan de aanvraag bij de CLR of de beslissing door de CLR, worden deze alsnog ingeschreven indien de CLR beslist geen weigeringen op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden, toe te staan.
]
[Onderafdeling C. Organisatie van de inschrijvingen in aanmeldende scholen]
[
Art. 37/15.
Aanmelden is het digitaal kenbaar maken door ouders van een intentie tot inschrijven voor een bepaald schooljaar in één of meerdere scholen of vestigingsplaatsen voor de daartoe door het schoolbestuur beschikbaar gestelde plaatsen. Als de betrokken leerling voor meerdere scholen of vestigingsplaatsen wordt aangemeld, wordt een volgorde van keuze aangegeven.
[Nadat de aanmeldingsperiode is afgesloten, worden de aangemelde leerlingen geordend, conform artikel 37/23 en 37/25, en, in voorkomend
geval, conform artikel 37/22 en 37/24.]
De leerlingen die gunstig geordend worden, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, verwerven een recht op inschrijving voor een beschikbaar gestelde plaats. Binnen gezamenlijke aanmeldingsprocedures wordt slechts één gunstige ordening weerhouden, zijnde de gunstige ordening in de school van hoogste keuze van de betreffende leerling. Leerlingen die niet gunstig geordend worden, worden in de volgorde zoals in het aanmeldingsregister, opgenomen als geweigerde leerlingen in het inschrijvingsregister.
]
[
Art. 37/16.
§ 1. Een schoolbestuur, alle deelnemende schoolbesturen samen of het LOP, meldt uiterlijk op 15 november van het voorafgaande schooljaar, via het daartoe ontwikkelde formulier, aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap:
[1° voor welke scholen en vestigingsplaatsen, en eventueel geboortejaren of leerjaren per school of per vestigingsplaats, het de inschrijvingen zal organiseren via een aanmeldingsprocedure;]
2° voor welke scholen en vestigingsplaatsen, en eventueel geboortejaren of leerjaren per school of per vestigingsplaats, het leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22, wil kunnen weigeren;
3° welk standaarddossier het zal hanteren bij de organisatie van de aanmeldingsprocedure, of van welk standaarddossier het schoolbestuur of het LOP wenst af te wijken, als vermeld in artikel 37/18. Een standaarddossier is een dossier waarin de verschillende stappen van een aanmeldingsprocedure concreet worden uitgewerkt.
[...]
De Vlaamse Regering bepaalt het model van ieder standaarddossier en het formulier voor de meldingen, vermeld in het eerste lid.
§ 2.
[Als een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP de inschrijvingen laten voorafgaan door
een aanmeldingsprocedure, richten ze een ombudsdienst inschrijvingen op die instaat voor de eerstelijnsbehandeling
van:
1° klachten en vaststellingen over technische fouten of zuiver materiële vergissingen voor of na de definitieve
toewijzingen;
2° vragen over een erkenning van de uitzonderlijke situatie van een in te schrijven leerling.
De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen en regelt de werking ervan.
De samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen bestaat minstens uit een vertegenwoordiger van een erkende
oudervereniging en een vertegenwoordiging van alle schoolbesturen die de aanmeldingsprocedure organiseren
waarvoor de ombudsdienst inschrijvingen instaat voor de eerstelijnsbehandeling als vermeld in het eerste lid.
]
[
§3. In paragraaf 2, eerste lid, 1°, wordt verstaan onder een technische fout of een zuiver materiële vergissing voor
of na de definitieve toewijzingen: een geval waarbij een technische fout of een zuiver materiële vergissing tijdens het
verloop van de aanmeldingsprocedure, afbreuk doet aan de ordening of toewijzing van de leerling in kwestie. De
aanmeldingsprocedure loopt af bij de start van de vrije inschrijvingen. Klachten en vaststellingen die na de termijn van
vijftien kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk.
Als de ombudsdienst inschrijvingen na een klacht over of een vaststelling van een technische fout of een zuiver
materiële vergissing voor de definitieve toewijzingen een gunstig advies geeft over de correctie van de fout, kan de
leerling door het LOP, het schoolbestuur of meerdere schoolbesturen samen met de correctie van de fout worden
opgenomen in het aanmeldingsregister voor de definitieve toewijzing gebeurt.
Als de ombudsdienst inschrijvingen na een klacht over een technische fout of een zuiver materiële vergissing na
een definitieve toewijzing een gunstig advies geeft over de correctie van de fout, kan de leerling door het betrokken
schoolbestuur in overcapaciteit worden ingeschreven conform artikel 37/28.
Als de ombudsdienst inschrijvingen een negatief advies geeft over een klacht over een technische fout of een
materiële vergissing voor of na de definitieve toewijzingen, hoeft de school niets te wijzigen aan de aanmelding of
toewijzing van de leerling in kwestie.
§4. In paragraaf 2, eerste lid, 2°, wordt verstaan onder een uitzonderlijke situatie van een in te schrijven leerling:
een geval waarbij de betrokkene voor een specifieke school die aanmeldt een uitzonderlijke situatie inroept die alleen
van toepassing is op de leerling in kwestie in die school en waarbij die inschrijving de enig mogelijke is om de toegang
tot onderwijs te garanderen voor die leerling.
Als een ouder een vraag voor de erkenning van een uitzonderlijke situatie stelt aan de ombudsdienst
inschrijvingen, legt de ombudsdienst de vraag voor aan het schoolbestuur in kwestie. Indien het schoolbestuur in
kwestie een eventuele inschrijving in overcapaciteit haalbaar acht, legt ze die vraag voor aan de CLR. De CLR beslist
binnen dertig kalenderdagen over de uitzonderlijke situatie waarbij die inschrijving de enige mogelijke is om de
toegang tot onderwijs te garanderen voor die leerling.
Alleen als de CLR de uitzonderlijke situatie bevestigt waarbij die inschrijving de enige mogelijke is om de toegang
tot onderwijs te garanderen voor die leerling, kan de leerling in overcapaciteit worden ingeschreven conform
artikel 37/28.
§5. Nadat de klacht over een technische fout of materiële vergissing is behandeld, kan een klacht ingediend worden
bij de CLR conform artikel 37/33. De behandeling van de uitzonderlijke situatie zoals bepaald in paragraaf 4, kan geen
voorwerp uitmaken van een klacht bij de CLR.
De behandeling van een klacht of vraag bij de ombudsdienst inschrijvingen schort de termijn op voor de indiening
van een klacht bij de CLR, vermeld in artikel 37/33, en de termijn van tien kalenderdagen voor de bemiddeling in het
LOP, vermeld in 37/32, §2, eerste lid.
]
]
[
Art. 37/17.
§ 1.
[Aanmeldende scholen die in het werkingsgebied van een LOP liggen, organiseren de aanmeldingsprocedure
gezamenlijk. In gemeenten waar een LOP aanwezig is, wordt de aanmeldingsprocedure goedgekeurd door een
meerderheid van de onderwijspartners van het LOP, vermeld in artikel VIII.4, §1, eerste lid, 1° tot en met 3°, van de
Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016.]
§ 2. Voor scholen in gemeenten, gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP, kan een schoolbestuur of kunnen meerdere schoolbesturen samen een aanmeldingsprocedure instellen na kennisgeving aan de schoolbesturen van de andere scholen in de gemeente, en op voorwaarde dat alle aanmeldende scholen in de betreffende gemeente deelnemen aan de aanmeldingsprocedure.
§ 3. Schoolbesturen kunnen, over scholen, gemeenten en werkingsgebieden van een LOP heen, samen een aanmeldingsprocedure instellen, mits het respecteren van de voorwaarden, vermeld in de eerste en tweede paragraaf.
In het geval van aansluiting bij de door het LOP goedgekeurde aanmeldingsprocedure van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad,
[blijven de respectievelijke
voorrangsgroepen en ordeningscriteria, vermeld in artikel 37/22 en 37/23, en, in voorkomend geval, artikel 37/24,
onverminderd gelden]
.
§ 4. De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen voorzien ter ondersteuning van het instellen van een aanmeldingsprocedure en bepaalt hiervoor de nadere modaliteiten.
[
§ 5. In aanvulling op paragraaf 1 tot en met 4 kunnen de schoolbesturen werken met een afzonderlijke
aanmeldingsprocedure per onderwijstaal.
]
]
[
Art. 37/18.
Uiterlijk op 15 november van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden, legt een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP, wanneer ze wensen af te wijken van een standaarddossier, de betreffende afwijkingen voor aan de CLR.
De CLR toetst de afwijkingen van een standaarddossier aan de bepalingen, vermeld in afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/7, en neemt hierover een besluit, uiterlijk twee maanden na de indiening, en in ieder geval voor 24 december.
]
[
Art. 37/19.
§ 1. Bij een negatief besluit van de CLR over de afwijkingen van een standaarddossier kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden,
[uiterlijk tien
kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit,]
een van volgende initiatieven nemen:
1°
[melden aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap en de CLR dat ze de aanmeldingen zal
organiseren conform een standaarddossier als vermeld in artikel 37/16, §1. Voor die melding wordt het formulier,
vermeld in artikel 37/16, §1, tweede lid, gebruikt;]
2° aangepaste afwijkingen indienen bij de CLR. In dat geval toetst de CLR de aangepaste afwijkingen aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/7 en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en neemt het een besluit, uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan;
3° het voorstel van afwijkingen van het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16, voorleggen aan de Vlaamse Regering. In dat geval toetst de Vlaamse Regering het voorstel aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/7, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk. De Vlaamse Regering neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan.
[...]
[De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels inzake het verloop van de procedure, vermeld in het eerste lid.]
§ 2.
[Bij een negatief besluit van de CLR over de aangepaste afwijkingen van een standaarddossier die conform
paragraaf 1, 2°, zijn voorgelegd, kan het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken schoolbesturen samen of het
betrokken LOP, een van de volgende beslissingen nemen:
1° uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatieve besluit, beslissen om de aanmeldingsprocedure te
organiseren volgens een standaarddossier als vermeld in artikel 37/16, §1;
2° uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatieve besluit, en eenmalig het aangepaste voorstel van
afwijkingen van een standaarddossier als vermeld in artikel 37/16, §1, voorleggen aan de Vlaamse Regering.
]
De Vlaamse Regering toetst de voorgestelde afwijkingen van het standaarddossier aan de doelstellingen uit artikel 37/7 en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en neemt een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelingen inzake het verloop van de procedure.
[ Bij een negatief besluit van de Vlaamse Regering beslissen het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken
schoolbesturen samen of het betrokken LOP, uiterlijk tien kalenderdagen na het negatieve besluit om de aanmeldingsprocedure te organiseren volgens een standaarddossier als vermeld in artikel 37/16, §1, of om af te zien van een
aanmeldingsprocedure. In dat geval zijn de bepalingen, vermeld in onderafdeling B, van toepassing.]
§ 3. Bij een negatief besluit van de Vlaamse Regering over het, overeenkomstig paragraaf 1, 3°, voorgelegde voorstel van afwijkingen van een standaarddossier, vermeld in artikel 37/16, kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP
[, uiterlijk tien
kalenderdagen na ontvangst van het negatieve besluit,]
beslissen de aanmeldingsprocedure te organiseren volgens een standaarddossier, of uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit, en eenmalig, een aangepast voorstel van afwijkingen van een standaarddossier voorleggen aan de CLR. In dat geval toetst de CLR het aangepaste voorstel aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/7, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk.
De CLR neemt over het voorstel van afwijkingen van een standaarddossier een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan.
[Bij een negatief besluit van de CLR beslissen het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken schoolbesturen
samen of het betrokken LOP, uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatieve besluit, om de aanmeldingsprocedure te organiseren volgens een standaarddossier als vermeld in artikel 37/16, §1, of om af te zien van een
aanmeldingsprocedure. In dat geval zijn de bepalingen, vermeld in onderafdeling B, van toepassing.]
]
[
Art. 37/20.
§ 1. Een schoolbestuur bepaalt uiterlijk op 15 februari van het voorafgaande schooljaar voor elke school en vestigingsplaats, en eventueel geboortejaar of leerjaar per school of per vestigingsplaats, waarvoor het de inschrijvingen organiseert via een aanmeldingsprocedure, een capaciteit. Dit is het totaal aantal leerlingen dat het schoolbestuur voor de betreffende scholen, vestigingsplaatsen, en eventueel geboortejaar of leerjaar per school of per vestigingsplaats, als het maximaal aantal leerlingen ziet.
§ 2.
[Daarnaast maakt het schoolbestuur de resterende vrije plaatsen, namelijk het aantal plaatsen waarin een
inschrijving gerealiseerd kan worden, minstens bekend op de volgende momenten:
1° in voorkomend geval, voor de start van de inschrijvingen of de aanmeldingen van de voorrangsgroepen,
vermeld in artikel 37/22, §2 en §3;
2° voor de start van de aanmeldingsperiode, vermeld in artikel 37/21;
3° voor de start van de vrije inschrijvingsperiode, vermeld in artikel 37/27.
]
Voor scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP communiceert het schoolbestuur de resterende vrije plaatsen minstens aan het LOP, en respecteert daarbij de binnen het LOP gemaakte afspraken.
§ 3. Een schoolbestuur kan de capaciteit verhogen na de start van de inschrijvingen, mits toepassing van
[artikel 37/26]
.
Voor scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP moet de capaciteitsverhoging door het LOP zijn goedgekeurd. Schoolbesturen van scholen, gelegen in gemeenten buiten het werkingsgebied van een LOP, delen de capaciteitsverhoging ter kennisgeving mee aan de schoolbesturen van de andere scholen, gelegen in die gemeente.
§ 4. Een schoolbestuur weigert elke bijkomende inschrijving wanneer de capaciteit als vermeld in paragraaf 1 overschreden wordt en als een bijkomende inschrijving na de start van de inschrijvingen voor volgend schooljaar er toe zou leiden dat de capaciteit voor dat volgende schooljaar overschreden zou worden.
§ 5. Een aanmeldende school kan anderstalige nieuwkomers, als bedoeld in artikel 3, 4° quater, weigeren, wanneer het aantal anderstalige nieuwkomers in de betreffende vestigingsplaats minstens vier bedraagt in vestigingsplaatsen tot en met een capaciteit van 100, en minstens acht bedraagt in vestigingsplaatsen met een capaciteit hoger dan 100, op voorwaarde dat de geweigerde anderstalige nieuwkomers een plaats gegarandeerd wordt binnen een school, gelegen op een redelijke afstand en rekening houdend met de vrije keuze van de ouders.
Schoolbesturen met scholen of vestigingsplaatsen gelegen in het werkingsgebied van het LOP maken hierover afspraken binnen het LOP.
]
[
Art. 37/21.
§ 1. Elk schoolbestuur respecteert de volgende door de Vlaamse Regering bepaalde periodes en data:
1° de start- en de einddatum van de aanmeldingsperiode voor een bepaald schooljaar;
2° de datum waarop de resultaten van de aanmeldingsprocedure uiterlijk worden bekendgemaakt aan ouders;
3° de inschrijvingsperiode voor de gunstig gerangschikte leerlingen;
4° de startdatum van de vrije inschrijvingsperiode, zijnde de periode voor de inschrijvingen voor de eventuele resterende vrije plaatsen.
[
In afwijking van het eerste lid gelden de volgende periodes en data voor de inschrijvingen voor het schooljaar
2023-2024:
1° de aanmeldingsperiode voor de inschrijvingen loopt van 28 februari 2023 tot en met 21 maart 2023;
2° de uiterste datum waarop de resultaten van de aanmeldingen van de leerlingen bekend worden gemaakt is
21 april 2023;
3° de gunstig gerangschikte leerlingen kunnen zich inschrijven van 24 april 2023 tot en met 15 mei 2023;
4° de vrije inschrijvingsperiode voor de eventueel resterende vrije plaatsen start op 23 mei 2023.
]
§ 2. Voorafgaand aan en tijdens de aanmeldingsperiode voor het volgende schooljaar kunnen geen inschrijvingen van leerlingen die niet behoren tot de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22, voor het volgende schooljaar gebeuren.
Voorafgaand aan de aanmeldingsperiode kunnen er inschrijvingen gebeuren voor het huidige schooljaar. Tijdens de aanmeldingsperiode kan een inschrijving voor het huidige schooljaar gebeuren, op voorwaarde dat:
1° op het moment van de vraag tot inschrijving nog een vrije plaats is;
2° de inschrijving gemeld wordt aan het LOP of voor scholen buiten het werkingsgebied van een LOP aan de schoolbesturen van scholen in dezelfde gemeente;
3° alle leerlingen die gunstig gerangschikt werden tijdens de aanmeldingsperiode ook effectief worden ingeschreven."
]
[
Art. 37/22.
§ 1. Leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, worden bij voorrang ingeschreven. Een schoolbestuur bepaalt en communiceert aan alle belanghebbenden de periode of desgewenst periodes waarbinnen en de wijze waarop de leerlingen, behorend tot deze voorrangsgroepen, hun vraag tot inschrijving dienen bekend te maken. Deze periode start ten vroegste vanaf de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar.
Een schoolbestuur dat besliste geen leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, te weigeren, schrijft de leerlingen uit beide voorrangsgroepen in chronologische volgorde in en kan deze leerlingen tijdens de voorrangsperiode, vermeld in het eerste lid, niet weigeren op basis van bereikte capaciteit.
Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, te willen kunnen weigeren, respecteert bij de inschrijving van deze voorrangsgroepen volgende regels:
1° het ordent deze leerlingen, zoals bepaald in paragraaf 4;
2° het wijst de leerlingen die gunstig geordend zijn, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, toe, en noteert de niet-gunstig geordende leerlingen, in de volgorde zoals bepaald in paragraaf 4, op de weigeringslijst.
Scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP respecteren eventuele afspraken binnen het LOP over de organisatie van de inschrijvingen van de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3.
§ 2. Elke leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling, heeft bij voorrang op alle andere leerlingen, recht op inschrijving in de betrokken school of de betrokken scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen, op basis van artikel 37/9.
§ 3. Na de leerlingen, vermeld in paragraaf 2, geeft een schoolbestuur voor zijn scholen voorrang aan kinderen met een ouder die personeelslid is van de school of van de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37/9, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen.
Met personeelslid wordt bedoeld:
1° een personeelslid als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;
2° een personeelslid dat via een arbeidsovereenkomst werd aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld wordt in de school.
§ 4. Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragrafen 2 en 3, te willen kunnen weigeren op basis van capaciteit, ordent de leerlingen uit de voorrangsgroepen in deze volgorde:
1° leerlingen die behoren tot beide voorrangsgroepen;
2° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 2;
3° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 3.
Indien de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/20, reeds bereikt wordt binnen de leerlingengroep, bedoeld in punt 1°, 2° of 3°, worden de leerlingen binnen die betreffende leerlingengroep, geordend volgens
[de volgorde van de voorrangsgroepen en het ordeningscriterium of de combinatie van
ordeningscriteria, zoals de overige kinderen, vermeld in artikel 37/23 en]
vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16.
]
[
Art. 37/23.
§ 1.
[Op het einde van de aanmeldingsperiode die de Vlaamse Regering vastlegt, ordent het schoolbestuur of, na
akkoord van de schoolbesturen in kwestie, het LOP voor elk van zijn scholen alle aangemelde leerlingen op de
volgende wijze:
1° in voorkomend geval, de leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep, vermeld in
artikel 37/24;
2° tot slot de overige kinderen, aan de hand van een van de volgende ordeningscriteria of een combinatie ervan,
in voorkomend geval met inbegrip van de leerlingen die overblijven na de toepassing van het criterium, vermeld in
punt 1°:
a) de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de
ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of d);
d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in de keuze die de ouders hebben gemaakt. Dit
ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in
punt a), b) of c).
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het
ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier dat ze onderschreven hebben, of de
eventuele afwijkingen daarop, zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
Als de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/20, reeds bereikt wordt binnen de leerlingengroep,
vermeld in het eerste lid, 1°, worden de leerlingen binnen die betreffende leerlingengroep, geordend volgens de
volgorde van de voorrangsgroepen en volgens het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de
overige kinderen, vermeld in het eerste lid, 2° en vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven
standaarddossier of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16.
]
§ 2.
[Als het schoolbestuur beslist om de voorrang voor de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22, uitsluitend
of na een voorafgaande voorrangsperiode, te organiseren via de aanmeldingsprocedure voor alle leerlingen, worden
alle aangemelde leerlingen geordend op de volgende wijze:
1° eerst de leerlingen die behoren tot beide voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22, §2 en §3;
2° dan de leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, vermeld in artikel 37/22, §2;
3° dan de kinderen met een ouder die personeelslid is, vermeld in artikel 37/22, §3;
4° in voorkomend geval, dan de leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep, vermeld in artikel
37/24;
5° tot slot de overige kinderen, aan de hand van een ordeningscriterium of een combinatie ervan, in voorkomend
geval met inbegrip van de leerlingen, vermeld in punt 4°, die overblijven na de toepassing van de criteria, vermeld in
punt 1° tot en met 4°:
a) de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de
ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of d);
d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in de keuze die de ouders hebben gemaakt. Dit
ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in
punt a), b) of c).
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het
ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier die ze hebben onderschreven, of de
eventuele afwijkingen daarop, zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
Als de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/20, al bereikt wordt binnen de leerlingengroep, vermeld
in het eerste lid, 1°, 2°, 3° of 4°, worden de leerlingen binnen die leerlingengroep in kwestie, geordend volgens de
volgorde van de voorrangsgroepen en volgens het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de
overige kinderen als vermeld in het eerste lid, 5°, en vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven
standaarddossier of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16.
]
[
§ 3. Het ordeningscriterium afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 5°, a), kan geoperationaliseerd worden als "eerst de leerlingen gedomicilieerd in dezelfde gemeente als de school of de vestigingsplaats". Desgevallend wordt de ordening van deze leerlingen vervolledigd met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 5°. De ordening kan ook vervolledigd worden door nogmaals het ordeningscriteria afstand, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 5°, a), te operationaliseren op een andere wijze.
De Vlaamse Regering bepaalt de gemeenten waar de operationalisering van het ordeningscriterium afstand, vermeld in het eerste lid, toegepast kan worden. Deze gemeenten grenzen aan een gewestgrens of aan een randgemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966. De operationalisering, vermeld in het eerste lid, kan enkel gebruikt worden in de gemeenten die zijn aangeduid door de Vlaamse Regering.
]
]
[
Art. 37/24.
[
§1. Een schoolbestuur kan ervoor kiezen om voor een of meer van zijn scholen per bepaalde capaciteit
als vermeld in artikel 37/12, voorrang te verlenen aan een of meer ondervertegenwoordigde groepen, namelijk een of
meer groepen van leerlingen die, op basis van een of meer objectieve kenmerken, in de school relatief
ondervertegenwoordigd zijn ten aanzien van een referentiepopulatie. De voorrang wordt toegepast tot maximaal 20%
van de bepaalde capaciteit bezet wordt door de leerlingen behorende tot één of meerdere ondervertegenwoordigde
groepen. Ook in geval van meerdere ondervertegenwoordigde groepen bedraagt de voorrang maximaal 20% van de
bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/12.
Als het LOP of een schoolbestuur opteert voor meer ondervertegenwoordigde groepen, bepaalt het LOP of een
schoolbestuur ook telkens welke groep in de ordening voorrang heeft op welke andere groep.
Het LOP kan een voorstel uitwerken over de voorrang van ondervertegenwoordigde groepen in de scholen die in
zijn werkingsgebied liggen, zowel wat betreft het aandeel van de capaciteit die scholen voorbehouden als het bepalen
van de inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groep. Dit voorstel wordt
goedgekeurd door een meerderheid van de onderwijspartners van het LOP, vermeld in artikel VIII.4, §1, eerste lid, 1°
tot en met 3°, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016. De scholen gelegen in
het werkingsgebied van een LOP respecteren hierover de gemaakte afspraken in het LOP. Het LOP legt dit voorstel ter
bekrachtiging voor aan de gemeenteraad van de gemeente of van de gemeenten waarin de vestigingsplaatsen liggen
die de voorrang toepassen.
Als de gemeenteraad een voorstel van een LOP een eerste keer niet bekrachtigt, werkt het LOP een nieuw voorstel
uit. Het nieuwe voorstel wordt goedgekeurd door een meerderheid van de onderwijspartners van het LOP, vermeld in
artikel VIII.4, §1, eerste lid, 1° tot en met 3°, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van
28 oktober 2016. Het LOP legt dat nieuwe voorstel ter bekrachtiging voor aan de gemeenteraad van de gemeente of van
de gemeenten waarin de vestigingsplaatsen liggen die de voorrang toepassen.
Als een eerste voorstel reeds bekrachtigd werd door de gemeenteraad, dan kan die gemeenteraad, wanneer een
nieuw voorstel wordt voorgelegd ter bekrachtiging aan die gemeenteraad, ervoor kiezen om dat eerste voorstel te
vervangen door het nieuwe voorstel. Als het nieuwe voorstel, vermeld in het vierde lid, bekrachtigd wordt, vervangt
het nieuwe voorstel het eerste voorstel.
Als het nieuwe voorstel niet bekrachtigd wordt, wordt het eerste voorstel, vermeld in het derde lid, behouden voor
de vestigingsplaatsen die in de gemeente liggen waar de gemeenteraad het eerste voorstel bekrachtigd heeft.
Als de gemeenteraad een voorstel bekrachtigt, passen de vestigingsplaatsen die in die gemeente liggen, het
voorstel toe.
Als een gemeenteraad geen voorstel bekrachtigt, kunnen de schoolbesturen zelf beslissen voor de vestigingsplaatsen die in het werkingsgebied van het LOP liggen, welke ondervertegenwoordigde groepen ze toepassen.
§2. Scholen die de voorrang, vermeld in paragraaf 1, toepassen, melden dat uiterlijk op 31 januari aan de bevoegde
diensten van de Vlaamse Gemeenschap. Voor scholen die in het werkingsgebied van een LOP liggen, meldt het LOP
de toepassing van die voorrang uiterlijk op 31 januari aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Scholen en LOP kunnen hun voorstel van inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groepen ook voor advies voorleggen aan de CLR. Ze doen dat uiterlijk op 15 september voorafgaand aan de
aanmeldingen. De inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groepen maken geen deel
uit van het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16, of afwijking op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/18.
]
]
[
Art. 37/25.
§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke, overeenkomstig artikel 37/20 bepaalde capaciteit betrokken bij de aanmeldingsprocedure, een aanmeldingsregister.
Een schoolbestuur komt, per aanmeldingsregister, met toepassing van artikel 37/22 tot en met artikel 37/24, tot een gunstige of niet-gunstige rangschikking van alle aangemelde leerlingen en neemt die rangschikking op in het aanmeldingsregister. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP of buiten het werkingsgebied van een LOP het daartoe gemandateerde schoolbestuur de rangschikking van de aangemelde leerlingen in het aanmeldingsregister uitvoeren.
§ 2. Voor aanmeldingsprocedures voor meerdere scholen en vestigingsplaatsen geldt dat het schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen het LOP, of buiten het werkingsgebied van een LOP het daartoe gemandateerde schoolbestuur, de aangemelde leerling toewijst aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de ouders bij de aanmelding opgaven en waarvoor de leerling gunstig geordend is.
Deze leerling wordt vervolgens verwijderd uit het aanmeldingsregister van de verschillende scholen en vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een lagere keuze gemaakt hebben. De daardoor vrijgekomen plaatsen in de aanmeldingsregisters worden, voor zover mogelijk, ingenomen door de op basis van
[de volgorde van de voorrangsgroepen en]
dezelfde combinatie van ordeningscriteria als vermeld in artikel 37/22 tot en met 37/24, eerstvolgend gerangschikte leerling.
Het innemen van vrijgekomen plaatsen in het aanmeldingsregister wordt herhaald totdat geen toewijzingen als vermeld in het eerste lid meer mogelijk zijn. Daarna worden de niet-toegewezen leerlingen geordend volgens de
[volgorde van de
voorrangsgroepen en de ordeningscriteria]
, zoals opgenomen in het onderschreven standaarddossier, of in de door de CLR goedgekeurde afwijkingen daarop.
§ 3. De ouders krijgen uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum schriftelijk of via elektronische drager melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen, met vermelding van de door de Vlaamse Regering bepaalde periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Indien de ouders geen gebruikmaken van de mogelijkheid tot inschrijving binnen de daartoe door de Vlaamse Regering bepaalde periode, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een hogere keuze gemaakt hadden dan de toegewezen school of vestigingsplaats, de aangemelde leerling heeft ingenomen.
Indien bij de inschrijving blijkt dat de leerling niet voldoet aan de door de ouders opgegeven ordeningscriteria
[of
voorrangsgroepen]
die aanleiding gaven tot de gunstige rangschikking en toewijzing, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven, tenzij de behandeling van
[klachten,
vaststellingen en vragen]
, zoals bepaald in artikel 37/16, § 2, leidt tot een andere beslissing.
Wanneer een via de aanmeldingsprocedure ingeschreven leerling alsnog wordt ingeschreven in een school van hogere keuze, mag de school van lagere keuze de eerdere inschrijving beëindigen.
§ 4. Indien de leerling in geen enkele school of vestigingsplaats gunstig gerangschikt kan worden, krijgen de ouders uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum, schriftelijk of via elektronische drager melding over het niet kunnen toewijzen van de aangemelde leerling aan een door de ouders gekozen school of vestigingsplaats.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders hadden gekozen, de aangemelde leerling heeft ingenomen.
§ 5. Een niet-gunstige rangschikking wordt gelijkgesteld met een weigering op basis van bereikte capaciteit, overeenkomstig artikel 37/20. Binnen het werkingsgebied van het LOP kan het uitreiken van de weigeringsdocumenten gemandateerd worden aan het LOP, buiten het werkingsgebied van een LOP aan een daartoe gemandateerd schoolbestuur.
]
[
Art. 37/26.
§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke door het schoolbestuur bepaalde capaciteit een inschrijvingsregister waarin het alle inschrijvingen en weigeringen chronologisch
[...]
noteert.
Overeenkomstig artikel 37/25 wordt de volgorde van de toegewezen leerlingen en de volgorde van de niet-toegewezen leerlingen overgenomen in het inschrijvingsregister.
§ 2.
[Met uitzondering van leerlingen die zijn ingeschreven in
overcapaciteit conform artikel 37/28, wordt bij het invullen van vrijgekomen plaatsen of bijkomende plaatsen door
verhoogde capaciteit als vermeld in artikel 37/20, de volgorde van de weigeringen gerespecteerd, met inbegrip van de
volgorde van de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22 en 37/24, en dat tot en met de vijfde schooldag van
oktober van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. En dit wat de leerlingen, vermeld in artikel 37/24
betreft, met het oog op het bereiken van het respectievelijke aandeel in artikel 37/24, §1.]
Voor kleuters geboren in het meest recente kalenderjaar dat mogelijk is voor de inschrijvingen van het betrokken schooljaar, wordt deze volgorde gerespecteerd tot en met 30 juni van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. Uiterlijk vanaf 1 juli geldt de volgorde van de weigeringen van kleuters van hetzelfde geboortejaar voor het volgende schooljaar.
Ouders van leerlingen die alsnog een plaats wordt toegewezen krijgen daar binnen de zeven kalenderdagen schriftelijk of via elektronische drager melding van. Deze melding bevat informatie over de periode waarbinnen de ouders de betrokken leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal zeven kalenderdagen.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister.
§ 4. Het verloop van de inschrijvingen en weigeringen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
]
[
Art. 37/27.
Het schoolbestuur noteert eventuele bijkomende inschrijvingen na de start van de door de Vlaamse Regering bepaalde vrije inschrijvingsperiode voor de resterende vrije plaatsen in chronologische volgorde in het inschrijvingsregister.
]
[
Art. 37/28.
§ 1. In afwijking van
[artikel
37/20, §4,]
kan een schoolbestuur volgende leerlingen toch inschrijven:
1°
[leerlingen die voldoen aan de definitie van een anderstalige nieuwkomer in het gewoon onderwijs, vermeld
in artikel 3, 4°quater, met uitzondering van de leeftijdsvereisten, vermeld in die definitie;]
2° leerlingen die:
a)
[hetzij beschikken over een jeugdhulpverleningsbeslissing voor de functie verblijf, namelijk aangepaste woonen leefomgeving onder toezicht en begeleiding, bij een jeugdhulpaanbieder op verwijzing van een gemandateerde
voorziening of een Sociale Dienst Jeugdrechtbank;]
b) hetzij als (semi-)internen verblijven in een (semi-)internaat verbonden aan de school;
c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;
[d) hetzij geadopteerd zijn in een gezin dat beschikt over een verzoekschrift tot binnen- of buitenlandse adoptie,
dat ingediend is bij de bevoegde rechtbank, of, bij gebrek daaraan, een buitenlandse adoptiebeslissing of een
buitenlandse beslissing tot plaatsing met het oog op adoptie;
e) hetzij beschikken over een verslag als vermeld in artikel 15;
]
3° leerlingen die verblijven in een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
4° leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, indien de ouders deze leerlingen wensen in te schrijven in
[hetzelfde geboortejaar
of leerjaar, vermeld in artikel 37/20, §1]
, en slechts één van de leerlingen ingeschreven kan worden omwille van de capaciteit;
5° leerlingen van scholen, gelegen in een gemeente waar alle scholen de inschrijvingen laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure, wiens continuïteit van de schoolloopbaan niet gegarandeerd kan worden omwille van het feit dat de enige school van een schoolbestuur ophoudt te bestaan, waarbij dit niet kadert in een herstructurering, op voorwaarde dat alle leerlingen van de betrokken school een plaats in andere scholen aangeboden wordt;
6° leerlingen waarvoor de
[ombudsdienst inschrijvingen of de CLR, vermeld in artikel 37/16, §2 tot en met
§4, gunstig advies heeft verleend of de uitzonderlijke situatie heeft bevestigd]
voor een inschrijving in overcapaciteit.
[7° leerlingen die in het lopende schooljaar of na de eerste schooldag van maart van het schooljaar voorafgaand
aan het schooljaar waarvoor de inschrijving wordt gevraagd, verhuisd zijn vanuit een andere gemeente en nu
gedomicilieerd zijn in de gemeente van de vestigingsplaats.]
§ 2. In afwijking van
[artikel 37/20, §4,]
moet een schoolbestuur, ook wanneer de capaciteit overschreden werd of wordt, een leerling die in het lopende, het voorafgaande of het daaraan voorafgaande schooljaar in de school ingeschreven was, en die met toepassing van artikel 15 of 16 terugkeert uit het buitengewoon onderwijs, inschrijven.
]
[Afdeling 3. Weigeren van inschrijvingen]
[
Art. 37/29.
§ 1. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een onderwijszoekende die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 1.
Een inschrijving in de loop van het voorafgaande schooljaar is mogelijk onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende op de dag van de effectieve instap aan de toelatingsvoorwaarden voldoet.
§ 2. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een leerling die in de loop van hetzelfde schooljaar van school verandert, als deze inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de betrokken leerling in dat schooljaar afwisselend naar verschillende scholen zal gaan.
§ 3. Een schoolbestuur kan de inschrijving weigeren in een school waar de betrokken leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar definitief werd verwijderd, overeenkomstig artikel 32 en 33.
]
[
Art. 37/30.
§ 1.
[Een schoolbestuur, of het daartoe gemandateerde schoolbestuur of het LOP, dat een leerling weigert, deelt
haar beslissing binnen een termijn van zeven kalenderdagen schriftelijk of digitaal mee aan de ouders van de leerling
en aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen
van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. De bevoegde diensten van
de Vlaamse Gemeenschap bezorgen die melding aan het LOP. Die melding bevat het rijksregisternummer en de
identificatiegegevens van de leerlingen en de feitelijke en juridische grond van de weigering. De Vlaamse Regering kan
de regels bepalen over de opslagperioden en de verwerkingsactiviteiten en de procedures, waaronder maatregelen om
te zorgen voor een behoorlijke, veilige en transparante verwerking. De weigeringsdocumenten worden ook, op vraag
van de ouders, op papier ter beschikking gesteld.]
§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model van weigeringsdocument waarmee het schoolbestuur de weigering meedeelt aan de ouders en de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
[Het model, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende elementen:
1° de feitelijke en de juridische grond van de beslissing tot weigering;
2° de informatie over de mogelijkheden voor bemiddeling, eerstelijnsklachten en de indiening van een klacht bij
de CLR.
]
Indien de weigering gebeurde op basis van bereikte capaciteit als vermeld in artikel 37/20 of op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden als vermeld in artikel 37/14, deelt het schoolbestuur mee op welke plaats onder de geweigerde leerlingen
[...]
de betrokken leerling staat in het inschrijvingsregister.
§ 3. De ouders krijgen op hun verzoek toelichting bij de beslissing van het schoolbestuur.
]
[Afdeling 4. Bemiddelings- en klachtenprocedure]
[
Art. 37/31.
§ 1. Ouders en alle belanghebbenden kunnen vragen om bemiddeling door het LOP, zoals bepaald in artikel 37/32 of een klacht indienen bij de CLR, zoals bepaald in artikel 37/33, wanneer ze niet akkoord zijn met:
1° een weigering op basis van bereikte capaciteit als vermeld in artikel 37/20;
2° een weigering van inschrijving, op basis van de weigeringsgronden, vermeld in artikel 37/29;
3° een uitschrijving op basis van een inschrijving in een andere school als vermeld in artikel 37/10;
4° een ontbinding van inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften als vermeld in artikel 37/11;
5° een weigering op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandig-heden als vermeld in artikel 37/14.
In geval van weigeringen, die niet behoren tot de weigeringen bepaald in punt 2°, 3° en 4°, door een school die eerder, conform artikel 37/12, besliste geen leerlingen te zullen weigeren, kunnen ouders van geweigerde leerlingen en eventueel andere belanghebbenden gezamenlijk een klacht indienen.
§ 2. Voor de toepassing van de bemiddelingsprocedure, vermeld in artikel 37/32, duidt de Vlaamse Regering
[...]
een LOP-deskundige
[...]
aan die voor de gemeenten buiten het werkingsgebied van een LOP de taken van het LOP
[opneemt]
.
Voor de toepassing van de bemiddelingsprocedure, vermeld in artikel 37/32, en de klachtenprocedure, vermeld in artikel 37/33, bepaalt de Vlaamse Regering de nadere procedureregelen. Zij garandeert daarbij de hoorplicht.
]
[
Art. 37/32.
§ 1. Het LOP start wanneer de ouders er uitdrukkelijk om verzoeken een bemiddeling in situaties als vermeld in artikel 37/31.
§ 2.
[Het LOP bemiddelt binnen tien kalenderdagen na het verzoek van de ouders of na de afgifte van het
weigeringsdocument tussen de leerling en zijn ouders en de schoolbesturen van de scholen binnen het werkingsgebied,
met het oog op een definitieve inschrijving van de leerling in een school.]
De bemiddeling schort de termijn op van dertig kalenderdagen voor de behandeling van klachten door de CLR als vermeld in artikel 37/33.
§ 3. Wanneer de bemiddeling van het LOP binnen de termijn, vermeld in paragraaf 2, niet resulteert in een definitieve inschrijving, wordt de CLR gevat om haar oordeel uit te spreken over de gegrondheid van de weigeringsbeslissing of de uitschrijving, conform artikel 37/33, § 2.
]
[
Art. 37/33.
§ 1. Ouders en andere belanghebbenden kunnen in de situaties, vermeld in artikel 37/31, al dan niet na een bemiddelingsprocedure door het LOP als vermeld in artikel 37/32
[, of een behandeling door de ombudsdienst inschrijvingen, vermeld in artikel 37/16, §2]
, een schriftelijke klacht indienen bij de CLR.
Klachten die na de termijn van dertig kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk.
§ 2. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de
[klacht]
.
[Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een
termijn van zeven kalenderdagen schriftelijk of elektronisch verstuurd naar de betrokkenen.]
[In geval van een klacht als vermeld in artikel 37/31, §1, eerste lid, 4°, blijft de leerling ingeschreven in de school
tot het oordeel aan de betrokkenen kenbaar is gemaakt en wordt de termijn van een maand, vakantieperioden niet
inbegrepen, vermeld in artikel 37/11, §2, derde lid, ook tot dat moment opgeschort.]
§ 3. Indien de CLR de weigering, de ontbinding van een inschrijving of de uitschrijving gegrond acht, schrijven de ouders de leerling in een andere school in.
Indien het om een ontbinding van inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften gaat omwille van onredelijkheid van de aanpassingen, schrijven de ouders de leerling uiterlijk vijftien kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR in een andere school in.
Op vraag van de ouders worden zij bij het zoeken naar een andere school bijgestaan door het LOP, inzonderheid door de CLB's die deel uitmaken van dat LOP.
§ 4. Indien de CLR de weigering of de ontbinding van de inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht of de uitschrijving onterecht acht, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden.
]
[
Art. 37/34.
§ 1. De CLR kan, wanneer het een weigering of ontbinding van inschrijving onvoldoende gemotiveerd acht of een uitschrijving onterecht acht, de Vlaamse Regering adviseren een bedrag op de werkingsmiddelen van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had van de school terug te vorderen of in te houden.
De CLR stelt de Vlaamse Regering onverwijld in kennis van dit advies.
§ 2. Binnen een termijn van veertien kalenderdagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het advies, beslist de Vlaamse Regering over het opleggen van een financiële sanctie die kan bestaan uit een terugvordering of inhouding op de werkingsmiddelen van de school.
Voorafgaandelijk aan het opleggen van een sanctie gaat de Vlaamse Regering na of de betrokken leerling alsnog in de betrokken school werd ingeschreven.
§ 3. De terugvordering of inhouding, vermeld in paragraaf 1 en 2:
1° kan niet meer bedragen dan tien procent van het werkingsbudget van de school;
2° kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou zijn getroffen.
§ 4. Onverminderd de toepassing van paragraaf 1 tot en met 3, kan de CLR het dossier aanhangig maken bij het orgaan dat in toepassing van artikel 33, § 2, van het VN-verdrag van 13 december 2006 inzake de Rechten van Personen met een Handicap en in toepassing van artikel 40 van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid het mandaat heeft van onafhankelijk mechanisme.
]
[Hoofdstuk IV/2. Recht op inschrijving in het buitengewoon onderwijs]
[Afdeling 1. Recht op inschrijving]
[
Art. 37/35.
§ 1. Elke leerling die beschikt over een verslag, zoals bepaald in artikel 15, of over een document opgemaakt door het CLB waaruit blijkt dat het handelingsgericht diagnostisch proces is doorlopen, heeft recht op inschrijving in de school of vestigingsplaats, gekozen door zijn ouders, onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende op de dag van de effectieve instap aan de toelatingsvoorwaarden voldoet voor het onderwijsaanbod in de betreffende vestigingsplaats.
§ 2. Voorafgaand aan een inschrijving biedt het schoolbestuur schriftelijk of via elektronische drager het pedagogisch project, vermeld in artikel 28, § 1, 2°, en 47, § 1, 1°, en het schoolreglement, vermeld in artikel 37, aan de ouders en de leerling aan en geeft hierbij, indien de ouders dit wensen, toelichting. Indien het schoolbestuur het pedagogisch project of het schoolreglement via elektronische drager ter beschikking stelt, vraagt het de ouders of ze een papieren versie wensen te ontvangen. De inschrijving wordt genomen na ondertekening voor akkoord van de ouders van dit pedagogisch project en dit schoolreglement
Bij elke wijziging van het pedagogisch project of het schoolreglement informeert het schoolbestuur de ouders schriftelijk of via elektronische drager over die wijziging en geeft hierbij, indien ouders dit wensen, toelichting. Ouders die erom verzoeken ontvangen steeds een papieren versie van het pedagogisch project of het schoolreglement. Ouders geven opnieuw schriftelijk akkoord. Indien de ouders zich met de wijziging niet akkoord verklaren, dan wordt aan de inschrijving van het kind een einde gesteld op 31 augustus van het lopende schooljaar.
Een wijziging van het pedagogisch project of schoolreglement kan ten vroegste uitwerking hebben in het daaropvolgende schooljaar tenzij die wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe regelgeving.
§ 3. Een school registreert elke inschrijving binnen zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van:
1° het type waarvoor wordt ingeschreven;
2° de datum en het tijdstip van de inschrijving;
3° de datum van de voorziene start van de lesbijwoning.
]
[
Art. 37/36.
§ 1. Behoudens de bij decreet of besluit bepaalde gevallen van uitschrijving, geldt een inschrijving van een leerling in een school voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school.
Het behoud van de inschrijving geldt over de vestigingsplaatsen heen, tenzij de leerling er niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet. De voortgang van het leerproces, waarbij een verandering van vestigingsplaats noodzakelijk is, kan niet worden gestuit.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, beëindigt de vaststelling van een recentere inschrijving voor hetzelfde schooljaar en hetzelfde type in een andere school voor buitengewoon onderwijs, via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, een eerdere inschrijving van rechtswege.
Een leerling die effectief schoolloopt in de school en van wie een recentere inschrijving voor het volgend schooljaar in een school voor buitengewoon onderwijs, voor hetzelfde type, wordt vastgesteld via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, wordt pas uitgeschreven vanaf 1 juli van het lopende schooljaar.
Wanneer de voorziene startdatum van de meest recente inschrijving verschilt van 1 september of de voorziene instapdatum voor kleuters van het jongste geboortejaar, wordt de leerling pas uitgeschreven vanaf de datum van de effectieve start van de lesbijwoning.
]
[Afdeling 2. Organisatie van de inschrijvingen]
[
Art. 37/37.
Een schoolbestuur beslist jaarlijks voor al zijn scholen voor buitengewoon basisonderwijs, of het voor het daaropvolgende schooljaar leerlingen moet kunnen weigeren op basis van capaciteit. Het schoolbestuur neemt deze beslissing, en bepaalt de betreffende capaciteit, voor een of meer van volgende niveaus:
a) per school;
b) per vestigingsplaats;
c) per niveau, al dan niet per vestigingsplaats;
d) per type, al dan niet per vestigingsplaats.
Voor de niveaus, vermeld in het eerste lid, waarvoor het schoolbestuur oordeelt alle verzoeken tot inschrijving te kunnen realiseren, zijn de bepalingen in artikel 37/38 van toepassing.
Voor de niveaus, vermeld in het eerste lid, waarvoor het schoolbestuur wenst te kunnen weigeren op basis van capaciteit als vermeld in artikel 37/39, en beroep wenst te doen op het platform voor het realiseren van een inschrijving van leerlingen na het bereiken van de capaciteit, zijn de bepalingen van artikel 37/39 tot en met 37/42 van toepassing.
]
[
Art. 37/38.
§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de startdatum voor de inschrijvingen.
Een schoolbestuur hanteert een inschrijvingsregister per onderdeel waarvoor het besliste geen leerlingen te zullen weigeren op basis van capaciteit, waarin het alle inschrijvingen chronologisch noteert.
De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister.
§ 2. Het verloop van de inschrijvingen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
]
[
Art. 37/39.
§ 1. Een schoolbestuur moet de inschrijvingen voor de niveaus, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, waarvoor het besliste leerlingen te moeten kunnen weigeren omwille van capaciteit, laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure.
De Vlaamse Regering bepaalt de start- en einddatum van de aanmeldingsperiode.
§ 2. Het schoolbestuur meldt uiterlijk op 15 februari voor welke niveaus, zoals bepaald in artikel 37/37, het de inschrijvingen zal laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
]
[
Art. 37/40.
§ 1. Het schoolbestuur rangschikt de binnen de aanmeldingsperiode, zoals bepaald in artikel 37/39, aangemelde leerlingen, die behoren tot de volgende voorrangsgroepen bovenaan en respecteert daarbij onderstaande volgorde:
1° leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit als een reeds ingeschreven leerling;
2° leerlingen met een ouder die personeelslid is van de school of van de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37/36, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen. Met personeelslid wordt bedoeld:
a) een personeelslid als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;
b) een personeelslid dat via een arbeidsovereenkomst werd aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld wordt in de school;
3° voor scholen, gelegen in tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, en tot het aandeel van 65 procent van de capaciteit van het betreffende niveau, zoals bepaald in artikel 37/37, bereikt is, leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is, zoals bepaald in artikel 37/58;
4° een schoolbestuur kan voor zijn scholen een maximum van 50 procent van de capaciteit van het betreffende niveau, zoals bepaald in artikel 37/39, § 2, voorrang verlenen aan leerlingen die - uiterlijk op het moment van de effectieve lesbijwoning - verblijven of gebruikmaken van dat internaat of semi-internaat. Met internaat of semi-internaat wordt bedoeld:
a) internaten, als bepaald in deel III, hoofdstuk 4, afdeling 1, onderafdeling 2, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016;
b) internaten met permanente openstelling als vermeld in hoofdstuk 6 van dezelfde codificatie;
c) semi-internaten, als bepaald in het koninklijk besluit van 21 augustus 1978 houdende organisatie van de semi-internaten in het buitengewoon onderwijs van de Staat en tot vaststelling van de personeelsnormen;
d) multifunctionele centra, als bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap, voor wat de functies dagopvang, verblijf, diagnostiek of intensieve behandeling betreft.
Indien de capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, of artikel 37/41, § 4, reeds bereikt werd binnen bovenstaande voorrangsgroepen worden de leerlingen uit de betreffende voorrangsgroep, geordend op basis van de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats.
Indien de capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, of artikel 37/41, § 4, bereikt werd binnen de overige aangemelde leerlingen, worden de betreffende leerlingen geordend op basis van de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats.
§ 2. Wanneer meerdere scholen of vestigingsplaatsen samen aanmelden worden de aangemelde leerlingen toegewezen aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de ouders bij de aanmelding opgaven, waarbinnen de leerling een gunstige rangschikking heeft gekregen. De leerling wordt verwijderd uit de lijst van aangemelde leerlingen in de lager gerangschikte scholen of vestigingsplaatsen op zijn voorkeurslijst.
De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen ter beschikking stellen voor gezamenlijke aanmeldingsprocedures.
]
[
Art. 37/41.
§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de datum waarop de resultaten van de aanmeldingsprocedure uiterlijk worden bekendgemaakt.
Aan de ouders wordt meegedeeld of de leerling gunstig of ongunstig gerangschikt is, op basis van de capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, of de verhoogde capaciteit, vermeld in artikel 37/41, § 4. Indien de leerling ongunstig gerangschikt is, deelt de school eveneens mee welke plaats de leerling inneemt op de lijst van ongunstig gerangschikte leerlingen.
De ouders van de gunstig gerangschikte leerlingen krijgen een melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen, met vermelding van de door de Vlaamse Regering bepaalde periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Indien de ouders geen gebruikmaken van de mogelijkheid tot inschrijving binnen de daartoe door de Vlaamse Regering bepaalde periode, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven.
§ 2. Het schoolbestuur noteert alle inschrijvingen van de gunstig gerangschikte leerlingen in het inschrijvingsregister, met vermelding van datum en tijdstip en het type waarvoor wordt ingeschreven.
Inschrijvingen voor eventueel resterende vrije plaatsen na de aanmeldingen, binnen de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, of de verhoogde capaciteit, vermeld in artikel 37/41, § 4, worden in chronologische volgorde genoteerd in het inschrijvingsregister, met vermelding van datum en tijdstip van inschrijving, en het type waarvoor wordt ingeschreven en in voorkomend geval vermelding van de toewijzing van de leerling door het platform, vermeld in artikel 37/43/3, § 1.
§ 3. Plaatsen van gunstig gerangschikte leerlingen die zich in deze periode, vermeld in § 1, derde lid, niet zijn komen inschrijven, of wiens inschrijving door een inschrijving in een andere school voor buitengewoon onderwijs ongedaan gemaakt wordt, zoals bepaald in artikel 37/36, worden tot de door de Vlaamse Regering bepaalde datum toegekend aan de hoogst gerangschikte leerlingen van de lijst van niet-gunstig gerangschikte leerlingen.
Deze leerlingen behouden hun recht op inschrijving gedurende veertien kalenderdagen na de melding van de omzetting in een gunstige rangschikking.
§ 4. Het schoolbestuur kan de capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, verhogen tot de door de Vlaamse Regering bepaalde datum.
]
[
Art. 37/42.
§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de uiterlijke datum waarop het schoolbestuur aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap meldt welke leerlingen ongunstig gerangschikt zijn, op basis van de capaciteit, zoals bepaald in artikel 37/37, eerste lid, of de verhoogde capaciteit, zoals bepaald in artikel 37/41, § 4.
§ 2. Voor de niveaus, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, waarvoor ongunstig geordende leerlingen werden gemeld aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap, vermeld in paragraaf 4, kunnen bijkomende inschrijvingen enkel gerealiseerd worden op vraag van, of mits goedkeuring van het platform, zoals bepaald in artikel 37/43/2. Het platform kan hierover afspraken maken.
Elke bijkomende vraag tot inschrijving voor een niveau waarvoor de capaciteit bereikt werd op het einde van deze inschrijvingsperiode, wordt in chronologische volgorde genoteerd in het inschrijvingsregister, en via het digitale weigeringsdocument gemeld aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap, vermeld in artikel 37/43/1.
]
[Afdeling 3. Weigeren]
[
Art. 37/43.
§ 1. Een schoolbestuur kan geen verzoek tot inschrijving weigeren, behoudens in volgende gevallen:
1° wanneer het gaat om een leerling die op het moment van de effectieve start van de lesbijwoning niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, zoals bepaald in hoofdstuk IV, afdeling 1, onderafdeling A, B en C;
2° wanneer het gaat om een leerling die in het lopende schooljaar definitief werd verwijderd uit de betrokken school, overeenkomstig artikel 32 en 33.
§ 2. Een schoolbestuur kan geen verzoeken tot inschrijving weigeren op basis van bereikte capaciteit, van leerlingen:
1° die terugkeren in het buitengewoon onderwijs die in het lopende of de twee voorafgaande schooljaren in de school ingeschreven waren en die met toepassing van artikel 15 of 16, in een school voor gewoon onderwijs ingeschreven waren;
2° voor wie de school door het platformoverleg werd voorgesteld als passend alternatief, zoals bepaald in artikel 37/43/3.
§ 3. Een schoolbestuur kan, ook nadat de capaciteit overschreden werd, en nadat reeds beroep werd gedaan op het platform voor geweigerde leerlingen, alsnog leerlingen inschrijven die:
a) hetzij geplaatst zijn door de jeugdrechter;
b) hetzij als (semi-)internen verblijven in een (semi-)internaat verbonden aan de school;
c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;
d) behoren tot de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/39, § 3, a) en b).
]
[
Art. 37/43/1.
Het schoolbestuur meldt, in geval van een weigering van het verzoek tot inschrijving als vermeld in artikel 37/42, § 1, 1° en 2°, of op basis van bereikte capaciteit, de weigering binnen de zeven kalenderdagen aan de ouders en de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Het schoolbestuur meldt, in geval van een definitieve uitsluiting van een leerling als vermeld in artikel 32 en 33, de definitieve uitsluiting binnen de zeven kalenderdagen aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
De Vlaamse Regering bepaalt het digitale model van het weigeringsdocument.
]
[
Art. 37/43/2.
§ 1. De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap roepen, op basis van de informatie in de digitale melding van weigering, of in geval van een definitieve uitsluiting van een leerling als vermeld in artikel 32, § 3, en artikel 33, alle relevante actoren samen voor een platformoverleg.
§ 2. Voor het platformoverleg worden uitgenodigd:
1° de schoolbesturen van alle scholen uit de regio met een aanbod voor het betreffende type;
2° afgevaardigden van het CLB dat de betreffende leerling tot op dat moment begeleid heeft, en van het CLB van de school voor buitengewoon onderwijs die het verzoek tot inschrijving weigerde;
3° de ouders of hun eventuele vertegenwoordiger, en waar mogelijk de leerling;
4° vertegenwoordigers van organisaties die schoolexterne begeleidingsmogelijkheden bieden voor jongeren met bijkomende zorgbehoeften, of verblijfmogelijkheden voorzien, wanneer het weigeringsdocument een vraag naar deze begeleiding of verblijfsmogelijkheid bevat.
Leden die uitgenodigd worden voor het platformoverleg kunnen zich laten bijstaan door externe deskundigen die de leerling, waarvoor het platform een passend alternatief zoekt, begeleiden.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten inzake de werking van het platform.
]
[
Art. 37/43/3.
§ 1. Het platformoverleg formuleert, binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de weigering of definitieve uitsluiting van de leerling, een passend alternatief voor de leerling die geweigerd of definitief uitgesloten werd, aan de ouders.
Het passend alternatief bestaat uit een voorstel tot inschrijving in één of meerdere scholen. Het platformoverleg houdt daarbij rekening met de vrije schoolkeuze, het onderwijsaanbod, de afstand tussen de woon- of verblijfplaats van de leerling en de school, de vraag van de ouder naar leerlingenvervoer, in voorkomend geval het behoren tot de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/40, § 1, en desgevallend de nood aan schoolexterne begeleidingsmogelijkheden of verblijfmogelijkheden voor kinderen met bijkomende zorgbehoeften.
Het passend alternatief kan ook bestaan uit de beslissing om alsnog in te schrijven in de school waarin de inschrijving initieel niet gerealiseerd werd.
Indien de leerling geweigerd werd in een school, waarnaar de leerling recht op leerlingenvervoer genoot, en de ouders vragen om leerlingenvervoer, dient het platform de regels met betrekking tot het recht op leerlingenvervoer te respecteren bij het zoeken naar een passend alternatief. Het platform kan enkel een gemotiveerde afwijking toestaan op het recht op leerlingenvervoer naar de school of vestigingsplaats die voorgesteld wordt als passend alternatief, op voorwaarde dat het passend alternatief zich bevindt binnen redelijke afstand.
§ 2. Ouders beslissen binnen de zeven kalenderdagen of ze al dan niet ingaan op het passend alternatief dat wordt voorgesteld door het platformoverleg. Indien de ouders akkoord gaan met de voorgestelde school, schrijven ze hun kind er binnen die termijn van zeven kalenderdagen in.
Indien de ouders de inschrijving niet bevestigen binnen de zeven kalenderdagen, of indien de ouders een inschrijving realiseren in een andere school, vervalt de verplichting van het platformoverleg om een plaats te garanderen voor de betreffende leerling.
]
[
Art. 37/43/4.
§ 1. Ouders en andere belanghebbenden kunnen naar aanleiding van een weigering, of wanneer ze niet akkoord gaan met het door het platform voorgesteld passend alternatief, een schriftelijke klacht indienen bij de CLR. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling, bevoegdheden en de werkingsprincipes van deze commissie voor deze klachten.
§ 2. Klachten die worden ingediend na de termijn van zeven kalenderdagen na het ontvangen van de weigering of nadat het passend alternatief aan de ouders werd gecommuniceerd, zijn onontvankelijk.
§ 3. Een klacht bij de CLR schort de termijn van zeven kalenderdagen, waarbinnen ouders de inschrijving in de school die door het platform wordt voorgesteld als passend alternatief, zoals bepaald in artikel 37/43/3, § 1, moeten bevestigen.
§ 4. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de weigering.
Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen bij aangetekend schrijven verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP.
§ 5. Indien de CLR de klacht gegrond acht, wordt het platform opnieuw bevoegd voor het formuleren van een passend alternatief.
Indien de CLR de klacht ongegrond acht, schrijft de leerling zich alsnog in, in de door het platform voorgestelde school, binnen de termijn van zeven kalenderdagen.
]
[Hoofdstuk IV/3. Recht op inschrijving in het gewoon onderwijs voor scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad]
[Afdeling 0. Toepassingsgebied]
[
Art. 37/43/5.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing voor de inschrijvingen als regelmatige leerling
in het gewoon basisonderwijs in scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad voor lesbijwoning vanaf
het schooljaar 2023-2024 of later
]
[Afdeling 1. Recht op inschrijving]
[
Art. 37/44.
De gezamenlijke doelstellingen van het inschrijvingsrecht, als instrument van het beleid op gelijke onderwijskansen, zijn:
1° het waarborgen van de vrije schoolkeuze van alle ouders en leerlingen;
2° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen en dit voor het basisonderwijs, voor zover mogelijk, in een school in hun buurt;
3° het bevorderen van sociale
[...]
cohesie;
4° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie;
5° de bescherming van de gelijke onderwijs- en inschrijvingskansen van Nederlandstaligen en het behoud van het Nederlandstalige karakter van het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
]
[
Art. 37/45.
§ 1. Elke leerling heeft recht op inschrijving in de school of een vestigingsplaats, gekozen door zijn ouders. Is de leerling 12 jaar of ouder, dan gebeurt de schoolkeuze in samenspraak met de leerling. Bij de keuze van een vestigingsplaats wordt rekening gehouden met het onderwijsaanbod in de betreffende vestigingsplaats.
§ 2. Voorafgaand aan een inschrijving biedt het schoolbestuur schriftelijk of via elektronische drager het pedagogisch project, vermeld in artikel 28, § 1, 2°, en 47, § 1, 1°, en het schoolreglement, vermeld in artikel 37, aan de ouders en de leerling aan en geeft hierbij, indien de ouders dit wensen, toelichting. Indien het schoolbestuur het pedagogisch project of het schoolreglement via elektronische drager ter beschikking stelt, vraagt het de ouders of ze een papieren versie wensen te ontvangen.
De inschrijving wordt genomen op het moment van ondertekening voor akkoord van de ouders van dit pedagogisch project en dit schoolreglement.
Bij elke wijziging van het pedagogisch project of het schoolreglement informeert het schoolbestuur de ouders schriftelijk of via elektronische drager over die wijziging en geeft hierbij, indien ouders dit wensen, toelichting.
[Ouders geven dan schriftelijk of digitaal akkoord.]
Ouders die erom verzoeken ontvangen steeds een papieren versie van het pedagogisch project of het schoolreglement. Indien de ouders zich met de wijziging niet akkoord verklaren, dan wordt aan de inschrijving van het kind een einde gesteld op 31 augustus van het lopende schooljaar.
Een wijziging van het pedagogisch project of schoolreglement kan ten vroegste uitwerking hebben in het daaropvolgende schooljaar, tenzij die wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe regelgeving.
§ 3. De inschrijvingen voor de kleuters, die tijdens een bepaald schooljaar wel twee jaar en zes maanden worden maar op de laatste instapdatum van dat schooljaar niet meer kunnen instappen, starten op dezelfde dag als de inschrijvingen voor de andere kleuters van hetzelfde geboortejaar.
§ 4. Een school registreert elke inschrijving binnen zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van:
1° de datum en het tijdstip van de inschrijving;
2° de datum van de voorziene start van de lesbijwoning.
[Bij registratie van de inschrijving in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens
tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, registreert een school, om de leerlingen uniek te
kunnen identificeren en als de volgende gegevens beschikbaar zijn, de volgende gegevens van de leerling:
1° de identificatiegegevens;
2° de nationaliteit;
3° het identificatienummer.
De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap zijn de verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevens,
vermeld in het tweede lid. De gegevens, vermeld in het tweede lid, worden maximaal dertig jaar bewaard met het oog
op het garanderen van een vlot schooltraject, zeker in geval van een verlengd verblijf van de leerling in het onderwijs.
]
]
[
Art. 37/46.
§ 1. Behoudens de bij decreet bepaalde gevallen van uitschrijving, zoals bepaald in artikel 32, § 3, artikel 37/45, § 2, derde lid, artikel 37/47 en artikel 37/48, § 3, geldt een inschrijving van een leerling in een school voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school.
Het behoud van de inschrijving geldt over de vestigingsplaatsen heen, tenzij de capaciteit van de vestigingsplaats is of wordt overschreden of de leerling er niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet. De voortgang van het leerproces, waarbij een verandering van vestigingsplaats noodzakelijk is, kan niet worden gestuit.
Het behoud van inschrijving kan, als de vestigingsplaats of het niveau in de vestigingsplaats(en) van de leerling betrokken is bij een herstructurering en verdwijnt uit de school, ook gegarandeerd worden in een andere school betrokken bij de herstructurering of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur, gelegen op een billijke afstand. Het behoud van inschrijving wordt, als de school van de leerling betrokken is bij een fusie, gegarandeerd in de fusieschool of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur gelegen op een billijke afstand. In voorkomende situaties informeert het schoolbestuur de betrokken ouders.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 kunnen schoolbesturen van basisscholen waarvan de capaciteit van het kleuteronderwijs groter is dan die van het lager onderwijs, opteren voor een nieuwe inschrijving bij de overgang tussen beide onderwijsniveaus. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
§ 3. Indien zijn betrokken scholen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om bij de overgang van een leerling van een autonome kleuterschool naar een lagere of basisschool de inschrijvingen van de ene naar de andere school te laten doorlopen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
§ 4. Indien zijn betrokken scholen of vestigingsplaatsen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om de desbetreffende scholen of vestigingsplaatsen als
[één geheel te beschouwen of als
één capaciteit te bepalen]
voor de verschillende scholen of vestigingsplaatsen, gelegen binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden door hetzij maximaal twee kadastrale percelen, hetzij door een weg, samen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheden gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
]
[
Art. 37/47.
De vaststelling van een recentere inschrijving voor hetzelfde schooljaar
[en hetzelfde onderwijsniveau]
in een andere school voor gewoon onderwijs, via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, beëindigt een eerdere inschrijving van rechtswege.
Een leerling die reeds in de eigen school schoolloopt en van wie een recentere inschrijving voor het volgend schooljaar in een andere school voor gewoon onderwijs
[en hetzelfde onderwijsniveau]
wordt vastgesteld via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, wordt pas uitgeschreven in de school waar de leerling schoolloopt vanaf 1 juli van het lopende schooljaar.
Wanneer de voorziene startdatum van de meest recente inschrijving verschilt van de eerste schooldag van september of de voorziene instapdatum voor kleuters van het jongste geboortejaar, wordt de leerling pas uitgeschreven vanaf de datum van de effectieve start van de lesbijwoning.
]
[
Art. 37/48.
§ 1. Het recht op inschrijving, vermeld in
[artikel 37/45, § 1,]
geldt onverkort voor leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen met toepassing van gepaste maatregelen, zoals remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, die proportioneel zijn. Leerlingen voor wie deze aanpassingen worden toegepast, blijven in aanmerking komen voor de gewone studiebekrachtiging toegekend door de klassenraad.
§ 2. Leerlingen die beschikken over een verslag als vermeld in artikel 15 worden door een school voor gewoon onderwijs onder ontbindende voorwaarde ingeschreven. Dit verslag maakt deel uit van de informatie die ouders bij een vraag tot inschrijving aan de school overmaken. Het ter beschikking stellen van het verslag door de ouders gaat samen met de verbintenis van de school tot het organiseren van overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, binnen een redelijke termijn na de inschrijving over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum. Ook indien de school pas nadat de inschrijving reeds gerealiseerd werd, kennisneemt van een verslag, ten laatste gedateerd op de dag waarop de leerling in de betreffende school instapt, wordt de inschrijving van de leerling omgezet in een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.
Op basis van het overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, vermeld in het eerste lid, beslist de school binnen een redelijke termijn en uiterlijk zestig kalenderdagen na de effectieve start van de lesbijwoning of de aanpassingen die de leerling nodig heeft proportioneel dan wel disproportioneel zijn.
[Nadat de voormelde termijn van zestig kalenderdagen is verstreken, is de leerling definitief ingeschreven. Als de
school pas kennisneemt van een verslag, vermeld in het eerste lid, nadat de leerling is ingeschreven, start die termijn
van zestig kalenderdagen op de dag van die kennisneming.]
Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum, proportioneel acht, heft het CLB het verslag op of maakt het een gemotiveerd verslag op. Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum of studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum, disproportioneel acht, wordt de inschrijving ontbonden op het moment dat die leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk een maand, vakantieperioden niet inbegrepen, na de kennisgeving van de bevestiging van de disproportionaliteit.
§ 3. Wanneer tijdens de schoolloopbaan de nood aan aanpassingen voor een leerling wijzigt en de vastgestelde onderwijsbehoeften van die aard zijn dat voor de leerling een verslag dan wel een wijziging van een verslag als vermeld in artikel 15 nodig is, organiseert de school een overleg met de klassenraad, de ouders en het CLB en beslist op basis daarvan en nadat het verslag of het gewijzigd verslag werd afgeleverd, om de leerling op vraag van de ouders studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum of om de inschrijving van de leerling voor een daaropvolgend schooljaar te ontbinden.
§ 4. Voor leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs dat opgemaakt werd in het kader van het geïntegreerd onderwijs, die van school veranderen binnen het gewoon basisonderwijs, geldt een onverkort recht op inschrijving.
Voor leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs dat opgemaakt werd met het oog op de toegang tot of de inschrijving in het buitengewoon onderwijs, of met het oog op een individueel aangepast curriculum in het gewoon onderwijs, die van school veranderen binnen het gewoon basisonderwijs of die overgaan van het buitengewoon naar het gewoon onderwijs, geldt een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.
]
[Afdeling 2. Organisatie van de inschrijvingen]
[
Art. 37/49.
[
Alle schoolbesturen die een school of vestigingsplaats hebben binnen het werkingsgebied van het LOP
Brussel-Hoofdstad, zijn voor hun scholen of vestigingsplaatsen voor gewoon onderwijs binnen dat respectievelijke
werkingsgebied verplicht tot een gezamenlijke aanmeldingsprocedure.
]
]
[
Art. 37/50.
Aanmelden is het digitaal kenbaar maken door ouders van een intentie tot inschrijven voor een bepaald schooljaar in één of meerdere scholen of vestigingsplaatsen voor de daartoe door het schoolbestuur beschikbaar gestelde plaatsen. Als de betrokken leerling voor meerdere scholen of vestigingsplaatsen wordt aangemeld, wordt een volgorde van keuze aangegeven.
[Nadat de
aanmeldingsperiode is afgesloten, worden de aangemelde leerlingen geordend, conform artikel 37/58, 37/59 en 37/61,
en in voorkomend geval conform artikel 37/57 en 37/60.]
De leerlingen die gunstig geordend worden, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, verwerven een recht op inschrijving voor een beschikbaar gestelde plaats. Binnen gezamenlijke aanmeldingsprocedures wordt slechts één gunstige ordening weerhouden, zijnde de gunstige ordening in de school van hoogste keuze van de betreffende leerling. Leerlingen die niet gunstig geordend worden, worden in de volgorde zoals in het aanmeldingsregister, opgenomen als geweigerde leerlingen in het inschrijvingsregister.
]
[
Art. 37/51.
§ 1. Een schoolbestuur meldt uiterlijk op 15 november van het voorafgaande schooljaar, via het daartoe ontwikkelde formulier, aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap:
1° voor welke scholen en vestigingsplaatsen, en eventueel geboortejaren of leerjaren per school of per vestigingsplaats, het leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/57, wil kunnen weigeren;
2°
[welk standaarddossier het zal hanteren bij de organisatie van de aanmeldingsprocedure, of van welk standaarddossier het schoolbestuur of het LOP wil afwijken conform artikel 37/53.]
Een standaarddossier is een dossier waarin de verschillende stappen van een aanmeldingsprocedure concreet worden uitgewerkt.
[...]
§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model van ieder standaarddossier en het formulier voor de meldingen, vermeld in paragraaf 1.
§ 3.
[
Als een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen, of het LOP de inschrijvingen laten voorafgaan door
een aanmeldingsprocedure, richten ze een ombudsdienst inschrijvingen op die instaat voor de eerstelijnsbehandeling
van:
1° klachten en vaststellingen over technische fouten of zuiver materiële vergissingen voor of na de definitieve
toewijzingen;
2° vragen over een erkenning van de uitzonderlijke situatie van een in te schrijven leerling.
De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen en regelt de werking ervan.
De samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen bestaat minstens uit een vertegenwoordiger van een erkende
oudervereniging en een vertegenwoordiging van alle schoolbesturen die de aanmeldingsprocedure organiseren
waarvoor de ombudsdienst inschrijvingen instaat voor de eerstelijnsbehandeling, vermeld in het eerste lid.
]
[
§ 4. In paragraaf 3, eerste lid, 1°, wordt verstaan onder technische fout of zuiver materiële vergissing voor of na
de definitieve toewijzingen: een geval waarbij een technische fout of een zuivere materiële vergissing tijdens het
verloop van de aanmeldingsprocedure afbreuk doet aan de ordening of toewijzing van de leerling in kwestie. De
aanmeldingsprocedure loopt af bij de start van de vrije inschrijvingen. Klachten en vaststellingen die na de termijn van
vijftien kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk.
Als de ombudsdienst inschrijvingen na een klacht over of een vaststelling van een technische fout of zuiver
materiële vergissing voor de definitieve toewijzingen een gunstig advies geeft over de correctie van de fout, kan de
leerling door het LOP, het schoolbestuur of meerdere schoolbesturen samen met de correctie van de fout worden
opgenomen in het aanmeldingsregister voor de definitieve toewijzing gebeurt.
Als de ombudsdienst inschrijvingen na een klacht over een technische fout of zuiver materiële vergissing na een
definitieve toewijzing een gunstig advies geeft over de correctie van de fout, kan de leerling door het betrokken
schoolbestuur in overcapaciteit worden ingeschreven conform artikel 37/64.
Als de ombudsdienst inschrijvingen een negatief advies geeft over een klacht over een technische fout of materiële
vergissing voor of na de definitieve toewijzingen, hoeft de school niets te wijzigen aan de aanmelding of toewijzing van
de leerling in kwestie.
§ 5. In paragraaf 3, eerste lid, 2°, wordt verstaan onder een uitzonderlijke situatie van een in te schrijven leerling:
een geval waarbij de betrokkene die zich aanmeldt voor een specifieke school, een uitzonderlijke situatie inroept die
alleen van toepassing is op de leerling in kwestie in die school en waarbij die inschrijving de enig mogelijke is om de
toegang tot onderwijs te garanderen voor die leerling.
Als een ouder een vraag voor de erkenning van een uitzonderlijke situatie stelt aan de ombudsdienst
inschrijvingen, legt de ombudsdienst de vraag voor aan het schoolbestuur in kwestie. Indien het schoolbestuur in
kwestie een eventuele inschrijving in overcapaciteit haalbaar acht, legt ze die vraag voor aan de CLR. De CLR beslist
binnen dertig kalenderdagen over de uitzonderlijke situatie waarbij die inschrijving de enig mogelijke is om de toegang
tot onderwijs te garanderen voor die leerling.
Alleen als de CLR de uitzonderlijke situatie bevestigt waarbij die inschrijving de enig mogelijke is om de toegang
tot onderwijs te garanderen voor die leerling, kan de leerling in overcapaciteit worden ingeschreven conform
artikel 37/64.
§ 6. Nadat de klacht over een technische fout of materiële vergissing is behandeld, kan een klacht ingediend
worden bij de CLR, conform artikel 37/69. De behandeling van de uitzonderlijke situatie zoals bepaald in paragraaf 5
kan geen voorwerp uitmaken van een klacht bij de CLR.
De behandeling van een klacht of vraag bij de ombudsdienst inschrijvingen schort de termijn op voor de indiening
van een klacht bij de CLR, vermeld in artikel 37/69, en de termijn van tien kalenderdagen voor de bemiddeling in het
LOP, vermeld in 37/68, § 2, eerste lid.
]
]
[
Art. 37/52.
§ 1.
[Aanmeldende scholen die in het werkingsgebied van een LOP liggen, organiseren de aanmeldingsprocedure
gezamenlijk. In gemeenten waar een LOP aanwezig is, wordt de aanmeldingsprocedure goedgekeurd door een
meerderheid van de onderwijspartners van het LOP, vermeld in artikel VIII.4, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°, van de
Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016.
Voor scholen die, conform artikel 37/17, § 3, en na goedkeuring van het LOP Brussel-Hoofdstad, aansluiten bij de
aanmeldingsprocedure van het LOP Brussel-Hoofdstad, blijven de respectievelijke ordeningscriteria en voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22, artikel 37/23 en, in voorkomend geval, artikel 37/24, onverminderd gelden.
]
§ 2. De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen voorzien ter ondersteuning van het instellen van een aanmeldingsprocedure en bepaalt hiervoor de nadere modaliteiten.
]
[
Art. 37/53.
Uiterlijk op 15 november van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden, legt een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP, wanneer ze wensen af te wijken van een standaarddossier, de betreffende afwijkingen voor aan de CLR.
De CLR toetst de afwijkingen van een standaarddossier aan de bepalingen, vermeld in afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/44, en neemt hierover een besluit, uiterlijk twee maanden na de indiening, en in ieder geval voor 24 december.
]
[
Art. 37/54.
§ 1. Bij een negatief besluit van de CLR over de afwijkingen van een standaarddossier kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden,
[uiterlijk tien
kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit,]
een van volgende initiatieven nemen:
1°
[melden aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap en de CLR dat ze de aanmeldingen zal
organiseren conform een standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, § 1. Voor die melding wordt het formulier,
vermeld in artikel 37/51, § 2, gebruikt;]
2° aangepaste afwijkingen indienen bij de CLR. In dat geval toetst de CLR de aangepaste afwijkingen aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/44, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk en neemt het een besluit, uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan;
3° het voorstel van afwijkingen van het standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, voorleggen aan de Vlaamse Regering. In dat geval toetst de Vlaamse Regering het voorstel aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/44, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk. De Vlaamse Regering neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan.
[...]
[De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels inzake het verloop van de procedure, vermeld in het eerste lid.]
§ 2.
[Bij een negatief besluit van de CLR over de aangepaste afwijkingen van een standaarddossier die conform
paragraaf 1, eerste lid, 2°, zijn voorgelegd, kunnen het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken schoolbesturen
samen of het betrokken LOP, een van de volgende beslissingen nemen:
1° uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit beslissen om de aanmeldingsprocedure te
organiseren volgens een standaarddossier;
2° uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit, en eenmalig, het aangepaste voorstel van
afwijkingen van een standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, § 1, voorleggen aan de Vlaamse Regering.
]
De Vlaamse Regering toetst de voorgestelde afwijkingen van het standaarddossier aan de doelstellingen uit artikel 37/44 en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en neemt een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelingen inzake het verloop van de procedure.
[Bij een negatief besluit van de Vlaamse Regering beslissen het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken
schoolbesturen samen of het betrokken LOP, uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit, om de
aanmeldingsprocedure te organiseren volgens een standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, § 1, eerste lid, 2°.]
§ 3. Bij een negatief besluit van de Vlaamse Regering over het overeenkomstig paragraaf 1, 3°, voorgelegde voorstel van afwijkingen van een standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP
[, uiterlijk
tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit,]
beslissen de aanmeldingsprocedure organiseren volgens een standaarddossier, of uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit, en eenmalig, een aangepast voorstel van afwijkingen van een standaarddossier voorleggen aan de CLR. In dat geval toetst de CLR het aangepast voorstel aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/44, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk.
De CLR neemt over het voorstel van afwijkingen van een standaarddossier een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan.
[Bij een negatief besluit van de CLR beslissen het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken schoolbesturen
samen of het betrokken LOP, uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit, om de aanmeldingsprocedure te organiseren volgens een standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, § 1, eerste lid, 2°.]
]
[
Art. 37/55
§ 1. Een schoolbestuur bepaalt uiterlijk op 15 februari van het voorafgaande schooljaar voor elke school en vestigingsplaats, en eventueel geboortejaar of leerjaar per school of per vestigingsplaats, waarvoor het de inschrijvingen organiseert via een aanmeldingsprocedure, een capaciteit. Dit is het totaal aantal leerlingen dat het schoolbestuur voor de betreffende scholen, vestigingsplaatsen, en eventueel geboortejaar of leerjaar per school of per vestigingsplaats, als het maximaal aantal leerlingen ziet.
§ 2. Daarnaast maakt het schoolbestuur de resterende vrije plaatsen, zijnde het aantal plaatsen waarin een inschrijving gerealiseerd kan worden
[, desgevallend per contingent als vermeld in artikel 37/60]
, minstens bekend op volgende momenten:
1°
[in voorkomend geval, voor de start van de inschrijvingen of de aanmeldingen van de voorrangsgroepen,
vermeld in artikel 37/57, § 2 en § 3;]
2° voor de start van de aanmeldingsperiode, zoals bepaald in artikel 37/56;
3° voor de start van de vrije inschrijvingsperiode, vermeld in artikel 37/63.
Het schoolbestuur bepaalt en communiceert de resterende vrije plaatsen minstens aan het LOP.
§ 3. Een schoolbestuur kan de capaciteit verhogen na de start van de inschrijvingen
[...]
.
De capaciteitsverhoging moet door het LOP zijn goedgekeurd.
§ 4. Een schoolbestuur weigert elke bijkomende inschrijving wanneer de capaciteit, vermeld in paragraaf 1, overschreden wordt en als een bijkomende inschrijving na de start van de inschrijvingen voor volgend schooljaar er toe zou leiden dat de capaciteit voor dat volgende schooljaar overschreden zou worden.
§ 5. Een schoolbestuur kan anderstalige nieuwkomers, als bedoeld in artikel 3, 4° quater, weigeren, wanneer het aantal anderstalige nieuwkomers in de betreffende vestigingsplaats minstens vier bedraagt in vestigingsplaatsen tot en met een capaciteit van 100, en minstens acht bedraagt in vestigingsplaatsen met een capaciteit hoger dan 100, op voorwaarde dat de geweigerde anderstalige nieuwkomers een plaats gegarandeerd wordt binnen een school, gelegen op een redelijke afstand en rekening houdend met de vrije keuze van de ouders.
Schoolbesturen maken hierover afspraken binnen het LOP.
]
[
Art. 37/56.
§ 1. Elk schoolbestuur respecteert de volgende door de Vlaamse Regering bepaalde periodes en data:
1° de start- en de einddatum van de aanmeldingsperiode voor een bepaald schooljaar;
2° de datum waarop de resultaten van de aanmeldingsprocedure uiterlijk worden bekendgemaakt aan ouders;
3° de inschrijvingsperiode voor de gunstig gerangschikte leerlingen;
4° de startdatum van de vrije inschrijvingsperiode, zijnde de periode voor de inschrijvingen voor de eventuele resterende vrije plaatsen.
[In afwijking van het eerste lid gelden de volgende periodes en data voor de inschrijvingen voor het schooljaar
2023-2024:
1° de aanmeldingsperiode voor de inschrijvingen loopt van 28 februari 2023 tot en met 21 maart 2023;
2° de uiterste datum waarop de resultaten van de aanmeldingen van de leerlingen bekend worden gemaakt, is
21 april 2023;
3° de gunstig gerangschikte leerlingen kunnen zich inschrijven van 24 april 2023 tot en met 15 mei 2023;
4° de vrije inschrijvingsperiode voor de eventueel resterende vrije plaatsen start op 23 mei 2023.
]
§ 2. Voorafgaand aan en tijdens de aanmeldingsperiode voor het volgende schooljaar kunnen geen inschrijvingen voor het volgende schooljaar gebeuren.
Voorafgaand aan de aanmeldingsperiode kunnen er inschrijvingen gebeuren voor het huidige schooljaar. Tijdens de aanmeldingsperiode kan een inschrijving voor het huidige schooljaar gebeuren, op voorwaarde dat:
1° op het moment van de vraag tot inschrijving er nog een vrije plaats is;
2° de inschrijving gemeld wordt aan het LOP;
3° alle leerlingen die gunstig gerangschikt werden tijdens de aanmeldingsperiode ook effectief worden ingeschreven.
]
[
Art. 37/57.
§ 1. Leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, worden bij voorrang ingeschreven. Een schoolbestuur bepaalt en communiceert aan alle belanghebbenden de periode of desgewenst periodes waarbinnen en de wijze waarop de leerlingen, behorend tot deze voorrangsgroepen, hun vraag tot inschrijving dienen bekend te maken. Deze periode start ten vroegste vanaf de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar.
Een schoolbestuur dat besliste geen leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, te weigeren, schrijft de leerlingen uit beide voorrangsgroepen in chronologische volgorde in en kan deze leerlingen tijdens de voorrangsperiode, vermeld in het eerste lid, niet weigeren op basis van bereikte capaciteit.
Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, te willen kunnen weigeren, respecteert bij de inschrijving van deze voorrangsgroepen volgende regels:
1° het communiceert aan alle belanghebbenden de periode waarbinnen en de wijze waarop de leerlingen, behorend tot deze voorrangsgroepen, hun vraag tot inschrijving dienen bekend te maken;
2° ordent deze leerlingen, zoals bepaald in paragraaf 4;
3° wijst de leerlingen die gunstig geordend zijn, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, toe, en noteert de niet-gunstig geordende leerlingen, in de volgorde zoals bepaald in paragraaf 4 op de weigeringslijst.
Scholen respecteren de afspraken binnen het LOP over de organisatie van de inschrijvingen van de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3.
§ 2. Elke leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling, heeft bij voorrang op alle andere leerlingen, recht op inschrijving in de betrokken school of de betrokken scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen, op basis van artikel 37/46.
§ 3. Na de leerlingen, vermeld in paragraaf 2, geeft een schoolbestuur voor zijn scholen voorrang aan kinderen met een ouder die personeelslid is van de school of van de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37/46, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen.
Met personeelslid wordt bedoeld:
1° een personeelslid als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;
2° een personeelslid dat via een arbeidsovereenkomst werd aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld wordt in de school.
§ 4. Een schoolbestuur dat beslist leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragrafen 2 en 3, te willen kunnen weigeren op basis van capaciteit, ordent de leerlingen uit de voorrangsgroepen in deze volgorde:
1° leerlingen die behoren tot beide voorrangsgroepen;
2° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 2;
3° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 3.
[Als de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/55, al bereikt wordt binnen de leerlingengroep, vermeld
in het eerste lid, 1°, 2° of 3°, worden de leerlingen binnen die leerlingengroep in kwestie geordend volgens de volgorde
van de voorrangsgroepen en het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de overige kinderen,
vermeld in artikel 37/59 en vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de door de CLR
goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/53.]
]
[
Art. 37/58.
§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 37/59, geven schoolbesturen voor hun scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, voorrang aan leerlingen met minstens één ouder als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is.
§ 2. Om van de voorrangsregeling, vermeld in paragraaf 1, gebruik te kunnen maken, toont de ouder op één van volgende wijzen aan dat hij het Nederlands in voldoende mate machtig is:
1° door het voorleggen van minstens het Nederlandstalig diploma van secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;
2° door het voorleggen van het Nederlandstalig studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;
3° door het voorleggen van het bewijs dat hij het Nederlands beheerst minstens op niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. Dit gebeurt op basis van één van volgende stukken:
a) een studiebewijs van door de Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs of een daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs, dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;
b) een attest van niveaubepaling uitgevoerd door een Huis van het Nederlands dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;
c) door het voorleggen van het bewijs van minstens voldoende kennis van het Nederlands na het afleggen van een taalexamen bij het selectiebureau van de federale overheid;
4° door het voorleggen van het bewijs dat hij 9 jaar als regelmatige leerling onderwijs heeft gevolgd in het Nederlandstalige lager én secundair onderwijs. Dit gebeurt op basis van attesten daartoe uitgereikt door de betrokken schoolbesturen.
§ 3. Schoolbesturen bepalen voor hun scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, het aantal leerlingen dat wordt vooropgesteld voor de inschrijving bij voorrang van leerlingen met minstens één ouder als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is.
Dit aantal moet gericht zijn op het verwerven of het behoud van 65% leerlingen in de school met minstens één ouder als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is.
Het aantal leerlingen, vermeld in het eerste lid, zal door een schoolbestuur bepaald worden voor elke overeenkomstig artikel 37/55, § 1, door het schoolbestuur bepaalde capaciteit.
Het LOP maakt de bepaalde aantallen bekend aan alle belanghebbenden.
Een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met de thuistaal Nederlands, mag beschouwd worden als een leerling met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is als vermeld in paragraaf 1. Een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is, wordt beschouwd als een leerling met minstens één ouder als vermeld in paragraaf 1.
§ 4. Leerlingen die naast de voorwaarde, vermeld in paragraaf 2, ook beantwoorden aan één of meerdere van de indicatoren, vermeld in artikel 37/60, tellen niet mee voor het bereiken van het in paragraaf 3 vermelde aantal. Deze leerlingen worden ingeschreven tot het contingent voor de leerlingen die beantwoorden aan één of meerdere van de indicatoren, vermeld in artikel 37/60, § 3, bereikt is.
]
[
Art. 37/59.
[
§ 1. Op het einde van de aanmeldingsperiode die de Vlaamse Regering vastlegt, ordent het
schoolbestuur of, na akkoord van de schoolbesturen in kwestie, het LOP voor elk van zijn scholen alle aangemelde
leerlingen op de volgende wijze:
1° eerst de kinderen van de ouders die conform artikel 37/58 het Nederlands in voldoende mate machtig zijn;
2° in voorkomend geval de leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep, vermeld in artikel 37/60;
3° na de ordening op basis van het criterium, vermeld in punt 1°, en in voorkomend geval punt 2°, tot slot de
overige kinderen aan de hand van een of een combinatie van de volgende ordeningscriteria, in voorkomend geval met
inbegrip van de leerlingen die overblijven na de toepassing van de criteria, vermeld in punt 1° en 2°:
a) de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de
ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of d);
d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in de keuze die de ouders hebben gemaakt. Dit
ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in
punt a), b) of c).
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het
ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier dat ze onderschreven hebben of de
eventuele afwijkingen daarop zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
Als de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/55, al bereikt wordt binnen de leerlingengroep, vermeld
in het eerste lid, 1° of 2°, worden de leerlingen binnen die leerlingengroep in kwestie, geordend volgens de volgorde
van de voorrangsgroepen en volgens het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de overige
kinderen, vermeld in het eerste lid, 3°, en vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de
door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/53.
§ 2. Als het schoolbestuur beslist om de voorrang voor de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/57, uitsluitend
of na een voorafgaande voorrangsperiode, te organiseren via de aanmeldingsprocedure voor alle leerlingen, worden
alle aangemelde leerlingen geordend op de volgende wijze:
1° eerst de leerlingen die behoren tot beide voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/57, § 2 en § 3;
2° dan de leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, vermeld in artikel 37/57, § 2;
3° dan de kinderen met een ouder die personeelslid is, vermeld in artikel 37/57, § 3;
4° dan de kinderen van ouders die conform artikel 37/58 het Nederlands in voldoende mate machtig zijn;
5° in voorkomend geval, dan de leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep, vermeld in
artikel 37/60;
6° tot slot de overige kinderen aan de hand van een of een combinatie van de volgende ordeningscriteria, in
voorkomend geval met inbegrip van de leerlingen, vermeld in punt 4° en 5°, die overblijven na de toepassing van de
criteria, vermeld in punt 1° tot en met 5°:
a) de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de
ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of d);
d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in de keuze die de ouders hebben gemaakt. Dit
ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in
punt a), b) of c).
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het
ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier die ze hebben onderschreven of de
eventuele afwijkingen daarop, zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
Als de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/55, al bereikt wordt binnen de leerlingengroep, vermeld
in het eerste lid, 1°, 2°, 3°, 4° of 5°, worden de leerlingen binnen die leerlingengroep in kwestie, geordend volgens de
volgorde van de voorrangsgroepen en volgens het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de
overige kinderen, vermeld in het eerste lid, 6°, en vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven
standaarddossier dat door het schoolbestuur is onderschreven of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het
standaarddossier, vermeld in artikel 37/53.
]
]
[
Art. 37/60.
[
§ 1. Een schoolbestuur kan ervoor kiezen om voor een of meer van zijn scholen per bepaalde
capaciteit, vermeld in artikel 37/55, voorrang te verlenen aan een of meer ondervertegenwoordigde groepen, namelijk
een of meer groepen van leerlingen die, op basis van een of meer objectieve kenmerken, in de school relatief
ondervertegenwoordigd zijn ten aanzien van een referentiepopulatie. De voorrang wordt toegepast tot maximaal
20 procent van de bepaalde capaciteit bezet wordt door de leerlingen behorende tot een of meerdere ondervertegenwoordigde groepen. Ook in geval van meerdere ondervertegenwoordigde groepen bedraagt de voorrang maximaal
20 procent van de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/55.
Als het LOP of een schoolbestuur opteert voor meer ondervertegenwoordigde groepen met hetzelfde of
verschillend percentage, bepaalt het LOP of een schoolbestuur ook telkens welke groep in de ordening voorrang heeft
op welke andere groep.
Het LOP kan een voorstel uitwerken over de voorrang van ondervertegenwoordigde groepen in de scholen die in
zijn werkingsgebied liggen, wat betreft zowel het aandeel van de capaciteit die scholen voorbehouden als het bepalen
van de inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groep. Dat voorstel wordt
goedgekeurd door een meerderheid van de onderwijspartners van het LOP, vermeld in artikel VIII.4, § 1, eerste lid, 1°
tot en met 3°, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016. De scholen gelegen in
het werkingsgebied van een LOP respecteren hierover de gemaakte afspraken in het LOP. Het LOP legt het voorstel ter
bekrachtiging voor aan de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Als de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie een voorstel van het LOP een eerste keer niet bekrachtigt,
werkt het LOP een nieuw voorstel uit. Het nieuwe voorstel wordt goedgekeurd door een meerderheid van de
onderwijspartners van het LOP, vermeld in artikel VIII.4, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°, van de Codificatie sommige
bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016. Het LOP legt dat nieuwe voorstel ter bekrachtiging voor aan de
Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Als een eerste voorstel reeds bekrachtigd werd door de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, dan kan
de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, wanneer een nieuw voorstel wordt voorgelegd ter bekrachtiging
aan de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, ervoor kiezen om dat eerste voorstel te vervangen door het
nieuwe voorstel.
Als het nieuwe voorstel, vermeld in het vierde lid, bekrachtigd wordt, vervangt het nieuwe voorstel
het eerste voorstel.
Als het nieuwe voorstel niet bekrachtigd wordt, wordt het eerste voorstel, vermeld in het derde lid, behouden, als
de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie het eerste voorstel bekrachtigd had.
Als de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie een voorstel bekrachtigt, passen de vestigingsplaatsen die
in het werkingsgebied van het LOP liggen, het voorstel toe.
Als de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie geen voorstel bekrachtigt, kunnen de schoolbesturen zelf
beslissen voor de vestigingsplaatsen die in het werkingsgebied van het LOP liggen, welke ondervertegenwoordigde
groepen ze toepassen.
§ 2. Het LOP meldt de toepassing van deze voorrang altijd, en uiterlijk op 31 januari, aan de bevoegde diensten
van de Vlaamse Gemeenschap.
Scholen en het LOP kunnen hun voorstel van inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groepen ook voor advies voorleggen aan de CLR. Ze doen dat uiterlijk op 15 september voorafgaand aan de
aanmeldingen. De inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groepen maken geen deel
uit van het standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, of afwijking op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/51.
]
]
[
Art. 37/61.
§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke, overeenkomstig artikel 37/55 bepaalde capaciteit betrokken bij de aanmeldingsprocedure, een aanmeldingsregister.
Een schoolbestuur komt, per aanmeldingsregister, met toepassing van artikel 37/57 tot en met artikel 37/60, tot een gunstige of niet-gunstige rangschikking van alle aangemelde leerlingen en neemt die rangschikking op in het aanmeldingsregister. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP de rangschikking van de aangemelde leerlingen in het aanmeldingsregister uitvoeren.
§ 2. Voor aanmeldingsprocedures voor meerdere scholen en vestigingsplaatsen geldt dat het schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen het LOP, de aangemelde leerling toewijst aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de ouders bij de aanmelding opgaven en waarvoor de leerling gunstig geordend is.
Deze leerling wordt vervolgens verwijderd uit het aanmeldingsregister van de verschillende scholen en vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een lagere keuze gemaakt hebben. De daardoor vrijgekomen plaatsen in de aanmeldingsregisters worden, voor zover mogelijk, ingenomen door de op basis van
[de volgorde van de voorrangsgroepen en]
dezelfde combinatie van ordeningscriteria als vermeld in artikel 37/57 tot en met 37/60, eerstvolgend gerangschikte leerling.
Het innemen van vrijgekomen plaatsen in het aanmeldingsregister wordt herhaald totdat geen toewijzingen als vermeld in het eerste lid meer mogelijk zijn. Daarna worden de niet-toegewezen leerlingen geordend volgens de
[volgorde van de
voorrangsgroepen en de ordeningscriteria]
, zoals opgenomen in het onderschreven standaarddossier, of in de door de CLR goedgekeurde afwijkingen daarop.
§ 3. De ouders krijgen uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum schriftelijk of via elektronische drager melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen, met vermelding van de door de Vlaamse Regering bepaalde periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Indien de ouders geen gebruikmaken van de mogelijkheid tot inschrijving binnen de daartoe door de Vlaamse Regering bepaalde periode, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een hogere keuze gemaakt hadden dan de toegewezen school of vestigingsplaats, de aangemelde leerling heeft ingenomen.
Indien bij de inschrijving blijkt dat de leerling niet voldoet aan de door de ouders opgegeven ordeningscriteria of
[de opgegeven
voorrangsgroep]
die aanleiding gaven tot de gunstige rangschikking en toewijzing, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven, tenzij de behandeling van
[klachten,
vaststellingen en vragen]
, vermeld in artikel 37/51, § 3, leidt tot een andere beslissing.
Wanneer een via de aanmeldingsprocedure ingeschreven leerling alsnog wordt ingeschreven in een school van hogere keuze, mag de school van lagere keuze de eerdere inschrijving beëindigen.
§ 4. Indien de leerling in geen enkele school of vestigingsplaats gunstig gerangschikt kan worden, krijgen de ouders uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum, schriftelijk of via elektronische drager melding over het niet kunnen toewijzen van de aangemelde leerling aan een door de ouders gekozen school of vestigingsplaats.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders hadden gekozen, de aangemelde leerling heeft ingenomen.
§ 5. Een niet-gunstige rangschikking wordt gelijkgesteld met een weigering op basis van bereikte capaciteit, overeenkomstig artikel 37/55. Binnen het werkingsgebied van het LOP kan het uitreiken van de weigeringsdocumenten gemandateerd worden aan het LOP.
]
[
Art. 37/62.
§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke door het schoolbestuur bepaalde capaciteit een inschrijvingsregister waarin het alle inschrijvingen en weigeringen chronologisch
[...]
noteert.
Overeenkomstig artikel 37/61, §§ 4 en 5, wordt de volgorde van de toegewezen leerlingen en de volgorde van de niet-toegewezen leerlingen overgenomen in het inschrijvingsregister.
§ 2.
[Met
uitzondering van leerlingen die zijn ingeschreven in overcapaciteit conform artikel 37/64, wordt bij het invullen van
vrijgekomen plaatsen of bijkomende plaatsen door een verhoogde capaciteit, vermeld in artikel 37/55, § 3, de volgorde
van de weigeringen gerespecteerd met inbegrip van de volgorde van de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/57,
37/58 en 37/60, en, wat de leerlingen, vermeld in artikel 37/58 en artikel 37/60, betreft, met het oog op het bereiken
van hun respectievelijke aandeel, vermeld in artikel 37/58, § 3, en artikel 37/60, § 1, en dat tot en met de
vijfde schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had.]
Voor kleuters geboren in het meest recente kalenderjaar dat mogelijk is voor de inschrijvingen van het betrokken schooljaar, wordt deze volgorde gerespecteerd tot en met 30 juni van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. Uiterlijk vanaf 1 juli geldt de volgorde van de weigeringen van kleuters van hetzelfde geboortejaar voor het volgende schooljaar.
Ouders van leerlingen die alsnog een plaats wordt toegewezen krijgen daar binnen de zeven kalenderdagen schriftelijk of via elektronische drager melding van. Deze melding bevat informatie over de periode waarbinnen de ouders de betrokken leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal zeven kalenderdagen.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister.
§ 4. Het verloop van de inschrijvingen en weigeringen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
]
[
Art. 37/63.
Het schoolbestuur noteert eventuele bijkomende inschrijvingen na de start van de door de Vlaamse Regering bepaalde vrije inschrijvingsperiode voor de resterende vrije plaatsen in chronologische volgorde in het inschrijvingsregister.
]
[
Art. 37/64.
§ 1. In afwijking van
[artikel 37/55, § 4]
kan een schoolbestuur volgende leerlingen toch inschrijven:
1°
[leerlingen die voldoen aan de definitie van een anderstalige nieuwkomer in het gewoon onderwijs, vermeld
in artikel 3, 4°quater, met uitzondering van de leeftijdsvereisten, vermeld in die definitie;]
2° leerlingen die:
a)
[hetzij beschikken over een jeugdhulpverleningsbeslissing voor de functie verblijf, namelijk aangepaste woonen leefomgeving onder toezicht en begeleiding, bij een jeugdhulpaanbieder op verwijzing van een gemandateerde
voorziening of een Sociale Dienst Jeugdrechtbank;]
b) hetzij als (semi-)internen verblijven in een (semi-)internaat verbonden aan de school;
c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;
[d) hetzij geadopteerd zijn in een gezin dat beschikt over een verzoekschrift tot binnen- of buitenlandse adoptie
dat ingediend is bij de bevoegde rechtbank, of, bij gebrek daaraan, een buitenlandse adoptiebeslissing of een
buitenlandse beslissing tot plaatsing met het oog op adoptie;
e) hetzij beschikken over een verslag, vermeld in artikel 15;
]
3° leerlingen die verblijven in een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
4° leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, indien de ouders deze leerlingen wensen in te schrijven in
[hetzelfde geboortejaar
of leerjaar, vermeld in artikel 37/55, § 1,]
, en slechts één van de leerlingen ingeschreven kan worden omwille van de capaciteit;
5° leerlingen van scholen, gelegen in een gemeente waar alle scholen de inschrijvingen laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure, wiens continuïteit van de schoolloopbaan niet gegarandeerd kan worden omwille van het feit dat de enige school van een schoolbestuur ophoudt te bestaan, waarbij dit niet kadert in een herstructurering, op voorwaarde dat alle leerlingen van de betrokken school een plaats in andere scholen aangeboden wordt;
6° leerlingen waarvoor de
[ombudsdienst inschrijvingen of de CLR, vermeld in artikel 37/51, § 3 tot
en met § 5, gunstig advies heeft verleend of de uitzonderlijke situatie heeft bevestigd]
voor een inschrijving in overcapaciteit.
[7° leerlingen die in het lopende schooljaar of na de eerste schooldag van maart van het schooljaar voorafgaand
aan het schooljaar waarvoor de inschrijving wordt gevraagd, verhuisd zijn vanuit een andere gemeente en nu
gedomicilieerd zijn in de gemeente van de vestigingsplaats.]
§ 2. In afwijking van
[artikel 37/55, § 4,]
moet een schoolbestuur, ook wanneer de capaciteit overschreden werd of wordt, een leerling die in het lopende, het voorafgaande of het daaraan voorafgaande schooljaar in de school ingeschreven was, en die met toepassing van artikel 15 of 16 terugkeert uit het buitengewoon onderwijs, inschrijven.
]
[Afdeling 3. Weigeren van inschrijvingen]
[
Art. 37/65.
§ 1. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een onderwijszoekende die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 1.
Een inschrijving in de loop van het voorafgaande schooljaar is mogelijk onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende op de dag van de effectieve instap aan de toelatingsvoorwaarden voldoet.
§ 2. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een leerling die in de loop van hetzelfde schooljaar van school verandert, als deze inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de betrokken leerling in dat schooljaar afwisselend naar verschillende scholen zal gaan.
§ 3. Een schoolbestuur kan de inschrijving weigeren in een school waar de betrokken leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar definitief werd verwijderd, overeenkomstig artikel 32 en 33.
]
[
Art. 37/66.
§ 1.
[Een schoolbestuur, of het daartoe gemandateerde schoolbestuur of het LOP, dat een leerling weigert, deelt
haar beslissing binnen een termijn van zeven kalenderdagen schriftelijk of digitaal mee aan de ouders van de leerling
en aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen
van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. De bevoegde diensten van
de Vlaamse Gemeenschap bezorgen die melding aan het LOP. Die melding bevat het rijksregisternummer en de
identificatiegegevens van de leerlingen en de feitelijke en juridische grond van de weigering. De Vlaamse Regering kan
de regels bepalen over de opslagperioden en de verwerkingsactiviteiten en de procedures, waaronder maatregelen om
te zorgen voor een behoorlijke, veilige en transparante verwerking. De weigeringsdocumenten worden ook, op vraag
van de ouders, op papier ter beschikking gesteld.]
§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model van weigeringsdocument waarmee het schoolbestuur de weigering meedeelt aan de ouders en aan
[de bevoegde diensten
van de Vlaamse Gemeenschap]
.
[Het model, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende elementen:
1° de feitelijke en de juridische grond van
de beslissing tot weigering;
2° de informatie over de mogelijkheden voor bemiddeling, eerstelijnsklachten en de indiening van een klacht bij
de CLR.
]
Indien de weigering gebeurde op basis van bereikte capaciteit, vermeld in artikel 37/55, deelt het schoolbestuur mee op welke plaats onder de geweigerde leerlingen
[...]
de betrokken leerling staat in het inschrijvingsregister.
§ 3. De ouders krijgen op hun verzoek toelichting bij de beslissing van het schoolbestuur.
]
[Afdeling 4. Bemiddelings- en klachtenprocedure]
[
Art. 37/67.
Ouders en alle belanghebbenden kunnen vragen om bemiddeling door het LOP, zoals bepaald in artikel 37/68 of een klacht indienen bij de CLR, zoals bepaald in artikel 37/69, wanneer ze niet akkoord zijn met:
1° een weigering op basis van bereikte capaciteit als vermeld in artikel 37/55;
2° een weigering van inschrijving, op basis van de weigeringsgronden, vermeld in artikel 37/65;
3° een uitschrijving op basis van een inschrijving in een andere school als vermeld in artikel 37/47;
4° een ontbinding van inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften als vermeld in artikel 37/48.
Voor de toepassing van de bemiddelingsprocedure, vermeld in artikel 37/68, en de klachtenprocedure, vermeld in artikel 37/69, bepaalt de Vlaamse Regering de nadere procedureregelen. Zij garandeert daarbij de hoorplicht.
]
[
Art. 37/68.
§ 1. Het LOP start wanneer de ouders er uitdrukkelijk om verzoeken een bemiddeling in situaties als vermeld in artikel 37/67.
§ 2.
[Het LOP bemiddelt binnen tien kalenderdagen na het verzoek van de ouders of na de afgifte van het
weigeringsdocument tussen de leerling en zijn ouders en de schoolbesturen van de scholen binnen het werkingsgebied,
met het oog op een definitieve inschrijving van de leerling in een school.]
De bemiddeling schort de termijn op van dertig kalenderdagen voor de behandeling van klachten door de CLR, vermeld in artikel 37/69.
§ 3. Wanneer de bemiddeling van het LOP binnen de termijn, vermeld in paragraaf 2, niet resulteert in een definitieve inschrijving, wordt de CLR gevat om haar oordeel uit te spreken over de gegrondheid van de weigeringsbeslissing of de uitschrijving, conform artikel 37/69, § 2.
]
[
Art. 37/69
§ 1. Ouders en andere belanghebbenden kunnen in de situaties, vermeld in artikel 37/67, al dan niet na een bemiddelingsprocedure door het LOP als vermeld in artikel 37/68
[of na behandeling door de ombudsdienst inschrijvingen, vermeld in
artikel 37/51, § 3,]
een schriftelijke klacht indienen bij de CLR.
Klachten die na de termijn van dertig kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk.
§ 2. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de
[klacht]
.
[Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen schriftelijk of elektronisch
verstuurd naar de betrokkenen.]
[In geval van een klacht als vermeld in artikel 37/67, eerste lid, 4°, blijft de leerling ingeschreven in de school tot
het oordeel van de CLR aan de betrokkenen kenbaar is gemaakt en wordt de termijn van een maand, de
vakantieperioden niet inbegrepen, vermeld in artikel 37/48, § 2, derde lid, ook tot dat moment opgeschort.]
§ 3. Indien de CLR de weigering, de ontbinding van een inschrijving of de uitschrijving gegrond acht, schrijven de ouders de leerling in een andere school in.
Indien het om een ontbinding van inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften gaat omwille van onredelijkheid van de aanpassingen, schrijven de ouders de leerling uiterlijk vijftien kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR in een andere school in.
Op vraag van de ouders worden zij bij het zoeken naar een andere school bijgestaan door het LOP, inzonderheid door de CLB's die deel uitmaken van dat LOP.
§ 4. Indien de CLR de weigering of de ontbinding van de inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht of de uitschrijving onterecht acht, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden.
]
[
Art. 37/70.
§ 1. De CLR kan, wanneer het een weigering of ontbinding van inschrijving onvoldoende gemotiveerd acht of een uitschrijving onterecht acht, de Vlaamse Regering adviseren een bedrag op de werkingsmiddelen van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had van de school terug te vorderen of in te houden.
De CLR stelt de Vlaamse Regering onverwijld in kennis van dit advies.
§ 2. Binnen een termijn van veertien kalenderdagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het advies, beslist de Vlaamse Regering over het opleggen van een financiële sanctie die kan bestaan uit een terugvordering of inhouding op de werkingsmiddelen van de school.
Voorafgaandelijk aan het opleggen van een sanctie gaat de Vlaamse Regering na of de betrokken leerling alsnog in de betrokken school werd ingeschreven.
§ 3. De terugvordering of inhouding, vermeld in paragraaf 1 en 2:
1° kan niet meer bedragen dan tien procent van het werkingsbudget van de school;
2° kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou zijn getroffen.
§ 4. Onverminderd de toepassing van paragraaf 1 tot en met 3, kan de CLR het dossier aanhangig maken bij het orgaan dat in toepassing van artikel 33, § 2, van het VN-verdrag van 13 december 2006 inzake de Rechten van Personen met een Handicap en in toepassing van artikel 40 van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid het mandaat heeft van onafhankelijk mechanisme.
]
HOOFDSTUK V. - Opdracht van het
basisonderwijs
Afdeling 1. - Onderwijsaanbod
Art. 38.
Ieder schoolbestuur
bepaalt de inhoud van het basisonderwijs in zijn scholen en bepaalt vrij zijn
eigen pedagogische en onderwijskundige methodes.
Art. 39.
Het onderwijsaanbod in
het gewoon kleuteronderwijs omvat ten minste, en waar mogelijk in samenhang, de
volgende leergebieden :
- lichamelijke
opvoeding;
- muzische vorming;
- Nederlands;
-
[wetenschappen en techniek;
]
-
[mens en maatschappij;
]
- wiskundige
initiatie.
Art 40.
Het onderwijsaanbod in het
gewoon lager onderwijs omvat ten minste, en waar mogelijk in samenhang, de
volgende leergebieden :
- lichamelijke
opvoeding;
- muzische vorming;
- Nederlands;
-
wiskunde;
-
[wetenschappen en techniek;
]
[- mens en maatschappij;]
[- Frans,]
en volgende leergebiedoverschrijdende
thema's
- leren leren;
- sociale vaardigheden;
[- informatie en
communicatietechnologie.]
Art. 41.
§ 1. In de
officiële lagere scholen omvat het onderwijsaanbod bovendien wekelijks ten
minste twee lestijden onderwijs in de erkende godsdiensten en in de op die
godsdiensten berustende zedenleer en ten minste twee lestijden onderwijs in de
niet-confessionele zedenleer.
§ 2.
[In de
officiële scholen wordt het godsdienstonderwijs verstrekt door bedienaars
van de betrokken godsdienst of door hun afgevaardigde.]
In de scholen van het gemeenschapsonderwijs en van het
gesubsidieerd officieel onderwijs wordt de cursus in de niet-confessionele
zedenleer bij voorrang gegeven door een personeelslid dat daartoe een
initiële of voortgezette opleiding heeft gevolgd.
Art. 42.
In de vrije lagere
scholen wordt hetzij onderwijs in één of meer erkende
godsdiensten en in de op deze godsdiensten berustende zedenleer, hetzij het
onderwijs in de niet-confessionele zedenleer, hetzij beide, hetzij onderwijs in
de cultuurbeschouwing verstrekt.
In de vrije
lagere scholen wordt de cursus in de niet-confessionele zedenleer bij voorrang
gegeven door een personeelslid dat daartoe een initiële of voortgezette
opleiding heeft gevolgd.
Art. 43.
[
§ 1. Het leergebied Frans is verplicht in het vijfde en zesde jaar gewoon lager onderwijs. Het leergebied Frans kan aangeboden worden vanaf het eerste jaar gewoon lager onderwijs in de scholen van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en, op voorwaarde dat de leerlingen het Nederlands voldoende beheersen, vanaf het derde jaar gewoon lager onderwijs in de scholen buiten het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
§ 2. De talen Frans en/of Duits en/of Engels kunnen facultatief aangeboden worden vanaf het derde jaar gewoon lager onderwijs, op voorwaarde dat de leerlingen het Nederlands voldoende beheersen.
§ 3. Taalinitiaties in het Frans, Engels en Duits behoren facultatief tot het onderwijsaanbod van het gewoon basisonderwijs.
§ 4. Het in paragraaf 2 en paragraaf 3 bedoelde aanbod wordt bepaald door het schoolbestuur met toepassing van de regelgeving inzake participatie.
§ 5. De onderwijsinspectie waakt over een kwaliteitsvolle invulling van het taalaanbod, vermeld in dit artikel.
]
Afdeling 2. - Eindtermen en
ontwikkelingsdoelen
Art. 44.
[
§ 1. 1° Ontwikkelingsdoelen voor het gewoon kleuteronderwijs zijn minimumdoelen die het Vlaams Parlement wenselijk acht voor die leerlingenpopulatie. Met minimumdoelen wordt bedoeld: een minimum aan kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, bestemd voor die leerlingenpopulatie.
Elke school heeft de maatschappelijke opdracht om de ontwikkelingsdoelen met betrekking tot kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes op populatieniveau bij de leerlingen na te streven.
Voor de kwaliteitscontrole in functie van de erkenning en de doorlichting, zoals bedoeld in artikel 32, 1° en 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van het onderwijs, van de scholen voor het gewoon kleuteronderwijs, baseert de onderwijsinspectie zich op het nastreven van de ontwikkelingsdoelen.
2° Eindtermen voor het gewoon lager onderwijs zijn minimumdoelen die het Vlaams Parlement noodzakelijk en bereikbaar acht voor die leerlingenpopulatie. Met minimumdoelen wordt bedoeld: een minimum aan kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, bestemd voor die leerlingenpopulatie.
Elke school heeft de maatschappelijke opdracht om de eindtermen met betrekking tot kennis, inzicht, vaardigheden en bepaalde attitudes op populatieniveau bij de leerlingen te bereiken en de eindtermen met betrekking tot bepaalde andere attitudes bij de leerlingen na te streven.
[Binnen deze eindtermen worden, minstens voor de competenties in het Nederlands en de wiskundige component
van de competenties inzake wiskunde, wetenschappen en technologie, bepaalde eindtermen als basisgeletterdheid
aangeduid. De eindtermen basisgeletterdheid moeten door elke individuele leerling worden bereikt op het eind van het
vierde jaar lager onderwijs. Basisgeletterdheid zijn die eindtermen die het startpunt vormen voor het bereiken van de
eindtermen basisgeletterdheid in de eerste graad van het secundair onderwijs voor de competenties in het Nederlands
en de wiskundige component van de competenties inzake wiskunde, wetenschappen en technologie. In uitzonderlijke
gevallen kan de klassenraad gemotiveerd beslissen dat een individuele leerling een eindterm basisgeletterdheid niet
moet bereiken. De regering bepaalt vanaf welk schooljaar de eindtermen basisgeletterdheid in het lager onderwijs
ingevoerd worden.]
Voor de kwaliteitscontrole in functie van de erkenning en de doorlichting, zoals bedoeld in artikel 32, 1° en 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van het onderwijs, van de scholen voor het gewoon lager onderwijs, baseert de onderwijsinspectie zich op het bereiken van de eindtermen.
3° Ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon basisonderwijs zijn doelen op het vlak van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die het Vlaams Parlement wenselijk acht voor zoveel mogelijk leerlingen van een bepaalde leerlingenpopulatie.
Elke school heeft de maatschappelijke opdracht om de ontwikkelingsdoelen met betrekking tot kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes bij de leerlingen na te streven indien opgenomen in het handelingsplan, zoals bepaald in artikel 46.
De school kan steeds extra doelen nastreven bij de leerlingen.
Voor de kwaliteitscontrole in functie van de erkenning en de doorlichting, zoals bedoeld in artikel 32, 1° en 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van het onderwijs, van scholen voor het buitengewoon basisonderwijs, baseert de onderwijsinspectie zich op het nastreven van de ontwikkelingsdoelen via het handelingsplan, zoals bepaald in artikel 46.
4° Voor het onderwijs in godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuur-beschouwing, zijn er geen ontwikkelingsdoelen of eindtermen.
§ 2. De ontwikkelingsdoelen en eindtermen worden geformuleerd in functie van volgende sleutelcompetenties:
1. competenties op het vlak van lichamelijk, geestelijk en emotioneel bewustzijn en op vlak van lichamelijke, geestelijke en emotionele gezondheid;
2.
[competenties in het Nederlands en, voor die scholen waar onderwijs door middel van Vlaamse Gebarentaal
wordt gegeven, bijkomend ook competenties in de Vlaamse Gebarentaal;]
3. competenties in andere talen;
4. digitale competentie en mediawijsheid;
5. sociaal-relationele competenties;
6. competenties inzake wiskunde, exacte wetenschappen en technologie;
7. burgerschapscompetenties met inbegrip van competenties inzake samenleven;
8. competenties met betrekking tot historisch bewustzijn;
9. competenties met betrekking tot ruimtelijk bewustzijn;
10. competenties inzake duurzaamheid;
11. economische en financiële competenties;
12. juridische competenties;
13. leercompetenties met inbegrip van onderzoekscompetenties, innovatie-denken, creativiteit, probleemoplossend en kritisch denken, systeemdenken, informatie-verwerking en samenwerken;
14. zelfbewustzijn en zelfexpressie, zelfsturing en wendbaarheid;
15. ontwikkeling van initiatief, ambitie, ondernemingszin en loopbaancompetenties;
16. cultureel bewustzijn en culturele expressie.
Het Vlaams Parlement haakt deze ontwikkelingsdoelen en eindtermen niet vast aan leergebieden. Het zijn de schoolbesturen die de verbinding maken tussen de ontwikkelingsdoelen en eindtermen en de in dit decreet opgenomen leergebieden.
§ 3. De ontwikkeling van eindtermen en ontwikkelingsdoelen wordt gecoördineerd door de regering. De regering stelt daartoe een of meerdere ontwikkelcommissies samen die ten minste bestaan uit leerkrachten uit basis- en secundair onderwijs, de vertegenwoordigers van het Gemeenschapsonderwijs en de verenigingen van schoolbesturen van het gesubsidieerd onderwijs en vak- en andere experten uit het hoger onderwijs. De ontwikkelcommissie formuleert een beperkt aantal van sober geformuleerde, duidelijke, competentiegerichte en evalueerbare eindtermen en ontwikkelingsdoelen waar de aspecten kennis, vaardigheden, inzichten en indien van toepassing attitudes aan bod komen. Ze geeft ook het belang en de uitgangspunten ervan aan.
[Ze bewaakt de haalbaarheid.]
De ontwikkelde eindtermen en ontwikkelingsdoelen worden vervolgens door de ontwikkelcommissie voorgelegd aan een valideringscommissie. De valideringscommissie bestaat uit leden van de onderwijsinspectie en andere experten. De valideringscommissie valideert of stuurt de ontwikkelde eindtermen of ontwikkelingsdoelen terug naar de ontwikkelcommissie met het oog op bijsturing, waarna ze finaal ter validering aan de valideringscommissie worden voorgelegd. De valideringscommissie bewaakt de coherentie, consistentie en evalueerbaarheid van de eindtermen en ontwikkelingsdoelen.
De ontwikkelingsdoelen en eindtermen worden door de regering als een ontwerp van decreet ingediend bij het Vlaams Parlement. Het Vlaams Parlement kan het initiatief nemen de in het eerste lid voorziene procedure op te starten.
De ontwikkelingsdoelen en eindtermen worden periodiek gescreend op hun actualiteitswaarde en worden zo nodig bijgestuurd. De regering bepaalt de procedure voor deze screening en bijsturing.
§ 4. In afwachting van ontwikkelingsdoelen en eindtermen tot stand gekomen in uitvoering van de bepalingen van dit artikel blijven de bestaande ontwikkelingsdoelen en eindtermen van toepassing.
[In afwijking van paragraaf 3 en 5 kan de regering de bestaande ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon basisonderwijs herordenen en technisch aanpassen.]
Bij de ontwikkeling en de implementatie van de ontwikkelingsdoelen en eindtermen wordt rekening gehouden met de coherentie en continuïteit over het kleuter- en lager onderwijs heen en de aansluiting op de eindtermen en ontwikkelingsdoelen van het secundair onderwijs, zonder de eigenheid van het basisonderwijs uit het oog te verliezen.
§ 5. Het Vlaams Parlement keurt een beperkt aantal van sober geformuleerde, duidelijke, competentiegerichte en evalueerbare eindtermen en ontwikkelingsdoelen goed waar kennis telkens geëxpliciteerd wordt en vaardigheden, inzichten en indien van toepassing attitudes aan bod komen.
]
[
Art. 44bis.
[
§ 1. Wanneer een schoolbestuur oordeelt dat de eindtermen of de ontwikkelingsdoelen onvoldoende ruimte laten voor de eigen pedagogische en onderwijskundige opvattingen of ermee onverzoenbaar zijn, dient het bij de regering een aanvraag tot gelijkwaardigheid in door vervangende eindtermen en/of ontwikkelingsdoelen voor te stellen. De indiening gebeurt uiterlijk op 1 september van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarin de vervangende eindtermen of ontwikkelingsdoelen zullen gelden.
Wanneer de aanvraag gebeurt ingevolge een wijziging van ontwikkelingsdoelen of eindtermen door het Vlaams Parlement, geldt een gedoogperiode van één volledig schooljaar waarbinnen de aanvrager nog met de oude eindtermen of in voorkomend geval oude afwijkende eindtermen mag werken.
De aanvraag is slechts ontvankelijk indien precies wordt aangegeven waarom de eindtermen of de ontwikkelingsdoelen onvoldoende ruimte laten voor de eigen pedagogische en onderwijskundige opvattingen of waarom ze ermee onverzoenbaar zijn. Het schoolbestuur stelt in dezelfde aanvraag vervangende eindtermen of ontwikkelingsdoelen voor.
§ 2. De regering beoordeelt of de aanvraag ontvankelijk is en, zo ja, of de vervangende eindtermen of ontwikkelingsdoelen in hun geheel gelijkwaardig zijn met deze eindtermen of ontwikkelingsdoelen goedgekeurd door het Vlaams Parlement, en bijgevolg toelaten gelijkwaardige studiebewijzen af te leveren. De regering beslist uiterlijk op 31 december van het voorafgaande schooljaar over de aanvraag.
De gelijkwaardigheid wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
1° het respect voor de fundamentele rechten en vrijheden;
2° de vereiste inhoud, in functie van de sleutelcompetenties, zoals bepaald in artikel 44;
3° de formulering
a) gebeurt onder de vorm van ontwikkelingsdoelen of eindtermen, naargelang van het geval;
b) laat toe om na te gaan in welke mate bij een leerlingenpopulatie ontwikkelingsdoelen worden nagestreefd of eindtermen worden bereikt.
Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid en van de gelijkwaardigheid wordt het gemotiveerd advies ingewonnen van een commissie van deskundigen en van de onderwijsinspectie en wordt telkens de aanvrager gehoord. De regering bepaalt de verdere regels voor de samenstelling van de commissie van deskundigen en van de procedure.
§ 3. De vervangende eindtermen of ontwikkelingsdoelen die door de regering ontvankelijk en gelijkwaardig zijn beoordeeld, worden binnen zes maanden ter goedkeuring ingediend bij het Vlaams Parlement.
]
]
[Afdeling 2bis. Gebruik van gevalideerde toetsen voor interne kwaliteitszorg]
[
Art. 44ter.
Op het einde van het gewoon lager onderwijs neemt de school van elke leerling, vanaf het schooljaar 2017-2018, een gevalideerde toets af voor ten minste twee leergebieden en vanaf het schooljaar 2018-2019 voor ten minste drie leergebieden.
De resultaten van deze toetsafnames zijn gericht op het verkrijgen van informatie op schoolniveau over de mate waarin de leerlingenpopulatie de eindtermen bereikt en ze worden aangewend in het kader van interne kwaliteitszorg. De resultaten kunnen één van de elementen zijn waar de klassenraad rekening mee houdt bij de toekenning van een getuigschrift zoals bepaald in artikel 53.
]
Afdeling 3. - Leerplan, handelingsplan en
schoolwerkplan
Art. 45.
[
§ 1. Vanuit de ontwikkelingsdoelen voor het gewoon kleuteronderwijs en de eindtermen voor het gewoon lager onderwijs, worden door het schoolbestuur in omvang beperkte leerplannen ontwikkeld die voldoende ruimte laten voor de inbreng van scholen, leraren, lerarenteams of leerlingen. In de leerplannen zijn in elk geval alle door het Vlaams Parlement goedgekeurde ontwikkelingsdoelen voor het kleuteronderwijs en eindtermen voor het gewoon lager onderwijs letterlijk opgenomen waarbij transparant het onderscheid gemaakt wordt welke doelen de eindtermen realiseren en met welke doelen de ontwikkelingsdoelen worden nagestreefd. De leerplannen zijn voor de onderwijsinspectie een aanvullend instrument om het kwaliteitsbeleid van een school te kaderen.
Leerplannen worden ter goedkeuring door de onderwijsverstrekkers ingediend bij de onderwijsinspectie. Met het oog op het waarborgen van het studiepeil keurt de Vlaamse Regering volgens de vooraf door haar bepaalde criteria en op advies van de onderwijsinspectie, de leerplannen goed.
§ 2. Alle leerplannen, met inbegrip van de leerplannen godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing, zijn in overeenstemming met de internationale en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder en respecteren de goedgekeurde eindtermen en ontwikkelingsdoelen. De leerplannen godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing respecteren tevens de interlevensbeschouwelijke competenties.
De directeur kan de levensbeschouwelijke leerlingengroepen tijdens de levensbeschouwelijke les bezoeken om administratieve redenen, om algemeen pedagogische redenen, om na te gaan of de grondwettelijke rechten en vrijheden gevrijwaard worden of voor een bespreking met de leerlingen. De directeur - of een ander personeelslid dat aangesteld is als evaluator - kan de les ook bijwonen, gelet op zijn bevoegdheid als evaluator voor niet-vakinhoudelijke en niet-vaktechnische aspecten.
§ 3. In afwijking op paragraaf 1 dienen de leerplannen godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing niet door de Vlaamse Regering te worden goedgekeurd. Deze leerplannen worden publiek bekendgemaakt.
§ 4. Over het in overeenstemming zijn met de internationale en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder en het respecteren van de goedgekeurde eindtermen en ontwikkelingsdoelen, evenals over de uitvoering van de leerplannen, wordt jaarlijks aan het Vlaams Parlement een stand van zaken gerapporteerd door:
1° de onderwijsinspectie bedoeld in het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken: over de leerplannen godsdienst en niet-confessionele zedenleer met inbegrip van de interlevensbeschouwelijke competenties;
2° de onderwijsinspectie bedoeld in het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van het onderwijs: over de leerplannen cultuurbeschouwing.
]
Art. 46.
Met inachtneming van de
door de regering opgelegde
[of gelijkwaardig verklaarde]
ontwikkelingsdoelen
wordt in het buitengewoon onderwijs voor één of meer leerlingen
samen op basis van zijn (hun) opvoedings- en onderwijsbehoeften, een
handelingsplan opgemaakt. Dit plan bevat voor een bepaalde periode de
pedagogisch-didactische planning voor bedoelde leerling(en) en legt onder meer
de keuze aan ontwikkelingsdoelen vast, die de klassenraad in opdracht van het
schoolbestuur voor hem (hen) wil nastreven.
Het
handelingsplan geeft in voorkomend geval weer hoe het multidisciplinair
teamwerk wordt gepland en hoe de sociale, psychologische, orthopedagogische,
medische en paramedische hulpverlening in het opvoedings- en onderwijsaanbod
wordt geïntegreerd.
[
Bepaalde
eindtermen of ontwikkelingsdoelen van het gewoon basisonderwijs of van andere
types van het buitengewoon basisonderwijs kunnen door een beslissing van de
klassenraad in een handelingsplan worden opgenomen.
Het
handelingsplan wordt opgemaakt door de klassenraad, in samenspraak met het CLB
en indien mogelijk met de ouders.
]
[In het handelingsplan opgenomen ontwikkelingsdoelen met betrekking tot godsdienst, niet-confessionele zedenleer of cultuurbeschouwing zijn gebaseerd op de overeenkomstige leerplannen en zijn in overeenstemming met de internationale en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder.
]
Art. 47.
§ 1. Ieder
schoolbestuur maakt voor elk van zijn scholen een schoolwerkplan dat ten minste
volgende elementen bevat :
1° de omschrijving
van het pedagogisch project zijnde het geheel van fundamentele uitgangspunten
dat door het schoolbestuur voor de school wordt vastgelegd;
2° de organisatie van de school en voornamelijk de indeling in
leerlingengroepen;
3° de wijze waarop het
leerproces van de leerlingen wordt beoordeeld en hoe daarover wordt
gerapporteerd;
4° de voorzieningen in het
gewoon onderwijs voor leerlingen met een handicap of die leerbedreigd zijn,
inclusief de samenwerkingsvormen met andere scholen van gewoon en/of
buitengewoon onderwijs;
[5°
[de wijze waarop de school via haar zorgbeleid, zoals bepaald in artikel 153septies, §1, en haar gelijke
onderwijskansenbeleid, zoals bepaald in artikel 153septies, §2, werkt aan de optimale leeren ontwikkelingskansen van al haar leerlingen.]
]
§ 2.
[Tijdens de schooldoorlichting neemt de onderwijsinspectie kennis van het schoolwerkplan zonder de
inhoud ervan te beoordelen, onverminderd de bevoegdheid van de onderwijsinspectie, conform artikel
38, §1, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, om ook met betrekking tot
de in het schoolwerkplan opgenomen thema’s na te gaan of de onderwijsreglementering gerespecteerd
wordt en of aan de kwaliteitsverwachtingen, opgenomen in het referentiekader onderwijskwaliteit,
tegemoet gekomen wordt.]
[Afdeling 3bis. Leerlingenbegeleiding]
[
Art. 47bis
Kwaliteitsvolle leerlingenbegeleiding bevordert de totale ontwikkeling van alle leerlingen, verhoogt hun welbevinden, voorkomt vroegtijdig schoolverlaten en creëert meer gelijke onderwijskansen. Op die manier draagt het bij tot het functioneren van de leerling in de schoolse én maatschappelijke context.
Het begeleidingsdomein onderwijsloopbaan heeft tot doel de leerling te ondersteunen om voldoende zelfkennis te ontwikkelen, om inzicht te verwerven in de structuur van en de mogelijkheden binnen onderwijs, opleiding en arbeidsmarkt en om adequate keuzes te leren maken op school en daarbuiten.
Het begeleidingsdomein leren en studeren heeft tot doel het leren van de leerling te optimaliseren en het leerproces te bevorderen door leer- en studeervaardigheden te ondersteunen en te ontwikkelen.
Het begeleidingsdomein psychisch en sociaal functioneren heeft tot doel het welbevinden van de leerling te bewaken, te beschermen en te bevorderen waardoor de leerling op een spontane en vitale manier tot leren kan komen en zich kan ontwikkelen tot een veerkrachtige volwassene.
Het begeleidingsdomein preventieve gezondheidszorg heeft tot doel de gezondheid, groei en ontwikkeling van leerlingen te bevorderen en te beschermen, het groei- en ontwikkelingsproces op te volgen en tijdig risicofactoren, signalen, symptomen van gezondheids- en ontwikkelproblemen te detecteren.
Voor het begeleidingsdomein preventieve gezondheidszorg omvat dat voor de school minimaal het actief meewerken aan:
1° de organisatie van de systematische contactmomenten door het centrum voor leerlingenbegeleiding. De regering bepaalt de frequentie en de inhoud van de systematische contacten;
2° de organisatie van de vaccinaties door het centrum voor leerlingenbegeleiding om het ontstaan en de verspreiding van sommige besmettelijke ziekten tegen te gaan. De regering legt het vaccinatieschema vast;
3° de uitvoering van de profylactische maatregelen die het centrum voor leerlingenbegeleiding neemt om de verspreiding van besmettelijke ziekten tegen te gaan. De regering bepaalt hiervoor de nadere regels.
]
[
47ter.
De school ontwikkelt een beleid op leerlingenbegeleiding dat is afgestemd op het pedagogisch project, de noden van de leerlingenpopulatie en de context waarin de school zich bevindt. Het zorg- en
[gelijke onderwijskansenbeleid]
, zoals omschreven in het schoolwerkplan, wordt erin geïntegreerd. Het beleid op leerlingenbegeleiding omvat de begeleiding van de leerlingen, het ondersteunen van het handelen van het onderwijzend personeel en de coördinatie van alle leerlingbegeleidingsinitiatieven op niveau van de school. De school implementeert, evalueert en stuurt, zo nodig, dat beleid bij. Ter versterking van dat beleid voert de school een professionaliseringsbeleid.
Bij de opmaak en evaluatie van het beleid op leerlingenbegeleiding betrekt de school relevante actoren. Voor bijkomende inhoudelijke expertise doet de school een beroep op het centrum voor leerlingenbegeleiding. Voor schoolondersteuning zoekt de school externe ondersteuning bij de pedagogische begeleidingsdienst of een andere externe dienst.
Een beleid op leerlingenbegeleiding beantwoordt aan volgende principes:
1° het belang van elke leerling staat centraal;
2° het komt participatief tot stand en is gedragen door het hele schoolteam;
3° het is doelgericht, systematisch, planmatig en transparant;
4° het wordt discreet uitgevoerd;
5° er wordt verduidelijkt wie welke taak opneemt in de leerlingenbegeleiding.
]
[
Art. 47quater.
Bij de leerlingenbegeleiding heeft de school een basisaanbod voor alle leerlingen en biedt zorg voor leerlingen voor wie dit niet volstaat.
In de fase van de verhoogde zorg kan de school consultatieve leerlingenbegeleiding vragen aan het CLB of wordt dit door het CLB aangeboden waar het dat nodig acht.
In de fase uitbreiding van zorg wisselen de school en het CLB met elkaar de beschikbare relevante informatie uit om de afspraken over de bijkomende inzet van middelen, hulp of expertise te realiseren.
De Vlaamse Regering kan met betrekking tot deze opdrachten nadere bepalingen vastleggen.
]
[
Art. 47quinquies.
§ 1. De school en het centrum maken afspraken over de schoolspecifieke samenwerking en leggen die vast. De school neemt daarvoor het initiatief. De Vlaamse Regering bepaalt welke samenwerkingsafspraken een school en een centrum minstens vastleggen.
Het centrum deelt relevante informatie over de leerlingen in begeleiding met de school. De school deelt relevante informatie die in de school aanwezig is over de leerlingen met het centrum. Bij het doorgeven en het gebruik van deze informatie gelden de regels inzake het ambts- en beroepsgeheim, de deontologie en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
§ 2. De samenwerking tussen een school en een centrum voor leerlingenbegeleiding loopt voor onbepaalde duur en start in het begin van het schooljaar. Op basis van een evaluatie van de samenwerking kunnen de samenwerkingsafspraken in onderling overleg worden bijgestuurd.
De samenwerking tussen een school en een centrum kan door de school of het centrum worden stopgezet. Bij stopzetting van de samenwerking deelt de school of het centrum tegen uiterlijk 31 december, aan respectievelijk het centrum of de school mee dat de samenwerking wordt beëindigd. De samenwerking wordt stopgezet met ingang van het daaropvolgende schooljaar. Bij stopzetting van de samenwerking op initiatief van het centrum zal het de dienstverlening blijven verlenen tot de school een samenwerking met een ander centrum heeft vastgelegd. De dienstverlening blijft daarbij gegarandeerd tot het einde van hetzelfde schooljaar en maximaal voor de periode van het daarop volgende volledige schooljaar.
§ 3. Uiterlijk op 31 maart voorafgaand aan het schooljaar waarop een gewijzigde samenwerking ingaat, deelt de school aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Regering mee met welk centrum voor leerlingenbegeleiding ze zal samenwerken.
§ 4. Als een school en een centrum niet tot afspraken over een samenwerking komen, meldt de school dat aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering bepaalt de modaliteiten voor de bemiddeling en de samenstelling van de bemiddelingscommissie.
§ 5. In uitvoering van de erkenningsvoorwaarde om samenwerkingsafspraken aan te gaan zoals bepaald in artikel 62, § 1, 10°, kunnen de Franstalige scholen die zijn opgericht op basis van artikel 6 en 7 van de wet van 30 juli 1963 houdende de taalregeling in het onderwijs of artikel 7, § 3, van de wet van 2 augustus 1963 op het gebruik van de talen in bestuurszaken samenwerkingsafspraken sluiten met een of meer door de Franse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde instellingen die taken uitvoeren op het vlak van leerlingenbegeleiding. Als er wordt samengewerkt met een door de Franse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde instelling wordt de samenwerkingsovereenkomst aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Regering meegedeeld. Deze samenwerking bestaat uit:
1° het organiseren en uitvoeren van systematische contacten om de gezondheid, groei en ontwikkeling van leerlingen te bevorderen, het groei- en ontwikkelingsproces opvolgen en tijdig risicofactoren, signalen, symptomen van gezondheids- en ontwikkelingsproblemen detecteren;
2° het aanbieden van vaccinaties om het ontstaan en de verspreiding van sommige besmettelijke ziekten tegen te gaan;
3° het nemen van profylactische maatregelen waar nodig om de verspreiding van besmettelijke ziekten tegen te gaan;
4° het nemen van begeleidingsinitiatieven ter opvolging van de leerplicht;
5° een jaarlijks verslag over de gegevens die voortkomen uit de opdrachten, vermeld in punt 1°, 2°, 3° en 4°, zodat de Vlaamse Regering op basis daarvan beleidsopties kan formuleren.
]
Afdeling 4. - Organisatie van de
schooltijd
Art. 48.
§ 1. De leerlingen
krijgen achtentwintig lestijden onderwijs- en opvoedingsactiviteiten per week.
§ 2. In afwijking van
§ 1 kan een negenentwintigste lestijd worden georganiseerd na overleg of
na onderhandeling in het lokaal comité.
[§ 3. De bepalingen van § 1 en
§ 2 gelden niet voor de leerlingen die ingeschreven zijn in
[een vestigingsplaats bij een ziekenhuis en bij categorieën van
residentiële settings die de regering bepaalt]
.]
Art. 49.
De regering bepaalt in
welke gevallen revalidatie tijdens de lestijden mogelijk is, alsook het maximum
aantal uren.
Met revalidatie worden bedoeld
therapeutische behandelingen die tijdens de lestijden verstrekt worden aan
leerlingen en worden uitgevoerd door hulpverleners die niet aan de school
verbonden zijn en die hiertoe door de wet zijn gemachtigd.
Art. 50.
De regering bepaalt de
vakantieperioden, regelt de organisatie van de schooltijd en bepaalt in welke
gevallen de lessen kunnen geschorst worden.
Afdeling 5. -
[Zorgvuldig bestuur]
Art. 51.
§ 1. Een schoolbestuur
mag informatie verstrekken over het eigen opvoedings- en onderwijsaanbod, maar
het mag geen oneerlijke concurrentie voeren.
§ 2.
[Er mag in de
school geen politieke propaganda gevoerd worden en er mogen geen politieke
activiteiten worden georganiseerd.]
[
§ 2bis. In afwijking van § 2
kunnen politieke activiteiten in de school worden toegelaten buiten de periodes
waarin er schoolactiviteiten zijn en buiten de periode van 90 dagen voorafgaand
aan een verkiezing. Personeelsleden en leerlingen worden niet gevraagd of
aangezet om aan deze activiteiten deel te nemen. Het schoolbestuur kan niet
betrokken worden bij de organisatie van een politieke activiteit en houdt
rekening met het beginsel van gelijke behandeling bij de toepassing van deze
bepaling.
Onder politieke activiteiten wordt hier verstaan alle
activiteiten die worden georganiseerd door politieke partijen of politieke
mandatarissen van politieke partijen, waarvan de standpunten en gedragingen
niet in strijd zijn met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van
de mens en de fundamentele vrijheden.
]
§ 3.
[Een
schoolbestuur kan handelsactiviteiten verrichten, voor zover deze geen daden
van koophandel zijn en voor zover ze verenigbaar zijn met zijn
onderwijsopdracht.]
[
§ 4. Een schoolbestuur dat
mededelingen toelaat die rechtstreeks of onrechtstreeks ten doel hebben de
verkoop van producten of diensten te bevorderen, waakt erover dat
:
1° door het schoolbestuur verstrekte leermiddelen of
verplichte activiteiten vrij blijven van bedoelde
mededelingen;
2° facultatieve activiteiten vrij blijven van
bedoelde mededelingen, behoudens indien deze mededelingen louter attenderen op
het feit dat de activiteit of een gedeelte van de activiteit ingericht werd
door middel van een gift, een schenking of een prestatie om niet of verricht
onder reële prijs door een bij name genoemde natuurlijke persoon,
rechtspersoon of feitelijke vereniging;
3° bedoelde
mededelingen kennelijk niet onverenigbaar zijn met de pedagogische en
onderwijskundige taken en doelstellingen van de school;
4°
bedoelde mededelingen de objectiviteit, de geloofwaardigheid, de
betrouwbaarheid en de onafhankelijkheid van de school niet in het gedrang
brengen.
]
Art. 52.
Vragen in verband met de
toepassing van artikel 51 en klachten met betrekking tot de overtreding ervan
kunnen door iedere belanghebbende ingediend worden bij de
[Commissie zorgvuldig
bestuur
[...]
.]
Afdeling 6. - Het getuigschrift
basisonderwijs
Art. 53.
[
Het schoolbestuur van een erkende school kan, op voordracht en na beslissing van de klassenraad, een getuigschrift basisonderwijs uitreiken aan de regelmatige leerlingen in het gewoon lager onderwijs
[...]
.
De klassenraad oordeelt hierbij autonoom of een leerling in voldoende mate de doelen uit het leerplan die het bereiken van de eindtermen beogen, heeft bereikt.
]
Art. 54.
[
Aan leerlingen met een verslag als vermeld in artikel 15 in het gewoon lager onderwijs en in het
buitengewoon lager onderwijs kan een getuigschrift basisonderwijs uitgereikt worden als de klassenraad oordeelt dat
de leerling in voldoende mate de doelen behaald heeft, zoals bepaald in artikel 53, tweede lid.
De onderwijsinspectie houdt kwaliteitstoezicht op deze bevoegdheid van de klassenraad tijdens de schooldoorlichting.
]
[
Art. 54bis
[Leerlingen in het gewoon en het buitengewoon lager onderwijs die het getuigschrift basisonderwijs niet behalen, ontvangen een verklaring met het aantal en soort gevolgde jaren lager onderwijs, een schriftelijke motivering waarom het getuigschrift basisonderwijs niet uitgereikt werd, alsook aandachtspunten voor de toekomst.]
]
Art. 55.
[...]
[De beslissing omtrent het toekennen van het getuigschrift
[...]
wordt uiterlijk op 30 juni aan de ouders meegedeeld. De ouders worden geacht die beslissing uiterlijk op 1 juli in ontvangst te hebben genomen. Indien de ouders niet akkoord gaan met de genomen beslissing volgt er, op vraag van de ouders, een overleg met
[directeur of zijn afgevaardigde]
, binnen een termijn vastgelegd in het schoolreglement. De school kan dit overleg niet weigeren. Van het overleg wordt een schriftelijke neerslag gemaakt. Dit overleg kan ertoe leiden dat de directeur of zijn afgevaardigde beslist om de klassenraad opnieuw te laten samenkomen om het niet toekennen van het getuigschrift basisonderwijs te bevestigen of te wijzigen. De ouders nemen de beslissing om de klassenraad niet opnieuw te laten samenkomen, dan wel de beslissing van de klassenraad die opnieuw is samengekomen schriftelijk in ontvangst. Bij het niet in ontvangst nemen van deze beslissing door de ouders op de voorziene datum wordt ze toch geacht te zijn ontvangen op de voorziene ontvangstdatum. Indien de ouders niet akkoord gaan met de beslissing, wijst de school de ouders schriftelijk op de mogelijkheid tot beroep zoals bepaald in hoofdstuk IV, afdeling 2, onderafdeling E.]
[
In afwijking van het eerste lid moeten de ouders van kinderen die een beslissing van de examencommissie,
vermeld in artikel 56, over het toekennen van het getuigschrift basisonderwijs hebben ontvangen geen overleg met de
directeur of zijn afgevaardigde vragen als de ouders niet akkoord gaan met de beslissing. Indien er toch overleg wordt
gevraagd door de ouders, kan de directeur of zijn afgevaardigde dit overleg niet weigeren. Bij het mededelen aan de
ouders van de beslissing om het getuigschrift basisonderwijs niet toe te kennen, wordt op de mogelijkheid tot beroep
zoals bepaald in hoofdstuk IV, afdeling 2, onderafdeling E, gewezen.
]
Art. 56.
Op advies van de
inspectie duidt de regering per provincie
[ten minste één officiële en ten minste één vrije school]
aan die dienen als examencommissies met het oog op het bekomen van een
getuigschrift basisonderwijs.
De
onderwijsinspectie is bevoegd om de organisatie en de werking van die
examencommissies na te gaan.
[
Art. 56bis.
Bij de inschrijving van een leerling bij de examencommissie, vermeld in artikel 56, tot het behalen van
het getuigschrift basisonderwijs, deelt de examencommissie de procedure mee waarmee het getuigschrift basisonderwijs wordt toegekend, met inbegrip van de beroepsprocedure.
]
Art. 57.
[De regering bepaalt de modaliteiten, de vorm en de procedure tot aflevering van
[het getuigschrift]
zoals bepaald in artikel 53]
en legt de vergoeding voor de in artikel 56 bedoelde scholen vast.
[Het meegeven van het getuigschrift en rapport kan om geen enkele reden worden ingehouden, ook niet bij verzuim door de ouders van hun financiële verplichtingen.]
[
Art. 57bis.
De Vlaamse Regering kan de algemene
gelijkwaardigheid vastleggen van buitenlandse studiebewijzen met het
getuigschrift basisonderwijs, afgeleverd door scholen die erkend, gefinancierd
of gesubsidieerd zijn door de Vlaamse Gemeenschap.
Bij de
vastlegging van de algemene gelijkwaardigheid houdt de Vlaamse Regering
rekening :
1° met de onderwijskwalificaties beschreven
krachtens het
decreet
van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur. Bij
ontstentenis van de onderwijskwalificaties hanteert de Vlaamse Regering de
eindtermen bepaald krachtens afdeling 2 van hoofdstuk V van dit decreet als
referentiekader;
2° of, met de niveaus en
niveaudescriptoren als vermeld in het decreet van 30 april 2009 betreffende de
kwalificatiestructuur.
]
[
Art. 57ter.
De Vlaamse Regering bepaalt de
voorwaarden en de procedure, met inbegrip van een beroepsprocedure, tot de
erkenning van de individuele gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen
die niet in een besluit als vermeld in artikel 57bis zijn opgenomen, met het
getuigschrift basisonderwijs, afgegeven in de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse
Regering waarborgt dat binnen deze procedure rekening wordt gehouden :
1° met de onderwijskwalificaties beschreven krachtens het
decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur. Bij
ontstentenis van de onderwijskwalificaties worden de eindtermen bepaald
krachtens afdeling 2 van hoofdstuk V van dit decreet als referentiekader
gebruikt;
2° of, met de niveaus en niveaudescriptoren als
vermeld in het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur
als referentiekader gebruikt.
[
De financiële bijdrage die de houder van een buitenlands studiebewijs moet betalen aan de erkenningsautoriteit voor een onderzoek met betrekking tot de erkenning van de gelijkwaardigheid van het buitenlands studiebewijs bedraagt 90 euro per aanvraag en per studiebewijs. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex. De referentiedatum voor de jaarlijkse aanpassing is 1 september 2013. Het bedrag wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde geheel getal. De Vlaamse Regering kan het bedrag verminderen voor specifieke doelgroepen. Voor asielzoekers, vluchtelingen en subsidiair-beschermden is de behandeling van de erkenningsaanvraag gratis. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen voor een versnelde procedure tot de erkenning van de individuele gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen. De Vlaamse Regering kan het bedrag dan vermeerderen tot maximaal 500 euro indien de houder van het buitenlands studiebewijs opteert voor deze versnelde procedure.]
]
[
Art. 57quater.
§ 1. De scholen zijn ertoe gemachtigd om een attest uit te reiken ter vervanging van een verloren getuigschrift aan de houders van het getuigschrift. Het attest vermeldt de datum van de uitreiking van het getuigschrift.
§ 2. Personen die in toepassing van de wetgeving betreffende de namen en de voornamen een wijziging van hun naam of voornaam hebben verkregen, kunnen bij de scholen waar ze het getuigschrift basisonderwijs hebben behaald of bij de Vlaamse Gemeenschap een verzoek indienen om het getuigschrift basisonderwijs te laten vervangen door een getuigschrift met hun nieuwe naam.
Bij de aanvraag moet het oorspronkelijk behaalde getuigschrift worden ingeleverd en moeten stukken worden gevoegd die de naamswijziging aantonen.
]
HOOFDSTUK VI. - Organiseren van
basisonderwijs
Art. 58.
De Gemeenschap - of
[het
Gemeenschapsonderwijs]
namens de Gemeenschap -, de provincies, gemeenten,
verenigingen van gemeenten of andere publiekrechtelijke personen of private
personen kunnen scholen en/of vestigingsplaatsen voor gewoon of buitengewoon
basisonderwijs oprichten.
Art. 59 en 60.
[...]
Art. 61.
De gemeenten met een
bijzonder taalstatuut hebben voor wat het organiseren van kleuteronderwijs
en/of lager onderwijs betreft de verplichtingen zoals bepaald in artikel 6 van
de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs en in artikel 7,
§ 3 van de wet van 2 augustus 1963 op het gebruik van de talen in
bestuurszaken.
HOOFDSTUK VII. - Erkenning, financiering en
subsidiering van scholen
Afdeling 1. - Erkenning van
scholen
Art. 62.
[§ 1.]
Een school kan
erkend worden indien zij :
1° georganiseerd is onder de verantwoordelijkheid van een
schoolbestuur;
2° gevestigd is in gebouwen en
lokalen die aan de voorwaarden inzake hygiëne, veiligheid en
bewoonbaarheid voldoen;
3° een structuur
aanneemt zoals vastgesteld bij dit decreet. Onder structuur wordt verstaan de
grote indelingen binnen een onderwijsniveau en de duur van deze indelingen;
4° een pedagogisch geheel vormt dat gevestigd
is in een zelfde complex van gebouwen of in elk geval in eenzelfde of
aangrenzende gemeente of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, behoudens
door de regering verleende afwijking;
5°
beschikt over voldoende didactisch materieel en over een aangepaste
schooluitrusting;
6°
[de bepalingen naleeft
over de taalregeling in het onderwijs en de taalkennis van het
personeel;]
7° de controle van de onderwijsinspectie mogelijk maakt;
8° de reglementering inzake vakantieperioden
en de aanwending van de onderwijstijd, zoals bedoeld in artikel 50 in acht
neemt;
9°
[de reglementering betreffende eindtermen, ontwikkelingsdoelen of met ingang van een datum te bepalen door de Vlaamse Regering de erkende onderwijskwalificaties, leerplannen en handelingsplannen naleven;]
[10°
[samenwerkingsafspraken maakt met een centrum voor leerlingenbegeleiding en een beleid op leerlingenbegeleiding voert;]
]
[11°
in het geheel van haar werking de internationaalrechtelijke en grondwettelijke
beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder
eerbiedigt;]
[12°
een doeltreffend beleid voert om het rookverbod kenbaar te maken en te
handhaven, controle uitoefent over de naleving van het verbod en overtreders
sancties oplegt, conform het eigen sanctiebeleid zoals vermeld in het school-
of
arbeidsreglement.]
[
§ 2. Een officiële school
beantwoordt onverminderd § 1 aan volgende erkenningsvoorwaarden
:
1° een open karakter hebben door open te staan voor alle
leerlingen, ongeacht de ideologische, filosofische of godsdienstige opvattingen
van de ouders en de leerling;
2° de leerplannen volgen van
het gemeenschapsonderwijs, OVSG of POV, of eigen leerplannen ermee
verenigbaar;
3° een schoolwerkplan, schoolreglement en
schoolboeken gebruiken in overeenstemming met het open karakter bedoeld in
1°;
4° begeleid worden door de begeleidingsdienst van
het Gemeenschapsonderwijs, OVSG of POV;
5° het
godsdienstonderwijs of het onderwijs in de niet-confessionele zedenleer wordt
door een leermeester gegeven.
]
[
Art. 62bis
Een school die wordt opgericht, kan voorlopig erkend worden als ze voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 62, § 1, 1°, 2°, 3°, 7°, 10° en 11°.
]
Art. 63.
[
§ 1. Een schoolbestuur dat voor een school de voorlopige erkenning wil verkrijgen, dient uiterlijk op 1 april voorafgaand aan de oprichting een aanvraag in bij AGODI. Die termijn geldt als vervaltermijn. De Vlaamse Regering legt het model van aanvraagformulier vast.
De Vlaamse Regering neemt conform artikel 35, § 1, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs een beslissing tot hetzij voorlopige erkenning voor één schooljaar, hetzij geen voorlopige erkenning.
De Vlaamse Regering beslist conform artikel 35, § 2, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs om de school te erkennen of om de school niet te erkennen, vanaf het schooljaar volgend op het schooljaar van de voorlopige erkenning.
§ 2. Een school die een nieuwe vestigingsplaats als vermeld in artikel 3, 56°, of een tijdelijke onderbrenging als vermeld in artikel 108, in gebruik wil nemen, meldt dat aan AGODI.
De melding, vermeld in het eerste lid, wordt uiterlijk op het tijdstip van ingebruikname ingediend. In de melding wordt verklaard dat :
1° de vestigingsplaats of tijdelijke onderbrenging beantwoordt aan de voorwaarden voor de hygiëne, de veiligheid en de bewoonbaarheid, vermeld in artikel 62, § 1, 2° ;
2° de school op de hoogte is van aanbevelingen of tekorten die de onderwijsinspectie in het meest recente doorlichtingsverslag heeft geformuleerd over de bewoonbaarheid, de veiligheid en de hygiëne van de betreffende gebouwen, als de school een vestigingsplaats in gebruik neemt waar een andere school gevestigd is of voordien gevestigd was. De school vermeldt in dat geval ook het advies van de onderwijsinspectie over de bewoonbaarheid, de veiligheid en de hygiëne van de nieuwe vestigingsplaats.
§ 3. De Vlaamse Regering legt het model van het formulier voor de melding, vermeld in paragraaf 2, vast.
]
Art. 64.
§ 1.
[De Vlaamse
Regering kan de erkenning
[van een school, een vestigingsplaats, een onderwijsniveau of een type in een vestigingsplaats]
ervan opheffen
met inachtname van artikel 36 tot
en met artikel 42 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de
kwaliteit van onderwijs.]
§ 2.
[...]
[
§ 3.
[...]
]
Art. 65.
Een schoolbestuur kan
voor de scholen die erkend zijn, in toepassing van de artikelen 53, 54 en 56,
van rechtswege geldende getuigschriften
[...]
uitreiken.
Afdeling 2. - Financiering en subsidiëring van
scholen
Art. 66.
De bepalingen van deze
afdeling zijn van toepassing op de scholen die erkend zijn en in aanmerking
komen om gefinancierd of gesubsidieerd te worden.
Art. 67.
§ 1. Elk schoolbestuur
draagt de kosten van en financiële verantwoordelijkheid voor de
organisatie van het onderwijs in zijn scholen en vestigingsplaatsen.
Voor de scholen en vestigingsplaatsen
die aan de in artikel 68 bepaalde voorwaarden voldoen komt de gemeenschap
financieel tussen, voor het gemeenschapsonderwijs door een financiering, en
voor het gesubsidieerd onderwijs door een subsidiëring, onder de vorm van
:
1° salarissen;
2° een werkingsbudget;
3°
investeringsmiddelen.
§ 2. De regering kan
jaarlijks een toelage toekennen voor anderstalige nieuwkomers. Ze bepaalt de
toekenningsvoorwaarden, alsook de berekeningswijze van de
toelage.
[
§ 3.
[...]
]
]
[
Art. 67/1.
§1. Ter uitvoering van de acties vervat in het speerpunt 1: een toekomstgerichte en veilige
ICT-infrastructuur, speerpunt 2: een sterk ondersteunend en doeltreffend ICT-schoolbeleid, speerpunt 3: ICT-competente leerkrachten en lerarenopleiders en aangepaste digitale leermiddelen en speerpunt 4: een kennisen
adviescentrum Digisprong ten dienste van het onderwijsveld binnen de maatregel VV 15 van het relanceplan Vlaamse
Veerkracht, zoals opgenomen in de visienota Digisprong. Van achterstand naar voorsprong, goedgekeurd op de
ministerraad van de Vlaamse Regering van 11 december 2020 (VR 2020 1112 DOC.1425/2QUATER), kan de Vlaamse
Regering voor de schooljaren 2021-2022 en 2022-2023 binnen de perken van de beschikbare deelenveloppe van 375
miljoen euro binnen de relanceprovisie bijkomende werkingsbudgetten, investeringsmiddelen of omkadering
toekennen aan de scholen of scholengemeenschappen in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs of, wat
speerpunten 3 en 4 betreft middelen toekennen ter ondersteuning van deze scholen. De Vlaamse Regering stelt per actie
de verdere modaliteiten vast.
§2. Ter uitvoering van de acties vervat in het speerpunt 1: van achterstand naar voorsprong, speerpunt 2:
versterking van leraren, lerarenopleiders en schoolleiders en speerpunt 3: bevorderen van het mentaal welzijn van
leerlingen, scholieren en studenten binnen de maatregel VV 17 van het relanceplan Vlaamse Veerkracht, zoals
opgenomen in de visienota Van kwetsbaar naar weerbaar, goedgekeurd op de ministerraad van de Vlaamse Regering
van 7 mei 2021 (VR 2021 0705 VV DOC.0055-1 en 2), kan de Vlaamse Regering voor de schooljaren 20212022 en
2022-2023 binnen de perken van de beschikbare deelenveloppe van 90 miljoen euro binnen de relanceprovisie,
desgevallend aangevuld met middelen uitde provisie versterking onderwijs en/of de AGODI-provisie, bijkomende
werkingsbudgetten, investeringsmiddelen of omkadering toekennen aan de scholen of scholengemeenschappen in het
gewoon en buitengewoon basisonderwijs. De Vlaamse Regering stelt per actie de verdere modaliteiten vast
]
Onderafdeling A. - Financierings- en
subsidiëringsvoorwaarden
Art. 68.
§ 1. Zonder
afbreuk te doen aan de specifieke voorwaarden die gesteld zijn voor het
verkrijgen van salarissen, een werkingsbudget of investeringsmiddelen,
verkrijgt een schoolbestuur financiering of subsidiëring voor zijn scholen
of vestigingsplaatsen die :
1°
[erkend zijn]
2°
[voldoen aan de programmatie- en rationalisatienormen en de
afstanden zoals bepaald in uitvoering van hoofdstuk VIII van dit
decreet;]
[
3° deelnemen aan en samenwerken binnen een
lokaal overlegplatform opgericht
[overeenkomstig artikel VIII.3, §2, eerste lid, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
.
Onder "samenwerken" wordt verstaan
:
- de in
[artikel VIII.5, eerste lid, 1°, van dezelfde codificatie]
bedoelde gegevens leveren, en
- de in het kader van
[artikel VIII.5, eerste lid, van dezelfde codificatie]
gemaakte afspraken
naleven;
]
[Dit punt is niet van toepassing op de scholen
van het buitengewoon basisonderwijs type
5.]
[
4° - voor wat betreft het gesubsidieerd
onderwijs : geen afbreuk doen aan de besluitvormingsprocedures bedoeld in
artikelen 19 tot en met 22 van het decreet van 2 april 2004 betreffende
participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad. Deze voorwaarde sluit
tevens in dat de directeur met betrekking tot de hem door de inrichtende macht
gedelegeerde bevoegdheden die voorwerp uitmaken van advies of overleg,
voldoende gemandateerd wordt om in de verhouding tot de schoolraad autonoom te
kunnen optreden;
- voor wat betreft het gemeenschapsonderwijs
: de bevoegdheden van de schoolraad
respecteren.
]
§ 2.
[Een schoolbestuur dat voor een school financiering of subsidiëring wil verkrijgen, dient uiterlijk op 1 april van het schooljaar dat voorafgaat aan de opname in de financiering of subsidiëring, een aanvraag in bij AGODI.
De Vlaamse Regering neemt een beslissing over de opname in de financierings- of subsidiëringsregeling. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan het betrokken schoolbestuur en gaat in bij de aanvang van het schooljaar dat volgt op de aanvraag van de financiering of subsidiëring.
]
[
§ 3. In een voorlopig erkende school is affectatie, mutatie of vaste benoeming van personeelsleden niet mogelijk.
]
Art. 69.
Een schoolbestuur
verliest de financiering of subsidiëring van haar scho(o)l(en) of
vestigingsplaats(en) of types die niet meer voldoen aan de voorwaarden bepaald
in artikel 68, § 1, 2°.
Art. 70.
Wanneer een
gefinancierde of gesubsidieerde school of vestigingsplaats niet meer voldoet
aan de voorwaarden bepaald in artikel 62, kan de regering na toepassing van
artikel 64 :
- de erkenning opheffen : de school of
vestigingsplaats verliest de financiering of subsidiëring zodra de
regering de erkenning opheft;
- de financiering of
subsidiëring geheel of gedeeltelijk inhouden wanneer het schoolbestuur kan
aantonen dat de voorwaarden bepaald in artikel 62 binnen een termijn
overeengekomen met de regering opnieuw vervuld zullen zijn.
Art. 71.
[
...]
[
Art. 71bis.
De regering kan de financiering of
subsidiëring geheel of gedeeltelijk inhouden wanneer een gefinancierde of
gesubsidieerde school niet meer voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel
68, § 1, 3°.
]
Onderafdeling B. - Aanneming van werken,
leveringen en diensten
Art. 72.
Een schoolbestuur dat
werken, leveringen of diensten aanneemt die geheel of gedeeltelijk betaald
worden met :
- middelen uit de dotatie van
[het
Gemeenschapsonderwijs]
,
- het werkingsbudget
ter beschikking gesteld van gesubsidieerde scholen,
- middelen ter beschikking gesteld door
[Agion]
,
moet een overeenkomst afsluiten
volgens de toepasselijke procedure en onder de toepasselijke voorwaarden die
voor het Rijk gelden.
Onderafdeling C. - De salarisfinanciering
of -subsidiëring
Art. 73.
§ 1. Een
schoolbestuur bekomt voor haar personeelsleden die tot de categorieën
bestuurs- en onderwijzend,
[beleids- en ondersteunend,]
medisch, paramedisch,
psychologisch, orthopedagogisch of sociaal personeel behoren een salaris indien
die personeelsleden voldoen aan de volgende voorwaarden :
1°
[onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of
van de Europese Vrijhandelsassociatie, behoudens door de Vlaamse regering te
verlenen
vrijstelling;]
2°
[de burgerlijke en politieke rechten genieten, behoudens
een door de Vlaamse regering te verlenen vrijstelling die samengaat met de
vrijstelling bedoeld in
1°;]
3° houder zijn van de bekwaamheidsbewijzen zoals bedoeld in
artikel 74;
4° aangeworven zijn met
inachtname van de reglementering inzake de reaffectatie en wedertewerkstelling;
5° in dienst zijn op grond van de
reglementering inzake de personeelsformatie;
6°
[...]
§ 2. De salarissen
worden door
[Agodi]
rechtstreeks en maandelijks aan de betrokken
personeelsleden uitbetaald.
Art. 74.
[De regering bepaalt de bekwaamheidsbewijzen die toegang verlenen tot een onderwijsambt.
]
Art. 75.
[
...
]
Onderafdeling D. - De
werkingsbudgetten
[1°
Algemene bepalingen]
Art. 76.
[
Ieder schooljaar
krijgen de schoolbesturen een werkingsbudget voor de werking, de uitrusting,
het groot onderhoud van hun scholen, voor het werken aan rationeel
energiegebruik in hun scholen en om tegemoet te komen aan de kosteloosheid
vermeld in artikel 27 en aan de maximumfacturen vermeld in artikel
27bis.
Bij de aanwending van het werkingsbudget
moet ieder schoolbestuur rekening houden met een gelijke behandeling van al
zijn gefinancierde of gesubsidieerde scholen en van al zijn
leerlingen.
[Het werkingsbudget op basis van de leerlingenkenmerken, zoals vermeld in artikel 78, §1, kan enkel worden
aangewend in het kader van een gelijke onderwijskansenbeleid, zoals bepaald in artikel 153septies, §2.]
]
[
Art. 76bis.
[...]
]
Art. 77.
[
Ieder schoolbestuur
van een gesubsidieerde school moet aan Agodi verantwoording afleggen over het
gebruik van zijn werkingsbudget. De verificatiediensten van Agodi kunnen ter
plaatse controle uitoefenen zonder dat die controle betrekking mag hebben op de
opportuniteit.
De regering bepaalt nader de
controlemaatregelen en ontwikkelt een methode die jaarlijks toelaat om een
globaal zicht te krijgen op de besteding van de werkingsbudgetten in het
basisonderwijs.
]
Art. 78.
[
§ 1. Voor de
toepassing van dit hoofdstuk gelden volgende kenmerken :
1° leerlingenkenmerken :
a) het
opleidingsniveau van de moeder : de moeder is niet in het bezit van een diploma
van het secundair onderwijs of van een studiegetuigschrift van het tweede
leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een
daarmee gelijkwaardig studiebewijs, hierna leerlingenkenmerk 1 te
noemen;
[b) het krijgen van een selectieve participatietoeslag leerling: er wordt een selectieve participatietoeslag leerling uitbetaald ten gunste van de leerling, hierna leerlingenkenmerk 2 te noemen. Voor de toepassing van dit artikel worden de leerlingen die enkel door ongewettigde afwezigheid of onvoldoende aanwezigheid geen recht hadden op een selectieve participatietoeslag, ook meegerekend;]
c) de taal die de leerling in het
gezin spreekt en die verschilt van de onderwijstaal : daaronder wordt de taal
verstaan die de leerling meestal spreekt met moeder, vader of broers en zussen,
hierna leerlingenkenmerk 3 te noemen. De taal die de leerling in het gezin
spreekt is niet de onderwijstaal, indien de leerling in het gezin met niemand
of in een gezin met drie gezinsleden (de leerling niet meegerekend) met maximum
één gezinslid de onderwijstaal spreekt. Broers en zussen worden
als één gezinslid beschouwd;
d) de
leerling heeft zijn woonplaats in een buurt met een hoog percentage leerlingen
met minstens twee jaar schoolse vertraging op vijftienjarige leeftijd, hierna
leerlingenkenmerk 4 te noemen. Onder schoolse vertraging wordt het aantal
leerjaren vertraging verstaan die een leerling oploopt ten aanzien van het
leerjaar waarin hij zich zou bevinden als hij normaal zou vorderen. Voor
leerlingen woonachtig in het Vlaamse Gewest wordt onder "buurt" de statistische
sector verstaan. De statistische sector is de territoriale basiseenheid zoals
vastgelegd door de federale instantie die bevoegd is voor de coördinatie
van de openbare statistiek. Voor leerlingen woonachtig in het Brussels Gewest
wordt onder "buurt" de gemeente waar zij wonen verstaan;
2° schoolkenmerken :
a) het
schoolbestuur organiseert gewoon kleuteronderwijs, hierna schoolkenmerk 1 te
noemen;
b) het schoolbestuur organiseert gewoon
lager onderwijs, hierna schoolkenmerk 2 te noemen;
c) het schoolbestuur organiseert buitengewoon kleuteronderwijs met
uitzondering van type 4, hierna schoolkenmerk 3 te noemen;
d) het schoolbestuur organiseert buitengewoon kleuteronderwijs van
type 4, hierna schoolkenmerk 4 te noemen;
e) het
schoolbestuur organiseert buitengewoon lager onderwijs met uitzondering van
type 4, hierna schoolkenmerk 5 te noemen;
f) het
schoolbestuur organiseert buitengewoon lager onderwijs van type 4, hierna
schoolkenmerk 6 te noemen;
g)
[...]
h) het
schoolbestuur organiseert, conform artikel 24, § 1, tweede lid, van de
gecoördineerde Grondwet, neutraal onderwijs, hierna voorafname 1 (V1) te
noemen;
i) het schoolbestuur biedt, conform
artikel 24, § 1, vierde lid, van de gecoördineerde grondwet, de keuze
aan tussen onderricht in een van de erkende godsdiensten en de
niet-confessionele zedenleer, hierna voorafname 2 (V2) te
noemen.
[In afwijking van het eerste lid, 1°, b), wordt voor het begrotingsjaar 2020 voor de scholen die tellen conform artikel 87, § 1, onder leerlingenkenmerk 2 begrepen, het krijgen van een schooltoelage: er wordt een schooltoelage gegeven aan de leerling, als vermeld in het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap uitbetaald ten gunste van de leerling, hierna leerlingenkenmerk 2 te noemen. Voor de toepassing van dit artikel worden de leerlingen die alleen door ongewettigde afwezigheid of onvoldoende aanwezigheid geen recht op een schooltoelage hadden, ook meegerekend;]
§ 2.
Leerlingenkenmerk 4 wordt als volgt vastgesteld :
1° in een eerste fase wordt de schoolse vertraging van alle
buurten berekend. De berekening van de schoolse vertraging, is gebaseerd op
alle leerlingen van het gewoon onderwijs die school hebben gelopen in een
onderwijsinstelling, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.
Per buurt wordt het percentage vijftienjarige leerlingen berekend die de
afgelopen zes tot tien jaar op vijftienjarige leeftijd twee of meer jaar
schoolse vertraging hebben opgelopen. Buurten waarvan de berekening van de
schoolse vertraging gebaseerd is op minder dan vijftig vijftienjarigen worden
hierna dunbevolkte buurten genoemd;
2° in een
tweede fase wordt voor elke leerling vastgesteld wat het percentage schoolse
vertraging is van de buurt. Leerlingen die behoren tot de trekkende bevolking,
vermeld in artikel 3, 52ter, en
[leerlingen met een zorgthuis]
worden geacht te wonen in een buurt met een hoog percentage
leerlingen met minstens twee jaar schoolse vertraging op vijftienjarige
leeftijd.
Voor alle leerlingen uit het gewoon
basisonderwijs wordt het 75e percentiel van de buurtscores bepaald. Leerlingen
die hun woonplaats hebben in een buurt met een score hoger dan of gelijk aan
het 75e percentiel beantwoorden aan de indicator 'woonplaats hebben in een
buurt met een hoog percentage leerlingen met minstens twee jaar schoolse
vertraging op vijftienjarige leeftijd'.
Leerlingenkenmerk 4 is enkel van toepassing voor leerlingen die in
het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad
wonen.
§ 3. De regering
bepaalt de wijze waarop de leerlingenkenmerken worden vastgesteld en legt de
procedure vast volgens dewelke de gegevens door het Vlaams Ministerie van
Onderwijs en Vorming worden verzameld. Voor leerlingenkenmerk 4 bepaalt de
regering de wijze waarop de buurten worden
afgebakend.
]
[2° Werkingsbudgetten
in het gefinancierde en gesubsidieerde gewoon basisonderwijs
]
[A. Vaststelling van het totale
werkingsbudget en de verdeling ervan in deelbudgetten]
Art. 79.
[
§ 1. Voor het
begrotingsjaar 2009, dat de kredieten omvat voor het schooljaar 2008-2009, is
het startbedrag voor de werkingsbudgetten voor het gewoon basisonderwijs
[402.900.000]
euro.
§ 2. 1° Vanaf
begrotingsjaar 2010 tot en met begrotingsjaar 2015 wordt het werkingsbudget
voor het gewoon basisonderwijs jaarlijks berekend op basis van de kredieten die
in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap van het vorige
begrotingsjaar als werkingsbudget bestemd zijn voor het gewoon basisonderwijs
vermeerderd met 30 % van de loonkosten van de leden van het vastbenoemde
meesters-, vak- en dienstpersoneel van het Gemeenschapsonderwijs van het vorige
begrotingsjaar voor het gewoon basisonderwijs.
2° Voor het begrotingsjaar 2016 wordt het werkingsbudget voor
het gewoon basisonderwijs berekend op basis van de kredieten die in de algemene
uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap van het vorige begrotingsjaar als
werkingsbudget bestemd zijn voor het gewoon basisonderwijs, vermeerderd met 60
% van de loonkosten van de leden van het vastbenoemde meesters-, vak- en
dienstpersoneel van het Gemeenschapsonderwijs van het vorige begrotingsjaar
voor het gewoon basisonderwijs.
3°
[Vanaf het begrotingsjaar 2017]
wordt het werkingsbudget voor het gewoon basisonderwijs
berekend op basis van de kredieten die in de algemene uitgavenbegroting van de
Vlaamse Gemeenschap van het vorige begrotingsjaar als werkingsbudget bestemd
zijn voor het gewoon basisonderwijs, vermeerderd met de volledige loonkosten
van de leden van het vastbenoemde meesters-, vak- en dienstpersoneel van het
Gemeenschapsonderwijs van het vorige begrotingsjaar voor het gewoon
basisonderwijs.
[...]
§ 3. Voor het
begrotingsjaar 2009 wordt het bedrag van
[402.900.000]
euro
vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënten A1 en
A2.
Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt het bedrag,
verkregen na de toepassing van § 2, vermenigvuldigd met de
aanpassingscoëfficiënten A1 en A2.
De
coëfficiënten A1 en A2 worden als volgt berekend :
1° A1 = 0,6 + 0,4 (punten 1/punten 0), waarbij
:
a) punten 1 = het totale aantal punten voor
schoolkenmerk 1 en 2, berekend na de toepassing van artikel 81, voor de
leerlingen van het gewoon basisonderwijs op de eerste schooldag van februari
van het vorige schooljaar;
b) punten 0 = het
totale aantal punten voor schoolkenmerk 1 en 2, berekend na de toepassing van
artikel 81, voor de leerlingen van het gewoon basisonderwijs op de eerste
schooldag van februari van het voorlaatste schooljaar;
2° A2 = (Cx-1/Cx-2), waarbij :
a)
Cx-1 : de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar
x-1;
b) Cx-2 : de gezondheidsindex van de maand
januari van het begrotingsjaar x-2.
De
A2-coëfficiënt wordt voor 100 % in rekening
gebracht;
[3° in afwijking van § 3, 2°, is de
A2-coëfficiënt voor het begrotingsjaar 2010
[en 2011]
gelijk aan
1;]
[ 4° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2012 de coëfficiënt A2= 0,6 (Cx-1/Cx-2) + 0,4;
]
[5° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2013 de coëfficiënt A2 = 0,6(Cx-1/Cx-2) + 0,4;
]
[
6° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2015 de coëfficiënt A2 = 0,6(Cx-1/Cx-2) + 0,4;
7° het bedrag voor begrotingsjaar 2015 verkregen na toepassing van § 3, 1°, en § 3, 6°, wordt verminderd met 8.101.000 euro.
]
[8° het bedrag voor begrotingsjaar 2020 verkregen na toepassing van paragraaf 3, 1° en 2°, wordt verhoogd met
[69.545.000 euro]
.]
§ 4.
[Het bedrag, verkregen door de toepassing van paragraaf 3, wordt voor het begrotingsjaar 2017 verhoogd met 486.000 euro.]
]
Art. 80.
[
§ 1. Van het
werkingsbudget gewoon basisonderwijs verkregen na de toepassing van artikel 79,
wordt een budget van 3 % voorafgenomen voor scholen die voldoen aan
schoolkenmerk V1. Die voorafname wordt berekend volgens de volgende formule
:
V1 = B * lln_Neu * 3 % / (lln_tot + lln_Neu * 3
% + lln_LB *
[3,97 %]
), waarbij :
1° B =
werkingsbudget verkregen na de toepassing van artikel 79;
2°
lln_Neu = leerlingen in het gewoon basisonderwijs van het
Gemeenschapsonderwijs;
3° lln_tot = het totaal
aantal leerlingen in het gewoon basisonderwijs;
4° lln_LB = leerlingen van het officieel gewoon lager
onderwijs.
§ 2. Van het
werkingsbudget gewoon basisonderwijs verkregen na toepassing van artikel 79,
wordt een budget van
[3,97 %]
voorafgenomen voor scholen die voldoen aan
schoolkenmerk V2. Die voorafname wordt berekend volgens de volgende formule
:
V2 = B * lln_LB *
[3,97 %]
/ (lln_tot + lln_Neu * 3
% + lln_LB *
[3,97 %]
).
§ 3. Van het
werkingsbudget gewoon basisonderwijs verkregen na de toepassing van artikel 79
en na toepassing van § 1 en § 2, wordt een percentage berekend dat in
aanmerking komt voor verdeling op basis van de leerlingenkenmerken. Dat budget
wordt berekend volgens de volgende formule :
(B -
V1 - V2) * Pjaar x = B_lli, waarbij :
1°
[Pjaarx = percentage voor het begrotingsjaar in kwestie. Dat percentage bedraagt 14,5625 % voor de begrotingsjaren 2014 en 2015. Vanaf het begrotingsjaar 2016 stijgt dit percentage jaarlijks met 0,1875 % tot 15,5 % vanaf 2020. Vanaf begrotingsjaar 2021 is het dit percentage van 15,5 % dat zal worden toegepast;]
2° B_lli =
werkingsbudget dat verdeeld zal worden op basis van
leerlingenkenmerken.
Het werkingsbudget per
leerlingenkenmerk wordt als volgt bepaald : B_lli / 4, respectievelijk :
B_lliOpl, B_lliSt, B_lliTa, B_lliBu, met :
a)
B_lliOpl= werkingsbudget leerlingenkenmerk 1;
b)
B_lliSt= werkingsbudget leerlingenkenmerk 2;
c)
B_lliTa= werkingsbudget leerlingenkenmerk 3;
d)
B_lliBu= werkingsbudget leerlingenkenmerk 4.
§ 4. Het
werkingsbudget dat verdeeld wordt op basis van de schoolkenmerken hierna B_SchK
te noemen, wordt bepaald door de toepassing van volgende formule : B_SchK = B -
V1 - V2 - B_lli.
[
Voor het begrotingsjaar 2010 wordt het
B_SchK bepaald door toepassing van volgende formule :
B_SchK =
GPP_SchK2009 x het totale aantal punten verkregen na toepassing van artikel 81,
1° en 2°,
waarbij : GPP_SchK2009 de geldwaarde per punt
is voor het begrotingsjaar 2009, zoals vastgesteld na de derde
begrotingscontrole 2009.
]
]
[B. Verdelingsmechanisme
van de deelbudgetten]
Art. 81.
[
B_SchK, vermeld in
artikel 80, § 4, wordt als volgt verdeeld over de schoolkenmerken 1 en 2,
vermeld in artikel 78, § 1 :
1°
[voor de leerlingen van het kleuteronderwijs en van het lager onderwijs wordt het puntengewicht bepaald op
8 punten;]
2° voor alle scholen wordt per
schoolkenmerk vermeld in § 1, het aantal leerlingen geteld zoals bepaald
in artikel 87, vermenigvuldigd met het overeenkomstige puntengewicht verkregen
na toepassing van 1°;
3° het B_SchK wordt
vervolgens gedeeld door het totale aantal te verdelen punten. Het quotiënt
van die deling is de geldwaarde per punt voor schoolkenmerken, hierna GPP_SchK
te noemen.
]
Art. 82.
[
§ 1. Het budget V1,
vermeld in artikel 80, § 1, wordt als volgt verdeeld : V1 wordt gedeeld
door alle leerlingen van het gewoon basisonderwijs van het
Gemeenschapsonderwijs. Het quotiënt van die deling resulteert in een
geldwaarde per leerling voor schoolkenmerk V1, hierna GW_V1 te
noemen.
§ 2. Het budget V2,
vermeld in artikel 80, § 2, wordt als volgt verdeeld : V2 wordt gedeeld
door alle leerlingen van het officieel gewoon lager onderwijs. Het
quotiënt van die deling resulteert in een geldwaarde per leerling voor
schoolkenmerk V2, hierna GW_V2 te noemen.
]
[
Artikel 82bis en 82ter
[...]
]
Art. 83.
[
Het budget leerlingenkenmerken,
vermeld in artikel 80, § 3, wordt verdeeld in een bedrag per leerling per
kenmerk volgens de volgende formules :
1) B_ClliOpl=
B_lliOpl/ClliOpl;
2) B_ClliSt=
B_lliSt/ClliSt;
3) B_ClliTa= B_lliTa/ClliTa;
4)
B_ClliBu= B_lliBu/ ClliBu;
met :
a) B_ClliOpl=
bedrag per gecorrigeerd leerlingenaantal leerlingenkenmerk
1;
b) B_ClliSt= bedrag per gecorrigeerd leerlingenaantal
leerlingenkenmerk 2;
c) B_ClliTa= bedrag per gecorrigeerd
leerlingenaantal leerlingenkenmerk 3;
d) B_ClliBu= bedrag per
gecorrigeerd leerlingenaantal leerlingenkenmerk 4;
e) ClliOpl=
het gecorrigeerde aantal leerlingen dat in aanmerking komt voor
leerlingenkenmerk 1;
f) ClliSt= het gecorrigeerde aantal
leerlingen dat in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 2;
g)
ClliTa= het gecorrigeerde aantal leerlingen dat in aanmerking komt voor
leerlingenkenmerk 3;
h) ClliBu= het gecorrigeerde aantal
leerlingen dat in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk
4.
ClliOpl, ClliSt, ClliTaen ClliBuworden respectievelijk via
de volgende formules berekend :
1° ClliOpl= S alle
scholenClliOpl_school,
waarbij ClliOpl_school = MIN
(Proc._school_iOpl; Gemid_tot_iOpl + (2 x Stdev_tot_iOpl)) x aantal leerlingen
in de school, waarbij :
a) ClliOpl_school = het gecorrigeerde
leerlingenaantal per school voor leerlingenkenmerk 1;
b)
Proc_school_iOpl = het Procentueel aantal leerlingen dat per school in
aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 1;
c) Gemid_tot_iOpl =
het gemiddelde van het procentueel aantal leerlingen dat voor alle scholen
samen in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 1;
d)
Stdev_tot_iOpl = de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele
leerlingenpopulatie die in aanmerking komen voor leerlingenkenmerk
1;
e) MIN = de laagste waarde van de twee : Proc_school_iOpl of
Gemid_tot_iOpl + (2 x Stdev_tot_iOpl); het procentueel aantal leerlingen dat
per school in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 1 of het gemiddelde van
het procentueel aantal leerlingen dat voor alle scholen samen in aanmerking
komt voor leerlingenkenmerk 1 vermeerderd met twee keer de standaarddeviatie
berekend op de totale procentuele leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk
1;
2° ClliSt= S alle scholenClliSt_school,
waarbij : ClliSt_school = MIN (Proc_school_iSt; Gemid_tot_iSt
+ (2 x Stdev_tot_iSt)) x aantal leerlingen in de school, waarbij
:
a) ClliSt_school = het gecorrigeerde leerlingenaantal per
school voor leerlingenkenmerk 2;
b) Proc_school_iSt = het
procentueel aantal leerlingen per school dat in aanmerking komt voor
leerlingenkenmerk 2;
c) Gemid_tot_iSt = het gemiddeld van het
procentueel aantal leerlingen dat voor alle scholen samen in aanmerking komt
voor leerlingenkenmerk 2;
d) Stdev_tot_iSt = de
standaarddeviatie berekend op de totale procentuele leerlingenpopulatie die in
aanmerking komen voor leerlingenkenmerk 2;
e) MIN= de laagste
waarde van de twee : Proc_school_iSt of Gemid_tot_iSt + (2 x Stdev_tot_iSt);
het procentueel aantal leerlingen dat per school in aanmerking komt voor
leerlingenkenmerk 2 of het gemiddelde van het procentueel aantal leerlingen dat
voor alle scholen samen in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 2 vermeerderd
met twee keer de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele
leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk 2;
3° ClliTa= S
alle scholenClliTa_school,
waarbij ClliTa_school = MIN
(Proc_school_iTa; Gemid_tot_iTa + (2 x Stdev_tot_iTa)) x aantal leerlingen in
de school, waarbij :
a) ClliTa _school = het gecorrigeerde
leerlingenaantal per school voor leerlingenkenmerk 3;
b)
Proc_school_iTa = het procentueel aantal leerlingen per school dat in
aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 3;
c) Gemid_tot_iTa =
het gemiddelde van het procentueel aantal leerlingen per school dat voor alle
scholen samen in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 3;
d)
Stdev_tot_iTa = de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele
leerlingenpopulatie die in aanmerking komen voor leerlingenkenmerk
3;
e) MIN = de laagste waarde van de twee : Proc_school_iTa of
Gemid_tot_iTa + (2 x Stdev_tot_iTa); het procentueel aantal leerlingen dat per
school in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 3 of het gemiddelde van het
procentueel aantal leerlingen dat voor alle scholen samen in aanmerking komt
voor leerlingenkenmerk 3 vermeerderd met twee keer de standaarddeviatie
berekend op de totale procentuele leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk
3;
4° ClliBu= S alle scholenClliBu_school,
waarbij ClliB_school = MIN (Proc_school_iBu; Gemid_tot_iBu +
(2 x Stdev_tot_iBu)) x aantal leerlingen in de school, waarbij
:
a) ClliBu_school = het gecorrigeerde leerlingenaantal per
school voor leerlingenkenmerk 4;
b) Proc_school_iBu = het
procentueel aantal leerlingen per school dat in aanmerking komt voor
leerlingenkenmerk 4;
c) Gemid_tot_iBu = het gemiddelde van het
procentueel aantal leerlingen per school dat in aanmerking komt voor
leerlingenkenmerk 4 voor alle scholen samen;
d) Stdev_tot_iBu =
de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele leerlingenpopulatie die
in aanmerking komen voor leerlingenkenmerk 4;
e) MIN = de
laagste waarde van de twee : Proc_school_iBu of Gemid_tot_iBu + (2 x
Stdev_tot_iBu). het procentueel aantal leerlingen dat per school in aanmerking
komt voor leerlingenkenmerk 4 of het gemiddelde van het procentueel aantal
leerlingen dat voor alle scholen samen in aanmerking komt voor
leerlingenkenmerk 4 vermeerderd met twee keer de standaarddeviatie berekend op
de totale procentuele leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk
4.
]
[C. Berekening van het
werkingsbudget per school]
Art. 84.
[
Het werkingsbudget per school
wordt voor een deel berekend op basis van schoolkenmerken en voor een deel op
basis van leerlingenkenmerken.
]
Art. 85.
[
§ 1. Per school
wordt het totaal aantal punten berekend door het aantal leerlingen, geteld
overeenkomstig artikel 87, te vermenigvuldigen met hun puntengewicht voor
schoolkenmerk 1 en 2.
§ 2.
[Onverminderd de bepalingen in artikel 39, §7, 2°, van het decreet van 8 mei 2009
betreffende de kwaliteit van onderwijs is het werkingsbudget per school de som van:]
1°
het resultaat van de vermenigvuldiging van het totale aantal punten per school
met de GPP_SchK, zoals bepaald in artikel 81, 3°;
2° het bedrag, verkregen door het resultaat de van volgende
vermenigvuldigingen :
a) B_ClliOplx
ClliOpl_school;
b) B_ClliStx
ClliSt_school;
c) B_ClliTax
ClliTa_school;
d) B_ClliBux
ClliBu_school;
3° GW_V1, zoals bepaald in
artikel 82, § 1, vermenigvuldigd met het aantal leerlingen in de
school;
4° GW_V2, zoals bepaald in artikel 82,
§ 2, vermenigvuldigd met het aantal leerlingen lager onderwijs in de
school.
§ 3. Het budget,
verkregen na de toepassing van § 2, wordt voor het Gemeenschapsonderwijs
jaarlijks aan de raden van bestuur van de scholengroepen toegekend in
overeenstemming met de bepalingen van artikel 36, 2°, van het bijzonder
decreet van 14 juli 1998 betreffende het Gemeenschapsonderwijs waarbij
:
1° de som van het bedrag dat met toepassing
van artikel 85, § 2, verkregen is, voor het geheel van de scholen van het
gewoon basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs tot en met 2015 verminderd
wordt met 30 percent van de loonkosten van de leden van het meesters-, vak- en
dienstpersoneel van het gewoon basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs, in
2016 met 60 percent en
[vanaf 2017]
met 100 percent van die
loonkosten;
2° de som van het bedrag dat met
toepassing van § 2, verkregen is, voor het geheel van de scholen van het
gewoon basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs verhoogd wordt met de
middelen vastgelegd voor het optrekken van het vakantiegeld tot 92 % voor het
contractuele onderhouds- of meesters-, vak- en dienstpersoneel van het
Gemeenschapsonderwijs, toegekend via de betreffende onderwijs-cao. Voor het
begrotingsjaar 2009 is dat bedrag
[554.000]
euro.
Vanaf
begrotingsjaar 2010 wordt dat bedrag jaarlijks geïndexeerd door de
toepassing van de A2-coëfficiënt zoals bepaald in artikel
79.
§ 4. Het
werkingsbudget verkregen na de toepassing van artikel 85, § 2, wordt voor
het gesubsidieerd onderwijs jaarlijks toegekend aan de schoolbesturen van het
gesubsidieerd onderwijs.
Daarbij worden de
middelen voor de schoolbesturen van het vrij gesubsidieerd onderwijs verhoogd
met de middelen tot harmonisering van de lonen tussen het onderhouds-,
meesters-, vak- en dienstpersoneel van het gesubsidieerd vrij onderwijs en dat
personeel van het Gemeenschapsonderwijs, toegekend via de respectieve
onderwijs-cao's. Voor het begrotingsjaar 2009 is dat bedrag
[3.239.000]
euro.
Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt dat bedrag
jaarlijks geïndexeerd door toepassing van de A2-coëfficiënt
zoals bepaald in artikel 79.
Die cao-middelen
worden verdeeld pro rata het aantal punten per school van het vrij
gesubsidieerd onderwijs, dat verkregen is na de toepassing van artikel 85,
§ 1.
§ 5. De
werkingsbudgetten van de scholengroepen van het Gemeenschapsonderwijs en van de
scholen van het gesubsidieerd gewoon basisonderwijs worden elk schooljaar in
minstens twee schijven uitbetaald waarbij vóór 1 februari de som
van de uitbetaalde schijven minstens 50 % van de werkingsmiddelen van het
betrokken schooljaar vertegenwoordigt en het saldo vóór 1 juli
betaald wordt.
[
§ 6. Indien het decreet
houdende de aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar
waarin de werkingsmiddelen voor het betrokken schooljaar zijn opgenomen
aanleiding geeft tot meer middelen voor de schoolbesturen van het gesubsidieerd
gewoon basisonderwijs of de scholengroepen van het Gemeenschapsonderwijs, dan
worden deze bijkomende middelen uitbetaald binnen de twee maanden na de
bekrachtiging door de Vlaamse Regering van betrokken
decreet.;
]
]
[3° Werkingsbudgetten
in het gefinancierde en gesubsidieerde buitengewoon onderwijs]
[A. Vaststelling van het totale werkingsbudget en de
verdeling ervan in deelbudgetten]
Art. 85bis.
[
§ 1. Voor het
begrotingsjaar 2009, dat de kredieten omvat voor het schooljaar 2008-2009, is
het startbedrag voor de werkingsmiddelen voor het buitengewoon basisonderwijs
[35.599.000]
euro.
§ 2. 1° Vanaf
begrotingsjaar 2010 tot en met begrotingsjaar 2015 wordt het werkingsbudget
voor het buitengewoon basisonderwijs jaarlijks berekend op basis van de
kredieten die in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap van
het vorige begrotingsjaar als werkingsbudget bestemd zijn voor het buitengewoon
basisonderwijs, vermeerderd met 30 % van de loonkosten van de leden van het
vastbenoemde meesters-, vak- en dienstpersoneel van het Gemeenschapsonderwijs
van het vorige begrotingsjaar voor het buitengewoon
basisonderwijs.
2° Voor het begrotingsjaar
2016 wordt het werkingsbudget voor het buitengewoon basisonderwijs jaarlijks
berekend op basis van de kredieten die in de algemene uitgavenbegroting van de
Vlaamse Gemeenschap van het vorige begrotingsjaar als werkingsbudget bestemd
zijn voor het buitengewoon basisonderwijs, vermeerderd met 60 % van de
loonkosten van de leden van het vastbenoemde meesters-, vak- en dienstpersoneel
van het Gemeenschapsonderwijs van het vorige begrotingsjaar voor het
buitengewoon basisonderwijs.
3° Vanaf het
begrotingsjaar 2017 wordt het werkingsbudget voor het buitengewoon
basisonderwijs berekend op basis van de kredieten die in de algemene
uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap van het vorige begrotingsjaar als
werkingsbudget bestemd zijn voor het buitengewoon basisonderwijs, vermeerderd
met de volledige loonkosten van de leden van het vastbenoemde meesters-, vak-
en dienstpersoneel van het Gemeenschapsonderwijs van het vorige begrotingsjaar
voor het buitengewoon basisonderwijs.
[...]
§ 3. Voor het
begrotingsjaar 2009 wordt het bedrag van
[35.599.000]
euro
vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënten A1 en
A2.
Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt het bedrag,
verkregen na de toepassing van § 2, vermenigvuldigd met de
aanpassingscoëfficiënten A1 en A2.
De
coëfficiënten A1 en A2 worden als volgt berekend :
1° A1 = 0,6 +0,4 (punten 1/punten 0), waarbij
:
a) punten 1 = het totale aantal punten voor
schoolkenmerk 3, 4, 5 en 6, zoals berekend na toepassing van artikel 85quater,
voor de leerlingen van het buitengewoon basisonderwijs op de eerste schooldag
van februari van het vorige schooljaar;
b) punten
0 = het totaal aantal punten voor schoolkenmerk 3, 4, 5 en 6, zoals berekend na
toepassing van artikel 85quater, voor de leerlingen van het buitengewoon
basisonderwijs op de eerste schooldag van februari van het voorlaatste
schooljaar;
2° A2 = (Cx-1/Cx-2), waarbij
:
a) Cx-1 : de gezondheidsindex van de maand
januari van het begrotingsjaar x-1;
b) Cx-2 : de
gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar
x-2.
De A2-coëfficiënt wordt voor 100 %
in rekening gebracht;
[3° in afwijking van 2° is de
A2-coëfficiënt voor het begrotingsjaar 2010
[en 2011]
gelijk aan
1;]
[
4° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2012 de coëfficiënt A2= 0,6 (Cx-1/Cx-2) + 0,4;
]
[5° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2013 de coëfficiënt A2 = 0,6(Cx-1/Cx-2) + 0,4;
]
[
6° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2015 de coëfficiënt A2 = 0,6(Cx-1/Cx-2) + 0,4;
7° het bedrag voor begrotingsjaar 2015, verkregen na toepassing van § 3, 1°, en § 3, 6°, wordt verminderd met 731.000 euro.
]
[8° het bedrag voor begrotingsjaar 2020 verkregen na toepassing van § 3, 1° en 2°, wordt verhoogd met
[983.000 euro]
.]
§ 4.
[Het bedrag, verkregen door de toepassing van paragraaf 3, wordt voor het begrotingsjaar 2017 verhoogd met 53.000 euro.]
]
[
Art. 85ter.
§ 1. Van het
werkingsbudget buitengewoon basisonderwijs verkregen na de toepassing van
artikel 85bis, wordt een budget van 3 % voorafgenomen voor scholen die voldoen
aan schoolkenmerk V1. Die voorafname wordt berekend volgens de volgende formule
:
V1 = B * lln_Neu * 3 % / (lln_tot + lln_Neu * 3
%+ lln_LB *
[3,97 %]
), waarbij :
1° B =
werkingsbudget verkregen na toepassing van artikel 85bis ;
2° lln_Neu = leerlingen in het buitengewoon basisonderwijs van
het Gemeenschapsonderwijs;
3° lln_tot = het
totale aantal leerlingen in het buitengewoon basisonderwijs;
4° lln_LB = leerlingen van het officieel buitengewoon lager
onderwijs.
§ 2. Van het
werkingsbudget buitengewoon basisonderwijs verkregen na de toepassing van
artikel 85bis, wordt een budget van
[3,97 %]
voorafgenomen voor scholen die
voldoen aan schoolkenmerk V2. Die voorafname wordt berekend volgens de volgende
formule :
V2 = B * lln_LB *
[3,97 %]
/ (lln_tot +
lln_Neu * 3 % + lln_LB *
[3,97 %]
).
§ 3. Het
werkingsbudget dat verdeeld wordt op basis van de schoolkenmerken, hierna
B_SchK te noemen, wordt bepaald door de toepassing van de volgende formule :
B_SchK = B - V1 - V2.
[
Voor het begrotingsjaar 2010 wordt het
B_SchK bepaald door toepassing van volgende formule :
B_SchK =
GPP_SchK2009 x het totale aantal punten verkregen na toepassing van artikel
85quater, 1° en 2°,
waarbij : GPP_SchK2009 de
geldwaarde per punt is voor het begrotingsjaar 2009, zoals vastgesteld na de
derde begrotingscontrole 2009.
]
]
[B. Verdelingsmechanisme
van de deelbudgetten]
[
Art. 85quater.
[
B_SchK zoals bepaald in artikel 85ter, § 3, wordt als volgt verdeeld over de schoolkenmerken 3, 4, 5, en 6:
1° voor de leerlingen van het buitengewoon onderwijs wordt het puntengewicht als volgt vastgesteld:
a) buitengewoon kleuteronderwijs niet type 4 (= schoolkenmerk 3)
[13 punten]
;
b) buitengewoon kleuteronderwijs wel type 4 (= schoolkenmerk 4)
[15 punten]
;
c) buitengewoon lager onderwijs niet type 4 (= schoolkenmerk 5) 13 punten;
d) buitengewoon lager onderwijs wel type 4 (= schoolkenmerk 6) 15 punten.
[...]
;
2° voor alle scholen wordt per schoolkenmerk, vermeld in punt 1°, het aantal leerlingen, geteld zoals bepaald in artikel 87, vermenigvuldigd met het overeenkomstige puntengewicht;
3° het B_SchK wordt vervolgens gedeeld door het totale aantal te verdelen punten.
Het quotiënt van die deling is de geldwaarde per punt voor schoolkenmerken, hierna GPP_SchK te noemen.
]
]
[
Art. 85quinquies.
§ 1. Het budget V1,
zoals bepaald in artikel 85ter, wordt als volgt verdeeld : V1 wordt gedeeld
door alle leerlingen van het buitengewoon basisonderwijs van het
Gemeenschapsonderwijs. Het quotiënt van die deling resulteert in een
geldwaarde per leerling voor schoolkenmerk V1, hierna GW_V1 te
noemen.
§ 2. Het budget V2,
zoals bepaald in artikel 85ter, wordt als volgt verdeeld : V2 wordt gedeeld
door alle leerlingen van het officieel buitengewoon lager onderwijs. Het
quotiënt van die deling resulteert in een geldwaarde per leerling voor
schoolkenmerk V2, hierna GW_V2 te noemen.
]
[C.1. Berekening van het
werkingsbudget per school]
[
Art. 85sexies.
Het werkingsbudget
per school wordt berekend op basis van
schoolkenmerken.
]
Art. 86.
[
§ 1. Per school
wordt het totale aantal punten berekend door de vermenigvuldiging van het
aantal leerlingen, geteld overeenkomstig artikel 87, te vermenigvuldigen met
hun puntengewicht voor schoolkenmerk 3, 4, 5, 6.
§ 2. Het
werkingsbudget per school van het buitengewoon basisonderwijs is de som van
:
1° het resultaat van de vermenigvuldiging
van het totale aantal punten per school met de GPP_SchK, zoals bepaald in
artikel 85quater, § 3;
2° GW_V1, zoals
bepaald in artikel 85sexies, § 1, vermenigvuldigd met het aantal
leerlingen in de school;
3° GW_V2, zoals
bepaald in artikel 85sexies, § 2, vermenigvuldigd met het aantal
leerlingen lager onderwijs in de school.
§ 3. Het budget
verkregen na de toepassing van § 2, wordt voor het Gemeenschapsonderwijs
jaarlijks aan de raden van bestuur van de scholengroepen toegekend
overeenkomstig de bepalingen van artikel 36, 2°, van het bijzonder decreet
van 14 juli 1998 betreffende het Gemeenschapsonderwijs waarbij
:
1° de som van het bedrag dat met toepassing
van § 2 verkregen is, voor het geheel van de scholen van het buitengewoon
basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs tot en met 2015 verminderd wordt
met 30 percent van de loonkosten van de leden van het meesters-, vak- en
dienstpersoneel van het buitengewoon basisonderwijs van het
Gemeenschapsonderwijs, in 2016 met 60 percent en
[vanaf 2017]
met 100 percent van
die loonkosten;
2° de som van het bedrag dat
met toepassing van § 2 verkregen is, voor het geheel van de scholen van
het buitengewoon basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs verhoogd wordt
met de middelen, vastgelegd voor het optrekken van het vakantiegeld tot 92 %
voor het contractuele onderhouds- of meesters-, vak- en dienstpersoneel van het
Gemeenschapsonderwijs, toegekend via de betreffende onderwijs-cao. Voor het
begrotingsjaar 2009 is dat bedrag 86.000 euro.
Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt dat bedrag jaarlijks
geïndexeerd door toepassing van de A2-coëfficiënt zoals bepaald
in artikel 79.
§ 4. Het
werkingsbudget verkregen na de toepassing van § 2 wordt voor het
gesubsidieerd onderwijs jaarlijks toegekend aan de schoolbesturen van het
gesubsidieerd onderwijs.
Daarbij worden de
middelen voor de schoolbesturen van het vrij gesubsidieerd onderwijs verhoogd
met de middelen tot harmonisering van de lonen tussen het onderhouds-,
meesters-, vak- en dienstpersoneel van het gesubsidieerd vrij onderwijs en dat
personeel van het Gemeenschapsonderwijs, toegekend via de betreffende
onderwijs-cao's. Voor het begrotingsjaar 2009 is dat bedrag
[287.000
euro]
.
Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt dat
bedrag jaarlijks geïndexeerd door de toepassing van de
A2-coëfficiënt, zoals bepaald in artikel 79.
Die cao-middelen worden verdeeld pro rata het aantal punten per
school van het vrij gesubsidieerd onderwijs, dat verkregen is na de toepassing
van artikel 86, § 1.
§ 5. De
werkingsbudgetten van de scholengroepen van het Gemeenschapsonderwijs en van de
scholen van het gesubsidieerd buitengewoon basisonderwijs worden elk schooljaar
in minstens twee schijven uitbetaald waarbij vóór 1 februari de
som van de uitbetaalde schijven minstens 50 % van de werkingsmiddelen van het
betrokken schooljaar vertegenwoordigt en het saldo vóór 1 juli
betaald wordt.
[
§ 6. Indien het decreet
houdende de aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar
waarin de werkingsmiddelen voor het betrokken schooljaar zijn opgenomen
aanleiding geeft tot meer middelen voor de schoolbesturen van het gesubsidieerd
buitengewoon basisonderwijs of de scholengroepen van het Gemeenschapsonderwijs,
dan worden deze bijkomende middelen uitbetaald binnen de twee maanden na de
bekrachtiging door de Vlaamse Regering van betrokken
decreet.
]
]
[C.2. Berekening van de
integratietoelage per school]
[
Art. 86bis.
[
...
]
]
[
Art. 86bis/1.
[
§ 1. Er worden jaarlijks werkingsmiddelen toegekend aan de schoolbesturen van scholen buitengewoon onderwijs die met toepassing van artikel 172quinquies en 172quinquies/1 ondersteuning bieden.
§ 2. Voor de leerlingen, vermeld in artikel 172quinquies en 172quinquies/1, § 3, 2°, worden de voormelde werkingsmiddelen voor het schooljaar (X, X+1) berekend door het aantal aan de schoolbesturen toegekende begeleidingseenheden, extra lestijden en extra uren in het kader van het ondersteuningsmodel, vermeld in artikel 172quinquies en 172quinquies/1, § 3, 2°, in voorkomend geval na overdrachten, te vermenigvuldigen met een bedrag per begeleidingseenheid, lestijd of uur.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, werd berekend door het budget dat op de onderwijsbegroting voor 2018 voorzien was voor de toekenning van werkingsmiddelen voor het ondersteuningsmodel te delen door het totaal aantal toegekende begeleidingseenheden, extra lestijden, extra lesuren en extra uren in het kader van het ondersteuningsmodel voor het schooljaar 2017-2018.
Het bedrag, vermeld in het tweede lid, wordt jaarlijks vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A, die berekend wordt conform de volgende formule:
A = (Cx-1/Cx-2), waarbij:
1° Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;
2° Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x- 2.
§3. Voor de leerlingen, vermeld in artikel 172quinquies/1, § 3, 1°, die op een van de teldagen, vermeld in artikel 172quinquies/1, § 4, begeleid worden, krijgt de begeleidende school voor buitengewoon onderwijs de volgende werkingsmiddelen toegekend:
1° voor het kleuteronderwijs:
1° voor het kleuteronderwijs:
a) type 2, 6 of 7: 360,66 euro per leerling;
b) type 4: 548,07 euro per leerling;
2° voor het lager onderwijs:
a) type 2, 6 of 7: 645,48 euro per leerling;
b) type 4: 843,80 euro per leerling.
De werkingsmiddelen toegekend aan de school voor buitengewoon onderwijs op basis van de leerlingen op de eerste schooldag van oktober, worden gegarandeerd voor het volledige schooljaar.
Als op basis van de telling op de eerste schooldag van februari van het lopende schooljaar en met toepassing van de bedragen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, een hoger bedrag aan werkingsmiddelen wordt bekomen voor een school voor buitengewoon onderwijs in vergelijking met de werkingsmiddelen toegekend op basis van de telling van de eerste schooldag van oktober, dan ontvangt deze school dit verschil aan werkingsmiddelen. In geval van een daling behoudt de school voor buitengewoon onderwijs de werkingsmiddelen berekend op basis van de eerste schooldag van oktober.
In geval een school voor gewoon basisonderwijs voor ondersteuning samenwerkt met een school voor buitengewoon secundair onderwijs, dan worden de werkingsmiddelen bepaald met toepassing van de bedragen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, toegekend aan die school voor buitengewoon secundair onderwijs.
§ 4. De bedragen, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, 1° en 2°, worden jaarlijks vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A, die berekend wordt conform de volgende formule:
A = (Cx-1/Cx-2), waarbij:
1° Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;
2° Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x- 2.
]
]
[
Art. 86ter.
[...]
]
[
Art. 86quater.
[...]
]
[4°
Teldagen]
Art. 87.
[
§ 1. Het werkingsbudget wordt
ieder schooljaar per school berekend op basis van het aantal regelmatige
leerlingen dat ingeschreven is op de eerste schooldag van februari van het
voorgaande schooljaar.
§ 2. In afwijking van § 1 is
de teldag voor de berekening van het werkingsbudget voor scholen in
programmatie de eerste schooldag van oktober van het lopende
schooljaar.
Die teldag geldt in het gewoon basisonderwijs voor
de hele school voor het schooljaar van oprichting en voor de vijf
daaropvolgende schooljaren.
Die teldag geldt in het
buitengewoon basisonderwijs voor de hele school voor het schooljaar van
oprichting en voor de twee daaropvolgende schooljaren.
§ 3. In afwijking van § 1 is
de teldag voor de berekening van het werkingsbudget voor scholen die betrokken
zijn bij een herstructurering, de eerste schooldag van oktober van het lopende
schooljaar.
[Deze afwijking geldt niet voor scholen van het gewoon basisonderwijs als het gaat over autonome kleuterscholen
die een vestigingsplaats afschaffen.]
§ 4. Voor de toepassing van dit
artikel op CKG-scholen en op scholen voor type 5 worden de woorden "de eerste
schooldag van oktober" telkens gelezen als "de maand september" en wordt het
woord "teldag" telkens gelezen als "telperiode".
[Voor type 5-scholen die betrokken zijn bij een herstructurering is de telperiode in het tweede jaar na die
herstructurering de volledige maand september van het lopende schooljaar.]
Voor de
toepassing van dit artikel op CKG-scholen en scholen voor type 5 worden de
woorden "op basis van het aantal regelmatige leerlingen, ingeschreven op de
eerste schooldag van februari" gelezen als "op basis van het gemiddeld aantal
regelmatige leerlingen, ingeschreven tijdens de periode van twaalf maanden die
voorafgaat aan de eerste schooldag van februari".
§ 5. Het werkingsbudget van een
school voor type 5 kan alleen volledig worden aangewend als een door de
regering vastgelegd gemiddelde van onderwijsdagen per kind gedurende de
telperiode wordt bereikt.
Als dat gemiddelde niet wordt
bereikt, dan wordt het werkingsbudget evenredig
verminderd.
§ 6.
[...]
]
[5° Extra werkingsbudget voor het kleuteronderwijs]
[
Artikel 87bis.
§ 1.
[...]
§ 2.
[...]
[
§ 3. Voor het begrotingsjaar 2019 wordt een extra werkingsbudget van 10.000.000 euro toegekend aan de scholen van het gewoon en buitengewoon basisonderwijs, voor het schooljaar 2018-2019. Deze middelen kunnen ook aangewend worden tijdens het schooljaar 2019-2020.
Het extra werkingsbudget per school is het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal kleuters in de school op 1 februari 2018, met de G_Kl, waarbij:
G_Kl = het extra werkingsbudget vermeld in het eerste lid, gedeeld door het totaal aantal kleuters in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs op 1 februari 2018.
Het extra werkingsbudget wordt aan de schoolbesturen uitbetaald uiterlijk op 31 maart 2019.
]
[
§ 4. Voor het begrotingsjaar 2019 wordt een extra werkingsbudget van 397.607 euro toegekend aan het gewoon en buitengewoon basisonderwijs, voor het schooljaar 2018-2019. Deze middelen kunnen ook aangewend worden tijdens het schooljaar 2019-2020.
Het extra werkingsbudget per school is het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal kleuters in de school op 1 februari 2018, met de G_Kl, waarbij:
G_Kl = het extra werkingsbudget, vermeld in het eerste lid, gedeeld door het totaal aantal kleuters in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs op 1 februari 2018.
Het extra werkingsbudget wordt aan de schoolbesturen uitbetaald uiterlijk op 31 maart 2019.
]
]
[
Art. 87ter.
Aan scholen voor buitengewoon basisonderwijs die actief zijn in het ondersteuningsmodel, in
toepassing van de artikelen 172quinquies en 172quinquies/1, wordt voor het schooljaar 2021-2022 eenmalig een budget
toegekend in functie van het professionaliseren van ondersteuners. Voor het begrotingsjaar 2021 gaat het om 957.284
euro en voor het begrotingsjaar 2022 gaat het om 1.915.237 euro.
[De
middelen worden ingezet om in het schooljaar 2021-2022 en in het eerste trimester van het schooljaar 2022-2023
personeelsleden aan te stellen die ondersteuners vervangen tijdens een periode van professionalisering.]
De Vlaamse Regering legt daartoe het verdelingsmechanisme over de scholen, de toepassingsmodaliteiten en de
modaliteiten met betrekking tot het lokaal sociaal overleg vast.
]
[6° Extra werkingsbudget voor beleidsondersteuning]
[
Art. 87quater.
§ 1. Voor het schooljaar 2021-2022 wordt een extra werkingsbudget van 7.692.000 euro toegekend
aan scholen van het gewoon en buitengewoon basisonderwijs, exclusief type 5. Ten laste van dit werkingsbudget moet
personeel worden aangeworven voor beleidsondersteuning of administratieve ondersteuning conform artikel 154, § 2.
§ 2. Het extra werkingsbudget per school wordt berekend door het aantal regelmatige leerlingen, dat de school telt
op de eerste schooldag van februari 2021, te vermenigvuldigen met 10,53 euro.
Het werkingsbudget wordt aan de schoolbesturen uiterlijk vóór 1 februari 2022 uitbetaald.
]
Onderafdeling E. - De
investeringsmiddelen
Art. 88.
§ 1.
[Het
Gemeenschapsonderwijs]
en de schoolbesturen van het gesubsidieerd
onderwijs kunnen voor hun scholen een beroep doen op de door de Gemeenschap aan
[het Gemeenschapsonderwijs]
of aan de
[Agion]
toegekende
investeringsmiddelen voor zover :
- hun scholen
voldoen aan de subsidiërings- of financieringsvoorwaarden;
- de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding is aangetoond en er
binnen een bepaalde gebiedsomschrijving geen bestaande gebouwen of
voorzieningen beschikbaar zijn die geheel of gedeeltelijk door de Gemeenschap
zijn gefinancierd of gesubsidieerd;
- de werken
beantwoorden aan de vastgestelde fysische en financiële
normen.
§ 2. De regering
legt de fysische en financiële normen
vast.
Art. 89.
De jaarlijks in het
decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap
ingeschreven vastleggingsmachtigingen bestemd voor investeringen in onroerend
goed in het onderwijs worden over het gesubsidieerd vrij onderwijs, het
gesubsidieerd officieel onderwijs en het gemeenschapsonderwijs verdeeld naar
rato van de vervangingswaarde van de schoolgebouwen van elk hiervoor vermeld
onderwijsnet. Hierbij wordt rekening gehouden met een dekkingsgraad van 100 %
in het gefinancierd onderwijs. De dekkingsgraad is 70 % voor de scholen in het
gesubsidieerd basisonderwijs.
Art. 90.
§ 1. Voor de
toepassing van artikel 89 wordt per onderwijsnet de vervangingswaarde van de
schoolgebouwen vastgesteld op basis van de volgende berekeningswijze :
benodigde oppervlakte x eenheidsprijs
afschrijvingstermijn
Per onderwijsnet is de benodigde oppervlakte gelijk aan de som van
de produkten van de gemiddelde oppervlakte per onderwijsniveau en het aantal
leerlingen in het overeenkomstig onderwijsniveau.
De gemiddelde oppervlakte per onderwijsniveau wordt berekend op
basis van een voor alle netten gelijke oppervlakte per leerling, rekening
houdend met de objectieve verschillen inzake schoolgrootte.
§ 2. Overeenkomstig
de in § 1 bedoelde formule wordt de waarde van de parameters telkens voor
een periode van vijf jaar vastgesteld.
De
eenheidsprijs per vierkante meter ten bedrage van
[641,42 euro]
en de
afschrijvingsperiode, die vijftig jaar bedraagt, zijn voor alle netten en
niveaus gelijk.
Onderafdeling F. - Speciale
onderwijsleermiddelen
Art. 91.
[
§ 1. Regelmatige leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften die gewoon gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs volgen, kunnen speciale onderwijsleermiddelen ter beschikking krijgen.
[§ 2.]
Indien deze speciale onderwijsleermiddelen, vermeld in paragraaf 1, de vorm aannemen van tolken
[Vlaamse Gebarentaal of een andere gebarentaal]
of schrijftolken, dan bepaalt de Vlaamse Regering :
[1°]
de procedure voor de aanvraag en toekenning van de schrijftolken en tolken
[Vlaamse Gebarentaal of een andere gebarentaal]
bij het Agodi; het Agodi zal hiertoe eveneens een intern beroep voorzien;
[2°]
de diplomavoorwaarden voor de tolken
[Vlaamse Gebarentaal of een andere gebarentaal]
en schrijftolken;
[
3°]
de te indexeren loonkost voor de tolken
[Vlaamse Gebarentaal of een andere gebarentaal]
en de loonkost voor de schrijftolken;
[4° de definitie van de doelgroep.]
[§ 3.]
[Indien deze speciale onderwijsleermiddelen, vermeld in paragraaf 1, de vorm aannemen van tolken
[Vlaamse Gebarentaal of een andere gebarentaal]
of schrijftolken, dan verleent de Vlaamse Regering voor de realisatie van deze tolkuren een subsidie aan een centraal tolkenbureau, die bestaat uit enerzijds werkingsmiddelen voor dit tolkenbureau en anderzijds lonen en verplaatsingskosten voor de tolken.
]
[De Vlaamse Regering bepaalt de verdere voorwaarden voor de werking van dit tolkenbureau.]
[§ 4.]
De procedure voor de aanvraag en toekenning en het intern beroep en de werking van het door de Vlaamse Regering te bepalen centraal tolkenbureau worden om de drie jaar geëvalueerd. De eerste evaluatie vindt plaats gedurende het schooljaar 2015-2016. Tijdens deze evaluatie wordt de betrokkenheid van de doelgroep verzekerd.
[§ 5.]
Indien deze speciale onderwijsleermiddelen een andere vorm aannemen dan hetgeen vermeld is onder paragraaf 2 tot en met
[4]
, dan bepaalt de Vlaamse Regering de procedure voor de aanvraag en de criteria voor toekenning van deze middelen.
]
Onderafdeling G. - Sociale voordelen en
gezondheidstoezicht
Art. 92 t.e.m. 95.
[...]
HOOFDSTUK VIII. -
[Programmatie en rationalisatie van
scholen]
Art. 96.
De bepalingen van dit
hoofdstuk zijn van toepassing op de gefinancierde en gesubsidieerde scholen
[...]
.
Afdeling 1. - Vrije keuzeschool
Art. 97.
[Elke officiële
school voor gewoon onderwijs kan de vrije keuze verzekeren indien zij begeleid
wordt door een officieel CLB en indien de oudervereniging van de school
aansluit bij het ondersteuningscentrum van ouderverenigingen van het officieel
onderwijs.]
Art. 98.
[...]
Art. 99.
Een vrije school voor
gewoon onderwijs, gebaseerd op een godsdienst of levensbeschouwing, die op
grond van artikel 25, § 1, 2° opgericht wordt om de vrije keuze te
verzekeren, is een vrije keuzeschool indien ze erkend is door de bevoegde
instantie van de betrokken eredienst of levensbeschouwing.
Art. 100.
§ 1. Een vrije
keuzeschool zoals bedoeld in
[de artikelen 97 en 99]
voldoet aan de
programmatienormen indien er
[op de eerste schooldag van oktober van het
lopende schooljaar ]
zestien regelmatige leerlingen
[...]
zijn
ingeschreven.
§ 2. Een vrije
keuzeschool die voldoet aan § 1 kan een beroep doen op de door de
Gemeenschap aan
[het Gemeenschapsonderwijs]
of aan
[Agion]
toegekende
investeringsmiddelen.
§ 3. De directeur van
een vrije keuzeschool die voldoet aan § 1 krijgt de weddeschaal van
directeur toegekend.
§ 4. De norm bepaald in
§ 1 is de rationalisatienorm zolang de school vrije keuzeschool is en de
bepaling van § 2 geldt zolang de school vrije keuzeschool
blijft.
Art. 101.
§ 1.
[In elke gefinancierde of gesubsidieerde school voor buitengewoon onderwijs die voldoet aan de door de regering vastgelegde rationalisatienormen kunnen per 1 september types van vrije keuze, met uitzondering van type 5, worden gefinancierd of gesubsidieerd indien het type binnen de provincie niet georganiseerd wordt in een school van dezelfde groep.]
[Een schoolbestuur dat, conform paragraaf 5, van de regering een goedkeuring heeft gekregen voor de oprichting
van een nieuw type van vrije keuze kan ervoor kiezen om de oprichting met een schooljaar uit te stellen.]
§ 2.
[De conform paragraaf 1 nieuw opgerichte types van vrije keuze moeten op de eerste schooldag van oktober van het
[eerste schooljaar na de
goedkeuring door de regering of, in geval van uitstel, op de eerste schooldag van oktober van het daaropvolgende
schooljaar]
voldoen aan de door de regering vastgelegde rationalisatienormen.]
§ 3. Een volgens §
1 opgericht type kan niet tot een ander type omgevormd
worden.
[
§ 4. In aanvulling op § 1 tot § 3 moet een schoolbestuur dat een nieuw type van vrije keuze wil oprichten een oprichtingsdossier indienen. Dit oprichtingsdossier moet ten minste voldoen aan onderstaande kwaliteitsvoorwaarden :
1° het schoolbestuur is verantwoordelijk voor het indienen van het dossier na overleg binnen de schoolraad en na overleg of na onderhandeling in het lokaal comité;
2° de school moet beschikken over de vereiste infrastructurele en materiële voorzieningen op gebied van toegankelijkheid en hulpmiddelen nodig voor het nieuwe type;
3° de reeds bestaande expertise of de inspanningen rond professionalisering van het team met betrekking tot het nieuwe type worden in het dossier weergegeven.
De regering kan nadere regels bepalen over de inhoud en de vorm van het oprichtingsdossier en over de wijze waarop de kwaliteitsvoorwaarden worden beoordeeld.
§ 5. De oprichting vanaf 1 september van een nieuw type van vrije keuze kan pas na een gunstige beslissing van de regering.
Het schoolbestuur stuurt daartoe uiterlijk op 30 november van het voorafgaande schooljaar een gemotiveerde aanvraag met het oprichtingsdossier aan AgODi.
[...]
De regering neemt deze beslissing na advies van AgODi en de onderwijsinspectie.
]
[
§ 6. Als een schoolbestuur dat van de regering een goedkeuring heeft gekregen voor de oprichting van een nieuw
type van vrije keuze, er, conform paragraaf 1, tweede lid, voor kiest om de oprichting ervan met een schooljaar uit te
stellen, hoeft het schoolbestuur niet opnieuw een oprichtingsdossier in te dienen of een goedkeuring te krijgen van de
regering, conform paragraaf 4 en 5.
]
Afdeling 2. - Programmatie
Onderafdeling A. -
[Programmatie van
scholen]
Art. 102.
[
§ 1. Buiten de
gevallen zoals bedoeld in artikel 100, kan een nieuwe school voor gewoon
basisonderwijs per 1 september in de financierings- of subsidieregeling
opgenomen worden, indien ze op de eerste schooldag van oktober van het
oprichtingsjaar de door de regering vastgelegde programmatienormen bereikt en
gelegen is op een voldoende afstand van elke andere school of vestigingsplaats
voor gewoon kleuter-, lager-, of basisonderwijs van dezelfde groep. Een nieuwe
school is een school die opgericht wordt vanaf 1 september 2003.
In gemeenten met een bevolkingsdichtheid van
vijfhonderd of minder inwoners per km² is de afstand drie kilometer, in
gemeenten met een bevolkingsdichtheid van meer dan vijfhonderd inwoners per
km² is de afstand twee kilometer.
§ 2. Voor een
verdere financiering of subsidiëring moet de in programmatie zijnde school
het tweede, derde
[, vierde, vijfde en zesde]
bestaansjaar telkens op de
eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar de door de regering
vastgelegde programmatienormen bereiken.
Indien
dit niet het geval is, wordt de school met ingang van 1 september van hetzelfde
schooljaar niet langer gefinancierd of
gesubsidieerd.
]
[
§ 3. Voor de toepassing van dit
artikel op CKG-scholen worden de woorden "op de eerste schooldag van oktober"
telkens gelezen als de woorden "tijdens de maand
september".
]
Art. 103.
§ 1. Een nieuwe
school voor buitengewoon onderwijs kan per 1 september in de financierings- of
subsidieregeling opgenomen worden indien zij
[op de eerste schooldag van
oktober]
van het oprichtingsjaar :
- ten minste
twee types organiseert, type 5 uitgezonderd;
- voor
elk type de door de regering vastgelegde programmatienormen
bereikt;
- voor alle georganiseerde types samen de
door de regering vastgelegde programmatienormen bereikt.
[
In afwijking van het eerste lid kan een school voor buitengewoon basisonderwijs met slechts één type opgericht
worden, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1° voor respectievelijk type 2 en type 3 kan dit enkel in regio’s waar er zich aantoonbaar een capaciteitstekort stelt
voor leerlingen met een verslag voor die types. Het capaciteitstekort wordt gemotiveerd in het oprichtingsdossier,
vermeld in artikel 111, § 3;
2° voor de andere types, met uitzondering van type 5, kan dit enkel in regio’s waar er zich aantoonbaar een
capaciteitstekort stelt voor leerlingen met een verslag voor die types, wanneer er geen aanbod voor deze types is binnen
een straal van 25 km rond het adres van de op te richten nieuwe school en wanneer kan worden aangetoond dat het
capaciteitstekort niet kan worden opgelost met een nieuwe vestigingsplaats van een bestaande school. Het
capaciteitstekort wordt gemotiveerd in het oprichtingsdossier, vermeld in artikel 111, § 3.
]
[
§ 1bis. In afwijking van §
1 kan, indien er
[binnen de provincie]
nog geen school van die groep bestaat, één
nieuwe school voor buitengewoon onderwijs per 1 september in de financierings-
of subsidieregeling opgenomen worden indien zij op de eerste schooldag van
oktober van het oprichtingsjaar de door de Vlaamse Regering vastgestelde
programmatienorm
bereikt.
]
§ 2. Voor een
verdere financiering of subsidiëring moet de nieuwe school het tweede en
derde bestaansjaar telkens
[op de eerste schooldag van oktober van het lopende
schooljaar]
de door de regering vastgelegde programmatienormen bereiken zowel
voor de totale schoolbevolking als voor elk type afzonderlijk.
Indien dit niet het geval is wordt de school met ingang van 1
september van hetzelfde schooljaar niet gefinancierd of gesubsidieerd.
§ 3.
[In afwijking van paragraaf 1 kan per 1 september een nieuwe school voor buitengewoon onderwijs type 5
worden opgenomen in de financieringsof subsidieregeling als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de school is gehecht aan een ziekenhuis of een preventorium dat de regering aanwijst, of aan een residentiële
setting die de regering aanwijst;
2° de gemiddelde aanwezigheid van de regelmatige leerlingen in de school in kwestie voldoet gedurende de
maand september van het oprichtingsjaar aan de programmatienorm die de regering vaststelt.
Voor het type 5 wordt de gemiddelde aanwezigheid van de regelmatige leerlingen gedurende de maand september
van het tweede en derde bestaansjaar vergeleken met de programmatienorm.
]
[
§ 4. In afwijking van paragraaf 1, 1bis en 2 mag een schoolbestuur dat van de regering een goedkeuring heeft
gekregen voor de programmatie van een nieuwe school met het oog op de start van het nieuwe aanbod op
1 september volgend op de goedkeuring, zonder bijkomende aanvraag of goedkeuring het bijkomende aanbod
organiseren vanaf 1 september van het daaropvolgend schooljaar, als de school de programmatienormen voor dat
nieuwe aanbod niet haalt op de eerste schooldag van oktober van het eerste jaar. Het schoolbestuur mag ondanks het
niet bereiken van de programmatienorm in het eerste jaar van oprichting het aanbod in dat eerste jaar toch organiseren,
maar de school moet dan vanaf de eerste schooldag van oktober van het daaropvolgende schooljaar en de twee
daaropvolgende schooljaren de programmatienormen voor dat nieuwe aanbod bereiken op de eerste schooldag van
oktober.
]
Art. 104.
De directeur van de
volgens de artikelen 102 en 103 gefinancierde of gesubsidieerde school krijgt
vanaf 1 september van het oprichtingsjaar de weddeschaal van directeur.
Art. 105.
[ § 1. De volgens
artikelen 102 of 103 gefinancierde of gesubsidieerde scholen kunnen na het
derde bestaansjaar een beroep doen op de door de Gemeenschap aan het
Gemeenschapsonderwijs of aan de
[Agion]
toegekende
investeringsmiddelen.]
[§ 2.]
In
afwijking van § 1, kan een nieuwe gefinancierde of gesubsidieerde school
die voorheen vestigingsplaats was, vanaf het oprichtingsjaar een beroep doen op
de door de Gemeenschap aan
[het Gemeenschapsonderwijs]
of aan de
[Agion]
toegekende
investeringsmiddelen.
[
Art. 105bis.
Bij het vastleggen van de
verschillende programmatienormen neemt de regering de volgende principes in
acht :
1° de programmatienormen zijn verschillend
naargelang de bevolkingsdichtheid van de gemeenten;
2° a)
voor het gewoon basisonderwijs worden programmatienormen vastgelegd voor de
eerste zes bestaansjaren;
b) voor het buitengewoon
basisonderwijs worden programmatienormen vastgelegd voor de eerste drie
bestaansjaren;
3° a) de programmatienormen voor het gewoon
basisonderwijs liggen tussen 25 en 165 leerlingen;
b) de
programmatienormen voor het buitengewoon basisonderwijs liggen tussen 5 en 180
leerlingen.
]
Onderafdeling B. - Fusies en
herstructureringen
Art. 106.
Elke school kan vanaf
het
[tweede]
schooljaar dat ze opgenomen is in de financierings- of
subsidieregeling met één of meer andere scholen gefusioneerd
worden.
Een fusie van scholen heeft uitwerking op
1 september. De school door fusie ontstaan wordt niet als een nieuwe oprichting
beschouwd. De programmatienormen zijn niet van toepassing.
Art. 107.
Schoolbesturen kunnen
hun scholen herstructureren vanaf het
[tweede]
schooljaar dat ze
opgenomen zijn in de financierings- of subsidieregeling.
[Zij kunnen hun
scholen overhevelen naar een ander schoolbestuur.]
Een
herstructurering heeft uitwerking op 1 september.
[De overheveling van een
school naar een ander schoolbestuur heeft ten aanzien van
[het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming]
uitwerking op 1 september.]
[...]
Art. 108.
Wegens uitzonderlijke
redenen van tijdelijke aard
[kunnen leerlingen,
[conform artikel 63, § 2,]
, tijdelijk buiten de bestaande vestigingsplaats ondergebracht worden]
. De
programmatienormen
[en rationalisatienormen]
zijn hier niet van toepassing.
[Afdeling 2bis - Oprichten van vestigingsplaatsen,
niveaus of types]
[Onderafdeling A - Oprichten van
vestigingsplaatsen]
[
Art. 108bis.
[
§ 1. Elke school voor gewoon
kleuter-, lager-, of basisonderwijs die op de eerste schooldag van februari van
het voorgaande schooljaar voldoet aan de door de regering vastgelegde
rationalisatienormen, mag één of meer vestigingsplaatsen
oprichten. Daartoe moeten de school en al haar reeds bestaande
[en
nieuwe]
vestigingsplaatsen en niveaus op de eerste schooldag van oktober van het
oprichtingsjaar van de nieuwe vestigingsplaatsen de door de regering
vastgelegde rationalisatienormen bereiken
[...]
.
§ 2. In afwijking van § 1
kan een school voor gewoon basisonderwijs in programmatie, vanaf het tweede
jaar dat ze opgenomen is in de financierings- of subsidieregeling,
één of meer vestigingsplaats(en) oprichten
[op voorwaarde dat de
school het voorgaande schooljaar voldeed aan de programmatienormen]
. In voorkomend geval
gelden de programmatienormen.
§ 3. Voor de toepassing van dit
artikel op CKG-scholen worden de woorden "op de eerste schooldag van oktober"
telkens gelezen als de woorden "tijdens de maand september" en worden de
woorden "op de eerste schooldag van februari" gelezen als de woorden "tijdens
de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van
februari".
]
]
Art. 109.
[
§ 1. Elke school voor
buitengewoon basisonderwijs die op de eerste schooldag van februari van het
voorgaande schooljaar voldoet aan de door de regering vastgelegde
rationalisatienormen, mag binnen een afstand van minder dan twee kilometer van
de administratieve vestigingsplaats één of meer
vestigingsplaats(en) oprichten.
§ 2. Elke school voor
buitengewoon basisonderwijs die op de eerste schooldag van februari van het
voorgaande schooljaar voldoet aan de door de regering vastgelegde
rationalisatienormen, mag op een afstand van twee kilometer en meer van de
administratieve vestigingsplaats één of meer vestigingsplaats(en)
oprichten.
[De school
en elk type in de school en elk type in de vestigingsplaatsen van de school bereiken daarvoor op de eerste schooldag
van oktober van het oprichtingsjaar van de nieuwe vestigingsplaats de rationalisatienormen die de regering vastlegt.]
§ 3. In afwijking van § 1 en
§ 2 kan een school voor buitengewoon basisonderwijs in programmatie vanaf
het tweede jaar, dat ze opgenomen is in de financierings- of subsidieregeling
één of meer vestigingsplaats(en) oprichten
[op voorwaarde dat de
school het voorgaande schooljaar voldeed aan de programmatienormen]
. In voorkomend geval
gelden de programmatienormen.
§ 4. Onverminderd de bepalingen
in § 1, § 2 en § 3 kan een school voor type 5 pas een nieuwe
vestigingsplaats oprichten na goedkeuring door de
regering.
§ 5. Voor de toepassing van dit
artikel op een school voor type 5 worden de woorden "op de eerste schooldag van
oktober" telkens gelezen als de woorden "tijdens de maand september" en worden
de woorden "op de eerste schooldag van februari" gelezen als de woorden
"tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag
van februari".
]
[Onderafdeling B - Oprichten van een
niveau ]
Art. 110.
[
§ 1. Elke gefinancierde of
gesubsidieerde school of vestigingsplaats die alleen gewoon lager onderwijs of
alleen gewoon kleuteronderwijs organiseert, kan gefinancierde of gesubsidieerde
basisschool of vestigingsplaats basisonderwijs worden. Daartoe moeten de school
en elke vestigingsplaats of niveau van de school op de eerste schooldag van
oktober van het oprichtingsjaar van het nieuwe niveau de door de regering
vastgelegde rationalisatienormen bereiken en moet het nieuw opgerichte niveau
de door de regering vastgelegde rationalisatienormen
bereiken.
§ 2. Elke gefinancierde of
gesubsidieerde school die alleen buitengewoon lager onderwijs organiseert of
alleen buitengewoon kleuteronderwijs organiseert, kan voor de door haar
georganiseerde types basisschool worden. Daartoe moeten de school en elk type
in de school en elk type in de vestigingsplaatsen van de school op de eerste
schooldag van oktober van het oprichtingsjaar van het nieuwe niveau de door de
regering vastgelegde rationalisatienormen bereiken.
§ 3. In afwijking van § 2
kan een school voor buitengewoon basisonderwijs in programmatie vanaf het
tweede jaar, dat ze opgenomen is in de financierings- of subsidieregeling een
niveau oprichten
[op voorwaarde dat de school het voorgaande schooljaar voldeed
aan de programmatienormen]
. In voorkomend geval gelden de
programmatienormen.
§ 4. Voor de toepassing van dit
artikel op CKG-scholen en op scholen voor type 5 worden de woorden "op de
eerste schooldag van oktober" telkens gelezen als de woorden "tijdens de maand
september".
]
[Onderafdeling C - Oprichten van een
type]
Art. 111.
[
§ 1.
[Met uitzondering van de scholen voor type 5, kan een school voor buitengewoon onderwijs die op de eerste
schooldag van februari van het voorgaande schooljaar voldoet aan de rationalisatienormen die de regering vastlegt,
vanaf 1 september een nieuw type oprichten, met uitzondering van type 5.
Een schoolbestuur dat conform paragraaf 4 van de regering een goedkeuring heeft gekregen voor de oprichting
van een nieuw type, kan ervoor kiezen om de oprichting ervan met een schooljaar uit te stellen.
De school, elk type in de school en elk type in de vestigingsplaatsen van de school bereiken op de eerste schooldag
van oktober van het eerste schooljaar na de goedkeuring van de regering of, in geval van uitstel, op de eerste schooldag
van oktober van het daaropvolgende schooljaar, de rationalisatienormen die de regering vastlegt.
]
§ 2. In afwijking van § 1
kan een school voor buitengewoon basisonderwijs, met uitzondering van de
scholen voor type 5, in programmatie vanaf het tweede jaar, dat ze opgenomen is
in de financierings- of subsidieregeling één of meer types, met
uitzondering van type 5, oprichten op voorwaarde dat de school
[op
de eerste schooldag van oktober van]
het voorgaande
schooljaar voldeed aan de door de regering vastgelegde programmatienormen. In
dat geval zijn de programmatienormen van
toepassing.
]
[
§ 3. In aanvulling op § 1 en § 2 moet een schoolbestuur dat een nieuw type wil oprichten een oprichtingsdossier indienen. Dit oprichtingsdossier moet ten minste voldoen aan onderstaande kwaliteitsvoorwaarden :
1° het schoolbestuur is verantwoordelijk voor het indienen van het dossier na overleg binnen de schoolraad en na overleg of na onderhandeling in het lokaal comité;
2° het dossier bevat een omgevingsanalyse die de noodzaak, de doelmatigheid en de leefbaarheid van het programmatievoorstel motiveert. Bij de omgevingsanalyse wordt, waar dit voor de betrokken schoolpopulatie relevant is, de link met eventuele aangepaste begeleidingsmogelijkheden, met inbegrip van schoolexterne begeleidingsmoge- lijkheden voor kinderen met bijkomende zorgbehoeften, expliciet behandeld;
3° de school moet beschikken over de vereiste infrastructurele en materiële voorzieningen op gebied van toegankelijkheid en hulpmiddelen nodig voor het nieuwe type;
4° de reeds bestaande expertise of de inspanningen rond professionalisering van het team met betrekking tot het nieuwe type worden in het dossier weergegeven.
De regering kan nadere regels bepalen over de inhoud en de vorm van het oprichtingsdossier en over de wijze waarop de kwaliteitsvoorwaarden worden beoordeeld.
§ 4. De oprichting vanaf 1 september van een nieuw type kan pas na een gunstige beslissing van de regering.
Het schoolbestuur stuurt daartoe uiterlijk op 30 november van het voorafgaande schooljaar een gemotiveerde aanvraag met het oprichtingsdossier aan AgODi, dat de aanvraag voor administratief-technisch en inhoudelijk advies aan de Vlaamse Onderwijsraad bezorgt.
[...]
De regering neemt deze beslissing na advies van de Vlaamse Onderwijsraad over de gegrondheid van de lokale behoefte aan extra aanbod en na advies van AgODi en de onderwijsinspectie.
§ 5. De scholen voor buitengewoon basisonderwijs die tijdens het schooljaar 2014-2015 een aanbod type 1 of type 8 aanboden, bieden vanaf 1 september 2015 het basisaanbod aan als vermeld in artikel 10, § 1, 1°. Dit wordt niet beschouwd als een herstructurering.
[
De oprichting van type 9 in het schooljaar 2015-2016 wordt niet beschouwd als een herstructurering.]
]
[
§ 6. Als een schoolbestuur dat van de regering een goedkeuring heeft gekregen voor de oprichting van een nieuw
type, er, conform paragraaf 1, tweede lid, voor kiest om de oprichting ervan met een schooljaar uit te stellen, hoeft het
schoolbestuur niet opnieuw een oprichtingsdossier in te dienen of een goedkeuring te krijgen van de regering als
vermeld in paragraaf 3 en 4.
]
[
Art. 111/1.
[
...
]
]
[
Art. 111/2.
[
...
]
]
[
Art. 111/3.
[
...
]
]
[Onderafdeling D - Oprichten van een type
door omvorming ]
Art. 112.
§ 1. Met uitzondering van scholen
voor type 5, kan elke gefinancierde of gesubsidieerde school voor buitengewoon
onderwijs die
[op de eerste schooldag van
februari van het voorgaande schooljaar]
voldoet aan de door de regering vastgelegde rationalisatienormen
per 1 september een bestaand type
[...]
, geleidelijk, jaar na jaar, omvormen tot een ander
type, het type 5 uitgezonderd, op voorwaarde dat :
- het type
dat wordt omgevormd jaar na jaar wordt opgeheven in alle vestigingsplaatsen van
de school;
- het nieuwe type
[op de eerste schooldag van
oktober van het
[...]
schooljaar]
van het schooljaar waarin de
omvorming wordt aangevat, de door de regering vastgelegde
[rationalisatienorm]
bereikt.
§ 2. Tijdens de periode van
omvorming kunnen er in het type dat opgeheven wordt, geen nieuwe leerlingen
ingeschreven worden.
§ 3. De leerlingen van het type
dat opgeheven wordt, komen niet in aanmerking voor de berekening van de door de
regering vastgelegde rationalisatienormen.
§ 4. De omvorming van een
bestaand type van buitengewoon onderwijs moet doorgevoerd worden in alle
vestigingsplaatsen van de school waar dit type georganiseerd
wordt.
§ 5. Er kan maar
één type tegelijkertijd omgevormd worden.
[
§ 6. In een school kunnen,
gedurende de programmatieperiode geen types omgevormd
worden.
]
[§ 7. De bepalingen van artikel 111, § 3 en § 4, zijn van toepassing als een type wordt opgericht door omvorming]
[
Art. 112bis.
[...]
]
Onderafdeling G. -
Programmatienormen
Art. 113.
[...]
Afdeling 3. - Rationalisatie
Onderafdeling A. -
Algemeen
Art. 114.
[
§ 1. De teldag voor de
rationalisatie is de eerste schooldag van februari van het voorgaande
schooljaar.
§ 2. In afwijking van § 1 is
de teldag voor het behalen van de rationalisatienormen voor scholen die
betrokken zijn bij een herstructurering of voor scholen die door een beslissing
van de regering moeten afbouwen, de eerste schooldag van oktober van het
lopende schooljaar. In het geval van een herstructurering geldt deze teldag
voor het schooljaar van de herstructurering, in het geval van afbouw geldt deze
teldag voor de duur van de afbouw.
[Deze afwijking geldt niet voor scholen van het gewoon basisonderwijs als het gaat over autonome kleuterscholen
die een vestigingsplaats afschaffen.]
§ 3. Voor de toepassing van dit
artikel op CKG-scholen en op scholen voor type 5 wordt het woord "teldag"
telkens gelezen als het woord "telperiode" en worden de woorden "eerste
schooldag van februari" telkens gelezen als de woorden "periode van twaalf
maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van
februari".
Voor de toepassing van dit artikel op CKG-scholen en
op scholen voor type 5 worden de woorden "de eerste schooldag van oktober"
telkens gelezen als de woorden "de maand
september".
]
Art. 115.
[
§ 1. Scholen,
vestigingsplaatsen, niveaus of types die op de teldag, zoals bepaald in artikel
114, § 1, niet aan de voor hen geldende rationalisatienormen of
behoudsnormen voldoen, blijven gesubsidieerd of gefinancierd als op de vorige
[, of
[...]
de daaraanvoorafgaande,]
teldag de volgende voorwaarden vervuld waren :
1° de school
in haar geheel voldeed aan de rationalisatienormen of
behoudsnormen;
2° elke vestigingsplaats, elk niveau, elk
type van de school en elk type van de vestigingsplaatsen voldeden aan de voor
hen geldende rationalisatienormen of behoudsnormen.
§ 2. Scholen, vestigingsplaatsen,
niveaus of types die op de teldag, zoals bepaald in artikel 114, § 2, niet
aan de voor hen geldende rationalisatienormen of behoudsnormen voldoen blijven
gesubsidieerd of gefinancierd als op de eerste schooldag van februari van het
voorgaande schooljaar
[, of
[...]
de daaraanvoorafgaande teldag,]
de volgende voorwaarden vervuld waren
:
1° de school in haar geheel voldeed aan de
rationalisatienormen of behoudsnormen;
2° elke
vestigingsplaats, elk niveau, elk type van de school en elk type van de
vestigingsplaatsen
[, die tijdens het lopende schooljaar nog deel uitmaken van de school,]
voldeden aan de voor hen geldende rationalisatienormen of
behoudsnormen.
]
Onderafdeling B. - Behoud in het
buitengewoon onderwijs
Art. 116.
[
In afwijking van de
rationalisatienormen kan een gefinancierde of gesubsidieerde school voor
buitengewoon onderwijs die twee of meer types organiseert, deze types behouden,
wanneer de school als geheel op de eerste schooldag van februari van het
voorgaande schooljaar de door de regering vastgestelde rationalisatienormen
bereikt en elk type afzonderlijk op de eerste schooldag van februari van het
voorgaande schooljaar de door de regering vastgelegde behoudsnorm
bereikt.
Types die door de regering vastgelegde
behoudsnormen niet bereiken, worden met ingang van 1 september van het
daaropvolgende schooljaar niet langer gefinancierd of gesubsidieerd.
]
Art. 117.
In afwijking van de
rationalisatienormen kan elke gefinancierde of gesubsidieerde school voor
buitengewoon onderwijs die tegelijk de types 2 en 4 organiseert, gefinancierd
of gesubsidieerd blijven indien zij op de eerste schooldag van februari van het
voorgaande schooljaar de door de regering vastgelegde behoudsnormen bereikt.
[...]
Art. 118.
§ 1. In afwijking
van de rationalisatienormen kunnen gefinancierde of gesubsidieerde scholen voor
type 5, waar twee taalafdelingen gefinancierd of gesubsidieerd worden of waar
de onderwijstaal niet deze is van het taalgebied, gefinancierd of gesubsidieerd
blijven als zij op de eerste schooldag van februari van het voorgaande
schooljaar de door de regering vastgelegde behoudsnormen bereikt.
[...]
§ 2. De bepalingen
van artikel 120, § 5 zijn niet van toepassing op de in onderhavig artikel
bedoelde scholen.
Art. 119.
Indien voor een
bepaald type in een bepaalde provincie, per groep geen enkele school de
rationalisatienorm bereikt, kan, behalve voor type 5, in afwijking op die norm
één school van deze groep in die provincie dat type behouden.
Onderafdeling C. -
Rationalisatienormen
Art. 120.
§ 1. Voor het
gewoon basisonderwijs legt de regering vier categorieën van
rationalisatienormen vast :
1° de
rationalisatienormen voor scholen;
2° de
rationalisatienormen voor vestigingsplaatsen;
3° de rationalisatienormen voor geïsoleerde scholen;
4° de rationalisatienormen voor
geïsoleerde vestigingsplaatsen.
§ 2. Een
geïsoleerde school is een school voor gewoon kleuteronderwijs, lager
onderwijs of basisonderwijs waarvan elke vestigingsplaats op een bepaalde
afstand gelegen is van elke andere school voor gewoon kleuteronderwijs, lager
onderwijs of basisonderwijs of vestigingsplaats van een andere school voor
gewoon kleuteronderwijs, lager onderwijs of basisonderwijs van dezelfde groep
[en van hetzelfde taalstelsel]
waar onderwijs van hetzelfde niveau gegeven
wordt.
In gemeenten met een bevolkingsdichtheid
van vijfhonderd of minder inwoners per km2 is de afstand 3 kilometer, in
gemeenten met een bevolkingsdichtheid van meer dan vijfhonderd inwoners per km2
is de afstand twee kilometer.
De geïsoleerde
school blijft geïsoleerd als er op basis van de vrije keuze een school
wordt opgericht binnen een straal van drie kilometer, respectievelijk 2
kilometer.
§ 3. Een
geïsoleerde vestigingsplaats is een vestigings-plaats voor gewoon
kleuteronderwijs, lager onderwijs of basisonderwijs die op ten minste 2
kilometer gelegen is van elke andere vestigingsplaats voor gewoon
kleuteronderwijs, lager onderwijs en basisonderwijs van dezelfde groep
[en van hetzelfde taalstelsel]
waar onderwijs op hetzelfde niveau gegeven
wordt.
Deze vestigingsplaats blijft
geïsoleerd als er op basis van de vrije keuze een school binnen een straal
van twee kilometer wordt opgericht.
§ 4. Binnen elke
van de in § 1 opgesomde categorieën worden afzonderlijke
rationalisatienormen vastgelegd per niveau en liggen de rationalisatienormen
het laagst voor vestigingsplaatsen en scholen in gemeenten met een
bevolkingsdichtheid van minder dan vijfenzeventig inwoners per km² en het
hoogst voor vestigingsplaatsen en scholen in gemeenten met meer dan vijfhonderd
inwoners per km².
§ 5. De
programmatienormen en rationalisatienormen voor scholen en vestigingsplaatsen
in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad zijn die van de geïsoleerde
scholen en vestigingsplaatsen in gemeenten met minder dan vijfenzeventig
inwoners per km².
§ 6. Voor de
programmatienormen en rationalisatienormen worden alle scholen verbonden aan
kinderopvangcentra georganiseerd of erkend door Kind en Gezin en alle scholen,
rechtstreeks verbonden aan internaten voor kinderen wier ouders geen vaste
verblijfplaats hebben, geacht gelegen te zijn in een gemeente met minder dan
vijfenzeventig inwoners per km2.
Art. 121.
§ 1. Voor het
buitengewoon basisonderwijs legt de regering drie categorieën van
rationalisatienormen en behoudsnormen vast :
1°
de rationalisatienormen en behoudsnormen voor vestigingsplaatsen;
2° de rationalisatienormen en behoudsnormen
voor scholen;
3° de rationalisatienormen en
behoudsnormen voor scholen en vestigingsplaatsen in het tweetalig gebied
Brussel-Hoofdstad.
§ 2. Binnen elke
categorie worden er afzonderlijke rationalisatienormen vastgelegd per type en
liggen de rationalisatienormen het laagst voor vestigingsplaatsen en scholen in
gemeenten met een bevolkingsdichtheid van minder dan vijfenzeventig inwoners
per km² en het hoogst voor vestigingsplaatsen en scholen in gemeenten met
[vijfenzeventig en meer]
inwoners per
km².
Afdeling 4. - Telling
Art. 122 en 123.
[ ...]
Art. 124.
Bij het tellen van de
leerlingen gelden volgende principes :
1° in
scholen met twee taalafdelingen worden de leerlingen van beide taalafdelingen
samengeteld voor het behoud van de financiering of subsidiëring van de
school.
De leerlingen van elke taalafdeling
worden afzonderlijk geteld voor het behoud van de financiering of
subsidiëring van de afdeling;
2° in
scholen met verscheidene vestigingsplaatsen
[, de scholen voor buitengewoon
onderwijs van het type 5 uitgezonderd,]
worden de leerlingen van elke
vestigingsplaats afzonderlijk geteld voor de rationalisatienorm van de
vestigingsplaats. Voor het buitengewoon onderwijs geldt dit alleen voor de
vestigingsplaatsen die op twee kilometer of meer van de administratieve
vestigingsplaats gelegen zijn.
Voor de
rationalisatienorm van de school worden de leerlingen van alle
vestigingsplaatsen samengeteld;
3° in scholen
met verschillende onderwijsniveaus worden voor het gewoon basisonderwijs de
leerlingen van elk niveau afzonderlijk geteld; voor het buitengewoon
basisonderwijs worden per type de leerlingen van kleuter- en lager onderwijs
samengeteld;
4° de voor de telling in
aanmerking te nemen leerlingen zijn de regelmatige leerlingen die op de teldag
zijn ingeschreven;
5° in afwijking van 4°
wordt voor de scholen van type 5
[en voor een CKG-school]
het gemiddelde
van de tijdens de tellingsperiode ingeschreven regelmatige leerlingen berekend.
Afdeling 5. - Afwijkingen
Art. 125.
[...]
[HOOFDSTUK VIIIbis . -
Scholengemeenschappen]
[Afdeling 1. - Algemene bepaling ]
[
Art. 125bis.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn
van toepassing op het gefinancierd en gesubsidieerd
basisonderwijs.
]
[
Art. 125ter.
Een scholengemeenschap is een
vrijwillig tot stand gebracht samenwerkingsverband tussen scholen, dat ten
minste de bevoegdheden bedoeld in afdeling 4 uitoefent.
Een
scholengemeenschap stelt zich tot doel :
1° het verhogen
van het draagvlak van de betrokken scholen;
2° een
efficiënter gebruik van de beschikbare middelen en een beter
management.
]
[Afdeling 2. - Oprichting]
[
Art. 125quater.
Het schoolbestuur beslist over de
toetreding van zijn scho(o)l(en) tot een
scholengemeenschap.
]
[
Art. 125quinquies.
[
§ 1. Een scholengemeenschap wordt opgericht:
1° bij beslissing als de scholengemeenschap wordt gevormd door scholen van hetzelfde schoolbestuur;
2° bij overeenkomst als de scholengemeenschap wordt gevormd door scholen van verschillende schoolbesturen.
De beslissing of de overeenkomst regelt de organisatie en de werking van de scholengemeenschap.
§ 2. Vanaf 1 september 2020 treedt de beslissing of overeenkomst in werking op 1 september en geldt ze telkens voor een periode van zes schooljaren.§ 2. Vanaf 1 september 2020 treedt de beslissing of overeenkomst in werking op 1 september en geldt ze telkens voor een periode van zes schooljaren.
Elke volgende periode van zes schooljaren start zes jaar of een veelvoud van zes jaar na 1 september 2020.
De beslissing of overeenkomst wordt telkens van rechtswege voor dezelfde periode verlengd als voldaan is aan al de volgende voorwaarden:
1° de scholengemeenschap beantwoordt nog aan de criteria om scholengemeenschappen te vormen;
2° er is geen beslissing of overeenkomst om de scholengemeenschap niet te verlengen of te wijzigen;
3° de samenstelling van de scholengemeenschap blijft ongewijzigd;
4° geen enkel schoolbestuur meldt voor 1 mei voorafgaand aan de start van een periode van zes schooljaren aan de andere schoolbesturen dat ze de beslissing of overeenkomst niet wil verlengen.
Scholengemeenschappen die op 31 augustus 2020 bestaan, kunnen op 1 september 2020 onder de voorwaarden van het derde lid van rechtswege worden verlengd voor een periode van zes schooljaren.
§ 3. In afwijking van paragraaf 2 eindigen de overeenkomsten of beslissingen, vermeld in paragraaf 1, die in werking treden in de loop van een periode van zes schooljaren als vermeld in paragraaf 2, tweede lid, op het einde van de zes schooljaren in kwestie.
§ 4. Tijdens de periode, vermeld in paragraaf 2, kan de beslissing of overeenkomst over de vorming van een scholengemeenschap evenwel worden gewijzigd, zodat een school alsnog tot de scholengemeenschap kan toetreden of uit de scholengemeenschap kan stappen.
Een school kan uit de scholengemeenschap stappen in een van de volgende gevallen:
1° de scholengemeenschap telt minder dan 900 gewogen regelmatige leerlingen als vermeld in artikel 125septies, op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar;
2° een school wordt overgenomen door een schoolbestuur van een andere groep als vermeld in artikel 3, 21°, op voorwaarde dat alle schoolbesturen die behoren tot de scholengemeenschap, ermee instemmen dat de school uit de scholengemeenschap stapt.
Wijzigingen van een beslissing of overeenkomst treden in werking op 1 september na de datum waarop de wijziging tot stand is gekomen.
§ 5. Elke beslissing of overeenkomst met betrekking tot de vorming of de wijziging van een scholengemeenschap wordt, voor 15 juni van het schooljaar voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding, aan de betrokken personeelsleden meegedeeld en bezorgd aan de bevoegde dienst van de Vlaamse overheid. Ook een verlenging van rechtswege wordt uiterlijk op voormelde datum aan de betrokken personeelsleden meegedeeld en bezorgd aan de bevoegde dienst van de Vlaamse overheid.
]
]
[Afdeling 3. - Criteria voor het vormen van
scholengemeenschappen]
[
Art. 125sexies.
§ 1. Een scholengemeenschap omvat
meerdere scholen basisonderwijs die al dan niet behoren tot eenzelfde
schoolbestuur en/of eenzelfde onderwijsnet, met dien verstande dat een
scholengemeenschap zowel het niveau kleuter- én lager onderwijs
omvat.
§ 2. In afwijking van § 1 kan
een scholengemeenschap één of meerdere vestigingsplaatsen
bevatten van scholen waaraan de regering op basis van artikel 62, 4°, een
afwijking toegekend heeft.
]
[
Art. 125septies.
§ 1. Elke scholengemeenschap bevat
zowel kleuter- als lager onderwijs en telt op de eerste schooldag van februari
van het schooljaar voorafgaand aan de start van de scholengemeenschap ten
minste 900 gewogen leerlingen.
§ 2. Bij het tellen van de leerlingen
gelden de volgende regels :
1° alleen de regelmatige
leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar
worden geteld;
2° in afwijking van 1° worden voor de
basisscholen verbonden aan een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning
en scholen voor type 5 de leerlingen geteld op basis van het gemiddeld aantal
regelmatige leerlingen tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan
de eerste schooldag van februari;
3° elke leerling telt
voor één teleenheid. De regering kan hierop een afwijking
toekennen op basis van de bevolkingsdichtheid van de gemeenten en op basis van
de inschrijving en het buitengewoon basisonderwijs;
4° het
aantal gewogen leerlingen per scholengemeenschap is gelijk aan de som van het
aantal gewogen leerlingen per school.
§ 3.
[De telling om na te gaan of er voldaan wordt aan de norm van scholengemeenschap, geldt voor een periode van zes schooljaren.
Voor scholengemeenschappen die opgericht worden in de loop van een periode van zes schooljaren, geldt de norm tot op het einde van de zes schooljaren in kwestie.
]
[
§ 3bis.
[...]
]
§ 4.
[...]
§ 5.
[...]
]
[
Art. 125octies.
§ 1. Elke scholengemeenschap is
gelegen binnen maximaal
[vijf]
aangrenzende onderwijszones. Met
onderwijszones worden bedoeld, één van de 44 onderwijszones die
zijn vastgelegd in de bijlage gevoegd bij
[de coördinatie betreffende het
secundair onderwijs]
.
§ 2. Indien de scholen van eenzelfde
groep binnen de grenzen van een provincie
[of binnen het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest]
de norm van 900 leerlingen niet
bereiken, dan kunnen in afwijking van § 1 scholengemeenschappen gevormd
worden over méér dan
[vijf]
aangrenzende
zones.
[
§ 3. Het schoolbestuur van een
school met meerdere vestigingsplaatsen die gelegen zijn in verschillende zones
bepaalt tot welke zone de volledige school
behoort.
]
]
[
Art. 125octies 1.
§ 1. Een scholengemeenschap behoort
tot één van de volgende contingenten :
1°
categorie 1 :gemeenschapsonderwijs : maximum 44
scholengemeenschappen;
2° categorie 2 : gesubsidieerd
officieel onderwijs : maximum 95 scholengemeenschappen;
3°
categorie 3 : gesubsidieerd vrij confessioneel onderwijs : maximum 248
scholengemeenschappen;
4° categorie 4 : gesubsidieerd vrij
niet-confessioneel onderwijs : maximum 5
scholengemeenschappen.
§ 2. Een scholengemeenschap bestaande
uit scholen die behoren tot verschillende categorieën bedoeld in § 1,
wordt verrekend op het contingent van die categorie waartoe de meeste scholen
van de scholengemeenschap behoren.
Is het aantal scholen uit de
verschillende categorieën evenwel gelijk, dan wordt door de Raad voor het
Gemeenschapsonderwijs en/of de betrokken representatieve verenigingen van de
inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs, naargelang van het geval,
bepaald op welk contingent de scholengemeenschap wordt
verrekend.
§ 3. De Raad voor het
Gemeenschapsonderwijs of de betrokken representatieve vereniging van de
inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs, naargelang van het geval,
beslist welke voorgestelde scholengemeenschappen niet kunnen worden gevormd
indien het vastgestelde contingent in de betrokken categorie wordt
overschreden.
]
[Afdeling 4. - Bevoegdheden van de
scholengemeenschap]
[
Art. 125novies.
§ 1. Volgende bevoegdheden worden op
het niveau van de scholengemeenschap uitgeoefend. De scholengemeenschap :
1° maakt afspraken over de aanwending van de
puntenenveloppe toegekend aan de scholengemeenschap zoals bepaald in artikel
125duodecies;
[
1°bis maakt afspraken over het zorgbeleid
in de scholen van de scholengemeenschap;
1°ter maakt
afspraken over de aanwending van de puntenenveloppe voor het voeren van een
zorgbeleid toegekend aan de scholengemeenschap zoals bepaald in artikel
125duodecies1;
1°quater duidt een personeelslid aangesteld
in het ambt van zorgcoördinator aan als aanspreekpunt, voor de overheid,
voor de kleuterparticipatie binnen de
scholengemeenschap;
]
2° maakt afspraken over de
aanwending van de punten beleids- en ondersteunend personeel die op het niveau
van de scholengemeenschap kunnen worden samengelegd;
3°
maakt afspraken over de wijze waarop de puntenenveloppe voor ICT aangewend
wordt binnen de scholengemeenschap;
[3°bis
[...]
]
4° maakt afspraken over de wijze waarop de school voor
buitengewoon basisonderwijs haar deskundigheid ter beschikking stelt voorzover
er een school voor buitengewoon onderwijs deel uitmaakt van de
scholengemeenschap;
5° maakt afspraken over het sluiten
van een samenwerkingsakkoord met één of meer scholen voor gewoon
en/of buitengewoon basisonderwijs die niet tot de scholengemeenschap behoren;
met een scholengemeenschap basisonderwijs of secundair onderwijs; met
één of meer instellingen voor secundair onderwijs,
deeltijdskunstonderwijs en/of volwassenenonderwijs.
Deze
bepaling geldt niet voor samenwerkingsovereenkomsten die afgesloten zijn
vooraleer de scholengemeenschap gevormd is;
6° maakt
afspraken over het opnemen van bijkomende scholen in de
scholengemeenschap;
7°
[maakt algemene afspraken inzake
functiebeschrijvingen en evaluaties;]
[8°
[maakt
algemene afspraken over de interne afstemming van het personeelsbeleid binnen
de scholengemeenschap;]
]
[en over de aanvangsbegeleiding van personeelsleden die tijdelijk aangesteld zijn voor bepaalde duur;]
§ 2. Het schoolbestuur/de
schoolbesturen kan/kunnen de beslissingsbevoegdheid inzake de in § 1
bedoelde aangelegenheden overdragen naar het niveau van de
scholengemeenschap.
]
[
Art. 125decies.
De scholengemeenschap kan het initiatief
nemen om afspraken te maken omtrent de volgende aangelegenheden
:
1° de overdracht van lestijden en uren uit het
urenpakket;
2°
[de inhoud en de toepassing van de
engagementsverklaring vermeld in artikel 37;]
3° de
overdracht van punten zorg naar andere scholengemeenschappen teneinde speciale
projecten met betrekking tot zorg mogelijk te maken zoals bedoeld in artikel
[172]
. Deze overdrachten zijn enkel mogelijk naar scholengemeenschappen die
binnen dezelfde zone(s) of aangrenzende zone(s) liggen;
4°
[...]
5° het gebruik van de
infrastructuur;
6° de overdracht naar een andere
scholengemeenschap van punten voor het voeren van een zorgbeleid verkregen op
basis van artikel 125duodecies1, § 1, op voorwaarde dat een school op
basis van artikel
[artikel 125quinquies, § 4, tweede lid, 1° en 2°, ]
de scholengemeenschap verlaat
en toetreedt tot de scholengemeenschap naar waar de punten voor het voeren van
een zorgbeleid worden overgedragen.
]
[
Art. 125undecies.
Schoolbesturen kunnen aan de
scholengemeenschap bijkomende bevoegdheden toewijzen, tenzij dit krachtens een
wet, een bijzonder decreet of een decreet wordt verboden. De bijkomend
toegewezen bevoegdheden worden opgenomen in de beslissing of
overeenkomst.
]
[Afdeling 5. - Voordelen voor de
scholengemeenschap]
[
Art. 125duodecies.
[
§ 1. De scholengemeenschap ontvangt
jaarlijks een door de Vlaamse Regering vastgelegde puntenenveloppe ter
ondersteuning van de werking.
§ 2. Bij het tellen van de leerlingen
voor de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking gelden de volgende
regels :
[1° scholen die op basis van artikel
125quinquies een nieuwe scholengemeenschap vormen, worden geacht deel uit te
maken van de scholengemeenschap op de eerste schooldag van februari van het
schooljaar voorafgaand aan de start van de scholengemeenschap, voor de
berekening van de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking van die
scholengemeenschap op voorwaarde dat de school het schooljaar voor de start van
de scholengemeenschap geen deel uitmaakte van een andere
scholengemeenschap
[en op voorwaarde dat de school het schooljaar voor de start van de scholengemeenschap opgenomen was in de financierings- of subsdieringsregeling]
;]
1°bis alleen de regelmatige
leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar
worden geteld.
[Bij de start van een nieuwe zesjaarlijkse periode voor scholengemeenschappen zoals bepaald in artikel 125quinquies, worden de scholen, die bij de start van de scholengemeenschap op 1 september deel uitmaken van de scholengemeenschap, geacht deel uit te maken van de scholengemeenschap op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar, op voorwaarde dat de school het schooljaar voor de start van de scholengemeenschap opgenomen was in de financierings- of subsidiëringsregeling;]
2° in afwijking van 1° worden voor de
basisscholen verbonden aan een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning
en scholen voor type 5 de leerlingen geteld op basis van het gemiddeld aantal
regelmatige leerlingen tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan
de eerste schooldag van februari;
3° elke leerling telt
voor één teleenheid. De Vlaamse Regering kan hierop afwijking
toekennen op basis van de bevolkingsdichtheid van de gemeente en op basis van
de inschrijving in het buitengewoon basisonderwijs;
4° het
aantal gewogen leerlingen per scholengemeenschap is gelijk aan de som van het
aantal gewogen leerlingen per school.
§ 3. In afwijking van § 1
behoudt de scholengemeenschap die op de eerste schooldag van februari van het
voorgaande schooljaar minder dan 900 gewogen regelmatige leerlingen telt,
gedurende maximaal twee opeenvolgende schooljaren, het recht op een
puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking van de scholengemeenschap. De
puntenenveloppe is deze voor scholengemeenschappen met 900 gewogen regelmatige
leerlingen.
]
[§ 4. Scholengemeenschappen, waar
scholen van het gemeenschapsonderwijs deel van uitmaken, kunnen de
puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking aanwenden om het personeelslid
dat belast is met het mandaat van algemeen directeur in de scholengroep, waar
één of meerdere scholen van de scholengemeenschap deel van uit
maken, school- of klasvrij te
maken.]
[
§ 5. De betrekkingen die worden ingericht op basis van de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking van de scholengemeenschap komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekkingen.
]
]
[
Art. 125duodecies1.
[
§1. De scholengemeenschap ontvangt jaarlijks een puntenenveloppe voor het voeren van een
zorgbeleid.
Er wordt een percentage vastgelegd dat scholengemeenschappen waar gewoon basisonderwijs deel van uitmaakt,
moeten gebruiken voor leerlingondersteuning in de klas in de scholen van het gewoon basisonderwijs. Dat percentage
bedraagt voor het schooljaar 2020-2021 minstens 20%. Dit percentage stijgt naar 25% in het schooljaar 2021-2022, 30%
in het schooljaar 2022-2023 en 35% in het schooljaar 2023-2024. Deze leerlingondersteuning kadert in de toepassing van
artikel 47bis, derde lid, en artikel 153septies, §1, 3°, van het decreet.
De punten waar de scholengemeenschap overeenkomstig paragraaf 3, 4°, recht op heeft, dienen aangewend te
worden voor taalintegratietrajecten in de scholen voor gewoon basisonderwijs zoals bedoeld in artikel 11quater,
paragraaf De aanwending van deze middelen maakt deel uit van de aanwending conform het tweede lid.
De overige punten uit de puntenenveloppe kunnen alleen voor het zorgbeleid, vermeld in artikel 153septies,
gebruikt worden.
§2. Bij het tellen van de leerlingen voor deze puntenenveloppe gelden de volgende regels:
1° in het gewoon basisonderwijs worden alleen de regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari
van het voorgaande schooljaar geteld;
2° in afwijking van punt 1° worden voor de CKG-scholen de leerlingen geteld op basis van het gemiddelde
aantal regelmatige leerlingen tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag
van februari;
3° in het buitengewoon basisonderwijs worden alleen de regelmatige kleuters op de eerste schooldag van
februari van het voorgaande schooljaar geteld;
4° in afwijking van punt 3°, worden in de scholen voor type 5 de kleuters geteld op basis van het gemiddeld
aantal regelmatige leerlingen tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag
van februari;
5° scholen die, op basis van artikel 125quinquies, toetreden tot een al bestaande scholengemeenschap, worden
geacht deel uit te maken van de scholengemeenschap op de eerste schooldag van februari van het voorgaande
schooljaar, voor de berekening van de puntenenveloppe voor het voeren van een zorgbeleid van de
scholengemeenschap, op voorwaarde dat de school het schooljaar voor de toetreding tot de scholengemeenschap opgenomen was in de financieringsof subsidiëringsregeling en geen deel uitmaakte van een andere
scholengemeenschap;
6° scholen die op basis van artikel 125quinquies, toetreden tot een al bestaande scholengemeenschap, worden
geacht deel uit te maken van de scholengemeenschap op de eerste schooldag van februari van het voorgaande
schooljaar, voor de berekening van de puntenenveloppe voor het voeren van een zorgbeleid van die
scholengemeenschap op voorwaarde dat de school het schooljaar voor de toetreding tot de scholengemeenschap deel uitmaakte van een scholengemeenschap die op 31 augustus van het schooljaar voor de toetreding
van de school tot haar nieuwe scholengemeenschap ophoudt te bestaan;
7° scholen die op basis van artikel 125quinquies een nieuwe scholengemeenschap vormen, worden geacht deel
uit te maken van de scholengemeenschap op de eerste schooldag van februari van het schooljaar voorafgaand
aan de start van de scholengemeenschap, voor de berekening van de puntenenveloppe voor het voeren van
een zorgbeleid van die scholengemeenschap op voorwaarde dat de school het schooljaar voor de start van de
scholengemeenschap geen deel uitmaakte van een andere scholengemeenschap en op voorwaarde dat de
school het schooljaar voor de start van de scholengemeenschap opgenomen was in de financieringsof
subsidiëringsregeling;
8° bij de start van een nieuwe zesjaarlijkse periode voor scholengemeenschappen, zoals bepaald in artikel
125quinquies, worden de scholen, die bij de start van de scholengemeenschap op 1 september deel uitmaken
van de scholengemeenschap, geacht deel uit te maken van de scholengemeenschap op de eerste schooldag
van februari van het voorgaande schooljaar, op voorwaarde dat de school het schooljaar voor de start van de
scholengemeenschap opgenomen was in de financieringsof subsidiëringsregeling.
§3. Het aantal punten waarop de scholengemeenschap recht heeft, is de som van A, B, C en D, waarbij:
1° A = het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal scholen voor gewoon basisonderwijs, dat de
scholengemeenschap telt op de teldag, met de coëfficiënt 14;
2° B = de som van de voor elke school voor gewoon basisonderwijs van de scholengemeenschap op
schoolniveau afgeronde som van a en b.
Deze afronding wordt als volgt uitgevoerd: indien het eerste cijfer na de komma van de som van a en b
groter is dan vier wordt er afgerond naar het hoger gelegen geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma
van de som van a en b kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt er afgerond naar het lager gelegen geheel getal.
Waarbij a = het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal regelmatige kleuters dat de school telt
op de teldag of tijdens de telperiode met de coëfficiënt 0,24339.
Waarbij b = het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs
dat de school telt op de teldag of tijdens de telperiode met de coëfficiënt 0,20333;
3° C = de som van de resultaten van de volgende berekening voor elke school voor buitengewoon
basisonderwijs van de scholengemeenschap: het aantal regelmatige kleuters op de teldag of tijdens de
telperiode wordt per school vermenigvuldigd met de coëfficiënt 0,03055. Het resultaat van deze berekening
wordt voor elke school afgerond naar het hogere geheel getal als het eerste cijfer na de komma groter is dan
4. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier, dan wordt er afgerond naar het lager
gelegen geheel getal.
4° D = de som van het voor elke school voor gewoon basisonderwijs van de scholengemeenschap op
schoolniveau afgeronde getal F.
Deze afronding wordt als volgt uitgevoerd: indien het eerste cijfer na de komma groter is dan vier wordt
er afgerond naar het hoger gelegen geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is
aan vier wordt er afgerond naar het lager gelegen geheel getal.
Waarbij F = het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal regelmatige kleuters die 4 jaar worden
vóór 1 januari van het lopende schooljaar en die voldoen aan het leerlingenkenmerk vermeld in artikel 133,
§1, c, dat de school telt op de teldag of tijdens de telperiode met de coëfficiënt 1,208207681.
§4. Maximaal 10% van de puntenenveloppe kan aangewend worden voor het aanstellen van personeelsleden die
een beleidsondersteunende functie, in het kader van het zorgbeleid zoals omschreven in artikel 153septies, uitoefenen
ten behoeve van de scholengemeenschap. Van dit percentage kan na akkoord in het bevoegd lokaal comité worden
afgeweken.
De betrekkingen die worden ingericht op basis van de overeenkomstig deze paragraaf aangewende punten komen
niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen,
affecteren of muteren in deze betrekkingen.
§5. De verdeling van de puntenenveloppe door de scholengemeenschap mag niet tot gevolg hebben dat
bijkomende personeelsleden wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking moeten worden gesteld, tenzij ze
onmiddellijk kunnen gereaffecteerd of wedertewerkgesteld worden in een vacante of niet-vacante organieke betrekking
in de scholengemeenschap en dit voor de duur van het volledige schooljaar.
§6. Uit deze puntenenveloppe, verkregen volgens paragraaf 3, kunnen betrekkingen in het ambt van
zorgcoördinator uit de categorie beleidsen ondersteunend personeel ingericht worden.
De regering bepaalt op welke wijze de omrekening van punten naar de gefinancierde of gesubsidieerde
betrekkingen gebeurt.
]
]
[