1.
Inleiding
Een schoolbestuur in het basis- en secundair onderwijs krijgt de mogelijkheid om de vlakke loopbaan van de leraar te doorbreken via de toekenning van het mandaat van leraar-specialist.
Hiermee kunnen scholen specifieke expertise van hun leraren erkennen en waarderen. Dit moet ook zorgen voor de versterking van de onderwijskwaliteit via de leraar-specialist die zelf les geeft op grond van gespecialiseerde pedagogische kennis (bv. de verantwoordelijkheid opnemen van ‘moeilijke’ klassen of vakinhoudelijk specialiseren) of die de eigen kennis en ervaring overdraagt aan collega’s in het schoolteam via mentorschap, begeleiding van beginnende leraren in de klas, …
Niet alleen leraren die al een bepaalde expertise hebben verworven, komen voor het mandaat van leraar-specialist in aanmerking. Een leraar kan ook via professionalisering en bijscholing specifieke expertise verwerven of versterken met het oog op de taken die lokaal worden vastgelegd voor dit mandaat.
Het mandaat van leraar-specialist heeft verschillende functies:
- veel oudere leraren geven aan dat ze best nog wel voor de klas willen staan, maar dat ze ook hun kennis en kunde willen doorgeven. Dankzij het mandaat van leraar-specialist krijgen ze die mogelijkheid, zonder dat ze de klas helemaal moeten verlaten (bv. voor een directie-, zorg- of coachfunctie);
- ambitieuze leraren krijgen de kans om zich te onderscheiden;
- versterken van specifieke competenties en expertise binnen een schoolteam.
De functie van leraar-specialist is geen definitieve fase in de loopbaan, m.a.w. de aanstelling tot leraar-specialist gebeurt niet via een vaste benoeming in een (ander) ambt maar wel via een mandaat van bepaalde duur, dat weliswaar meerdere keren kan worden verlengd. Aan dit mandaat is tevens een aangepaste verloning gekoppeld via een niet-verworven salarisschaal.
Voor de toekenning van dit mandaat zijn centraal voorwaarden vastgelegd waaraan een personeelslid moet beantwoorden, maar een schoolbestuur krijgt daarnaast voldoende ruimte om bijkomende criteria vast te leggen op basis van lokaal overleg.
2.
Voorwaarden voor de toekenning van het mandaat van leraar-specialist
2.1.
Voorwaarden voor de school
Een schoolbestuur kan het mandaat van leraar-specialist toekennen aan een of meer personeelsleden die aangesteld zijn in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel in haar school of scholen voor basisonderwijs en secundair onderwijs.
Het schoolbestuur kan dit mandaat per school toekennen voor een maximum van 5% van de lesomkadering van de school waar het personeelslid aangesteld is.
Het mandaat moet per personeelslid steeds toegekend worden voor minstens een derde van een voltijdse lesopdracht.
2.1.1.
In het basisonderwijs
Een schoolbestuur kan in een school voor gewoon en buitengewoon basisonderwijs het mandaat van leraar-specialist toekennen aan een of meer personeelsleden die aangesteld zijn in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel voor een maximum van 5% van de lesomkadering (het pakket lestijden) van de school waar het personeelslid aangesteld is.
Het bepalen van de 5% lesomkadering van een school gebeurt bij de start van het schooljaar. Een aantal pakketten zijn op dat moment echter nog niet gekend, omdat ze pas op basis van een latere teldatum toegekend worden (instaplestijden, aanvullende lestijden voor anderstalige nieuwkomers, …).
De 5% van de lesomkadering van een school kan dus pas definitief bepaald worden als deze pakketten effectief gekend zijn.
Bij de vaststelling van het maximum van 5% van de lesomkadering van de school rondt u het resultaat steeds af naar de lagere eenheid.
2.1.1.1.
In het gewoon basisonderwijs
In een school voor gewoon basisonderwijs kan een schoolbestuur het mandaat van leraar-specialist toekennen aan een of meer personeelsleden die aangesteld zijn in een van de volgende wervingsambten:
- Kleuteronderwijzer
- Onderwijzer
- Leermeester godsdienst
- Leermeester niet-confessionele zedenleer
- Leermeester lichamelijke opvoeding.
Een schoolbestuur kan het mandaat toekennen tot en met het maximum van 5% van de lesomkadering van de school.
Het betreft hier alle lestijden volgens de schalen en alle aanvullende lestijden waar de school dat schooljaar recht op heeft.
Als lesomkadering voor deze maatregel gelden dus de volgende lestijden waar de school volgens de regelgeving recht op heeft:
1. gekend bij de start van het schooljaar
- de lestijden volgens de schalen;
- de SES-lestijden;
- de additionele lestijden volgens de schalen;
- de aanvullende lestijden voor levensbeschouwelijke vakken;
- de aanvullende lestijden voor aanvangsbegeleiding;
- de aanvullende lestijden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel;
- de aanvullende lestijden voor Samen School Maken;
2. nog niet gekend bij de start van het schooljaar of worden toegekend in de loop van het schooljaar
- de aanvullende lestijden voor anderstalige nieuwkomers en gewezen anderstalige nieuwkomers;
- de bijkomende lestijden voor vrijwillige fusie.
- de instaplestijden bij de instap van kleuters vanaf de instapdatum na de krokusvakantie;
- de herberekening van lestijden volgens de schalen in gemeenten of steden met capaciteitsproblemen.
Volgende lesomkadering komt niet in aanmerking:
Voorbeeld
Een school voor gewoon basisonderwijs heeft op 1 september recht op 1199 lestijden. Het mandaat van leraar-specialist kan toegekend worden tot een maximum van 5% van dit aantal lestijden, wat betekent dat deze school a rato van 59 lestijden het mandaat van leraar-specialist kan toekennen. Deze 59 lestijden vertegenwoordigen meer dan een derde van een voltijdse lesopdracht (8/24), zodat de school aan 1 of meerdere personeelsleden het mandaat kan toekennen.
Hierop geldt weliswaar een uitzondering. Als het volume van 5% van de lesomkadering van de school minder bedraagt dan een derde van een voltijdse lesopdracht, kan het schoolbestuur in de school in kwestie aan één personeelslid (onderwijzer, kleuteronderwijzer of leermeester) het mandaat van leraar-specialist toekennen voor een volume dat kleiner is dan een derde van een voltijdse lesopdracht en dit tot het maximum 5% van de lesomkadering.
Voorbeeld
Een school voor gewoon basisonderwijs heeft op 1 september recht op 122 lestijden. Het mandaat van leraar-specialist kan toegekend worden tot een maximum van 5% van dit aantal lestijden, wat betekent dat deze school a rato van 6 lestijden het mandaat van leraar-specialist kan toekennen
Deze 6 lestijden vertegenwoordigen minder dan een derde van een voltijdse lesopdracht (8/24), zodat de school aan slechts één personeelslid het mandaat kan toekennen voor deze 6 lestijden.
2.1.1.2.
In het buitengewoon basisonderwijs
In een school voor buitengewoon basisonderwijs kan een schoolbestuur het mandaat van leraar-specialist toekennen aan een of meer personeelsleden die aangesteld zijn in een van de volgende wervingsambten:
- Kleuteronderwijzer algemene en sociale vorming
- Onderwijzer algemene en sociale vorming
- Leermeester algemene en sociale vorming, specialiteit: lichamelijke opvoeding
- Leermeester algemene en sociale vorming, specialiteit Compensatietechniek-braille in type 6
- Leermeester niet-confessionele zedenleer
- Leermeester godsdienst.
De toekenning van het mandaat aan een of meer personeelsleden kan tot en met een maximum van 5% van de lesomkadering van de school.
Het betreft hier alle lestijden volgens de schalen en alle aanvullende lestijden waar de school dat schooljaar recht op heeft
Als lesomkadering voor deze maatregel gelden dus de volgende lestijden waar de school volgens de regelgeving recht op heeft:
1. gekend bij de start van het schooljaar
- de lestijden volgens de schalen;
- de aanvullende lestijden voor levensbeschouwelijke vakken;
- de aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid;
- de aanvullende lestijden ter ondersteuning van de integratie van de anderstalige leerlingen voor de Nederlandstalige scholen in de rand- en taalgrensgemeenten, voor de scholen in de gemeenten die grenzen aan de randgemeenten en/of aan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en voor de scholen in de gemeenten die bepaald worden door de Vlaamse Gemeenschap;
- de aanvullende lestijden voor aanvangsbegeleiding;
- de aanvullende lestijden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel;
- de aanvullende lestijden voor Samen School Maken;
2. nog niet gekend bij de start van het schooljaar of worden toegekend in de loop van het schooljaar
- de aanvullende lestijden voor het permanent onderwijs aan huis;
- de bijkomende lestijden voor vrijwillige fusie.
Volgende lesomkadering komt niet in aanmerking:
Voorbeeld
Een school voor buitengewoon basisonderwijs heeft op 1 september recht op 392 lestijden. Het mandaat van leraar-specialist kan toegekend worden tot een maximum van 5% van dit aantal lestijden, wat betekent dat deze school a rato van 19 lestijden het mandaat van leraar-specialist kan toekennen.
Deze 19 lestijden vertegenwoordigen meer dan een derde van een voltijdse lesopdracht (8/22), zodat de school aan meerdere personeelsleden het mandaat kan toekennen.
Hierop geldt weliswaar een uitzondering. Als het volume van 5% van de lesomkadering van de school minder bedraagt dan een derde van een voltijdse lesopdracht, kan het schoolbestuur in de school in kwestie aan één personeelslid (onderwijzer, kleuteronderwijzer of leermeester) het mandaat van leraar-specialist toekennen voor een volume dat kleiner is dan een derde van een voltijdse lesopdracht en dit tot het maximum 5% van de lesomkadering.
Voorbeeld
Een school voor buitengewoon basisonderwijs heeft op 1 september recht op 109 lestijden. Het mandaat van leraar-specialist kan toegekend worden tot een maximum van 5% van dit aantal lestijden, wat betekent dat deze school a rato van 5 lestijden het mandaat van leraar-specialist kan toekennen
Deze 5 lestijden vertegenwoordigen minder dan een derde van een voltijdse lesopdracht (8/22), zodat de school aan slechts één personeelslid het mandaat kan toekennen voor deze 5 lestijden.
2.1.2.
In het secundair onderwijs
Een schoolbestuur kan in een school voor gewoon voltijds secundair onderwijs, in een centrum voor deeltijds onderwijs en in een school voor buitengewoon secundair onderwijs het mandaat van leraar-specialist toekennen aan een of meer personeelsleden die aangesteld zijn in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel voor een maximum van 5% van de lesomkadering (het pakket uren-leraar of lesuren) van de school of het centrum waar het personeelslid aangesteld is.
Bij de vaststelling van het maximum van 5% van de lesomkadering van de school rondt u het resultaat steeds af naar de lagere eenheid.
Het bepalen van de 5% gebeurt bij de start van het schooljaar. Een aantal pakketten zijn op dat moment nog niet gekend, omdat ze pas op basis van een latere teldatum toegekend worden. In het gewoon secundair onderwijs is dit het geval voor uren-leraar anderstalige nieuwkomers, waar de teldatum op de laatste lesdag van september valt en (desgevallend) de herberekening voor levensbeschouwelijke vakken. In het buitengewoon secundair onderwijs gaat het o.m. om de lesuren voor de minderheidscursussen, de bijkomende lesuren, de lesuren POAH, …
De 5% van de lesomkadering van een school kan dus pas definitief bepaald worden als deze pakketten effectief gekend zijn.
AGODI informeert de scholen bij de start van het schooljaar 2023-2024 over de berekende 5% op basis van de lesomkadering die op dat moment gekend is. Vanaf schooljaar 2024-2025 zal dit eind juni van het voorgaande schooljaar zijn.
2.1.2.1.
In het gewoon voltijds secundair onderwijs
In een school voor gewoon voltijds secundair onderwijs kan een schoolbestuur het mandaat van leraar-specialist toekennen aan een of meer personeelsleden die aangesteld zijn in een van de volgende wervingsambten:
- Leraar
- Godsdienstleraar
- Leraar niet-confessionele zedenleer
- Begeleider.
De toekenning van het mandaat aan een of meer personeelsleden kan tot en met een maximum van 5% van de lesomkadering van de school.
Als lesomkadering voor deze maatregel gelden de volgende uren-leraar waar de school volgens de regelgeving dat schooljaar recht op heeft:
1. gekend bij de start van het schooljaar
- het pakket wekelijkse uren-leraar;
- de uren-leraar voor de levensbeschouwelijke vakken;
- de uren-leraar land- en tuinbouw;
- de uren-leraar voor aanvangsbegeleiding;
- de aanvullende uren-leraar voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel;
- de aanvullende uren-leraar voor Samen School Maken
- de uren-leraar Gelijke onderwijskansenbeleid (GOK).
2. nog niet gekend bij de start van het schooljaar of worden toegekend in de loop van het schooljaar
- de uren-leraar uit het pakket van 20.000 uren-leraar voor de scholengemeenschappen;
- de uren-leraar voor anderstalige nieuwkomers.
Volgende lesomkadering komt niet in aanmerking:
Voorbeeld
Een school voor gewoon secundair onderwijs heeft op 1 september recht op 1955 uren-leraar. Het mandaat van leraar-specialist kan toegekend worden tot een maximum van 5% van dit aantal uren-leraar, wat betekent dat deze school a rato van 97 uren-leraar het mandaat van leraar-specialist kan toekennen. Deze 97 uren-leraar vertegenwoordigen meer dan een derde van een voltijdse lesopdracht (8/22, 7/21, 7/20, 10/29), zodat de school aan meerdere personeelsleden het mandaat kan toekennen.
Hierop geldt weliswaar een uitzondering. Als het volume van 5% van de lesomkadering van de school minder bedraagt dan een derde van een voltijdse lesopdracht, kan het schoolbestuur in de school in kwestie aan één leraar het mandaat van leraar-specialist toekennen voor een volume dat kleiner is dan een derde van een voltijdse lesopdracht en dit tot het maximum 5% van de lesomkadering.
2.1.2.2.
In het deeltijds beroepssecundair onderwijs
In een autonoom centrum voor deeltijds secundair onderwijs kan een schoolbestuur het mandaat van leraar-specialist toekennen aan een of meer personeelsleden die aangesteld zijn in een van de volgende wervingsambten:
- leraar;
- godsdienstleraar;
- leraar niet-confessionele zedenleer.
De toekenning van het mandaat aan een of meer personeelsleden kan tot en met een maximum van 5% van de lesomkadering van het centrum.
Als lesomkadering voor deze maatregel gelden de volgende uren-leraar waar de school volgens de regelgeving dat schooljaar recht op heeft:
1. gekend bij de start van het schooljaar
- het pakket wekelijkse uren-leraar;
- de uren-leraar voor aanvangsbegeleiding;
- de aanvullende uren-leraar voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel;
- de aanvullende uren-leraar voor Samen School Maken;
2. nog niet gekend bij de start van het schooljaar of worden toegekend in de loop van het schooljaar
- de uren-leraar uit het pakket van 20.000 uren-leraar voor de scholengemeenschappen;
- de uren-leraar voor anderstalige nieuwkomers.
Volgende lesomkadering komt niet in aanmerking:
Voorbeeld
Een autonoom centrum voor deeltijds secundair onderwijs heeft op 1 september recht op 1037 uren-leraar. Het mandaat van leraar-specialist kan toegekend worden tot een maximum van 5% van dit aantal uren-leraar, wat betekent dat deze school a rato van 51 uren-leraar het mandaat van leraar-specialist kan toekennen. Deze 51 uren-leraar vertegenwoordigen meer dan een derde van een voltijdse lesopdracht (8/22, 7/21, 7/20, 10/29), zodat het centrum aan meerdere personeelsleden het mandaat kan toekennen.
Hierop geldt weliswaar een uitzondering. Als het volume van 5% van de lesomkadering van de school minder bedraagt dan een derde van een voltijdse lesopdracht, kan het schoolbestuur in de school in kwestie aan één leraar het mandaat van leraar-specialist toekennen voor een volume dat kleiner is dan een derde van een voltijdse lesopdracht en dit tot het maximum 5% van de lesomkadering.
2.1.2.3.
In het buitengewoon secundair onderwijs
In een school voor buitengewoon secundair onderwijs kan een schoolbestuur het mandaat van leraar-specialist toekennen aan een of meer personeelsleden die aangesteld zijn in een van de volgende wervingsambten:
- Leraar algemene en sociale vorming
- Leraar algemene en sociale vorming, specialiteit: lichamelijke opvoeding
- Leraar algemene en sociale vorming, compensatietechniek-braille in type 6
- Leraar beroepsgerichte vorming
- Leraar niet-confessionele zedenleer
- Godsdienstleraar.
De toekenning van het mandaat aan een of meer personeelsleden kan tot en met een maximum van 5% van de lesomkadering van de school.
Als lesomkadering voor deze maatregel gelden de volgende lesuren waar de school volgens de regelgeving dat schooljaar recht op heeft:
1. gekend bij de start van het schooljaar
- het pakket wekelijkse lesuren, inclusief de lesuren meerderheidscursus godsdienst/zedenleer;
- de bijkomende lesuren voor klassendirectie;
- de lesuren voor aanvangsbegeleiding;
- de bijkomende lesuren voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel;
- de bijkomende lesuren voor Samen School Maken;
- de lesuren Gelijke onderwijskansenbeleid (GOK);
2. nog niet gekend bij de start van het schooljaar of worden toegekend in de loop van het schooljaar
- de lesuren voor de minderheidscursussen in de godsdienst of de zedenleer;
- de bijkomende lesuren klassenraad en bijscholing/begeleiding;
- de lesuren uit het pakket van 20.000 uren-leraar voor de scholengemeenschappen;
- de toegekende afwijkingslesuren;
- de lesuren permanent onderwijs aan huis (POAH).
Volgende lesomkadering komt niet in aanmerking:
Voorbeeld
Een school voor buitengewoon secundair onderwijs heeft op 1 september recht op 1103 lesuren. Het mandaat van leraar-specialist kan toegekend worden tot een maximum van 5% van dit aantal lesuren, wat betekent dat deze school a rato van 55 lesuren het mandaat van leraar-specialist kan toekennen. Deze 55 lesuren vertegenwoordigen meer dan een derde van een voltijdse lesopdracht (8/22, 8/24), zodat de school aan meerdere personeelsleden het mandaat kan toekennen.
Hierop geldt weliswaar een uitzondering. Als het volume van 5% van de lesomkadering van de school minder bedraagt dan een derde van een voltijdse lesopdracht, kan het schoolbestuur in de school in kwestie aan één leraar het mandaat van leraar-specialist toekennen voor een volume dat kleiner is dan een derde van een voltijdse lesopdracht en dit tot het maximum 5% van de lesomkadering.
Voorbeeld
Een school voor buitengewoon secundair onderwijs heeft op 1 september recht op 133 lesuren. Het mandaat van leraar-specialist kan toegekend worden tot een maximum van 5% van dit aantal lesuren, wat betekent dat deze school a rato van 6 lesuren het mandaat van leraar-specialist kan toekennen
Deze 6 lesuren vertegenwoordigen minder dan een derde van een voltijdse lesopdracht (8/22 of 8/24), zodat de school aan slechts één personeelslid het mandaat kan toekennen voor deze 6 lesuren.
2.2.
Criteria voor de toekenning van het mandaat van leraar-specialist
Een schoolbestuur kan het mandaat van leraar-specialist toekennen aan een personeelslid dat aan volgende voorwaarden beantwoordt:
- het personeelslid is in de school aangesteld in een wervingsambt van het bestuurs-of onderwijzend personeel (zie punt 2.1);
- het personeelslid heeft minstens 10 jaar dienstanciënniteit verworven in het desbetreffende wervingsambt, berekend volgens artikel 4 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs of volgens artikel 6 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs;
- het personeelslid bezit aantoonbare expertise of zal deze expertise verwerven in functie van de specifieke taak of taken die hij als leraar-specialist toegekend krijgt;
- het personeelslid heeft als laatste evaluatie voor het desbetreffende wervingsambt geen evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” gekregen.
Het schoolbestuur legt specifieke taken vast die het wenst te koppelen aan het mandaat en kan ook nog bijkomende eigen criteria vastleggen voor de toekenning van het mandaat. Dit laat toe om specifieke criteria en specifieke taken te bepalen die rekening houden met de lokale context en noden van de school.
Het schoolbestuur onderhandelt over de vastlegging van de specifieke taken en de daarvoor benodigde expertise en over eventuele bijkomende criteria in het daartoe bevoegde lokaal comité.
3.
Toekenning van het mandaat van leraar-specialist aan een personeelslid
3.1.
Voorwaarden voor het personeelslid
Het personeelslid moet in het basis- of secundair onderwijs in de school aangesteld zijn als vastbenoemd of als tijdelijk personeelslid in een vacante of niet-vacante betrekking in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel (zie ook punt 2.1) en moet voldoen aan volgende voorwaarden:
- het personeelslid heeft minstens 10 jaar dienstanciënniteit verworven in het desbetreffende wervingsambt berekend volgens artikel 4 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs of volgens artikel 6 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs;
- het personeelslid bezit aantoonbare expertise of zal deze expertise verwerven in functie van de specifieke taak of taken die hij als leraar-specialist toegekend krijgt;
- het personeelslid heeft als laatste evaluatie voor het desbetreffende wervingsambt geen evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” gekregen;
Als het schoolbestuur bijkomende criteria heeft vastgelegd (zie punt 2.2) moet het personeelslid ook aan deze criteria voldoen.
3.2.
Volume van het mandaat
Als het schoolbestuur het mandaat van leraar-specialist toekent aan een personeelslid moet het schoolbestuur dit mandaat minstens voor een derde van een voltijdse lesopdracht toekennen. Dit volume van een derde van de voltijdse lesopdracht geldt steeds per school.
Bij de berekening van het minimale volume van een derde van een voltijdse opdracht wordt het resultaat steeds afgerond naar de hogere eenheid.
Dit betekent niet dat het personeelslid in de school voor een voltijdse opdracht moet aangesteld zijn. Het personeelslid kan ook voor een deeltijdse opdracht aangesteld zijn, maar de opdracht waaraan het mandaat is gekoppeld moet in de school waar het mandaat wordt toegekend minstens een derde van een voltijdse opdracht omvatten.
Het mandaat maakt ook steeds deel uit van de opdracht van het personeelslid en het volume ervan wordt dus gekoppeld aan de prestatienoemer van het personeelslid (zie punt 4.1).
Voorbeelden
Voorbeelden basisonderwijs
Voorbeeld 1
Een personeelslid heeft in een school voor gewoon basisonderwijs een opdracht van 24/24 in het ambt van onderwijzer. Het volume van het mandaat van leraar-specialist moet minstens een derde van een voltijdse lesopdracht bedragen (8/24). Het schoolbestuur beslist om aan dit personeelslid het mandaat van leraar-specialist toe te kennen voor 8/24 binnen deze 24/24.
Voorbeeld 2
Een personeelslid heeft in een school voor buitengewoon basisonderwijs een opdracht van 11/22 in het ambt van kleuteronderwijzer ASV. Het volume van het mandaat van leraar-specialist moet minstens een derde van een voltijdse lesopdracht bedragen (8/22). Het schoolbestuur beslist om aan dit personeelslid het mandaat van leraar-specialist toe te kennen voor 8/22 binnen de opdracht van 11/22.
Voorbeelden secundair onderwijs
Voorbeeld 1
Een personeelslid heeft in een school voor gewoon secundair onderwijs een opdracht van 18/20 in het ambt van leraar. Het volume van het mandaat van leraar-specialist moet minstens een derde van een voltijdse lesopdracht bedragen (7/20). Het schoolbestuur beslist om aan dit personeelslid, het mandaat van leraar-specialist toe te kennen voor 9/20 binnen de opdracht van 18/20.
Voorbeeld 2
Een personeelslid heeft in een school voor buitengewoon secundair onderwijs een opdracht van 22/22 in het ambt van leraar ASV. Het volume van het mandaat van leraar-specialist moet minstens een derde van een voltijdse lesopdracht bedragen (8/22). Het schoolbestuur beslist om aan dit personeelslid het mandaat van leraar-specialist toe te kennen voor 8/22 binnen de opdracht van 22/22.
Op het een derde van een voltijdse opdracht geldt weliswaar een uitzondering. Als het volume van 5% van de lesomkadering van de school minder bedraagt dan een derde van een voltijdse lesopdracht, kan het schoolbestuur in de school in kwestie aan één personeelslid in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel het mandaat van leraar-specialist toekennen voor een volume dat kleiner is dan een derde van een voltijdse lesopdracht en dit tot het maximum 5% van de lesomkadering.
Voorbeeld
Een school voor gewoon basisonderwijs heeft op 1 september recht op 122 lestijden. Het mandaat van leraar-specialist kan toegekend worden tot een maximum van 5% van dit aantal lestijden, wat betekent dat deze school a rato van 6 lestijden het mandaat van leraar-specialist kan toekennen
Deze 6 lestijden vertegenwoordigen minder dan een derde van een voltijdse lesopdracht (8/24), zodat de school aan één personeelslid het mandaat kan toekennen voor 6/24.
3.3.
Duur van het mandaat
Het mandaat van leraar-specialist wordt steeds toegekend voor een periode van drie schooljaren.
Als een schoolbestuur het mandaat van leraar-specialist aan een personeelslid toekent in de loop van een schooljaar geldt dit als het eerste volledige schooljaar van de periode van drie schooljaren.
Na het beëindigen van deze periode van drie schooljaren kan het schoolbestuur beslissen om het mandaat opnieuw toe te kennen aan hetzelfde personeelslid voor een nieuwe periode van drie schooljaren. Maar het schoolbestuur kan evengoed beslissen om het mandaat aan een ander personeelslid toe te kennen.
3.4.
Beëindiging van het mandaat
Het mandaat eindigt van rechtswege op het einde van de periode van drie schooljaren waarvoor het werd toegekend.
Het mandaat kan ook binnen de periode van drie schooljaren vervroegd beëindigd worden, hetzij door het schoolbestuur hetzij door het personeelslid.
Als een schoolbestuur het mandaat van een leraar-specialist van een personeelslid vervroegd beëindigt (zie punt 3.4.1) of het personeelslid met het mandaat van leraar-specialist het mandaat zelf vroegtijdig beëindigt (zie punt 3.4.2), kan het schoolbestuur dit mandaat aan een ander personeelslid toekennen. Die toekenning gebeurt dan voor een nieuwe periode van drie schooljaren.
3.4.1.
Beëindiging van het mandaat door het schoolbestuur
Het schoolbestuur kan via een gemotiveerde opzegtermijn van drie maanden een einde stellen aan het mandaat dat ze aan een personeelslid heeft toegekend.
Daarnaast zijn er een aantal situaties waardoor een schoolbestuur het mandaat moet beëindigen zonder opzegtermijn:
- als het personeelslid dat het mandaat uitoefent een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” heeft gekregen voor het wervingsambt waarin hij het mandaat van leraar-specialist uitoefent;
- als de betrekking in het wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel waarin het personeelslid is aangesteld in de school niet meer in stand kan worden gehouden;
Voorbeeld
Een personeelslid is voor 12/24 vastbenoemd in een school voor gewoon basisonderwijs en krijgt vanaf het schooljaar 2023-2024 voor 8/24 het mandaat van leraar-specialist toegewezen.
In het schooljaar 2024-2025 daalt het lestijdenpakket van de school en wordt het personeelslid voor 4/24 TBSOB. Het personeelslid kan het mandaat van leraar-specialist behouden want heeft nog steeds voor minstens een derde van een voltijdse lesopdracht een opdracht (8/24).
In het schooljaar 2025-2026 is er opnieuw een daling van het lestijdenpakket waardoor het personeelslid voor 8/24 TBSOB wordt. Het is niet mogelijk om het personeelslid te reaffecteren in de school. Het personeelslid verliest het mandaat van leraar-specialist omdat hij geen aanstelling meer heeft voor minstens een derde van een voltijdse opdracht.
- als het personeelslid de leeftijdgrens voor het rustpensioen bereikt of op het einde van het schooljaar waarin het personeelslid de leeftijdsgrens bereikt;
- als het personeelslid met rustpensioen gaat;
- als de verlenging eindigt van de aanstelling van het personeelslid dat de leeftijdsgrens voor het rustpensioen heeft bereikt en na het bereiken van die leeftijdsgrens een aanstelling behield;
- als het mandaat niet langer kan toegekend worden aan een of meerdere personeelsleden omdat er hierdoor bij de start van het schooljaar een overschrijding is van het maximum van 5% van de lesomkadering van de school waar het personeelslid is aangesteld.
Vermits de toekenning van het mandaat gekoppeld is aan de lesomkadering van de school kan een daling van deze lesomkadering ook een invloed hebben op het volume van de toegekende mandaatsopdrachten in de school. Dit kan tot gevolg hebben dat het initieel toegekende volume van de mandaatopdracht van een of meer personeelsleden moet verminderd worden of dat het mandaat zelfs volledig moet worden beëindigd. Daarom moet een schoolbestuur criteria vastleggen die ze zal hanteren om te bepalen hoe die daling wordt toegepast op de personeelsleden die met het mandaat van leraar-specialist belast zijn. Het schoolbestuur onderhandelt die criteria in het daartoe bevoegde lokale onderhandelingscomité.
Voorbeeld
Een school voor gewoon secundair onderwijs heeft op 1 september recht op 869 uren-leraar. Het mandaat van leraar-specialist kan toegekend worden tot een maximum van 5% van dit aantal uren-leraar, wat betekent dat deze school a rato van 43 uren-leraar het mandaat van leraar-specialist kan toekennen. Deze 43 uren-leraar vertegenwoordigen meer dan een derde van een voltijdse lesopdracht (8/22, 7/21, 7/20, 10/29), zodat de school aan meerdere personeelsleden het mandaat kan toekennen.
Het mandaat wordt toegekend aan vijf personeelsleden:
- personeelslid A krijgt een mandaat voor 10/20;
- personeelslid B krijgt een mandaat voor 7/20;
- personeelslid C krijgt een mandaat voor 8/21;
- personeelslid D krijgt een mandaat voor 10/21;
- personeelslid E krijgt een mandaat voor 8/22.
De school kent een daling van het aantal leerlingen heeft het daaropvolgende schooljaar op 1 september nog recht op 782 uren-leraar. Het mandaat van leraar-specialist kan toegekend worden tot een maximum van 5% van dit aantal uren-leraar, wat betekent dat in deze school nog a rato van 39 uren-leraar het mandaat van leraar-specialist kan toegekend worden of 4 uren-leraar minder dan het vorige schooljaar. Het schoolbestuur onderhandelt in haar lokaal onderhandelingscomité als criterium dat de vermindering toegepast wordt op de personeelsleden die een mandaat toegekend kregen voor meer dan een derde van een lesopdracht.
Dit leidt tot volgende mandaatopdrachten voor de
- bij personeelslid A wordt het mandaat van 10/20 naar 9/20 gebracht;
- personeelslid B behoudt zijn mandaat voor 7/20;
- bij personeelslid C wordt het een mandaat van 8/21 naar 7/21 gebracht;
- bij personeelslid D wordt het mandaat van 10/21 naar 8/21 gebracht;
- personeelslid E behoudt een mandaat voor 8/22.
3.4.2.
Beëindiging van het mandaat door het personeelslid
Het personeelslid dat het mandaat van leraar-specialist uitoefent, kan vroegtijdig een einde aan het mandaat maken.
Het personeelslid stuurt daartoe voor 1 april van het schooljaar een aangetekende brief aan het schoolbestuur met daarin de mededeling van de beëindiging van het mandaat. Het mandaat van dit personeelslid wordt dan beëindigd op 1 september.
In onderling overleg tussen schoolbestuur en personeelslid kan deze melding ook op een andere datum plaatsvinden en kan ook de beëindiging op een ander ogenblik ingaan.
4.
Administratieve en geldelijke toestand van het personeelslid
4.1.
Administratieve toestand
Het personeelslid dat een mandaat als leraar-specialist toegekend krijgt, blijft aangesteld in zijn wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en behoudt daarbij zijn volledige opdracht.
Binnen die opdracht krijgt hij voor een welbepaald aantal lestijden, uren-leraar of lesuren het mandaat toegekend, waarbij het toegekende volume minstens een derde van een voltijdse lesopdracht in de school in het desbetreffende ambt moet omvatten.
Daar geldt weliswaar een uitzondering op als het volume van 5% van de lesomkadering van de school minder bedraagt dan een derde van een voltijdse lesopdracht. In dat geval kan het schoolbestuur in de school in kwestie toch nog aan één leraar het mandaat van leraar-specialist toekennen voor een volume dat kleiner is dan een derde van een voltijdse lesopdracht en dit tot het maximum 5% van de lesomkadering.
De toekenning van het mandaat houdt dus geen vermindering of vrijstelling van de lesopdracht van het personeelslid in!
Het personeelslid dat het mandaat van leraar-specialist toegekend krijgt, voert de daaraan verbonden taken uit binnen en in combinatie met zijn initiële lesopdracht.
Voorbeelden
Voorbeelden basisonderwijs
Voorbeeld 1
Een personeelslid heeft een in een school voor gewoon basisonderwijs een opdracht van 24/24 in het ambt van onderwijzer. Het volume van het mandaat van leraar-specialist moet minstens een derde van een voltijdse lesopdracht bedragen (8/24).Het schoolbestuur beslist om aan dit personeelslid het mandaat van leraar-specialist toe te kennen voor 12/24. Het personeelslid blijft belast met zijn initiële opdracht van onderwijzer voor 24/24 en voert binnen en in combinatie met die lesopdracht voor 12/24 de taken uit die aan het mandaat van leraar-specialist verbonden zijn.
Voorbeeld 2
Een personeelslid heeft in een school voor buitengewoon basisonderwijs een opdracht van 11/22 in het ambt van kleuteronderwijzer ASV. Het volume van het mandaat van leraar-specialist moet minstens een derde van een voltijdse lesopdracht bedragen (8/22). Het schoolbestuur beslist om aan dit personeelslid het mandaat van leraar-specialist toe te kennen voor 8/22. Het personeelslid blijft belast met zijn initiële lesopdracht van kleuteronderwijzer ASV voor 11/22 en voert binnen en in combinatie met die lesopdracht voor 8/22 de taken uit die aan het mandaat van leraar-specialist verbonden zijn .
Voorbeelden secundair onderwijs
Voorbeeld 1
Een personeelslid heeft een in een school voor gewoon secundair onderwijs een opdracht van 18/20 in het ambt van leraar. Het volume van het mandaat van leraar-specialist moet minstens een derde van een voltijdse lesopdracht bedragen (7/20). Het schoolbestuur beslist om aan dit personeelslid het mandaat van leraar-specialist toe te kennen voor 9/20. Het personeelslid blijft belast met zijn opdracht van leraar voor 18/20 en voert binnen en in combinatie met die opdracht voor 9/20 de taken uit die aan het mandaat van leraar-specialist verbonden zijn.
Voorbeeld 2
Een personeelslid heeft in een school voor buitengewoon secundair onderwijs een opdracht van 24/24 in het ambt van leraar BGV. Het volume van het mandaat van leraar-specialist moet minstens een derde van een voltijdse lesopdracht bedragen (8/24). Het schoolbestuur beslist om aan dit personeelslid het mandaat van leraar-specialist toe te kennen voor 8/24. Het personeelslid blijft belast met zijn opdracht van leraar BGV voor 24/24 en voert binnen en in combinatie met die opdracht voor 8/24 de taken uit die aan het mandaat van leraar-specialist verbonden zijn.
4.2.
Geldelijke toestand
Het personeelslid dat een mandaat van leraar-specialist toegekend krijgt, behoudt tijdens de duur van dat mandaat zijn volledige salaris voor zijn opdracht in het wervingsambt in kwestie. Daarnaast heeft het personeelslid recht op een bijkomende vergoeding in de vorm van een niet-verworven salarisschaal (salarisschaal 895) voor dat deel van zijn opdracht waarvoor het mandaat is toegekend.
Voorbeelden
Voorbeelden basisonderwijs
Voorbeeld 1
Een personeelslid heeft een in een school voor gewoon basisonderwijs een opdracht van 24/24 in het ambt van onderwijzer. Het schoolbestuur beslist om aan dit personeelslid het mandaat van leraar-specialist toe te kennen voor 12/24. Het personeelslid behoudt zijn salaris voor zijn opdracht van onderwijzer voor 24/24 en krijgt een bijkomende vergoeding voor de mandaatopdracht van 12/24.
Voorbeeld 2
Een personeelslid heeft in een school voor buitengewoon basisonderwijs een opdracht van 11/22 in het ambt van kleuteronderwijzer ASV. Het schoolbestuur beslist om aan dit personeelslid het mandaat van leraar-specialist toe te kennen voor 8/22. Het personeelslid behoudt zijn salaris voor zijn opdracht van kleuteronderwijzer ASV voor 11/22 en krijgt een bijkomende vergoeding voor de mandaatopdracht van 8/22.
Voorbeelden secundair onderwijs
Voorbeeld 1
Een personeelslid heeft een in een school voor gewoon secundair onderwijs een opdracht van 18/20 in het ambt van leraar. Het schoolbestuur beslist om aan dit personeelslid, het mandaat van leraar-specialist toe te kennen voor 9/20. Het personeelslid behoudt zijn salaris voor zijn opdracht van leraar voor 18/20 en krijgt een bijkomende vergoeding voor de mandaatopdracht van 9/20.
Voorbeeld 2
Een personeelslid heeft in een school voor buitengewoon secundair onderwijs een opdracht van 24/24 in het ambt van leraar BGV. Het schoolbestuur beslist om aan dit personeelslid het mandaat van leraar-specialist toe te kennen voor 8/24. Het personeelslid behoudt zijn salaris voor zijn opdracht van leraar BGV voor 24/24 en krijgt een bijkomende vergoeding voor de mandaatopdracht van 8/24.
De toekenning van de niet-verworven salarisschaal is persoonsgebonden en wordt toegekend zolang het personeelslid een salaris of wachtgeld ontvangt voor het ambt en de opdracht waaraan het mandaat gekoppeld is:
- Als het personeelslid met het mandaat van leraar-specialist afwezig is wegens ziekte behoudt het personeelslid met het mandaat van leraar-specialist de daaraan verbonden niet-verworven salarisschaal. Dat geldt niet voor een tijdelijk personeelslid met het mandaat van leraar-specialist dat geen recht meer heeft op bezoldigd ziekteverlof. Dit personeelslid behoudt weliswaar het mandaat en het recht op de niet-verworven salarisschaal, maar die wordt – net als het salaris – niet uitbetaald tijdens de duur van het onbezoldigd ziekteverlof. De vervanger van het afwezige personeelslid heeft echter geen recht op de niet-verworven salarisschaal, want hij is niet belast met het mandaat van leraar-specialist.
- Als het personeelslid met het mandaat van leraar-specialist voor zijn volledige opdracht afwezig is wegens een verlofstelsel waarvoor hij geen recht heeft op een salaris, behoudt hij wel het recht op de niet-verworven salarisschaal, maar wordt die – net als het salaris – niet uitbetaald tijdens de duur van de afwezigheid.
Als het personeelslid met het mandaat van leraar-specialist deeltijds afwezig is wegens een verlofstelsel waardoor hij in de school minder dan een derde van een voltijdse opdracht presteert in het ambt waarvoor het mandaat van leraar-specialist werd toegekend, dan wordt de niet-verworven salarisschaal niet uitbetaald tijdens de duur van de deeltijdse afwezigheid.
De vervanger van een afwezig personeelslid heeft enkel recht op de niet-verworven salarisschaal wanneer het schoolbestuur dit mandaat ook aan de vervanger toekent.
Opgelet: het volume van de mandaten van de titularis en vervanger worden allebei in rekening gebracht om het maximale volume van 5% van de lesomkadering - zoals bepaald in punt 2.1 - te berekenen.
4.2.1.
Vakantiegeld, eindejaarstoelage, uitgestelde bezoldiging en wachtgeld
De niet-verworven salarisschaal komt in aanmerking voor de berekening van het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en de uitgestelde bezoldiging.
Als een personeelslid zich in de stand terbeschikkingstelling bevindt wordt de niet-verworven salarisschaal ook in rekening gebracht voor de berekening van het wachtgeld(toelage), die gebaseerd is op de laatste activiteitssalaris(-toelage).
Zowel op het(de) salaris(toelage) als op de niet-verworven salarisschaal wordt een percentage toegepast om het(de) wachtgeld(toelage) te berekenen.
4.2.2.
In aanmerkingneming voor de pensioenberekening
De niet-verworven salarisschaal komt in aanmerking voor de vaststelling van het pensioen.
Dit heeft als gevolg dat op deze niet-verworven salarisschalen werknemersbijdragen moeten worden afgehouden. Deze afhoudingen zijn precies dezelfde als de afhoudingen die van kracht zijn op het salaris of salaristoelage die wordt uitbetaald aan het personeelslid:
- voor tijdelijke personeelsleden is dit 13,07% RSZ;
- voor vastbenoemde personeelsleden bedraagt dit 3,55% VGZ + 7,5% FOP = 11,05%.
4.2.3.
Cumulatie met andere niet-verworven salarisschalen
De niet-verworven salarisschaal voor het mandaat van leraar-specialist kan gecombineerd worden met andere niet verworven salarisschalen.
5.
Praktische schikkingen
Als een personeelslid het mandaat van leraar-specialist toegekend krijgt, zendt u hiervoor een RL-1 met de opdracht en duidt u in het daartoe voorziene mandaatveld leraar-specialist aan.
Voorbeeld 1
Een tijdelijke onderwijzer ASV met TADD krijgt vanaf 1 september een opdracht als leraar-specialist in een vacante betrekking voor 11 u.
RL-1 onderwijzer ASV ATO 2 TADD voor 11/22 met als begindatum van de opdracht 01-09-20XX en als einddatum 31-08-20XY, met aanduiding leraar-specialist in het mandaatveld.
Voorbeeld 2
Personeelslid A:
Een personeelslid is voltijds vast benoemd als onderwijzer (24/24) en krijgt binnen die opdracht de toekenning van het mandaat leraar-specialist voor 8/24.
RL-1 onderwijzer ATO4 voor 8/24 met als begindatum van de opdracht 01-09-20XX en als einddatum oneindig (31-12- 4444), met aanduiding leraar-specialist in het mandaatveld.
RL-1 onderwijzer ATO4 voor 16/24 met als begindatum van de opdracht 01-09-20XX en als einddatum oneindig (31-12-4444).
Personeelslid B:
Een personeelslid is voltijds vast benoemd als leermeester LO (24/24) en krijgt de toekenning van het mandaat leraar-specialist voor 16/24.
RL-1 leermeester LO ATO4 voor 8/24 met als begindatum van de opdracht 01-09-20XX en als einddatum oneindig (31-12-4444).
RL-1 leermeester LO ATO4 voor 16/24 met als begindatum van de opdracht 01-09-20XX en als einddatum oneindig (31-12-4444), met aanduiding leraar-specialist in het mandaatveld.
Voorbeeld 3
Een BUSO-school (OV1-2-3) mag voor 6 lesuren het mandaat van leraar-specialist toekennen, dit is 5% van de omkadering en bedraagt minder dan 1/3de van een voltijdse opdracht (uitzondering). De school mag het mandaat voor 6 lesuren aan één personeelslid toekennen.
Een personeelslid is voor 10/22 vast benoemd als leraar NCZ en krijgt de toekenning van het mandaat leraar specialist voor de 6 lesuren.
RL-1 leraar NCZ ATO4 voor 6/22 met als begindatum van de opdracht 01-09-20XX en als einddatum oneindig (31-12-4444), met aanduiding leraar-specialist in het mandaatveld.
RL-1 leraar NCZ ATO4 voor 4/22 als begindatum van de opdracht 01-09-20XX en als einddatum oneindig (31-12-4444).
Voorbeeld 4
Een personeelslid is in school A voor 18/22 vast benoemd, 14/22 als leraar AV wiskunde en 4/22 als leraar AV fysica. Het personeelslid krijgt de toekenning van het mandaat leraar-specialist voor 8u: 6/22 op de vast benoemde opdracht van leraar AV wiskunde en 2/22 op de vast benoemde opdracht van leraar AV fysica.
Daarnaast heeft hetzelfde personeelslid nog een tijdelijke aanstelling in school B voor 4/22 leraar AV fysica. School B kan het mandaat van leraar-specialist niet toekennen aan dit personeelslid omdat de aanstelling in de school minder dan 1/3de van een voltijdse opdracht bedraagt.
Zendingen school A:
RL-1 leraar AV wiskunde ATO4 voor 6/22 met als begindatum van de opdracht 01-09-20XX en als einddatum 31-12-4444 met aanduiding leraar-specialist in het mandaatveld.
RL-1 leraar AV wiskunde ATO4 voor 8/22 met als begindatum van de opdracht 01-09-20XX en als einddatum 31-12-4444.
RL-1 leraar AV fysica ATO4 voor 2/22 met als begindatum van de opdracht 01-09-20XX en als einddatum 31-12-4444 met aanduiding leraar-specialist in het mandaatveld.
RL-1 leraar AV fysica ATO4 voor 2/22 met als begindatum van de opdracht 01-09-20XX en als einddatum 31-12-4444.
Zending school B:
RL-1 leraar AV fysica ATO2 voor 4/22 met als begindatum van de opdracht 01-09-20XX en als einddatum 31-08-20XY.