Ingevolge het KB van 4-7-1983 (wijziging aan KB 20-12-1976)
wordt de duur waarvoor de afwezigheid kan worden bekomen en de leeftijd van het
kind waarop de afwezigheid alleszins een einde neemt, verhoogd met twee jaar
(zie omzendbrief van 17-10-1983, kenmerk NO/201/CR/SH/AS/ID).
De afwezigheden van lange duur gewettigd door
familiale redenen voor de leden van het administratief personeel, het
meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksonderwijsinrichtingen die
onderworpen zijn aan het statuut van 29 augustus 1966, worden geregeld bij
koninklijk besluit van 20 december 1976 (B.S. 20-4-1977), aangevuld bij
koninklijk besluit van 15 december 1978 (B.S. 17-2-1979).
Ingevolge de bepalingen van titel V (Gelijke
behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, de
toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten
aanzien van de toegang tot een zelfstandig beroep) van de wet van 4 augustus
1978 tot economische heroriëntering, werd voorgaand artikel 1, eerste lid,
gewijzigd (K.B. 10-2-1981, B.S. 28-3-1981, uitwerking 1-4-1981).
Op grond van deze laatste tekst kunnen voortaan zowel
de vrouwelijke als de mannelijke personeelsleden de machtiging bekomen afwezig
te zijn om zich aan hun eigen kinderen te wijden of aan een kind dat zij hebben
opgenomen na een adoptieakte of een overeenkomst van pleegvoogdij te hebben
ondertekend.
In verband met de hier bedoelde afwezigheden vestig ik
nog de aandacht op het volgende :
1. Voor zover dit met het belang van de
onderwijsinrichting kan worden overeengebracht, kan een vastbenoemd
personeelslid, onder de sub 2 en 3 hierna gestelde voorwaarden, de toepassing
van het koninklijk besluit van 20 december 1976, zoals het gewijzigd werd,
aanvragen voor het verzorgen van de opvoeding van ieder van de eigen kinderen
en van de geadopteerde kinderen.
Het zou inderdaad onbillijk zijn indien deze
sociale maatregel slechts voor één kind zou worden
toegekend.
Hij werd immers getroffen ten voordele van het kind
zodat het met de ratio legis van het koninklijk besluit overeenstemt dat een
personeelslid tijdens zijn loopbaan meermaals van de geboden mogelijkheid kan
gebruik maken.
2. De afwezigheid van lange duur gewettigd door
familiale redenen kan slechts worden toegestaan aan het vastbenoemd
personeelslid dat in dienstactiviteit is.
Een personeelslid dat ter beschikking gesteld is, zal
op deze mogelijkheid geen beroep kunnen doen, zolang het niet werd opgeroepen
voor het vervullen van een ambt.
3. Voor hetzelfde kind moet
de afwezigheid een doorlopende periode omvatten, d.i. zonder tussenliggende
perioden van diensthernemingen.
4. De machtiging om afwezig te zijn kan worden
verleend zodra een kind werd opgenomen ingevolge de ondertekening van een
adoptieakte of een overeenkomst van pleegvoogdij; het is niet nodig dat de
procedure die leidt tot de adoptie of de pleegvoogdij daadwerkelijk voltooid
is.