1.
Waarover gaat deze omzendbrief?
Deze omzendbrief gaat over de lerarenbonus. Dat is een bonus voor personeelsleden die nog niet in het bezit zijn van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs en tegelijkertijd een lerarenopleiding volgen of voor personeelsleden die al een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben en een lerarenopleiding volgen die leidt tot een vereist bekwaamheidsbewijs voor een knelpuntvak of -ambt. Met een lerarenbonus heeft het personeelslid vanaf 1 september 2022 recht op een wekelijkse vermindering van zijn opdracht.
2.
Wie kan een lerarenbonus nemen?
Volgende personeelscategorieën kunnen een lerarenbonus nemen:
1° personeelsleden, vermeld in artikel 2, §1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991, die aangesteld zijn in een wervingsambt van het basis- of secundair onderwijs;
2° de personeelsleden, vermeld in artikel 4, §1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, die aangesteld zijn in een wervingsambt van het basis- of secundair onderwijs.
De maatregel is bijgevolg enkel van toepassing op de personeelsleden van het gewoon en buitengewoon basis- en secundair onderwijs en geldt voor alle wervingsambten.
Daarnaast moet voldaan zijn aan de voorwaarden vermeld in punt 3.2.
3.
Wat is de lerarenbonus?
3.1.
Algemeen
Er zijn twee categorieën personeelsleden die in aanmerking komen voor een lerarenbonus:
- personeelsleden die nog geen pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben en een lerarenopleiding volgen;
- personeelsleden die al een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben en een lerarenopleiding volgen die leidt tot een vereist bekwaamheidsbewijs voor een knelpuntvak of -ambt.
3.1.1.
Personeelsleden die nog geen pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben
De personeelsleden die nog niet in het bezit zijn van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs en een lerarenopleiding volgen die leidt tot een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben recht op een lerarenbonus. Die lerarenbonus geeft het personeelslid recht op een wekelijkse vermindering van zijn opdracht.
Onder pedagogisch bekwaamheidsbewijs moet het volgende worden begrepen:
1° het diploma van onderwijzer;
2° het diploma van bachelor in het onderwijs: lager onderwijs;
3° het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs, afgekort GHSO;
4° het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 2, afgekort GVSO-groep 2;
5° het diploma van geaggregeerde voor het onderwijs, afgekort GVO;
6° het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, afgekort GLSO;
7° het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1, afgekort GVSO-groep 1;
8° het diploma van bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs;
9° het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen;
10° het getuigschrift van normaalleergangen;
11° het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid;
12° het getuigschrift van pedagogische leergangen;
13° het diploma van kleuteronderwijzer;
14° het diploma van bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs;
15° het diploma van de voortgezette lerarenopleiding kleuteronderwijs;
16° het diploma van de voortgezette lerarenopleiding lager onderwijs;
17° het diploma van leraar, uitgereikt door een specifieke lerarenopleiding, zoals bepaald in het decreet van 15 december 2006 betreffende de lerarenopleidingen in Vlaanderen, met uitzondering van het diploma van leraar dans.
18° het diploma van educatieve bachelor in het kleuteronderwijs;
19° het diploma van educatieve bachelor in het lager onderwijs;
20° het diploma van educatieve bachelor in het secundair onderwijs;
21° het diploma van educatief graduaat in het secundair onderwijs;
22° het diploma van educatieve master.
Iedereen die nog geen pedagogisch bekwaamheidsbewijs uit deze lijst heeft én een lerarenopleiding volgt, heeft recht op een lerarenbonus. Het gaat dus niet enkel om zijinstromers. Ook wie bijvoorbeeld pas afgestudeerd is, een opdracht in het onderwijs opneemt én een lerarenopleiding volgt, komt in aanmerking voor de lerarenbonus.
Daarnaast moet voldaan zijn aan de voorwaarden vermeld in punt 3.2.
3.1.2.
Personeelsleden die al een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben
Personeelsleden die al een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben en een lerarenopleiding volgen die leidt tot een vereist bekwaamheidsbewijs voor een knelpuntvak of -ambt, kunnen een lerarenbonus krijgen, op voorwaarde dat het bevoegd bestuur daarmee instemt. Met die lerarenbonus krijgt het personeelslid een wekelijkse vermindering van zijn opdracht.
De knelpuntvakken en -ambten waarvoor het personeelslid een lerarenbonus kan krijgen, zijn de volgende:
1° het ambt van onderwijzer of het ambt van onderwijzer ASV;
2° de ambten van leermeester godsdienst of leermeester niet-confessionele zedenleer in het basisonderwijs;
3° het ambt van leraar, belast met het algemene vak Nederlands, Nederlands voor nieuwkomers, Frans, wiskunde, informatica, aardrijkskunde, biologie, chemie, Duits, economie, Engels, fysica, Latijn, natuurwetenschappen of project algemene vakken;
4° het ambt van leraar, belast met het technische vak bouw, elektriciteit, hout, mechanica, handelscorrespondentie Nederlands, handelscorrespondentie Frans en techniek;
5° het ambt van leraar, belast met het praktisch vak bouw, elektriciteit, hout, en mechanica;
6° het ambt van leraar beroepsgerichte vorming met specialiteiten bouw, hout en mechanica;
7° de ambten van godsdienstleraar of leraar niet-confessionele zedenleer in het secundair onderwijs.
Daarnaast moet er voldaan zijn aan de voorwaarden vermeld in punt 3.2.
3.2.
Voorwaarden
De personeelsleden hebben recht op een lerarenbonus als ze voldoen aan al de volgende voorwaarden:
- minstens een halftijdse aanstelling hebben in een wervingsambt van het gewoon of buitengewoon basis- of secundair onderwijs van minstens 105 aaneensluitende kalenderdagen;
- ingeschreven zijn in een lerarenopleiding , vermeld in artikel II.111 van de Codex Hoger Onderwijs
- aangesteld zijn in een of meer betrekkingen die samen minstens de helft van het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een ambt met volledige prestaties.
- voor personeelsleden die al een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben en een lerarenopleiding volgen voor een bijkomend knelpuntvak of -ambt: toestemming hebben van het bevoegd bestuur.
Als het personeelslid een betrekking heeft in meer dan één instelling, wordt de lerarenbonus opgenomen in de instelling waar het personeelslid de grootste opdracht uitoefent. Als het personeelslid in meerdere scholen een betrekking heeft die even groot is, beslissen de scholen in onderling overleg waar de lerarenbonus opgenomen wordt.
Bij elke aanstelling die recht geeft op een lerarenbonus legt het personeelslid het inschrijvingsbewijs van de lerarenopleiding voor aan de instelling.
Voorbeeld 1
Een leraar Nederlands wordt aangesteld van 3 oktober 2022 tot en met 30 juni 2023. Hij krijgt een opdracht van 14/20. Hij heeft nog geen pedagogisch bekwaamheidsbewijs. Hij volgt een verkort traject van een educatieve masteropleiding. Hij heeft recht op een lerarenbonus.
Voorbeeld 2
Een kleuteronderwijzer wordt aangesteld als onderwijzer van 7 november 2022 tot en met 23 december 2022. Hij krijgt een opdracht van 16/24. Hij volgt tegelijkertijd een educatieve bachelor voor lager onderwijs. Hij kan geen aanspraak maken op een lerarenbonus, want hij heeft geen aanstelling van minstens 105 aaneensluitende dagen.
Voorbeeld 3
Een leraar fysica wordt aangesteld van 3 oktober 2022 tot en met 30 juni 2023. Hij krijgt een opdracht van 15/20. Hij presteert 10/20 in school A en 5/20 in school B. Hij heeft nog geen pedagogisch bekwaamheidsbewijs. Hij volgt een verkort traject van een educatieve masteropleiding. Hij heeft recht op een lerarenbonus in school A.
Voorbeeld 4
Een administratief medewerker wordt aangesteld van 1 oktober 2022 tot en met 30 juni 2023 met een opdracht van 36/36. Hij volgt een educatieve bachelor voor lager onderwijs. Hij heeft recht op een lerarenbonus.
Voorbeeld 5
Een leraar Frans wordt aangesteld van 17 oktober 2022 tot en met 30 juni 2023. Hij krijgt een opdracht van 10/20 in het secundair onderwijs en 3/20 in het volwassenenonderwijs. Hij heeft nog geen pedagogisch bekwaamheidsbewijs. Hij volgt een verkort traject van een educatieve masteropleiding. Hij heeft recht op een lerarenbonus.
Voorbeeld 6
Een leraar lichamelijke opvoeding wordt aangesteld van 9 januari 2023 tot en met 30 juni 2023. Hij volgt een verkort traject van een educatieve bachelor voor secundair onderwijs met één onderwijsvak: wiskunde. Hij heeft, na akkoord van het bevoegd bestuur, recht op een lerarenbonus.
4.
Is de lerarenbonus een recht of een gunst?
De lerarenbonus is een recht voor personeelsleden die nog niet in het bezit zijn van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs en een lerarenopleiding volgen die leidt tot een pedagogisch bekwaamheidsbewijs én die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in punt 3.2.
De lerarenbonus is een gunst voor personeelsleden die al een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben en een lerarenopleiding volgen die leidt tot een vereist bekwaamheidsbewijs voor een knelpuntvak of -ambt én die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in punt 3.2. Het bevoegd bestuur moet instemmen met de opname van de lerarenbonus.
5.
Voor welk volume kan het personeelslid een lerarenbonus nemen?
Als een personeelslid een opdracht heeft die kleiner is dan 75% van het aantal prestatie-eenheden dat vereist is voor een ambt met volledige prestaties, heeft het recht op een wekelijkse vermindering van zijn opdracht met twee prestatie-eenheden.
Als een personeelslid een opdracht heeft die minstens 75% bedraagt van het aantal prestatie-eenheden dat vereist is voor een ambt met volledige prestaties, heeft het recht op een wekelijkse vermindering van zijn opdracht met drie prestatie-eenheden.
Onder prestatie-eenheid wordt begrepen: lestijden, lesuren, uren-leraar, klokuren.
Om te berekenen of een personeelslid recht heeft op een vermindering van twee of drie prestatie-eenheden, worden alle prestaties in aanmerking genomen, ook die in andere onderwijsniveaus dan het basis- of secundair onderwijs. Het personeelslid moet wel altijd minimaal halftijds aangesteld zijn in het basis- of secundair onderwijs.
Voorbeeld 1
Een onderwijzer ASV beantwoordt aan de voorwaarden voor opname van een lerarenbonus. Hij heeft een opdracht van 15/22. Hij heeft recht op een lerarenbonus van 2/22. Hij blijft 13/22 uitoefenen.
Voorbeeld 2
Een leraar SO praktische vakken beantwoordt aan de voorwaarden voor opname van een lerarenbonus. Hij heeft een opdracht van 22/29. Hij heeft recht op een lerarenbonus van 3/29. Hij blijft 19/29 uitoefenen.
Voorbeeld 3
Een administratief medewerker beantwoordt aan de voorwaarden voor opname van een lerarenbonus. Hij heeft een opdracht van 36/36. Hij heeft recht op een lerarenbonus van 3/36. Hij blijft 33/36 presteren.
Voorbeeld 4
Een logopedist in het buitengewoon basisonderwijs beantwoordt aan de voorwaarden voor opname van een lerarenbonus. Hij heeft een opdracht van 24/30. Hij heeft recht op een lerarenbonus van 3/30. Hij blijft 21/30 presteren.
Voorbeeld 5
Een kleuteronderwijzer is aangesteld voor 10/24 vanaf 1 september 2022 én volgt een lerarenopleiding. Hij heeft geen recht op een lerarenbonus. Hij wordt vanaf 27 februari 2023 tot het einde van het schooljaar bijkomend aangesteld voor 4/24 in instaplestijden. Hij heeft vanaf dan recht op 2/24 lerarenbonus en presteert bijgevolg 12/24.
Voorbeeld 6
Een leraar Frans wordt aangesteld van 17 oktober 2022 tot en met 30 juni 2023 én volgt een lerarenopleiding. Hij heeft een tijdelijke opdracht van 10/20 in het secundair onderwijs en 7/20 in het volwassenenonderwijs. Hij heeft recht op een lerarenbonus van drie prestatie-eenheden en vermindert zijn opdracht in het secundair onderwijs tot 7/20.
Eens toegekend, wijzigt het volume van de lerarenbonus niet in de loop van het schooljaar. Als het personeelslid geen halftijdse aanstelling meer heeft, vervalt de lerarenbonus.
Voorbeeld 1
Een onderwijzer heeft een aanstelling van 1 september 2022 tot en met 30 juni 2023 van 16/24. Hij heeft recht op een lerarenbonus van twee prestatie-eenheden en presteert nog 14/24. Op 15 maart 2023 krijgt het personeelslid een bijkomende opdracht van 8/24. Ook al heeft hij op dat moment een voltijdse opdracht van 24/24, blijft hij recht hebben op een lerarenbonus van twee prestatie-eenheden en presteert hij 22/24.
Voorbeeld 2
Een leraar Frans wordt aangesteld van 17 oktober 2022 tot en met 30 juni 2023. Hij heeft een tijdelijke opdracht van 10/20 in het secundair onderwijs en 3/20 in het volwassenenonderwijs. Hij heeft recht op een lerarenbonus van twee prestatie-eenheden en blijft in het secundair onderwijs 8/20 presteren en in het volwassenenonderwijs 3/20. Op 15 januari 2023 wordt zijn opdracht in het secundair onderwijs met 1/20 verminderd door de terugkomst van de titularis. Hij behoudt een opdracht van 9/20 en heeft dus geen halftijdse aanstelling in het secundair onderwijs meer. Het recht op de lerarenbonus vervalt en het personeelslid moet zijn volledige opdracht (9/20) in het secundair onderwijs opnemen vanaf 15 januari 2023.
6.
Wanneer begint en eindigt de lerarenbonus?
De lerarenbonus kan ingaan van zodra het personeelslid minstens een halftijdse aanstelling krijgt in het basis- en secundair onderwijs én voldaan is aan alle voorwaarden vermeld in punt 3.2.
De lerarenbonus kan ingaan vanaf 1 september.
Het personeelslid dat een lerarenbonus heeft, behoudt de lerarenbonus tot het einde van het schooljaar, op voorwaarde dat het minimum halftijds aangesteld blijft. Wanneer het personeelslid geen halftijdse aanstelling meer heeft, vervalt de lerarenbonus.
De lerarenbonus eindigt eveneens
- als de aanstelling van het personeelslid eindigt;
- op het ogenblik dat het personeelslid de lerarenopleiding stopzet;
- als de maximale duur van drie kalenderjaren is overschreden.
Het personeelslid kan van de lerarenbonus genieten gedurende maximaal drie kalenderjaren, te rekenen vanaf de eerste dag van de inschrijving aan een lerarenopleiding.
Voorbeeld 1
Een administratief medewerker heeft een aanstelling van 24/36 in het basisonderwijs vanaf 1 september 2022 en volgt een lerarenopleiding vanaf 19 september 2022. Het personeelslid voldoet aan de voorwaarden om recht te hebben op een lerarenbonus vanaf 1 september 2022. Het personeelslid heeft maximaal recht op een lerarenbonus tot en met 31 augustus 2025.
Voorbeeld 2
Een personeelslid heeft een halftijdse aanstelling in het secundair onderwijs en volgt een lerarenopleiding vanaf 1 februari 2023. Het personeelslid voldoet aan de voorwaarden om recht te hebben op een lerarenbonus. Hij neemt de lerarenbonus op vanaf 1 februari 2023. Het personeelslid heeft maximaal recht op een lerarenbonus tot 31 januari 2026.
Voorbeeld 3
Een personeelslid heeft een aanstelling van 20/24 in het basisonderwijs en volgt een lerarenopleiding vanaf 1 februari 2023. Het personeelslid voldoet aan de voorwaarden om recht te hebben op een lerarenbonus. Het personeelslid zet de lerarenopleiding stop op 31 mei 2023. Het personeelslid heeft vanaf 1 juni 2023 geen recht meer op een lerarenbonus.
De maatregel over de lerarenbonus loopt af op 31 augustus 2026.
Personeelsleden die een lerarenbonus opnamen vóór 1 september 2026, kunnen na 31 augustus 2026 verder gebruik maken van de lerarenbonus voor maximaal drie kalenderjaren, te rekenen vanaf de eerste dag van de inschrijving aan een lerarenopleiding.
7.
Wat als het personeelslid een dienstonderbreking opneemt?
Het ziekteverlof, het bevallingsverlof, de afwezigheid wegens arbeidsongeval, wegens ongeval op weg naar en van het werk, wegens beroepsziekte, de terbeschikkingstelling wegens ziekte, de afwezigheid wegens een bedreiging door een beroepsziekte en het verlof wegens moederschapsbescherming maken geen einde aan de lerarenbonus.
De lerarenbonus mag gecombineerd worden met een dienstonderbreking, op voorwaarde dat de modaliteiten van die dienstonderbreking dat toelaten. De prestatie-eenheden waarvoor de lerarenbonus wordt opgenomen, worden beschouwd als prestaties.
Voorbeeld 1
Een personeelslid heeft een opdracht van 24/24 en heeft recht op een lerarenbonus van 3/24. Het personeelslid wil bijkomend 3/24 AVP opnemen. Dat is toegestaan. Het personeelslid presteert 18/24, heeft 3/24 AVP en 3/24 lerarenbonus.
Voorbeeld 2
Een personeelslid heeft een opdracht van 20/20 en heeft recht op een lerarenbonus van 3/20. Het wil een halftijdse loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen opnemen. Het personeelslid neemt in dat geval 10/20 loopbaanonderbreking en blijft 10/20 presteren. De lerarenbonus komt in aanmerking voor het gedeelte van de opdracht dat gepresteerd moet worden. Het personeelslid krijgt een uitkering voor 10/20 en zijn salaris voor 10/20. Het personeelslid presteert nog 7/20 en neemt 3/20 lerarenbonus op.
8.
Kan het personeelslid vervangen worden?
Het personeelslid dat de lerarenbonus opneemt, kan worden vervangen volgens de gangbare regels. Om organisatorische redenen kunnen lokaal afspraken gemaakt worden over een eventuele clustering van de lerarenbonus. De zendingen voor de vervanger gebeuren steeds conform de gangbare regels, d.w.z. via een wekelijkse opdracht ten belope van hetzelfde volume als de lerarenbonus.
9.
Wat is de administratieve stand van het personeelslid?
Tijdens de periode waarin het personeelslid een lerarenbonus opneemt, is het personeelslid met dienstactiviteit.
10.
Hoeveel bedraagt het salaris?
Het personeelslid heeft tijdens de lerarenbonus recht op salaris of salaristoelage en op verhoging tot een hoger salaris of een hogere salaristoelage.
11.
Komt de lerarenbonus in aanmerking voor het pensioen?
De lerarenbonus is een periode van dienstactiviteit die in aanmerking komt voor het pensioen.
12.
Welke procedure moet gevolgd worden?
De school deelt de lerarenbonus mee aan AGODI via een elektronische zending RL-1 met de dienstonderbrekingscode voor de lerarenbonus, nl. DO-code 240.
Voorbeeld 1
Een personeelslid heeft een opdracht van 22/22. Het volgt vanaf 01/10/2022 een lerarenopleiding. Het heeft recht op 3 uren lerarenbonus.
Zending vanaf 01/10/2022:
RL 1 met een opdracht van 22/22 en met een DO-code 240 lerarenbonus voor 3/22.
Voorbeeld 2
Een personeelslid heeft een opdracht van 13/20. Het volgt vanaf 01/02/2023 een lerarenopleiding. Het heeft recht op 2 uren lerarenbonus.
Zending vanaf 01/02/2023:
RL 1 met een opdracht van 13/20 en met een DO-code 240 lerarenbonus voor 2/20.
Voorbeeld 3
Een personeelslid heeft vanaf 27 februari 2022 een aanstelling voor 10/24 als kleuteronderwijzer en 4/24 in instaplestijden. De zending gebeurt met RL 1 voor 10/24 als kleuteronderwijzer, 4/24 kleuteronderwijzer met vakcode voor instaplestijden en met DO-code 240 lerarenbonus voor 2/24.
Voorbeeld 4
Een personeelslid heeft een opdracht van 17/21 als leraar in het secundair onderwijs. Het volgt een lerarenopleiding vanaf 01/10/2025 en neemt een lerarenbonus vanaf die datum. Omdat de lerarenbonus begon vóór 01/09/2026 mag het personeelslid die ook voor maximaal drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de lerarenopleiding verder zetten. De school stuurt vanaf 01/10/2025 een RL-1 voor 17/21 met DO-code 240 lerarenbonus voor 3/21. Het volgend schooljaar heeft het personeelslid een nieuwe opdracht van 11/21. Als het personeelslid zijn lerarenopleiding verder zet, dan mag de school een RL-1 insturen met een opdracht van 9/21 met een DO-code 240 lerarenbonus voor 2/21.
Bij elke aanstelling die recht geeft op een lerarenbonus legt het personeelslid het inschrijvingsbewijs van de lerarenopleiding voor aan de instelling. Dat bewijs moet niet bezorgd worden aan AGODI. Het personeelslid deelt ook de stopzetting onmiddellijk mee aan de instelling, die een overeenkomstige elektronische melding doet aan AGODI.
Voorbeeld 1
Een personeelslid heeft een aanstelling van 20/24 in het basisonderwijs en volgt een lerarenopleiding vanaf 1 februari 2023. Het personeelslid voldoet aan de voorwaarden om recht te hebben op een lerarenbonus. Het personeelslid zet de lerarenopleiding stop op 31 mei 2023. Het personeelslid heeft vanaf 1 juni geen recht meer op een lerarenbonus.
Zending vanaf 01/02/2023:
RL 1 met een opdracht van 20/24 en met een DO-code 240 lerarenbonus voor 3/24.
Zending vanaf 01-06-2023:
RL 1 met een opdracht van 20/24.
Specifiek voor het basisonderwijs: gelijktijdige toepassing van de toekenning van een hogere salarisschaal
Een personeelslid, aangesteld in het ambt van kleuteronderwijzer of in het ambt van onderwijzer, op basis van een bekwaamheidsbewijs van de categorie "andere" bekwaamheidsbewijzen, kan tijdelijk een hogere salarisschaal toegekend krijgen. De voorwaarde daarvoor is dat het personeelslid dat aangesteld is in het ambt van kleuteronderwijzer, de opleiding tot bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs of de opleiding educatieve bachelor in het kleuteronderwijs volgt, en het personeelslid dat aangesteld is in het ambt van onderwijzer, de opleiding tot bachelor in het onderwijs: lager onderwijs of de opleiding educatieve bachelor in het lager onderwijs. De toekenning van de hogere salarisschaal geldt uitsluitend tijdens de periode van maximaal vijf opeenvolgende kalenderjaren die aanvangt op de eerste dag van de maand waarin het personeelslid de opleiding effectief volgt en is van toepassing op alle opdrachten die het personeelslid in dat ambt vervult.
Meer details zijn terug te vinden onder punt 1 van de omzendbrief: Aandachtspunten van de vorige schooljaren, schooljaar 2013-2014.
13.
Bijlage
Bijlage 1: FAQ