1.
Inleiding
Deze omzendbrief is van toepassing op de personeelsleden van het buitengewoon secundair onderwijs, behalve deze die volgende ambten uitoefenen:
Ambt : | Uitgeoefend in: | Geldende reglementering: |
Godsdienstleraar | alle Bu.S.O.-scholen en alle opleidingsvormen | zie omzendbrief GO/70/90/16-BP13/90 van 31-7-1990 |
Leraar | opleidingsvorm 4 | zie omzendbrief OND/III/3/92/1 van 18-6-1992 (1) |
Directeur Onderdirecteur Werkplaatsleider Werkmeester | scholen van alleen opleidingsvorm 4 | |
Opsteller Klerk-typist | alle Bu.S.O.-scholen | zie omzendbrief OND/I/6/CR/SH/js van 18-2-1992 (administratief personeel) |
(1) voor deze ambten geldt de reglementering van het gewoon secundair onderwijs
De omzendbrief geeft een overzicht van de nieuwe reglementering vanaf 1 september 1990.
2.
Toelichtingen bij de reglementering betreffende de indeling van de ambten en de vaststelling van de leer- en opvoedende activiteiten
2.1.
Indeling van de ambten
Overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1990 tot vaststelling en indeling van de ambten in het buitengewoon onderwijs kunnen volgende ambten worden uitgeoefend in de opleidingsvormen 1, 2 en 3:
2.1.1.
Bestuurs- en onderwijzend personeel
2.1.1.1.
Wervingsambten
- - godsdienstleraar;
- - leraar niet-confessionele zedenleer;
- - leraar algemene en sociale vorming;
- - leraar algemene en sociale vorming, specialiteit lichamelijke opvoeding;
- - leraar algemene en sociale vorming, compensatietechniek-braille in type 6;
- - leraar beroepsgerichte vorming.
2.1.1.2.
Selectieambten
- - werkmeester;
- - onderdirecteur.
2.1.1.3.
Bevorderingsambten
- - werkplaatsleider;
- - directeur.
Opgelet !
De vast benoemde (en erkende) personeelsleden die vanaf 1 september 1990 een ambt uitoefenen dat vóór die datum niet bestond (bijv. leraar ASV, specialiteit lichamelijke opvoeding) moeten opnieuw benoemd (en erkend) worden, tenzij zij in hun nieuw ambt van rechtswege de statutaire rechten van vast benoemde blijven behouden ingevolge artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1990 tot vaststelling en indeling van de ambten in het buitengewoon onderwijs (bijv. een vast benoemde leraar BV-lichamelijke opvoeding van het gemeenschapsonderwijs wordt vanaf 1 september 1990 ambtshalve vast benoemd leraar ASV, specialiteit lichamelijke opvoeding).
Vanaf 1 juni 1991, datum van inwerkingtreding van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde PMS-centra, is de erkenning van de vaste benoeming als rechtshandeling weggevallen.
De betrokkenen worden als vast benoemd beschouwd als de inrichtende macht de erkenning heeft aangevraagd.
Wanneer het bevoegde team onderwijspersoneel (TOP) vaststelt dat voor een vast benoemd personeelslid de aanvraag tot handhaving van de erkenning van de vaste benoeming vanaf 1 september 1990 in het nieuw ambt ontbreekt, zullen de nodige documenten bij de schooloverheid worden opgevraagd.
2.1.2.
Paramedisch personeel
2.1.2.1.
Wervingsambten
- - kinderverzorger;
- - kinesitherapeut;
- - logopedist;
- - verpleger.
N.B. : In de internaten van de instituten voor buitengewoon onderwijs van het gemeenschapsonderwijs kan tevens het ambt van ergotherapeut worden uitgeoefend.
2.1.2.2.
Selectie- en bevorderingsambten
2.1.3.
Opvoedend hulppersoneel en administratief personeel
De vaststelling en de indeling van de ambten van de categorieën van het opvoedend hulppersoneel en van het administratief personeel blijven ongewijzigd.
2.2.
Vaststelling van de leer- en opvoedende activiteiten
2.2.1.
Opleidingsvorm 1
Al de leer- en opvoedende activiteiten behoren tot de algemene en sociale vorming, met inbegrip van de compensatietechniek-braille in type 6 en de lichamelijke opvoeding,
2.2.2.
Opleidingsvorm 2
De leer- en opvoedende activiteiten die betrekking hebben op de arbeidstraining behoren tot de beroepsgerichte vorming.
De leer- en opvoedende activiteiten die betrekking hebben op de algemene en sociale aanpassing en ook de compensatietechniek-braille in type 6, de lichamelijke opvoeding, de erkende godsdiensten, de niet-confessionele zedenleer en de cultuurbeschouwing behoren tot de algemene en sociale vorming.
2.2.3.
Opleidingsvorm 3
De leer- en opvoedende activiteiten die betrekking hebben op de technische en praktische beroepsopleiding behoren tot de beroepsgerichte vorming.
De overige leer- en opvoedende activiteiten, de compensatietechniek-braille in type 6, de lichamelijke opvoeding, de erkende godsdiensten, de niet-confessionele zedenleer en de cultuurbeschouwing behoren tot de algemene en sociale vorming.
De technische en de praktische beroepsopleiding in de afdelingen Muziek en Verkoop- en Kantoortechnieken kan echter zowel tot de algemene en sociale vorming als tot de beroepsgerichte vorming behoren.
De keuze van de inrichtende macht is bepalend voor o.m. het prestatiestelsel, het stelsel van bekwaamheidsbewijzen en de reglementering inzake terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling.
De vast benoemde (en erkende) personeelsleden die ten gevolge van een andere rangschikking van deze technische of praktische beroepsopleiding een ander ambt bekleden (leraar ASV i.p.v. leraar BGV of omgekeerd) moeten in hun nieuw ambt opnieuw benoemd (en erkend) worden (zie punt 2.1).
De beroepsgerichte vorming in opleidingsvorm 3 omvat:
- - de beroepsgerichte vorming in het observatiejaar;
- - de hoofdtechnieken verstrekt in het tweede en het derde leerjaar;
- - de kwalificatietechnieken gegeven in het vierde en het vijfde leerjaar;
- - de bijgevoegde functionele technieken onderwezen in het tweede tot en met het vijfde leerjaar.
De beroepsgerichte vorming in opleidingsvorm 3 moet behoren tot één van de hierna vermelde specialiteiten:
- - agrarische technieken;
- - bakkerij;
- - bouw;
- - elektriciteit;
- - fijnmechaniek;
- - garneren en stofferen;
- - gezinstechnieken;
- - grafische technieken;
- - haartooi en schoonheidszorgen;
- - hout;
- - kleding;
- - leder;
- - metaal;
- - muziek;
- - nijverheidstechnieken;
- - schilderen en decoratie;
- - sierkunsten;
- - slagerij;
- - textiel;
- - verkoop- en kantoortechnieken;
- - vlechtwerk;
- - voeding.
Opgelet !
De beroepsgerichte vorming van O.V.3 mag op de formulieren PERS alleen onder één van de vermelde specialiteiten voorkomen.
3.
Toelichtingen bij de organieke reglementering betreffende de bekwaamheidsbewijzen en de bezoldigingsregeling
3.1.
Algemeen
Zoals voorgeschreven door artikel 12 bis, § 2 van de wet van 29 mei 1959, werd door de Vlaamse Regering een eenvormig stelsel van bekwaamheidsbewijzen uitgewerkt.
Voor het buitengewoon secundair onderwijs werd dit nieuwe stelsel vastgesteld in het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen en de bezoldigingsregeling in het buitengewoon onderwijs, zoals gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 december 1991, 29 juni 1994, 15 april 1997, 17 juni 1997, 7 oktober 1997 en 15 december 1998.
Wanneer in deze toelichtingen sprake is van "het besluit" wordt hiermee het voormeld besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990, zoals gewijzigd, bedoeld.
Dit besluit geldt voor alle personeelsleden van het buitengewoon secundair onderwijs, behalve voor diegenen die één van de ambten bekleden, vermeld in de inleiding van de omzendbrief.
3.2.
Bekwaamheidsbewijzen
3.2.1.
Indeling van de bekwaamheidsbewijzen
De bekwaamheidsbewijzen worden als volgt ingedeeld:
- - vereiste bekwaamheidsbewijzen,
- - voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen,
- - "andere" bekwaamheidsbewijzen, die alleen in aanmerking komen in geval van tekort aan houders van vereiste of voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen.
Algemene principes:
- - in de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel wordt geen enkel bekwaamheidsbewijs bij de vereiste of voldoend geachte titels ingedeeld wanneer het bewijs van pedagogische bekwaamheid ontbreekt;
- - een bekwaamheidsbewijs bestaat uit een basisdiploma, eventueel aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid en/of nuttige ervaring; voor BGV in O.V.2 of O.V.3 kan het uitsluitend bestaan uit nuttige ervaring, eventueel aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid.
- - Wat de aanstelling of de aanwerving betreft is er geen onderscheid tussen de vereiste bekwaamheidsbewijzen enerzijds en de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen anderzijds. Een inrichtende macht moet derhalve geen enkele motivering voorleggen, wanneer zij een houder van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs aanwerft.
3.2.2.
In dienst nemen van een personeelslid in het bezit van een "ander bekwaamheidsbewijs"
3.2.2.1.
Voorwaarden
Een inrichtende macht kan, indien zij in de onmogelijkheid is een houder aan te werven van hetzij een vereist bekwaamheidsbewijs, hetzij een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs, een personeelslid in dienst nemen dat houder is van een "ander bekwaamheidsbewijs".
Door de wet van 29 mei 1959, inzonderheid artikel 12 bis, § 2 is deze aanwerving slechts onder twee voorwaarden mogelijk :
- - ze wordt beperkt tot de duur van het lopende schooljaar, doch kan jaarlijks hernieuwd worden, indien het tekort voortduurt;
- - de aanwerving kan nooit leiden tot een vaste benoeming.
3.2.2.2.
Procedure van aanwerving
3.2.2.2.1.
Verklaring op eer
De inrichtende macht, die een houder van een "ander bekwaamheidsbewijs" aanwerft, of opnieuw aanwerft, moet op eer verklaren dat zij geen personeelslid met een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs heeft kunnen aanwerven.
Deze verklaring op eer, te vermelden in het vak "Opmerkingen" van het formulier PERS 2 of PERS 5, luidt als volgt:
"De inrichtende macht verklaart op eer dat zij in de onmogelijkheid is geweest om voor de hierboven met een (*) aangeduide opdracht een kandidaat aan te werven die in het bezit is van een vereist of van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs".
3.2.2.2.2.
Wanneer is de verklaring op eer niet nodig?
3.2.2.2.2.1.
Algemene uitzondering
De verklaring moet niet worden afgelegd wanneer de aanwerving van het personeelslid een periode van 97 dagen niet overschrijdt.
3.2.2.2.2.2.
Uitzonderingen voor ASV en BGV
De verklaring moet evenmin worden afgelegd :
- - wanneer het bekwaamheidsbewijs van het personeelslid, aangeworven voor het onderricht van beroepsgerichte vorming, een vereist of een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs zou zijn indien het personeelslid in het bezit was van een bewijs van pedagogische bekwaamheid;
- - wanneer het personeelslid, dat is aangeworven voor het onderricht van algemene en sociale vorming, in het bezit is van een diploma van ten minste HOLT (zie de diploma's in art. 7, 1° en 2° van het besluit) én over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs zou beschikken indien het in het bezit was van een diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs.
In de twee bovenvermelde uitzonderingen kan deze bepaling, rekening houdend met de bekwaamheidsbewijzen van het personeelslid, slechts worden toegepast gedurende een periode gelijk aan de minimumduur nodig voor het behalen van een van de vereiste bewijzen van pedagogische bekwaamheid, vermeerderd met één school- of academiejaar.
Wanneer de aanwerving gebeurt op een tijdstip in de loop van het schooljaar waarop de inschrijving voor het volgen van de cursus met het oog op het behalen van het bewijs van pedagogische bekwaamheid niet meer mogelijk is, vangt de hierboven vermelde termijn aan bij het begin van het volgend school- of academiejaar.
3.2.2.3.
Procedure van verhaalrecht
Telkens een inrichtende macht ertoe verplicht is bij de aanwerving van een houder van een "ander bekwaamheidsbewijs" een verklaring op eer af te leggen, kan elke persoon die houder is van een voor het betrokken ambt vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs en niet werd aangeworven, een bezwaarschrift in eerste instantie bij de inrichtende macht en vervolgens eventueel bij het Departement Onderwijs indienen, voor zover hij voor dit ambt een geldige kandidatuur heeft ingediend.
De verder te volgen procedure wordt uiteengezet in artikel 10 van het besluit.
3.2.3.
Gelijkstellingen
Deze gelijkstellingen moeten gebeuren in functie van de bekwaamheidsbewijzen van de betrokken personeelsleden. Naargelang van de gelijkstelling is het personeelslid in het bezit van een vereist, een voldoend geacht of een "ander" bekwaamheidsbewijs.
3.2.3.1.
Klassenraad en klassendirectie
De uren klassenraad en klassendirectie moeten door de inrichtende macht gelijkgesteld worden met ofwel :
- - algemene en sociale vorming;
- - algemene en sociale vorming, specialiteit lichamelijke opvoeding;
- - algemene en sociale vorming, compensatietechniek-braille in type 6;
- - godsdienst;
- - niet-confessionele zedenleer;
- - beroepsgerichte vorming van opleidingsvorm 2;
- - één van de specialiteiten van de beroepsgerichte vorming van opleidingsvorm 3.
3.2.3.2.
Bijscholing en begeleiding
De uren bijscholing en begeleiding moeten door de inrichtende macht gelijkgesteld worden met ofwel :
- - algemene en sociale vorming;
- - algemene en sociale vorming, specialiteit lichamelijke opvoeding;
- - algemene en sociale vorming, compensatietechniek-braille in type 6;
- - godsdienst;
- - niet-confessionele zedenleer.
3.2.3.3.
BGV in het observatiejaar van O.V.3
De uren besteed aan beroepsgerichte vorming in het observatiejaar van opleidingsvorm 3 moeten door de inrichtende macht gelijkgesteld worden met één van de specialiteiten van de beroepsgerichte vorming van opleidingsvorm 3.
3.2.3.4.
Geïntegreerd onderwijs
De prestaties in het kader van het geïntegreerd onderwijs moeten gelijkgesteld worden met :
- - hetzij ASV, hetzij BGV in opleidingsvorm 2, hetzij met bgv in opleidingsvorm 3 met vermelding van de specialiteit: wanneer het onderwijskundige hulp betreft;
- - hetzij logopedie, hetzij kinesitherapie: wanneer het paramedische hulp betreft.
3.2.4.
Toelichtingen bij het gebruik van de tabellen
3.2.4.1.
BPB (bewijs van pedagogische bekwaamheid)
Hieronder wordt verstaan: één van de diploma's of getuigschriften vermeld in art. 4, § 2 en § 3, of in art. 9, 16°, 17° en 18° van het besluit.
3.2.4.2.
GLSO-algemene vakken
Hieronder wordt verstaan: GLSO in de volgende afdelingen en/of specialiteiten (art.8, § 1, 9° van het besluit) :
- - Algemene vakken
- - Engels (1)
- - Engels - Geschiedenis (1)
- - Frans - Aardrijkskunde - Economische Wetenschappen
- - Frans - Engels
- - Frans - Geschiedenis
- - Germaanse talen
- - Handel
- - Letterkundige afdeling
- - Letterkundige vakken (1)
- - Lichamelijke opleiding (2)
- - Lichamelijke opvoeding - bewegingsrecreatie (2)
- - Lichamelijke opvoeding
- - Lichamelijke opvoeding - biologie
- - Moderne talen
- - Moedertaal - Engels (1)
- - Moedertaal - Geschiedenis
- - Muziekopvoeding
- - Muzikale opvoeding (1)
- - Muzikale vorming (2)
- - Nederlands (1)
- - Nederlands - Engels
- - Nederlands - Geschiedenis (1)
- - Plastische kunsten
- - Plastische opvoeding (2)
- - Sierkunsten
- - Tekenen en handenarbeid
- - Wetenschappen (2)
- - Wetenschappen - Aardrijkskunde
- - Wetenschappelijke afdeling
- - Wetenschappelijke vakken (1)
- - Wiskunde
- - Wiskunde - Economische wetenschappen
- - Wiskunde - Fysica
- - het diploma van geaggregeerde voor godsdienstonderricht in het lager secundair onderwijs (2)
- - het diploma van geaggregeerde voor het onderricht in de protestantse godsdienst in het lager secundair onderwijs (2)
- - het diploma van gegradueerde voor het godsdienstonderricht in het lager secundair onderwijs (2)
- (1) Toegevoegd door het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1991
- (2) Toegevoegd door het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1998
3.2.4.3.
HOKT voor het onderricht van BGV
Zoals bepaald in art. 8, § 1, 6° van het besluit worden, voor het onderricht van BGV, de hierna vermelde diploma's niet beschouwd als "HOKT":
- - het diploma of het getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan of voor sociale promotie, alsmede het getuigschrift van de middelbare technische normaalleergangen of van de pedagogische leergangen;
- - het diploma van het hoger kunstonderwijs met volledig en beperkt leerplan;
- - het diploma van onderwijzer(es);
- - het diploma van kleuteronderwijzer(es) of van kleuterleid(st)er;
- - het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs of het diploma van regent(es);
- - het diploma van geaggregeerde leraar van het middelbaar onderwijs van de lagere graad of van regent(es) voor de middelbare scholen;
- - het diploma van geaggregeerde voor het middelbaar en technisch onderwijs van de lagere graad;
- - het diploma van de middelbare technische normaalschool;
- - het diploma van de technische normaalafdelingen met volledig leerplan gerangschikt in de categorie D;
- - het diploma van geaggregeerde voor het godsdienstonderricht in het lager secundair onderwijs;
- - het diploma van gegradueerde voor het godsdienstonderricht in het lager secundair onderwijs.
3.2.4.4.
Ten minste HOKT
Aan art. 8, § 1, van het besluit wordt een 6° bis ingevoegd dat luidt als volgt:
" 6°bis. Een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger onderwijs van het korte type (afgekort, ten minste HOKT): de bekwaamheidsbewijzen, bedoeld onder 5° en 6°, met uitzondering van het diploma of het getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, alsmede van het getuigschrift van de middelbare technische normaalleergangen of van de pedagogische leergangen."
3.2.4.5.
HSTO,HSBO,LSTO en LSBO
Hieronder worden niet verstaan :
- - de getuigschriften, afgeleverd na het met vrucht beëindigen van het derde leerjaar TSO of BSO;
- - de kwalificatiegetuigschriften van het vierde of van het zesde leerjaar TSO of BSO.
3.2.4.6.
Waardebepaling van sommige diploma's, getuigschriften en brevetten
De diploma's, getuigschriften en brevetten die gelijkgesteld worden met de in art. 7, 8 en 10 vermelde basisdiploma's zijn vastgesteld bij art. 9 van het besluit.
3.2.4.7.
Diploma's, getuigschriften en brevetten uitgereikt in het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan
Dergelijke bekwaamheidsbewijzen moeten uitgereikt zijn na een onderwijscyclus van :
- - ten minste 900 lestijden voor de technische, beroepsleergangen en voor het onderwijs in de beeldende kunst met beperkt leerplan;
- - ten minste 450 lestijden voor de normaalleergangen, de pedagogische leergangen en het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie.
3.2.4.8.
Nuttige ervaring
Hier kan ook verwezen worden naar de omzendbrief 13CB/SG/WVB/4 van 17 oktober 1997.
Hieronder wordt verstaan : nuttige ervaring verworven in de specialiteit van de verstrekte beroepsgerichte vorming (zie onderstaande tabel). (1)
Opdracht van Het personeelslid: | Nuttige ervaring moet verworven zijn in: |
BGV in O.V.2 | hetzij arbeidstraining, hetzij één of meer van de specialiteiten van de BGV van O.V.3 |
BGV in het observatiejaar van O.V.3 | de specialiteit van O.V.3, waarmee de handvaardigheid werd gelijkgesteld (in hoofde van het betrokken personeelslid) |
BGV in de overige leerjaren van O.V.3 (uitgezonderd : nijverheidstechnieken) | de specialiteit van O.V.3 waarmee het personeelslid is belast |
BGV-Nijverheidstechnieken in O.V.3 | één of meer van de specialiteiten van de BGV van O.V.3 |
Directeur (2) Onderdirecteur (2) Werkplaatsleider (2) Werkmeester (2) | hetzij het betrokken ambt, hetzij arbeidstraining, hetzij één of meer van de specialiteiten van de BGV van O.V.3 |
- (1) De tegenstrijdige bepalingen van de omzendbrief van 21 oktober 1981 betreffende de nuttige ervaring in het buitengewoon secundair onderwijs van de opleidingsvormen 1, 2 en 3 worden opgeheven vanaf 1 september 1990
- (2) Betreft de nuttige ervaring die in aanmerking komt voor de berekening van de geldelijke anciënniteit en voor het bekwaamheidsbewijs
3.3.
Weddenschalen en bezoldigingsregeling
3.3.1.
Weddenschalen
De weddenschalen worden onder hun codenummers vermeld in de tabellen met de vereiste, voldoend geachte en "andere bekwaamheidsbewijzen".
3.3.2.
Gelijkstellingen
Klassenraad, klassendirectie, bijscholing en begeleiding, beroepsgerichte vorming in het observatiejaar van O.V.3 en de opdrachten in het geïntegreerd onderwijs worden bezoldigd op basis van de weddenschaal vastgesteld voor het ambt/de specialiteit waarmede zij gelijkgesteld zijn.
3.3.3.
Nuttige ervaring
De erkende nuttige ervaring komt in aanmerking voor de berekening van de geldelijke anciënniteit (binnen de perken vastgesteld in de bezoldigingsregeling) en voor het bekwaamheidsbewijs.
Voor de leraars BGV moet deze nuttige ervaring verworven zijn in de specialiteit (zie rubriek 3.2.4.8).
De vroeger erkende nuttige ervaring blijft vanaf 1 september 1990 verder in aanmerking komen voor de geldelijke anciënniteit tot zolang het personeelslid met dezelfde opdracht belast blijft.
4.
Toelichtingen bij de overgangsbepalingen inzake bekwaamheidsbewijzen en bezoldigingsregeling
4.1.
Waarom overgangsbepalingen?
Het besluit voorziet in overgangsbepalingen omdat in het nieuwe stelsel voor sommige personeelsleden :
- - hun bekwaamheidsbewijs minder gunstig is gerangschikt dan in de vroeger geldende reglementering en/of
- - een lagere weddenschaal is vastgesteld dan in de vroeger geldende reglementering.
4.2.
Welke personeelsleden kunnen overgangsbepalingen inroepen?
4.2.1.
Vast benoemde personeelsleden
De personeelsleden die ten laatste op 31 augustus 1990 op grond van de op deze datum geldende reglementering hetzij tot de stage toegelaten, hetzij vast benoemd en als dusdanig erkend (het volstaat dat de erkenning werd aangevraagd en dat voldaan was aan de gestelde voorwaarden) zijn, daar waar de erkenning bestaat, hetzij gelijkgesteld zijn met de vast benoemde of definitief erkende personeelsleden.
4.2.2.
Tijdelijke personeelsleden
De tijdelijke personeelsleden die behoudens de hierna vermelde verloven en afwezigheden vanaf 1 september 1987 ononderbroken in dienst waren in het buitengewoon onderwijs en sindsdien ononderbroken in dienst zijn gebleven in het onderwijs, het universitair onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch of het psychologisch personeel en als dusdanig bezoldigd zijn geweest door het Rijk of de Gemeenschap.
Worden niet als dienstonderbreking beschouwd:
- - de vakantieperioden;
- - de loopbaanonderbreking;
- - de militaire dienst en de perioden van wederoproeping;
- - de ziekte- of bevallingsverloven en de borstvoedingsverloven;
- - de verloven van korte duur met behoud van wedden(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
- - de verloven zonder behoud van wedden(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
- - een periode van ten hoogste 30 kalenderdagen per schooljaar.
Let op !
Deze verloven en afwezigheden kunnen eveneens aanvangen op 1 september 1987.
Opmerkingen :
1. Voormelde onderbrekingen hoeven niet bezoldigd te zijn.
2. De periode van ten hoogste 30 kalenderdagen per schooljaar moet niet in éénmaal genomen zijn doch kan ook bestaan uit verschillende periodes van minder dan 30 dagen; zij worden samen geteld tot het maximum van 30 kalenderdagen per schooljaar is bereikt.
3. Het tijdelijk personeelslid dient behoudens de voormelde onderbrekingen op 1 september 1987 in dienst te zijn geweest in het buitengewoon onderwijs in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend, van het paramedisch, van het psychologisch of van het opvoedend hulppersoneel en als dusdanig bezoldigd te zijn geweest door het departement.
4. Het uitoefenen nadien van een ander ambt/vak/specialiteit hetzij in het buitengewoon onderwijs, hetzij in een ander soort onderwijs, met uitzondering van het universitair onderwijs, wordt niet als een onderbreking beschouwd zolang het personeelslid hiervoor bezoldigd werd ten laste van het Rijk of de Gemeenschap.
4.3.
Welke overgangsbepalingen worden voorzien?
4.3.1.
Op het vlak van de bekwaamheidsbewijzen
De personeelsleden die vóór 1 september 1990 in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs doch in het nieuwe stelsel niet meer over een vereist bekwaamheidsbewijs beschikken, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs. Deze bepaling kan evenwel niet ingeroepen worden door leraars ASV en BGV, vermits in de vroeger geldende reglementering voor deze ambten geen vereiste bekwaamheidsbewijzen waren vastgesteld.
De personeelsleden die vóór 1 september 1990 niet in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en in het nieuwe stelsel niet in het bezit zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs noch van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs.
De personeelsleden die op grond van artikel 20 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 reeds drie jaar gefungeerd hebben worden geacht in het bezit te zijn van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs, voor zover zij in het nieuwe stelsel niet over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs beschikken.
4.3.2.
Op het vlak van de weddenschalen
De personeelsleden die genieten van overgangsbepalingen blijven de weddenschaal genieten die zij op grond van de vóór 1 september 1990 geldende reglementering bekwamen, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover zij organiek beschikken recht geeft op een hogere weddenschaal.
4.4.
Voor welke opdrachten kunnen overgangsbepalingen ingeroepen worden?
Voor de ASV- en de BGV-opdrachten die vanaf 1 september 1990 onder een andere benaming voorkomen, kunnen slechts overgangsbepalingen inroepen worden indien de inrichtende macht de omzetting van de vroegere naar de nieuwe benaming voor het betrokken personeelslid definitief heeft vastgelegd op 1 september 1990 (zie omzendbrief GO/70/90/4 van 10 juli 1990 en het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 betreffende de concordantie in het buitengewoon secundair onderwijs van de opleidingsvormen 1, 2 en 3; zie ook punt 5 van deze omzendbrief).
Wat betreft het gesubsidieerd buitengewoon secundair onderwijs dient rekening te worden gehouden met volgend onderscheid tussen de ambten, vakken en/of specialiteiten op 1 juni 1990:
- - ASV : onderscheid te maken tussen lichamelijke opvoeding, braille in type 6 en de overige algemene en sociale vorming;
- - BGV : onderscheid te maken tussen de BGV in opleidingsvorm 2 en de BGV in opleidingsvorm 3 en, wat opleidingsvorm 3 betreft, ook tussen de verschillende benamingen van de BGV zoals deze vermeld waren in het besluit van de Vlaamse regering van 12 juli 1989 betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtweddentoelage in het gesubsidieerd onderwijs (zie de concordantietabel in punt 5.5. van deze omzendbrief).
4.4.1.
Door de in de punten 4.2.1. en 4.2.2. bedoelde personeelsleden
De vastbenoemde en tijdelijke personeelsleden bedoeld in punten 4.2.1. en 4.2.2. kunnen overgangsmaatregelen inroepen voor het ambt, het vak of de specialiteit uitgeoefend op 1 juni 1990.
4.4.2.
Door de in punt 4.2.1. bedoelde personeelsleden
De vastbenoemde personeelsleden bedoeld in punt 4.2.1. kunnen niet alleen voor het ambt, het vak en/of de specialiteit uitgeoefend op 1 juni 1990 overgangsmaatregelen inroepen, maar eveneens voor het ambt, het vak en/of de specialiteit waarvan ze titularis zijn gebleven.
Opmerking :
De overgangsbepalingen zijn persoonsgebonden en vervallen niet wanneer het personeelslid naar een andere instelling voor buitengewoon onderwijs overgaat.
Ze zijn niet beperkt tot een aantal uren, maar gelden ook voor de uren van hetzelfde ambt/vak/specialiteit waarmee de opdracht van het personeelslid eventueel later wordt uitgebreid.
4.5.
Algemene toepassingsmodaliteiten
4.5.1.
Vast benoemde personeelsleden
Op 1-9-1990:
De overgangsbepalingen kunnen ingeroepen worden voor het ambt, de vakken en/of specialiteiten waarmee zij op 1 juni 1990 belast waren. Er wordt hierbij geen rekening gehouden met reglementaire verloven en afwezigheden en met de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, d.w.z. dat men het ambt, de vakken en/of specialiteiten niet noodzakelijk effectief dient te hebben uitgeoefend op deze datum.
Na 1-9-1990:
De op 1 september 1990 verworven overgangsbepalingen blijven gelden voor de duur van de loopbaan tot het ontslag.
Voorbeeld
GLSO Nederlands-Engels vast benoemd voor ASV.
Op 1 juni 1990 belast met 15u ASV (taal) en met 3u ASV (lichamelijke opvoeding) + 1u klassendirectie + 2u klassenraad + 1u bijscholing/begeleiding in O.V.3.
Op 1 september 1990 belast met volledige prestaties ASV in O.V.3.
Moet geen beroep doen op de overgangsbepalingen vermits hij in het organieke stelsel een vereist bekwaamheidsbewijs heeft voor de uitgeoefende opdracht.
Op 1 september 1991 opnieuw belast met dezelfde opdracht als op 1 juni 1990.
Recht op overgangsbepalingen voor ASV (lichamelijke opvoeding - mits evenwel concordantie op 1 september 1990 van ASV naar ASV, specialiteit Lichamelijke Opvoeding) vermits op 1 juni 1990 belast met ASV-lichamelijke opvoeding.
4.5.2.
Tijdelijke personeelsleden
Op 1-9-1990:
Overgangsbepalingen kunnen ingeroepen worden voor het ambt, vak en/of specialiteit waarmee het personeelslid op 1 juni 1990 effectief belast was in het buitengewoon onderwijs.
Na 1-9-1990:
Het recht op overgangsbepalingen blijft behouden zolang er geen andere onderbreking is dan die bedoeld in punt 2.2.
Voorbeeld
Personeelslid met 9 jaar nuttige ervaring in dienst vanaf 15 september 1987 met volledige prestaties BGV (Metaal) in O.V.3. (Gesubsidieerd onderwijs = VOB-titel; Gemeenschapsonderwijs = toepassing art. 20 statuut R.O.)
Op 1 juni 1990 belast met BGV (schilderen, behangen, garneren en stofferen) in O.V.3.
Op 1 september 1990 belast met BGV (schilderen en decoratie) en BGV (Metaal) in O.V.3.
Geniet overgangsmaatregelen voor BGV (schilderen en decoratie --mits concordantie op 1 september 1990 van BGV Schilderen, Behangen, Garneren Stofferen naar BGV Schilderen en Decoratie) in O.V.3 (OM/VO), niet voor BGV (Metaal) in O.V.3 ("AND" indien tenminste 3 jaar N.E. in de specialiteit metaal).
4.5.3.
Vast benoemde personeelsleden die op 1 juni 1990 tijdelijk met een andere opdracht belast waren
Op 1-9-1990 kunnen overgangsbepalingen ingeroepen worden:
- - voor het ambt, het vak en/of de specialiteit waarvan zij op 1 juni 1990 titularis zijn gebleven;
- - voor het ambt, vak en/of specialiteit die zij op 1 juni 1990 effectief uitoefenden.
Er wordt hierbij geen rekening gehouden met de reglementaire verloven en afwezigheden op deze datum.
Na 1-9-1990:
Het recht op overgangsbepalingen blijft voor al deze ambten/vakken/specialiteiten behouden voor de verdere duur van de loopbaan tot het ontslag.
Voorbeeld
Een personeelslid werd op 1 september 1985 vast benoemd als leraar BGV (gesubsidieerd onderwijs) of als leraar praktische vakken (Gemeenschapsonderwijs) in opleidingsvorm 3 en is in het bezit van een diploma A2 Mechanica + D + 2 jaar nuttige ervaring.
Op 1 juni 1990 tijdelijk belast met het ambt van werkmeester en vast benoemd titularis van een betrekking van leraar BGV-Metaalbewerking (gesubsidieerd onderwijs) of leraar PV-Mechanica (Gemeenschapsonderwijs) in opleidingsvorm 3.
Op 1 september 1990 nog verder tijdelijk belast met het ambt van werkmeester.
Geniet overgangsbepalingen voor werkmeester (OM/VO) en behoudt zijn overgangsbepalingen voor BGV-metaal (mits concordantie op 1 september 1990 van BGV Metaalbewerking in het gesubsidieerd onderwijs of PV Mechanica in het Gemeenschapsonderwijs naar BGV Metaal).
4.5.4.
Overzichtstabel
Overgangsbepalingen voor ambt/specialiteit in OV 1, 2, 3
Vraag vooraf | Heeft het personeelslid overgangsbepalingen nodig voor dat ambt/die specialiteit ? - bekwaamheidsbewijs minder gunstig gerangschikt ? of - lagere weddenschaal in nieuwe reglementering ? | neen + neen | geen O.M. |
Algemene voorwaarde | - vast benoemd op 31/08/1990 ? of - als tijdelijke vanaf 01/09/1987 ononderbroken in dienst in het buitengewoon onderwijs (1) ? | neen + neen | geen O.M. |
Bijkomende voorwaarde voor vast benoemden | - ambt/specialiteit effectief uitgeoefend op 1 juni 1990 ? of - titularis (2) van ambt/specialiteit op 1 juni 1990 ? of - TBS.OB voor ambt/specialiteit op 1 juni 1990 ? | neen + neen + neen | geen O.M. |
Bijkomende voorwaarde voor tijdelijken | - ambt/specialiteit effectief uitgeoefend op 1 juni 1990 ? | neen | geen O.M. |
Concordantie (3) | - ambt = leraar ASV, specialiteit lichamelijke opvoeding ? of - ambt = leraar ASV,compensatietechniek braille in type 6? Of - benaming van de BGV-specialiteit is gewijzigd t.o.v. 1 juni 1990 ? | ja ja ja | C. vereist C. vereist C. vereist |
geen O.M. = geen overgangsbepalingen; C. vereist = concordantie vereist
- (1) Zie de geoorloofde onderbrekingen in deel 3, rubriek 2.2.
- (2) Bijv TBS-p.a., VVP, AVP, vast benoemd leraar BGV en tijdelijk belast met het ambt van werkmeester
- (3) Vereist wanneer de benaming van de ASV- of BGV-opdracht is gewijzigd t.o.v. 1 juni 1990
5.
Toelichtingen bij de reglementering betreffende de concordantie van de leer- en opvoedende activiteiten/vakken/specialiteiten
5.1.
Algemeen
De reglementering betreffende dit onderwerp werd toegelicht bij de omzendbrief GO/70/90/14 van 10 juli 1990 betreffende de concordantietabellen in het buitengewoon secundair onderwijs van de opleidingsvormen 1, 2 en 3.
Hierna worden enkele toelichtingen, die betrekking hebben op de overgangsbepalingen inzake bekwaamheidsbewijzen en weddenschalen, herhaald.
Ook volgt een instructie voor de regeling van ontbrekende concordanties.
5.2.
Waarom concordantie?
In de artikelen 14 en 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen en de bezoldigingsregeling in het buitengewoon onderwijs worden overgangsbepalingen voorzien voor personeelsleden die aan bepaalde voorwaarden voldoen (zie deel 4, rubrieken 4.2.1. en 4.2.2. van deze omzendbrief).
Deze overgangsbepalingen gelden voor de ambten, vakken en/of specialiteiten uitgeoefend op 1 juni 1990.
Om de overgang van de vroegere (op 1 juni 1990) naar de nieuwe benamingen (vanaf 1 september 1990) te regelen en ook om, voor de beroepsgerichte vorming in opleidingsvorm 3, de binding te maken tussen de kwalificatietechnieken (in hoofde van de leerlingen) en de verschillende specialiteiten (in hoofde van de leerkrachten), werden in het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de concordantie van de leer- en opvoedende activiteiten/vakken/specialiteiten in de opleidingsvormen 1, 2 en 3 volgende tabellen opgenomen :
- - een concordantietabel met vermelding van de specialiteiten waartoe de kwalificatietechnieken in opleidingsvorm 3 behoren. Aan de hand van deze tabel moest de beroepsgerichte vorming in overeenstemming gebracht worden met één van de in deze tabel vermelde specialiteiten (deze materie behoort tot de bevoegdheid van het Bestuur Omkadering Basis- en Buitengewoon Onderwijs);
- - een concordantietabel met vermelding van de vroegere benamingen van de ambten/vakken/specialiteiten in de opleidingsvormen 1, 2 en 3 en van de nieuwe benamingen ervan vanaf 1 september 1990. Aan de hand van deze tabel moesten de vroegere benamingen omgezet worden naar de nieuwe benamingen (zie de concordantietabel in punt 5.5.).
5.3.
Voor welke ambten/vakken/specialiteiten?
De concordantie was nodig voor de ambten/vakken/specialiteiten :
- - waarvan de benaming vanaf 1 september 1990 is gewijzigd (zie de concordantietabel in punt 5.5.) en
- - waarvoor het personeelslid overgangsbepalingen nodig heeft.
Deze concordantie moest door de inrichtende macht definitief vastgelegd worden op een afzonderlijk formulier BPRO-12 of GO-12 "concordantie" (ingangsdatum 01/09/1990), met vermelding van de omzetting.
Opgelet !
In het geval dat zich bij de omzetting keuzemogelijkheden voordeden, moest de keuze op grond van de concordantietabel beperkt blijven tot één nieuwe benaming.
5.4.
Regeling van ontbrekende concordanties
5.4.1.
Ingediende concordantie
Reeds ingediende concordanties komen niet meer in aanmerking voor een wijziging.
5.4.2.
Concordantie met als ingangsdatum 1 januari 1994
In het geval geen concordantie werd ingediend, en de inrichtende macht of het personeelslid van oordeel zijn dat het nodig is om voor de toekomst het recht op overgangsbepalingen vast te leggen voor een ambt/vak/specialiteit waarvan de benaming vanaf 1 september 1990 is gewijzigd, kan nog tot en met 31 december 1994 een formulier PERS 2-concordantie, met als ingangsdatum 1 januari 1994, worden ingediend.
Deze concordantie zal door het departement Onderwijs aanvaard worden indien ze in overeenstemming is met de geldende concordantietabellen.
Het formulier PERS 2-concordantie, met als ingangsdatum 1 januari 1994, is overbodig wanneer reeds een feitelijke concordantie werd doorgevoerd.
5.4.3.
Feitelijke concordantie
Met een feitelijke concordantie wordt bedoeld de omzetting van de vroegere benaming van een ambt/vak/specialiteit naar de nieuwe benaming, welke terug te vinden is op de formulieren BPRO-12, GO-12 of PERS 2 met de wekelijkse individuele ambtsbevoegdheden, met een ingangsdatum in de periode van 1 september 1990 tot 31 december 1993.
Een feitelijke concordantie wordt gelijkgesteld met een ingediende concordantie en hoeft niet meer bevestigd te worden door een formulier PERS 2-concordantie.
5.5.
Omzetting van de vroegere naar de nieuwe benamingen van de ambten/vakken/specialiteiten.
Nr | Vroegere benamingen : | Nieuwe benamingen : |
1. Algemene en sociale vorming in O.V.1,2 en 3 |
1.1 | ASV-Godsdienst Godsdienst | ASV-Godsdienst |
1.2 | ASV-Zedenleer Zedenleer | ASV-Niet-Confessionele Zedenleer |
1.3 | ASV (zelfredzaamheid, sociale vorming, communicatie, taal, re-kenen, maatschappelijke vorming, creatieve activiteiten, compensatietechnieken met uitzondering van braille in type 6) AV (alle algemene vakken) BV (muzikale opvoeding) BV (plastische opvoeding, siertekenen en modelleren) | ASV |
1.4 | ASV (senso-motoriek, lichamelijke opvoeding) BV (lichamelijke opvoeding,sport en spel) | ASV-lichamelijke opvoeding |
1.5 | ASV (braille in type 6) Braille (in type 6) | ASV-compensatietechniek braille in type 6 |
1.6 | ASV (beroepsopleiding in de afdeling Verkoop- en kantoortechnieken, zoals b.v. talen, handelsrekenen, handel, dactylo, steno, enz. ...) | ASV BGV-Verkoop- en kantoortechnieken |
1.7 | ASV (beroepsopleiding in de afdeling Muziek) | ASV BGV-Muziek |
Nr | Vroegere benamingen : | Nieuwe benamingen : |
2. Beroepsgerichte vorming in de opleidingsvorm 2 |
2 | BGV(arbeidsgeschiktmaking) PV TV TV+BP | BGV-OV2 |
3. Beroepsgerichte vorming in de opleidingsvorm 3 |
3.1 | BGV-Land- en tuinbouw TV-Tuinbouw PV-Tuinbouw TV+BP-Tuinbouw | BGV-Agrarische technieken |
3.2 | BGV-Metaalbewerking BGV Lassen TV-Mechanica PV-Mechanica TV-Sanitaire installaties PV-Sanitaire installaties | BGV-Metaal |
3.3 | BGV-Houtbewerking BGV-Meubelwerk BGV-Schrijnwerk TV-Hout PV-Hout TV+BP-Hout | BGV-Hout |
3.4 | BGV-Bouwwerken BGV-Tegelwerk TV-Bouw PV-Bouw | BGV-Bouw BGV-Elektriciteit |
3.5 | BGV-Textiel TV+BP-Snit en naad | BGV-Textiel BGV-Kleding |
Nr | Vroegere benamingen : | Nieuwe benamingen : |
3.6 | BGV-Schilderen, behangen, garneren en stofferen BGV-Garneren en stofferen TV-Schilderen, behangen, garneren en stofferen PV-Schilderen, behangen, garneren en stofferen | BGV-Schilderen en decoratie BGV-Garneren en stofferen |
3.7 | BGV-Grafische, plastische- en kunsttechnieken BGV-Sierkunst TV-Grafische, plastische en kunsttechnieken PV-Grafische, plastische en kunsttechnieken | BGV-Grafische technieken BGV-Sierkunst |
3.8 | BGV-Vlechtwerk TV-Vlechtwerk PV-Vlechtwerk | BGV-Vlechtwerk |
3.9 | BGV-Lederbewerking TV-Lederbewerking PV-Lederbewerking | BGV-Leder |
3.10 | BGV-Fijne Mechaniek TV-Fijne Mechaniek PV-Fijne Mechaniek | BGV-Fijnmechaniek |
3.11 | BGV-Muziek | BGV-Muziek ASV |
3.12 | BGV-Slagerij en spekslagerij TV-Slagerij en spekslagerij PV-Slagerij en spekslagerij | BGV-Slagerij |
3.13 | BGV-Bakkerij en banketbakkerij TV-Bakkerij en banketbakkerij PV-Bakkerij en banketbakkerij | BGV-Bakkerij |
Nr | Vroegere benamingen: | Nieuwe benamingen: |
3.14 | BGV-Gezinstechnieken, groepskoken en personenzorg TV+BP-Huishoudkunde | BGV-Gezinstechnieken BGV-Voeding |
3.15 | BGV-Personenzorg | BGV-Haartooi- en schoonheidszorgen BGV-Gezinstechnieken |
3.16 | BGV-Nijverheidstechnieken | BGV-Nijverheidstechnieken |
3.17 | BGV-Haartooi- en schoonheidszorgen TV-Haartooi- en schoonheidszorgen PV-haartooi- en schoonheidszorgen TV-Haartooi PV-Haartooi | BGV-Haartooi- en schoonheidszorgen |
3.18 | BGV-Verkoop- en kantoortechnieken TV-Verkoop- en kantoortechnieken PV-Verkoop- en kantoortechnieken | BGV-Verkoop- en kantoortechnieken ASV |