Berekening van de globale puntenenveloppe in het secundair onderwijs

1. Voorbeschouwingen

Deze omzendbrief geldt voor het voltijds gewoon secundair onderwijs, het buitengewoon secundair onderwijs en het deeltijds beroepssecundair onderwijs. In voorkomend geval moet onder "schoolbestuur" het "centrumbestuur" en onder "school" het "centrum DBSO" worden verstaan.

Aan de globale puntenenveloppe zijn drie aspecten verbonden: de berekening, de verdeling en de aanwending. De berekeningsmodaliteiten worden hierna in detail uiteengezet. De verdeling en aanwending van de punten komen, gezien nauw aanleunend bij de problematiek van de rechtspositieregeling, in een afzonderlijke omzendbrief "Aanwending van de globale puntenenveloppe in het secundair onderwijs" aan bod.

De globale puntenenveloppe wordt toegekend aan de scholengemeenschap dan wel aan de school indien niet behorend tot een scholengemeenschap. De middelen, zijnde punten, worden evenwel steeds berekend op het niveau van de school, met op bepaalde onderdelen een surplus in het geval het scholengemeenschappen betreft.

De globale puntenenveloppe strekt ertoe enerzijds om op het niveau van de school het kader bestuurspersoneel (uitgezonderd het ambt van directeur, inherent aan elke school) en ondersteunend personeel in te vullen en anderzijds om op het niveau van de school en van de scholengemeenschap een beleid inzake taak- en functiedifferentiatie gestalte te geven.

De globale puntenenveloppe is een ontkleurde enveloppe, wat betekent dat binnen bepaalde krijtlijnen en onder bepaalde voorwaarden de aanwending vrij is.

Vanaf het schooljaar 2015-2016 wordt op het resultaat van de berekening van de globale puntenenveloppe voor elk van de hiernavolgende situaties een aanwendingspercentage van 96,57 % toegepast.

2. Situatie 1: globale puntenenveloppe toegekend aan de scholengemeenschap

De puntenenveloppe is de optelsom van de resultaten vermeld onder de punten 1° tot en met 9° hierna.

1° 120 punten worden toegekend voor elke school voor voltijds gewoon secundair onderwijs en voor elk autonoom centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs die(dat) ten minste 600 regelmatige leerlingen telt op de gebruikelijke teldatum of, vanaf het daaropvolgende schooljaar, ten minste 550 regelmatige leerlingen.

Indien deze cijfers respectievelijk 1200 en 1150, 1800 en 1750, 2400 en 2350 bedragen, dan is het aantal punten dat aan de scholengemeenschap wordt toegekend, respectievelijk 240, 360 en 480.

(Het betreft hier de normen die voorheen de betrekkingen van adjunct-directeur genereerden).

Dat aantal van 120 punten of een veelvoud blijft gedurende twee opeenvolgende schooljaren toegekend indien het minimum aantal leerlingen niet wordt bereikt.

2° 120 punten worden toegekend voor elke school voor buitengewoon secundair onderwijs die ten minste 300 regelmatige leerlingen telt op de gebruikelijke teldatum of, vanaf het daaropvolgende schooljaar, ten minste 275 regelmatige leerlingen.

(Het betreft hier de normen die voorheen de betrekking van adjunct-directeur genereerden). Dit aantal van 120 punten blijft gedurende twee opeenvolgende schooljaren toegekend indien het minimum aantal leerlingen niet wordt bereikt.

3° 120 punten worden toegekend voor elke school voor voltijds gewoon secundair onderwijs met een eerste graad, met technisch secundair onderwijs, met beroepssecundair onderwijs of met HBO-verpleegkunde en voor elk autonoom centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, indien op 1 februari van het voorafgaand schooljaar of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum op een vrije dag valt het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse uren-leraar ingericht als praktische vakken (PV) of daaraan gelijkgesteld, in die school ten minste 7 voltijdse betrekkingen bereiken van leraar, belast met het geven van PV. Vanaf het daaropvolgende schooljaar is de norm "ten minste 6 voltijdse betrekkingen leraar PV".

Indien deze cijfers respectievelijk 15 en 14, 19 en 18, 22 en 21, 29 en 28, 31 en 30, 33 en 32, 36 en 35, 43 en 41, en zo verder per schijf van 7 en 6, bedragen, dan is het aantal punten dat aan de scholengemeenschap wordt toegekend, respectievelijk 240, 360, 480, enz... (telkens een veelvoud van 120). (Het betreft hier de normen die voorheen de betrekkingen van technisch adviseur-coördinator en technisch adviseur genereerden).

Dit aantal van 120 punten of een veelvoud blijft gedurende twee opeenvolgende schooljaren toegekend indien het minimum aantal voltijdse betrekkingen niet wordt bereikt (= gedoogperiode).

Bij de toekenning van deze punten moet in het bijzonder met het volgende rekening worden gehouden:

a) komen als PV of gelijkgesteld in aanmerking: alle uren, ongeacht de onderwijsvorm en het structuuronderdeel waarin ingericht, uitgeoefend in of gelijkgesteld met een vak waarvan de benaming aanvangt met één van de volgende begrippen: praktische oefeningen, praktijk, handvaardigheid, realisatietechnieken, stage.

Dus uren PV of gelijkgesteld waarvoor een personeelslid een TBS/VP (volledige terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen) heeft, zijn uren die niet meer worden ingericht in de school en komen dus niet in aanmerking. Ook de uren PV of gelijkgesteld waarvoor het personeelslid TBS/OB (ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking) is worden niet meer ingericht in de school, net daarom zijn de titularissen "boventallig", en komen dus niet in aanmerking.

Worden ook niet in aanmerking genomen:

  • uren PV of gelijkgesteld stage algemene verpleegkunde, stage medische wetenschappen, stage psychiatrische verpleegkunde, stage sociale wetenschappen, stage verzorging, stage ziekenhuisverpleegkunde. Zowel in niet-modulair georganiseerde opleidingen waar één of meer van deze vakken op het leerprogramma voorkomen als in modulair georganiseerde opleidingen waar het leerprogramma wordt ingericht op basis van bijzondere pedagogische taken die met één of meer van deze vakken worden gelijkgesteld, vereisen desbetreffende stages een adequate stagebegeleiding vanuit de school (cfr. omzendbrief SO/2015/01 betreffende de leerlingenstages). Adequate stagebegeleiding betekent dat er een redelijk aantal uren-leraar uit het urenpakket naar opdrachten stagebegeleiding dienen te gaan. Een school moet daarom vaststellen hoeveel van de uren PV of gelijkgesteld er, gemiddeld per week over het hele jaar genomen, naar stagebegeleiding gaan. Het zijn die leraarsopdrachten, uitgedrukt in uren, die bedoeld worden bij de niet-in aanmerkingneming voor de berekening van de globale puntenenveloppe;
  • uren algemene vakken exploratie, expressie, sociale activiteit, die desgevallend met PV worden gelijkgesteld;
  • uren PV of gelijkgesteld waarvan het betrokken personeelslid zich in de administratieve toestand ATO1 bevindt;
  • uren PV of gelijkgesteld die vacant verklaard werden i.k.v. een langdurig VVP wegens medische redenen (omzendbrief PERS/2007/07) – uren met code oorsprong omkadering 23 (OOM23);
  • uren PV of gelijkgesteld die vacant verklaard werden i.k.v. CAO XI (vacantverklaring betrekkingen in sommige verlofstelsels (zie punt 2.1.1.1. en 2.1.2.1. van de omzendbrief vaste benoeming – 13CC/VB/ML)– uren met code oorsprong omkadering 27 (OOM27);
  • uren PV of gelijkgesteld waarin het betrokken personeelslid wordt aangesteld in een lerarenplatform (omzendbrief SO/2018/01) – uren met code oorsprong omkadering 25 (OOM25);
  • uren PV of gelijkgesteld waarin het betrokken personeelslid wordt aangesteld via de vervangingseenheden "niet-ingevulde vervangingen" (omzendbrief PERS/2018/02) – uren met code oorsprong omkadering 26 (OOM26).

b) de uren PV of gelijkgesteld van een niet-autonoom centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, komen in aanmerking in de school voor voltijds gewoon secundair onderwijs waar ze worden ingericht;

c) de uren aangewend voor voordrachtgevers in het deeltijds beroepssecundair onderwijs worden voor een derde als PV beschouwd;

d) de uren PV of gelijkgesteld van een school die uitsluitend de eerste graad of de eerste en de tweede graad organiseert, mogen gevoegd worden bij één school van dezelfde scholengemeenschap die geen eerste graad organiseert.

Voor omrekening naar voltijdse betrekkingen van leraar betekent dit deling door de betrokken prestatienoemer, nl.

  • 20: voor klassendirectie of klassenraad gelijkgesteld met PV, derde graad, vierde graad of HBO-verpleegkunde;
  • 21: voor klassendirectie of klassenraad gelijkgesteld met PV, tweede graad;
  • 22: voor PV (of gelijkgesteld) in de eerste graad en voor klassendirectie of klassenraad gelijkgesteld met PV, eerste graad;
  • 29: voor PV (of gelijkgesteld) in de tweede graad, derde graad, vierde graad, het HBO-verpleegkunde en het deeltijds beroepssecundair onderwijs.

Voor leraars die, in een uitdoofscenario, aangesteld zijn in TV + BP (prestatienoemer 24), moet voor toepassing van onderhavige regeling evenwel de prestatienoemer (22 dan wel 29) worden gehanteerd die overeenstemt met het niveau waarin de opdracht wordt uitgeoefend.

4° 120 punten worden toegekend voor elke school voor buitengewoon secundair onderwijs, indien op 1 februari van het voorafgaand schooljaar of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum op een vrije dag valt het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse lesuren ingericht als beroepsgerichte vorming (BGV), PV (in OV4) of daaraan gelijkgesteld, in die school ten minste 210 bedraagt.

Indien dit cijfer respectievelijk 420, 630, 840, 1050, 1260, 1470, 1680, 1890, en zo verder per schijf van 210, bedraagt, dan is het aantal punten dat aan de scholengemeenschap wordt toegekend, respectievelijk 240, 480, 600, 720, 960, 1080, 1200, 1440 (en zo telkens met 120 verder).

(Het betreft hier de normen die voorheen de betrekkingen van technisch adviseur-coördinator en technisch adviseur genereerden).

Bij de toekenning van deze punten moet in het bijzonder met het volgende rekening worden gehouden: worden, voor de toepassing van onderhavige bepalingen, evenwel niet in aanmerking genomen:

  • uren algemene vakken exploratie, expressie, sociale activiteit, die desgevallend met PV worden gelijkgesteld;
  • uren klassendirectie of klassenraad (zijnde bijkomende BuSO-uren) die desgevallend met BGV of PV worden gelijkgesteld;
  • uren BGV, PV of gelijkgesteld waarvan het betrokken personeelslid zich in de administratieve toestand ATO1 bevindt;
  • uren BGV, PV of gelijkgesteld die vacant verklaard werden i.k.v. een langdurig VVP wegens medische redenen (omzendbrief PERS/2007/07) – uren met code oorsprong omkadering 23 (OOM23);
  • uren BGV, PV of gelijkgesteld die vacant verklaard werden i.k.v. CAO XI (vacantverklaring betrekkingen in sommige verlofstelsels (zie punt 2.1.1.1. en 2.1.2.1. van de omzendbrief vaste benoeming – 13CC/VB/ML) – uren met code oorsprong omkadering 27 (OOM27);
  • uren BGV, PV of gelijkgesteld waarin het betrokken personeelslid wordt aangesteld in een lerarenplatform (omzendbrief SO/2018/01) – – uren met code oorsprong omkadering 25 (OOM25);
  • uren BGV, PV of gelijkgesteld waarin het betrokken personeelslid wordt aangesteld via de vervangingseenheden "niet-ingevulde vervangingen" (omzendbrief PERS/2018/02) – uren met code oorsprong omkadering 26 (OOM26).

Bij de berekening voor het schooljaar 2023-2024 wordt geen rekening gehouden met de lesuren beroepsgerichte vorming, praktische vakken of daaraan gelijkgesteld (lesuren ondersteuning gelijkgesteld met BGV/PV) waarin ondersteuners in het kader van het ondersteuningsmodel waren aangesteld in schooljaar 2022-2023.

5° De door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde wekelijkse uren-leraar of lesuren, ingericht als BGV, PV of daaraan gelijkgesteld, die in een school of een autonoom centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs ontoereikend zijn om 120 punten te genereren, kunnen op het niveau van de scholengemeenschap samengevoegd worden om alsnog tot 120 punten of een veelvoud daarvan te leiden.

Het blijft dus mogelijk dat door samenvoeging van "rest"uren voor een bestaande betrekking (lees: 120 punten) in een school naar keuze van de scholengemeenschap die oorspronkelijk met eigen middelen de oprichtingsnorm heeft bereikt, vervolgens de toepasbare behoudsnorm te halen OF om in een school naar keuze van de scholengemeenschap door het bereiken van de toepasbare oprichtingsnorm een nieuwe betrekking (lees: 120 punten) te genereren. De toepasbare norm hangt steeds af van het feit of in de desbetreffende school al één of meer vorige betrekkingen (lees: 120 punten of een veelvoud daarvan) op basis van onderliggende normen (vermits met schijven wordt gewerkt) zijn bereikt.

Een school voor gewoon secundair onderwijs of een autonoom centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs die(dat) punten genereert zonder dat het noodzakelijk minimum aantal voltijdse betrekkingen van leraar PV wordt bereikt (= gedoogperiode), kan evenwel geen uren inbrengen ! M.a.w. een school die de norm (uitgedrukt in uren-leraar of lesuren) om een bepaald aantal punten te blijven genereren, niet bereikt doch deze punten als voordeelmaatregel tijdens een tweejarige gedoogperiode behoudt, kan NIET tezelfdertijd deze uren-leraar of lesuren als rest-uren in de scholengemeenschap inbrengen.

Het samenvoegen van resturen gebeurt, in tegenstelling tot de berekening van de andere onderdelen van de globale puntenenveloppe, niet door AGODI doch door de scholengemeenschap zelf. Een scholengemeenschap die de resturen wil samenleggen moet dit in mei melden aan AGODI via het formulier in bijlage 1. Voor de toepassing van het mechanisme van de "rest"uren gaat de scholengemeenschap als volgt te werk:

a) de scholengemeenschap selecteert één of meer scholen waarop de normen zullen worden toegepast.

Als scholen komen in aanmerking:

  • een school voor voltijds gewoon secundair onderwijs met een eerste graad, met technisch secundair onderwijs, met beroepssecundair onderwijs of met HBO-verpleegkunde;
  • een school voor buitengewoon secundair onderwijs;
  • een autonoom centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs.

b) Betreft het een school voor gewoon secundair onderwijs (voltijds of deeltijds), dan worden de "rest"uren PV, BGV of daaraan gelijkgesteld, omgerekend naar voltijdse betrekkingen van leraar. Dit betekent deling door de betrokken prestatienoemer, nl.

  • 20: voor klassendirectie of klassenraad van het gewoon secundair onderwijs gelijkgesteld met PV, derde graad, vierde graad of HBO-verpleegkunde;
  • 21: voor klassendirectie of klassenraad van het gewoon secundair onderwijs gelijkgesteld met PV, tweede graad;
  • 22: voor PV (of gelijkgesteld) in de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs en van OV4 van het buitengewoon secundair onderwijs, en voor klassendirectie of klassenraad van het gewoon secundair onderwijs gelijkgesteld met PV, eerste graad;
  • 24: voor BGV (of gelijkgesteld) in het buitengewoon secundair onderwijs;
  • 29: voor PV (of gelijkgesteld) in de tweede graad, derde graad en vierde graad van het gewoon secundair onderwijs en van OV4 van het buitengewoon secundair onderwijs, het HBO-verpleegkunde en het deeltijds beroepssecundair onderwijs.

Voor leraars die, in een uitdoofscenario, aangesteld zijn in TV + BP (prestatienoemer 24), moet voor toepassing van onderhavige regeling evenwel de prestatienoemer (22 dan wel 29) worden gehanteerd die overeenstemt met het niveau waarin de opdracht wordt uitgeoefend.

Betreft het een school voor buitengewoon secundair onderwijs, dan worden de "rest"uren PV, BGV of daaraan gelijkgesteld, niet omgerekend naar voltijdse betrekkingen van leraar. De desbetreffende uren worden daarentegen zonder meer getotaliseerd.

c) Betreft het een school voor gewoon secundair onderwijs (voltijds of deeltijds), dan wordt door de bekomen extra betrekking(en) van leraar (punt b) nagegaan of een norm wordt bereikt die bijkomend in die school 120 punten of een veelvoud genereert. De normen zijn deze vermeld in punt 3°, meer bepaald 7, 15, 19, 22, 29, 31, 33, 36, 43, en zo verder per schijf van 7 (zijnde telkens, elk schooljaar opnieuw, de oprichtingsnormen).

Betreft het een school voor buitengewoon secundair onderwijs, dan wordt door het bekomen extra aantal uren BGV, PV of daaraan gelijkgesteld (punt b) nagegaan of een norm wordt bereikt die bijkomend in die school 120 punten of een veelvoud genereert. De normen zijn deze vermeld in punt 4°.

Aandacht: de berekeningswijze van deze extra punten door samenvoeging van "rest"uren staat volledig los van de verdeling en aanwending ervan en van het statuut van de personeelsleden in kwestie. M.a.w. een school waarop de normen worden toegepast, hoeft dus niet persé de school te zijn waarnaar de punten terugvloeien, terwijl de normen in kwestie (de normen die voorheen de betrekkingen van technisch adviseur-coördinator en technisch adviseur genereerden) niet persé in oprichting of instandhouding van diezelfde betrekkingen hoeven uit te monden.

Op de punten die gegenereerd worden door samenvoeging van rest-uren zijn alleszins NOOIT behoudsnormen en gedoogperiodes van toepassing. Op punten gegenereerd door eigen uren praktische vakken worden het volgende schooljaar wel behoudsnormen en gedoogperiodes toegepast.

6° Een aantal punten wordt toegekend dat als volgt wordt berekend (het betreft hier de punten voorheen aangeduid als organieke puntenenveloppe ondersteunend personeel):

a) de som van:

  • het aantal regelmatige leerlingen op de gebruikelijke teldatum van de tot de scholengemeenschap behorende scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs die recht hebben op extra uren-leraar gelijke onderwijskansen, vermenigvuldigd met 0,2971 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);
  • het aantal regelmatige leerlingen op de gebruikelijke teldatum van de tot de scholengemeenschap behorende scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs die geen recht hebben op extra uren-leraar gelijke onderwijskansen, vermenigvuldigd met 0,2851 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);

b) de som van:

  • het wekelijks pakket uren-leraar van het betreffende schooljaar (basispakket met inbegrip van aanwendingspercentages) van de tot de scholengemeenschap behorende scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs die recht hebben op extra uren-leraar gelijke onderwijskansen, vermenigvuldigd met 0,3025 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);
  • het wekelijks pakket uren-leraar van het betreffende schooljaar (basispakket met inbegrip van aanwendingspercentages) van de tot de scholengemeenschap behorende scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs die geen recht hebben op extra uren-leraar gelijke onderwijskansen, vermenigvuldigd met 0,2902 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);

c) de som van de volgende deelresultaten voor wat betreft tot de scholengemeenschap behorende scholen voor buitengewoon secundair onderwijs: per school worden 82 punten toegekend, vermeerderd met een aantal punten dat gebaseerd is op de vermenigvuldiging van het aantal regelmatige leerlingen op de gebruikelijke teldatum met:

  • als het totale aantal leerlingen varieert tussen 80 en 129: 1,025 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);
  • als het totale aantal leerlingen varieert tussen 130 en 159: 0,98 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);
  • als het totale aantal leerlingen varieert tussen 160 en 219: 1,025 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);
  • als het totale aantal leerlingen varieert tussen 220 en 319: 0,95 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);
  • als het totale aantal leerlingen varieert tussen 320 en 399: 0,97 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);
  • als het totale aantal leerlingen varieert tussen 400 en 449: 0,98 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);
  • als het totale aantal leerlingen varieert tussen 450 en 549: 0,96 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);
  • als het totale aantal leerlingen varieert tussen 550 en 649: 0,94 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);
  • als het totale aantal leerlingen varieert tussen 650 en 679: 0,92 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);
  • als het totale aantal leerlingen varieert tussen 680 en 699: 0,88 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);
  • als het totale aantal leerlingen varieert tussen 700 en 729: 0,87 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);
  • als het totale aantal leerlingen varieert tussen 730 en 759: 0,85 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);
  • als het totale aantal leerlingen varieert tussen 760 en 799: 0,84 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);
  • vanaf een totaal aantal leerlingen van 800: 0,83.

7° Een aantal punten wordt toegekend dat als volgt wordt berekend (het betreft hier de punten voorheen aangeduid als puntenenveloppe taak- en functiedifferentiatie):

a) de som van het aantal regelmatige leerlingen van de tot de scholengemeenschap behorende scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs op de gebruikelijke teldatum vermenigvuldigd met 0,02316074 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);

b) de som van het wekelijks pakket uren-leraar (basispakket met inbegrip van aanwendingspercentages) van de tot de scholengemeenschap behorende scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs van het betreffende schooljaar, vermenigvuldigd met 0,02364658 (afronding naar dichtstbijliggende gehele getal);

c) de som van het aantal regelmatige leerlingen van de tot de scholengemeenschap behorende scholen voor buitengewoon secundair onderwijs op de gebruikelijke teldatum, vermenigvuldigd met 0,07666553 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal).

8° Een aantal punten wordt toegekend afhankelijk van het aantal regelmatige leerlingen van alle scholen samen (voltijds en deeltijds) van de scholengemeenschap op de gebruikelijke teldatum (het betreft hier de punten voorheen aangeduid als niet-organieke of forfaitaire puntenenveloppe), namelijk:

a) tussen 900 en 3999 leerlingen: 120 punten;

b) tussen 4000 en 6499 leerlingen: 180 punten;

c) tussen 6500 en 7999 leerlingen: 240 punten;

d) tussen 8000 en 9499 leerlingen: 300 punten;

e) tussen 9500 en 10999 leerlingen: 360 punten;

f) vanaf 11000 leerlingen: 420 punten.

Het aantal van 120 punten blijft gedurende twee opeenvolgende schooljaren toegekend indien het minimum van 900 leerlingen niet meer wordt bereikt.

9° 120 punten worden toegekend voor elk niet-autonoom centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs (ter vervanging van de betrekking van coördinator die voorheen werd toegekend).

Deze punten worden niet toegekend voor een autonoom centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, vermits daaraan een betrekking van directeur (betrekking die buiten de puntenenveloppe blijft) inherent is.

3. Situatie 2: globale puntenenveloppe toegekend aan een school voor voltijds gewoon secundair onderwijs die niet tot een scholengemeenschap behoort

De puntenenveloppe is de optelsom van de resultaten vermeld onder de punten 1° tot en met 5° hierna.

1° 120, 240, 360 of 480 punten, naargelang van het geval, worden toegekend conform de bepalingen, toegespitst op één school, vermeld onder punt 2, 1°, van deze omzendbrief.

2° 120 punten of een veelvoud, naargelang van het geval, worden toegekend conform de bepalingen, toegespitst op één school, vermeld onder punt 2, 3°, van deze omzendbrief.

3° Een aantal punten wordt toegekend dat als volgt wordt berekend (het betreft hier de punten voorheen aangeduid als organieke puntenenveloppe ondersteunend personeel): de som van

a) het aantal regelmatige leerlingen van de school op de gebruikelijke teldatum vermenigvuldigd met:

  • 0,2857 voor een school die recht heeft op extra uren-leraar gelijke onderwijskansen (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);
  • 0,2741 voor een school die geen recht heeft op extra uren-leraar gelijke onderwijskansen (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);

b) het wekelijks pakket uren-leraar (basispakket met inbegrip van aanwendingspercentages) van het betreffende schooljaar, vermenigvuldigd met:

  • 0,2651 voor een school die recht heeft op extra uren-leraar gelijke onderwijskansen (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);
  • 0,2544 voor een school die geen recht heeft op extra uren-leraar gelijke onderwijskansen (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal).

4° Een aantal punten wordt toegekend dat als volgt wordt berekend (het betreft hier de punten voorheen aangeduid als puntenenveloppe taak- en functiedifferentiatie): de som van

a) het aantal regelmatige leerlingen van de school op de gebruikelijke teldatum vermenigvuldigd met 0,02316074 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal);

b) het wekelijks pakket uren-leraar (basispakket met inbegrip van aanwendingspercentages) van het betreffende schooljaar vermenigvuldigd met 0,01970700 (afronding naar het dichtstbijliggende gehele getal).

5° 120 punten worden toegekend voor elk (niet-autonoom) centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, dat verbonden is aan een school met voltijds gewoon technisch of beroepssecundair onderwijs, dewelke niet tot een scholengemeenschap behoort. (Deze situatie doet zich momenteel in de praktijk evenwel niet voor !).

4. Situatie 3: globale puntenenveloppe toegekend aan een school voor buitengewoon secundair onderwijs die niet tot een scholengemeenschap behoort

De puntenenveloppe is de optelsom van de resultaten vermeld onder de punten 1° tot en met 4° hierna.

1° 120 punten worden toegekend conform de bepalingen, toegespitst op één school, vermeld onder punt 2, 2°, van deze omzendbrief.

2° 120 punten of een veelvoud, naargelang van het geval, worden toegekend conform de bepalingen, toegespitst op één school, vermeld onder punt 2, 4°, van deze omzendbrief.

Bij de berekening voor het schooljaar 2023-2024 wordt geen rekening gehouden met de lesuren beroepsgerichte vorming, praktische vakken of daaraan gelijkgesteld (lesuren ondersteuning gelijkgesteld met BGV/PV) waarin ondersteuners in het kader van het ondersteuningsmodel waren aangesteld in schooljaar 2022-2023.

3° Een aantal punten wordt toegekend conform de bepalingen, toegespitst op één school, vermeld onder punt 2, 6°, c), van deze omzendbrief. (In afwijking hierop heeft een ziekenhuisschool recht op 82 punten).

4° Een aantal punten wordt toegekend conform de bepalingen, toegespitst op één school, vermeld onder punt 2, 7°, c), van deze omzendbrief.

5. Situatie 4: globale puntenenveloppe toegekend aan een autonoom centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs dat niet tot een scholengemeenschap behoort. (Deze situatie doet zich momenteel in de praktijk evenwel niet voor!)

De puntenenveloppe is de optelsom van de resultaten vermeld onder de punten 1° en 2° hierna.

1° 120, 240, 360 of 480 punten, naargelang van het geval, worden toegekend conform de bepalingen, toegespitst op één school, vermeld onder punt 2, 1°, van deze omzendbrief.

2° 120 punten of een veelvoud, naargelang van het geval, worden toegekend conform de bepalingen, toegespitst op één school, vermeld onder punt 2, 3°, van deze omzendbrief.

6. Principes bij herstructurering van scholen

Bij toekenning van punten conform de normen die voorheen golden voor berekening van de betrekkingen van adjunct-directeur, technisch adviseur-coördinator en technisch adviseur wordt - zoals hoger blijkt - in het gewoon secundair onderwijs en, soms, in het buitengewoon secundair onderwijs een onderscheid gemaakt tussen "oprichting", "behoud" en "gedoogperiode". In dat verband is het belangrijk dat bij herstructurering van scholen, de vroeger vigerende onderstaande principes van kracht blijven (noot: een betrekking moet thans worden gelezen als "120 punten" !):

a) bij een herstructurering die uitmondt in een gelijk of zelfs minder aantal scholen zijn de behoudsnormen (of zelfs de gedoogperiode bij het niet bereiken van deze normen) van toepassing op de bestaande betrekkingen;

b) los van een eventuele herstructurering, kan voor een bepaalde betrekking een gedoogperiode nooit langer lopen dan twee aaneensluitende schooljaren, m.a.w. voor een betrekking die zich reeds in de gedoogfase bevindt, kan na herstructurering niet opnieuw een tweejarige gedoogperiode aanvangen;

c) indien, op grond van het voorgaande, voor een bepaalde betrekking de behoudsnorm of gedoogperiode geldt, dan is dit ongeacht de school waarin deze betrekking na de herstructurering uiteindelijk wordt ingericht;

d) in onderhavige aangelegenheid wordt volledig abstractie gemaakt van de regeling inzake toekenning van instellingsnummers bij herstructurering.

7. Bijlagen