1.
Inleiding
Deze omzendbrief handelt over de bescherming van zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven en die genieten van een salaris of een salaristoelage ten laste van het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming. In deze omzendbrief wordt uitgelegd wat 'bedreigd door een beroepsziekte' is, wat valt onder 'moederschapsbescherming', welke procedure gevolgd moet worden, hoe de aangifteformulieren ingevuld moeten worden en hoe de personeelsleden betaald worden.
2.
Bedreigd door een beroepsziekte
2.1.
Definitie
Een zwangere vrouw is bedreigd door een beroepsziekte als zij blootgesteld wordt aan een risico dat voorkomt op de Belgische lijst van de erkende beroepsziekten.
De Administratieve Gezondheidsdienst (MEDEX-AGD) zal nagaan of dat werkelijk zo is.
2.2.
Om welke risico's gaat het?
De risico's vermeld in de Belgische lijst van de erkende beroepsziekten (zie bijlage 3).
Praktisch gezien gaat het om blootstelling tijdens de zwangerschap aan infectieziekten zoals hepatitis A, B, C, tuberculose, cytomegalovirus, herpes simplex-virus type 2, herpes virus varicella-zoster, rubivirus (rubella), humaan parvovirus B19, toxoplasmose, bof, mazelen en HIV-virus, blootstelling aan een aantal chemische stoffen (zie bijlage 4) en blootstelling aan fysische agentia zoals ioniserende stralen, mechanische trillingen en lawaai.
2.3.
Wanneer is er sprake van een bedreiging door een beroepsziekte?
Het is uiteindelijk de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer die beslist of het gaat om een bedreiging (verwijdering uit een risico). Daarna zal MEDEX-AGD beslissen of het gaat om een bedreiging door een beroepsziekte.
2.3.1.
Infectieziekten
Bij de infectieziekten vormen kinderen jonger dan 6 jaar een risico. Zij zijn immers mogelijk drager van een infectieziekte. Zelfs als zij symptoomvrij zijn, kunnen zij andere personen besmetten. Bij kinderen ouder dan 6 jaar blijft het infectierisico bestaan als de kinderen hun speeksel niet doorslikken en kwijlen, niet zindelijk zijn, zichzelf niet schoonmaken na een toiletbeurt, meer knuffelen dan andere kinderen, zelf een verzwakte immuniteit hebben (vb. kind met syndroom van Down, lever- en nierlijders). Deze kinderen worden hieronder 'risicodragende leerlingen' genoemd.
Personeelsleden die intensief in contact komen met kleuters en 'risicodragende leerlingen' en die geen antistoffen hebben tegen de hieronder vermelde infectieziekten behoren tot de risicogroep.
Volgens MEDEX-AGD betekent dit het volgende:
- - Personeelsleden uit het kleuteronderwijs: kleuteronderwijzeressen, kinderverzorgsters en schoonmaakpersoneel; personeelsleden van een MPI of een opvangcentrum of een school voor buitengewoon basis onderwijs: verpleegsters, kinderverzorgsters, opvoedsters, kinesisten, logopedisten, ergotherapeuten die allen werken met zwaar mentaal gehandicapten en de personeelsleden belast met de schoonmaak bij de zwaar mentaal gehandicapten worden wegens het vermoeden van een verhoogd risico verwijderd en vallen ook onder 'bedreigd door een beroepsziekte'. Het gaat om de personeelsleden die de hierboven vermelde functies effectief uitvoeren. Een verpleegster die louter administratief werk verricht, valt niet onder het vermoeden van een verhoogd risico.
- Bepaalde leerkrachten belast met de begeleiding van stageopdrachten in het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs vallen eveneens onder een vermoeden van een verhoogd risico voor infectieziekten. De verwijdering valt dan ook onder 'bedreigd door een beroepsziekte' voor verpleegkundigen, klinische laboranten, leerkrachten kinderzorg, leerkrachten bejaardenzorg en dergelijke.
- Voor personen die in contact komen met kleuters of 'risicodragende leerlingen' (vooral in het buitengewoon lager onderwijs) vallen de volgende infectieziekten onder 'bedreigd door een beroepsziekte':
- rubella
- varicella
- cytomegalovirus (ook als het zwangere personeelslid antistoffen heeft)
- humaan parvovirus B19
- hepatitis B
- bof
- mazelen
- toxoplasmose (Toxoplasmose besmetting wordt meestal opgelopen door het eten van rauw vlees en door contact met tuinaarde en zand uit de zandbak dat door uitwerpselen van jonge katten besmet is. Zwangere personeelsleden met onvoldoende antistoffen moeten het contact met katten vermijden. Indien de zandbak regelmatig onderhouden, ontsmet en afgedekt wordt, stelt zich geen probleem.)
- In het buitengewoon secundair onderwijs gaat het om personeelsleden met een verzorgende functie die in contact komen met gehandicapte kinderen en worden de volgende infectieziekten beschouwd als 'bedreigd door een beroepsziekte':
- hepatitis A
- hepatitis B
- cytomegalovirus (bij 'risicodragende leerlingen' en ook als het zwangere personeelslid antistoffen heeft)
- Tuberculose is een risico dat valt onder 'bedreigd door een beroepsziekte' bij een niet-occasioneel verhoogd risico. Het kan zich voordoen bij meester-, vak- en dienstpersoneel, paramedisch, medisch, sociaal, orthopedagogisch en psychologisch personeel in het buitengewoon onderwijs en bij personeelsleden die veel in contact komen met risicopersonen (ouders en kinderen), zoals kansarmen of personen afkomstig uit streken waar tuberculose nog veel voorkomt. Het niet-occasioneel verhoogd risico wordt door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer vastgesteld, de motivatie ervan wordt bij de aangifteformulieren gevoegd.
Opmerking
Zwangere personeelsleden uit het gewoon lager onderwijs en het gewoon secundair onderwijs vallen niet onder het risico infectieziekten. Zij zijn dus NIET 'bedreigd door een beroepsziekte'.
Een CLB-arts kan in een bovenvermelde school een besmetting door een infectieziekte vaststellen, hij verwittigt vervolgens de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer. Een verwijdering door een preventieadviseur-arbeidsgeneesheer moet in het geval van:
- varicella
- rubella
- mazelen
- bof
Deze verwijdering valt onder het profylactisch verlof voor de duur van de ziekte op school.
De profylactische maatregelen zijn vastgelegd in een draaiboek voor CLB's. Deze is terug te vinden op de volgende plaats: https://www.vwvj.be/nl/regelgeving-voor-clb-het-kader-van-de-profylaxe-van-besmettelijke-ziekten
Voor profylactisch verlof zie de omzendbrief 'Controle op de afwezigheid wegens ziekte' van 20-01-1999, punt 3. Profylactisch verlof.
2.3.2.
Chemische stoffen
Iedereen die in aanraking kan komen met bepaalde chemische stoffen (voor de lijst zie bijlage 4) is mogelijk bedreigd door een beroepsziekte. In de praktijk gaat het vooral om contact met zware metalen en solventen.
2.3.3.
Fysische agentia
Verwijdering uit het arbeidsmilieu wegens blootstelling aan fysische agentia komt vooral voor bij medici, paramedici en verpleegkundigen als zij in contact komen met ioniserende stralen.
2.3.4.
Niet-vermelde risico's
Als het gaat om risico's die hier niet vermeld worden, kunnen die door MEDEX-AGD in overweging genomen worden mits een grondige motivatie door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.
3.
Moederschapsbescherming
3.1.
Definitie
Moederschapsbescherming is van toepassing op zwangere vrouwen of vrouwen die borstvoeding geven, die verwijderd worden uit een risico en die niet bedreigd zijn door een beroepsziekte.
3.2.
Om welke risico's gaat het?
Het gaat om alle gevallen waarbij de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer beslist dat het personeelslid dient verwijderd te worden uit een risico wegens moederschapsbescherming en die door MEDEX-AGD niet erkend worden als 'bedreigd door een beroepsziekte'. Deze risico's staan vermeld bijlage X.5.-1 en X.5.-2. van boek X, titel 5 van de Codex Welzijn.
Voorbeeld:
Op een lagere school is er een leerling die besmet is door het humaan parvovirus (5de ziekte). De zwangere vrouw wordt zolang de besmetting duurt verwijderd door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer. De verwijdering valt niet onder een bedreiging door een beroepsziekte omdat er volgens MEDEX-AGD geen beroepsrisico is in een lagere school, de besmetting valt ook niet onder het profylactisch verlof. De ziekte is wel opgenomen in het besluit inzake moederschapsbescherming, de verwijdering valt onder moederschapsbescherming. Dit betekent echter niet dat het personeelslid automatisch mag vrijgesteld worden van arbeid (zie onder 4.3).
Agressief gedrag van jongeren en tillen van lasten zijn onder meer risico's die niet vallen onder 'bedreigd door een beroepsziekte'.
Verwijdering uit een risico tijdens de lactatieperiode (de periode dat er borstvoeding wordt gegeven) valt evenmin onder 'bedreigd door een beroepsziekte'.
3.3.
Wie kan verwijderd worden uit een risico in het kader van moederschapsbescherming?
Zwangere vrouwen die blootstaan aan onder meer:
- agressief gedrag van jongeren
- tillen van lasten
In de praktijk komen deze risico's vooral voor in het buitengewoon onderwijs.
Vrouwen die borstvoeding geven en door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer verwijderd worden uit het risico. Volgens bijlage X.5.-2. van boek X, titel 5 van de Codex Welzijn worden vrouwen tijdens de lactatie verwijderd als zij:
- lasten moeten heffen tijdens de tiende week na de bevalling;
- blootgesteld worden aan een aantal chemische stoffen (dezelfde als tijdens de zwangerschap)
- bedreigd worden door de volgende infectieziekten: cytomegalovirus (CMV), hepatitis B of HIV;
Volgens wetenschappelijk onderzoek van de Werkgroep Wetenschappelijk Advies van de Vlaamse Vereniging voor Arbeidsgeneeskunde is gebleken dat bij vrouwen die borstvoeding geven CMV blootstelling geen risico is indien de baby geen extreem laag geboortegewicht heeft (ernstige prematuriteit – minder dan 34 weken en/of < 2 kg).
Verwijdering wegens CMV tijdens de lactatieperiode zal vanaf 1 september 2016 niet meer erkend worden in het kader van moederschapsbescherming, behalve bij extreem laag geboortegewicht van de baby.
Verwijdering tijdens de lactatieperiode kan ook als het personeelslid niet verwijderd werd gedurende de zwangerschap. De voorwaarde is wel dat de situatie of de omstandigheden tussen de zwangerschap en de lactatieperiode gewijzigd werden, waardoor er een risico ontstaat
Voorbeeld:
- personeelslid had geen aanstelling tijdens de zwangerschap, maar wel tijdens de lactatieperiode.
- personeelslid was ziek tijdens de duur van de zwangerschap, maar is terug arbeidsgeschikt tijdens de lactatieperiode.
4.
Procedure
4.1.
Risico-evaluatie
Volgens artikel X.5-4.van boek X, titel 5 van de Codex Welzijn moet elke werkgever een risico-evaluatie maken samen met de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.
De risico-evaluatie moet gebeuren aan de hand van bijlage X.5.-1 (niet-limitatieve lijst van agentia, procédés en arbeidsomstandigheden bedoeld in art. X.5.-4 van de Codex Welzijn) en bijlage X.5.-2 (lijst van verboden agentia en arbeidsomstandigheden bedoeld in art. X.5.-7 van de Codex Welzijn).
Als uit de risico-evaluatie blijkt dat er in de onderwijsinstelling risico's aanwezig zijn voor zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven in bepaalde functies of in alle functies, dan moeten de beschermende maatregelen worden toegepast. Het resultaat van de risico-evaluatie en de te nemen maatregelen worden voor advies voorgelegd aan het comité voor preventie en veiligheid op het werk of de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk of het bevoegde overlegorgaan. De personeelsleden moeten eveneens ingelicht worden.
Als uit deze evaluatie blijkt dat er risico's bestaan voor zwangere of borstvoedinggevende werkneemsters, dan moet de werkgever elke vrouw die meedeelt dat zij zwanger is of borstvoeding geeft en die mogelijk blootgesteld wordt aan een risico, door de werkgever onmiddellijk preventief verwijderd worden uit het risico dat valt onder bijlage X.5-2, afdeling A van de Codex Welzijn (voor een risico tijdens de lactatie: afdeling B) en naar de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer verwezen worden.
Als de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer aan de werkgever meedeelt dat het zwangere personeelslid of het personeelslid dat borstvoeding geeft uit het risico verwijderd moet worden, moet de werkgever de volgende maatregelen nemen:
- 1) een aanpassing van de arbeidsomstandigheden;
- 2) als een aanpassing van de arbeidsomstandigheden niet mogelijk is, een aan haar toestand aangepast werk (overplaatsing, functiewijziging of wijziging van betrekking);
- 3) als 2) ook niet mogelijk is, vrijstelling van arbeid.
4.2.
Procedure
Een vrouwelijk personeelslid deelt de werkgever of de directeur mee dat zij zwanger is of borstvoeding geeft. Als zij een risicofunctie uitoefent moet de werkgever de maatregelen nemen die afgesproken zijn in de risico-evaluatie en haar naar de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer verwijzen.
Als het gaat om een bedreiging door een beroepsziekte tijdens de zwangerschap wordt het formulier 'Melding van een tijdelijke verwijdering van een personeelslid, bedreigd door een beroepsziekte tijdens de zwangerschap' ingevuld.
Als het gaat om moederschapsbescherming tijdens de zwangerschap of de lactatieperiode wordt het formulier 'Melding van een tijdelijke verwijdering van een personeelslid wegens moederschapsbescherming tijdens de zwangerschap en de lactatieperiode' ingevuld.
De nieuwe procedure is als volgt:
Stap 1: Eerst vult de werkgever (inrichtende macht, schoolbestuur, centrumbestuur) de eerste rubriek 'In te vullen door de inrichtende macht of het schoolbestuur van de onderwijsinstelling' in. Het gedeeltelijk ingevulde formulier wordt door het personeelslid meegenomen naar het onderzoek van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.
Stap 2: De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer vult de tweede rubriek 'In te vullen door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer' in en geeft het mee met het personeelslid dat het bezorgt aan zijn onderwijsinstelling.
Stap 3: De werkgever (inrichtende macht, schoolbestuur, centrumbestuur) vult de derde rubriek 'In te vullen door de inrichtende macht of het schoolbestuur van de onderwijsinstelling' in. Als het gaat om bedreigd door een beroepsziekte verstuurt de werkgever het ingevulde formulier naar MEDEX. Als het gaat om moederschapsbescherming verstuurt de werkgever het ingevulde formulier naar zijn dossierspecialist personeel (AGODI) of het werkstation (AHOVOKS).
Stap 4: (enkel bij bedreiging door een beroepsziekte). MEDEX vult rubriek 4 'In te vullen door Medex' in en verstuurt het formulier naar de dossierspecialist personeel (AGODI) of het werkstation (AHOVOKS).
4.3.
Rol van de werkgever
De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer beslist om de zwangere werkneemster te verwijderen uit het risico. Voor de werkgever zijn er drie opeenvolgende stappen: aanpassing van de werkomstandigheden, omwisseling van betrekking of vrijstelling van arbeid. Een van de drie mogelijkheden moet verplicht toegepast worden.
Bij een verwijdering uit het risico (virusinfectie) wegens moederschapsbescherming in het gewoon onderwijs (zie 3.2) is het bijna altijd mogelijk om de arbeidsomstandigheden aan te passen door bijvoorbeeld het kind van klas te wisselen of het personeelslid te laten wisselen met een collega. Vrijstelling van arbeid zal enkel in zeer uitzonderlijke omstandigheden door het betrokken Agentschap goedgekeurd worden na een uitvoerig onderzoek naar de motivatie van de werkgever.
4.3.1.
Aanpassing van de werkomstandigheden
De werkomstandigheden kunnen aangepast worden door preventieve maatregelen te nemen of door gewoon niet meer in contact te komen met het risico.
Voorbeelden:
- als een lerares scheikunde niet langer in contact mag komen met zware metalen of solventen, moet de directeur in eerste instantie nagaan of het niet mogelijk is dat de leerkracht haar functie blijft uitoefenen zonder dat zij nog moet in contact komen met die bepaalde chemische stoffen.
- als een zwangere poetsvrouw geen hepatitis A-B antistoffen heeft kan zij gebruik maken van persoonlijke beschermingsmiddelen bij het poetsen of kan er overwogen worden om haar geen WC's meer te laten poetsen.
4.3.2.
Een andere betrekking
Als een aanpassing van de werkomstandigheden niet mogelijk is, kan de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer voorstellen om de zwangere vrouw een andere betrekking te geven. Dit kan enkel met respect voor de geldende rechtspositieregeling. Er moet nagegaan worden of er binnen de eigen school betrekkingen beschikbaar zijn waarin de zwangere werkneemster kan tewerkgesteld worden of dat er gewisseld kan worden met een collega. De werkgever brengt het personeelslid op de hoogte van alle gevolgen van de wijziging van de betrekking. De opdrachtwijziging moet meegedeeld worden aan de dossierspecialist personeel (AGODI) of het werkstation (AHOVOKS).op de gebruikelijke wijze.
Voorbeelden:
- Een leermeesteres lichamelijke opvoeding in een basisschool wordt verwijderd en mag geen les meer geven aan de kleuters. In de basisschool zijn er echter twee betrekkingen van leermeester lichamelijke opvoeding. Dan moet er in eerste instantie nagegaan worden of de twee leerkrachten van functie kunnen wisselen tijdens de periode van de verwijdering uit het risico.
- Een kleuteronderwijzeres in het bezit van het vereiste bekwaamheidsbewijs onderwijzer wordt verwijderd en mag geen les meer geven aan kleuters. In de basisschool zijn er echter nog lestijden onderwijzer niet ingevuld, zij kan tewerkgesteld worden als onderwijzer. Gaat het om een vastbenoemd personeelslid dan kan dit via een verlof tijdelijk andere opdracht (TAO), voor een tijdelijk personeelslid via een andere aanstelling.
4.3.3.
Vrijstelling van arbeid
Enkel als de beide vorige mogelijkheden niet kunnen toegepast worden, kan het personeelslid vrijstelling van arbeid krijgen via verlof wegens 'een bedreiging door een beroepsziekte' of verlof wegens moederschapsbescherming. Dit is eigenlijk een verbod om de functie tijdelijk (tijdens zwangerschap en/of lactatie) verder uit te oefenen.
In de lestijden/uren waaruit het personeelslid verwijderd wordt kan een interim geplaatst worden.
4.4.
Formulier “Melding van de tijdelijke verwijdering van een personeelslid, bedreigd door een beroepsziekte tijdens de zwangerschap”
Als uit de risico-evaluatie blijkt dat het zwangere personeelslid een functie uitoefent waarbij er een risico is op een bedreiging door een beroepsziekte, dan start de werkgever (inrichtende macht, schoolbestuur, centrumbestuur) met het invullen van dit formulier. Als het risico onduidelijk zou zijn kan ook het andere formulier voor moederschapsbescherming ingevuld worden om mee te geven aan te preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.
Rubriek 1: In te vullen door de inrichtende macht of het schoolbestuur van de onderwijsinstelling
In vak 1 worden de gegevens van de onderwijsinstelling ingevuld. In vak 2 de persoonlijke gegevens van het personeelslid. Bij uitgeoefende taken wordt er kort beschreven welke taken het personeelslid uitoefent waarbij er volgens de risico-analyse contact mogelijk is met een risico.
Nadat de gegevens in deze rubriek ingevuld zijn, wordt dit formulier meegegeven met het personeelslid dat het aan de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer overhandigt, die de onderstaande rubriek invult.
Rubriek 2: In te vullen door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer
In vak 4 worden de gegevens van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk ingevuld. In vak 5 de persoonlijke gegevens van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer. In vak 6 wordt ingevuld welke maatregel er van toepassing is gedurende de zwangerschap van het personeelslid. Als er geen risico is waaruit het personeelslid moet verwijderd worden, wordt het eerste vakje aangekruist. Als er een risico is waaruit het personeelslid moet verwijderd worden, wordt het tweede vakje aangekruist en wordt eronder beschreven hoe de verwijdering uit het risico moet gebeuren. In vak 7 wordt de vermoedelijke bevallingsdatum ingevuld. Bewijsstukken zoals labouitslagen moeten niet meer bij de aangifte gevoegd worden, maar MEDEX kan dergelijke stukken wel opvragen. In vak 9 dateert en ondertekent de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer zijn verklaring.
Nadat de gegevens in deze rubriek ingevuld zijn, wordt dit formulier meegegeven met het personeelslid dat het aan de werkgever (inrichtende macht, schoolbestuur, centrumbestuur) overhandigt, die de onderstaande rubriek invult.
Rubriek 3: In te vullen door de inrichtende macht of het schoolbestuur van de onderwijsinstelling
In vak 11 vult de werkgever (inrichtende macht, schoolbestuur, centrumbestuur) in welke maatregel er genomen wordt om het personeelslid te verwijderen uit het risico. Het eerste vakje wordt aangekruist al de opdracht wordt stopgezet, het tweede vakje als de opdracht wordt gewijzigd, met een bondige beschrijving van de nieuwe opdracht. In vak 12 wordt de begindatum van de verwijdering ingevuld. In vak 13 dateert en ondertekent de werkgever (inrichtende macht, schoolbestuur, centrumbestuur) zijn verklaringen onder rubriek 1 en 3.
Nadat de gegevens ingevuld zijn wordt bij stopzetting van de opdracht het Wordformulier opgeslagen als pdf-document. Het formulier wordt gemaild naar medex_bedreiging_bz@health.fgov.be. Beveilig het pdf-document niet. Medex zal zijn beslissing invullen op het pdf-formulier en het daarna sturen naar de dossierspecialist personeel (AGODI) of het werkstation (AHOVOKS).
Bij wijziging van opdracht wordt het formulier opgestuurd naar de dossierspecialist personeel (AGODI) of het werkstation (AHOVOKS)
Rubriek 4: In te vullen door MEDEX
MEDEX erkent de verwijdering als het gevolg van een bedreiging door een beroepsziekte of niet en verstuurt het formulier naar het de dossierspecialist personeel (AGODI) of het werkstation (AHOVOKS).
4.5.
Formulier “Melding van de tijdelijke verwijdering van een personeelslid wegens moederschapsbescherming tijdens de zwangerschap en de lactatieperiode”
Als uit de risico-evaluatie blijkt dat het zwangere personeelslid een functie uitoefent waarbij er een risico is wegens moederschapsbescherming, dan start de werkgever (inrichtende macht, schoolbestuur, centrumbestuur) met het invullen van dit formulier. Als het risico onduidelijk zou zijn kan ook het andere formulier voor bededreiging door een beroepsziekte ingevuld worden om mee te geven aan te preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.
Rubriek 1: In te vullen door de inrichtende macht of het schoolbestuur van de onderwijsinstelling
In vak 1 worden de gegevens van de onderwijsinstelling ingevuld. In vak 2 de persoonlijke gegevens van het personeelslid. Bij uitgeoefende taken wordt er kort beschreven welke taken het personeelslid uitoefent waarbij er volgens de risico-analyse contact mogelijk is met een risico.
Nadat de gegevens in deze rubriek ingevuld zijn, wordt dit formulier meegegeven met het personeelslid dat het aan de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer overhandigt, die de onderstaande rubriek invult.
Rubriek 2: In te vullen door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer
In vak 4 worden de gegevens van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk ingevuld. In vak 5 de persoonlijke gegevens van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.
In vak 6 wordt meegedeeld of het om een verwijdering gaat tijdens de zwangerschap. Waarbij in vak 7 wordt ingevuld om welk risico het gaat en in vak 8 de vermoedelijke bevallingsdatum wordt ingevuld.
In vak 9 wordt meegedeeld of het om een verwijdering gaat tijdens de lactatieperiode. In vak 10 wordt ingevuld om welk risico het gaat en in vak 11 worden de bevallingsdatum en de begindatum en de vermoedelijke einddatum van de lactatieperiode ingevuld.
In vak 12 dateert en ondertekent de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer zijn verklaring.
Nadat de gegevens in deze rubriek ingevuld zijn, wordt dit formulier meegegeven met het personeelslid dat het aan de werkgever (inrichtende macht, schoolbestuur, centrumbestuur) overhandigt, die de onderstaande rubriek invult.
Rubriek 3: In te vullen door de inrichtende macht of het schoolbestuur van de onderwijsinstelling
In vak 14 vult de werkgever (inrichtende macht, schoolbestuur, centrumbestuur) in welke maatregel er genomen wordt om het personeelslid te verwijderen uit het risico. Het eerste vakje wordt aangekruist al de opdracht wordt stopgezet, het tweede vakje als de opdracht wordt gewijzigd, met een bondige beschrijving van de nieuwe opdracht. In vak 15 wordt ingevuld vanaf wanneer het personeelslid werd verwijderd uit haar functie. In vak 16 dateert en ondertekent de werkgever (inrichtende macht, schoolbestuur, centrumbestuur) zijn verklaringen onder rubriek 1 en 3.
Nadat de gegevens ingevuld zijn wordt het formulier opgestuurd naar de dossierspecialist personeel (AGODI) of het werkstation (AHOVOKS).
4.6.
Administratieve richtlijnen
De periode van afwezigheid uit het ambt (zie 4.3.3.) moet elektronisch aangegeven worden als volgt:
- - verlof wegens 'een bedreiging door een beroepsziekte' met code 109 met RL1
- - verlof wegens 'moederschapsbescherming' met code 113 met RL1
Deze codes mogen niet gebruikt worden bij een aanpassing van de werkomstandigheden (zie 4.3.1.) of bij een wisseling van betrekking (zie 4.3.2).
(...)
Elke werkgever heeft ook de wettelijke verplichting om via een specifiek formulier TOEZ : https://www.fedris.be/nl/formulieren/toez-gezondheidstoezicht-op-de-zwangere-werkneemsters-werkgevers aan het Fonds voor Beroepsziekten bepaalde inlichtingen te verstrekken over de verwijdering van zwangere werkneemsters. Het formulier kan ingevuld worden door de werkgever of door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer. Het formulier moet opgestuurd worden naar het Fonds voor de Beroepsziekten, Sterrenkundelaan 1, 1210 Brussel, of per e-mail naar secr@fmp-fbz.fgov.be
Het verlof wegens bedreiging door een beroepsziekte tijdens de zwangerschap of verlof wegens moederschapsbescherming wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit en telt mee voor de berekening van:
- de ambts-, dienst-, geldelijke en sociale anciënniteit;
- de uitgestelde bezoldiging, vakantiegeld en eindejaarstoelage;
- het recht op bezoldigd ziekteverlof indien er een salaris door het Vlaams ministerie van Onderwijs en vorming betaald werd.
Het is mogelijk dat een zwangere vrouw met meerdere opdrachten in verschillende scholen in de ene school verwijderd wordt en in de andere school niet. Het is zelfs mogelijk dat een zwangere vrouw met meerdere opdrachten binnen één school, uit één opdracht verwijderd wordt en niet uit de andere opdrachten. Het is de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer die de beslissing tot verwijdering uit het risico neemt rekening houdend met de specifieke omstandigheden. De werkgever neemt de beslissing tot verwijdering uit het werk.
De werkgever mag een zwanger personeelslid of een personeelslid dat borstvoeding geeft niet overplaatsen van een niet-risicofunctie naar een risicofunctie, ook niet als de werkneemster zelf vraagt om een dergelijke overplaatsing. Als een zwanger personeelslid of een personeelslid dat borstvoeding geeft via een verlof tijdelijk andere opdracht vraagt om overgeplaatst te worden van een niet-risicofunctie naar een risicofunctie, dan mag de werkgever dit niet toestaan. Een verlenging van een verlof tijdelijk andere opdracht in een risico-functie mag ook niet toegestaan worden. Het personeelslid kan ook niet belast worden met een tijdelijk andere opdracht waaruit het onmiddellijk (op dezelfde dag) verwijderd zou moeten worden in het kader van ‘moederschapsbescherming’ of ‘bedreiging door een beroepsziekte’.
Als tijdens de maanden juli en augustus het personeelslid niet meer in contact komt met het risico waaruit zij dient verwijderd te worden, dan kan er ook geen verlof wegens 'een bedreiging door een beroepsziekte' of 'moederschapsbescherming' toegekend worden.
Als bij de aanvang van het schooljaar (of bij een nieuwe aanstelling) het tijdelijk personeelslid niet in dienst getreden is op de eerste werkdag en het personeelslid niet werd verwijderd tijdens de vorige aanstelling, dan heeft dit personeelslid geen recht op de hierboven vermelde verloven. De periode wordt dan beschouwd als onbezoldigd ziekteverlof.
Deze bepaling geldt enkel voor personeelsleden die aangesteld zijn voor beperkte duur en voor TADD-personeelsleden zonder aanstelling op de vooravond van het verlof.
4.7.
Wat moet een werkneemster doen bij zwangerschap en borstvoeding?
De werkneemster moet op de hoogte zijn van het feit dat haar functie beschouwd wordt als een risicofunctie bij zwangerschap. Als de werkgever dat niet meegedeeld heeft, is het nuttig daarnaar te vragen bij de eerste tekenen van zwangerschap. Als een werkneemster weet dat haar functie een risicofunctie is, is zij verplicht om haar werkgever mee te delen dat zij zwanger is van zodra zij het zelf weet. Als een werkneemster in juli of augustus vaststelt dat zij zwanger is dan moet zij, als zij een risico-functie uitoefent, haar werkgever daarvan op de hoogte brengen tijdens de eerste werkdag. Voor een tijdelijk personeelslid van bepaalde duur (TABD) kan de verwijdering pas ingaan op de eerstvolgende risicodag, onafgezien van het tijdstip van de beslissing van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.
Tijdelijken en contractuelen die vrijgesteld worden van arbeid en die dus thuis moeten blijven wegens loutere moederschapsbescherming (zij zijn niet bedreigd door een beroepsziekte en de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer heeft het formulier ingevuld) moeten hun ziekenfonds verwittigen dat zij van het werk verwijderd werden wegens moederschapsbescherming (zie ook 5). De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer moet voor het ziekenfonds een document invullen om de werkneemster van een vervangingsinkomen te laten genieten (art. 219 bis en ter van het koninklijk besluit van 3 juli 1996).
Het verlof wegens moederschapsbescherming tijdens de lactatie sluit aan op het bevallingsverlof. Het risico waarom het personeelslid verwijderd werd moet er wel zijn. Dit betekent dat als het bevallingsverlof eindigt in de maand juli of augustus en het personeelslid voert geen risicofunctie uit, het verlof wegens moederschapsbescherming tijdens de lactatiepas start op 1 september.
Als het personeelslid voor een gedeelte van de opdracht verwijderd wordt wegens moederschapsbescherming tijdens de lactatieperiode, dan mag het personeelslid voor het resterende gedeelte van de opdracht ook onbezoldigd ouderschapsverlof nemen (weliswaar beperkt tot de maximale duur ervan).
Een zwanger personeelslid of personeelslid dat borstvoeding geeft dat verwijderd wordt en met verlof is wegens 'een bedreiging door een beroepsziekte' of wegens 'moederschapsbescherming' moet haar periode van afwezigheid niet aangeven aan het controleorgaan bevoegd voor de ziektecontrole.
Het personeelslid dat borstvoeding geeft en dat met verlof is wegens 'moederschapsbescherming' moet het bewijs leveren dat zij daadwerkelijk borstvoeding geeft. Zij kan daartoe (...)een medisch attest voorleggen. Dit bewijs dient iedere maand opnieuw aan haar werkgever overhandigd te worden.
Het verlof wegens 'moederschapsbescherming' tijdens de lactatie mag een periode van vijf maanden vanaf de dag van de bevalling niet overschrijden.
4.8.
Erkenningsprocedure
De werkgever stuurt de aangifte van een verwijdering wegens 'bedreigd door een beroepsziekte' door naar MEDEX. MEDEX beslist vervolgens of het werkelijk gaat om een bedreiging door een beroepsziekte. Daarna deelt het betrokken Agentschap het personeelslid mee dat de periode van verwijdering al dan niet valt onder de toepassing van artikel 3 bis van de wet van 3 juli 1967 (bedreigd door een beroepsziekte). Een beroep tegen een beslissing van niet-erkenning is enkel mogelijk bij de arbeidsrechtbank (artikel 19 van de wet van 3 juli 1967). Zie daarvoor de omzendbrief 'Beroepsziekten' van 15-12-1999 onder punt 6.
Als MEDEX de verwijdering niet erkent wegens een bedreiging door een beroepsziekte blijft het personeelslid verwijderd, maar wordt de periode van verwijdering beschouwd als ziekteverlof. Het personeelslid mag het werk waaruit het verwijderd werd door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, niet hernemen zolang het risico blijft bestaan. Het personeelslid mag het werk hervatten als het een aangepaste functie kan uitoefenen waarbij er geen risico meer is. Het personeelslid hoeft geen ziekteattest te sturen naar ons controleorgaan, de beslissing van MEDEX geldt als bewijs van de arbeidsongeschiktheid.
Bij moederschapsbescherming is er geen bijkomende erkenningprocedure.
5.
Betaling
5.1.
Aanpassing arbeidsomstandigheden
De personeelsleden ontvangen hun gewoon salaris.
5.2.
Andere betrekking in organieke (les)uren of lestijden
De personeelsleden ontvangen een salaris op basis van de nieuwe aanstelling.
5.3.
Vrijstelling van arbeid
5.3.1.
Bezoldiging bij verlof wegens 'een bedreiging door een beroepsziekte'
5.3.1.1.
Vastbenoemde personeelsleden
Personeelsleden hebben voor de (les)uren of lestijden waarvoor zij vastbenoemd zijn, recht op doorbetaling van hun salaris (artikel 3 bis van de wet van 3 juli 1967).
5.3.1.2.
Personeelsleden TADD op de vooravond of personeelsleden met een aanstelling van onbepaalde duur op de vooravond
Personeelsleden die op de vooravond van de vrijstelling van arbeid TADD zijn in het ambt/vak/specialiteit/functie van verwijdering, hebben recht op doorbetaling van hun salaris (artikel 3 bis van de wet van 3 juli 1967). Dat geldt eveneens voor de personeelsleden die aangesteld zijn voor onbepaalde duur in een centrum voor basiseducatie.
Dit is ook van toepassing wanneer zij tijdens de vorige aanstelling verwijderd werden en tijdens dezelfde zwangerschap opnieuw aangesteld worden in dezelfde risicofunctie bij dezelfde werkgever. Bij een nieuwe aanstelling in een andere risicofunctie en /of bij een andere werkgever, waarvoor het personeelslid op de vooravond ervan eveneens TADD of aangesteld voor onbepaalde duur is, is wel een nieuw advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer vereist.
Voorbeeld
Een leerkracht heeft een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur vanaf 01/09/2020 tot en met 31/08/2021. Omwille van een zwangerschap (vermoedelijke bevallingsdatum 10/11/2021) wordt zij volledig vrijgesteld van arbeid vanaf 02/03/2021 tot 30/06/2021.
Op 01/09/2021 wordt zij opnieuw in dezelfde risicofunctie aangesteld en vrijgesteld vanaf 01/09/2021. Uiterlijk op 3 november (1 week voorafgaand aan de vermoedelijke bevallingsdatum) moet zij met bevallingsverlof.
Voor de periode vanaf 02/03/2021 tot en met 30/06/2021 en van 01/09/2021 tot de ingangsdatum van het bevallingsverlof heeft zij recht op doorbetaling van het salaris.
5.3.1.3.
Personeelsleden TABD of zonder TADD (of zonder aanstelling van onbepaalde duur in de basiseducatie) op de vooravond van de nieuwe aanstelling
5.3.1.3.1.
Eerste verwijdering uit het risico
De personeelsleden hebben recht op doorbetaling van hun salaris indien zij de opdracht effectief opgenomen hebben. (artikel 3 bis van de wet van 3 juli 1967).
Als bij de aanvang van het schooljaar (of bij een nieuwe aanstelling) het tijdelijk personeelslid niet in dienst getreden is op de eerste werkdag, dan heeft dit personeelslid geen recht op het hierboven vermelde verlof. De periode wordt dan beschouwd als onbezoldigd ziekteverlof. Dat geldt eveneens voor de personeelsleden die aangesteld zijn in een centrum voor basiseducatie.
5.3.1.3.2.
Nieuwe aanstelling met verwijdering uit het risico tijdens dezelfde zwangerschap
1) nieuwe aanstelling in dezelfde risicofunctie en bij dezelfde werkgever (inrichtende macht/schoolbestuur/centrumbestuur)
De personeelsleden worden onmiddellijk verwijderd uit de opdracht en hebben recht op 90% van het gemiddelde dagloon.
VOORBEELD
Een personeelslid krijgt een tijdelijke aanstelling voor 18/24 vanaf 05/01/2010 tot 18/04/2010 en wordt omwille van zwangerschap volledig vrijgesteld van arbeid vanaf 02/04/2010. Op 19/05/2010 wordt zij opnieuw voor 18/24 in dezelfde risicofunctie aangesteld tot 30/06/2010. Dit gebeurde opnieuw op 01/09/2010.
Voor de periode van 02/04/2010 tot en met 18/04/2010 heeft zij recht op doorbetaling van het salaris. Voor de periode van 19/05/2010 tot en met 30/06/2010 en vanaf 01/09/2010 is er slechts recht op een vergoeding gelijk aan 90% van het gemiddelde dagloon.
2) Nieuwe aanstelling in een andere risicofunctie en/of bij een andere werkgever (inrichtende macht/schoolbestuur/centrumbestuur)
Bij een aanstelling in een andere risicofunctie en/of bij een andere werkgever moeten de personeelsleden één dag effectief in dienst treden en kunnen zij pas daarna opnieuw uit het risico worden verwijderd. Dan hebben zij opnieuw recht op hun volledige salaris. Wanneer een personeelslid de eerste dag niet gaat werken, is er geen recht op verlof en wordt de afwezige periode beschouwd als onbezoldigd ziekteverlof.
Een nieuw advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer is wel nodig om de toekenning van een verlof wegens 'een bedreiging door een beroepsziekte' te bekomen. Verder moet de werkgever ook eerst nagaan of een aanpassing van de werkomstandigheden of een toekenning van een andere betrekking niet mogelijk is.
VOORBEELD
Een personeelslid heeft een tijdelijke aanstelling vanaf 05/01/2010 tot 18/04/2010 en wordt omwille van zwangerschap volledig vrijgesteld van arbeid vanaf 02/04/2010. Op 19/04/2010 wordt zij aangesteld in een andere risicofunctie tot 30/06/2010.
Voor de periode van 02/04/2010 tot en met 18/04/2010 heeft zij recht op doorbetaling van het salaris.
Op 19/04/2010 moet het personeelslid opnieuw gaan werken. Er kan nadien opnieuw vrijstelling van arbeid toegekend worden met behoud van het volledige salaris voor zover aan alle gestelde voorwaarden is voldaan.
5.3.1.4.
Wijziging volume van tijdelijke opdrachten
5.3.1.4.1.
Uitbreiding van de opdracht in een risicofunctie tijdens de verwijdering
Bij uitbreiding van (les)uren of lestijden in een risicofunctie tijdens de verwijdering, wordt het volume van de uitbreiding van de opdracht niet bezoldigd. Dit geldt zowel voor tijdelijke personeelsleden met TADD of als voor tijdelijke personeelsleden zonder TADD. Dat geldt evenmin voor tijdelijke personeelsleden met een aanstelling van bepaalde duur of van onbepaalde duur in de centra voor basiseducatie.
VOORBEELD
Een personeelslid is aangesteld als kleuteronderwijzer voor 12/24 vanaf 01/09 tot 30/06. Zij is zwanger en wordt verwijderd wegens bedreiging door beroepsziekte vanaf 05/11.
Op 05/11 wordt haar opdracht ook uitgebreid met 6 instaplestijden in dezelfde school tot een opdracht van 18/24. Vanaf 05/11 geniet zij dan ook een verlof wegens bedreiging door beroepsziekte voor 12/24 en wordt hiervoor bezoldigd aan 100 %. De uitbreiding met 6/24 wordt niet bezoldigd.
Na de kerstvakantie wordt haar opdracht op 08/01 in de school opnieuw uitgebreid met 2/24 tot een opdracht van 20/24. Zij geniet vanaf 08/01 verder het verlof wegens bedreiging door beroepsziekte voor 12/24 en wordt hiervoor bezoldigd aan 100 %, maar voor 8/24 wordt zij niet bezoldigd.
5.3.1.4.2.
Nieuwe aanstelling met uitbreiding van opdracht
De berekening van het gemiddeld dagloon gebeurt op basis van de opdrachtbreuk op de eerste dag van de eerste verwijdering. Dus de opdrachtbreuk van de nieuwe verwijdering is van geen belang. De bijkomende opdracht wordt niet bezoldigd.
VOORBEELD
Een personeelslid is aangesteld als kleuteronderwijzer voor 18/24 en geniet een verlof wegens bedreiging voor beroepsziekte vanaf 01/06. Na de zomervakantie wordt zij opnieuw aangesteld als kleuteronderwijzer bij dezelfde werkgever voor 24/24.
Zij geniet opnieuw een verlof wegens bedreiging door beroepsziekte voor 18/24 en wordt bezoldigd aan 90 % voor 18/24 wanneer zij TABD is en aan 100 % wanneer zij TADD is. 6/24 wordt niet bezoldigd aangezien zij deze bijkomende opdracht niet kon opnemen.
5.3.1.4.3.
Nieuwe aanstelling met vermindering van opdracht
Indien het zwanger personeelslid een nieuwe aanstelling in dezelfde risicofunctie krijgt voor minder (les)uren of lestijden dan tijdens de eerste verwijdering, gebeurt de berekening van het gemiddeld dagloon op basis van de verminderde opdrachtbreuk. Er bestaat immers enkel een risico voor de (les)uren of lestijden van de nieuwe opdracht.
VOORBEELD
Een personeelslid is aangesteld als kleuteronderwijzer voor 18/24 van 07/01 tot 31/03 en geniet een verlof wegens bedreiging door beroepsziekte vanaf 02/03 tot 31/03. Op 18/04 wordt zij aangesteld als kleuteronderwijzer bij dezelfde werkgever in dezelfde risicofunctie voor 12/24.
Zij geniet opnieuw een verlof wegens bedreiging door beroepsziekte voor 12/24 en wordt bezoldigd aan 90 % voor 12/24 wanneer zij TABD is en aan 100 % wanneer zij TADD is.
5.3.1.5.
Contractuele personeelsleden
Deze personeelsleden hebben recht op bezoldiging zoals de tijdelijke personeelsleden met een aanstelling van beperkte duur (5.3.1.3).
Contractuelen hebben ook slechts recht op doorbetaling van hun salaris (artikel 3 bis van de wet van 3 juli 1967) zolang zij een arbeidsovereenkomst hebben.
5.3.2.
Betaling bij verlof wegens 'moederschapsbescherming'
5.3.2.1.
Vastbenoemde personeelsleden
De personeelsleden hebben voor de (les)uren of lestijden waarvoor zij vastbenoemd zijn, recht op doorbetaling van hun salaris (art. 2 van het BVR van 21 februari 2003 betreffende verlof wegens moederschapsbescherming voor de personeelsleden van het onderwijs).
5.3.2.2.
Tijdelijke en contractuele personeelsleden
Tijdelijken en contractuelen krijgen vanaf de verwijdering van het werk een uitkering van hun ziekenfonds zolang zij een geldige aanstelling of arbeidsovereenkomst hebben (art. 219 bis en ter van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen).
Dit geldt ook wanneer het personeelslid tijdens dezelfde zwangerschap opnieuw aangesteld wordt in dezelfde risicofunctie bij dezelfde werkgever.
Bij een uitbreiding van de opdracht wordt het volume van de uitbreiding zowel tijdens de eerste verwijdering als tijdens nieuwe aanstellingen niet bezoldigd (zie verlof wegens bedreiging door beroepsziekte).
Bij een nieuwe aanstelling bij een andere werkgever in een andere school of in een andere risicofunctie moet het personeelslid de werkgever wel op de hoogte brengen van de zwangerschap of het geven van borstvoeding en is een nieuw advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer vereist. In een dergelijke situatie kan het verlof wegens moederschapsbescherming pas starten op de eerstvolgende risicodag.
5.3.3.
Betaling bij niet-erkenning door MEDEX
Als MEDEX de verwijdering niet erkent wegens een bedreiging door een beroepsziekte blijft het personeelslid verwijderd, maar wordt de periode van verwijdering beschouwd als ziekteverlof. Dit betekent dat tijdens de periode van verwijdering de ziektedagen verminderd worden.
Bij uitputting van de ziektedagen worden de vastbenoemde personeelsleden ter beschikking gesteld wegens ziekte (zie punt 3 van de omzendbrief Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding).
Tijdelijke personeelsleden worden na uitputting van de ziektedagen betaald door het ziekenfonds (zie punt 2.2.9. van de omzendbrief Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding).
Contractuele personeelsleden worden na de periode van het gewaarborgd loon betaald door het ziekenfonds.
5.4.
Wat met het bevallingsverlof?
De periode van verlof wegens bedreiging door een beroepsziekte of wegens moederschapsbescherming tijdens de zwangerschap eindigt als het bevallingsverlof ingaat. Dat is uiterlijk één week voor de vermoedelijke bevallingsdatum. De periode van verlof wegens bedreiging door een beroepsziekte of wegens moederschapsbescherming moet vanaf de zesde week (acht weken voor een meerling) voor de vermoedelijke bevallingsdatum niet meer automatisch omgezet worden in bevallingsverlof. De dagen van volledige werkverwijdering tijdens de zesde week tot en met de tweede week voorafgaand aan de bevallingsdatum mogen vanaf 1 maart 2020 overgedragen worden naar het postnataal verlof.
De periode van bevallingsverlof voor vastbenoemden sluit aan op de periode van verlof wegens 'een bedreiging door een beroepsziekte' of 'moederschapsbescherming'. Er moet wel rekening gehouden worden met de mogelijke stopzetting van het verlof tijdens juli en augustus.
De periode van bevallingsverlof voor tijdelijken en contractuelen sluit aan op de periode van verlof wegens 'een bedreiging door een beroepsziekte' of 'moederschapsbescherming' tijdens de aanstellingsperiode of de periode waarin de arbeidsovereenkomst loopt. Na het einde van de aanstelling of de arbeidsovereenkomst is er geen risico meer aanwezig.
Voorbeelden:
- Een tijdelijke kleuteronderwijzeres wordt tijdens de tweede maand van haar zwangerschap, zijnde januari, verwijderd van het werk. Wanneer haar aanstelling eind juni wordt beëindigd, is zij 7 maanden zwanger. In juli en augustus ontvangt zij uitgestelde bezoldiging. Aangezien de vermoedelijke bevallingsdatum 1 september is, begint het bevallingsverlof verplicht op 25 augustus. Het bevallingsverlof kan ook vroeger beginnen als de kleuteronderwijzeres daar zelf voor kiest.
- Een vastbenoemde kleuteronderwijzeres wordt tijdens de tweede maand van haar zwangerschap, zijnde februari, verwijderd van het werk. De vermoedelijke bevallingsdatum is 1 oktober, maar vanaf 1 juli tot 31 augustus is het verlof gestopt omdat er geen risico meer is. Het bevallingsverlof begint uiterlijk op 24 september. Het bevallingsverlof kan ook vroeger beginnen als de kleuteronderwijzeres daar zelf voor kiest.
Als bij een personeelslid met meerdere aanstellingen in één van de aanstellingen het zwangerschapsverlof verplicht start, dan start het zwangerschapsverlof in alle aanstellingen.
5.5.
Wat bij een miskraam tijdens het verlof?
Bij een miskraam tijdens het verlof wegens 'een bedreiging door een beroepsziekte' of 'moederschapsbescherming' wordt het verlof beëindigd op de dag voor het miskraam.
5.6.
Regularisatie van dossiers met bevallingsdatum op of na 9 maart 2020 en verlof wegens bedreiging door beroepsziekte of moederschapsbescherming voordien?
Personeelsleden vragen aan hun werkgever (instelling) om de doorgezonden periodes van verlof wegens bedreiging door beroepsziekte of moederschapsbescherming en bevallingsverlof te herzien en aangepaste periodes door te sturen. Heeft het personeelslid tijdens de verlengde periode van bevallingsverlof ouderschapsverlof of zorgkrediet genomen, dan kan deze aanpassing pas na akkoord van respectievelijk de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) of het Departement Werk en Sociale Economie (WSE ).
De zendingen en rectificaties van zendingen moeten gebeuren volgens de principes van elektronische communicatie zoals uitgelegd in de gebruikershandleiding.
Alleen de periode van volledige werkverwijdering die zich in de periode vanaf 1 maart 2020 bevindt, mag worden overgedragen. Dat betekent dat de dagen van volledige werkverwijdering vóór 1 maart 2020 niet mogen worden overgedragen naar de postnatale periode van het bevallingsverlof dat daarop volgt.
Periodes van volledige werkverwijdering wegens moederschapsbescherming of bedreigd door beroepsziekte mogen verlengd worden door in de zending een latere einddatum te plaatsen en kunnen lopen tot maximum één week vóór de vermoedelijke bevallingsdatum van het bevallingsverlof dat daarop volgt.
Een verlenging van het bevallingsverlof kan gebeuren door het oorspronkelijk aangevraagde bevallingsverlof te annuleren en een nieuw bevallingsverlof op te sturen met een latere einddatum.
Wanneer het personeelslid na het oorspronkelijke bevallingsverlof een verlofstelsel genomen heeft zoals loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof of zorgkrediet, dan moet dit doorgezonden verlofstelsel worden ingekort of verwijderd voor de periode van verlenging van het bevallingsverlof. Dat kan pas met het akkoord van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) of het Departement Werk en Sociale Economie (WSE).
6.
Informatie
Informatie omtrent de onderwerpen in deze omzendbrief en de bijlagen kunt u, naargelang het onderwerp, verkrijgen bij:
- over de wet en codex welzijn op het werk, de arbeidswet, de arbeidsinspectie en de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer: bij de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (https://werk.belgie.be/nl);
- over de medische aspecten: bij de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer van de onderwijsinstelling;
- over de aangifte en de betaling: bij de dossierspecialist personeel (AGODI) of het werkstation (AHOVOKS).
7.
Bijlagen