1.
Algemeen
Het Vlaamse minderhedenbeleid dat de integratie moet bevorderen en moet leiden tot een grotere maatschappelijke participatie van de doelgroepen, bestaat uit een onthaal-, opvang- en emancipatiebeleid.
Dit beleid heeft gestalte gekregen in het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaams beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden.
Dit beleid vindt zijn legitimatie in de internationale overeenkomsten : het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten en het Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten. Hierin worden het respect voor de menselijke waardigheid en de fundamentele mensenrechten gegarandeerd.
Uitgaande van deze fundamentele mensenrechten en het respect voor de menselijke waardigheid worden vreemdelingen die zich in België bevinden zonder wettig verblijfsstatuut expliciet als doelgroep beschouwd binnen het Vlaamse minderhedenbeleid.
Het opvangbeleid is erop gericht hen opvang en bijstand te verlenen om tegemoet te komen aan de noodsituatie waarin zij zich bevinden.
Het onderwijsbeleid wil hier bij aansluiten door het recht op onderwijs, als internationaal gewaarborgd en fundamenteel recht op onderwijs te vrijwaren voor alle kinderen, ook deze zonder een wettig verblijfsstatuut.
Het betreft hier dus kinderen waarvoor geen bewijs van wettig verblijf kan worden voorgelegd, zoals een inschrijving in het bevolkingsregister, een voorlopige of definitieve inschrijving in het vreemdelingenregister of een inschrijving in het wachtregister als asielzoeker.
2.
Inschrijving
Alle kinderen die op het Belgisch grondgebied verblijven hebben recht op onderwijs.
Het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I (verder gelijkekansendecreet genoemd) voorziet in een principieel inschrijvingsrecht voor alle kinderen in de school die het kind en zijn ouders verkiezen. Slechts in een beperkt aantal gevallen kan de school beslissen om een kind te weigeren of slechts voorlopig in te schrijven in het kader van een doorverwijzingsproceduren (omzendbrieven BaO/2006/01 dd. 13 juni 2006 en SO/2005/07 dd. 25 juni 2008).
Een inschrijving kan niet geweigerd worden op grond van de loutere vaststelling dat het verblijfsstatuut van de kandidaat-leerling of zijn ouders niet in orde is.
Indien bij een inschrijving de bewijsstukken die de identiteit van de jongere aantonen, niet kunnen geleverd worden en er evenmin een inschrijving is in één van de registers hierboven vermeld, dan kan een inschrijving alsnog plaatsvinden. Voorwaarde is wel dat het kind op het ogenblik dat het wordt ingeschreven, effectief aanwezig is. Dit om fictieve inschrijvingen te vermijden. Meer informatie i.v.m. de bewijsstukken die de identiteit van de jongere aantonen, vindt u in de volgende omzendbrieven: BaO/2006/04 betreffende de controle van leerlingen in het gewoon basisonderwijs van 9 oktober 2006, BaO/2006/05 betreffende de controle van de leerlingen in het buitengewoon basisonderwijs van 9 oktober 2006, omzendbrief NO/2022/01 betreffende de leerplicht van 1 maart 2000, SO 70 betreffende de aanwezigheid van leerlingen van 3 juli 2000 en BUSO 04 betreffende de aanwezigheid van leerlingen van 1 september 2001.
Vanaf het moment van inschrijving moeten deze leerlingen, net zoals alle andere leerplichtige leerlingen, regelmatig aanwezig zijn. De directie moet de nodige inspanningen leveren opdat deze kinderen effectief de lessen zouden bijwonen.
De schoolverzekering is normalitair van toepassing op alle kinderen die ingeschreven zijn.
3.
Leerplicht
In artikel 1, §7 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht staat uitdrukkelijk omschreven dat "voor de minderjarige van vreemde nationaliteit die immigreert samen met de personen die de ouderlijke macht uitoefenen, of hem in rechte of in feite onder hun bewaring hebben [...], de bepalingen van dit artikel gelden vanaf de zestigste dag na de dag waarop voornoemde personen werden ingeschreven in het vreemdelingen- of in het bevolkingsregister van de gemeente van hun verblijfplaats, al naar het geval".
Deze bepaling wordt ook herhaald in de omzendbrief SOZ (83)1 van 28 juni 1983 (zie ook artikel 26 van het decreet basisonderwijs).
Deze bepaling maakt dat ouders of de personen die de ouderlijke macht uitoefenen over minderjarigen van vreemde nationaliteit verplicht zijn vanaf hogervermeld moment hun kinderen die leerplichtig zijn in te schrijven en ervoor te zorgen dat zij regelmatig naar school gaan.
Zij zijn bijgevolg aan dezelfde verplichtingen onderworpen inzake de controle op de leerplicht en aan dezelfde sancties.
Het is echter niet omdat de wet op de leerplicht pas ingaat op de zestigste dag na de inschrijving, dat het recht op onderwijs niet vroeger kan afgedwongen worden.
Kinderen van vreemde nationaliteit van de doelgroep zoals hierboven omschreven, hebben recht op onderwijs van zodra zij in ons land verblijven ongeacht of hun ouders al dan niet in een wachtregister of vreemdelingenregister ingeschreven zijn.
4.
Financiering / subsidiëring
In 1994 werd tussen de Vlaamse minister van Onderwijs en de federale minister van Binnenlandse Zaken afgesproken dat kinderen zonder wettig verblijfsstatuut subsidieerbaar of financierbaar zijn. Vanuit hun onzekerheid schrijven sommige scholen deze leerlingen ten onrechte als vrije leerling in waardoor hen het recht op studiebekrachtiging wordt ontzegd.
Wanneer de kinderen aan de geldende voorwaarden voldoen, kunnen ze eveneens in aanmerking komen voor specifieke programma's zoals het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers. De leerlingen kunnen, overeenkomstig de principes van het gelijkekansendecreet, tevens in rekening worden gebracht voor de in dat decreet uitgetekende ondersteuning.
Er werd eveneens overeengekomen dat directies en leerkrachten de inschrijving van leerlingen zonder wettig verblijfsstatuut niet moeten aangeven aan de vreemdelingen- of politiediensten en dat deze diensten ze niet via de scholen zullen opsporen.
5.
Studiebekrachtiging
Bij de inschrijving van een leerling zonder wettig verblijfsstatuut kunnen zich voor de inschakeling binnen de gepaste onderwijsvorm en het gepaste onderwijsniveau problemen stellen inzake de gelijkwaardigheid van de studies die de leerling in het land van herkomst heeft gevolgd. Deze problematiek stelt zich vooral in het secundair onderwijs.
Wanneer een buitenlands studiebewijs kan worden voorgelegd kunnen de bestaande procedures voor het bekomen van de gelijkwaardigheid gehanteerd worden. Hiervoor verwijzen we naar de bestaande omzendbrieven OND/II/2/ER/LL van 29 november 1993 betreffende de gelijkwaardigheid van buitenlandse getuigschriften en diploma's, niveau basisonderwijs en SO/2004/01 van 8 januari 2004 betreffende leerlingen uit den vreemde en/of houders van buitenlandse diploma's en studiegetuigschriften voor het secundair onderwijs. Het bewijs van gelijkwaardigheid wordt in het leerlingendossier bewaard.
Wanneer geen studiebewijs kan worden voorgelegd, kan de gelijkwaardigheid ook verkregen worden, zoals dit voor het onthaalonderwijs reeds van toepassing is, op basis van een verklaring op eer over de precieze opleiding die gevolgd werd. De persoon die het ouderlijk gezag uitoefent of in geval van niet begeleide minderjarigen, de minderjarige zelf, legt een schriftelijke verklaring af die gedateerd en ondertekend wordt. Naast een verklaring in de eigen taal of contacttaal, moet steeds een verklaring in het Nederlands worden opgemaakt. Deze verklaringen worden in het dossier van de leerling ter beschikking gehouden van de verificatie en de inspectie.
Jongeren die studies gevolgd hebben in hun land van herkomst kunnen de gelijkwaardigheid die zij bekomen hebben op basis van een verklaring op eer, hetzij op basis van buitenlandse attesten, niet verliezen op grond van beslissingen die genomen worden m.b.t. het verblijfsrecht.
Aan iedere leerling - ongeacht zijn verblijfsstatuut - die op regelmatige wijze de lessen heeft gevolgd en op het einde van de studieperiode geslaagd is, moet een getuigschrift / diploma afgeleverd worden.
Er moet uitdrukkelijk gesteld worden dat inschrijving op een school, het schoollopen of het behalen van een getuigschrift of diploma op geen enkele wijze voor betrokkene zelf, noch voor zijn/haar familie enige garantie kan bieden en geen rechten creëert m.b.t. de asielprocedure, het verblijfsrecht, de toepassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.