Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het deeltijds kunstonderwijs

  • Redelijke aanpassingen binnen het gemeenschappelijk curriculum
  • Gemeenschappelijk curriculum met aangepast lessenrooster
  • Individueel aangepast curriculum voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften
  • Financiering van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften

Decreet van 9 maart 2018 betreffende het deeltijds kunstonderwijs

Het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 betreffende de einddoelen in het deeltijds kunstonderwijs

Het besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2018 betreffende het opleidingsaanbod, de organisatie, de personeelsformatie, de inning van het inschrijvingsgeld en de certificering van het deeltijds kunstonderwijs (organisatiebesluit)

1. Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften

1.1. Een toegankelijk deeltijds kunstonderwijs

Optimale leer- en ontwikkelingskansen bieden aan alle kinderen, jongeren en volwassenen, ongeacht hun beperking is het vertrekpunt om een inclusieve visie op kunstonderwijs vorm te geven. In het decreet deeltijds kunstonderwijs is het recht op een artistieke opleiding ook voor leerlingen met een beperking verzekerd. Daarmee onderschrijven academies het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap dat België in 2009 heeft geratificeerd.

Voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften plant het academieteam redelijke en gepaste aanpassingen waaronder het inzetten van stimulerende, remediërend, differentiërende, compenserende en/of dispenserende maatregelen. Op die manier draagt de academie bij tot het realiseren van gelijke kansen voor alle leerlingen en tot inclusie.

Om een passende begeleiding te realiseren, detecteert het academieteam de mogelijkheden en de behoeften van de leerlingen en differentieert waar nodig. Het academieteam gaat ervan uit dat iedereen de kracht en de capaciteiten in zich heeft om te leren, te groeien en te veranderen. De sterktes van de leerlingen vormen het uitgangspunt voor de begeleiding.

Voor alle leerlingen, maar zeker voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften is een intakegesprek nog vóór de opleiding van start gaat van groot belang. Constructief in gesprek gaan betekent actief luisteren, interesse tonen in wat elk van de partners rond de tafel inbrengt, maar ook zelf oplossingsgericht mogelijkheden aanreiken. Leerlingen, ouder(s) (thuisomgeving) en vertrouwenspersonen zijn gelijkwaardige partners en worden actief betrokken door het academieteam om zo tot een opleiding op maat te komen.

Een academie kan leerlingen met een beperking niet zomaar weigeren om zich in te schrijven omwille van die beperking.

Net als in het leerplichtonderwijs kunnen leerlingen en ouders niet het onmogelijke verwachten van academies.

Als de academie:

  • haar openheid tot overleg,
  • haar oplossingsgerichte houding, 
  • haar inspanning om tot een zo objectief mogelijke afweging te komen (bv. door het betrekken van een onafhankelijke deskundige)

kan aantonen, en ondanks deze inspanningen geen traject op maat kan aanbieden, kan ze overwegen om de leerling door te verwijzen naar andere opleidingsverstrekkers (muziektherapie, kunsttherapie, culturele verenigingen, enz.).

1.2. Intakegesprek

Een intakegesprek levert informatie aan om de beginsituatie en de leervraag van de leerling in kaart te brengen en te analyseren. Op basis daarvan neemt de academie de beslissing of de leerling de onderwijsdoelen al dan niet kan bereiken en stippelt een leertraject uit. De academie begeleidt de leerling via een continuüm van zorg. Deze gefaseerde benadering (van brede basiszorg tot individueel aangepast curriculum) vormt de ruggengraat van de begeleiding.

De academie evalueert geregeld het uitgestippelde leertraject en past op basis van de noden van de leerling, het leertraject aan.

1.3. Ondersteuning van het academieteam

Het deeltijds kunstonderwijs toegankelijker maken voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften vormt voor een academie een uitdaging waarbij heel wat vragen kunnen rijzen. De pedagogische begeleidingsdiensten kunnen uw academie helpen bij specifieke knelpunten of vragen.

De pedagogische begeleidingsdienst van het GO!:

Coördinator: Saskia Lieveyns (saskia.lieveyns@g-o.be)

Website: GO! Pro - M-decreet en leerbegeleiding (g-o.be)

De pedagogische begeleidingsdienst dko bij OVSG:

Coördinator: Hans Laureyn (hans.laureyn@ovsg.be)

Website: https://www.ovsg.be/lerarenplatform

Pedagogische begeleiding dko Katholiek Onderwijs Vlaanderen:

Coördinator Kunst en Creatie/dko: Henk de Baene (henk.debaene@katholiekonderwijs.vlaanderen)

Website: https://pro.katholiekonderwijs.vlaanderen

Meer informatie over tools en vragenlijsten om het intakegesprek vorm te geven, vindt u terug op https://www.oudersvoorinclusie.be/.

1.4. De mogelijke leertrajecten

1.4.1. Op maat van elke leerling

Maatwerk betekent zowel weglaten als uitdiepen. Het komt er niet enkel op aan om bepaalde onderwijsdoelen en vakken te schrappen vanuit de overweging dat die niet haalbaar zijn voor de leerling. Vanuit de beginsituatieanalyse stelt het lerarenteam haalbare en uitdagende doelen die aansluiten bij de leefwereld, interesses, ambities, en talenten van de leerling.

Een opleiding op maat van een leerling is per definitie verbonden met de leerling als individu. Een passe-partout voor alle leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte druist in tegen dat uitgangspunt.

Je kan de aanpassingen voor de leerling opbouwen rond de volgende drie vragen:

  • Welke leerdoelen heb je als academie voor ogen in deze opleiding en hoe sluiten de ambities en mogelijkheden van de leerling daarbij aan?
  • Hoe kan je verbindend samenwerken om voor de leerling (en de leraar) een ondersteunende leeromgeving te creëren?
  • Hoe ga je het leerproces opvolgen, evalueren en eventueel bijsturen?

1.4.2. Gemeenschappelijk curriculum

1.4.2.1. Redelijke aanpassingen

Binnen de contouren van het niveaudecreet en het organisatiebesluit heeft elke academie de vrijheid om voor elke opleiding een lessenrooster samen te stellen. Op die manier verwerven de leerlingen de basiscompetenties of de competenties van de beroepskwalificatie. Dat is het gemeenschappelijk curriculum.

Academies worden verondersteld om inspanningen te leveren zodat alle leerlingen, dus ook leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen en alle onderwijsdoelen bereiken.

Voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften doet een academie redelijke aanpassingen. ’Redelijk’ betekent dat leerkrachten en directeur samen met de leerling (en zijn ouders) bekijken wat haalbaar is zowel voor de academie als de leerling zodat hij alle vakken kan volgen en de basiscompetenties of de competenties van de beroepskwalificatie kan verwerven.

In eerste instantie zijn er voor leerlingen die alle onderwijsdoelen kunnen bereiken pedagogische en schoolorganisatorische aanpassingen mogelijk. Is dat niet voldoende, dan kunnen er ook aanpassingen aan het lessenrooster doorgevoerd worden.

1.4.2.2. Gemeenschappelijk curriculum met pedagogische aanpassingen

Door middel van pedagogische aanpassingen, kunnen leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften het gemeenschappelijk curriculum volgen. Kies de pedagogische aanpassingen op basis van de onderwijsbehoeften van de individuele leerling:

  • Stimuleren: de leerling aanmoedigen om het optimaal benutten van zijn capaciteit te waarborgen
  • Compenseren: hulpmiddelen toelaten
  • Remediëren: de leerling individueel helpen
  • Differentiëren: de leerstof en lesaanpak aanpassen aan de leerling
  • Dispenseren: de leerlingen vrijstellen van onderdelen van het curriculum waar hij op dat moment nog niet aan toe is.

De combinatie van pedagogische en schoolorganisatorische aanpassingen is mogelijk.

1.4.2.3. Gemeenschappelijk curriculum met schoolorganisatorische aanpassingen

Door middel van schoolorganisatorische aanpassingen, kunnen leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften het gemeenschappelijk curriculum volgen. Ga in gesprek met de leerling en de ouders om na te gaan welke organisatorische aanpassingen aangeraden zijn.

  • Bij welke klasgroep sluit de leerling aan?
  • Waar plaats je de leerling in het leslokaal of atelier?
  • Is het leslokaal of atelier bereikbaar en toegankelijk voor de leerling?

De combinatie van pedagogische en schoolorganisatorische aanpassingen is mogelijk.

1.4.2.4. Gemeenschappelijk curriculum met aangepast lessenrooster

Een gemeenschappelijk curriculum met aangepast lessenrooster is enkel mogelijk voor leerlingen die aan bepaalde voorwaarden voldoen (zie 2.3.). Er is een aangepaste registratie voorzien in de leerlingenadministratie. De academie moet aan de verificateur bepaalde verantwoordingsdocumenten kunnen voorleggen.

Academies kunnen voor sommige leerlingen afwijken van het lessenrooster.

De leerlingen volgen bepaalde vakken gedeeltelijk (minder of meer lestijden) of helemaal niet. Ze verwerven wel alle basiscompetenties of competenties van de beroepskwalificatie en blijven dus binnen het gemeenschappelijke curriculum.

Voorbeeld

Een leerling volgtde derde graad muziekwaar volgens het lessenrooster 1 uur instrument, 1 uur groepsmusiceren en 1 uur muzikale en culturele vorming gevolgd moet worden. Hij volgt het vak groepsmusiceren niet in klasverband maar haalt de vooropgestelde doelen in de andere vakken.

1.4.3. Individueel aangepast curriculum

Als een leerling niet alle onderwijsdoelen kan bereiken is een individueel aangepast curriculum aangewezen. Dat is enkel mogelijk voor leerlingen die aan bepaalde voorwaarden voldoen (zie 2.4). Er is een aangepaste registratie voorzien in de leerlingenadministratie. De academie moet aan de verificateur bepaalde verantwoordingsdocumenten kunnen voorleggen.

Sommige leerlingen zullen ondanks redelijke aanpassingen toch te weinig leerwinst boeken om het gemeenschappelijk curriculum te volgen. In dat geval bekijken de leerkrachten en directeur met de leerling (en zijn ouders) welke basiscompetenties of competenties van de beroepskwalificatie haalbaar zijn en welke niet. Vanaf het moment dat een leerling niet meer alle basiscompetenties of competenties van de beroepskwalificatie moet verwerven, volgt hij een individueel aangepast curriculum. 

Net als leerlingen in het gemeenschappelijk curriculum doorlopen leerlingen met een individueel aangepast curriculum de verschillende graden en leerjaren. Hoewel de doelen volledig op maat van de leerling uitgetekend worden en dus sterk kunnen verschillen van de basiscompetenties of de competenties van de beroepskwalificatie, houdt het individueel aangepast curriculum niet om het even wat in. ‘Aangepast’ wijst erop dat dit curriculum nog altijd een relatie moet blijven houden tot het gemeenschappelijke curriculum.

Een individueel aangepast curriculum betekent onderwijs op maat van de leerling. Het traject start met een gesprek tussen de leerling (en zijn ouders of vertrouwenspersoon) en de directeur en betrokken leerkrachten. Dat zijn alle leerkrachten van de vakken die de leerling in een bepaald leerjaar of graad zou moeten volgen in het gemeenschappelijk curriculum.

De leerkrachten en directeur overlopen samen met de leerling (en zijn ouders of vertrouwenspersoon) de basiscompetenties of competenties van de beroepskwalificatie en bekijken welke haalbaar zijn mits redelijke aanpassingen en welke niet. Hierbij kunnen zij voortbouwen op gegevens uit het verslag buitengewoon onderwijs of het attest waarin de leerling erkend wordt als persoon met een handicap.

Op basis van dat gesprek motiveren de directeur en betrokken leerkrachten de noodzaak om voor de betrokken leerling een individueel aangepast curriculum uit te werken.

Schoolorganisatorisch bekijkt de academie in samenspraak met de leerling of hij samen met de leerlingen van het gemeenschappelijke curriculum les volgt, dan wel of hij samen met andere leerlingen die een individueel aangepast curriculum volgen, een klasgroep vormt. Uiteraard zijn er ook mengvormen mogelijk. Het VN-verdrag indachtig, spreekt het voor zich dat de academie de participatie van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het academiegebeuren zoveel mogelijk aanmoedigt.

Het uitgestippelde leertraject moet ertoe leiden dat de leerling vorderingen maakt en dus leerwinst boekt. De academie volgt daarom het leerproces nauwgezet om de vooropgestelde doelen te bereiken. Ze zorgt voor een leeromgeving die pedagogisch en didactisch is aangepast aan de leerling en de doelen. 

Leerkrachten en directeurs kunnen voor het uittekenen van het individueel aangepast curriculum een beroep doen op externe deskundigen, bv. de pedagogische begeleidingsdienst, leefgroepbegeleider van de leerling in kwestie, steunpunt ouders voor inclusie.

Leerlingen met een beperking die in het leerplichtonderwijs een individueel aangepast curriculum volgen, hoeven niet per definitie een individueel aangepast curriculum te volgen in het deeltijds kunstonderwijs. Het is perfect mogelijk dat voor sommige leerlingen hun beperking geen belemmering vormt om het gemeenschappelijk curriculum te volgen.

2. Leerlingenregistratie

2.1. Gemeenschappelijk curriculum met pedagogische aanpassingen

Een leerling die het gemeenschappelijk curriculum met pedagogische aanpassingen volgt, moet geen verantwoordingsdocumenten voorleggen.

De reguliere financierings- en vrijstellingscodes zijn van toepassing.

2.2. Gemeenschappelijk curriculum met schoolorganisatorische aanpassingen

Een leerling die het gemeenschappelijk curriculum met schoolorganisatorische aanpassingen volgt, moet geen verantwoordingsdocumenten voorleggen.

De reguliere financierings- en vrijstellingscodes zijn van toepassing.

2.3. Gemeenschappelijk curriculum met aangepast lessenrooster

2.3.1. Mogelijke afwijkingen van regelgeving

Leerlingen met een gemeenschappelijk curriculum met aangepast lessenrooster volgen bepaalde vakken gedeeltelijk (minder of meer lestijden) of helemaal niet. Ze verwerven wel alle basiscompetenties of competenties van de beroepskwalificatie en blijven dus binnen het gemeenschappelijke curriculum.

In een gemeenschappelijk curriculum met aangepast lessenrooster is het mogelijk dat de leerling:

  • een bepaald vak uit het lessenrooster niet volgt. Dat kan zowel een verplicht vak zijn als een keuzevak;
  • minder of meer lestijden aan een vak besteedt, dan wat de regelgeving voorschrijft voor de verplichte vakken of wat de academie bepaalt voor de keuzevakken;
  • op een andere manier geëvalueerd wordt dan de evaluatieprocedure in het academiereglement.

Meer verregaande aanpassingen zijn enkel mogelijk in een individueel aangepast curriculum.

2.3.2. Verantwoordingsdocumenten

Om een gemeenschappelijk curriculum met aangepast lessenrooster te volgen, moet de leerling één van de volgende documenten kunnen voorleggen:

  • een ‘GC-verslag’, dat hen recht geeft op ondersteuning vanuit het buitengewoononderwijs. Dit verslag wordt vermeld in artikel 16 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997
  • een ‘GC-verslag’ als vermeld in artikel 352 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 of een OV-4-verslag als vermeld in artikel 294, §2, 2° van diezelfde Codex;
  • een bewijs van erkenning als persoon met een handicap op basis van regelgeving van de Vlaamse, Franse of Duitstalige gemeenschap of federale regelgeving of buitenlandse regelgeving. De erkenning kan door volgende instanties afgeleverd worden:
    • Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH)
    • Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid
    • Personne Handicapée Autonomie Recherchée (Phare)
    • Agence pour une Vie de Qualité (AVIQ)
    • Dienststelle für Selbstbestimmtes Leben (DSL)
    • European Disability Card (EDC)
    • Het Agentschap Opgroeien
  • een medisch attest, ondertekend door een arts, psycholoog of lid van een multidisciplinair team erkend door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
  • beschikken over een IAC-verslag als vermeld in artikel 15 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997
  • beschikken over een IAC-verslag als vermeld in artikel 294 van de Codex Secundair Onderwijs

De academie moet een motivatiedossier ter inzage kunnen voorleggen aan de verificatie en de onderwijsinspectie.

Als de verantwoordingsdocumenten ontbreken, gelden de toelatingsvoorwaarden van het gemeenschappelijk curriculum. Leerlingen die niet aan de reguliere toelatingsvoorwaarden voldoen, zijn daardoor niet regelmatig en niet financierbaar. Ook de wegingsfactor vrijstelling van een vak, is van toepassing als de leerling niet het volledige lessenrooster volgt.

2.3.3. Duur van de opleiding

Net als andere leerlingen in het gemeenschappelijk curriculum kunnen deze leerlingen hun opleiding met maximaal één leerjaar verlengen (= overzitten).

2.3.4. Financierbaarheid

Leerlingen in een gemeenschappelijk curriculum met aangepast lessenrooster zijn financierbaar volgens de bepalingen in het niveaudecreet. Ook leerlingen die één of meer vakken niet volgen, worden aan 100% gefinancierd. De wegingsfactor 0,85 voor vrijgestelden in het domein beeldende en audiovisuele kunsten en 0,7 in de overige domeinen zijn niet van toepassing.

Meer informatie over de financierbaarheid van leerlingen in het deeltijds kunstonderwijs, vindt u terug in de omzendbrief ‘omkaderingsberekening en personeelsformatie in het deeltijds kunstonderwijs’.

2.3.5. Certificering

Leerlingen in een gemeenschappelijk curriculum met aangepast lessenrooster die een kortlopende studierichting of een graad van een langlopende studierichting succesvol beëindigen, behalen een leerbewijs van de graad. Als ze slagen voor de vierde graad behalen ze een bewijs van beroepskwalificatie. Aan leerlingen die een deel van de competenties bereikt hebben reikt de academie een bewijs van competenties uit.

2.3.6. Registratie

Leerlingen in een gemeenschappelijk curriculum met aangepast lessenrooster worden geregistreerd met financieringscode 02 en vrijstellingscode 04 in combinatie met het veld onderwijsbehoeften: gemeenschappelijk curriculum.

Voorbeeld

Een leerling met een gemotiveerd verslag in het leerplichtonderwijs start met een opleiding muziek in de tweede graad. De leerling volgt het verplichte vak muzikale en culturele vorming (MCV) niet in klasverband. Via redelijke aanpassingen van het lessenrooster (bv. een individuele en geïntegreerde aanpak van MCV binnen het vak instrument: klassiek) behaalt de leerling de basiscompetenties die andere leerlingen in MCV verwerven. De aangepaste lessentabel ziet er zo uit:

Vak  

1 e leerjaar  

2 e leerjaar  

3 e leerjaar  

4 e leerjaar  

MCV  

-  

-  

-  

-  

Instrument: klassiek  

2 lst./week  

3 lst./week  

3 lst./week  

3 lst./week  

Groepsmusiceren  

1 lst./week  

1 lst./week  

 

 

De eerste registratie van deze leerling gebeurt in de administratieve groep van het eerste leerjaar van de tweede graad muziek jongeren. De leerling wordt als volgt geregistreerd:

Stamnr  

Muziek 2e graad Jongeren leerjaar 1  

Fincode  

Onderwijs- 

behoeften 

Vak  

Vrijstellingscode  

333  

25478  

02  

GAC 

MCV  

04  

333  

25478  

02  

GAC 

Groepsmusiceren  

01   

333  

25478  

02  

GAC 

Instrument: klassiek  

01 

De vrijstellingscode 04 voor MCV wijst er op dat, hoewel de leerling het vak niet klassikaal volgt, hij toch alle basiscompetenties verwerft via een aangepast lessenrooster.

2.4. Individueel aangepast curriculum

2.4.1. Mogelijke afwijkingen van regelgeving

Bij een individueel aangepast curriculum is er vanuit het standpunt van de regelgever geen vooraf bepaald curriculum voorhanden. De leerling wordt niet in aparte opties of vakken ondergebracht maar wordt administratief ingeschreven in het domein, de optie, de graad en de vakken die het nauwst aansluiten bij zijn leervraag en mogelijkheden.

In een individueel aangepast curriculum is het mogelijk dat de leerling:

  • alle vakken volgt maar met aangepaste doelen
  • een bepaald vak niet volgt. Dat kan zowel een verplicht vak zijn als een keuzevak
  • minder of meer lestijden aan een vak besteedt, dan wat de regelgeving voorschrijft voor de verplichte vakken of wat de academie bepaalt voor de keuzevakken
  • in een andere graad of leerjaar les volgt dan degene waarin hij op basis van de reguliere toelatingsvereisten moet zitten, bv. een jongere volgt les in de derde graad beeldende en audiovisuele kunsten voor volwassenen of omgekeerd
  • op een andere manier geëvalueerd wordt dan de evaluatieprocedure in het academiereglement.

Het is niet mogelijk om af te wijken van de minimale instapleeftijd van zes jaar.

Voorbeelden:

  • Een leerling volgt de optie beeldatelier in de 3e graad beeldende en audiovisuele kunsten

 

1e lj. 3e graad 

2e lj. 3e graad 

3e lj. 3e graad 

4e lj. 3e graad 

5e lj. 3e graad 

6e lj. 3e graad 

7e lj. 3e graad 

waarnemingstekenen 

1 lst./ week 

1 lst./week 

1 lst./ week 

1 lst./ week 

1 lst./ week 

1 lst./ week 

1 lst./ week 

beeldatelier 

2 lst./ week 

2 lst./ week 

2 lst./ week 

2 lst./ week 

2 lst./ week 

2 lst./ week 

2 lst./ week 

waarbij het individueel aangepast curriculum op de volgende punten afwijkt van het gemeenschappelijk curriculum:

- de leerling bereikt gedeeltelijk andere doelen dan de basiscompetenties van de 3e graad beeldende en audiovisuele kunsten;

- de leerling besteedt maar 14 in plaats van 18 lestijden aan het vak beeldatelier;

- de globale studieomvang bedraagt 21 lestijden in plaats van 24 lestijden;

- de leerling is een volwassene en start in het eerste leerjaar van de 3e graad voor jongeren.

  • Een leerling volgt de optie folk-en wereldmuziek in de 2e graad muziek

 

1e lj. 2e graad 

2e lj. 2e graad 

3e lj. 2e graad 

4e lj. 2e graad 

Instrument: folk en wereldmuziek 

1 lst./ week 

1 lst./ week 

1 lst./ week 

1 lst./ week 

Groepsmusiceren 

1 lst./ week 

1 lst./ week 

1 lst./ week 

1 lst./ week 

waarbij het individueel aangepast curriculum op de volgende punten afwijkt van het gemeenschappelijk curriculum:

- de leerling verwerft een selectie van de basiscompetenties van de tweede graad muziek;

- de globale studieomvang bedraagt 8 lestijden in plaats van 12 lestijden;

- de leerling volgt het verplichte vak muzikale en culturele vorming niet.

2.4.2. Verantwoordingsdocumenten

De leerling moet één van de volgende documenten kunnen voorleggen:

  • een IAC-verslag (cf. artikel 15 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 of artikel 294 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010). Zoals het decreet over Leersteun vooropstelt, is het niet noodzakelijk dat leerlingen met dit verslag schoollopen in het buitengewoon onderwijs; zij kunnen ook terecht in het gewoon onderwijs.
  • erkend zijn als persoon met een handicap op basis van regelgeving van de Vlaamse, Franse of Duitstalige Gemeenschap of federale regelgeving of buitenlandse regelgeving. Een bewijs van erkenning als persoon met een handicap kan door volgende instanties afgeleverd worden:
    • Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH)
    • Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid
    • Personne Handicapée Autonomie Recherchée (Phare)
    • Agence pour une Vie de Qualité (AVIQ)
    • Dienststelle für Selbstbestimmtes Leben (DSL)
    • European Disability Card (EDC)
    • Het Agentschap Opgroeien
  • Een medisch attest, ondertekend door een arts, psycholoog of lid van een multidisciplinair team erkend door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap

Het individueel aangepast curriculum is in de academie beschikbaar voor de onderwijsinspectie en de verificatie met het oog op kwaliteitsbewaking of leerlingentelling.

Als de verantwoordingsdocumenten ontbreken, gelden de toelatingsvoorwaarden van het gemeenschappelijk curriculum. Leerlingen die niet aan de reguliere toelatingsvoorwaarden voldoen, zijn daardoor niet regelmatig en niet financierbaar. Ook de wegingsfactor vrijstelling van een vak, is van toepassing als de leerling niet het volledige lessenrooster volgt.

2.4.3. Duur van de opleiding

Net als alle leerlingen volgt een leerling met een individueel aangepast curriculum een afgebakend leertraject met een bepaalde duur. De leerling schrijft zich in voor een bepaalde graad en een bepaald leerjaar en doorloopt vervolgens de verschillende leerjaren. Daarna gaat hij over naar de volgende graad.

Het decreet voorziet voor de tweede graad dans, de tweede graad woordkunst-drama, de derde graad beeldende en audiovisuele kunsten voor jongeren, de derde graad muziek en de vierde graad beeldende en audiovisuele kunsten trage en snelle trajecten. Leerlingen met een individueel aangepast curriculum kunnen het gekozen traject met een leerjaar verlengen.

In een individueel aangepast curriculum kan de leerling niet overzitten. Het individueel aangepast curriculum gaat immers uit van haalbare doelen op maat van de leerling.

2.4.4. Financierbaarheid

Leerlingen zijn financierbaar voor de duur van de graad met maximaal één leerjaar extra. Tijdens dit extra leerjaar is de leerling 100% financierbaar.

Ook leerlingen die één of meer vakken niet volgen, zijn volledig financierbaar. De wegingsfactor 0,85 voor vrijgestelden in het domein beeldende en audiovisuele kunsten en 0,7 in de overige domeinen zijn niet van toepassing.

2.4.5. Certificering

Op het einde van de eerste, tweede en derde graad ontvangt de leerling een leerbewijs deeltijds kunstonderwijs met de verworven basiscompetenties als bijlage. Na een kortlopende studierichting krijgt de leerling een leerbewijs met de verworven basiscompetenties of competenties van de kortlopende studierichting in kwestie.

Na de vierde graad van een langlopende studierichting ontvangt de leerling een bewijs van competenties met de verworven competenties uit de beroepskwalificatie als bijlage.

2.4.6. Registratie

Om leerlingen in een individueel aangepast curriculum te registreren, wordt de financieringscode 02 en vrijstellingscode 04 gebruikt in combinatie met het veld onderwijsbehoeften: individueel aangepast curriculum. De vrijstellingscode 04 laat afwijkingen van het gemeenschappelijke curriculum toe zonder dat de financierbaarheid van de leerling vermindert. 

In een individueel aangepast curriculum volgt de leerling een lessenrooster op maat waarbij niet noodzakelijk alle verplichte vakken op het programma staan. De vrijstellingscode 02 (vrijgesteld voor het vak) wordt bij IAC-leerlingen niet gebruikt omdat het bij hen gaat om gewijzigde leerdoelen, en niet om een vrijstelling wegens een eerder verworven studiebewijs of competentie.

Aparte administratieve groepen voor leerlingen in een individueel aangepast curriculum zijn er niet. De registratie vindt plaats in die administratieve groep van de organieke optie die het nauwst aansluit bij de aangepaste lessenrooster.

Een leerling in een individueel aangepast curriculum heeft de mogelijkheid om per opleiding één extra leerjaar te volgen. De leerling wordt voor de tweede keer in het laatste leerjaar van de graad geregistreerd, maar zonder de toelatingsvoorwaarde code 03.

Voorbeeld 1

Een leerling met een verslag in het leerplichtonderwijs start de opleiding beeldatelier in de 3e graad. De leerling krijgt een individueel aangepast curriculum waarbij hij maar twee van drie vakken volgt die de academie heeft opgenomen in haar lessenrooster. De leerling volgt in totaal 14 lestijden van het vak beeldatelier. In het gemeenschappelijke curriculum moeten leerlingen minstens 18 lestijden het aan de optie gelijknamige vak volgen. De leerling vervolledigt de opleiding in 7 jaar in plaats van 6 jaar. De lessentabel van het individueel aangepast curriculum ziet er zo uit.

Vak  

1e lj.  

2e lj.  

3e lj.  

4e lj.  

5e lj.  

6e lj.  

Lj. extra. 

 

Beeldatelier  

2 lst./  

week  

2 lst./  

week  

2 lst./  

week  

2 lst./  

week  

2 lst./  

week  

2 lst./  

week  

2 lst./  

week  

Waarnemingstekenen  

1 lst./  

week  

1 lst./  

week  

1 lst./  

week  

1 lst./  

week  

1 lst./  

week  

1 lst./  

week  

1 lst./  

week  

De leerling wordt in het 1ste leerjaar als volgt geregistreerd:

Stamnr  

Beeldatelier 3e graad 

leerjaar 1  

Fincode  

Onderwijs- 

behoeften 

Vak  

Vrijstellingscode  

111  

25328  

02  

IAC 

Digitale beeldverwerking  

04  

111  

25328  

02  

IAC 

Beeldatelier  

01  

111  

25328  

02  

IAC 

Waarnemingstekenen  

01  

Voor de berekening van de omkadering blijft deze leerling volledig financierbaar. De vrijstellingscode 4 in combinatie met financieringscode 02 en onderwijsbehoefte IAC wijst er op dat de leerling een vak van het gemeenschappelijk curriculum niet volgt in het kader van een individueel aangepast curriculum.

Voorbeeld 2

Een leerling met een erkenning als persoon met een handicap start met een opleiding muziek in de tweede graad. De leerling volgt het verplichte vak muzikale en culturele vorming (MCV) niet in klasverband. Via een geïntegreerde aanpak in het vak instrument: folk- en wereldmuziek behaalt de leerling toch een deel van de basiscompetenties die leerlingen in het gemeenschappelijk curriculum in MCV verwerven.

De lessentabel van het individueel aangepast curriculum ziet er zo uit:

Vak  

1e leerjaar 

2 e leerjaar  

3 e leerjaar  

4 e leerjaar  

Instrument: folk- en wereldmuziek  

2 lst./week  

2 lst./week  

2 lst./week  

2 lst./week  

Groepsmusiceren  

1 lst./week  

1 lst./week  

1 lst./week  

1 lst./week  

De leerling wordt in het 1ste leerjaar als volgt geregistreerd:

Stamnr  

Muziek 2e graad jongeren leerjaar 1  

Fincode  

Onderwijs-behoeften 

Vak  

Vrijstellingscode  

222  

25478  

02  

IAC 

MCV  

04  

222  

25478  

02  

IAC 

Groepsmusiceren  

01  

222  

25478  

02  

IAC 

Instrument: folk- en wereldmuziek  

01  

Voor de berekening van de omkadering blijft deze leerling volledig financierbaar. De vrijstellingscode 04 in combinatie met financieringscode 02 en onderwijsbehoefte IAC wijst er op dat de leerling het vak niet volgt, maar aangepaste competenties verwerft in het kader van een individueel aangepast curriculum.