Decreet betreffende het stelsel van leren en werken in de
Vlaamse Gemeenschap
goedkeuringsdatum
10 JULI 2008
publicatiedatum
B.S.03/10/2008
datum laatste wijziging
28/06/2024
COORDINATIE
(1)
Decr. van 30/04/2009 (B.S. 16/07/2009)
(2)
Decr. van 08/05/2009 (B.S. 28/08/2009)
detail
Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs ;
(3)
Decr. van 08/05/2009 (B.S. 28/08/2009)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XIX ;
(4)
Decr. van 18/12/2009 (B.S. 30/12/2009)
(5)
Decr. van 09/07/2010 (B.S. 28/07/2010)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2010 ;
(6)
Decr. van 09/07/2010 (B.S. 31/08/2010)
(7)
B.Vl.R. van 17/12/2010 (B.S. 24/06/2011)
(8)
Decr. van 01/07/2011 (B.S. 30/08/2011)
(9)
Decr. van 08/07/2011 (B.S. 25/07/2011)
(10)
Decr. van 25/11/2011 (B.S. 23/02/2012)
(11)
Decr. van 23/12/2011 (B.S. 30/12/2011)
(12)
Decr. van 13/07/2012 (B.S. 24/07/2012)
(13)
Decr. van 21/12/2012 (B.S. 19/02/2013)
(14)
Decr. van 19/07/2013 (B.S. 27/08/2013)
(15)
Decr. van 21/3/2014 (B.S. 28/08/2014)
(16)
Decr. van 04/04/2014 (B.S. 20/08/2014)
(17)
Decr. van 25/04/2014 (B.S. 25/09/2014)
(18)
Decr. van 19/06/2015 (B.S. 21/08/2015)
(19)
Decr. van 10/06/2016 (B.S. 17/08/2016)
(20)
Decr. van 17/06/2016 (B.S. 10/08/2016)
(21)
B.Vl.R. van 28/10/2016 (B.S. 29/12/2016)
(22)
Decr. van 16/06/2017 (B.S. 18/08/2017)
(23)
Decr. van 30/06/2017 (B.S. 03/07/2017)
(24)
Decr. van 24/11/2017 (B.S. 15/01/2018)
(25)
Decr. van 23/03/2018 (B.S. 16/04/2018)
(26)
Decr. van 30/03/2018 (B.S. 23/05/2018)
(27)
Decr. van 27/04/2018 (B.S. 25/06/2018)
(28)
Decr. van 15/06/2018 (B.S. 17/08/2018)
(29)
Decr. van 05/04/2019 (B.S. 24/06/2019)
(30)
Decr. van 19/06/2020 (B.S. 08/07/2020)
detail
Decreet tot opheffing van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming – Syntra Vlaanderen, tot regeling van de taken en bevoegdheden en tot wijziging van de naam Hermesfonds ;
(31)
Decr. van 03/07/2020 (B.S. 24/08/2020)
detail
Decreet over het onderwijs XXX ;
(32)
Decr. van 09/07/2021 (B.S. 26/08/2021)
detail
Decreet over het onderwijs XXXI ;
(33)
Decr. van 10/06/2022 (B.S. 13/07/2022)
detail
Decreet tot wijziging van de regelgeving over duaal leren,
de aanloopfase en het stelsel van leren en werken ;
(34)
Decr. van 08/07/2022 (B.S. 09/08/2022)
detail
Decreet tot uitvoering van dringende maatregelen om het lerarenambt in het basis- en secundair onderwijs te herwaarderen ;
(35)
Decr. van 08/07/2022 (B.S. 23/08/2022)
detail
Decreet over diverse maatregelen voor het onderwijs ;
(36)
Decr. van 05/05/2023 (B.S. 02/08/2023)
detail
Decreet over leersteun ;
(37)
Decr. van 14/07/2023 (B.S. 24/08/2023)
detail
Decreet tot uitvoering van maatregelen over het lerarenambt ;
(38)
Decr. van 07/07/2023 (B.S. 28/08/2023)
detail
Decreet over het onderwijs XXXIII ;
(39)
Decr. van 19/04/2024 (B.S. 28/06/2024)
detail
Decreet over het onderwijs XXXIV ;
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij,
Regering bekrachtigen hetgeen volgt : decreet betreffende het stelsel van leren
en werken in de Vlaamse Gemeenschap.
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.
Dit decreet regelt een
gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.
Dit decreet is van toepassing op de door
de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde centra voor
deeltijds beroepssecundair onderwijs,
[...]
en centra
voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen en op
[de VDAB]
.
Art. 3.
Voor de toepassing van dit decreet wordt
verstaan onder :
[1° aanloopcomponent: de invulling van de component werkplekleren die samen met de component leren zorgt voor het voltijds engagement voor arbeidsbereide leerlingen waarvan de arbeidsgerichte, loopbaangerichte of vaktechnische competenties verder dienen te worden versterkt;]
[1° bis]
anderstalige nieuwkomer : een jongere
die aan alle volgende voorwaarden voldoet :
a) een nieuwkomer
zijn, dat wil zeggen maximaal één jaar ononderbroken in
België verblijven;
b) het Nederlands niet als moedertaal
of thuistaal hebben;
c) maximaal negen maanden ingeschreven
zijn, de maanden juli en augustus niet inbegrepen, in een onderwijsinstelling
met het Nederlands als onderwijstaal;
d) het Nederlands
onvoldoende beheersen om deeltijds beroepssecundair onderwijs met goed gevolg
te doorlopen;
e) op 31 december volgend op de aanvang van het
schooljaar de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben
bereikt;
2° arbeidsdeelname : de volwaardige
arbeidsparticipatie van jongeren in het reguliere economische circuit of de
daaraan gelijkwaardige activiteiten als vermeld in dit decreet;
3° betrokken personen : de ouders of de personen die de
minderjarige jongere in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, dan wel
de meerderjarige jongere zelf;
4°
[...]
5° centrumbestuur : het orgaan dat voor het
centrum de bestuurshandelingen verricht, overeenkomstig de door de wet, het
decreet, het bijzonder decreet of de statuten toegewezen
bevoegdheden;
[
5°bis compenserende maatregelen: maatregelen waarbij het centrum orthopedagogische of orthodidactische hulpmiddelen aanbiedt, waaronder technische hulpmiddelen, waardoor de doelen van het leerprogramma of de doelen die na dispensatie voor de jongere bepaald zijn, bereikt kunnen worden;
5°ter differentiërende maatregelen: maatregelen, waarbij het centrum binnen het leerprogramma, van een beperkte variatie in het onderwijsleerproces aanbrengt om beter tegemoet te komen aan de behoeften van individuele jongeren of groepen van jongeren;
5°quater dispenserende maatregelen: maatregelen waarbij het centrum doelen aan het leerprogramma toevoegt of de jongere vrijstelt van doelen van het leerprogramma en die, waar mogelijk, vervangt door gelijkwaardige doelen, in die mate dat ofwel de doelen voor de studiebekrachtiging in functie van de finaliteit voor het betreffende onderdeel ofwel de doelen voor het doorstromen naar het beoogde vervolgonderwijs of naar de arbeidsmarkt nog in voldoende mate kunnen bereikt worden;
]
6° eindtermen : minimumdoelen die de overheid
noodzakelijk en bereikbaar acht voor een bepaalde jongerenpopulatie in het
gewoon secundair onderwijs. Met minimumdoelen wordt bedoeld : een minimum aan
kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, bestemd voor die
jongerenpopulatie;
[
6° bis
[ individueel aangepast curriculum: het individueel aangepast curriculum,
vermeld in artikel 122/1/0 van de Codex Secundair Onderwijs;]
]
7° inschrijving : de opname in het
leerlingenbestand van een door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of
gesubsidieerd centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of van een
centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen,
dan wel de heropname na uitschrijving;
[
7°bis jongere met specifieke onderwijsbehoeften: jongere met langdurige en belangrijke participatieproblemen die te wijten zijn aan het samenspel tussen :
a) één of meerdere functiebeperkingen op mentaal, psychisch, lichamelijk of zintuiglijk vlak en;
b) beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en;
c) persoonlijke en externe factoren;
]
8°
[leertijd: de opleiding, vermeld in artikel 2, 15°, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap “Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding”;]
9° lokaal comité : het voor
arbeidsvoorwaarden en personeelsaangelegenheden bevoegde lokale overlegorgaan
of onderhandelingsorgaan;
10° module : het kleinste te
certificeren deel van een opleiding in het deeltijds beroepssecundair
onderwijs, dat overeenstemt met een bepaalde
inhoud;
[10° bis NAFT: NAFT zoals bepaald in de vigerende decreet- en regelgeving op de bijzondere jeugdbijstand en de integrale jeugdhulp;]
[
[10°ter]
[...]
]
11° onthaalonderwijs : een specifiek en
tijdelijk onderwijsaanbod dat anderstalige nieuwkomers voorbereidt op betere
doorstroming naar arbeidsdeelname. Dit onderwijsaanbod is gericht op
taalvaardigheid, inburgering en zelfredzaamheid.
[ De Vlaamse Regering bakent de doelgroep af, ten minste rekening houdend met de criteria `leeftijd', `taalkennis Nederlands' en `duurtijd van de aanwezigheid op het Belgische grondgebied' van de anderstalige nieuwkomers]
;
12°
[...]
13°
[...]
[13°bis remediërende maatregelen: maatregelen waarbij het centrum effectieve vormen van aangepaste leerhulp verstrekt binnen het leerprogramma;
]
14° scholengemeenschap :
één instelling of een groep van instellingen die binnen een
geografische omschrijving gezamenlijk instaat voor de
onderwijsvoorziening;
[
14° /1 leerlingenstage : een vorm van opleiding binnen de component leren :
a) buiten een vestigingsplaats van het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs;
b) in een reële arbeidsomgeving bij een werkgever;
c) onder gelijkaardige omstandigheden als reguliere werknemers van die werkgever;
d) waarbij effectieve arbeid wordt verricht die aansluit bij de gevolgde opleiding;
e) met de bedoeling beroepservaring op te doen.
]
15°
[...]
16°
[ trajectbegeleider: het aangewezen personeelslid dat in het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs belast is met trajectbegeleiding; de gemandateerde persoon die in het centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen belast is met trajectbegeleiding;]
17°
[...]
18° trajectbegeleiding : een continu proces van
begeleiding en opvolging van de persoonlijke ontwikkeling en de vorming van
jongeren tijdens de component leren en de component werkplekleren en dit in
overleg met de betrokken actoren met als ultiem doel de toeleiding naar de
arbeidsmarkt;
19° uur : hetzij een periode van 50 minuten
hetzij, maar uitsluitend in het geval van een
[...]
,
[aanloopcomponent]
of
arbeidsdeelname, een periode van 60 minuten; om te komen tot het minimaal
aantal uren voltijds engagement wordt een uur omgerekend naar een periode van
50 minuten;
20° VDAB : de Vlaamse Dienst voor
Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding als vermeld in het decreet van 7 mei
2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern
verzelfstandigd agentschap Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en
Beroepsopleiding : de dienst die voor het Vlaamse Gewest bevoegd is voor
arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding en die voor het Brusselse
Hoofdstedelijke Gewest bevoegd is voor
beroepsopleiding;
21° vo
[...]
HOOFDSTUK II. - Voltijds engagement
Art. 4.
Het stelsel van leren en werken
combineert, voor elke individuele jongere, een component leren en een component
werkplekleren. Die combinatie omvat minimaal 28 uren per week, wat een voltijds
engagement van de jongere inhoudt, en voldoet voor de vervulling van de
deeltijdse leerplicht waaraan de jongere eventueel is
onderworpen.
Art. 5.
De component leren kan als volgt worden
ingevuld :
1° via het deeltijds beroepssecundair onderwijs,
georganiseerd overeenkomstig de bepalingen van dit
decreet;
2° via de theoretische vorming binnen de
leertijd.
Art. 6.
§ 1. De invulling van de component
werkplekleren is afhankelijk van de invulling van de component leren, zoals
hierna bepaald.
In het deeltijds beroepssecundair onderwijs kan de component
werkplekleren als volgt worden ingevuld :
1° via
arbeidsdeelname;
2°
[via een aanloopcomponent]
;
3°
[...]
In de leertijd
kan de component werkplekleren als volgt worden ingevuld :
1° via de praktijkopleiding binnen de leertijd, die
gelijkstaat met arbeidsdeelname;
2°
[...]
.
[3° via een
[aanloopcomponent]
.]
§ 2. Voor arbeidsdeelname als vermeld in
§ 1, tweede lid, 1°, komen in aanmerking :
1°
[de reguliere tewerkstelling op basis van een overeenkomst vermeld in artikel 3 van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen;]
2° het volgen van een sportgerelateerde opleiding
binnen het deeltijds beroepssecundair onderwijs, waarbij de opleiding enerzijds
een duidelijke beroepskwalificatie moet hebben die op zijn minst minimale
aansluiting vindt bij de beoefende sport en anderzijds georganiseerd wordt in
overleg met en na formele instemming van een erkende
sportfederatie;
3° het vrijwilligerswerk, zoals bij wet
bepaald;
4° het tijdelijk volgen van een bijkomende
opleiding of cursus die specifiek gericht is op het verhogen van de
tewerkstellingsperspectieven of inzetbaarheid op de
arbeidsmarkt;
5° het verrichten van culturele, sociale of
sportactiviteiten georganiseerd door een instantie van de overheid of erkend
door of namens een overheid.
De invulling van de component
werkplekleren door middel van een van voormelde alternatieven kan geenszins
afbreuk doen aan artikel 4 dat bepaalt dat de combinatie van de component leren
en de component werkplekleren minimaal 28 uren per week
omvat.
§ 3. In afwijking van artikel 4 en
onverminderd het in § 4 gestelde, is het toegelaten in volgende gevallen
de component werkplekleren tijdelijk niet in te vullen :
1°
tijdens de periode tussen het sluiten van een overeenkomst en de
inwerkingtreding van die overeenkomst;
2° tijdens een
periode waarin de jongere actief solliciteert met het oog op invulling van de
component werkplekleren;
3° tijdens de periode tussen de
inschrijving en de screening als vermeld in artikel 62.
Het
niet invullen van de component werkplekleren kan, afzonderlijk voor het
deeltijds beroepssecundair onderwijs en voor de leertijd, maximum 30 dagen per
jongere per schooljaar bedragen. Voor de toepassing van deze bepaling worden
uitsluitend de gevallen onder 1° en 2° in aanmerking genomen en wordt
onder dagen verstaan : alle weekdagen van het schooljaar, met uitzondering van
de niet-facultatieve vakantieperiodes zoals bepaald in het besluit van de
Vlaamse Regering van 31 augustus 2001 houdende de organisatie van het
schooljaar in het secundair onderwijs.
§ 4. In overeenstemming met
[artikel 112, vierde lid, van de Codex Secundair Onderwijs]
, is het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs bevoegd om een
bepaalde concrete invulling van arbeidsdeelname aan de jongere op te leggen of
te ontzeggen. Het centrum zal bij die beslissing alleszins het profiel van de
jongere, de meerwaarde voor de component leren en de tijdsduur van de
arbeidsdeelname in overweging nemen.
Indien zich meerdere
concrete alternatieven voordoen, dan beslist het centrum na overleg met de
betrokken personen. In elk geval moet steeds maximaal worden gestreefd naar een
invulling van de component werkplekleren door middel van het in § 2,
1°, gestelde, waarbij er een inhoudelijke aansluiting is op de component
leren.
[§ 5. Als de component werkplekleren niet wordt ingevuld conform paragraaf 1 tot en met 3, of met een NAFT,
wordt de opleiding altijd volledig georganiseerd via onderwijs bij het centrum voor deeltijds beroepssecundair
onderwijs of het centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen waar de leerling
is ingeschreven.]
Art. 7.
[
...
]
HOOFDSTUK III. - De component leren
Afdeling I. - De opleidingscentra
Onderafdeling I. - Centra voor deeltijds
beroepssecundair onderwijs
Art. 8.
§ 1. Het deeltijds
beroepssecundair onderwijs kan door de Vlaamse Gemeenschap worden erkend,
gefinancierd of gesubsidieerd in maximaal 48 centra voor deeltijds
beroepssecundair onderwijs, verdeeld als volgt : 16 in het
Gemeenschapsonderwijs, 8 in het gesubsidieerd officieel onderwijs, 24 in het
gesubsidieerd vrij onderwijs.
Een centrum voor deeltijds
beroepssecundair onderwijs is hetzij verbonden aan een instelling met voltijds
gewoon technisch of beroepssecundair onderwijs, hetzij autonoom, naar keuze van
het centrumbestuur en met behoud van de toepassing van de programmatie- en
rationalisatienormen. Voor de toepassing van
het
bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het
Gemeenschapsonderwijs wordt een autonoom centrum voor deeltijds
beroepssecundair onderwijs beschouwd als een school. Als een centrum voor
deeltijds beroepssecundair onderwijs is verbonden aan een instelling met
voltijds gewoon technisch of beroepssecundair onderwijs, dan wordt onder
centrumbestuur de inrichtende macht van die instelling
verstaan.
§ 2. De bepalingen van § 1
zijn niet van toepassing als het deeltijds beroepssecundair onderwijs
uitsluitend wordt georganiseerd in de vorm van zeevisserijonderwijs.
In voorkomend geval kan het deeltijds beroepssecundair
onderwijs door de Vlaamse Gemeenschap worden erkend, gefinancierd of
gesubsidieerd in maximaal drie centra voor deeltijds beroepssecundair
onderwijs, verdeeld als volgt : één in het Gemeenschapsonderwijs,
één in het gesubsidieerd officieel onderwijs, één
in het gesubsidieerd vrij onderwijs.
Een dergelijk centrum
voor deeltijds beroepssecundair onderwijs is steeds verbonden aan een
instelling met voltijds gewoon secundair onderwijs die het studiegebied
maritieme opleidingen organiseert.
[
§ 3.
[
[Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 en 2 zijn voor de oprichting van een centrum die niet het gevolg is van splitsing van een bestaand centrum, artikel 14, § 2, of artikel 15, § 2, naargelang van het geval, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 van toepassing.]
Onverminderd de bepalingen van artikel 8, § 1 en § 2, wordt de oprichting van een centrum die niet het gevolg is van splitsing van een bestaand centrum, bij de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap schriftelijk aangevraagd uiterlijk 1 mei van het voorafgaand schooljaar.]
]
Art. 9.
Een centrum voor deeltijds
beroepssecundair onderwijs dat is verbonden aan een instelling met voltijds
gewoon technisch of beroepssecundair onderwijs die tot een scholengemeenschap
is toegetreden, behoort van rechtswege tot diezelfde
scholengemeenschap.
Een centrum voor deeltijds beroepssecundair
onderwijs dat niet langer verbonden is aan een instelling met voltijds gewoon
technisch of beroepssecundair onderwijs die tot een scholengemeenschap is
toegetreden en dat autonoom wordt, blijft van rechtswege tot die
scholengemeenschap behoren voor de resterende duur van de vorming van
desbetreffende scholengemeenschap. In de andere gevallen beslist het
centrumbestuur van een autonoom centrum voor deeltijds beroepssecundair
onderwijs over eventuele toetreding tot een
scholengemeenschap.
De criteria voor vorming van
scholengemeenschappen secundair onderwijs, evenals de bevoegdheden van en de
voordelen voor die scholengemeenschappen, zijn bepaald in
[de codificatie
betreffende het secundair onderwijs]
.
Art. 10.
§ 1.
[Met de voorlopige erkenning of erkenning van een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs krijgt het centrumbestuur de bevoegdheid om aan de jongeren de van rechtswege geldende studiebewijzen toe te kennen.]
[ Een opleiding deeltijds beroepssecundair onderwijs wordt erkend als aan alle onderstaande voorwaarden, die betrekking hebben hetzij op de opleiding in kwestie hetzij op de vestigingsplaats van het centrum dat het organiseert, samen is voldaan]
:
1° georganiseerd
zijn onder de verantwoordelijkheid van een centrumbestuur;
2° gevestigd zijn in gebouwen en lokalen die aan de
voorwaarden op het gebied van hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid
voldoen;
3° de controle door de onderwijsinspectie
mogelijk maken;
4° beschikken over voldoende didactisch
materiaal en over een aangepaste schooluitrusting;
5°
[de
bepalingen naleven over de onderwijstaal en de taalkennis van het
personeel;]
6° een structuur aannemen en inhoudelijk
georganiseerd worden als vermeld in dit decreet;
7° de
reglementering betreffende vakantieregeling en aanwending van de onderwijstijd
in acht nemen;
8° beantwoorden aan de decretale en
reglementaire bepalingen inzake eindtermen en leerplannen voor zover de
uitreiking wordt beoogd van eindstudiebewijzen die identiek zijn aan die van
het voltijds gewoon secundair onderwijs;
9°
[samenwerkingsafspraken maakt met een centrum voor leerlingenbegeleiding en een beleid op leerlingenbegeleiding voeren;]
10°
[...]
11°
[...]
12° de
internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen op het gebied van de
rechten van de mens en van het kind in het bijzonder
eerbiedigen;
13° voor het officieel onderwijs :
a) een open karakter hebben door open te staan voor alle
jongeren, ongeacht de ideologische, filosofische of godsdienstige opvattingen
van de ouders en de jongere;
b) de leerplannen volgen van het
Gemeenschapsonderwijs, het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van
de Vlaamse Gemeenschap of het Provinciaal Onderwijs Vlaanderen, of eigen
leerplannen volgen die ermee verenigbaar zijn vanaf een door de Vlaamse
Regering te bepalen datum;
c) een werkplan, centrumreglement
en boeken gebruiken in overeenstemming met het open karakter als vermeld in
punt a);
d) begeleid worden door de begeleidingsdienst van het
Gemeenschapsonderwijs, het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van
de Vlaamse Gemeenschap of het Provinciaal Onderwijs Vlaanderen vanaf een door
de Vlaamse Regering te bepalen datum;
[14° een doeltreffend
beleid voert om het rookverbod, bedoeld in het
decreet
van 6 juni 2008 houdende het instellen van een rookverbod in
onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding, kenbaar te maken en
te handhaven, controle uitoefent over de naleving van het verbod en overtreders
sancties oplegt, conform het eigen sanctiebeleid zoals vermeld in het centrum-
of arbeidsreglement;]
[15° beantwoorden aan de
decretale en reglementaire bepalingen betreffende de organisatie van het
onderwijs.]
§ 2.
[...]
§ 3.
[De in de erkenning opgenomen opleidingen worden per schooljaar met een dienstbrief van het Agentschap voor Onderwijsdiensten bevestigd en meegedeeld aan het betrokken centrumbestuur. Enkel in het geval het centrum niet meer erkend is om bepaalde eindstudiebewijzen uit te reiken identiek aan die van het voltijds gewoon secundair onderwijs, wordt dit in de dienstbrief vermeld.]
[De dienstbrief bevat de vestigingsplaatsen waar de opleidingen die in de erkenning zijn opgenomen, kunnen worden georganiseerd.]
§ 4.
[
De ingebruikname van een nieuwe vestigingsplaats door een centrum wordt gemeld aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten, uiterlijk op het tijdstip van de ingebruikname. In de melding wordt verklaard dat :
1° de vestigingsplaats beantwoordt aan de voorwaarden voor de hygiëne, de veiligheid en de bewoonbaarheid;
2° het centrum op de hoogte is van aanbevelingen of tekorten die de onderwijsinspectie in het meest recente doorlichtingsverslag heeft geformuleerd over de bewoonbaarheid, de veiligheid en de hygiëne van de betreffende gebouwen, als het een vestigingsplaats in gebruik neemt waar een andere onderwijsinstelling gevestigd is of voordien gevestigd was. Het centrum vermeldt in dat geval ook het advies van de onderwijsinspectie over de bewoonbaarheid, de veiligheid en de hygiëne van de nieuwe vestigingsplaats.
De Vlaamse Regering legt het model van het formulier voor de melding, vermeld in het eerste lid, vast.
Deze paragraaf geldt niet voor een centrum dat, al dan niet als gevolg van een splitsing van bestaande centra, wordt opgericht.
]
[
§ 5.
[...]
]
Art. 11.
§ 1.
[Een opleiding deeltijds beroepssecundair onderwijs wordt gefinancierd of gesubsidieerd als aan alle onderstaande voorwaarden, die betrekking hebben hetzij op de opleiding in kwestie hetzij op de vestigingsplaats van het centrum dat het organiseert, samen is voldaan]
:
1° beantwoorden aan alle erkenningsvoorwaarden als
vermeld in artikel 10, § 1;
2° voldoen aan de
programmatie- en rationalisatienormen als vermeld in artikel
12;
3° deelnemen aan en samenwerken binnen
[een lokaal overlegplatform, opgericht overeenkomstig artikel VIII.3, § 2, eerste lid van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs. Onder samenwerken wordt verstaan de gegevens als vermeld in artikel VIII.5, eerste lid, 1°, leveren en de afspraken gemaakt in het kader van artikel VIII.5, eerste lid, telkens van dezelfde codificatie, naleven]
;
4°
[deelnemen aan en samenwerken binnen een of meer overlegfora als vermeld in artikel 357/32 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;]
5° voor het Gemeenschapsonderwijs : de bevoegdheden
van de schoolraad respecteren als vermeld in
artikelen 10 tot en met
12 van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het
Gemeenschapsonderwijs;
6° voor het gesubsidieerd officieel
onderwijs en het gesubsidieerd vrij onderwijs : geen afbreuk doen aan de
besluitvormingsprocedures als vermeld in
artikelen 19 tot en met
22 van het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op
school en de Vlaamse Onderwijsraad. Die voorwaarde houdt tevens in dat de
directeur voor de aan hem door het centrumbestuur gedelegeerde bevoegdheden die
voorwerp uitmaken van advies of overleg, voldoende gemandateerd wordt om in de
verhouding tot de schoolraad autonoom te kunnen
optreden;
7° maximale inspanningen leveren om het voltijds
engagement voor elke jongere te realiseren.
§ 2.
[...]
§ 3.
[De in de financiering of subsidiëring opgenomen opleidingen worden per schooljaar met een dienstbrief van het Agentschap voor Onderwijsdiensten bevestigd en meegedeeld aan het betrokken centrumbestuur.]
[De dienstbrief bevat de vestigingsplaatsen waar de opleidingen die zijn opgenomen in de financiering of subsidiëring, kunnen worden georganiseerd.]
§ 4.
[Voor de ingebruikname van een nieuwe vestigingsplaats dient met ingang van het schooljaar 2021-2022 het
centrumbestuur een gemotiveerde aanvraag in bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap, met
toevoeging van het protocol van de onderhandeling ter zake in het bevoegde lokaal comité en, als het centrum tot een
scholengemeenschap behoort, een uittreksel van het proces-verbaal waaruit blijkt dat de aanvraag in overeenstemming
is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt.
In de aanvraag, waarvan het modelformulier door de Vlaamse Regering wordt vastgelegd, wordt verklaard dat:
1° de vestigingsplaats bij ingebruikname beantwoordt aan de voorwaarden voor de hygiëne, de veiligheid en de
bewoonbaarheid;
2° het centrumbestuur op de hoogte is van aanbevelingen of tekorten die de onderwijsinspectie in het meest
recente doorlichtingsverslag heeft geformuleerd over de bewoonbaarheid, de veiligheid en de hygiëne van de
betreffende gebouwen, als een vestigingsplaats in gebruik wordt genomen waar een andere onderwijsinstelling
gevestigd is of voordien was. Het centrumbestuur vermeldt in dat geval ook het advies van de onderwijsinspectie over
de bewoonbaarheid, de veiligheid en de hygiëne van de nieuwe vestigingsplaats.
De Vlaamse Regering neemt een beslissing uiterlijk drie maanden na indiening van de aanvraag en na advies van
de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap. Bij overschrijding van die termijn is de aanvraag van rechtswege
goedgekeurd.
Deze paragraaf geldt niet voor een centrum dat, al dan niet als gevolg van een splitsing van bestaande centra,
wordt opgericht.
]
[
§ 5.
[...]
]
Art. 12.
§ 1. Voor een centrum voor
deeltijds beroepssecundair onderwijs dat verbonden is aan een instelling voor
voltijds gewoon secundair onderwijs, bedraagt de programmatienorm 25 jongeren
en de rationalisatienorm 40 jongeren.
Voor een autonoom centrum
voor deeltijds beroepssecundair onderwijs bedraagt de programmatienorm 260
jongeren en de rationalisatienorm 240 jongeren.
[...]
De desbetreffende norm moet op een van de
volgende data worden bereikt :
1° op 1 februari van het
voorafgaande schooljaar of op de eerstvolgende lesdag erna als de voormelde
datum op een vrije dag valt : voor de programmatienorm als een centrum voor
deeltijds beroepssecundair onderwijs overgaat van niet-autonoom naar autonoom,
evenals voor de rationalisatienorm;
2° op 1 oktober van het
schooljaar in kwestie of op de eerstvolgende lesdag erna als de voormelde datum
op een vrije dag valt : voor de programmatienorm in andere gevallen dan het
geval als vermeld in 1°.
Een centrum voor deeltijds
beroepssecundair onderwijs dat de rationalisatienorm niet meer bereikt
[op voormelde datum van de twee voorafgaande schooljaren]
, moet
per 1 september daaropvolgend aan een van de volgende voorwaarden voldoen
:
1° overgaan tot geleidelijke
afbouw;
2° fuseren met een ander al dan niet autonoom
centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs;
3°
overgaan van autonoom centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs naar
centrum, verbonden aan een instelling voor voltijds gewoon secundair onderwijs
waaraan nog geen centrum is verbonden, mits de op dat moment geldende
rationalisatienorm wordt bereikt.
§ 2. De bepalingen van § 1
zijn niet van toepassing als het deeltijds beroepssecundair onderwijs
uitsluitend wordt georganiseerd in de vorm van zeevisserijonderwijs. In
voorkomend geval geldt voor het centrum voor deeltijds beroepssecundair
onderwijs geen norm voor de eerste vestigingsplaats en, vanaf de eventueel
tweede vestigingsplaats, dat ten minste vijf jongeren ingeschreven moeten zijn
in elke vestigingsplaats bij de aanvang van de
opleiding.
Art. 13.
§ 1. In elk centrum voor
deeltijds beroepssecundair onderwijs wordt een centrumraad opgericht. Deze
heeft tot taak aan het centrumbestuur maatregelen voor te stellen die tot de
goede werking van het centrum kunnen bijdragen.
§ 2. Aan het advies van de
centrumraad worden vooraf onderworpen :
1° het
centrumreglement als vermeld in
[artikel 111, § 1, tweede lid, van de Codex Secundair Onderwijs]
;
2° de
organisatorische en materiële uitbouw van het centrum, met inbegrip van de
criteria voor de aanwending van het pakket uren-leraar als vermeld in artikel
90;
3° de pedagogische aanpak van het
leerprogramma;
4° de aanwending van de beschikbare
middelen;
5° de aansluitingsproblematiek van het deeltijds
beroepssecundair onderwijs op de arbeidsmarkt in het algemeen en de
aansluitingsproblematiek van de component leren op de component werkplekleren
in het bijzonder.
§ 3.
[De centrumraad telt ten minste zes leden en wordt paritair samengesteld uit afgevaardigden van het
onderwijs, aangewezen door het centrumbestuur, en afgevaardigden van socio-economische organisaties. Een
afgevaardigde van het centrum voor leerlingenbegeleiding maakt raadgevend deel uit van de centrumraad.]
[
Art. 13bis.
Een fusie van centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs wordt door het centrumbestuur of de centrumbesturen in kwestie uiterlijk op 1 mei van het voorafgaand schooljaar gemeld aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten.
Een afbouw van een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs wordt door het centrumbestuur in kwestie uiterlijk op 1 mei van het voorafgaand schooljaar gemeld aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten.
]
[
Art. 13ter.
Een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs kan voltijds gewoon secundair onderwijs organiseren als het gaat om structuuronderdelen met in de benaming de term "duaal". In voorkomend geval zijn de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 en de uitvoeringsbesluiten ervan over de programmatie en organisatie van die structuuronderdelen, van toepassing.
]
Onderafdeling II. - Centra voor vorming
van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen
Art. 14.
De theoretische vorming binnen de
leertijd wordt door de Vlaamse Gemeenschap erkend en gesubsidieerd in door de
Vlaamse Regering erkende centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en
middelgrote ondernemingen.
Art. 15.
[
Voor de erkenning, binnen de leertijd, van een opleiding van een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen moeten alle voorwaarden
[als vermeld in artikel 26/2, §5, van het decreet van 16 maart 2012 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid]
, zijn vervuld.
Als aan die voorwaarden niet meer wordt voldaan, kan de Vlaamse Regering, op voorstel van een college dat voor de helft is samengesteld uit leden van de onderwijsinspectie en voor de helft uit personeelsleden van
[het Departement Werk en Sociale Economie ]
, de erkenning binnen de leertijd van een centrum of een opleiding ervan al dan niet geleidelijk opheffen. Zij kan evenwel de opheffing van de erkenning ook beperken tot de al dan niet geleidelijke opheffing van de bevoegdheid om eindstudiebewijzen, die identiek zijn aan die van het voltijds gewoon secundair onderwijs, uit te reiken.
]
[In het tweede lid wordt verstaan onder het Departement Werk en Sociale Economie: het departement, vermeld in artikel 25, §1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie.”]
De Vlaamse Regering legt de aanvullende bepalingen
vast over de werking en de organisatie van dat college, wijst de leden ervan
aan en regelt de beroepsprocedure.
Art. 16.
[
Voor de subsidiëring, binnen de leertijd, van een opleiding van een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen moeten alle voorwaarden
[als vermeld in artikel 22/22 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap “Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding”]
, zijn vervuld.
Met behoud van de erkenning wordt de subsidiëring, binnen de leertijd, van een centrum dat niet meer voldoet aan alle subsidiëringsvoorwaarden of een opleiding ervan die niet meer voldoet aan al die voorwaarden, door
[de VDAB]
geheel of gedeeltelijk ingehouden.
]
[
Art. 16bis.
Een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen kan voltijds gewoon secundair onderwijs organiseren als het gaat om structuuronderdelen met in de benaming de term "duaal". In voorkomend geval zijn de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 en de uitvoeringsbesluiten ervan over de programmatie en organisatie van die structuuronderdelen, van toepassing.
]
Onderafdeling III. -
[...]
Art. 17.
[...]
Art. 18.
[...]
Art. 19.
[...]
Onderafdeling IV. - Programmatie van het
aanbod
Art. 20.
[...]
Art. 21.
[Elk
[...]
centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine
en middelgrote ondernemingen is vrij in de ingebruikname van vestigingsplaatsen.]
Voor de
toepassing van dit decreet kan een locatie alleen de vestigingsplaats van een
centrum zijn als er een deel of het geheel van het opleidings- of
vormingsaanbod met eigen personeel wordt georganiseerd.
Elk
centrum wijst een administratieve zetel aan. Als een centrum voor deeltijds
beroepssecundair onderwijs verbonden is aan een instelling met voltijds gewoon
technisch of beroepssecundair onderwijs, is de hoofdvestigingsplaats van die
instelling van rechtswege de administratieve zetel van het centrum voor
deeltijds beroepssecundair onderwijs.
Afdeling II. - Aanbod en
organisatie
Onderafdeling I. - Opleidingsaanbod
deeltijds beroepssecundair onderwijs en leertijd
Art. 22.
De Vlaamse Regering legt,
afzonderlijk voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs en voor de leertijd,
de lijst van opleidingen vast die kunnen worden
georganiseerd.
Art. 23.
§ 1.
[Om de lijsten van opleidingen vast te stellen, worden alle bestaande opleidingen gescreend op basis van beroepskwalificaties. De screening strekt ertoe een rationeel en transparant opleidingsaanbod tot stand te brengen door middel van, eventueel, omzetting, samenvoeging of schrapping van opleidingen.]
§ 2. De screening van de
bestaande opleidingen wordt uitgevoerd door een commissie, die bestaat uit
:
1° afgevaardigden van
[de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap]
, de onderwijsinspectie, het Agentschap voor Onderwijsdiensten;
2° deskundigen in de beroepswereld, intern of extern aan
de opleidingensector.
[de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap]
stelt de commissie samen en neemt het voorzitterschap ervan
waar.
De conclusies van de commissie worden voor het deeltijds
beroepssecundair onderwijs ter advies voorgelegd aan de Vlaamse Onderwijsraad
en voor de leertijd aan de raad van bestuur van
[de VDAB]
.
Op basis van de conclusies van de commissie en het
advies van de Vlaamse Onderwijsraad, respectievelijk de raad van bestuur van
[de VDAB]
, neemt de Vlaamse Regering een
beslissing.
§ 3.
[...]
Art. 24.
§ 1.
[De Vlaamse Regering kan op basis van beroepskwalificaties nieuwe opleidingen vastleggen.]
De Vlaamse Regering kan
daartoe, al dan niet in het kader van de screening als vermeld in artikel 23,
§ 1, zelf het initiatief nemen of ze kan onderbouwde voorstellen in
overweging nemen die door opleidingsverstrekkers of derden worden
ingediend.
§ 2. Een initiatief tot of een
voorstel van nieuwe opleiding wordt voorgelegd aan de commissie als vermeld in
artikel 23, § 2. De commissie onderzoekt het voorstel ten minste op
volledigheid, correctheid en actualiteitswaarde, en formuleert conclusies.
Het oorspronkelijke initiatief of voorstel en de conclusies
van de commissie worden ter advies voorgelegd aan de Vlaamse Onderwijsraad, aan
de raad van bestuur van
[de VDAB]
of aan beide, afhankelijk van waar de
opleiding wordt ondergebracht.
Op basis van de conclusies van
de commissie en het advies van de Vlaamse Onderwijsraad, respectievelijk de
raad van bestuur van
[de VDAB]
of beide, neemt de Vlaamse Regering een
beslissing.
De Vlaamse Regering legt de termijnen vast met
betrekking tot de indienings- en
adviseringsprocedure.
Art. 25.
Bij de uitvoering van de
opdrachten als vermeld in artikelen 23 en 24, past de commissie al de volgende
criteria toe :
1° de opleiding is, in voorkomend geval, in
overeenstemming met :
a) maatschappelijke
ontwikkelingen;
b) economische ontwikkelingen, waaronder
potentiële tewerkstelling;
c) culturele
ontwikkelingen;
d) technologische
ontwikkelingen;
e) Europese, federale of Vlaamse regelgeving
vanuit de beleidsdomeinen en beleidsniveaus;
2° de
invulling van de opleiding wordt bepaald vanuit
[een beroepskwalificatie]
;
3° de onderwijskundige en opvoedkundige
context :
a) de opleiding is afgestemd op het
ontwikkelingsniveau en de talenten van de doelgroep;
b) de
opleiding past in het concept van leren en werken;
c) de
opleiding stimuleert de motivatie tot leren en werkplekleren bij
jongeren;
4° de optimalisering en vrijwaring van de
continuïteit in de (studie)loopbaan :
a) de inpassing in
het bestaande opleidingsaanbod;
b) het, waar mogelijk,
parallellisme tussen het deeltijds beroepssecundair onderwijs en de leertijd,
inzonderheid bij opleidingen die tot dezelfde kwalificatie leiden;
c) de waarborgen voor aansluiting op vervolgopleidingen of
tewerkstellingsmogelijkheden.
Onderafdeling II. -
[...]
Art. 26.
[...]
Onderafdeling III. - Organisatie deeltijds
beroepssecundair onderwijs
Art. 27.
§ 1. Deeltijds beroepssecundair
onderwijs wordt verstrekt
[naar rata van 15 of 16 wekelijkse uren]
vanaf 1 september
tot en met 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar, met uitzondering
van de vakantieperiodes zoals vastgelegd bij besluit van de Vlaamse Regering
van 31 augustus 2001 houdende de organisatie van het schooljaar in het
secundair onderwijs.
In afwijking hiervan :
1°
[kan het centrumbestuur het deeltijds beroepssecundair
onderwijs in een ander week- of jaarritme organiseren op voorwaarde enerzijds
dat geen afbreuk wordt gedaan aan het aantal uren op jaarbasis, en anderzijds
dat een gemotiveerd dossier in het centrum ter beschikking wordt gehouden voor
het Agentschap voor Onderwijsdiensten en de
onderwijsinspectie;]
2° kan het centrumbestuur het
aantal wekelijkse uren verhogen voor jongeren die de component werkplekleren
tijdelijk niet invullen. Het centrumbestuur bepaalt of die bijkomende uren aan
algemene vorming of aan beroepsgerichte vorming worden besteed;
3°
[...]
§ 2. Deeltijds beroepssecundair
onderwijs, verstrekt door een centrum voor deeltijds beroepssecundair
onderwijs, bestaat uit algemene vorming en beroepsgerichte vorming.
In afwijking hiervan :
1° kan een centrum
voor deeltijds beroepssecundair onderwijs enkel de beroepsgerichte vorming
verstrekken en de algemene vorming laten verstrekken door een
[organisatie die in het schooljaar 2018-2019 is erkend als een centrum voor
deeltijdse vorming]
;
2° kan de klassenraad, vanaf het
schooljaar dat begint in het kalenderjaar waarin de jongere de leeftijd van 18
jaar bereikt, de jongere vrijstellen van de algemene vorming. Als van die
mogelijkheid wordt gebruikgemaakt,
[worden de 15 of 16 wekelijkse uren, vermeld in paragraaf 1,]
volledig aan
beroepsgerichte vorming besteed.
§ 3. Een centrum voor deeltijds
beroepssecundair onderwijs moet altijd gedurende ten minste 9 halve lesdagen
per week opengesteld zijn.
§ 4.
[Voor de organisatie van de
beroepsgerichte vorming en van activiteiten ter ondersteuning van de
beroepsgerichte vorming kan een centrum voor deeltijds beroepssecundair
onderwijs samenwerken met instellingen voor voltijds gewoon technisch of
beroepssecundair onderwijs, met andere centra voor deeltijds beroepssecundair
onderwijs, met centra voor volwassenenonderwijs of met centra voor vorming van
zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen. Voor de organisatie van
de algemene vorming en van activiteiten ter ondersteuning van de algemene
vorming kan een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs samenwerken
met instellingen voor voltijds gewoon technisch of beroepssecundair
onderwijs.
In voorkomend geval wordt er tussen het centrum en
de instelling in kwestie of tussen de twee centra in kwestie een
samenwerkingsovereenkomst gesloten waarin alle noodzakelijk geachte afspraken
en voorwaarden zijn opgenomen.
]
[
Art. 27/1.
In het deeltijds beroepssecundair onderwijs kan de wekelijkse lessentabel, de vakken moderne vreemde talen niet meegerekend, voor maximaal 20 % worden aangeboden in het Frans, Engels of Duits.
Het aanbod, vermeld in het eerste lid, kan worden georganiseerd op voorwaarde dat :
1° de jongere de mogelijkheid heeft om alle niet-taalvakken in het Nederlands in het centrum te volgen;
2° een jongere slechts CLIL kan volgen, indien de betrokken personen er schriftelijk en expliciet voor kiezen het CLIL-traject gedurende het volledige schooljaar te volgen en na positief advies van de klassenraad dat ten minste is gebaseerd op voldoende kennis en beheersing door de jongere van de onderwijstaal;
3° het aanbod voldoet aan de door de Vlaamse Regering bepaalde kwaliteitsstandaard
[die vastgelegd wordt uiterlijk 15 februari 2014]
. De kwaliteitsstandaard omvat enkel voorwaarden op het vlak van :
a) de competenties van het personeel dat deze lessen zal geven op het vlak van de CLIL-methodiek in relatie tot het vak zelf;
b) de vereiste kennis van de doeltaal van de personeelsleden;
c) communicatie met ouders en jongeren; met de expliciete keuzemogelijkheid tussen CLIL of niet-CLIL;
d) de inpassing van dit aanbod in een coherent talenbeleid zowel voor de onderwijstaal als vreemde talen, met formulering van expliciete strategische doelstellingen;
e) monitoring van de resultaten en de leerwinst van de leerlingen in het vak/onderwerp, in de doeltaal en in het Standaardnederlands;
f) de te volgen stappen die een school moet ondernemen die een CLIL-project wil organiseren (beginsituatieanalyse, communicatie, doelen formuleren, actieplan opstellen en actieplan operationaliseren);
4° het centrum kan het aanbod slechts effectief organiseren, als ze beschikt over personeelsleden die op het ogenblik van de organisatie beantwoorden aan de voorwaarden van 3°, a) en b). Daarbij moet ze rekening houden met de rechten van de personeelsleden die vast benoemd zijn of tijdelijk aangesteld zijn voor doorlopende duur in het vak dat ze wil aanbieden in het Frans, Engels of Duits. Om het aanbod te organiseren mag het centrum een personeelslid dat vast benoemd is voor het vak dat ze in het Frans, Engels of Duits wil aanbieden niet ter beschikking stellen wegens ontstentenis van betrekking. Het centrum mag ook de opdracht van een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld in het vak dat ze in het Frans, Engels of Duits wil aanbieden niet verminderen of beëindigen om het aanbod te organiseren. Dit laatste geldt niet als het tijdelijk personeelslid wel voldoet aan de voorwaarden van 3°, a) en b), maar het aanbod weigert om het vak in het Frans, Engels of Duits te geven;
5° het centrum ervoor zorgt dat de kennis van de onderwijstaal bij de jongeren prioritair blijft en dat het Nederlandstalig karakter van het centrum behouden blijft;
6° voorafgaand een plan wordt opgemaakt dat door de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap is goedgekeurd.
]
Art. 28.
§ 1. Het deeltijds
beroepssecundair onderwijs wordt modulair georganiseerd, waarbij de opleiding
wordt aangeboden in modules.
Elke opleiding bestaat uit een of
meer modules. Dezelfde module kan in verschillende opleidingen
voorkomen.
De Vlaamse Regering ontwikkelt, tezamen met het
Gemeenschapsonderwijs en de representatieve verenigingen van inrichtende
machten van het gesubsidieerd onderwijs, de opleidingenstructuur. Voorafgaand
aan een definitieve beslissing, legt ze het resultaat ter advies aan de Vlaamse
Onderwijsraad voor. Onder opleidingenstructuur wordt verstaan
:
1° de modules per opleiding;
2° de
aanduiding dat de modules zich sequentieel of onafhankelijk tot elkaar
verhouden.
[Een opleiding kan starten]
op elk ogenblik
van het schooljaar en gespreid worden over een of meer schooljaren. Een module
kan starten op elk ogenblik van het schooljaar en gespreid worden over een
aantal dagen of weken.
[...]
§ 2.
[In het deeltijds beroepssecundair onderwijs schakelt een opleiding om, na screening, van een niet-modulaire naar een modulaire organisatie.]
§ 3. In afwijking van § 1 en
in afwachting van het tijdstip als vermeld in § 2, wordt in de
overgangsperiode het deeltijds beroepssecundair onderwijs niet-modulair
georganiseerd.
De opleiding wordt er aangeboden door middel
van algemene, technische en praktische vakken en, eventueel, seminaries.
[...]
De vakbenamingen worden door de Vlaamse
Regering vastgelegd en zijn dezelfde als die voor het voltijds gewoon secundair
onderwijs.
Een opleiding start bij het begin van het schooljaar
en wordt gespreid over een of meer schooljaren.
§ 4. In afwachting van het
tijdstip als vermeld in § 2, blijven de centra voor deeltijds
beroepssecundair onderwijs de opleidingen die ze, op experimentele wijze, reeds
modulair organiseerden tot aan de inwerkingtreding van dit decreet
overeenkomstig de bepalingen van
het
besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 betreffende het
experimenteel secundair onderwijs volgens een modulair stelsel, op dezelfde
wijze verder modulair organiseren.
[
§ 5. De Vlaamse Regering kan
voor een opleiding en voor de aansluitende component werkplekleren bijzondere
organisatievoorwaarden opleggen.
]
[
Art. 28bis.
In het deeltijds beroepssecundair onderwijs kunnen stages worden georganiseerd.
Een leerlingenstage is gebaseerd op een leerlingenstage-overeenkomst gesloten tussen het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, de stagegever en de betrokken personen.
Het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs draagt de eindverantwoordelijkheid voor :
1° de keuze van de stagegever;
2° de vaststelling van de stage-activiteiten;
3°
[de begeleiding en beoordeling van de leerling-stagiair, ermee rekening houdend dat de jongere tijdens de stage wordt begeleid door een personeelslid van het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of een personeelslid van een andere school of centrum waar het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs op basis van een overeenkomst mee samenwerkt voor de organisatie van de vorming; dat personeelslid is continu op de stageplaats aanwezig.]
Elke leerlingenstage is onbezoldigd.
De Vlaamse Regering kan de organisatie van en de minimale kwaliteitskenmerken voor leerlingenstages nader bepalen.
]
Art. 29.
[
Als in het deeltijds beroepssecundair onderwijs studiebewijzen worden uitgereikt die identiek zijn aan die
van het voltijds gewoon beroepssecundair onderwijs, dan zijn voor de algemene vorming de bepalingen over
eindtermen en leerplannen van toepassing zoals opgenomen in de Codex Secundair Onderwijs, deel IV, titel 1,
hoofdstuk 1, afdeling 3. Naargelang van het leerjaarniveau van het studiebewijs in kwestie betreft het de eindtermen
en de leerplannen voor de tweede graad, voor het eerste en tweede leerjaar van de derde graad dan wel voor het derde
leerjaar van de derde graad van het voltijds gewoon beroepssecundair onderwijs.
In afwijking van het eerste lid en met in acht name van de door de Vlaamse Regering bepaalde omzettingskalender
van het deeltijds beroepssecundair onderwijs naar het duaal leren, zijn evenwel volgende eindtermen niet van
toepassing:
1° de eindtermen lichamelijke opvoeding van het beroepssecundair onderwijs als vermeld in het besluit van de
Vlaamse Regering van 23 juni 2000, bekrachtigd bij het decreet van 18 januari 2002, en het besluit van de
Vlaamse Regering van 20 september 2002, bekrachtigd bij het decreet van 20 december 2002;
2° de volgende eindtermen, vermeld in het decreet van 12 februari 2021:
a) de eindtermen 1.9, 1.10, 1.11 en 1.12 van de basisvorming van de tweede graad arbeidsmarktfinaliteit
binnen de sleutelcompetentie “competenties op het vlak van lichamelijk, geestelijk en emotioneel
bewustzijn/gezondheid”; en
b) de eindtermen 1.8, 1.9, 1.10 en 1.11 van de basisvorming van de derde graad arbeidsmarktfinaliteit binnen
de sleutelcompetentie “competenties op het vlak van lichamelijk, geestelijk en emotioneel
bewustzijn/gezondheid”.
]
Art. 30.
§ 1.
[De Vlaamse Regering bepaalt in overleg met de beroepssectoren, de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en de Vlaamse Onderwijsraad, welke door de Vlaamse Regering vóór 1 januari 2014 vastgelegde referentiekaders worden opgeheven en door welke beroepskwalificaties ze worden vervangen. Van deze beroepskwalificaties worden, onverkort, de doelen voor de beroepsgerichte vorming van de opleidingen binnen het deeltijds beroepssecundair onderwijs afgeleid.]
[...]
De beroepsgerichte vorming kan enkel
gerealiseerd worden door middel van het geïntegreerd doorlopen van de
component leren en de component werkplekleren.
Voor een
opleiding die zowel in het deeltijds beroepssecundair onderwijs als in de
leertijd voorkomt, geldt hetzelfde referentiekader. Als het deeltijds
beroepssecundair onderwijs en de leertijd hetzelfde referentiekader hanteren,
dan geldt dat vanaf hetzelfde schooljaar.
§ 2. De bepalingen van § 1
gelden niet voor opleidingen binnen het deeltijds beroepssecundair onderwijs
die door de centra niet-modulair worden georganiseerd in afwachting van het
opleidingsaanbod dat tot stand komt na screening als vermeld in artikel 23,
§ 1. In voorkomend geval worden de door de Vlaamse Regering, na advies van
de Vlaamse Onderwijsraad, goedgekeurde opleidingskaarten als referentiekader
gehanteerd waarin de minimale leerdoelen en inhouden van de opleiding in
kwestie worden beschreven.
[
Art. 30/1.
Bij de organisatie van het leerprogramma werkt de klassenraad op een systematische, planmatige en transparante wijze samen met het centrum voor leerlingenbegeleiding en de betrokken personen en doet in het bijzonder voor jongeren met specifieke onderwijsbehoeften gepaste en redelijke aanpassingen, waaronder remediërende, differen- tiërende, compenserende of dispenserende maatregelen naargelang de noden van de jongere. De specifieke onderwijsbehoeften van jongeren en de ondersteuningsbehoeften van het onderwijspersoneel en de ouders staan daarbij centraal.
]
Onderafdeling IV. - Organisatie
leertijd
Art. 31.
[ § 1.]
De leertijd bestaat uit een
praktijkopleiding in een onderneming, aangevuld met een theoretische vorming in
een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote
ondernemingen. Praktijkopleiding en aanvullende theoretische vorming zijn
onlosmakelijk met elkaar verbonden. De praktijkopleiding staat gelijk met de
component werkplekleren en de theoretische vorming staat gelijk met de
component leren.
[Voor de praktijkopleiding in de leertijd wordt een overeenkomst vermeld in artikel 3 van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen gesloten.]
De
theoretische vorming in een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en
middelgrote ondernemingen wordt verstrekt gedurende ten minste 30 weken per
schooljaar naar rata van minimaal 8 wekelijkse uren, waaronder minimaal 4 uren
algemene vorming en minimaal 4 uren beroepsgerichte vorming.
[Het centrumbestuur]
kan voor bijzondere gevallen beslissen om een
opleiding in een ander week- of jaarritme te organiseren op voorwaarde dat geen
afbreuk wordt gedaan aan het totale aantal uren op
jaarbasis.
Vanaf het schooljaar dat begint in het kalenderjaar
waarin de jongere de leeftijd van 18 jaar bereikt, kan
[de klassenraad]
de
jongere vrijstellen van de algemene vorming.
[ Bij de organisatie van de leertijd werkt een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen op een systematische, planmatige en transparante wijze samen met het centrum voor leerlingenbegeleiding en de betrokken personen en doet in het bijzonder voor jongeren met specifieke onderwijsbehoeften gepaste en redelijke aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen naargelang de noden van de jongere. De specifieke onderwijsbehoeften van jongeren en de ondersteuningsbehoeften van het onderwijspersoneel en de ouders staan daarbij centraal.]
[
§ 2. Voor de organisatie van de beroepsgerichte vorming en de algemene vorming en van activiteiten ter ondersteuning van de beroepsgerichte vorming en de algemene vorming kan een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen samenwerken met andere centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, met centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, met centra voor volwassenenonderwijs of met instellingen voor voltijds gewoon technisch of beroepssecundair onderwijs.
In voorkomend geval wordt er tussen het centrum en de instelling in kwestie of tussen de twee centra in kwestie een samenwerkingsovereenkomst gesloten waarin alle noodzakelijk geachte afspraken en voorwaarden zijn opgenomen.
]
[
Art. 31/1.
In de leertijd kan de wekelijkse lessentabel, de vakken moderne vreemde talen niet meegerekend, voor maximaal 20 % worden aangeboden in het Frans, Engels of Duits.
Het aanbod, vermeld in het eerste lid, kan worden georganiseerd op voorwaarde dat :
1° de jongere de mogelijkheid heeft om alle niet-taalvakken in het Nederlands in het centrum te volgen;
2° een jongere slechts CLIL kan volgen, indien de betrokken personen er schriftelijk en expliciet voor kiezen het CLIL-traject gedurende het volledige schooljaar te volgenen na positief advies van het ter zake bevoegd orgaan dat ten minste is gebaseerd op voldoende kennis en beheersing door de jongere van de onderwijstaal;
3° het aanbod voldoet aan de door de Vlaamse Regering bepaalde kwaliteitsstandaard
[die vastgelegd wordt uiterlijk 15 februari 2014]
. De kwaliteitsstandaard omvat enkel voorwaarden op het vlak van :
a) de competenties van het personeel dat deze lessen zal geven op het vlak de CLIL-methodiek in relatie tot het vak zelf;
b) de vereiste kennis van de doeltaal van de personeelsleden;
c) communicatie met ouders en jongeren; met de expliciete keuzemogelijkheid tussen CLIL of niet-CLIL;
d) de inpassing van dit aanbod in een coherent talenbeleid zowel voor de onderwijstaal als vreemde talen, met formulering van expliciete strategische doelstellingen;
e) monitoring van de resultaten en de leerwinst van de leerlingen in het vak/onderwerp, in de doeltaal en in het Standaardnederlands;
f) de te volgen stappen die een school moet ondernemen die een CLIL-project wil organiseren (beginsituatieanalyse, communicatie, doelen formuleren, actieplan opstellen en actieplan operationaliseren);
4° het centrum er voor zorgt dat de kennis van de onderwijstaal bij de jongeren prioritair blijft en dat het Nederlandstalig karakter van het centrum behouden blijft;
5° voorafgaand een plan wordt opgemaakt dat door de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap is goedgekeurd.
]
Art. 32.
§ 1.
[De Vlaamse Regering bepaalt in overleg met de beroepssectoren, de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en de raad van bestuur van
[de VDAB]
, welke door de Vlaamse Regering vóór 1 januari 2014 vastgelegde referentiekaders worden opgeheven en door welke beroepskwalificaties ze worden vervangen. Van deze beroepskwalificaties worden, onverkort, de doelen voor de beroepsgerichte vorming van de opleidingen binnen de leertijd afgeleid.]
[...]
Voor een opleiding die zowel in de leertijd
als in het deeltijds beroepssecundair onderwijs voorkomt, geldt hetzelfde
referentiekader. Als de leertijd en het deeltijds beroepssecundair onderwijs
hetzelfde referentiekader hanteren, dan geldt dat vanaf hetzelfde
schooljaar.
§ 2. De bepalingen van § 1
gelden niet voor opleidingen binnen de leertijd die door de centra worden
georganiseerd in afwachting van het opleidingsaanbod dat tot stand komt na
screening als vermeld in artikel 23, § 1. In voorkomend geval worden de
door de raad van bestuur van
[de VDAB]
goedgekeurde programma's als
referentiekader gehanteerd waarin de minimale leerdoelen en -inhouden van de
opleiding in kwestie worden beschreven.
Art. 33.
[
Als in de leertijd studiebewijzen worden uitgereikt die identiek zijn aan die van het voltijds gewoon
beroepssecundair onderwijs, dan zijn voor de algemene vorming de bepalingen over eindtermen en leerplannen van
toepassing zoals opgenomen in de Codex Secundair Onderwijs, deel IV, titel 1, hoofdstuk 1, afdeling 3. Naargelang van
het leerjaarniveau van het studiebewijs in kwestie betreft het de eindtermen en de leerplannen voor de tweede graad,
voor het eerste en tweede leerjaar van de derde graad dan wel voor het derde leerjaar van de derde graad van het
voltijds gewoon beroepssecundair onderwijs.
In afwijking van het eerste lid en met inachtname van de door de Vlaamse Regering bepaalde omzettingskalender
van de leertijd naar het duaal leren, zijn evenwel volgende eindtermen niet van toepassing:
1° de eindtermen lichamelijke opvoeding van het beroepssecundair onderwijs als vermeld in het besluit van de
Vlaamse Regering van 23 juni 2000, bekrachtigd bij het decreet van 18 januari 2002, en het besluit van de
Vlaamse Regering van 20 september 2002, bekrachtigd bij het decreet van 20 december 2002;
2° de volgende eindtermen als vermeld in het decreet van 12 februari 2021:
a) de eindtermen 1.9, 1.10, 1.11 en 1.12 van de basisvorming van de tweede graad arbeidsmarktfinaliteit
binnen de sleutelcompetentie “competenties op het vlak van lichamelijk, geestelijk en emotioneel
bewustzijn/gezondheid”; en
b) de eindtermen 1.8, 1.9, 1.10 en 1.11 van de basisvorming van de derde graad arbeidsmarktfinaliteit binnen
de sleutelcompetentie “competenties op het vlak van lichamelijk, geestelijk en emotioneel
bewustzijn/gezondheid”.
]
Onderafdeling V. - Organisatie deeltijdse
vorming
Art. 34.
[...]
Art. 35.
[...]
Art. 36.
[...]
Afdeling III. - Doelgroep
Onderafdeling I. -
Toelating
Art. 37.
[
Voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs moeten de bepalingen van deze onderafdeling samengelezen worden met
deel III, titel 2, hoofdstuk 1/1,
van de Codex Secundair Onderwijs
[en met de bepalingen inzake gelijke kansen in de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
.
]
Art. 38.
In het deeltijds beroepssecundair
onderwijs en in de leertijd, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse
Gemeenschap, kunnen geen directe of indirecte inschrijvingsgelden worden
gevraagd.
Met indirecte inschrijvingsgelden worden kosten
bedoeld, geheven bij het begin of in de loop van het schooljaar door het
centrumbestuur, waarvan het bedrag dermate hoog is dat ze een reële
belemmering vormen om zich in te schrijven.
Het centrumbestuur
bepaalt de lijst van financiële bijdragen die aan de betrokken personen
kunnen worden gevraagd, evenals de afwijkingen van die bijdrageregeling die
kunnen worden toegekend, in voorkomend geval rekening houdend met de decreet-
of regelgeving op het vlak van inspraak en
participatie.
Art. 39.
§ 1. Het deeltijds
beroepssecundair onderwijs en de leertijd zijn toegankelijk voor jongeren die
enerzijds aan de voltijdse leerplicht hebben voldaan en anderzijds de leeftijd
van 25 jaar nog niet hebben bereikt. Ze kunnen worden gevolgd uiterlijk tot het
einde van het schooljaar waarin jongeren de leeftijd van 25 jaar
bereiken.
In afwijking van het voorgaande kan een jongere
evenwel bijzondere toelating krijgen om vanaf het begin van het schooljaar
waarin hij deeltijds leerplichtig wordt, het deeltijds beroepssecundair
onderwijs of de leertijd te volgen.
[Die toelating wordt gegeven door de directie van het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of door de directie van het centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen in kwestie op advies van het centrum voor leerlingenbegeleiding waarmee de instelling voor voltijds onderwijs waar de jongere de lessen volgt, samenwerkt.]
§ 2.
[...]
Art. 40.
[ Een jongere kan niet tot een opleiding in het deeltijds beroepssecundair onderwijs of in de leertijd worden toegelaten als hij al in het bezit is van een eindstudiebewijs van dezelfde opleiding, behaald in het secundair onderwijs, in het volwassenenonderwijs, in de leertijd of in
[het ondernemerschapstraject]
. ]
[
In het eerste lid wordt verstaan onder het ondernemerschapstraject: een traject als vermeld in artikel 26/2, §1, 2°, van het decreet van 16 maart 2012 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid.
]
Een jongere kan
niet tot een module van een opleiding in het deeltijds beroepssecundair
onderwijs worden toegelaten als hij die module al met vrucht heeft gevolgd in
het secundair onderwijs of in het
volwassenenonderwijs.
Art. 41.
Voor de toelating tot een bepaalde
module van een opleiding in het deeltijds beroepssecundair onderwijs gelden de
door de Vlaamse Regering bepaalde instapvereisten. Deze instapvereisten kunnen
slechts betrekking hebben op vooropleiding of medische geschiktheid. Voor zover
een opleiding niet-modulair wordt georganiseerd kunnen eveneens instapvereisten
worden gesteld die betrekking hebben op medische
geschiktheid.
Van instapvereisten die betrekking hebben op
vooropleiding kan evenwel per individueel geval, ingevolge een gemotiveerde
beslissing van de klassenraad, worden afgeweken. Die beslissing houdt in dat de
klassenraad oordeelt dat de algemene en de beroepsgerichte vorming van een of
meer nietgevolgde voorafgaande modules binnen de opleiding al eerder zijn
behaald. In voorkomend geval levert het centrum voor deeltijds beroepssecundair
onderwijs een attest van vrijstelling af.
Bij verandering van
centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs blijft een attest van
vrijstelling gelden, tenzij kennelijk blijkt dat het attest werd verkregen
zonder dat de jongere het oogmerk had om in het centrum van uitreiking
daadwerkelijk en regelmatig een opleiding te volgen.
Art. 42.
[...]
[
Art. 42bis.
Voor leerlingen die
[overstappen van een school of centrum met een buitenlands onderwijssysteem of van een school die of centrum dat is erkend door de Franse of Duitstalige Gemeenschap van België]
en die :
a) zich ofwel binnen de deeltijdse leerplichtleeftijd
bevinden zoals die is bepaald bij de
wet
van 29 juni 1983;
b) ofwel uitdrukkelijk opteren
voor het volgen van deeltijds beroepssecundair onderwijs,
geldt,
behoudens eventueel andere door de Vlaamse Regering
opgelegde toeltingsvoorwaarden, als toelatingsvoorwaarde een gunstige
beslissing van de klassenraad van een door de betrokken personen gekozen
centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs.
[Bij de beslissing houdt de klassenraad rekening met het advies van de klassenraad van het onthaaljaar als het een overstap betreft van het onthaaljaar naar vervolgonderwijs, vermeld in artikel 146, § 4, van de Codex Secundair Onderwijs. Elke beslissing die afwijkt van het advies, wordt afdoende gemotiveerd.]
Voor de
leerlingen in kwestie kan de Vlaamse Regering nooit toelatingsvoorwaarden met
betrekking tot de vooropleiding bepalen.
]
Art. 43.
In de leertijd kan
[de raad van bestuur van
[de VDAB]
]
voor bepaalde opleidingen bijzondere instapvoorwaarden inzake
leeftijd of vooropleiding vastleggen.
[...]
Art. 44.
Rechtstreekse inschrijving in een
centrum om aan de component leren te voldoen, is enkel mogelijk in een centrum
voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of, via de trajectbegeleider
[...]
, in een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en
middelgrote ondernemingen.
[...]
Art. 45.
[
§ 1. Voorafgaand aan een
inschrijving en bij elke wijziging moet een centrum voor deeltijds
beroepssecundair onderwijs of een
[centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen]
,
naargelang van het geval, de betrokken personen op de hoogte brengen van het
centrumreglement. Daarbij moeten de volgende principes in acht worden genomen
:
1° voorafgaand aan een inschrijving wordt het
centrumreglement schriftelijk of via elektronische drager aangeboden en
verklaren de betrokken personen zich er schriftelijk mee
akkoord;
2° bij elke wijziging van het centrumreglement
worden de betrokken personen schriftelijk of via elektronische drager
geïnformeerd over die wijziging en geven ze opnieuw schriftelijk akkoord.
Indien de betrokken personen zich met de wijziging niet akkoord verklaren, dan
wordt aan de inschrijving van de jongere een einde gesteld op 31 augustus van
het lopende schooljaar;
3° het centrumbestuur vraagt de
betrokken personen of ze een papieren versie van het centrumreglement wensen te
ontvangen;
4° een wijziging van het centrumreglement kan
ten vroegste uitwerking hebben in het daaropvolgende schooljaar, tenzij die
wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe
regelgeving.
§ 2. Voor materies waarbij de
betrokken personen een individuele keuze kunnen maken, die door een regelgeving
gegarandeerd wordt, kan die individuele keuze niet via het centrumreglement
geregeld worden.
]
Art. 46.
Na inschrijving in het deeltijds
beroepssecundair onderwijs of in de leertijd wordt de jongere als deeltijds
lerende ingeschreven bij de VDAB.
Art. 47.
De inschrijving in een centrum
voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of in een centrum voor vorming van
zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen is slechts mogelijk onder
de volgende gezamenlijke voorwaarden :
1° de jongere
voldoet uiterlijk op de eerste lesdag aan de toelatingsvoorwaarden;
2° de betrokken personen stemmen in met het pedagogische
project en met het centrumreglement;
3° de jongere is
bereid zich te onderwerpen aan een screening en trajectbegeleiding als vermeld
in artikelen 62 en 63.
Art. 48.
[...]
Art. 49.
[Voor een jongere die zich pas inschrijft in het deeltijds beroepssecundair onderwijs na zijn leerplicht wordt de inschrijving in het centrum onmiddellijk beëindigd als uit de screening, vermeld in artikel 62, blijkt dat hij niet in arbeidsdeelname of in
[aanloopcomponent]
wordt ingeschaald.]
Voor een jongere wordt de inschrijving in
een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote
ondernemingen onmiddellijk beëindigd als uit de screening als vermeld in
artikel 62, volgt dat hij niet in de arbeidsdeelname
[of aanloopcomponent]
wordt
ingeschaald.
[
Art. 49bis.
Voor leerlingen die
[overstappen van een school of centrum met een buitenlands onderwijssysteem of van een school die of centrum dat is erkend door de Franse of Duitstalige Gemeenschap van België]
en die :
a) zich ofwel binnen de deeltijdse leerplichtleeftijd
bevinden zoals die is bepaald bij de wet van 29 juni 1983;
b)
ofwel uitdrukkelijk opteren voor het volgen van leertijd;
geldt, behoudens eventueel andere door de Vlaamse Regering
opgelegde toelatingsvoorwaarden, als toelatingsvoorwaarde
[een gunstige beslissing van de klassenraad van een door de betrokken personen gekozen centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen]
.
[
[Bij de beslissing houdt de klassenraad rekening met]
het advies van de klassenraad van het onthaaljaar als het een overstap betreft van het onthaaljaar naar vervolgonderwijs, vermeld in artikel 146, § 4, van de Codex Secundair Onderwijs. Elke beslissing die afwijkt van het advies, wordt afdoende gemotiveerd.]
]
Onderafdeling II. -
Centrumreglement
Art. 50 t.e.m. 56.
[...]
Onderafdeling III. - Verplichte
aanwezigheid
Art. 57.
De bepalingen van deze
onderafdeling moeten samen gelezen worden met de bepalingen van de wet van 29
juni 1983 betreffende de leerplicht, voor zover er niet van wordt
afgeweken.
Art. 58.
[ Van zodra hij met de effectieve lesbijwoning start, moet de jongere een opleiding of vorming in een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of in een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen volledig en daadwerkelijk volgen, behoudens in geval van gewettigde afwezigheid.]
[In afwijking hierop moet de jongere in het deeltijds beroepssecundair onderwijs, met een
[IAC-verslag, vermeld in artikel 294, §2, 1°, van de Codex Secundair Onderwijs]
van zodra hij met de effectieve lesbijwoning start, het individueel aangepast curriculum dat is bepaald door de klassenraad werkelijk en regelmatig volgen, behoudens in geval van gewettigde afwezigheid.]
[In afwijking van de eerste zin moet de jongere in het deeltijds beroepssecundair onderwijs met een OV4-verslag, vermeld in artikel 294, §2, 2°, van de
Codex Secundair Onderwijs, zodra die met de effectieve lesbijwoning start, het
gemeenschappelijke curriculum werkelijk en regelmatig volgen, behalve in geval
van gewettigde afwezigheid, en rekening houdende met de bepalingen van
artikel 122/1/1 van de Codex Secundair Onderwijs.]
De Vlaamse Regering bepaalt welke afwezigheden van
rechtswege gewettigd zijn en welke afwezigheden door het centrum kunnen worden
gewettigd. De Vlaamse Regering bepaalt ook welke maatregelen in geval van
problematische afwezigheden worden genomen. Voor de uitvoering van deze
bepaling hanteert de Vlaamse Regering objectieve criteria waaronder alleszins
de duur en de aard van de afwezigheid.
[
Art. 58/1.
Het centrumbestuur kan op grond van specifieke onderwijskundige argumenten en met het oog op het aanbieden van meer individuele leertrajecten, beslissen om voor een jongere of jongerengroep af te wijken van de voorwaarde, vermeld in de eerste zin van het eerste lid van artikel 58, en onder de volgende modaliteiten :
1° het individueel vrijstellen van het volgen van bepaalde onderdelen van de opleiding gedurende een deel of het geheel van het schooljaar en de vervanging door andere onderdelen die de finaliteit van de opleiding niet aantasten, mits de klassenraad van het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of het begeleidingsteam van het centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, naargelang van het geval, een gunstige beslissing neemt én mits akkoord van de betrokken personen, voor een jongere die onderwijsbehoeften heeft omwille van :
a) hetzij hoogbegaafdheid, zoals vastgesteld op basis van handelingsgerichte diagnostiek van het centrum voor leerlingenbegeleiding;
b) hetzij tijdelijke leermoeilijkheden of leerachterstanden voor bepaalde onderdelen van de opleiding, die niet vallen onder de toepassing van artikel 30/1 of artikel 31;
2° in voorkomend geval :
a) kunnen individuele vrijstellingen nooit worden verleend voor het geheel van de algemene vorming of het geheel van de beroepsgerichte vorming;
b) worden individuele vrijstellingen en vervangingen schriftelijk en gemotiveerd vastgelegd;
c) doen individuele vrijstellingen en vervangingen geen afbreuk aan de studiebekrachtiging.
]
Art. 59.
Gedurende de periode dat een
jongere een opleiding of vorming volgt, moet hij volledig en daadwerkelijk
invulling geven aan de component werkplekleren, behoudens in geval van
afwezigheid die bij wet, decreet of besluit als gewettigd wordt of kan worden
beschouwd of behoudens in de gevallen als vermeld in artikel 6, §
3.
De Vlaamse Regering bepaalt welke maatregelen in geval van
problematische afwezigheden bij het werkplekleren worden genomen. Voor de
uitvoering van deze bepaling hanteert de Vlaamse Regering objectieve criteria
waaronder alleszins de duur en de aard van de afwezigheid. Als maatregel zijn
onder meer sancties mogelijk in de vorm van inhoudingen op financiële
vergoedingen of stimuli voor de leerling die aan bepaalde vormen van
werkplekleren zijn verbonden.
Art. 60.
Een jongere die voor het einde van
zijn leerplicht in het deeltijds beroepssecundair onderwijs werd ingeschreven
en die binnen een schooljaar gedurende 30 dagen problematisch afwezig is
geweest daar waar hij geacht werd invulling te geven aan een
[...]
,
[aanloopcomponent]
of arbeidsdeelname, wordt bij het bereiken van die 30 dagen
uitgeschreven door het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs in het
geval hij niet meer leerplichtig is.
Een jongere die na het
einde van zijn leerplicht in het deeltijds beroepssecundair onderwijs werd
ingeschreven en die binnen een schooljaar gedurende 30 dagen problematisch
afwezig is geweest daar waar hij geacht werd invulling te geven aan de
arbeidsdeelname, wordt bij het bereiken van die 30 dagen uitgeschreven door het
centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs.
Een jongere
die binnen een schooljaar gedurende 30 dagen problematisch afwezig is geweest
daar waar hij geacht werd invulling te geven aan een
[aanloopcomponent]
of
arbeidsdeelname, wordt bij het bereiken van die 30 dagen uitgeschreven door het
centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote
ondernemingen.
[ In elk van die gevallen kan het centrum dat uitschrijft, weigeren om de betrokken jongere tijdens hetzelfde schooljaar herin te schrijven.
]
Art. 61.
Tijdens de periodes dat de jongere
de component werkplekleren effectief invult, moet een vertegenwoordiger van het
centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs waar de jongere is
ingeschreven of een trajectbegeleider
[in een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen]
bereikbaar zijn. Deze
verplichting kan echter geen afbreuk doen aan de statutaire rechten van de
individuele personeelsleden. Als de uitvoering van deze bepaling voor
personeelsleden verplichtingen met zich meebrengt die er anders niet zouden
geweest zijn, moet het centrumbestuur in een passende compensatieregeling
voorzien. Deze regeling vergt het uitdrukkelijk, schriftelijk en voorafgaand
akkoord van het betrokken personeelslid en wordt desgevallend onderhandeld in
het bevoegde lokaal comité.
[
Art. 61bis.
[...]
]
Onderafdeling IV. - Screening en
trajectbegeleiding
Art. 62.
Elke jongere die zich inschrijft
in een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs
[of een centrum voor
vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen]
wordt door dat centrum
gescreend.
[...]
[...]
[Bij inschrijving is de screening evenwel niet verplicht
indien het een jongere betreft die al gescreend werd in het kader van een
eerdere inschrijving in een ander centrum of in hetzelfde centrum. In het geval
het centrum
[...]
afziet van
een nieuwe screening, dan blijft het resultaat van de vorige screening
gelden.]
De screening heeft betrekking op arbeidsrijpheid,
interesses, motivatie en eerder verworven competenties.
De
middelen of methodieken voor de screening moeten, voor wat betreft de component
werkplekleren, door de
[de Vlaamse regering]
worden gevalideerd met het oog op
kwaliteitsborging.
[
Het resultaat van de screening is een inschaling van de jongere in de arbeidsdeelname of de aanloopcomponent.
]
Het
resultaat van de screening bepaalt of de inschrijving in het centrum voor
deeltijds beroepssecundair onderwijs of in het centrum voor vorming van
zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen al dan niet wordt
beëindigd als vermeld in artikel 49.
Het resultaat van de
screening wordt opgenomen in een trajectvolgsysteem van de
VDAB.
Art. 63.
[
Trajectbegeleiding heeft als ultiem doel de jongere in een aangepast tempo naar de arbeidsdeelname te loodsen.
Bij inschaling in hetzij de arbeidsdeelname, hetzij de aanloopcomponent, wordt een trajectbegeleidingsplan opgesteld door de trajectbegeleider van het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of de trajectbegeleider van het centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, in overleg met de actoren die betrokken zijn bij de invulling van de component leren en de component werkplekleren.
Om de twee maanden is er een overleg tussen de trajectbegeleider van het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of de trajectbegeleider van het centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, het centrum voor leerlingenbegeleiding, en zo nodig de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, ter eventuele bijsturing van het trajectbegeleidingsplan.
De opeenvolgende fasen die de jongere in zijn traject doorloopt, worden geregistreerd in het trajectvolgsysteem van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding.
In het vierde lid wordt verstaan onder fasen: de aanloopcomponent en de arbeidsdeelname.
Bij trajectbegeleiding kan er een beroep worden gedaan op tweedelijnsondersteuning door een bemiddelaar van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding.
]
Art. 64.
De screening als vermeld in
artikel 62, vindt zo spoedig mogelijk plaats en uiterlijk op 14 september van
het schooljaar waarop de inschrijving betrekking heeft dan wel, in geval van
laattijdige inschrijving, binnen 14 dagen na die inschrijving.
[Afhankelijk van het resultaat van de screening
wordt de jongere onmiddellijk in de arbeidsdeelname of de aanloopcomponent ingeschakeld.]
Het opstellen van het
trajectbegeleidingsplan als vermeld in artikel 63 vindt zo spoedig mogelijk en
uiterlijk een maand na de screening plaats.
Art. 65.
[...]
Afdeling IV. - Evaluatie en
studiebekrachtiging
Onderafdeling I. - Deeltijds
beroepssecundair onderwijs
Art. 66.
De klassenraad heeft als orgaan,
ingesteld door het centrumbestuur, de exclusieve bevoegdheid om te beslissen of
een jongere voor een opleiding of voor een module is geslaagd.
De klassenraad bepaalt de vorm waarin de jongere individueel
wordt geëvalueerd en gaat daarbij na of hij in voldoende mate de module-
of opleidingsdoelstellingen, naargelang van het geval, heeft bereikt om een
door de Vlaamse Gemeenschap erkend studiebewijs te verwerven. Bij het nemen van
evaluatiebeslissingen wordt er rekening gehouden met de concrete gegevens uit
het dossier van de jongere, inzonderheid met de resultaten die voortvloeien uit
de evaluatie van de jongere tijdens het schooljaar.
De
klassenraad beslist op gemotiveerde wijze en deelt die beslissing schriftelijk
en gemotiveerd mee aan de betrokken personen. Van de beslissingen van de
klassenraad wordt een procesverbaal opgemaakt en worden er notulen gemaakt. Het
proces-verbaal bevat de lijst van de geslaagde en niet-geslaagde jongeren. De
notulen bevatten een synthese van de elementen die tot de beslissingen hebben
geleid, waaronder eventueel het resultaat van een stemming. De processenverbaal
en de notulen moeten gedurende 30 jaar bewaard
worden.
Art. 67.
De klassenraad bestaat uit
:
1° ambtshalve stemgerechtigde leden die elk over
één stem beschikken : enerzijds de directeur of een afgevaardigde
van de directeur, die de klassenraad voorzit, en anderzijds alle leden van het
onderwijzend personeel die aan de jongere onderricht hebben verstrekt of in
trajectbegeleiding hebben voorzien;
2° eventueel
ambtshalve raadgevende leden, aangewezen door de voorzitter : enerzijds andere
personeelsleden van het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of
externen aan het centrum, als die betrokken zijn bij de psychosociale of
pedagogische begeleiding van de jongere, en anderzijds deskundigen in de te
beoordelen opleiding of module.
De Vlaamse Regering kan
aanvullende bepalingen vastleggen met betrekking tot de organisatie en werking
van de klassenraad.
Art. 68.
[...]
Art. 69.
De studiebekrachtiging in de vorm
van toekenning van studiebewijzen als vermeld in deze onderafdeling, kan op elk
tijdstip van het schooljaar plaatsvinden.
[
Art. 69/1.
De centra zijn ertoe gemachtigd om een attest uit te reiken ter vervanging van een verloren studiebewijs aan de houders van het studiebewijs. Het attest vermeldt de datum van uitreiking van het studiebewijs.
Personen die in toepassing van de wetgeving betreffende de namen en de voornamen een wijziging van hun naam of voornaam hebben verkregen, kunnen bij de centra waar ze een studiebewijs hebben behaald of bij de Vlaamse Gemeenschap een verzoek indienen om het studiebewijs te laten vervangen door een studiebewijs met hun nieuwe naam.
Bij de aanvraag moet het oorspronkelijk behaalde studiebewijs worden ingeleverd en moeten stukken worden gevoegd die de naamswijziging aantonen.
]
Art. 70.
Aan een jongere die een module van
een opleiding in een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs,
ingevolge een beslissing van de klassenraad, met vrucht heeft gevolgd, wordt
een deelcertificaat uitgereikt.
Aan een jongere die een module
van een opleiding in een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs,
ingevolge een beslissing van de klassenraad, niet met vrucht heeft gevolgd,
wordt een attest van verworven competenties
uitgereikt.
[Een attest van verworven competenties wordt eveneens uitgereikt aan de jongeren met een
[IAC-verslag, vermeld in
artikel 294, §2, 1°, van de Codex Secundair Onderwijs]
die een individueel aangepast curriculum volgen.]
Art. 71.
Aan een jongere die een opleiding
in een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, ingevolge een
beslissing van de klassenraad, met vrucht heeft gevolgd, wordt een certificaat
uitgereikt.
Met het oog op de toepassing van die bepaling wordt
een attest van vrijstelling voor een of meer modules van een opleiding in het
deeltijds beroepssecundair onderwijs gelijkwaardig beschouwd aan de
deelcertificaten voor de desbetreffende modules.
Aan een
jongere die een niet modulair georganiseerde opleiding in een centrum voor
deeltijds beroepssecundair onderwijs, ingevolge een beslissing van de
klassenraad, niet met vrucht heeft gevolgd, wordt een attest van verworven
competenties uitgereikt.
[Een attest van verworven competenties wordt eveneens uitgereikt aan de jongeren met een
[IAC-verslag, vermeld in
artikel 294, §2, 1°, van de Codex Secundair Onderwijs]
die een individueel aangepast curriculum volgen.]
Art. 72.
[
§ 1. Aan een jongere die voldaan
heeft aan al de onderstaande voorwaarden wordt een getuigschrift van de tweede
graad van het secundair onderwijs uitgereikt :
1° met
uitzondering van de eerste graad, ten minste 2 schooljaren in het secundair
onderwijs of in de leertijd hebben doorgebracht.
[Op elk tijdstip kan de klassenraad van de door de leerling te volgen of gevolgde opleiding beslissen om de
voormelde minimale studieduur in te korten als die leerling cognitief sterk functionerend is;]
2° ten
minste één certificaat behaald hebben;
3°
ingevolge een beslissing van de klassenraad, in voldoende mate de
doelstellingen die in het leerplan zijn opgenomen bereikt hebben en aldus
voldaan hebben voor het geheel van de vorming.
§ 2. Aan een jongere die voldaan
heeft aan al de onderstaande voorwaarden wordt een studiegetuigschrift van het
tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs uitgereikt
:
1° met uitzondering van de eerste graad, ten minste 4
schooljaren in het secundair onderwijs of in de leertijd hebben
doorgebracht.
[Op elk tijdstip kan de klassenraad van de door de leerling te volgen of gevolgde opleiding beslissen om de
voormelde minimale studieduur in te korten als die leerling cognitief sterk functionerend is;]
2° ten minste één certificaat
behaald hebben;
3° ingevolge een beslissing van de
klassenraad, in voldoende mate de doelstellingen die in het leerplan zijn
opgenomen bereikt hebben en aldus voldaan hebben voor het geheel van de
vorming.
§ 3. Aan een jongere die voldaan
heeft aan al de onderstaande voorwaarden wordt een diploma van secundair
onderwijs uitgereikt :
1° met uitzondering van de eerste
graad, ten minste 5 schooljaren in het secundair onderwijs of in de leertijd
hebben doorgebracht.
[Op elk tijdstip kan de klassenraad van de door de leerling te volgen of gevolgde opleiding beslissen om de
voormelde minimale studieduur in te korten als die leerling cognitief sterk functionerend is;]
2° in het bezit zijn van een
getuigschrift van de tweede graad van het secundair
onderwijs;
3° ten minste één certificaat
behaald hebben;
4° ingevolge een beslissing van de
klassenraad, in voldoende mate de doelstellingen die in het leerplan zijn
opgenomen bereikt hebben en aldus voldaan hebben voor het geheel van de
vorming.
]
Art. 73.
Aan een jongere die voldaan heeft
aan al de onderstaande voorwaarden wordt een getuigschrift over de basiskennis
van het bedrijfsbeheer uitgereikt :
1° met uitzondering van
de eerste graad, ten minste 4 schooljaren in het secundair onderwijs of in de
leertijd hebben doorgebracht.
[Op elk tijdstip kan de klassenraad van de door de leerling te volgen of gevolgde opleiding beslissen om de
voormelde minimale studieduur in te korten als die leerling cognitief sterk functionerend is;]
2° de voorwaarden van de
basiskennis van het bedrijfsbeheer als vermeld in de programmawet van 10
februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap en in het
koninklijk besluit van 21 oktober 1998 tot uitvoering van hoofdstuk I van titel
II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig
ondernemerschap.
[
Art. 73bis.
[
In uitzonderlijke gevallen kan de klassenraad aan een jongere die een individueel aangepast
curriculum volgt, de gewone studiebekrachtiging, in plaats van een attest van verworven competenties, toekennen, op
voorwaarde dat er gelijkwaardigheid is van de doelen van het individueel aangepast curriculum met de doelen,
vastgelegd door of krachtens decreet of regelgeving, die toepasbaar zijn in het structuuronderdeel dat de leerling volgt.
De onderwijsinspectie houdt kwaliteitstoezicht op deze bevoegdheid van de klassenraad tijdens de schooldoorlichting.
]
]
Art. 74.
De Vlaamse Regering stelt de
modellen en de invulonderrichtingen vast van de studiebewijzen als vermeld in
deze onderafdeling.
[
Art. 74bis.
De Vlaamse Regering kan de
algemene gelijkwaardigheid vastleggen van buitenlandse studiebewijzen met de
volgende studiebewijzen, uitgereikt door centra voor deeltijds beroepssecundair
onderwijs die erkend, gefinancierd of gesubsidieerd zijn door de Vlaamse
Gemeenschap :
1° het getuigschrift van de tweede graad van
het secundair onderwijs;
2° het diploma van het secundair
onderwijs;
3° het studiegetuigschrift van het tweede
leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs;
4°
het getuigschrift over de basiskennis van het
bedrijfsbeheer;
5° het certificaat van een opleiding
deeltijds beroepssecundair onderwijs.
Bij de vastlegging van de
algemene gelijkwaardigheid houdt de Vlaamse Regering rekening
:
1° met de onderwijskwalificaties beschreven krachtens het
decreet
van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur. Bij
ontstentenis van de onderwijskwalificaties hanteert de Vlaamse Regering als
referentiekader, in voorkomend geval, de eindtermen, de doelen of de minimale
leerinhouden die in federale of Vlaamse wet-, decreet-of regelgeving zijn
bepaald;
2° of, met de niveaus en niveaudescriptoren als
vermeld in het decreet van 30 april 2009 betreffende de
kwalificatiestructuur.
]
[
Art. 74ter.
De Vlaamse Regering bepaalt de
voorwaarden en de procedure, met inbegrip van een beroepsprocedure, tot de
erkenning van de individuele gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen
die niet in een besluit als vermeld in artikel 74bis zijn opgenomen met de
volgende studiebewijzen, uitgereikt door centra voor deeltijds beroepssecundair
onderwijs die erkend, gefinancierd of gesubsidieerd zijn door de Vlaamse
Gemeenschap :
1° het getuigschrift van de tweede graad van
het secundair onderwijs;
2° het diploma van het secundair
onderwijs;
3° het studiegetuigschrift van het tweede
leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs;
4°
het getuigschrift over de basiskennis van het
bedrijfsbeheer;
5° het certificaat van een opleiding
deeltijds beroepssecundair onderwijs.
De Vlaamse Regering
waarborgt dat binnen deze procedure rekening wordt gehouden
:
1° met de onderwijskwalificaties beschreven krachtens het
decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur. Bij
ontstentenis van de onderwijskwalificaties worden, in voorkomend geval, de
eindtermen, de doelen of de minimale leerinhouden die in federale of Vlaamse
wet-, decreet- of regelgeving zijn bepaald, als referentiekader
gebruikt;
2° of, met de niveaus en niveaudescriptoren als
vermeld in het decreet van 30 april 2009 betreffende de
kwalificatiestructuur.
[ De financiële bijdrage die de houder van een buitenlands studiebewijs moet betalen aan de erkenningsautoriteit voor een onderzoek met betrekking tot de erkenning van de gelijkwaardigheid van het buitenlands studiebewijs bedraagt 90 euro per aanvraag en per studiebewijs. Indien een onderzoek wordt gevraagd naar de gelijkwaardigheid van het buitenlands studiebewijs met een aanduiding van een structuuronderdeel, bedraagt de financiële bijdrage 180 euro per aanvraag en per studiebewijs. Deze bedragen worden jaarlijks aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex. De referentiedatum voor de jaarlijkse aanpassing is 1 september 2013. De bedragen worden afgerond naar het dichtstbijzijnde geheel getal. De Vlaamse Regering kan de bedragen verminderen voor specifieke doelgroepen. Voor asielzoekers, vluchtelingen en subsidiair-beschermden is de behandeling van de erkenningsaanvraag gratis. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen voor een versnelde procedure tot de erkenning van de individuele gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen. De Vlaamse Regering kan het bedrag vermeerderen tot maximaal 500 euro indien de houder van het buitenlands studiebewijs opteert voor deze versnelde procedure.]
]
Onderafdeling II. -
Leertijd
Art. 75.
[Een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen richt voor elke vestigingsplaats waar de leertijd wordt aangeboden, een
[klassenraad]
op.]
[
[De klassenraad]
bestaat uit de volgende stemgerechtigde leden die elk over één stem beschikken : de directeur van het centrum of zijn afgevaardigde die
[de klassenraad]
voorzit, en, afhankelijk van de jongere, de trajectbegeleider, de lesgevers algemene en beroepsgerichte vorming en een afgevaardigde van het CLB.]
[De klassenraad]
mag zich steeds
laten bijstaan door andere personen die nuttige beoordelingselementen kunnen
aanbrengen voor de begeleiding of de evaluatie van een of meer
jongeren.
Art. 76.
[De klassenraad]
volgt de
vorderingen en de houding van de jongeren tijdens de component leren en de
component werkplekleren.
[De klassenraad]
kan daartoe op elk ogenblik
overleg plegen, maar in ieder geval op het einde van het eerste semester, voor
15 januari, van elk schooljaar en op het einde van elk schooljaar. Op het einde
van elk schooljaar beraadslaagt
[de klassenraad]
in het bijzonder over het
verdere verloop van de leertijd van de jongeren.
Art. 77.
[
[
[De klassenraad]
beslist over het verdere verloop van de leertijd van een jongere en of een jongere is geslaagd voor een opleiding.]
Daarbij wordt rekening gehouden met de concrete gegevens uit het dossier van de jongere, inzonderheid met de resultaten die voortvloeien uit de evaluatie van de jongere. De evaluatie slaat op de theoretische vorming en de praktijkopleiding in de onderneming en gebeurt permanent om enerzijds de jongere te ondersteunen in zijn leerproces en anderzijds te beslissen of hij in voldoende mate de opleidingsdoelstellingen heeft bereikt.
[De klassenraad]
bepaalt de vorm waarin de jongere wordt geëvalueerd.
]
Art. 78.
[
[De klassenraad]
beslist op gemotiveerde wijze en deelt die beslissing schriftelijk en gemotiveerd mee aan de betrokken personen. Van de beslissingen van
[de klassenraad]
wordt een proces-verbaal opgemaakt en worden er notulen gemaakt. Het proces-verbaal bevat de lijst van de geslaagde en niet-geslaagde jongeren. De notulen bevatten een synthese van de elementen die tot de beslissingen hebben geleid, waaronder eventueel het resultaat van een stemming. De processen-verbaal en de notulen moeten gedurende 30 jaar bewaard worden.]
Art. 79.
[...]
Art. 80.
De studiebekrachtiging in de vorm
van toekenning van studiebewijzen als vermeld in deze onderafdeling, kan op elk
tijdstip van het schooljaar plaatsvinden.
[
Art. 80/1.
[De centra zijn]
ertoe gemachtigd om een attest uit te reiken ter vervanging van een verloren studiebewijs aan de houders van het studiebewijs. Het attest vermeldt de datum van uitreiking van het studiebewijs.
Personen die in toepassing van de wetgeving betreffende de namen en de voornamen een wijziging van hun naam of voornaam hebben verkregen, kunnen bij
[de centra waar ze een studiebewijs hebben behaald of bij de Vlaamse Gemeenschap]
een verzoek indienen om het studiebewijs te laten vervangen door een studiebewijs met hun nieuwe naam.
Bij de aanvraag moet het oorspronkelijk behaalde studiebewijs worden ingeleverd en moeten stukken worden gevoegd die de naamswijziging aantonen.
]
Art. 81.
Aan een jongere die een opleiding
in de leertijd met vrucht heeft gevolgd, wordt een certificaat
uitgereikt.
[De Vlaamse Regering bepaalt welk certificaat of
welke combinatie van certificaten aanleiding geeft tot uitreiking van een
getuigschrift leertijd.]
Art. 82.
[
§ 1. Aan een jongere die voldaan
heeft aan al de onderstaande voorwaarden wordt een getuigschrift van de tweede
graad van het secundair onderwijs uitgereikt :
1° met
uitzondering van de eerste graad, ten minste 2 schooljaren in het secundair
onderwijs of in de leertijd hebben doorgebracht.
[Op elk tijdstip kan de klassenraad van de door de leerling te volgen of gevolgde opleiding beslissen om de
voormelde minimale studieduur in te korten als die leerling cognitief sterk functionerend is;]
2° ten
minste één certificaat behaald hebben;
3°
ingevolge een beslissing van
[
[de klassenraad]
]
, in voldoende mate de
doelstellingen die in het leerplan zijn opgenomen bereikt hebben en aldus
voldaan hebben voor het geheel van de vorming.
§ 2. Aan een jongere die voldaan
heeft aan al de onderstaande voorwaarden wordt een studiegetuigschrift van het
tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs uitgereikt
:
1° met uitzondering van de eerste graad, ten minste 4
schooljaren in het secundair onderwijs of in de leertijd hebben
doorgebracht.
[Op elk tijdstip kan de klassenraad van de door de leerling te volgen of gevolgde opleiding beslissen om de
voormelde minimale studieduur in te korten als die leerling cognitief sterk functionerend is;]
2° ten minste één certificaat
behaald hebben;
3° ingevolge een beslissing van
[
[de klassenraad]
]
, in voldoende mate de doelstellingen die in het leerplan zijn
opgenomen bereikt hebben en aldus voldaan hebben voor het geheel van de
vorming.
§ 3. Aan een jongere die voldaan
heeft aan al de onderstaande voorwaarden wordt een diploma van secundair
onderwijs uitgereikt :
1° met uitzondering van de eerste
graad, ten minste 5 schooljaren in het secundair onderwijs of in de leertijd
hebben doorgebracht.
[Op elk tijdstip kan de klassenraad van de door de leerling te volgen of gevolgde opleiding beslissen om de
voormelde minimale studieduur in te korten als die leerling cognitief sterk functionerend is;]
2° in het bezit zijn van een
getuigschrift van de tweede graad van het secundair
onderwijs;
3° ten minste één certificaat
behaald hebben;
4° ingevolge een beslissing van
[
[de klassenraad]
]
, in voldoende mate de doelstellingen die in het leerplan zijn
opgenomen bereikt hebben en aldus voldaan hebben voor het geheel van de
vorming.
]
Art. 83.
[...]
Art. 84.
De Vlaamse Regering stelt de
modellen en de invulonderrichtingen vast van de studiebewijzen als vermeld in
deze onderafdeling.
[
Art. 84bis.
De Vlaamse Regering kan de
algemene gelijkwaardigheid vastleggen van buitenlandse studiebewijzen met de
volgende studiebewijzen, uitgereikt in de leertijd :
1° het
getuigschrift van de tweede graad van het secundair
onderwijs;
2° het diploma van het secundair
onderwijs;
3° het studiegetuigschrift van het tweede
leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs;
4°
[...]
5° het certificaat van een opleiding
leertijd.
Bij de vastlegging van de algemene gelijkwaardigheid
houdt de Vlaamse Regering rekening :
1° met de
onderwijskwalificaties beschreven krachtens het decreet van 30 april 2009
betreffende de kwalificatiestructuur. Bij ontstentenis van de
onderwijskwalificaties hanteert de Vlaamse Regering als referentiekader, in
voorkomend geval, de eindtermen, de doelen of de minimale leerinhouden die in
federale of Vlaamse wet-, decreet-of regelgeving zijn
bepaald;
2° of, met de niveaus en niveaudescriptoren als
vermeld in het decreet van 30 april 2009 betreffende de
kwalificatiestructuur.
]
[
Art. 84ter.
De Vlaamse Regering bepaalt de
voorwaarden en de procedure, met inbegrip van een beroepsprocedure, tot de
erkenning van de individuele gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen
die niet in een besluit, vermeld in artikel 84bis zijn opgenomen met de
volgende studiebewijzen uitgereikt, in leertijd :
1° het
getuigschrift van de tweede graad van het secundair
onderwijs;
2° het diploma van het secundair
onderwijs;
3° het studiegetuigschrift van het tweede
leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs;
4°
[...]
5° het certificaat van een opleiding
leertijd.
De Vlaamse Regering waarborgt dat binnen deze
procedure rekening wordt gehouden :
1° met de
onderwijskwalificaties beschreven krachtens het decreet van 30 april 2009
betreffende de kwalificatiestructuur. Bij ontstentenis van de
onderwijskwalificaties hanteert de Vlaamse Regering als referentiekader, in
voorkomend geval, de eindtermen, de doelen of de minimale leerinhouden die in
federale of Vlaamse wet-, decreet-of regelgeving zijn
bepaald;
2° of, met de niveaus en niveaudescriptoren als
vermeld in het decreet van 30 april 2009 betreffende de
kwalificatiestructuur.
[ De financiële bijdrage die de houder van een buitenlands studiebewijs moet betalen aan de erkenningsautoriteit voor een onderzoek met betrekking tot de erkenning van de gelijkwaardigheid van het buitenlands studiebewijs bedraagt 90 euro per aanvraag en per studiebewijs. Indien een onderzoek wordt gevraagd naar de gelijkwaardigheid van een buitenlands studiebewijs met een aanduiding van een structuuronderdeel, bedraagt de financiële bijdrage 180 euro per aanvraag en per studiebewijs. Deze bedragen worden jaarlijks aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex. De referentiedatum voor de jaarlijkse aanpassing is 1 september 2013. De bedragen worden afgerond naar het dichtstbijzijnde geheel getal. De Vlaamse Regering kan de bedragen verminderen voor specifieke doelgroepen. Voor asielzoekers, vluchtelingen en subsidiair-beschermden is de behandeling van de erkenningsaanvraag gratis. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen voor een versnelde procedure tot de erkenning van de individuele gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen. De Vlaamse Regering kan het bedrag vermeerderen tot maximaal 500 euro indien de houder van het buitenlands studiebewijs opteert voor deze versnelde procedure.]
]
Onderafdeling III. -
[...]
Art. 85.
[...]
Afdeling V. - Financiering en
subsidiëring
Onderafdeling I. - Deeltijds
beroepssecundair onderwijs
Art. 86.
§ 1. De financiering of
subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap van een centrum voor deeltijds
beroepssecundair onderwijs vindt plaats in de vorm van :
1° personeelsomkadering, zoals hierna bepaald;
2°
[het werkingsbudget als vermeld in de codificatie
betreffende het secundair onderwijs;]
3°
[aanvullend werkingsbudget dat wordt berekend op basis van het aantal regelmatig ingeschreven leerlingen in
het deeltijds beroepssecundair onderwijs in het centrum op de teldatum van 1 februari van het voorafgaande
schooljaar. Het bedrag dat toegekend wordt per leerling wordt bekomen door het beschikbare krediet te verdelen door
het totaal aantal regelmatig ingeschreven leerlingen in de centra voor deeltijds onderwijs op dezelfde teldatum van
1 februari van het voorafgaande schooljaar. De Vlaamse Regering bepaalt het beschikbare krediet.]
§ 2. Voor de toepassing van de
financierings- en subsidiëringsnormen geldt als datum voor de telling van
het aantal jongeren dat in het centrum voor deeltijds beroepssecundair
onderwijs is ingeschreven, 1 februari van het voorafgaande schooljaar of de
eerstvolgende lesdag erna als de voormelde datum op een vrije dag valt, met
uitzondering van het in artikel 89, § 1, tweede lid, gestelde.
Als een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs
wordt opgericht door fusie van bestaande centra of door afsplitsing van een of
meer vestigingsplaatsen van een bestaand centrum, of als een centrum toetreedt
tot of uittreedt uit een scholengemeenschap, dan wordt voor de berekening van
de financiering of subsidiëring, respectievelijk de fusie, de afsplitsing,
de toetreding of de uittreding geacht op de voormelde datum te hebben
plaatsgevonden. Als een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs niet
langer verbonden is aan een instelling met voltijds gewoon technisch of
beroepssecundair onderwijs en autonoom wordt, dan wordt die omschakeling geacht
op de voormelde datum te hebben plaatsgevonden.
Als de
oprichting van een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs niet het
gevolg is van een fusie of een afsplitsing, dan geldt voor het schooljaar van
oprichting als teldatum 1 oktober van dat schooljaar of de eerstvolgende lesdag
erna als de voormelde datum op een vrije dag valt. Vanaf het daaropvolgende
schooljaar geldt als teldatum 1 februari van het voorafgaande schooljaar of de
eerstvolgende lesdag erna als de voormelde datum op een vrije dag
valt.
Art. 87.
[...]
[De
wekelijkse uren-leraar praktische vakken of gelijkgesteld met praktische vakken
georganiseerd door een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs dat
verbonden is aan een instelling met voltijds gewoon technisch of
beroepssecundair onderwijs, komen in aanmerking voor de globale
puntenenveloppe, zoals bepaald
[in de codificatie betreffende het secundair
onderwijs]
, zoals die, naargelang van het geval, wordt berekend voor de
scholengemeenschap waartoe de instelling voor voltijds gewoon secundair
onderwijs waar die uren worden georganiseerd, behoort, of wordt berekend voor
de instelling voor voltijds gewoon secundair onderwijs waar die uren worden
georganiseerd en die niet tot een scholengemeenschap behoort. De globale
puntenenveloppe strekt ertoe enerzijds om op het niveau van de instelling het
kader bestuurspersoneel en ondersteunend personeel in te vullen en anderzijds
om op het niveau van de instelling en van de scholengemeenschap een beleid
inzake taak- en functiedifferentiatie gestalte te
geven.]
Voor de toepassing van deze bepaling worden de
urenleraar, aangewend voor
[gastleraren]
als vermeld in artikel 90, 3°,
voor een derde als praktische vakken of gelijkgesteld met praktische vakken
beschouwd.
Art. 88.
[
Voor de categorie van het
bestuurspersoneel wordt aan een centrum voor deeltijds beroepssecundair
onderwijs dat autonoom is, één betrekking in het ambt van
directeur toegekend.
De jongeren van een centrum voor deeltijds
beroepssecundair onderwijs dat autonoom is en de wekelijkse uren-leraar
praktische vakken of gelijkgesteld met praktische vakken georganiseerd door
dergelijk centrum, komen in aanmerking voor de globale puntenenveloppe, zoals
bepaald
[in de codificatie betreffende het secundair onderwijs]
, zoals die,
naargelang van het geval, wordt berekend voor de scholengemeenschap waartoe het
centrum behoort of wordt berekend voor het centrum dat niet tot een
scholengemeenschap behoort. De globale puntenenveloppe strekt ertoe enerzijds
om op het niveau van de instelling het kader bestuurspersoneel en ondersteunend
personeel in te vullen en anderzijds om op het niveau van de instelling en van
de scholengemeenschap een beleid inzake taak- en functiedifferentiatie gestalte
te geven.
Voor de toepassing van deze bepaling worden de
uren-leraar, aangewend voor
[gastleraren]
als vermeld in artikel 90, 3°,
voor een derde als praktische vakken of gelijkgesteld met praktische vakken
beschouwd.
]
Art. 89.
§ 1. Voor de categorie van het
onderwijzend personeel wordt aan een centrum voor deeltijds beroepssecundair
onderwijs een pakket wekelijkse uren-leraar toegekend, dat wordt vastgesteld
naar rata van
[3,66]
uren-leraar per jongere voor de schijf van 1 jongere
tot en met 49 jongeren, en van
[2,69]
uren-leraar per jongere voor de
schijf van 50 jongeren en meer.
Bovenop het aldus berekende
pakket uren-leraar wordt voor elke jongere die anderstalige nieuwkomer is 1,20
uren-leraar toegekend. Deze verhoging kan enkel aangewend worden om
onthaalonderwijs te organiseren. De verhoging geldt uitsluitend voor de periode
van inschrijving van de betrokken jongere in het centrum tijdens het eerste
schooljaar
[...]
en wordt
tijdens dat schooljaar verstrekt.
§ 2.
[...]
[§ 3.
[...]
]
Art. 90.
§ 1. Het centrumbestuur beslist,
na advies van de centrumraad en vervolgens onderhandeling in het lokale
comité, over de aanwending van het pakket uren-leraar binnen de volgende
aanwendingsmogelijkheden :
1° organisatie van lessen, met
dien verstande dat minimaal een derde van de uren-leraar in kwestie als lesuren
praktische vakken of gelijkgesteld met praktische vakken moet worden aangewend.
Voor de toepassing van deze bepaling worden
[gastlessen]
als lessen aanzien en
worden de uren-leraar, aangewend voor
[gastleraren]
als vermeld in 3°,
voor een derde als praktische vakken of gelijkgesteld met praktische vakken
beschouwd;
2° organisatie van
trajectbegeleiding;
3°
[inzetten van gastleraren: in voorkomend geval wordt maximaal 20 % van het pakket uren-leraar omgezet in
een krediet. De uren-leraar worden omgezet in een krediet ten belope van de lesopdracht van de gastleraar. De Vlaamse
Regering bepaalt de wijze van melding van voormelde omzetting aan de bevoegde dienst die de Vlaamse Regering
aanwijst, de grootte van het krediet per uur-leraar dat wordt omgezet en de wijze van toekenning van het krediet. De
gastleraar moet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 211, § 3, van de Codex Secundair Onderwijs van
17 december 2010;]
4°
[overdracht van uren-leraar naar een organisatie die in het schooljaar 2018-2019 erkend was als centrum voor deeltijdse vorming, voor de realisatie van een les- of lesvervangend aanbod ter ondersteuning van de leerling. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van melding van die overdracht aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten, de grootte van dat krediet per uur-leraar dat wordt omgezet, de wijze van toekenning ervan en de activiteiten die kunnen worden overgedragen.]
5°
[...]
6°
[overdracht van
uren-leraar naar een instelling met voltijds gewoon technisch of
beroepssecundair onderwijs, naar een ander centrum voor deeltijds
beroepssecundair onderwijs of naar een centrum voor volwassenenonderwijs waarop
een beroep wordt gedaan voor de organisatie van algemene vorming,
beroepsgerichte vorming of activiteiten ter ondersteuning ervan als vermeld in
artikel 27, § 4, onder de volgende voorwaarden :
a)
uren-leraar die worden overgedragen voor de organisatie van activiteiten ter
ondersteuning van algemene vorming of beroepsgerichte vorming kunnen door de
begunstigde instelling met voltijds gewoon technisch of beroepssecundair
onderwijs slechts worden aangewend onder vorm van met lesuren gelijkgestelde
uren, meer bepaald als "bijzondere pedagogische taken";
b)
uren-leraar die worden overgedragen voor de organisatie van activiteiten ter
ondersteuning van beroepsgerichte vorming kunnen door het begunstigd centrum
voor deeltijds beroepssecundair onderwijs slechts worden aangewend onder vorm
van met lesuren gelijkgestelde uren, meer bepaald als "uren leren en
werken";
c) uren-leraar die worden overgedragen voor de
organisatie van activiteiten ter ondersteuning van beroepsgerichte vorming
kunnen door het begunstigd centrum voor volwassenenonderwijs slechts worden
aangewend onder vorm van leraarsuren als vermeld in
artikel 102, § 2,
van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het
volwassenenonderwijs;
d) vanaf het schooljaar 2010-2011 kan het
totale aantal uren-leraar dat wordt overgedragen voor de organisatie van
algemene vorming of van activiteiten ter ondersteuning van algemene vorming of
beroepsgerichte vorming nooit hoger liggen dat het totale aantal uren-leraar
dat met datzelfde doel door het centrum in kwestie werd overgedragen tijdens
het voorafgaande schooljaar.
]
7° overdracht van uren-leraar
naar de instelling met voltijds gewoon secundair onderwijs waaraan het centrum
voor deeltijds beroepssecundair onderwijs is verbonden;
8°
omzetting naar een of meer betrekkingen in het ambt van opvoeder of
administratief medewerker van de categorie van het ondersteunend personeel; in
voorkomend geval moeten voor een volledige betrekking 24 wekelijkse uren-leraar
en voor een halve betrekking 12 wekelijkse uren-leraar in mindering gebracht
worden van het pakket uren-leraar;
9° overdracht van
tijdens een bepaald schooljaar niet-georganiseerde uren-leraar naar het
daaropvolgende schooljaar onder de volgende voorwaarden :
a)
de overdracht bedraagt maximaal 2 % van het aantal aanwendbare uren-leraar van
dat bepaalde schooljaar;
b) het maximale aantal uren-leraar
dat wordt overgedragen, moet uiterlijk op 1 november van dat bepaalde
schooljaar vastgelegd worden;
c) de overgedragen uren-leraar
van een bepaald schooljaar kunnen enkel in het daaropvolgende schooljaar worden
aangewend;
d) overdracht is alleen mogelijk als het
centrumbestuur in kwestie op erewoord verklaart dat het tijdens dat schooljaar
in de onderwijsinstelling waarvan het centrum in kwestie deel uitmaakt, of in
het autonome centrum zelf, overeenkomstig de geldende reglementering, geen
nieuwe of aanvullende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van
betrekking in de categorie van het onderwijzend personeel moet uitspreken. De
niet-naleving van die bepaling heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling
wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de
overheid;
e) in de overgedragen uren-leraar kunnen geen
personeelsleden vastbenoemd worden. Het centrumbestuur moet een verklaring op
erewoord afleggen dat in de vermelde uren-leraar geen personeelsleden
vastbenoemd worden. De niet-naleving van die bepaling heeft tot gevolg dat de
vaste benoeming geen uitwerking heeft ten aanzien van de
overheid.
[In afwijking van deze bepalingen is vaste benoeming mogelijk op 1 januari 2021.]
§ 2.
[Bij een tekort aan onderwijzend personeel kan het centrumbestuur tijdens de schooljaren 2022-2023,
2023-2024 en 2024-2025 maximaal 20% van de aan het centrum toegekende
[vacante]
uren-leraar, vermeld in artikel 89, § 1,
omzetten in punten voor de aanwending in ambten van het ondersteunend personeel.
De omzettingen, vermeld in het eerste lid, kunnen telkens gebeuren vanaf 1 oktober van het lopende schooljaar in
kwestie en gelden voor de duur van het lopende schooljaar. In afwijking hiervan eindigt een omzetting van uren-leraar
als het personeelslid dat aangesteld is in een betrekking die via voormelde omzetting werd opgericht in een ambt van
het ondersteunend personeel, tijdens het schooljaar vrijwillig ontslag neemt volgens artikel 25 van het decreet
rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs of volgens artikel 26 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs. In dit geval eindigt de omzetting voor het overeenkomend deel van de uren-leraar
vanaf het ogenblik dat het ontslag ingaat.
De punten die verkregen worden door de omzetting, vermeld in het eerste lid, worden maximaal ter
ondersteuning van de leraar in de centra aangewend zodat die zich kan focussen op zijn kerntaak: lesgeven.
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de uren-leraar kunnen worden omgezet in punten voor het
ondersteunend personeel.
De criteria om het tekort aan onderwijzend personeel te bepalen en de aanwending in ambten van het
ondersteunend personeel als vermeld in het eerste lid, worden vastgelegd na onderhandeling in het bevoegde lokale
comité.
De betrekkingen die opgericht worden in ambten van het ondersteunend personeel als vermeld in het eerste lid,
komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het centrumbestuur kan in geen geval een personeelslid vast
benoemen, affecteren of muteren in die betrekkingen.
]
[
Art. 90bis.
§ 1. Een centrumbestuur kan bij een tekort van onderwijzend personeel op de arbeidsmarkt een deel
van zijn omkadering voor het onderwijzend personeel van een of meer van zijn centra telkens voor maximaal één
schooljaar aanwenden om via een overeenkomst van dienstverlening tussen het centrumbestuur en een organisatie of
onderneming uit de publieke of private sector in dat centrum of die centra een of meer werknemers van die organisatie
of onderneming in dienst te nemen via een dienstverleningsovereenkomst. Het decreet rechtspositie personeelsleden
gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991, het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van
27 maart 1991 en de uitvoeringsbesluiten van die decreten zijn niet van toepassing op de voormelde werknemers.
Bij de wijze van aanwending van de omkadering voor het onderwijzend personeel, vermeld in het eerste lid, kan
het centrumbestuur dat het personeelslid in dienst neemt, uren-leraar van een of meer van zijn centra, vermeld in het
eerste lid, omzetten in een krediet ten belope van de lesopdracht of lesopdrachten die in de dienstverleningsovereenkomst zijn vastgelegd. Het voormelde krediet wordt aangewend als financiële tegemoetkoming voor de onderneming
of de organisatie, vermeld in het eerste lid. Het centrumbestuur wendt voor de voormelde financiële tegemoetkoming
uren-leraar aan uit het pakket wekelijkse uren-leraar, vermeld in artikel 89, § 1, eerste lid, dat aan het centrum is
toegekend.
De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag per uur-leraar dat een centrumbestuur kan omzetten in een krediet voor
de financiële tegemoetkoming, vermeld in het tweede lid, en de wijze van melding van voormelde omzetting aan de
bevoegde dienst die de Vlaamse Regering aanwijst. Het centrumbestuur machtigt de bevoegde dienst van de
administratie om de voormelde financiële tegemoetkoming rechtstreeks uit te betalen aan de organisatie of
onderneming, vermeld in het eerste lid, waarmee het centrumbestuur een dienstverleningsovereenkomst sluit.
De Vlaamse Regering stelt een model van dienstverleningsovereenkomst op, waarbij ze rekening houdt met de
voorwaarden, vermeld in de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter
beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers. In de voormelde dienstverleningsovereenkomst
worden al de volgende elementen opgenomen:
1° de specifieke opdracht van de werknemer, vermeld in het eerste lid, in het centrum;
2° de aanstellings- en arbeidsvoorwaarden die gelden voor de werknemer, vermeld in het eerste lid, waarbij alvast
het salaris en de financiële voordelen die de voormelde werknemer in zijn onderneming of organisatie geniet
gegarandeerd blijven door de uitsturende onderneming of organisatie;
3° de opleiding die de werknemer, vermeld in het eerste lid, moet gevolgd hebben;
4° de plichten die de werknemer, vermeld in het eerste lid, moet naleven bij het uitoefenen van zijn opdracht. In
de voormelde verplichtingen wordt alvast uitdrukkelijk bepaald dat de voormelde werknemer altijd onder het gezag
blijft van zijn organisatie of onderneming, tenzij het gaat om plichten die betrekking hebben op het welzijn op het werk
of over specifieke instructies die nodig zijn voor de goede uitvoering van de specifieke opdracht;
5° de duur van de dienstverleningsovereenkomst;
6° de mogelijkheden tot voortijdige beëindiging van de dienstverleningsovereenkomst.
De werknemers, vermeld in het eerste lid, moeten voldoen aan de aanstellingsvoorwaarden die de Vlaamse
Regering opneemt in het model van dienstverleningsovereenkomst, vermeld in het vierde lid. Werknemers als vermeld
in het eerste lid, die ter beschikking worden gesteld van een centrum dat in het Nederlands taalgebied ligt met
uitzondering van de faciliteitengemeenten, tonen daarenboven aan dat ze de kennis van het Nederlands als
onderwijstaal beheersen op het niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. De
werknemers bewijzen de voormelde vereiste taalkennis op een van de volgende wijzen:
1° met een bekwaamheidsbewijs dat de Vlaamse Regering vastlegt voor een wervingsambt van het bestuurs- en
onderwijzend personeel en dat behaald is in de onderwijstaal;
2° met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs dat
het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
3° met een studiebewijs dat gelijkwaardig is met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend,
gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs en dat het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
4° met een getuigschrift, een certificaat of een attest dat het vereiste niveau C1 van het Gemeenschappelijk
Europees Referentiekader voor Talen aantoont.
In het vijfde lid wordt verstaan onder Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen: de Nederlandstalige vertaling van het door de Raad van Europa gepubliceerde Common European Framework of Reference for
Languages.
§ 2. Het tekort van onderwijzend personeel op de arbeidsmarkt, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, blijkt uit het feit
dat het centrumbestuur in het centrum waar ze de werknemer van een organisatie of onderneming, vermeld in
paragraaf 1, eerste lid, in dienst wil nemen voor een vacature in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend
personeel, de voormelde vacature niet kan invullen via een reguliere aanstelling van een personeelslid dat daarvoor
beschikt over een vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs.
In het eerste lid wordt verstaan onder vacature: een volledige of onvolledige betrekking die vacant is of waarvan
de afwezige titularis of zijn vervanger regulier kan worden vervangen.
Om de vacature, vermeld in het eerste lid, in te vullen, sluit het centrumbestuur van het centrum een
dienstverleningsovereenkomst met de onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. In de voormelde
dienstverleningsovereenkomst worden de afspraken over de terbeschikkingstelling van een werknemer van de
onderneming of organisatie voor een welbepaalde opdracht en de periode van de terbeschikkingstelling opgenomen.
De dienstverleningsovereenkomst regelt altijd een lesopdracht die de volgende taken omvat:
1° de planning en voorbereiding van lessen;
2° het lesgeven zelf;
3° de klaseigen leerlingenbegeleiding;
4° de evaluatie van de leerlingen;
5° het overleg en de samenwerking met directie, collega’s, en in voorkomend geval CLB, leersteuncentra en ouders.
Het centrumbestuur en de onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, sluiten een
dienstverleningsovereenkomst, vermeld in paragraaf 1, af. De voormelde dienstverleningsovereenkomst bevat de
volgende bepalingen en voorwaarden over de uitvoering van de opdracht, vermeld in het derde lid:
1° de gegevens van het centrumbestuur dat als opdrachtgever optreedt en de gegevens van de onderneming of
organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, die als opdrachtnemer optreedt;
2° de contactgegevens van de gemachtigden die de beide partijen aanwijzen;
3° de opdracht die wordt overeengekomen, de wijze van uitvoering van die opdracht en de ondersteuning waarop
de werknemer, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, recht heeft tijdens die uitvoering en die het centrum aanbiedt;
4° de voorwaarden waaraan de werknemer, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, die de onderneming of organisatie,
vermeld in paragraaf 1, eerste lid, inschakelt, moet beantwoorden, waarbij uitdrukkelijk bepaald wordt dat de
werknemer onder het gezag blijft van de onderneming of organisatie, tenzij het gaat om instructies die het
centrumbestuur aan de werknemer geeft in het kader van de uitvoering van de opdracht en die in de deelovereenkomst
worden opgenomen;
5° de financiële en sociale verplichtingen ten aanzien van de werknemer, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, die ten
laste van de onderneming of organisatie blijven;
6° de financiële tegemoetkoming die het centrumbestuur betaalt aan de onderneming of organisatie, vermeld in
paragraaf 1, eerste lid, en de modaliteiten van betaling;
7° bepalingen over de vertrouwelijkheid waartoe de onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, zich
verbindt met het oog op de uitvoering van de opdracht. In de voormelde bepalingen wordt in elk geval opgenomen
dat de werknemer van de onderneming of organisatie het ambtsgeheim in onderwijs moet naleven;
8° bepalingen over de intellectuele eigendom waarbij de onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1,
eerste lid, zich ermee akkoord verklaart dat alle auteurs- of andere intellectuele rechten op werken die in het kader van
de uitvoering van de opdracht worden gerealiseerd, overgedragen worden aan het centrumbestuur en waarbij
afspraken opgenomen kunnen worden over het eventuele interne gebruik van dit intellectuele eigendom in de
onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid;
9° bepalingen over aansprakelijkheid bij de uitvoering van de opdracht, waarbij in elk geval wordt opgenomen dat
het centrumbestuur ervoor zorgt dat de werknemer, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, tijdens de uitvoering van de
opdracht op dezelfde wijze is verzekerd als al zijn andere personeelsleden;
10° de bepalingen, vermeld in artikel 8 tot en met 10 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van
de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
11° de duurtijd van de dienstverleningsovereenkomst.
§ 3. De onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, selecteert een werknemer om de opdracht
uit te oefenen die in de dienstverleningsovereenkomst, vermeld in paragraaf 2, vierde lid, is vastgelegd. De werknemer
aan al de volgende voorwaarden voldoen:
1° de werknemer is minstens drie jaren in dienst bij de onderneming of organisatie;
2° de werknemer is van onberispelijk gedrag. Het voormelde blijkt uit een uittreksel uit het strafregister met de
finaliteit 596.2 – model bestemd voor contacten met minderjarigen, dat op het ogenblik van voorleggen niet langer dan
een maand tevoren is afgegeven;
3° de werknemer die ter beschikking wordt gesteld van een centrum dat in het Nederlands taalgebied ligt met
uitzondering van de faciliteitengemeenten, beschikt over de vereiste kennis van het Nederlandse als onderwijstaal, wat
blijkt uit het feit dat de werknemer het Nederlands beheerst op het niveau C1 van het Europees Referentiekader voor
Talen. De voormelde vereiste taalkennis blijkt uit het feit dat de werknemer minstens beschikt over een diploma dat in
het Nederlands is behaald en dat toegang geeft tot een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel
conform artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen,
de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs;
4° de werknemer beschikt over een diploma dat minstens een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs is voor het
wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel waarin hij een lesopdracht opneemt conform artikel 10 van
het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het
prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs.
De onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, stelt de werknemer, vermeld in paragraaf 1,
eerste lid, voor aan het centrumbestuur, dat controleert of de werknemer aan de voorwaarden, vermeld in het eerste
lid, voldoet en dat vervolgens beslist om de opdracht al of niet toe te kennen aan de voormelde werknemer. Het
centrumbestuur bewaart de gegevens van de voormelde werknemer, vermeld in het eerste lid, 2°, 3° en 4°, die het door
de voormelde controle verkrijgt, op de wijze en gedurende de termijnen die het centrumbestuur al hanteert voor de
gegevens van al zijn personeelsleden, conform de algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
§ 4. De individuele opdracht van de werknemer, vermeld in paragraaf 3, in het centrum wordt opgenomen in een
deelovereenkomst conform het model van deelovereenkomst dat is opgenomen in het model van dienstverleningsovereenkomst, vermeld in paragraaf 1.
In de deelovereenkomst, vermeld in het eerste lid, worden ook de specifieke afspraken opgenomen over de
aanvangsbegeleiding en de ondersteuning waarop de werknemer, vermeld in het eerste lid, een beroep kan doen in het
centrum waar hij zijn lesopdracht opneemt.
De werknemer, vermeld in het eerste lid, blijft tijdens de uitvoering van de overeengekomen opdracht altijd onder
het gezag van zijn onderneming of organisatie. Het centrumbestuur kan aan de voormelde werknemer in het kader van
de uitvoering van de concrete lesopdracht instructies geven. De bepalingen over die instructies worden opgenomen in
een bijlage bij de deelovereenkomst, vermeld in het eerste lid.
De werknemer, vermeld in het eerste lid, behoudt tijdens de uitvoering van de opdracht in het centrum het salaris
waar hij bij zijn onderneming of organisatie recht op heeft, en ook alle daarbij horende financiële en extralegale
voordelen.
De dienstverleningsovereenkomst, vermeld in paragraaf 2, vierde lid, regelt de algemene rechtsverhouding tussen
het centrumbestuur en de onderneming of organisatie voor de duur van de overeengekomen opdracht. Bij een
tegenstrijdigheid of afwijking hebben de bepalingen van de deelovereenkomst, vermeld in het eerste lid, voorrang op
de bepalingen van de dienstverleningsovereenkomst. De bepalingen van een recentere deelovereenkomst als vermeld
in het eerste lid, hebben altijd voorrang op die van een vorige deelovereenkomst.
De werknemer, vermeld in het eerste lid, is in het kader van de lesopdracht die hij in het centrum opneemt
ambtshalve stemgerechtigd lid van de klassenraad. Tussen het centrum en de onderneming of organisatie, vermeld in
paragraaf 1, worden praktische afspraken gemaakt over het functioneren van de voormelde werknemer in de
klassenraad, met inbegrip van het al dan niet aanwezig zijn van de voormelde werknemer op klassenraadsvergaderingen. De voormelde afspraken worden opgenomen in de deelovereenkomst, vermeld in het eerste lid.
In het zesde lid wordt verstaan onder klassenraad: de begeleidende klassenraad of de delibererende klassenraad.
§ 5. De Vlaamse Regering kan subsidies toekennen aan een externe organisatie of bedrijf om in het kader van het
lerarentekort tussen centrumbesturen en ondernemingen of organisaties een bemiddelende of coachende rol op te
nemen.
§ 6. De maatregelen, vermeld in dit artikel, worden geëvalueerd tijdens het schooljaar 2024-2025.
]
Art. 91.
Het pakket uren-leraar van een
centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs mag nooit rechtstreeks of
onrechtstreeks worden aangewend voor de
[organisatie van een NAFT]
[...]
.
Art. 92.
De uren-leraar binnen een centrum
voor deeltijds beroepssecundair onderwijs worden aangewend :
1° voor modulair georganiseerde opleidingen : in de vorm
van met lesuren gelijkgestelde uren, meer bepaald als "uren leren en
werken";
2° voor, in de overgangsperiode, niet modulair
georganiseerde opleidingen : in de vorm van lesuren algemene vakken, technische
vakken of praktische vakken of in de vorm van met lesuren gelijkgestelde uren,
meer bepaald als "uren leren en werken" of als
seminaries.
Onderafdeling II. -
Leertijd
Art. 93.
§ 1.
[De centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen worden gesubsidieerd op basis van de vigerende regelgeving betreffende
[...]
de subsidiëring van de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen in uitvoering van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap
[Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding]
.]
§ 2.
[...]
Onderafdeling III. -
[...]
Art. 94.
[...]
Art. 95.
[...]
[
Art. 95bis.
[...]
]
Art. 96.
[...]
Onderafdeling IV. - Nascholing
trajectbegeleiders
Art. 97.
[...]
HOOFDSTUK IV. - De component
werkplekleren
Afdeling I. - Toelating en
attestering
Art. 98.
[...]
Art. 99.
[De Vlaamse Regering bepaalt welke studiebewijzen er kunnen worden uitgereikt gedurende en na afloop van de aanloopcomponent.]
Afdeling II. - Subsidiëring
Onderafdeling I. -
[...]
Art. 100.
[...]
Onderafdeling II. -
[...]
Art. 101.
[...]
Onderafdeling III. -
Arbeidsdeelname
Art. 102.
[...]
HOOFDSTUK V. -
[...]
Art. 103. t.e.m. art. 108.
[...]
HOOFDSTUK VI. - Wijzigingsbepalingen
...
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 140.
[...]
Art. 141.
[...]
Art. 142.
De toepassing van de bepalingen van
artikel 5 van de wet
van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht kan, voor wat betreft de component
werkplekleren, slechts betrekking hebben op inbreuken die zijn gepleegd ten
vroegste vanaf de tiende dag na de publicatie van dit decreet in het Belgisch
Staatsblad.
Art. 143.
De volgende besluiten worden opgeheven
:
1° het besluit van de Vlaamse Regering van 7 november
1984 houdende vaststelling van de bijzondere erkenningsnormen inzake de
leerovereenkomsten en de leerverbintenissen voor de beroepen van
opticien-brillenmaker, tandprothesetechnicus, bandagist, orthesist, prothesist,
kleinhandelaar en groothandelaar, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse
Regering van 29 juli 1989;
2° het besluit van de Vlaamse
Regering van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds
beroepssecundair onderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering
van 7 januari 1992, 9 juni 1993, 16 mei 1995, 27 mei 1997, 9 maart 2001, 21
maart 2003, 5 maart 2004, 27 mei 2005, 13 januari 2006 en het decreet van 22
juni 2007;
3° het besluit van de Vlaamse Regering van 31
juli 1990 houdende de organisatie, de normering en de financiering van de
erkende vorming in het kader van deeltijdse leerplicht, gewijzigd bij de
besluiten van de Vlaamse Regering van 24 juli 1996, 8 juli 2005 en 16 februari
2007;
4° het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli
1990 houdende samenstelling van de commissie voor advies inzake erkenning van
vormingsprogramma's voor de vervulling van deeltijdse leerplicht, gewijzigd bij
de besluiten van de Vlaamse Regering van 8 juli 2005 en 16 februari
2007;
5° het besluit van de Vlaamse Regering van 17 april
1991 houdende uitvoering van artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering
van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds beroepssecundair
onderwijs;
6° het besluit van de Vlaamse Regering van 5
juni 1991 houdende de organisatie van het secundair zeevisserijonderwijs,
gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juli
1995;
7° het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli
1996 betreffende de leertijd, vermeld in het decreet van 7 mei 2004 tot
oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd
agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen,
gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 februari 1998, 3 mei
2002, 28 september 2007 en 7 december 2007;
8°
[...]
9° het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli
1997 houdende erkenning van vormingsprogramma's die voor de vervulling van de
deeltijdse leerplicht in aanmerking komen;
10° het besluit
van de Vlaamse Regering van 15 juli 1997 houdende erkenning van het
vormingsprogramma van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd
agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen,
opgericht bij artikel 3 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het
publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams
Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen, als vorming die voor de
vervulling van de deeltijdse leerplicht in aanmerking
komt;
11° het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni
1999 houdende de erkenning van een vormingsprogramma dat voor de vervulling van
de deeltijdse leerplicht in aanmerking komt;
12° het
besluit van de Vlaamse Regering van 22 september 2000 houdende de erkenning van
vormingsprogramma's die voor de vervulling van de deeltijdse leerplicht in
aanmerking komen;
13° het besluit van de Vlaamse Regering
van 24 september 2001 houdende de erkenning van vormingsprogramma's die voor de
vervulling van de deeltijdse leerplicht in aanmerking komen;
14° het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2005
houdende de organisatie, de normering en de financiering van deeltijdse
vormingen die voor de vervulling van de deeltijdse leerplicht in aanmerking
komen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 februari
2007;
15° het ministerieel besluit van 5 juli 1999 tot
vastlegging van de benamingen die kunnen voorkomen op de
kwalificatiegetuigschriften van het deeltijds beroepssecundair onderwijs,
gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 7 juni 2000, 2 juli 2001, 22
mei 2002, 21 mei 2003, 6 juli 2004, 18 april 2005, 20 maart 2006, 6 juli 2006,
20 februari 2007, 30 mei 2007 en 4 juli 2007;
16° het
ministerieel besluit van 28 mei 2004 tot vaststelling van de centra voor
deeltijds beroepssecundair onderwijs;
17° het ministerieel
besluit van 5 juli 2004 tot vaststelling van de modellen van studiebewijzen,
uitgereikt in het deeltijds beroepssecundair
onderwijs.
Art. 144.
Artikel 1, § 2bis, en artikel 3,
§ 5, van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, ingevoegd bij
het decreet van 22 juni 2007, treden in werking op 1 september
2008.
Art. 145.
Dit decreet treedt in werking op 1
september 2008, met uitzondering van :
1° volgende
bepalingen die in werking treden op 1 januari 2009 :
a) artikel
11, § 1, 4°;
b) artikel 17, § 1 en
2;
c) artikel 18;
d) artikel 19, § 1,
11°;
e) artikel 20, eerste lid, 3°;
f)
artikel 65;
g) artikelen 103 tot en met 108;
h)
artikelen 109, 2°, wat betreft de toevoeging van
18°;
i) artikel 125;
j) artikel 134, wat
betreft de toevoeging van § 3, 1°;
k) artikel 138, wat
betreft de invoeging van 3°;
2° volgende bepalingen die
in werking treden op 1 september 2009 :
a) artikel 10, §
1, tweede lid, 10°;
b) artikel 19, § 1,
8°;
c) artikel 44, tweede lid, wat betreft de woorden :
"én rekening houdend met het resultaat van de screening als vermeld in
artikel 62";
d) artikel 47, 3°;
e) artikel
49;
f) artikel 51, 2°;
g) artikelen 62 tot
en met 64;
h) artikel 109, 2°, wat betreft de toevoeging
van 17°;
i) artikel 110, wat betreft de woorden "(en ook,
maar uitsluitend voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs,
17°)";
j) artikel 120, 1°, wat betreft de toevoeging
van 1°.