Vooraleer u deze omzendbrief doorneemt, kan het nuttig zijn om na te gaan of dit verlofstelsel op uw situatie van toepassing is. Wil u daarover duidelijkheid, dan kan u via de online toepassing nagaan welk verlofstelsel opgenomen kan worden naargelang uw situatie.
1.
Waarover gaat deze omzendbrief?
Deze omzendbrief gaat over de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof. Samen met de loopbaanonderbreking voor medische bijstand, de loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen en de loopbaanonderbreking voor mantelzorg is het een specifiek stelsel van loopbaanonderbreking.
(…)
2.
Wie kan een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof nemen?
Volgende personeelscategorieën hebben recht op loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof:
2.1.
Statutaire personeelsleden
1° de personeelsleden, vermeld in artikel 2, §1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
2° de personeelsleden, vermeld in artikel 4, §1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
3° de leden van de inspectie, vermeld in artikel 61 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;
4° de personeelsleden, vermeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken;
5° de personeelsleden, vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie.
2.2.
Contractuele personeelsleden
Contractuele personeelsleden uit het onderwijs kunnen eveneens een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof nemen op basis van het KB van 12 augustus 1991 en het BVR van 9 september 2011. Deze omzendbrief is op hen van toepassing.
Contractuele personeelsleden die met eigen werkingsmiddelen zijn aangesteld in het vrij gesubsidieerd onderwijs vallen niet onder het toepassingsgebied.
3.
Wat is het?
De personeelsleden hebben het recht om hun beroepsloopbaan volledig of gedeeltelijk te onderbreken om een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof op te nemen. Voor elk kind hebben ze recht op ouderschapsverlof.
Wanneer op dezelfde datum meer dan één kind wordt geboren of wanneer op dezelfde datum meer dan één kind in het gezin wordt opgenomen, heeft het personeelslid voor ieder kind afzonderlijk recht op ouderschapsverlof.
Het ouderschapsverlof is niet voorbehouden aan één van beide ouders. Wanneer beide ouders tewerkgesteld zijn in het onderwijs of bij de overheid, kunnen ze beide, al dan niet gelijktijdig, aanspraak maken op ouderschapsverlof.
4.
Recht of gunst?
De volledige loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, de halftijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof en de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof met een vijfde zijn een recht. Het bevoegd bestuur kan het ouderschapsverlof niet weigeren.
De opname van een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof met een tiende (zie 5.2.4.) is een gunst. De werkgever moet akkoord gaan met deze opnamevorm. Als de werkgever weigert, deelt de werkgever die gemotiveerde beslissing schriftelijk mee aan het personeelslid.
De flexibele opname van het voltijds ouderschapsverlof per week en van het halftijds ouderschapsverlof per maand (zie 5.1.2.1.) is een gunst. De werkgever moet voor deze aanvragen eveneens zijn akkoord geven. Als de werkgever weigert, deelt de werkgever die gemotiveerde beslissing schriftelijk mee aan het personeelslid.
5.
Hoe kan de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof worden opgenomen?
5.1.
Manier van opname
5.1.1.
Regeling van toepassing tot en met 31 augustus 2020
Het ouderschapsverlof in het kader van de loopbaanonderbreking kan worden genomen:
- ofwel als een voltijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof gedurende een aaneengesloten periode van maximum 4 maanden;
- ofwel als een halftijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof gedurende een aaneengesloten periode van maximum 8 maanden;
- ofwel als een loopbaanonderbreking met een vijfde voor ouderschapsverlof gedurende een aaneengesloten periode van maximum 20 maanden. In dit geval moet het personeelslid een ambt met volledige prestaties uitoefenen.
Over het principe van aaneengesloten periode: zie punt 5.3.
Personeelsleden die vóór 1 september 2020 een loopbaanonderbreking hebben opgenomen, blijven voor de opname van ouderschapsverlof voor datzelfde kind ressorteren onder de regelgeving die van kracht is tot 1 september 2020.
Dat betekent het volgende:
- Personeelsleden die voor 1 september 2012 al loopbaanonderbreking voor ouderschapverlof opnamen en op basis van artikel 23, §2 of §2/1 van het besluit loopbaanonderbreking nog een bijkomende periode van ouderschapsverlof kunnen opnemen, doen dat op basis van de regeling van toepassing op 31 augustus 2020;
- Personeelsleden die op 31 augustus 2020 een loopbaanonderbreking voor ouderschapverlof opnemen die verder doorloopt na die datum, blijven vallen onder de regeling die van toepassing was op 31 augustus 2020;
- Personeelsleden die hun ouderschapsverlof in het verleden niet volledig uitgeput hebben (van wie de aangevraagde periode korter was dan het totale recht op ouderschapsverlof), kunnen nu geen aanspraak maken op een bijkomende periode.
Er is één uitzondering voor personeelsleden die hun lopende ouderschapsverlof hebben omgezet naar of onderbroken voor opname van corona-ouderschapsverlof. Zij kunnen de opgespaarde/omgezette periode van ouderschapsverlof voor datzelfde kind opnemen op een later tijdstip, ook als de resterende duur daarvan niet voldoet aan de minimale duur van het verlof.
5.1.2.
Regeling van toepassing vanaf 1 september 2020
5.1.2.1.
Opname in schijven
Vanaf 1 september 2020 hebben personeelsleden één van de volgende opties voor de opname van hun ouderschapsverlof:
1°de beroepsloopbaan volledig onderbreken in periodes van een maand of een veelvoud daarvan, met een maximumduur van vier maanden;
2°de beroepsloopbaan halftijds onderbreken in periodes van twee maanden of een veelvoud daarvan, met een maximumduur van acht maanden;
3°de beroepsloopbaan met een vijfde onderbreken, in periodes van vijf maanden of een veelvoud daarvan, met een maximumduur van twintig maanden;
4°de beroepsloopbaan met een tiende onderbreken, in periodes van tien maanden of een veelvoud daarvan, met een maximumduur van veertig maanden, na akkoord van de werkgever. Als de werkgever weigert, deelt de werkgever die gemotiveerde beslissing schriftelijk mee aan het personeelslid.
De personeelsleden hebben de mogelijkheid om bij het opnemen van hun ouderschapsverlof gebruik te maken van de verschillende opnamevormen. Bij een wijziging van opnamevorm wordt rekening gehouden met het principe dat één maand volledige loopbaanonderbreking overeenstemt met twee maanden halftijdse loopbaanonderbreking of met vijf maanden loopbaanonderbreking met een vijfde of met tien maanden loopbaanonderbreking met een tiende.
Daarnaast wordt ook de flexibele opname van het ouderschapsverlof ingevoerd:
- Bij een volledige loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof kan de periode van vier maanden, na akkoord van de werkgever, volledig of gedeeltelijk worden opgesplitst in periodes van een week of een veelvoud daarvan. De werkgever kan die opnamevorm weigeren. De werkgever deelt die gemotiveerde beslissing schriftelijk mee aan het personeelslid. Als in geval van een gedeeltelijke opsplitsing in weken, het resterende gedeelte minder dan vier weken bedraagt, heeft het personeelslid het recht om dat saldo zonder akkoord van de werkgever op te nemen. Opgelet: bij een voltijds ouderschapsverlof voor 1 week heeft men geen recht op reglementaire vervanging. In dat geval kan in het basisonderwijs eventueel gebruik gemaakt worden van eenheden VKA (vervanging korte afwezigheden) of kan een personeelslid uit het lerarenplatform ingezet worden. In dat laatste geval wordt deze vervanging niet meegeteld in de berekening van het inzetbaarheidspercentage.
- Bij een halftijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof kan de periode van acht maanden, na akkoord van de werkgever, volledig of gedeeltelijk worden opgesplitst in periodes van een maand of een veelvoud daarvan. De werkgever kan die opnamevorm weigeren. De werkgever deelt die gemotiveerde beslissing schriftelijk mee aan het personeelslid. Als in geval van een gedeeltelijke opsplitsing in maanden, het resterende gedeelte een maand bedraagt, heeft het personeelslid het recht om dat saldo zonder akkoord van de werkgever op te nemen.
Bij de flexibele opname van het ouderschapsverlof gelden volgende principes:
- Bij een opsplitsing in weken moet rekening worden gehouden met het principe dat 4 maanden volledige schorsing gelijk is aan 16 weken volledige schorsing.
- Bij een wijziging van opnamevorm na een gedeeltelijke opsplitsing in weken, moet rekening worden gehouden met het principe dat 4 weken onderbreking gelijk is aan 1 maand volledige schorsing.
Schematisch overzicht:
Volume van de loopbaanonderbreking | Maximale duur | Schijven | Recht / gunst |
Volledig | 4 maanden | 1 maand of veelvoud | Recht |
Volledig | 4 maanden | 1 week of veelvoud | Gunst |
Opname restant van minder dan vier weken | Recht |
Halftijds | 8 maanden | 2 maanden of veelvoud | Recht |
Halftijds | 8 maanden | 1 maand of veelvoud | Gunst |
Opname restant van één maand | recht |
1/5de | 20 maanden | 5 maanden of veelvoud | Recht |
1/10de | 40 maanden | 10 maanden of veelvoud | Gunst |
Let op: bij elke nieuwe opname moet een nieuwe aanvraag ingediend worden bij de RVA. Daarbij moet telkens voldaan zijn aan alle voorwaarden voor de opname van het verlof, zoals de leeftijdsvoorwaarde van het kind.
Voorbeelden van de mogelijkheden van opname
Voorbeeld 1
Een personeelslid neemt twee maanden voltijds ouderschapsverlof in de maanden september en oktober 2020. Vervolgens neemt het personeelslid, na goedkeuring van het bevoegd bestuur, in december 1 week voltijds ouderschapsverlof. Vervolgens neemt het personeelslid twee maanden halftijds ouderschapsverlof van 4 januari tot en met 3 maart 2021. Omgezet naar voltijds ouderschapsverlof heeft het personeelslid nu in totaal 3 maanden en 1 week opgenomen. Hij heeft recht op vier maanden voltijds ouderschapsverlof. Hij heeft het recht om het restant van drie weken voltijds ouderschapsverlof nog op te nemen op een later tijdstip.
Voorbeeld 2
Een personeelslid neemt tien maanden ouderschapsverlof met een vijfde van september 2020 tot en met juni 2021. Vervolgens neemt het van september 2021 tot en met juni 2022 opnieuw ouderschapsverlof met een vijfde.
Voorbeeld 3
Een personeelslid neemt, na goedkeuring van het bevoegd bestuur, gedurende vier schooljaren tien maanden ouderschapsverlof met een tiende.
Voorbeeld 4
Een personeelslid neemt drie maanden voltijds ouderschapsverlof van september tot en met november. Vervolgens neem het in de maand februari, na goedkeuring van het bevoegd bestuur, een maand halftijds ouderschapsverlof. Het personeelslid heeft nu het recht om het restant van 1 maand halftijds ouderschapsverlof op een later tijdstip op te nemen.
5.1.2.2.
Vakantieperiodes tussen twee periodes van loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof
Als een periode van loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof eindigt binnen een periode van 7 kalenderdagen voor de herfst-, kerst-, krokus- of paasvakantie, of eindigt gedurende de herfst-, kerst-, krokus- of paasvakantie, en het personeelslid neemt een nieuwe periode van loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof gedurende diezelfde vakantie of binnen een periode van 7 kalenderdagen na diezelfde vakantie of sluitingsperiode, dan wordt de tussenliggende vakantieperiode of een deel ervan, beschouwd als een afwezigheid voor verminderde prestaties.
Voor de centra voor leerlingenbegeleiding moet de zinsnede ‘herfst-, kerst-, krokus- of paasvakantie’ gelezen worden als ‘sluitingsperiode met uitzondering voor de verplichte sluitingsperiode van 15 juli tot en met 15 augustus’.
In dat geval worden de dagen die omgezet worden naar een afwezigheid voor verminderde prestaties niet meegerekend om de duur te bepalen van de periode van afwezigheid voor verminderde prestaties waarop het personeelslid nog recht heeft.
De dagen die omgezet worden naar een afwezigheid voor verminderde prestaties komen wel in aanmerking voor de berekening van de geldelijke anciënniteit.
De omgezette dagen worden ook mee in aanmerking genomen voor de evenredige vermindering van de bezoldiging in de zomervakantie (zie punt 11 van de omzendbrief Afwezigheid voor verminderde prestaties).
Voorbeeld 1:
Een personeelslid is voltijds aangesteld en neemt een maand voltijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof tot en met 12 februari 2021. Van 15 tot 21 februari is het krokusvakantie. Het personeelslid neemt opnieuw een maand voltijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapverlof vanaf 22 februari 2021.
Het personeelslid krijgt salaris voor de periode van 13 februari tot en met 14 februari.
De tussenliggende krokusvakantie van 15 februari 2021 tot en met 21 februari 2021 wordt omgezet naar een afwezigheid voor verminderde prestatie.
Voorbeeld 2:
Een personeelslid is voltijds aangesteld en neemt een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof met een vijfde van 1 november 2021 tot en met 31 maart 2021. Van 5 tot en met 18 april is het paasvakantie. Het personeelslid neemt vervolgens een maand voltijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof vanaf 19 april 2021.
Het personeelslid krijgt salaris voor de periode van 1 april tot en met 4 april 2021.
Voor de tussenliggende paasvakantie van 5 april 2021 tot en met 18 april 2021geldt het volgende:
-1/5de van de opdracht van het personeelslid wordt omgezet naar een afwezigheid voor verminderde prestaties;
-Voor de overige 4/5de krijgt het personeelslid zijn salaris.
Het is natuurlijk ook altijd mogelijk om de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof te laten doorlopen in de tussenliggende vakantieperiode of een deel ervan, waardoor de uitkering van de RVA gegarandeerd blijft. Uiteraard kan dat enkel binnen de voorwaarden van opname van de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof.
5.1.3.
Opname van opgespaarde periodes ouderschapsverlof omwille van corona-ouderschapsverlof
Personeelsleden die in de periode van 1 mei 2020 tot en met 30 september 2020 een gewone periode van ouderschapsverlof hebben omgezet naar corona-ouderschapsverlof of gedurende die periode van een gewoon ouderschapsverlof zijn overgestapt naar corona-ouderschapsverlof voor een ander volume, hebben een periode van gewoon ouderschapsverlof opgespaard. Deze rubriek gaat over de opname van de opgespaarde periode.
Uitgangspunten
- Hoewel het tot en met 31 augustus 2020 verplicht was het ouderschapsverlof als een aaneensluitende periode op te nemen, geldt dat niet voor de opgespaarde periodes die het gevolg zijn van de opname van corona-ouderschapsverlof. De omgezette maanden van de loopbaanonderbreking kunnen later worden opgenomen. Ze moeten niet aansluiten op de lopende loopbaanonderbreking of op het corona-ouderschapsverlof.
- Het volume van de loopbaanonderbreking kan vrij gekozen worden. Het personeelslid is dus niet verplicht om hetzelfde volume aan te vragen als het volume van de oorspronkelijke aanvraag.
- Het vrijgekomen saldo moet in een aaneengesloten periode aangevraagd worden, behalve wanneer dit opgesplitst kan worden in de duur van een gewone schijf.
- De opgespaarde periode mag kleiner zijn dan de minimumduur van een gewone schijf ouderschapsverlof (zie 5.1.2.1).
- Het is niet mogelijk om de opgespaarde periode op te nemen voor een kortere duur dan de opgespaarde periode als die opgespaarde duur kleiner is dan de minimale duur van een schijf.
- Alle andere voorwaarden van het ouderschapsverlof moeten gerespecteerd worden, bv. de leeftijdsgrens, het aantal prestaties…
Voorbeelden
Voorbeeld 1
Een personeelslid heeft sinds 1 mei 2020 tot 30 september 2020 corona-ouderschapsverlof 1/5de opgenomen vanuit een omzetting van het gewone ouderschapsverlof 1/5de. Het spaarde in totaal 5 maanden ouderschapsverlof 1/5de uit. Het wil deze periode opnemen van 1 mei 2021 tot en met 30 juni 2021 en van 1 september 2021 tot en met 30 november 2021.
-Opname vanaf 1 mei 2021 is mogelijk, want de opgespaarde periode moest niet aansluitend op het corona-ouderschapsverlof genomen worden.
-Het personeelslid mag de periode van vijf maanden 1/5de niet opsplitsen in 2 periodes, want de minimumduur van de schijf is vijf maanden. Het personeelslid moet deze vijf maanden bijgevolg als een aaneensluitende periode opnemen, bijvoorbeeld van 1 mei 2021 tot en met 30 september 2021.
Voorbeeld 2
Een personeelslid heeft een vrijgekomen saldo van drie maanden een vijfde ouderschapsverlof omdat hij van 1 juni 2020 tot 31 augustus 2020 een corona-ouderschapsverlof met een vijfde nam.
Deze drie maanden kunnen niet opgesplitst worden in kortere periodes. Vraagt het personeelslid een periode van twee maanden een vijfde, dan zal de aanvraag geweigerd worden. Een aanvraag voor drie maanden een vijfde is wel mogelijk, ook al is dat korter dan de minimumduur van een gewone schijf.
Voorbeeld 3
Een personeelslid heeft een vrijgekomen saldo van 2,5 maand halftijds ouderschapsverlof. Deze periode moet in één periode worden opgenomen.
Voorbeeld 4
Een personeelslid heeft een vrijgekomen saldo van exact vier maanden halftijds ouderschapsverlof door corona-ouderschapsverlof te nemen van 1 mei tot 31 augustus. Dit personeelslid kan het vrijgekomen saldo opsplitsen in 2 X 2 maanden halftijds ouderschapsverlof of een flexibilisering in maanden.
Voorbeeld 5
Een personeelslid startte op 1 september 2019 met een gewone loopbaanonderbreking 1/5de tot en met 30 april 2021. De eerste 15 maanden werden toegekend met een RVA-uitkering, de laatste 5 maanden zonder RVA-uitkering. Het personeelslid nam van 1 mei 2020 tot en met 30 september 2020 corona-ouderschapsverlof.
Het personeelslid wil de lopende periode van 1/5de ouderschapsverlof tot en met 30 april 2021 vervroegd stopzetten op 31 januari 2021 met akkoord van het bevoegd bestuur. Het wil vervolgens een nieuwe aanvraag doen voor de resterende vijf maanden, nl. de opgespaarde vijf maanden corona-ouderschapsverlof.
Wat de betaling van de uitkeringen betreft, blijft de periode van 1 december 2020 tot en met 30 april 2021 toegekend zonder uitkeringen. Het opgespaarde saldo dat later wordt gevraagd, wordt toegekend met uitkeringen. Het is mogelijk de lopende periode van 1 september 2019 tot en met 30 april2021 vervroegd stop te zetten op 31 januari 2021. Het personeelslid verliest in dat geval het saldo van drie maanden (de opnamemodaliteiten van voor 1 september 2020 blijven van toepassing op lopende dossiers). Er kan een nieuwe aanvraag gebeuren voor de opname van de uitgespaarde periode van 1 februari 2020 tot en met 30 juni 2020.
Voorbeeld 6
Een personeelslid nam in mei en juni 2020 een halftijds corona-ouderschapsverlof op en deed dat vanuit een omzetting van het gewone halftijdse ouderschapsverlof dat liep tot 30 juni 2020. Uit deze omzetting ontstaat er een rest van twee maanden halftijds gewoon ouderschapsverlof.
Het personeelslid neemt vervolgens met ingang van 1 september 2020 twee schijven gewone ouderschapsverlof 1/5de. Voor het schooljaar 2020-2021 wordt een gewone loopbaanonderbreking ouderschapsverlof 1/5de opgenomen. Vanaf 1 september 2020 tot 30 september 2020 neemt het personeelslid de volledige maand corona-ouderschapsverlof als opschorting. Uit deze opschorting ontstaat opnieuw een tweede periode met uitgesteld recht voor 1 maand gewoon ouderschapsverlof 1/5de.
Het personeelslid heeft nu 2 afzonderlijke perioden gewoon ouderschapsverlof met uitgesteld recht aangemaakt.Er werd een periode van halftijds ouderschapsverlof omgezet van 1 mei tot 30 juni en een periode van 1/5 ouderschapsverlof voor de maand september. Deze tweede periode moet betrekking hebben op een ander kind, aangezien de eerste omzetting voortvloeide uit een dossier van voor 1/9/2020 waarvoor aaneensluitende opname verplicht was.
Het vrijgekomen saldo moet aangevraagd worden door twee aparte aanvragen. De aanvraag moet gebeuren aan de hand van twee aparte formulieren omdat het een krediet betreft voor twee verschillende kinderen. Bijvoorbeeld 6 maanden 1/5 ouderschapsverlof d.m.v. een aanvraag van 5 maanden (omzetting van 2 maanden ½ OV) en een aanvraag van 1 maand 1/5 ouderschapsverlof.
5.2.
Bepaling van het volume
5.2.1.
Voltijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof
Voor een voltijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof gelden geen voorwaarden meer met betrekking tot het volume van de prestaties. Het is dus niet nodig dat men minstens een halftijdse opdracht moet hebben om recht te hebben op ouderschapsverlof.
Voorbeeld:
Een personeelslid heeft een aanstelling van 8/20 in het secundair onderwijs. Het kan een volledige loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof nemen voor 8/20.
Opgelet: er gelden geen voorwaarden met betrekking tot het volume van de prestaties in de onderwijsreglementering. De RVA heeft echter wel regels met betrekking tot de cumulatie met een onderbrekingsuitkering (zie punt 13). Die bepalen onder meer dat wanneer iemand een bijkomende activiteit als loontrekkende uitoefent naast zijn loopbaanonderbreking, de tewerkstellingsbreuk van de activiteit in loondienst niet groter mag zijn dan die van de betrekking waarvan de uitvoering geschorst wordt of waarin de arbeidsprestaties verminderd worden.
Voorbeeld:
Een personeelslid heeft een aanstelling van 8/20 in het deeltijds kunstonderwijs en is daarnaast halftijds tewerkgesteld bij de gemeente. Het kan geen volledige loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof nemen voor 8/20, omdat de bijkomende activiteit als loontrekkende groter is dan de prestaties waarvoor het personeelslid loopbaanonderbreking wenst te nemen.
5.2.2.
Halftijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof
Wie een halftijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof neemt, moet één of meer betrekkingen blijven uitoefenen die samen de helft van het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een ambt met volledige prestaties. De nog te verrichten prestaties moeten altijd worden afgerond naar de hogere eenheid, naar gelang van het geval, tot een volledige lestijd of tot een volledig uur.
Voorbeeld
Een personeelslid is 14/20 vastbenoemd en 4/20 tijdelijk. Het kan een halftijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof nemen. Daarbij zijn verschillende mogelijkheden:
- Het kan een halftijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof nemen voor 8/20 vastbenoemde uren en het blijft 6/20 van de vastbenoemde uren en 4/20 van de tijdelijke uren presteren.
- Het kan een halftijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof nemen voor 4/20 vastbenoemde uren en voor 4/20 tijdelijke uren en het blijft 10/20 van de vastbenoemde uren presteren.
- …
5.2.3.
Loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof met een vijfde
Wie een loopbaanonderbreking met een vijfde voor ouderschapsverlof neemt, moet
1° aangesteld zijn in een ambt met volledige prestaties;
2° een of meer betrekkingen blijven uitoefenen die samen vier vijfde van het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een ambt met volledige prestaties. De nog te verrichten prestaties moeten altijd worden afgerond naar de hogere eenheid, naar gelang van het geval, tot een volledige lestijd of tot een volledig uur.
Voorbeeld 1
Een personeelslid is 14/20 vastbenoemd en 4/20 tijdelijk. Het kan geen loopbaanonderbreking met een vijfde voor ouderschapsverlof nemen, omdat het personeelslid geen ambt met volledige prestaties uitoefent.
Voorbeeld 2
Een personeelslid is 10/20 vastbenoemd en 10/20 tijdelijk. Het kan een loopbaanonderbreking met een vijfde voor ouderschapsverlof nemen. Daarbij zijn verschillende mogelijkheden:
Het personeelslid neemt voor 4/20 van de vastbenoemde uren loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof en blijft 6/20 van de vastbenoemde uren en 10/20 van de tijdelijke uren presteren.
Het personeelslid neemt voor 2/20 van de vastbenoemde uren en voor 2/20 van de tijdelijke uren loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof en blijft 8/20 van de tijdelijke uren en 8/20 van de vastbenoemde uren presteren.
…
5.2.4.
Loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof met een tiende
Wie een gedeeltelijke loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof met een tiende neemt, moet:
1° aangesteld zijn in een ambt met volledige prestaties;
2° een of meer betrekkingen blijven uitoefenen die samen negen tiende van het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een ambt met volledige prestaties. De nog te verrichten prestaties moeten altijd worden afgerond naar de hogere eenheid, naargelang van het geval, tot een volledige lestijd of tot een volledig uur.
Voorbeeld 1
Een personeelslid is 16/22 vastbenoemd en 4/22 tijdelijk. Het kan geen loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof met een tiende nemen, omdat het personeelslid geen ambt met volledige prestaties uitoefent.
Voorbeeld 2
Een personeelslid is 12/24 vastbenoemd en 12/24 tijdelijk. Het kan een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof met een tiende nemen. Daarbij zijn verschillende mogelijkheden:
- Het personeelslid neemt voor 2/24 van de vastbenoemde uren loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof en blijft 10/24 van de vastbenoemde uren en 12/24 van de tijdelijke uren presteren.
- Het personeelslid neemt voor 2/24 van de tijdelijke uren loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof en blijft 10/24 van de tijdelijke uren en 12/24 van de vastbenoemde uren presteren.
- Het personeelslid neemt voor 1/24 van de tijdelijke uren en 1/24 van de vastbenoemde uren loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof en blijft 11/24 van de tijdelijke uren en 11/24 van de vastbenoemde uren presteren.
5.2.5.
Bijzonderheden met betrekking tot de prestaties bij loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof
5.2.5.1.
Het personeelslid is ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking
Het aantal prestatie-eenheden waarvoor het personeelslid op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage, ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, kan zowel in aanmerking worden genomen als prestatie-eenheden waarop het verlof voor verminderde prestaties genomen kan worden, als als prestatie-eenheden die het personeelslid nog moet blijven uitoefenen.
Als het personeelslid ter beschikking gesteld is wegens gedeeltelijke ontstentenis van betrekking op het ogenblik dat het de arbeidsprestaties vermindert, worden eerst de prestatie-eenheden in aanmerking genomen waarvoor het personeelslid ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, en vervolgens de prestatie-eenheden waarvoor het wel gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is in een niet-organieke betrekking. De opname van een loopbaanonderbreking doet op geen enkele manier afbreuk aan de reaffectatieverplichtingen van het schoolbestuur/de scholengemeenschap.
Voorbeeld 1:
Een personeelslid heeft een vastbenoemde opdracht van 16/22 en wordt ter beschikking gesteld voor 16/22. Het kan een volledige loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof nemen voor 16/22 in de uren waarin het ter beschikking is gesteld.
Voorbeeld 2:
Een personeelslid heeft een vastbenoemde opdracht van 24/24. Het personeelslid is ter beschikking gesteld voor 6/24 en blijft nog 18/24 presteren.
Het kan een halftijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof nemen voor 12/24 en waarvan 6/24 in de uren waarin het ter beschikking is gesteld en 6/24 in de overige uren. Het personeelslid blijft 12/24 presteren.
Voorbeeld 3:
Een personeelslid heeft een vastbenoemde opdracht 21/21. Het personeelslid is ter beschikking gesteld voor 10/21 en blijft nog 11/21 presteren.
Het kan een halftijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof nemen voor 10/21 in de uren waarin het ter beschikking is gesteld en het blijft 11/21 presteren.
- Het personeelslid presteert in een hogeschool
Bij de opname van een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof wordt eveneens rekening gehouden met de prestaties in instellingen voor hoger onderwijs.
Concreet betekent dat dat de prestaties geleverd in hogescholen mee in aanmerking genomen worden voor het vaststellen van:
- de prestaties die het personeelslid moet blijven uitoefenen in geval van een halftijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof of loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof met een vijfde of loopbaanonderbreking met een tiende;
- het opdrachtvolume waarvoor het personeelslid de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof neemt.
Voorbeeld 1
Een personeelslid oefent een opdracht uit van 10/20 in het secundair onderwijs + 50% in een hogeschool.
Mogelijkheden voor ouderschapsverlof :
- Voltijds ouderschapsverlof is mogelijk: alle uren vallen weg.
- Halftijds ouderschapsverlof is mogelijk: verschillende combinaties zijn mogelijk, zolang het personeelslid exact de helft van een fulltime opdracht blijft presteren, bv. :
10/20 (sec. ond.) LBOOV en 50 % (hogescholen) presteren;
50% (hogescholen) LBOOV en 10/20 (sec. ond.) presteren;
5/20 (sec. ond.) + 25% (hogescholen LBOOV en 5/20 (sec. ond.) + 25% (hogescholen) presteren;
3/20 (sec. ond.) + 35% (hogescholen) HLBO en 7/20 (sec. ond.) + 15% (hogescholen) presteren;
enz. ...
-4/5de ouderschapsverlof is mogelijk: verschillende combinaties zijn mogelijk, zolang het personeelslid exact vier vijfde van een fulltime opdracht blijft presteren, bv.:
4/20 (sec. ond.) LBOOV en 6/20 (sec.ond.) + 50% (hogeschool) blijven presteren;
20% (hogeschool) LBOOV en 10/20 (sec. ond.) + 30% (hogeschool) blijven presteren;
enz.
Voorbeeld 2
Een personeelslid oefent een opdracht uit van 6/20 in het secundair onderwijs + 50% in de hogeschool.
- Voltijds ouderschapsverlof is mogelijk: alle uren vallen weg.
- Halftijds ouderschapsverlof is mogelijk: verschillende combinaties zijn mogelijk, zolang het personeelslid exact de helft van een fulltime opdracht blijft presteren, bv. :
6/20 (sec. ond.) LBOOV en 50% (hogeschool) presteren;
30% (hogeschool) LBOOV en 20% (hogeschool) + 6/20 (sec. ond.) presteren;
10% (hogeschool) + 4/20 (sec. ond.) LBOOV en 40% (hogeschool) + 2/20 (sec. ond.) presteren;
enz. ...
- 4/5de ouderschapsverlof is niet mogelijk, aangezien het personeelslid geen fulltime betrekking uitoefent.
5.2.5.2.
Het personeelslid oefent elders prestaties uit die gelijkgesteld worden met prestaties in onderwijs
Voor het bepalen van de wekelijkse prestaties die moeten verricht worden bij een halftijds ouderschapsverlof of een ouderschapsverlof met vier vijfde, worden eveneens in aanmerking genomen:
1° de prestaties, verstrekt door personeelsleden met verlof wegens bijzondere opdracht of verlof wegens opdracht als vermeld in artikel 51quater, § 2 en § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, artikel 77quater, § 2 en § 3 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en van hoofdstuk 12, afdeling 2, van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie;
2° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof wegens vakbondsopdracht, vermeld in artikel 17 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en artikel 77 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
3° de prestaties, verstrekt in het kader van de begeleiding en ondersteuning van de scholen en de centra voor leerlingenbegeleiding bij de implementatie van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen I, vermeld in artikel VI.21 van dit decreet;
4° de prestaties, verstrekt ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de gemeenschappen of de gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1991 betreffende het verlof dat aan de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de gemeenschappen of de gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen;
5° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 21 november 1980 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning gestelde personeelsleden van de Rijksdiensten;
6° de prestaties, verstrekt door personeelsleden in een ministerieel kabinet van een lid van een gemeenschaps- of gewestregering, van een lid van de federale regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie en een cel algemeen beleid bij een lid van de federale regering, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juli 1995 betreffende het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet van een lid van een gemeenschaps- of gewestregering, van een lid van de federale regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie en een cel algemeen beleid bij een lid van de federale regering door personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding;
7° de prestaties, verstrekt door personeelsleden als medewerker, door een regeringslid ter beschikking gesteld van zijn voorganger, vermeld in artikel 8, derde lid, van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een regering of van een college van een gemeenschap of een gewest;
8° de prestaties, verstrekt door een personeelslid ter ondersteuning van het college van commissarissen van de Vlaamse Regering bij de hogescholen, vermeld in artikel 245, §2, van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap;
9° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof vermeld in artikel 166, §1, van het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997;
10° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 53 van het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van de onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;
11° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 156 van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs;
12° de prestaties, verstrekt door personeelsleden belast met een opdracht aan een hogeschool, vermeld in artikel 2, 39°, van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap. De ambten, uitgeoefend in de hogescholen, worden steeds beschouwd als hoofdambt.
5.3.
Aaneengesloten periode: van toepassing tot 31 augustus 2020
5.3.1.
Algemene regel
Het ouderschapsverlof moet altijd in een aaneengesloten periode worden opgenomen. Het is niet mogelijk om een stuk van het totale contingent ouderschapsverlof op te nemen en het resterend gedeelte op te sparen of in een ander volume op te nemen.
Wie minder dan vier maanden voltijds ouderschapsverlof, minder dan acht maanden halftijds ouderschapsverlof of minder dan twintig maanden ouderschapsverlof met een vijfde opneemt, verliest het saldo van de resterende dagen als dat niet aaneensluitend wordt opgenomen.
Uitzondering :
Het ouderschapsverlof kan in welbepaalde gevallen toch worden opgesplitst in periodes (zie punt 5.2.2). In dat geval gaat het saldo van het resterend ouderschapsverlof niet verloren.
Opgelet: het ouderschapsverlof moet in een aaneengesloten periode worden opgenomen, maar dat kan wel gebeuren met twee verschillende aanvragen. Dat is nuttig voor tijdelijke personeelsleden van wie de periode van aanstelling korter is dan de beoogde opname van het ouderschapsverlof.
Meer bepaald kunnen tijdelijke personeelsleden die loopbaanonderbreking met een vijfde nemen voor ouderschapsverlof tijdens een schooljaar, het daaropvolgende schooljaar het restant van de twintig maanden ouderschapsverlof opnemen, op voorwaarde dat het tijdelijk personeelslid opnieuw een aanstelling heeft in een ambt met volledige prestaties op 1 september.
In dat geval:
-eindigt de voorafgaande periode van ouderschapsverlof met een vijfde op 31 augustus en begint de daaropvolgende periode van ouderschapsverlof met een vijfde op 1 september;
-bedraagt de totale periode van ouderschapsverlof met een vijfde maximaal twintig maanden vanaf de eerste aanvraag van ouderschapsverlof met een vijfde;
-moet voor elke periode van ouderschapsverlof met een vijfde een afzonderlijke aanvraag ingediend worden.
Voorbeeld 1
Een tijdelijk personeelslid heeft een aanstelling van 1 september 2017 tot 31 augustus 2018. Het wenst ouderschapsverlof op te nemen met een vijfde tijdens dat schooljaar. Het personeelslid kan slechts twaalf maanden ouderschapsverlof aanvragen op 1 september 2017. Het krijgt opnieuw een voltijdse aanstelling op 1 september 2018 voor een volledig schooljaar. In dat geval kan het personeelslid op 1 september 2018 opnieuw ouderschapsverlof opnemen met een vijfde voor de resterende periode. Het personeelslid doet bijgevolg een tweede aanvraag voor ouderschapsverlof van 1 september 2018 tot en met 30 april 2019.
Voorbeeld 2
Een tijdelijk personeelslid heeft een aanstelling van 15 oktober 2017 tot 31 augustus 2018. Het wenst ouderschapsverlof op te nemen met een vijfde tijdens dat schooljaar. Het personeelslid kan slechts 10,5 maanden ouderschapsverlof aanvragen op 1 september 2017. Het krijgt opnieuw een voltijdse aanstelling op 1 september 2018 voor een volledig schooljaar. In dat geval kan het personeelslid op 1 september 2018 opnieuw ouderschapsverlof opnemen met een vijfde voor de resterende periode. Het personeelslid doet bijgevolg een tweede aanvraag voor ouderschapsverlof van 1 september 2018 tot en met 15 juni 2019.
5.3.2.
Uitzonderingen op het principe van de aaneengesloten periode
5.3.2.1.
Uitzondering 1: personeelsleden die al ouderschapsverlof opgenomen hebben voor 1 september 2012
Personeelsleden die al voor 1 september 2012 volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof hebben opgenomen, kunnen een bijkomende ononderbroken periode van loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof opnemen:
-gedurende maximum één maand bij een volledige loopbaanonderbreking;
-gedurende maximum twee maanden bij een gedeeltelijke loopbaanonderbreking;
-gedurende maximum vijf maanden bij een loopbaanonderbreking met een vijfde.
Het gaat hier om personeelsleden die al ouderschapsverlof hebben opgenomen op basis van de regeling die van toepassing was voor 8 maart 2012, nl. 3 maanden voltijds ouderschapsverlof of 6 maanden gedeeltelijk ouderschapsverlof. Zij kunnen het bijkomende gedeelte waarop ze recht hebben vanaf 8 maart 2012 opnemen in een ononderbroken periode, uiteraard als voldaan is aan de overige voorwaarden voor het nemen van een ouderschapsverlof.
Het volume van de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof voor de bijkomende periode hoeft niet hetzelfde te zijn als dat van de periode van het ouderschapsverlof dat werd opgenomen voor 1 september 2012.
Opmerking voor personeelsleden die voor 1 september 2012 zes maanden ouderschapsverlof met een vijfde hebben opgenomen:
Personeelsleden die in het verleden zes maanden loopbaanonderbreking met een vijfde voor ouderschapsverlof hebben opgenomen, kunnen een bijkomende periode van veertien (in plaats van vijf) maanden loopbaanonderbreking met een vijfde opnemen voor ouderschapsverlof.
Dat is enkel van toepassing op personeelsleden die voor 1 september 2012 het ouderschapsverlof met een vijfde hebben opgenomen gedurende een periode van maximaal zes maanden omdat zij volgens de toen geldende regelgeving slechts recht hadden op zes maanden gedeeltelijke loopbaanonderbreking met een vijfde. Kiezen zij nu opnieuw voor ouderschapsverlof in de vorm van een loopbaanonderbreking met een vijfde, dan mogen zij veertien maanden bijkomend opnemen. Gedurende de laatste vijf maanden van die veertien maanden ontvangt het personeelslid enkel een onderbrekingsuitkering van de RVA als het kind geboren of geadopteerd is op of na 8 maart 2012.
Voorbeeld 1
Een personeelslid nam gedurende het schooljaar 2008-2009 3 maanden voltijds ouderschapsverlof op na haar bevallingsverlof. Nu wenst het personeelslid nog één maand bijkomend ouderschapsverlof voor datzelfde kind op te nemen van 1 oktober 2017 tot en met 31 oktober 2017. Dat is mogelijk want het kind is nog geen 12 jaar, maar het personeelslid zal hiervoor geen onderbrekingsuitkeringen ontvangen van de RVA, aangezien het kind geboren is voor 8 maart 2012.
Voorbeeld 2
Een personeelslid nam gedurende het schooljaar 2011-2012 drie maanden voltijds ouderschapsverlof gedurende de maanden september, oktober en november 2011 voor haar kind van 2 jaar. Het wenst nu nog vijf maanden loopbaanonderbreking met een vijfde voor ouderschapsverlof op te nemen van 1 september 2018 tot en met 31 januari 2019 voor datzelfde kind. Dat is mogelijk want het kind is nog geen 12 jaar, maar het personeelslid zal hiervoor geen onderbrekingsuitkeringen ontvangen van de RVA, aangezien het kind geboren is voor 8 maart 2012.
Voorbeeld 3
Een personeelslid nam gedurende het schooljaar 2011-2012 zes maanden ouderschapsverlof met een vijfde van september 2011 tot en met februari 2012 voor zijn kind van 2 jaar. Het personeelslid wil vanaf 1 september 2018 14 maanden ouderschapsverlof met een vijfde opnemen. Dat kan, en het personeelslid ontvangt onderbrekingsuitkeringen van de RVA gedurende 9 maanden. Enkel voor de laatste vijf maanden ontvangt het personeelslid geen onderbrekingsuitkeringen, aangezien het kind geboren is voor 8 maart 2012.
5.3.2.2.
Uitzondering 2: voor en na de zomervakantie
Sinds 1 september 2011 kan het ouderschapsverlof in het kader van de loopbaanonderbreking in bepaalde gevallen worden opgenomen in twee periodes,
- waarbij de eerste periode eindigt op de dag voor de vakantieperiode die valt in juli en/of augustus en
- waarbij de tweede periode begint op de dag na de vakantieperiode die valt in juli en/of augustus.
De opname in twee periodes is slechts mogelijk op voorwaarde dat:
- het ouderschapsverlof in het kader van de loopbaanonderbreking onmiddellijk aansluit op het bevallingsverlof, het verlof wegens moederschapsbescherming, het onbezoldigd ouderschapsverlof, het verlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij of het geboorteverlof;
- de eerste periode van ouderschapsverlof in het kader van de loopbaanonderbreking maximaal 1 maand bedraagt.
Wie gebruik maakt van de mogelijkheid om het ouderschapsverlof te splitsen, moet wel voor de beide periodes hetzelfde volume van loopbaanonderbreking nemen. M.a.w., als het personeelslid de eerste periode van ouderschapsverlof neemt in de vorm van voltijds ouderschapsverlof, dan moet de tweede periode van ouderschapsverlof eveneens verplicht in de vorm van een voltijdse loopbaanonderbreking genomen worden.
Neemt het personeelslid in de eerste periode van ouderschapsverlof een halftijds ouderschapsverlof, dan moet het gedurende de tweede periode eveneens verplicht een halftijds ouderschapsverlof opnemen. Hetzelfde geldt bij een ouderschapsverlof met een vijfde.
Voorbeeld 1
Een onderwijzeres is met bevallingsverlof tot 15 juni 2018. Haar kind is geboren op 9 maart 2018. Zij neemt volledig ouderschapsverlof in het kader van de loopbaanonderbreking van 16 juni 2018 tot 30 juni 2018 en volledig ouderschapsverlof in het kader van de loopbaanonderbreking van 1 september 2018 tot 14 december 2018.
De aangevraagde periodes van ouderschapsverlof zijn mogelijk.
Voorbeeld 2
Een lerares in het deeltijds kunstonderwijs geniet onbezoldigd ouderschapsverlof tot en met 1 juni 2018. Vanaf 2 juni 2018 wil zij ouderschapsverlof met een vijfde nemen tot 30 juni 2018. Vanaf 1 september 2018 wil zij halftijds ouderschapsverlof nemen.
De aangevraagde periodes van ouderschapsverlof zijn niet mogelijk aangezien het volume in beide periodes verschillend is.
Voorbeeld 3
Een lerares in het secundair onderwijs is met bevallingsverlof tot en met 30 mei 2018. Zij wenst aansluitend volledig ouderschapsverlof op te nemen van 31 mei 2018 tot 30 juni 2018 en vervolgens volledig ouderschapsverlof op te nemen vanaf 1 september 2018.
De aangevraagde periodes van ouderschapsverlof zijn niet mogelijk, want de eerste periode bedraagt meer dan één maand.
Voorbeeld 4
Een leerkracht in het volwassenenonderwijs is met bevallingsverlof van 14 november 2017 tot en met 26 februari 2018. Ze neemt vervolgens onbezoldigd ouderschapsverlof van 16 april 2018 tot en met 31 mei 2018. Vanaf 1 juni 2018 tot en met 30 juni 2018 neemt zij een maand volledig ouderschapsverlof. Zij kan vanaf 1 september 2018 de resterende 3 maanden ouderschapsverlof opnemen.
5.3.2.3.
Uitzondering 3: voor de personeelsleden van de basiseducatie
De personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie hebben het recht om:
1° gedurende een periode van vier maanden hun loopbaan volledig te onderbreken. Die periode kan naar keuze van de personeelsleden worden opgesplitst in maanden;
2° gedurende een periode van acht maanden hun loopbaan gedeeltelijk te onderbreken tot een halftijdse betrekking. Die periode kan naar keuze van de personeelsleden worden opgesplitst in periodes van twee maanden of een veelvoud daarvan;
3° gedurende een periode van twintig maanden hun loopbaan gedeeltelijk te onderbreken door hun prestaties te verminderen met een vijfde als zij voltijds tewerkgesteld zijn. Die periode kan naar keuze van de personeelsleden worden opgesplitst in periodes van vijf maanden of een veelvoud daarvan.
Voor personeelsleden van de Centra voor basiseducatie kan bovendien het volume van de loopbaanonderbreking bij elke aangevraagde periode van ouderschapsverlof wijzigen. Daarbij geldt het principe dat één maand volledige loopbaanonderbreking overeenstemt met twee maanden halftijdse loopbaanonderbreking of met vijf maanden loopbaanonderbreking met een vijfde.
Voorbeeld 1
Een personeelslid van een centrum voor Basiseducatie wil voltijds ouderschapsverlof opnemen van 1 januari 2017 tot en met 31 januari 2017 en van 1 april 2017 tot en met 30 juni 2017. Dat is mogelijk, want de periode van het voltijds ouderschapsverlof kan worden opgesplitst in maanden.
Voorbeeld 2
Een personeelslid van een centrum voor basiseducatie wil voltijds ouderschapsverlof opnemen van 1 september 2017 tot en met 30 september 2017 en twee maanden halftijds ouderschapsverlof van 1 november 2017 tot en met 31 december 2017. Dat is mogelijk, want het ouderschapsverlof kan worden gesplitst en het volume van de loopbaanonderbreking kan wijzigen.
Voorbeeld 3
Een personeelslid van een centrum voor Basiseducatie, aangesteld voor 32/36, wil een halftijds ouderschapsverlof opnemen. Het personeelslid wenst 2 maanden op te nemen van januari tot februari en de overige maanden van mei tot oktober.
Dat is mogelijk. Het personeelslid voldoet immers aan de voorwaarde van minstens een aanstelling van een halftijdse betrekking + 1 uur en het halftijds ouderschapsverlof kan worden opgesplitst in periodes van 2 maanden of een veelvoud hiervan.
6.
Wat als het personeelslid een andere dienstonderbreking neemt?
Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, de afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds, het bevallingsverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens arbeidsongeval, de afwezigheid wegens arbeidsongeval, wegens ongeval op weg naar en van het werk, wegens beroepsziekte, de terbeschikkingstelling wegens ziekte, de afwezigheid wegens een bedreiging door een beroepsziekte, het verlof wegens moederschapsbescherming en heirkracht, maken geen einde aan de loopbaanonderbreking.
Andere dienstonderbrekingen dan de hierboven opgesomde kunnen niet gecombineerd worden met een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof.
Uitzondering: een personeelslid dat een afwezigheid voor verminderde prestaties opneemt om tijdelijk een andere opdracht binnen onderwijs uit te oefenen, kan het ouderschapsverlof combineren met de afwezigheid voor verminderde prestaties, op voorwaarde dat het tijdens de afwezigheid één of meer betrekkingen blijft uitoefenen die samen de helft of vier vijfde of negen tiende van het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een ambt met volledige prestaties.
Opgelet: personeelsleden die een gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 50 of 55 jaar genieten en een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof opnemen, kunnen nadien hun gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 50 of 55 jaar niet meer verderzetten.
7.
Wanneer begint de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof?
Het ouderschapsverlof is niet gebonden aan een vaste begindatum. Het moet wel ingaan binnen de hierna vermelde termijnen:
a) vanaf de geboorte van het kind tot het kind twaalf jaar wordt. De periode van het ouderschapsverlof kan ten laatste ingaan op de dag vóór de twaalfde verjaardag.
Voorbeeld:
Personeelslid X heeft een kind dat twaalf jaar wordt op 9 september 2017. Het betrokken personeelslid wenst volledig ouderschapsverlof (VLBOOV) te nemen voor dat kind. De loopbaanonderbreking moet uiterlijk starten op 8 september 2017.
b) bij adoptie: gedurende de periode die loopt vanaf de inschrijving van het kind als deel uitmakend van het gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister in de gemeente waar het personeelslid zijn verblijfplaats heeft, uiterlijk tot het kind twaalf jaar wordt.
De periode van het ouderschapsverlof kan ten laatste ingaan op de dag vóór de twaalfde verjaardag.
Voorbeeld 1:
Personeelslid Y adopteert een kind van 5 jaar op 16 februari 2017. Het kind werd 5 jaar op 23 november 2016 en wordt ingeschreven in het bevolkingsregister als deel uitmakend van het gezin op 7 maart 2017. De periode gedurende dewelke personeelslid Y ouderschapsverlof kan krijgen begint op 7 maart 2017 en loopt tot het kind 12 jaar wordt (aanvang uiterlijk op 22 november 2023).
Voorbeeld 2:
Personeelslid Z adopteert een kind van 3 jaar op 16 februari 2017. Het kind werd 3 jaar op 23 november 2016. Het kind wordt ingeschreven in het bevolkingsregister als deel uitmakend van het gezin op 7 maart 2017. De periode gedurende dewelke personeelslid Y ouderschapsverlof kan krijgen begint op 7 maart 2017 en loopt tot het kind 12 jaar wordt (aanvang uiterlijk op 22 november 2025).
Uitzondering:
Wanneer het kind mindervalide is, geldt de leeftijdsgrens van 21 jaar in plaats van 12 jaar, zowel voor een biologisch als voor een geadopteerd kind.
Mindervalide betekent dat het kind:
- voor ten minste 66% getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid;
- of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag;
- of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 9 punten toegekend worden in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag.
Let op: de RVA beoordeelt bij elke nieuwe aanvraag of voldaan is aan de leeftijdsvoorwaarde, ook al het gaat om een verlenging van de eerste aanvraag.
Voorbeeld
Personeelslid Y heeft een kind dat twaalf jaar wordt op 16 januari 2021. Het personeelslid vraagt een eerste schijf ouderschapsverlof met een vijfde van 1 september 2020 tot en met 31 januari 2021. Deze aanvraag wordt goedgekeurd. Het personeelslid wil een tweede schijf ouderschapsverlof met een vijfde aanvragen van 1 februari 2021 tot en 30 juni 2021. Deze aanvraag wordt niet goedgekeurd, want het kind is ouder dan twaalf jaar op het moment van de tweede aanvraag.
8.
Wanneer eindigt de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof?
Het ouderschapsverlof eindigt op de laatste dag van de aangevraagde periode.
Voor tijdelijke personeelsleden die ouderschapsverlof nemen in het kader van de loopbaanonderbreking, eindigt dat verlof alleszins op het ogenblik dat hun aanstelling eindigt. Dat betekent onder meer dat het ouderschapsverlof voor een tijdelijk personeelslid uiterlijk wordt beëindigd op het einde van het schooljaar (31 augustus).
Een aanvraag van een tijdelijk personeelslid (TABD of TADD) gedurende de zomervakantie is alleen mogelijk op voorwaarde dat
- het personeelslid een aanstelling heeft gedurende de zomervakantie;
- én de duur van de schijf gerespecteerd kan worden.
Voorbeeld 1:
Een personeelslid is TABD en heeft een aanstelling van 1/9 tot 30/6. Ze heeft in de maand september nog 1 maand corona-ouderschapsverlof genomen. Zij is op 1/10/2020 gestart met LBO ouderschapsverlof met 1/5. Dit moet in schijven van 5 maanden genomen worden. De eerste schijf loopt van 1/10/2020 t.e.m. 28/02/2021. Het personeelslid kan geen tweede schijf van vijf maanden aanvragen, want het personeelslid heeft maar een aanstelling tot 30 juni en een aanvraag van vier maanden een vijfde ouderschapsverlof beantwoordt niet aan de minimumduur van de schijf van vijf maanden.
Voorbeeld 2:
Een personeelslid is TADD. Ze heeft een opdracht van 1/9 tot 30/6. Ze heeft in de maand september nog 1 maand corona-ouderschapsverlof genomen. Zij is op 1/10/2020 gestart met LBO ouderschapsverlof met 1/5. Dit moet in schijven van 5 maanden genomen worden. De eerste schijf loopt van 1/10/2020 t.e.m. 28/02/2021. Het personeelslid kan geen tweede schijf van vijf maanden aanvragen, want het personeelslid heeft maar een aanstelling tot 30 juni en een aanvraag van vier maanden een vijfde ouderschapsverlof beantwoordt niet aan de minimumduur van de schijf van vijf maanden.
Voorbeeld 3
Een personeelslid is TADD en heeft een aanstelling tot 31 augustus. Het personeelslid wil een 1/5 de ouderschapsverlof aanvragen voor 10 maanden van 1 januari 2021 tot 31 oktober 2021. Dat is niet mogelijk, aangezien de aanstelling maar loopt tot 31 augustus 2021.
Voorbeeld 4:
Een personeelslid heeft een voltijdse tijdelijke aanstelling. Voor een deel van deze uren heeft ze een TADD-aanstelling van 1/9 tot 31/8. Voor de overige uren is het personeelslid TABD met een opdracht van 1/9 tot 30/6. Ze heeft in de maand september nog 1 maand corona-ouderschapsverlof genomen. Zij is op 1/10/2020 gestart met LBO ouderschapsverlof met 1/5. Dit moet in schijven van vijf maanden genomen worden. De eerste schijf loopt van 1/10/2020 t.e.m. 28/02/2021. Het personeelslid kan geen tweede schijf van vijf maanden aanvragen, want het personeelslid heeft maar een voltijdse aanstelling tot 30 juni Het personeelslid voldoet niet aan de voorwaarde van een voltijdse aanstelling voor de volledige duur van de tweede schijf van vijf maanden.
9.
Wat is de totale duur van de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof?
Het personeelslid heeft recht op maximaal
-vier maanden voltijds ouderschapsverlof
-of acht maanden halftijds ouderschapsverlof
-of twintig maanden ouderschapsverlof met een vijfde
-of veertig maanden ouderschapsverlof met een tiende.
Daarbij geldt dat één maand volledige loopbaanonderbreking overeenstemt met twee maanden halftijdse loopbaanonderbreking of met vijf maanden loopbaanonderbreking met een vijfde of met tien maanden loopbaanonderbreking met een tiende.
10.
Kan de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof vervroegd worden stopgezet?
10.1.
Wanneer is stopzetting mogelijk?
Om uitzonderlijke redenen kan het personeelslid dat zijn loopbaan onderbroken heeft voor ouderschapsverlof, van het bevoegd bestuur de toelating krijgen om zijn ambt opnieuw op te nemen of opnieuw volledig uit te oefenen vooraleer de periode van onderbreking van de beroepsloopbaan verstreken is.
(…)
Voor de personeelsleden van de inspectie en van de dienst Curriculum wordt die opzegging via hiërarchische weg gericht aan de Vlaamse Regering.
Opgelet: De loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof kan niet vroegtijdig worden stopgezet om één van de volgende dienstonderbrekingen op te nemen:
ziekteverlof, verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, bevallingsverlof, verlof voor verminderde prestaties wegens arbeidsongeval, afwezigheid wegens arbeidsongeval, wegens ongeval op weg naar en van het werk, wegens beroepsziekte, terbeschikkingstelling wegens ziekte, afwezigheid wegens een bedreiging door een beroepsziekte en verlof wegens moederschapsbescherming.
Nadat het personeelslid de toelating heeft gekregen van het bevoegd bestuur of van de Vlaamse Regering (voor de leden van de inspectie en van de dienst Curriculum) om zijn loopbaanonderbreking vervroegd te beëindigen, brengt het personeelslid de RVA op de hoogte van de datum van stopzetting met het formulier “Aangifte van een wijziging betreffende de gegevens loopbaanonderbreking / tijdskrediet / thematisch verlof”.
Het is mogelijk om over te stappen van een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof naar een ander specifiek stelsel van loopbaanonderbreking, nl. voor medische bijstand, voor palliatieve zorgen of voor mantelzorg, of naar hetzelfde specifiek stelsel, nl. loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof voor een ander volume. In dat geval moet het personeelslid het werk niet hervatten. Het volstaat om een nieuwe aanvraag voor een specifiek stelsel van loopbaanonderbreking in te dienen bij de RVA. Ook bij een overstap naar zorgkrediet moet het personeelslid het werk niet hervatten. In dat geval moet het personeelslid een aanvraag voor zorgkrediet indienen bij het departement WSE.
10.2.
Wat zijn de gevolgen van de stopzetting op het totale saldo van het ouderschapsverlof?
Wie het ouderschapsverlof beëindigt voor afloop van de aangevraagde periode, verliest het deel van de schijf ouderschapsverlof die aangevat werd. De schijven die nog niet begonnen zijn, kunnen op een later tijdstip opnieuw aangevraagd worden.
Concreet verliest het personeelslid het saldo van de verplichte schijf van één maand volledig ouderschapsverlof, twee maanden halftijds ouderschapsverlof, vijf maanden ouderschapsverlof met een vijfde of tien maanden ouderschapsverlof met een tiende. Wanneer het personeelslid als gunst voltijds ouderschapsverlof per week of halftijds ouderschapsverlof per maand heeft aangevraagd, verliest het het saldo van respectievelijk één week of één maand.
Voorbeeld 1
Een personeelslid krijgt ouderschapsverlof met een vijfde voor tien maanden (= twee schijven van vijf maanden). Het ouderschapsverlof wordt na vier maanden vervroegd stopgezet. De eerste schijf van vijf maanden is dus niet nageleefd. Het personeelslid verliest het saldo van één maand. De tweede schijf van vijf maanden kan later worden opgenomen in om het even welk volume, dus één maand voltijds ouderschapsverlof, twee maanden halftijds ouderschapsverlof, vijf maanden één vijfde ouderschapsverlof of tien maanden één tiende ouderschapsverlof.
Voorbeeld 2
Een personeelslid krijgt halftijds ouderschapverlof gedurende zes maanden (= drie schijven van twee maanden). Het ouderschapsverlof wordt vervroegd stopgezet na anderhalve maand. De eerste schijf van twee maanden is dus niet nageleefd. Het personeelslid verliest het saldo van de eerste schijf, dus een halve maand. De tweede en derde schijf kunnen later worden opgenomen in om het even welk volume, dus één maand voltijds ouderschapsverlof, twee maanden halftijds ouderschapsverlof, vijf maanden één vijfde ouderschapsverlof of tien maanden één tiende ouderschapsverlof.
Opgelet: in uitzonderlijke situaties van overmacht, bv. stopzetting van een ouderschapsverlof voor opname van een verlof voor medische bijstand voor een gehospitaliseerd kind, staat de RVA uitzonderlijk toe dat ook de resterende duur van de schijf, die in principe verloren is, later wordt opgenomen. Dat is echter niet mogelijk in onderwijs, omdat het ouderschapsverlof steeds met de duur van minimum één schijf moet worden aangevraagd en opgenomen.
Voorbeeld
Een personeelslid krijgt vier maanden (= twee schijven van twee maanden) halftijds ouderschapsverlof. Het zet zijn ouderschapsverlof na één maand en een dag stop om een verlof te nemen voor medische bijstand. In dat geval kan het personeelslid het saldo van zijn begonnen schijf niet later opnemen, want dat is een periode van minder dan twee maanden. De tweede schijf van twee maanden halftijds ouderschapsverlof kan wel later worden opgenomen.
11.
Wat is de administratieve stand van het personeelslid?
Tijdens de onderbreking van zijn beroepsloopbaan is het personeelslid met verlof. Dat verlof wordt voor het overige met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld. Dat houdt in dat die periode in aanmerking komt voor de vaststelling van de administratieve en geldelijke anciënniteit.
12.
Hoeveel bedraagt het salaris?
Het personeelslid ontvangt geen salaris voor de prestaties waarvoor het ouderschapsverlof neemt. Het krijgt wel een onderbrekingsuitkering van de RVA.
Alle info over de onderbrekingsuitkeringen vindt u op de website van de RVA.
Opgelet: hoewel iedereen recht heeft op hetzij 4 maanden voltijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, hetzij 8 maanden halftijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, hetzij 20 maanden loopbaanonderbreking met een vijfde voor ouderschapsverlof, betaalt de RVA enkel voor kinderen die geboren of geadopteerd zijn vanaf 8 maart 2012 een onderbrekingsuitkering voor de volledige periode van ouderschapsverlof.
Voor kinderen die geboren zijn vóór 8 maart 2012, betaalt de RVA slechts onderbrekingsuitkeringen voor respectievelijk 3 maanden voltijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, 6 maanden halftijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, 15 maanden loopbaanonderbreking met een vijfde voor ouderschapsverlof .
Schematisch:
| Kinderen geboren voor 8 maart 2012 | Kinderen geboren vanaf 8 maart 2012 |
| Aantal maanden recht | Aantal maanden met onderbrekings-uitkeringen | Aantal maanden recht | Aantal maanden met onderbrekings-uitkeringen |
Voltijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof | 4 | 3 | 4 | 4 |
Halftijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof | 8 | 6 | 8 | 8 |
Loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof met een vijfde | 20 | 15 | 20 | 20 |
Loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof met een tiende | 40 | 30 | 40 | 40 |
Sinds 1 september 2016 krijgen personeelsleden geen aanmoedigingspremie meer voor een nieuwe aanvraag voor loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof.
13.
Mag het personeelslid de onderbrekingsuitkeringen cumuleren met andere inkomsten tijdens de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof?
Om recht te hebben op een onderbrekingsuitkering, mogen bepaalde activiteiten niet gecumuleerd worden met de uitkering. In geval van ouderschapsverlof is het echter ook mogelijk om het ouderschapsverlof op te nemen zonder onderbrekingsuitkeringen. In dat geval is het personeelslid niet onderworpen aan de regels inzake woonplaats of cumulatie die gelden om de uitkeringen van de RVA te krijgen.
13.1.
Politiek mandaat
De onderbrekingsuitkeringen kunnen gecumuleerd worden met de inkomsten die voortvloeien uit het uitoefenen van een politiek mandaat.
13.2.
Activiteit als loontrekkende
De onderbrekingsuitkeringen kunnen gecumuleerd worden met de inkomsten die voortvloeien uit een bijkomende activiteit als loontrekkende die reeds werd uitgeoefend vóór de onderbreking van de loopbaan.
Een bijkomende activiteit als loontrekkende is een activiteit in loondienst waarvan de tewerkstellingsbreuk niet groter is dan die van de betrekking waarvan de uitvoering geschorst wordt of waarin de arbeidsprestaties verminderd worden. Ook prestaties in het onderwijs die worden gepresteerd ‘boven de eenheid’ vallen onder die definitie.
Voorbeeld:
Een personeelslid werkt 10/20 in het onderwijs en heeft een nevenactiviteit van 20/38 in de privé-sector. Het personeelslid wil een VLBO nemen.
De cumulatie is niet toegestaan, aangezien de activiteit in de privé-sector groter dan de activiteit in het onderwijs.
De zinsnede “vóór de onderbreking van de loopbaan” wordt geïnterpreteerd als een bijkomende activiteit als loontrekkende die al werd gepresteerd voorafgaand aan de loopbaanonderbreking.
De bijkomende activiteit moet daarenboven reeds uitgeoefend zijn gedurende ten minste de drie maanden die het begin van de volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking voorafgaan. Voor prestaties ‘boven de eenheid’ binnen het onderwijs worden de maanden juli en augustus buiten beschouwing gelaten voor de berekening van de drie maanden voorafgaand aan de loopbaanonderbreking.
Het personeelslid mag tijdens de loopbaanonderbreking geen nieuwe activiteit als loontrekkende starten of een bestaande bijkomende activiteit als loontrekkende uitbreiden.
Voorbeeld 1:
Een personeelslid is vastbenoemd als onderwijzer en behoort actief tot het onderwijs t.e.m. 30 juni 2017. Hij wenst een volledige loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof vanaf 1 september 2017.
Als het personeelslid de onderbrekingsuitkeringen wenst te cumuleren met een bijkomende activiteit als loontrekkende, moet het die bijkomende activiteit alleszins aangevat hebben vóór 1 juni 2017 en die activiteit bovendien uitgeoefend hebben tijdens de periode van 1 juni 2017 tot en met 31 augustus 2017.
Voorbeeld 2:
Een personeelslid is vast benoemd als leraar AV Engels voor 20/20 in het secundair onderwijs en presteert daarnaast 3/20 als leraar secundair volwassenenonderwijs in bijbetrekking in de opleiding Engels Richtgraad 1. Hij neemt met ingang van 1 september 2017 een voltijdse loopbaanonderbreking op zijn opdracht (20/20) in hoofdambt in het secundair onderwijs. Hij kan zijn bijbetrekking in het volwassenenonderwijs verder blijven uitoefenen indien hij die ten minste drie maanden voorafgaand aan de loopbaanonderbreking heeft aangevat (in casu de periode van 1 april tot 30 juni 2017).
13.3.
Zelfstandige activiteit
Het personeelslid mag de onderbrekingsuitkeringen cumuleren met een zelfstandige activiteit gedurende:
- 12 maanden bij een volledige onderbreking van de prestaties, zelfs als het personeelslid voordien nog nooit een zelfstandige activiteit heeft uitgeoefend EN;
- 24 maanden bij een vermindering van de prestaties tot de helft of 60 maanden bij een vermindering van de prestaties met 1/5de of met 1/10de, op voorwaarde dat de zelfstandige activiteit al werd uitgeoefend tijdens de 12 maanden die het begin van de loopbaanonderbreking voorafgaan.
Als zelfstandige activiteit wordt beschouwd die activiteit waardoor het betrokken personeelslid verplicht is zich in te schrijven bij het Rijksinstituut voor Sociale Verzekering der Zelfstandigen.
13.4.
Pensioen
Het personeelslid mag de onderbrekingsuitkering niet cumuleren met een pensioen.
Uitzonderingen: overlevingspensioen en overgangsuitkering
- De uitkeringen kunnen wel worden gecumuleerd met een overlevingspensioen gedurende een (al dan niet opeenvolgende) periode van maximaal 12 kalendermaanden.
- De uitkeringen kunnen wel worden gecumuleerd met een overgangsuitkering.
Meer informatie over de cumulatieregels vindt u op de website van de RVA.
14.
Komt de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof in aanmerking voor het pensioen?
De loopbaanonderbreking voor ouderschapverlof komt volledig in aanmerking voor het rustpensioen. Meer informatie hierover vindt u hier.
15.
Procedure
15.1.
Mededeling aan of aanvraag bij het bevoegd bestuur
Het personeelslid dat zijn loopbaan wenst te onderbreken voor ouderschapsverlof, deelt dat mee aan het bevoegd bestuur. In geval van een flexibele opname of een ouderschapsverlof met een tiende vraagt het personeelslid dat aan bij het bevoegd bestuur. Dat is:
1° de inrichtende macht of het bestuur voor de personeelsleden, vermeld in punt 2.1, 1°, en 2°;
2° de inspecteur-generaal voor de inspecteur en de coördinerend inspecteur;
3° de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn gemachtigde, voor de inspecteur-generaal en voor de personeelsleden vermeld in punt 2.1, 4°.
4° het centrumbestuur voor de personeelsleden van de centra voor basiseducatie.
Bij die mededeling of aanvraag moeten de begin- en einddatum van het ouderschapsverlof worden vermeld.
Als het bevoegd bestuur dat nog niet heeft, moet het personeelslid een kopie bezorgen van de geboorteakte van het kind voor wie het ouderschapsverlof vraagt.
Bij een aanvraag om ouderschapsverlof voor een geadopteerd kind, moet het personeelslid een attest bezorgen dat de adoptieprocedure aan de gang is (of afgerond is) en een attest van gezinssamenstelling van het gemeentebestuur dat aantoont dat het kind al bij het personeelslid inwoont.
Wanneer het personeelslid ouderschapsverlof vraagt voor een gehandicapt kind en het kind tussen 12 en 21 jaar is op de begindatum van de onderbreking, moet het personeelslid een attest bezorgen dat aantoont dat het kind:
- ofwel een fysieke of mentale handicap heeft van ten minste 66%;
- ofwel een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat minstens 4 punten worden toegekend in pijler 1 van de medisch-sociale schaal in de zin van de reglementering van de kinderbijslag;
- ofwel een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat minstens 9 punten worden toegekend in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving over de kinderbijslag.
Dat attest moet betrekking hebben op de volledige aangevraagde verlofperiode om de loopbaanonderbreking toegekend te krijgen.
15.2.
Elektronische aanvraag bij de RVA
Vanaf 1 oktober 2024 is het verplicht om alle aanvragen voor een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof elektronisch te doen.
Om een online aanvraag te kunnen doen, moet het bevoegd bestuur vooraf een specifieke toegang voor de onderwijssector aanvragen bij de toegangsbeheerder op het portaal CSAM. Break@Work verwijst het bevoegd bestuur door naar het portaal van de sociale zekerheid. Hier moet het zich registreren en aanmelden om toegang te krijgen tot het dossier loopbaanonderbreking. Alle informatie over het aanmelden in het portaal van de sociale zekerheid vindt u hier.
Het bevoegd bestuur vult als eerste zijn deel van de aanvraag online in via Break@Work (rva.be).
Opgelet: voor personeelsleden die in meerdere scholen werken moet de aanvraag door één enkel bestuur worden ingediend.
Vervolgens krijgt het personeelslid een bericht in zijn e-Box met de vraag om zijn deel in te vullen via www.Break@work.be.
Bij de aanvraag moet het personeelslid indien nodig ook de nodige attesten toevoegen (zie punt 15.1):
- het attest betreffende de adoptie;
- het attest betreffende de gezinssamenstelling;
- het attest betreffende de handicap.
Enkel de geboorteakte moet niet worden toegevoegd.
Als de bijlage niet kan worden opgeladen in de toepassing, moet ze aan de RVA bezorgd worden via het contactformulier.
Op de RVA-website is meer informatie te vinden over de online aanvraag. De RVA werkte ook een handleiding uit voor de onderwijssector. Deze handleiding is als bijlage toegevoegd aan de omzendbrief. Bij vragen kan het personeelslid of het bevoegd bestuur contact opnemen met het contactcenter van de RVA.
In geval van ouderschapsverlof is het ook mogelijk om af te zien van de onderbrekingsuitkeringen. In dat geval is het personeelslid niet onderworpen aan de regels inzake woonplaats of cumulatie die gelden om de uitkeringen van de RVA te krijgen. Omdat de RVA belast is met het berekenen van de gevraagde periodes op naam van het betrokken kind, moet ook bij een aanvraag van ouderschapsverlof zonder onderbrekingsuitkeringen een aanvraag ingediend worden via de toepassing Break@Work.
De aanvraag via Break@Work kan ten vroegste zes maanden vóór de aanvangsdatum van de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof worden ingediend en moet uiterlijk twee maanden na de aanvangsdatum van het ouderschapsverlof gebeuren.
Wanneer de aanvraag ingediend wordt na de termijn van twee maanden, gaat het recht op uitkeringen slechts in op de dag van de ontvangst van de aanvraag.
Opmerking: overgangsperiode
Voor onderwijs kunnen nog aanvragen op papier ingediend worden tot en met 31 december 2024. Voor een beperkt aantal instellingen die om technische redenen nog geen gebruik kunnen maken van de tool break@work verlengt de RVA de overgangsperiode totdat de problemen opgelost zijn. Het formulier voor een aanvraag op papier zal tijdens de overgangsperiode niet meer beschikbaar zijn op de website. Personeelsleden en scholen die nog een papieren formulier nodig hebben, moeten contact opnemen met de RVA.
15.3.
Beslissing van de RVA
De RVA deelt zijn beslissing over de aangevraagde loopbaanonderbreking mee met het formulier C 62 dat bezorgd wordt in de e-Box van het personeelslid.
15.3.1.
Aanvragen ouderschapsverlof met uitkeringen
De RVA:
- kent de onderbrekingsuitkeringen toe, als aan alle toekenningsvoorwaarden is voldaan.
In dat geval staan in de beslissing C62 de identificatiegegevens, het thematisch verlof en de soort onderbreking (volledig, halftijds, 1/5, 1/10), het bedrag van de onderbrekingsuitkeringen en de periode waarin ze toegekend worden.
Op de maandelijkse vervaldatum betaalt de RVA de uitkeringen met een overschrijving op een financiële rekening.
- weigert de onderbrekingsuitkeringen, als niet voldaan is aan een van de toekenningsvoorwaarden.
Vooraleer in dat geval een beslissing tot weigering wordt genomen, wordt het personeelslid uitgenodigd voor een verhoor waarin de RVA de reden(en) voor de weigering uitlegt, en het personeelslid zich, indien nodig, kan verantwoorden. De argumenten kunnen ook schriftelijk bezorgd worden.
Na het verhoor of nadat de RVA de brief heeft ontvangen met de argumenten, betekent hij de beslissing C62. Er wordt ook een kopie van die beslissing aan de werkgever bezorgd.
15.3.2.
Aanvragen ouderschapsverlof zonder uitkeringen
De RVA neemt akte van het ouderschapsverlof zonder uitkeringen en verrekent de periode van onderbreking die de werkgever aan het personeelslid heeft toegestaan op naam van het betrokken kind, in de maximumperiodes waarop het personeelslid recht heeft.
In dat geval staan op de beslissing C62 enkel de identificatiegegevens, de vorm van onderbreking die werd toegekend en de periode waarin de prestaties geschorst of verminderd worden.
15.4.
Omzetting naar een ander verlofstelsel
Als een personeelslid een aanvraag tot loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof heeft ingediend en die periode van loopbaanonderbreking al is begonnen, is het mogelijk dat nadien blijkt dat het personeelslid geen recht heeft op het ouderschapsverlof:
- hetzij op basis van een beslissing van de RVA;
- hetzij op basis van de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 betreffende de loopbaanonderbreking van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, die verduidelijkt zijn in deze omzendbrief.
Als bij beslissing van de RVA aan een personeelslid dat zijn beroepsloopbaan heeft onderbroken, het recht op loopbaanonderbreking wordt ontzegd, moet:
- het college van directeurs van het gemeenschapsonderwijs;
- de inrichtende macht in het gesubsidieerd onderwijs en in de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding,
hiervan het het Agentschap voor Onderwijsdiensten en/of het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificatie en Studietoelagen onmiddellijk op de hoogte brengen, met vermelding van de datum waarop de beslissing ingaat.
Opmerking : bij laattijdig indiening van de aanvraag door het personeelslid, zal de RVA niet voor de volledige aangevraagde periode uitkeringen betalen. In dat geval blijft de aangevraagde periode van loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof wel geldig.
Voorbeeld
Een personeelslid vraagt een halftijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof aan van 1 september 2020 tot 30 april 2021. Het personeelslid dient de aanvraag pas in op 7 november 2020. De RVA betaalt de uitkering pas vanaf 7 november 2020. Toch blijft de periode van 1 september tot en met 30 april een periode van halftijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof en wordt ze aangerekend voor de berekening van de totale duur.
Het verlof van een personeelslid dat zijn loopbaanonderbreking voor ouderschapverlof opneemt, maar geen recht heeft op de loopbaanonderbreking, wordt, met ingang van de datum waarop het verlof niet meer aan de voorwaarden voldoet, ambtshalve omgezet in een volledige of gedeeltelijke afwezigheid voor verminderde prestaties.
In dat laatste geval mag de duur overschreden worden van de afwezigheid voor verminderde prestaties waarop het personeelslid aanspraak kan maken krachtens de reglementaire bepalingen die ter zake op hem van toepassing zijn. De afwezigheid neemt alleszins een einde bij het verstrijken van de lopende periode waarvoor een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof was aangevraagd.
15.5.
Formaliteiten t.o.v. de onderwijsadministratie
15.5.1.
Mededeling
Een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof deelt u via de volgende codes mee aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten en/of het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen :
Codes loopbaanonderbrekingen voor ouderschapsverlof |
Code | Dienstonderbreking | bereik | RL | Begindatum | Einddatum |
097 | Volledige loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof | P | 2 | 01-09-1998 | onbepaald |
122 | Halftijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof | O | 1 en 12 | 01-09-1998 | onbepaald |
154 | Gedeeltelijke loopbaanonderbreking met 1/5 de voor ouderschapsverlof | O | 1 en 12 | 01-09-2011 | onbepaald |
227 | Gedeeltelijke loopbaanonderbreking met 1/10 de voor ouderschapsverlof | O | 1 en 12 | 01-09-2020 | onbepaald |
P = persoonsgebonden
O = opdrachtgebonden
(…)
Het personeelslid kan het formulier C62 terugvinden in zijn elektronisch dossier op de website van de RVA. Het bezorgt een kopie aan de school, zodat kan geverifieerd worden of de ingediende aanvraag effectief is goedgekeurd.
De verantwoordingsstukken bij de aanvraagformulieren bij een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof blijven ter beschikking in de school en moet u dus niet naar het Agentschap voor Onderwijsdiensten en/of het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen verzenden.
Het is van belang dat de school de gegevens in de elektronische zending invult in overeenstemming met de gegevens van de C62.
Indien er zich later wijzigingen (bv. type, volume, duur…) in de loopbaanonderbreking voordoen, deelt u die onmiddellijk mee aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten en/of het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen.
15.5.2.
Mogelijke weigering van de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof door de onderwijsadministratie
Hoewel de onderwijsadministratie niet tussenkomt in de aanvraagprocedure, zal ze toch het verlof voor loopbaanonderbreking weigeren indien bij de behandeling van het dossier wordt vastgesteld dat de loopbaanonderbreking door het bevoegd bestuur toegekend werd en door de R.V.A. aanvaard werd, met miskenning van de voorwaarden en basisprincipes die ter zake tot de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap behoren.
In voorkomend geval zal de weigering onmiddellijk schriftelijk en gemotiveerd meegedeeld worden aan:
- het betrokken personeelslid;
- het bevoegd bestuur;
- de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
16.
Bijlage