Voorwaarden voor de toelating tot een individueel aangepast curriculum in het gewoon of buitengewoon basisonderwijs en bijkomende toelatingsvoorwaarden voor een inschrijving in een school voor buitengewoon basisonderwijs

Op basis van het decreet leersteun worden verschillende wijzigingen opgenomen in de omzendbrief, meer bepaald:

  • de introductie van het IAC-verslag voor toegang tot een individueel aangepast curriculum (IAC) en de toepassing van individueel aangepaste curricula in gewoon en buitengewoon onderwijs;
  • de evaluatie van de inschrijving in buitengewoon basisonderwijs voor alle types;
  • de uitbreiding van mogelijkheden voor gedeeltelijke lesbijwoning in gewoon en buitengewoon onderwijs.

De structuur van de omzendbrief is aangepast om de wijzigingen een plaats te geven.

Opgelet! Om adequaat met de gevolgen van de Oekraïnecrisis voor onderwijs te kunnen omgaan, werden enkele dringende tijdelijke maatregelen genomen. Bepaalde regelgeving die u in deze omzendbrief vindt, kan daardoor tijdelijk door een dringende maatregel aangepast zijn. Deze omzendbrief dient u daarom samen te lezen met de omzendbrief Bao/2022/01.

1. Inleiding

Vanaf september 2023 wordt zowel in het gewoon onderwijs als in het buitengewoon onderwijs gewerkt met een individueel aangepast curriculum (IAC) voor leerlingen met een IAC-verslag. Het verslag individueel aangepast curriculum – kort het IAC-verslag – vervangt het vroegere "verslag voor toegang tot een individueel aangepast curriculum in het gewoon onderwijs of voor toegang tot het buitengewoon onderwijs".

Het werken met een IAC in beide contexten, waaraan dezelfde verwachtingen worden gesteld, zorgt ervoor dat er vanuit eenzelfde kader wordt gewerkt en een overstap of een traject met gedeeltelijke lesbijwoning in gewoon en buitengewoon onderwijs vlotter kan verlopen. In beide contexten met individueel aangepaste curricula werken faciliteert meer samenwerking en afstemming tussen scholen voor gewoon en buitengewoon onderwijs. Scholen voor gewoon en buitengewoon onderwijs nemen samen maximaal hun verantwoordelijkheid in functie van de begeleiding op maat van individuele leerlingen, met bijzondere aandacht voor de mogelijkheid tot terugkeer van leerlingen van buitengewoon naar gewoon onderwijs.

2. IAC-verslag dat toegang geeft tot een individueel aangepast curriculum

2.1. Individueel aangepast curriculum

Voor elke leerling met een IAC-verslag (zie 2.2) wordt, zowel in het gewoon als in het buitengewoon onderwijs, een individueel aangepast curriculum opgemaakt door de klassenraad in afstemming met de leerling, tenzij dat niet mogelijk is, de ouders, in voorkomend geval de leerondersteuner en waar nodig de CLB-medewerker en andere externe ondersteuners.

Het individueel aangepast curriculum bevat de doelen die men zal nastreven, volgens de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van de leerling. De klassenraad baseert zich daarvoor op de eindtermen en op ontwikkelingsdoelen van het buitengewoon onderwijs en houdt rekening met de vastgestelde onderwijs- en ondersteuningsbehoeften die in het IAC-verslag zijn beschreven. Individueel aangepaste curricula beogen steeds een relatie met het gemeenschappelijk curriculum.

In het individueel aangepast curriculum opgenomen doelen met betrekking tot godsdienst, niet-confessionele zedenleer of cultuurbeschouwing zijn gebaseerd op de overeenkomstige leerplannen en zijn in overeenstemming met de internationale en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder.

Het individueel aangepast curriculum krijgt vorm op basis van een cyclisch proces van handelingsplanmatig werken, met de fasen van beginsituatiebepaling, doelenselectie, voorbereiding, uitvoering en evaluatie. De synthese van elke fase wordt opgenomen in het individueel aangepast curriculum. De beginsituatiebepaling bouwt verder op de vastgestelde onderwijs- en ondersteuningsbehoeften in de fase van verhoogde zorg en in de fase van uitbreiding van zorg in functie van de opmaak van het IAC-verslag. Voor leerlingen die met een IAC-verslag starten in een nieuwe school voor gewoon of buitengewoon onderwijs start de beginsituatiebepaling op basis van het IAC-verslag en, indien van toepassing, een reeds bestaand individueel aangepast curriculum.

De doelen worden door de klassenraad bij de leerling nagestreefd met het oog op de maximale ontplooiing van en leerwinst bij de leerling en met het oog op een zo volwaardig mogelijke participatie aan het klas- en schoolgebeuren, waarbij de leerling op maat maar kwaliteitsvol en evenwaardig kan deelnemen aan de lessen en activiteiten, alsook een maatschappelijke participatie geniet zoals andere leeftijdsgenoten.

Voor leerlingen in het buitengewoon onderwijs wordt actief gewerkt aan de mogelijkheid tot terugkeer naar het gewoon onderwijs, om zo opnieuw aansluiting te vinden bij het gemeenschappelijk curriculum of door het volgen van een individueel aangepast curriculum.

Het individueel aangepast curriculum bepaalt hoe de doelen gerealiseerd zullen worden en hoe sociale, psychologische, orthopedagogische, medische of paramedische hulpverlening in het onderwijsaanbod wordt geïntegreerd. Daarbij wordt gebruikgemaakt van het netwerk en de ondersteunende partners die betrokken zijn naargelang de onderwijscontext waarin de leerling schoolloopt.

Alle betrokkenen werken samen om een optimaal leer- en ontwikkelingstraject voor de leerling te garanderen. De school is verantwoordelijk voor de opvolging, evaluatie en bijsturing van het traject en coördineert de afstemming tussen alle betrokken partners. De realisatie van de doelen wordt gepland, systematisch opgevolgd, geëvalueerd en naargelang de studievoortgang van de leerling bijgestuurd en wordt beschreven in het individueel aangepast curriculum.

De klassenraad maakt het individueel aangepast curriculum op en voert het uit in een participatief traject met de ouders en waar mogelijk de leerling, in voorkomend geval de leerondersteuner en waar nodig de CLB-medewerker en andere externe ondersteuners. Indien de CLB-medewerker betrokken is, is deze betrokkenheid vooral gericht op het mee zorgen voor een kwaliteitsvolle vormgeving van het IAC, het mee bekijken wanneer inzet van pedagogische begeleiding aangewezen is, de link mee bewaken met de externe ondersteuners (bv. therapeuten)…

In het buitengewoon onderwijs vervangt het individueel aangepast curriculum het individueel handelingsplan en de groepshandelingsplannen. Het is belangrijk om te benadrukken dat in het buitengewoon onderwijs voor elke leerling een individueel aangepast curriculum wordt opgemaakt. Dit sluit niet uit dat doelen waaraan voor verschillende leerlingen gedurende een bepaalde periode gewerkt wordt, dezelfde kunnen zijn en hun IAC op dat onderdeel overeenstemt omdat ze dezelfde noden hebben. Maar dit mag geen aanleiding zijn om voor deze leerlingen geen eigen IAC meer op te maken maar slechts een aangepast curriculum voor een groep van leerlingen.

De opmaak van een IAC voor elke leerling in het buitengewoon onderwijs doet voor scholen voor buitengewoon onderwijs geen afbreuk aan de verplichting tot het voeren van een beleid op leerlingenbegeleiding in de school. De school voor buitengewoon onderwijs zet in haar beleid op leerlingenbegeleiding op schoolniveau in op de 4 begeleidingsdomeinen volgens een continuüm van zorg. Op niveau van de individuele leerling kunnen er in het individueel aangepast curriculum naast de doelen die aansluiten bij het begeleidingsdomein leren en studeren, ook doelen opgenomen worden voor de begeleidingsdomeinen onderwijsloopbaan, psychisch en sociaal functioneren en preventieve gezondheidszorg.

De onderwijsinspectie houdt toezicht op de kwaliteit van individueel aangepaste curricula in scholen voor gewoon en buitengewoon onderwijs. In het buitengewoon onderwijs is er daarbij bijkomende aandacht voor de mogelijkheid tot terugkeer naar het gewoon onderwijs. In het gewoon onderwijs is er bijkomende aandacht voor de afweging van redelijke aanpassingen.

Overgangsfase voor IAC en IHP opgemaakt voor 1/9/2023:
De omschakeling naar individueel aangepaste curricula vanaf september 2023 gebeurt stelselmatig. Een individueel aangepast curriculum (IAC) of een individueel handelingsplan (IHP) dat is opgemaakt voor 1 september 2023, wordt beschouwd als een individueel aangepast curriculum. Voor leerlingen met een individueel handelingsplan of een individueel aangepast curriculum van voor 1 september 2023, zal dus niet meteen een nieuw individueel aangepast curriculum opgemaakt moeten worden. Wanneer er wijzigingen moeten doorgevoerd worden aan het oude IAC of individueel handelingsplan, wordt wel de omslag gemaakt naar een individueel aangepast curriculum volgens de verwachtingen zoals hierboven beschreven. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer voor een leerling het type van het IAC-verslag gewijzigd wordt. Dit kan ook het geval zijn wanneer een leerling de overstap maakt van kleuter- naar lager onderwijs.
Wanneer een leerling die nog beschikt over een individueel aangepast curriculum of een individueel handelingsplan dat is opgemaakt voor 1 september 2023, van school verandert, maakt de nieuwe school een individueel aangepast curriculum op volgens de verwachtingen zoals hierboven beschreven.

2.2. Het IAC-verslag

Met een IAC-verslag kan een leerling een individueel aangepast curriculum volgen in het gewoon onderwijs of in het buitengewoon onderwijs. Een IAC-verslag wordt opgemaakt door het CLB na het doorlopen van een handelingsgericht diagnostisch traject.

Een kind waarvoor een IAC-verslag is opgesteld, heeft het recht om in het gewoon onderwijs school te lopen met een individueel aangepast curriculum en heeft het recht om buitengewoon onderwijs te volgen van het type waarnaar het in het verslag georiënteerd wordt, eveneens met een individueel aangepast curriculum. (Voor de ingangsdatum bij attestwijziging zie punt 2.4.2.1. 5°).

Bij de opmaak van een IAC-verslag informeert het CLB de ouders en de leerling actief over het inschrijvingsrecht voor leerlingen met een IAC-verslag.

Het IAC-verslag wordt bezorgd aan de ouders. Bij een effectieve inschrijving in een school voor gewoon of buitengewoon onderwijs, bezorgen de ouders dit IAC-verslag aan de directeur van de onderwijsinstelling, die het toevoegt aan het leerlingendossier.

Voor een inschrijving in buitengewoon onderwijs geldt het principe dat het IAC-verslag beschikbaar moet zijn wanneer de beslissing genomen wordt om een kind in te schrijven in een school voor buitengewoon onderwijs. Indien een handelingsgericht diagnostisch traject werd afgerond maar een IAC-verslag nog niet ter beschikking is op het moment van inschrijving, kan ook een voorlopig CLB-document voorgelegd worden waaruit blijkt dat het handelingsgericht diagnostische proces is doorlopen maar dat het IAC-verslag nog niet kon gefinaliseerd worden. Het IAC-verslag moet er zijn ten laatste bij de start van de lesbijwoning. Leerlingen mogen niet starten in een school voor buitengewoon onderwijs wanneer ze nog geen IAC-verslag met oriëntering naar het betreffende type hebben. Enkel voor buitengewoon onderwijs type 3 is er hierop een uitzondering met het voorlopig IAC-verslag type 3 (zie punt 2.4.2.3.).

Verlaat de leerling de school voor gewoon of buitengewoon onderwijs, dan wordt het IAC-verslag aan de ouders terugbezorgd. Bij een schoolverandering moet de school van waaruit de leerling vertrekt, een kopie van het IAC-verslag bezorgen aan de nieuwe school (zie omzendbrief BaO/2014/05 over overdracht van leerlingengegevens bij schoolverandering).

Overgangsmaatregel:
Leerlingen die beschikken over een verslag (voor toegang tot een IAC in het gewoon onderwijs of tot het buitengewoon onderwijs) van voor 1/9/2023, worden beschouwd als leerlingen met een IAC-verslag en hebben dezelfde rechten als leerlingen met een IAC-verslag. Als een leerling niet meer voldoet aan de voorwaarden voor een IAC-verslag, wordt het verslag door het CLB opgeheven of omgezet naar een ander soort verslag als de nood daartoe blijkt uit een handelingsgericht diagnostisch traject.

2.3. Opheffen van een IAC-verslag

Wanneer niet meer voldaan is aan de voorwaarden van een IAC-verslag, dan heft het CLB het IAC-verslag op. Dit is het geval als een leerling met redelijke aanpassingen opnieuw binnen het gemeenschappelijk curriculum meegenomen kan worden.

Bij opheffing van het IAC-verslag kan een leerling niet langer een individueel aangepast curriculum volgen in het gewoon of buitengewoon onderwijs. Bij opheffing een IAC-verslag kan een leerling ook niet meer als regelmatige leerling ingeschreven worden of blijven in het buitengewoon onderwijs.

Als voor een leerling met een IAC-verslag een GC-verslag (een verslag gemeenschappelijk curriculum, dat toegang geeft tot leersteun bij een gemeenschappelijk curriculum in het gewoon onderwijs) wordt opgemaakt, vervalt het IAC-verslag automatisch.

Als een CLB voor een leerling met een IAC-verslag een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag opmaakt met het oog op de overgang van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs, dan vervalt het IAC-verslag dat de leerling had in het basisonderwijs. Wanneer ouders, zie leeftijdsvoorwaarden, toch de beslissing nemen om hun kind nog een jaar in het basisonderwijs in te schrijven, heft het CLB het GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag voor het secundair onderwijs weer op.

2.4. Inhoud van het IAC-verslag

Het IAC-verslag bestaat uit een attest en een protocol ter verantwoording.

De verschillende CLB-netten hebben netoverschrijdend een sjabloon en schrijfwijzer voor het IAC-verslag ontwikkeld. De overheid reikt hiervoor geen model aan.

2.4.1. Inhoud van het protocol

Het protocol ter verantwoording bevat de synthese van het handelingsgericht diagnostisch traject dat samen met alle betrokken actoren werd doorlopen. Hieruit moet blijken:

1° dat de fasen van het zorgcontinuüm voor de betreffende leerling werden doorlopen, tenzij de school in uitzonderlijke omstandigheden kan motiveren dat het doorlopen van een bepaalde fase niet relevant is;

2° dat met toepassing van de principes van handelingsgericht werken de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen die nodig zijn om de leerling binnen het gemeenschappelijk curriculum te blijven meenemen, ofwel disproportioneel, ofwel onvoldoende zijn;

3° dat de onderwijsbehoeften van de leerling werden omschreven met toepassing van een classificatiesysteem dat wetenschappelijk onderbouwd is en gebaseerd is op een interactionele visie en een sociaal model van handicap. De CLB sector hanteert hiervoor het ICF-kader;

4° dat de onderwijsbehoeften niet louter toe te schrijven zijn aan een SES-kenmerk van de leerling, vermeld in artikel 133 van het decreet basisonderwijs;

5° welk type voor de leerling van toepassing is.

Voor een leerling die voor het eerst naar school gaat en wil starten in het buitengewoon (kleuter-)onderwijs moet worden aangetoond dat de aanpassingen om de leerling in het gemeenschappelijk curriculum mee te nemen zoals remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen, disproportioneel of onvoldoende zullen zijn. In dit geval kan qua type alleen georiënteerd worden naar type 2, 3, 4, 6, 7 of 9.

Voor een leerling met een verstandelijke, motorische, visuele of auditieve beperking of een spraak- of taalontwikkelingsstoornis die voor het eerst naar school gaat en voor wie een school voor gewoon (kleuter-)onderwijs van bij de start met een individueel aangepast curriculum wil werken, moet voor de opmaak van een verslag type 2, 4, 6 of 7 worden aangetoond dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen, disproportioneel of onvoldoende zullen zijn om de leerling in het gemeenschappelijk curriculum mee te nemen.

Het protocol is een belangrijk document voor de teamleden van de school, het vormt de basis voor het individueel aangepast curriculum voor de leerling.

Voor type 5 is alleen een attest en geen protocol ter verantwoording vereist (zie punt 2.4.3.).

2.4.2. Inhoud van het attest

2.4.2.1. Algemeen

Het attest bevat de volgende gegevens:

1° de identificatiegegevens van de leerling: voornaam, achternaam, geboortedatum en adres;

2° de identificatiegegevens van de ouders: voornaam, achternaam en adres;

3° de identificatiegegevens van het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) dat het attest bij de eerste attestering heeft afgeleverd: naam, adres en instellingsnummer, en voor- en achternaam van de directeur;

4° het type voor het buitengewoon basisonderwijs bij de eerste attestering met vermelding van de datum van de ondertekening van het attest, de ingangsdatum van het attest en de handtekening van de directeur van het CLB;

5° het type voor het buitengewoon basisonderwijs bij elk van de daaropvolgende attestwijzigingen, telkens met de vermelding van:

  • De identificatiegegevens van het CLB, indien dat een ander CLB is dan hetgeen vermeld is in 3°;

  • De datum van ondertekening van de attestwijziging;

  • De ingangsdatum van de attestwijziging, die alleen betrekking kan hebben op het daaropvolgende schooljaar. (Voor de ingangsdatum bij attestwijziging zie punt 2.4.2.2). Wanneer voor leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs of met een verslag van voor 1/9/2023 een nieuw IAC-verslag van een ander type wordt opgemaakt, wordt dit beschouwd als een attestwijziging;

  • De handtekening van de directeur van het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB).

6° de extern verkregen classificerende diagnose in geval van een attest voor type 3, 4, 6, 7 of 9. Dit gebeurt door vermelding van het opsommingsnummer of -letter van het desbetreffende criterium of criteria uit artikel 10, §1, eerste lid, 3°, 4°, 6°, 7° of 8° van het decreet basisonderwijs. De stoornis moet niet op het attest genoteerd worden. Het CLB houdt de gegevens die de classificerende diagnose onderbouwen bij in het multidisciplinair dossier van de leerling.

Voor de omschrijving van de types verwijzen we naar artikel 10 van het decreet basisonderwijs.

Op het attest wordt geen indicatie gegeven over het niveau (kleuter of lager) dat de attestgever aangewezen vindt. Het attest is van toepassing op het basisonderwijs.

2.4.2.2. Attestwijzigingen met ingangsdatum in de loop van een schooljaar

Bij wijze van uitzondering is een attestwijziging met ingangsdatum in de loop van het schooljaar wel mogelijk als de attestwijziging wordt doorgevoerd om één van de hieronder vermelde redenen en nadat een handelingsgericht diagnostisch traject is doorlopen:

1) een verhuizing van woonplaats van de leerling, die gepaard gaat met het vinden van een meer passend onderwijsaanbod;

2) een schoolverandering op initiatief van de ouders, waarbij een overschakeling naar het type basisaanbod of type 9, nodig is;

3) na een verblijf in een residentiële setting om medische of psychiatrische redenen of door een plaatsing, waarbij de onderwijsbehoeften zo gewijzigd zijn dat het CLB-team in afstemming met alle partners bepaalt dat een wijziging van type noodzakelijk is;

4) de noodzaak aan opname in een residentiële setting (o.a. Multifunctionele Centra (MFC), of een plaatsing, waarbij de onderwijsbehoeften zo gewijzigd zijn dat het CLB-team in afstemming met alle partners bepaalt dat een wijziging van type of onderwijsniveau noodzakelijk is;

5) de overgang van een leerling met een verlengd verblijf in het buitengewoon basisonderwijs naar een school voor buitengewoon secundair onderwijs die bij de start van het schooljaar volzet was maar intussen een vrije plaats voor inschrijving heeft;

6) na het overleg in een school voor gewoon onderwijs met de ouders, de klassenraad en het CLB over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling in die school voor gewoon onderwijs mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum, bij een nieuwe inschrijving of bij wijzigende noden tijdens de schoolloopbaan.

2.4.2.3. Multidisciplinaire diagnose

De verschillende CLB-netten werkten samen met onderwijskoepels, vakorganisaties en de overheid richtlijnen uit over de vereiste medische of multidisciplinaire diagnose voor de types 3, 4, 6, 7 en 9. Deze richtlijnen werden naar de centra voor leerlingenbegeleiding gecommuniceerd.

We willen in het kader van multidisciplinaire diagnose er op wijzen dat een medische diagnose op zich niet bepalend is of er een IAC-verslag komt of niet, wel de onderwijsbehoeften van een leerling. Diagnostiek van externen is niet het startpunt om te bepalen of er sprake moet zijn van een IAC-verslag maar situeert zich eerder naar het einde toe van het handelingsgericht diagnostisch traject.

Voorlopig IAC-verslag type 3:

In uitzonderlijke situaties van ernstige gedrags- of emotionele problemen kan er dringend nood zijn aan een gepast aanbod voor een leerling in buitengewoon onderwijs type 3. Als in die gevallen een psychiatrische diagnose nog niet beschikbaar is, staat dat een overgang naar type 3 in de weg. Daarom wordt in de mogelijkheid voorzien om bij een vermoeden van een emotionele of gedragsstoornis en na het doorlopen van een handelingsgericht diagnostisch traject, naar het buitengewoon onderwijs type 3 te kunnen overgaan op basis van een voorlopig IAC-verslag. Voorlopig, omdat de diagnose van de gedrags- of emotionele stoornis nog niet is gesteld.

Deze maatregel is dus bedoeld voor leerlingen in het gewoon onderwijs voor wie een handelingsgericht diagnostisch traject is afgerond met een vermoeden van een emotionele of gedragsstoornis en voor wie een aanbod in buitengewoon onderwijs type 3 nodig is. Aan alle andere voorwaarden van de opmaak van een IAC-verslag, zowel inhoudelijk als procedureel (overleg tussen CLB, school en ouders) moet voldaan zijn. Een voorlopig IAC-verslag, dat steeds in consensus tussen alle partijen wordt opgemaakt, kan voor een leerling gedurende zijn of haar schoolloopbaan slechts eenmalig opgemaakt worden en leidt tot een inschrijving in een school voor buitengewoon onderwijs type 3.

Wanneer de psychiatrische diagnose nog niet beschikbaar is bij de start van het daaropvolgende schooljaar, kan het CLB het voorlopig IAC-verslag maximaal één schooljaar verlengen.

Wanneer het extern diagnostisch traject leidt tot een psychiatrische diagnose van een emotionele of gedragsstoornis, wordt het voorlopig IAC-verslag opgeheven en wordt er een IAC-verslag type 3 opgesteld dat voldoet aan alle voorwaarden van een IAC-verslag type 3.

Wanneer het extern diagnostisch traject niet leidt tot een psychiatrische diagnose van een emotionele of gedragsstoornis, wordt het voorlopig IAC-verslag opgeheven. Tenzij de ouders de leerling al inschrijven in een school voor gewoon onderwijs, heeft de leerling het recht om in de school voor buitengewoon onderwijs type 3 ingeschreven te blijven tot het einde van het lopende schooljaar.

Een voorlopig IAC-verslag dient bijgevolg enkel om ouders in de mogelijkheid te stellen om een inschrijving te bekomen in een school voor buitengewoon onderwijs type 3. Een voorlopig IAC-verslag doet geen afbreuk aan het inschrijvingsrecht van de leerling in het gewoon onderwijs, noch opent het een recht op leersteun in het gewoon onderwijs in het kader van het leersteunmodel. Het concept voorlopig IAC-verslag is nergens opgenomen in de bepalingen omtrent het inschrijvingsrecht in het gewoon onderwijs, enkel voor een toegang tot buitengewoon onderwijs type 3. Een voorlopig IAC-verslag kan dan ook enkel dienen voor een inschrijving in een school voor buitengewoon onderwijs type 3 en genereert geen rechten of plichten voor gewoon onderwijs om:

- een afweging te maken van de redelijkheid van de aanpassingen n.a.v. wijzigende noden om vervolgens, na het afleveren van het voorlopig IAC-verslag, de inschrijving met het oog op het volgende schooljaar te ontbinden. Dit wil zeggen dat als ouders geen overstap naar buitengewoon onderwijs wensen te maken met het voorlopig IAC-verslag, de leerling niet uit de huidige gewone school uitgeschreven kan worden;

- de leerling een IAC te laten volgen;

- bij de inschrijving in een andere school voor gewoon onderwijs de inschrijving te behandelen als een inschrijving onder ontbindende voorwaarde met een afweging van de redelijkheid van aanpassingen. De leerling heeft m.a.w. een onverkort recht op inschrijving wanneer hij/zij zich aandient in een andere gewone school.

2.4.3. Attest type 5

Voor de toelating van een leerling tot het type 5 is een attest vereist dat uitgereikt is door de behandelende arts van de medische of psychiatrische voorziening of van het preventorium ofwel door de directeur van de residentiële setting. De overheid reikt hiervoor geen model meer aan.

De volgende elementen moeten in het attest voor type 5 opgenomen worden:

1° de identificatiegegevens van de leerling: voornaam, achternaam,

geboortedatum, adres;

2° de identificatiegegevens van de ouders: voornaam, achternaam en adres;

3° de identificatiegegevens van de school voor gewoon of buitengewoon

onderwijs waar de leerling ingeschreven is: naam, adres en instellingsnummer, met inbegrip van het studieaanbod dat de leerling er volgt;

4° de identificatiegegevens van de voorziening waar onderwijs van type 5

aangeboden wordt: naam, adres en instellingsnummer, en voor- en achternaam van de behandelende arts van de medische of psychiatrische voorziening, van het preventorium of van de directeur van de residentiële setting;

5° de datum van de ondertekening van het attest, de ingangsdatum van het

attest en de handtekening van de behandelende arts of directeur,

vermeld in punt 4°;

6° de motivering waarom:

a) de medische, psychiatrische of residentiële opvang of begeleiding niet toelaat dat het kind of de jongere voltijds in een school voor gewoon of buitengewoon onderwijs de lessen kan volgen;

b) het kind of de jongere behoefte heeft aan een individueel of geïndividualiseerd aanbod dat in een residentiële omgeving verstrekt moet worden.

Het attest is bestemd voor de directeur van de onderwijsinstelling van type 5, ter staving van de inschrijving. Het wordt aan het leerlingendossier toegevoegd.

3. Toelatingsvoorwaarden voor inschrijving in een school voor buitengewoon basisonderwijs

De toelatingsvoorwaarden voor het buitengewoon basisonderwijs bestaan uit twee criteria:

  • leeftijdsvoorwaarden;

  • het beschikken over een IAC-verslag voor toegang tot een individueel aangepast curriculum (bestaande uit een attest en een protocol ter verantwoording).

Voor het type 5 is alleen een attest vereist (zie punt 2.4.3.).

Opgelet!
Bij de inschrijving van een kind in het buitengewoon basisonderwijs moet er naast de toelatingsvoorwaarden ook rekening gehouden worden met een aantal andere wettelijke bepalingen zoals bijvoorbeeld over het inschrijvingsrecht: voorrangsbepalingen, weigeringsgronden, akkoord pedagogisch project ...
Informatie hierover vindt u in de omzendbrief: BaO/2012/01 van 05/06/2012 "
Inschrijvingsrecht en aanmeldingsprocedures in het basisonderwijs voor inschrijvingen voor het schooljaar 2022-2023 in het gewoon basisonderwijs en voor de schooljaren 2022-2023, 2023-2024 en 2024-2025 in het buitengewoon basisonderwijs"

Een school voor buitengewoon onderwijs mag geen andere bijkomende toelatingsvoorwaarden opleggen.

Het kan niet dat een school voor buitengewoon onderwijs:

  • naast een inschrijving in de school een inschrijving in het aan de school verbonden internaat of semi-internaat/MFC eist;
  • een bepaald minimum IQ eist;
  • een bepaalde graad van zelfredzaamheid oplegt.

3.1. Leeftijdsvoorwaarden buitengewoon kleuteronderwijs

3.1.1. Algemeen

Om toegelaten te worden tot het buitengewoon kleuteronderwijs moet de kleuter tenminste twee jaar en zes maanden zijn.

Opmerking:

De instapdagen die van toepassing zijn in het gewoon kleuteronderwijs gelden niet voor het buitengewoon kleuteronderwijs.

In principe blijft het kind in het kleuteronderwijs tot en met het schooljaar dat aanvangt op de eerste september van het jaar waarin het vijf jaar wordt.

Voorbeeld:

Een kind geboren op 12 april 2017 blijft in de kleuterklas tot en met het schooljaar 2022-2023.

3.1.2. Verlengd verblijf in het buitengewoon kleuteronderwijs

In het buitengewoon onderwijs kan een leerling die zes jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar toch nog in het kleuteronderwijs toegelaten worden. Deze afwijking kan met één schooljaar verlengd worden.

Voorbeeld:

- Een kind geboren op 12 april 2017 wordt 6 jaar in 2023 en kan nog in het buitengewoon kleuteronderwijs ingeschreven worden voor het schooljaar 2023-2024 omdat het vóór 1 januari 2024 6 jaar is geworden.

- Dit kind kan in het schooljaar 2024-2025 nog in het buitengewoon kleuteronderwijs ingeschreven blijven.

Kinderen met een verlengd verblijf in het kleuteronderwijs zijn voltijds leerplichtig.

Ouders beslissen autonoom of hun kind het tweede en/of het derde jaar van de leerplicht in het buitengewoon kleuteronderwijs blijft. De klassenraad geeft de ouders hierover voorafgaandelijk advies, zodat de ouders met kennis van zaken een beslissing kunnen nemen. Het is noodzakelijk dat de ouders toelichting krijgen bij dit advies (eventueel tijdens een gesprek met de directeur en de betrokken klastitularis). Nadat de ouders op de hoogte zijn van de voor- en nadelen en de mogelijke consequenties, nemen zij de uiteindelijke beslissing. Voor leerplichtige kinderen die nog geen kleuteronderwijs volgden, is er geen advies vereist.

Er is geen advies van het CLB meer vereist voor een verlengd verblijf in het kleuteronderwijs.

3.2. Leeftijdsvoorwaarden buitengewoon lager onderwijs

3.2.1. Algemeen

Om toegelaten te worden tot het buitengewoon lager onderwijs moet de leerling zes jaar zijn vóór 1 januari van het lopende schooljaar.

In principe duurt het buitengewoon lager onderwijs zeven jaar. Dit wil zeggen tot en met het schooljaar dat aanvangt op de eerste september van het jaar waarin het kind twaalf jaar wordt.

3.2.2. Afwijkingen

3.2.2.1. Eerder naar het buitengewoon lager onderwijs

Net zoals in het gewoon lager onderwijs kán een kind dat voor 1 januari van het lopende schooljaar nog geen zes jaar is geworden al toegelaten worden tot het buitengewoon lager onderwijs.

Als kinderen die nog geen zes jaar zijn, worden beschouwd, al wie nog geen zes jaar is geworden vóór 1 januari van het lopende schooljaar.

Voorbeeld: voor de toelating tot het schooljaar 2023-2024 worden alle leerlingen geboren in 2017 beschouwd als zesjarigen.

Er zijn twee mogelijke scenario’s waarin een leerling die nog niet de leeftijd van 6 jaar heeft bereikt, zich kan bevinden:

  • Een leerling die het voorgaande schooljaar was ingeschreven in een door de Vlaamse gemeenschap erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs.

  • Een leerling die het voorgaande schooljaar niet ingeschreven was in door de Vlaamse gemeenschap een erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs.

De aanvraag tot toelating gebeurt op verzoek van de ouders of op initiatief van de school.

3.2.2.1.1. Een leerling die nog niet de leeftijd van 6 jaar bereikt heeft, en die het voorafgaande schooljaar was ingeschreven een erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs

Een leerling die nog niet de leeftijd van 6 jaar bereikt heeft, kan enkel toegelaten worden op verzoek van de ouders of op initiatief van de school mits:

  • Een gunstig advies van de klassenraad van de school waar de leerling laatst kleuteronderwijs volgde.

  • Of, bij ongunstig advies van de klassenraad van het kleuteronderwijs, een gunstige beslissing van de klassenraad lager onderwijs van de school voor het buitengewoon onderwijs waar de leerling les wil volgen.

Na kennisneming van en toelichting bij het gunstig advies of de gunstige beslissing door de klassenraad, nemen de ouders de uiteindelijke beslissing over de vervroegde instap.

Het advies door de school voor kleuteronderwijs wordt aan de ouders meegedeeld ten laatste op 30 juni van het lopende schooljaar. Indien er geen advies gegeven wordt door de klassenraad op uiterlijk 30 juni, wordt er uitgegaan van een gunstig advies voor de leerling.

De beslissing door de school voor lager onderwijs wordt aan de ouders meegedeeld uiterlijk de tiende schooldag van september bij inschrijving vóór 1 september van het lopende schooljaar, of, bij inschrijving vanaf 1 september, uiterlijk tien schooldagen na deze inschrijving. Indien de leerling geen beroep kan doen op het behoud van inschrijving (gegarandeerde schoolloopbaan) is de leerling in afwachting van deze mededeling ingeschreven onder ontbindende voorwaarde. Bij overschrijding van de genoemde termijn is de leerling ingeschreven of toegelaten.

Aangezien de leerling wordt ingeschreven onder ontbindende voorwaarde, kan de leerling al les volgen in het lager onderwijs, tot er een beslissing is van de klassenraad lager onderwijs. Indien de leerling door de klassenraad lager onderwijs uiteindelijk toch niet zou worden toegelaten tot het lager onderwijs, wordt de inschrijving ontbonden, de dag na de beslissing van de klassenraad lager onderwijs. De ouders kunnen zich wel beroepen op de inschrijving van de leerling in de school voor kleuteronderwijs, waar de leerling ook het voorgaande schooljaar schoolliep. Deze leerling wordt verplicht in geschreven in overcapaciteit in de kleuterschool.

De schriftelijke mededeling aan de ouders van een negatief advies of negatieve beslissing bevat tevens de motivatie.

Bij een gunstig advies of bij een gunstige beslissing, kan de ouder er nog steeds voor opteren om zijn kind in het kleuteronderwijs te houden.

3.2.2.1.2. Een leerling die nog niet de leeftijd van 6 jaar bereikt heeft, en die het voorafgaande schooljaar niet ingeschreven was in school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs.

Een leerling die het voorgaande schooljaar niet ingeschreven was in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs heeft een gunstige beslissing nodig van de klassenraad van de school voor lager onderwijs waar de leerling les wil volgen.

De beslissing door de school voor lager onderwijs wordt aan de ouders meegedeeld uiterlijk de tiende schooldag van september bij inschrijving vóór 1 september van het lopende schooljaar, of, bij inschrijving vanaf 1 september, uiterlijk tien schooldagen na deze inschrijving.

Na toelating door de klassenraad lager onderwijs en na kennisneming van en toelichting bij de toelating, nemen de ouders de uiteindelijke beslissing over de vervroegde instap.

De schriftelijke mededeling aan de ouders van een negatief advies of negatieve beslissing bevat tevens de motivatie.

Bij een gunstig advies of bij een gunstige beslissing, kan de ouder er nog steeds voor opteren om zijn kind in het kleuteronderwijs te houden.

Kinderen in het lager onderwijs, ook al gaat het om vijfjarige leerlingen of jonger, moeten voltijds aanwezig zijn.

Er is geen advies van het CLB meer vereist.

3.2.2.2. Langer naar het buitengewoon lager onderwijs

Een leerling kan tijdens het schooljaar dat aanvangt in het jaar waarin hij/zij 14 jaar wordt nog buitengewoon lager onderwijs volgen. Voor deze leerlingen is er een advies nodig van de klassenraad van de school waar de leerling het voorafgaande jaar was ingeschreven. Ouders nemen de beslissing tot verlengd verblijf autonoom na kennisname van en toelichting bij het omstandig gemotiveerde advies van de klassenraad. De klassenraad geeft advies op vraag van de ouders of op eigen initiatief.

Als de leerling het voorafgaande schooljaar geen les heeft gevolgd in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor het buitengewoon lager onderwijs, wordt het advies verstrekt door de klassenraad van de school waar de leerling het buitengewoon lager onderwijs wil volgen. Er is geen advies van het CLB meer vereist.

Een leerling die 15 jaar wordt voor 1 januari van het lopende schooljaar kan niet meer toegelaten worden tot het buitengewoon lager onderwijs.

3.2.2.3. Getuigschrift basisonderwijs

Een leerling die het getuigschrift basisonderwijs behaald heeft kan geen lager onderwijs meer volgen, tenzij na gunstig advies van de klassenraad lager onderwijs waar de leerling het voorafgaande schooljaar lager onderwijs heeft gevolgd.

Informatie over het getuigschrift basisonderwijs vindt u in de omzendbrief BaO/98/11 "Het uitreiken van het getuigschrift basisonderwijs".

Als de leerling het voorafgaande schooljaar geen les heeft gevolgd in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor lager onderwijs, wordt het advies verstrekt door de klassenraad van de school waar de leerling het lager onderwijs wil volgen.

Het gunstig advies van de klassenraad geeft toegang tot elke lagere school. Zo wordt gegarandeerd dat een leerling die de toelating heeft gekregen om nog een jaar langer lager onderwijs te volgen bij schoolverandering niet kan geweigerd worden op basis van de toelatingsvoorwaarden.

3.2.2.4. Naar het secundair onderwijs

Voor overgang naar gewoon secundair onderwijs:

Raadpleeg punt 9 van SO 64 - Structuur en organisatie van het voltijds secundair onderwijs (25/06/1999)

Voor overgang naar het buitengewoon secundair onderwijs:

Raadpleeg art. 294 van de codex secundair onderwijs.

3.3. Werken aan terugkeer naar gewoon basisonderwijs en de evaluatie van de inschrijving in het buitengewoon basisonderwijs

Alle scholen voor buitengewoon basisonderwijs moeten systematisch werken aan de mogelijkheid tot terugkeer van leerlingen naar het gewoon onderwijs. Een terugkeer naar het gewoon onderwijs vindt - zeker voor een aantal types – al regelmatig plaats bij de overgang van het buitengewoon basisonderwijs naar het gewoon secundair onderwijs. Een grotere uitdaging ligt om ook aan terugkeer te werken binnen hetzelfde onderwijsniveau. Scholen voor buitengewoon basisonderwijs moeten een terugkeer naar het gewoon onderwijs actief overwegen voor hun leerlingen, en indien dit aangewezen is, ook effectief de stap zetten naar deze overstap.

Scholen voor buitengewoon basisonderwijs hebben daarom de opdracht om jaarlijks op basis van het cyclisch proces van handelingsplanmatig werken, en in samenspraak met de ouders, aan het CLB door te geven voor welke leerlingen een evaluatie van de inschrijving in de school voor buitengewoon basisonderwijs aangewezen is. Ouders kunnen de evaluatie zelf ook rechtstreeks aan het CLB vragen.

De evaluatie gebeurt door het CLB op basis van een handelingsgericht diagnostisch traject samen met de leerling tenzij dat niet mogelijk is, de ouders en de school. Er wordt samen bekeken of de leerling kan terugkeren naar het gewoon basisonderwijs binnen het gemeenschappelijk curriculum, of om een individueel aangepast curriculum te volgen.

Het CLB gaat zelf niet actief op zoek naar andere leerlingen waarvoor een evaluatie mogelijks aangewezen is en die niet door de school werden doorgegeven. Het CLB kan wel de procedure bekijken volgens dewelke de school de betreffende leerlingen heeft geselecteerd. De school kan voorafgaandelijk ook het CLB betrekken. Daar zijn de school alsook ouders vrij in.

Als ouders beslissen voor een leerling om effectief terug te keren naar het gewoon basisonderwijs, ondersteunen de school voor buitengewoon basisonderwijs en het CLB de ouders bij het vinden van een school voor gewoon basisonderwijs en bij de overstap naar de nieuwe school. In de nieuwe school voor gewoon basisonderwijs kan de leerling, afhankelijk van de situatie, een individueel aangepast curriculum volgen of het gemeenschappelijk curriculum volgen. Afhankelijk van de situatie past het CLB het bestaande IAC-verslag aan of heft het op, of maakt een GC-verslag op (of mogelijks een OV4-verslag indien dit van toepassing is en het een overstap naar secundair onderwijs betreft). 

De leerling wordt in de school voor gewoon basisonderwijs ingeschreven wanneer een GC-verslag is opgemaakt of wanneer er geen vorm van verslag meer is, of wordt onder ontbindende voorwaarde ingeschreven met het oog op de afweging van redelijke aanpassingen in het geval van een IAC-verslag.

Deze werkwijze om de inschrijving in buitengewoon basisonderwijs te evalueren geldt voor alle types en vervangt de vroegere tweejaarlijkse evaluatie van de inschrijving in buitengewoon basisonderwijs type basisaanbod.

4. Gedeeltelijke lesbijwoning in gewoon en buitengewoon onderwijs

4.1. Deeltijdse lesbijwoning in gewoon en buitengewoon onderwijs

Om de samenwerking tussen scholen voor gewoon en buitengewoon onderwijs te stimuleren worden de mogelijkheden van lesbijwoning verruimd. Zo kunnen scholen voor gewoon en buitengewoon onderwijs samenwerken om leertrajecten op maat van leerlingen te voorzien alsook om voor leerlingen die ingeschreven zijn in buitengewoon onderwijs een overstap naar gewoon onderwijs te faciliteren.

Leerlingen die ingeschreven zijn in het buitengewoon basisonderwijs, met uitzondering van type 5, kunnen gemiddeld per schooljaar maximaal halftijds lessen of activiteiten volgen in een school voor gewoon basisonderwijs.

Leerlingen met een IAC-verslag die ingeschreven zijn in het gewoon basisonderwijs, kunnen ook gemiddeld per schooljaar maximaal halftijds lessen of activiteiten volgen in een school voor buitengewoon basisonderwijs.

In overleg met de ouders, met betrokkenheid van de leerling en in overleg met het CLB werken de scholen samen aan de vormgeving van het onderwijstraject van de leerling. De scholen maken afspraken over hoe de samenwerking zal verlopen. Dit betreft de concrete invulling van de deeltijdse lesbijwoning: aan welke lessen of activiteiten de leerling zal deelnemen, de frequentie waarin de leerling aanwezig zal zijn op school (bv. aantal uur per week), de duur van de deeltijdse lesbijwoning (bv. deel van het schooljaar, heel het schooljaar), de opvolging en evaluatie van de samenwerking. De school waar de leerling is ingeschreven blijft steeds eindverantwoordelijke voor de opvolging en uitvoering van het IAC en het onderwijstraject van de leerling.

De leerling is enkel regelmatige leerling (en dus financierbaar/subsidieerbaar) in de school waar die is ingeschreven. Enkel de school waar de leerling is ingeschreven registreert de leerling in Discimus. De leerling telt ook alleen mee in de capaciteit van de school van inschrijving, niet in de school van deeltijdse lesbijwoning. Indien nodig treffen scholen de nodige regelingen op vlak van verzekering.

Wanneer een leerling van buitengewoon onderwijs lessen of activiteiten gaat volgen in een school voor gewoon onderwijs, wordt tussen de scholen afgesproken hoe de school voor buitengewoon onderwijs de school voor gewoon onderwijs hierbij zal ondersteunen. Deze leerlingen komen niet in aanmerking voor leersteun vanuit het leersteunmodel. Leerlingen van buitengewoon onderwijs die doof of slechthorend zijn en nood hebben aan tolkondersteuning voor het deelnemen aan de activiteiten in de school voor gewoon onderwijs, kunnen er gebruik maken van tolken VGT (of een andere gebarentaal) of schrijftolken (zie omzendbrief SOL).

Bij een deeltijdse lesbijwoning van een leerling met een IAC-verslag van het gewoon onderwijs in een school voor buitengewoon onderwijs, is inzet van omkadering vanuit het leersteunmodel in de school voor buitengewoon onderwijs niet mogelijk.

4.2. Voltijdse lesbijwoning met het oog op een overstap naar gewoon onderwijs

Leerlingen die ingeschreven zijn in het buitengewoon basisonderwijs, met uitzondering van type 5, voor wie een overstap naar het gewoon onderwijs wordt voorbereid kunnen voltijds lessen of activiteiten volgen in een school voor gewoon basisonderwijs voor een periode van maximaal twee schooljaren.

In overleg met de ouders, met betrokkenheid van de leerling en in overleg met het CLB ondersteunt de school voor buitengewoon onderwijs de school voor gewoon onderwijs. De school voor buitengewoon onderwijs en de school voor gewoon onderwijs maken afspraken over de lesbijwoning van de leerling en de concrete invulling ervan, alsook over de ondersteuning die de school voor buitengewoon onderwijs zal bieden. De leerling komt niet in aanmerking voor leersteun vanuit het leersteunmodel. Leerlingen die doof of slechthorend zijn en nood hebben aan tolkondersteuning voor de voltijdse leesbijwoning in de school voor gewoon onderwijs, kunnen er gebruik maken van tolken VGT (of een andere gebarentaal) of schrijftolken (zie omzendbrief SOL).

De school waar de leerling is ingeschreven is eindverantwoordelijke voor de opvolging en uitvoering van het IAC en het onderwijstraject van de leerling.

De leerling is enkel regelmatige leerling (en dus financierbaar/subsidieerbaar) in de school waar die is ingeschreven. Enkel de school waar de leerling is ingeschreven registreert de leerling in Discimus. De leerling telt ook alleen mee in de capaciteit van de school van inschrijving, niet in de school van lesbijwoning. Indien nodig treffen scholen de nodige regelingen op vlak van verzekering.

Als de ouders en de leerling na een bepaalde periode beslissen om de overstap te maken naar het gewoon basisonderwijs, wordt de leerling ingeschreven in de school voor gewoon onderwijs en uitgeschreven uit de school voor buitengewoon onderwijs. De school voor gewoon onderwijs, de school voor buitengewoon onderwijs, het CLB en de ouders, met betrokkenheid van de leerling, overleggen met het leersteuncentrum over de overname van de ondersteuning.

Na twee schooljaren lesbijwoning is het inschrijvingsrecht voor de leerling in de school voor gewoon onderwijs – gezien de voltijdse aanwezigheid in die school voor gewoon onderwijs – een onverkort inschrijvingsrecht en geen inschrijving onder ontbindende voorwaarde. Voor de interpretatie hiervan is het belangrijk om te benadrukken dat voor een leerling die in de loop van schooljaar X voltijds de lessen begint bij te wonen, het onverkort recht op inschrijving geldt op het einde van schooljaar X+1.