1.
Berekening van de lestijden: omkadering onderwijzend personeel
1.1.
Omkaderingsberekening
Elk schooljaar krijgt de academie een pakket lestijden waarmee ze leerkrachten kan aanstellen. Op 1 februari worden de leerlingen geteld om omkadering voor het volgende schooljaar te berekenen.
Een nieuwe academie vormt daarop een uitzondering. Zij krijgt lestijden op basis van de leerlingen die er op 1 oktober van het lopende schooljaar les volgen. Ook voor de lestijden voor structuuronderdelen van domeinen van oude programmaties (= programmaties die gestart zijn vóór 31 augustus 2018) is de teldatum 1 oktober van het lopende schooljaar. In dat geval geldt die teldag enkel voor het domein in kwestie tot en met het schooljaar waarin de oude programmatie is uitgebouwd.
De Vlaamse Overheid gebruikt de volgende rekenfactoren om de lestijden te berekenen:
- financierbare leerlingen,
- wegingsfactoren,
- omkaderingscoëfficiënten,
- solidariteitsfactor.
1.2.
Welke leerlingen tellen mee voor de omkaderingsberekening?
1.2.1.
Voorwaarden financierbare leerling
Leerling die aan de volgende voorwaarden voldoen, tellen mee voor de omkaderingsberekening en zijn dus financierbaar.
De leerling:
- volgt les in een graad van een domein of in de domeinoverschrijdende initiatieopleiding of in een kortlopende studierichting van een domein.
- is een regelmatige leerling, want:
- hij voldoet aan de toelatingsvoorwaarden (zie omzendbrief inschrijvingen en toelatingsvoorwaarden in het deeltijds kunstonderwijs);
- hij is uiterlijk ingeschreven op 30 september;
- hij volgt alle vakken van het lessenrooster, dat de academie voor die opleiding heeft opgesteld, tenzij hij vrijgesteld is;
- er is een gemotiveerde beslissing over de toelatingsperiode beschikbaar als de leerling ingeschreven is met een toelatingsperiode
- heeft ten laatste op 31 oktober het decretaal vastgelegde inschrijvingsgeld betaald, en de verantwoordingsdocumenten aan de academie bezorgd.
- heeft in zijn opleiding niet meer dan één leerjaar overgezeten. De opleiding stemt overeen met de optie die de leerling volgt in een graad of in een studierichting van de vierde graad. In het domein muziek is dat in sommige gevallen in combinatie met een bepaald muziekinstrument. Daardoor betekent een nieuwe instrument een nieuwe opleiding.
Een leerling die drie opeenvolgende lesweken geen enkele leeractiviteit volgt, voldoet niet langer aan de definitie van regelmatige leerling. Die leerling kan enkel nog als ‘vrije leerling’ les volgen, maar telt niet meer mee voor de programmatie- en rationalisatienormen of de omkaderingsberekening. De leerling heeft nog één maand de tijd, na de periode van de drie lesweken, om zijn afwezigheid te wettigen.
Als de leerling zich een schooljaar niet inschrijft, onderbreekt hij zijn leertraject. Dat is iets anders dan overzitten.
Een leerling die zijn leertraject onderbroken heeft in de oude structuur en zijn opleiding opnieuw wil opnemen in de huidige structuur, is financierbaar wanneer hij zich inschrijft in hetzelfde of volgende leerjaar van de overeenstemmende opleiding. Indien de leerling zich in hetzelfde leerjaar inschrijft, zijn de wegingsfactoren voor een verlengd leertraject van toepassing. (zie punt 1.2.5.) Of de leerling in de schooljaren daarvoor al heeft overgezeten, speelt geen rol. Een leerling die in een lager leerjaar start is niet financierbaar. Voor een overzicht van overeenstemmende opleidingen zie bijlage 1 concordantietabel opties en muziekinstrumenten.
Een uitzondering hierop vormen de leerlingen van de opties samenspel en stemvorming in de hogere graad. Omdat in de opties samenspel en stemvorming de doelen op maat van de leerling werden afgestemd, is het moeilijk om het ontwikkelingsniveau van die leerlingen eenduidig vast te leggen. In dat geval bepaalt de academie zelf in welk leerjaar van de vierde graad die leerling terecht komt. Een inschaling in hetzelfde of in een lager leerjaar van de vierde graad wordt niet beschouwd als een verlenging van het leertraject.
1.2.2.
Kan een leerling meerdere keren financierbaar zijn?
Financierbare leerlingen tellen mee voor elk domein dat ze volgen. De domeinoverschrijdende initiatieopleiding wordt als een apart domein beschouwd. Het aantal opties of muziekinstrumenten dat ze volgen in een domein maakt geen verschil. Ook leerlingen die meerdere opleidingen volgen in verschillende graden van hetzelfde domein, tellen maar één keer mee. In dat geval beslist de academie voor welke opleiding de leerling financierbaar is en voor welke opleiding hij enkel regelmatig is.
Een uitzondering hierop vormen de leerlingen die binnen hetzelfde domein een opleiding van de 4e graad combineren met een opleiding specialisatie. Die leerlingen worden wel twee keer geteld in de omkaderingsberekening. De specifieke regels voor de omkaderingsberekening van de specialisatie zijn van toepassing (zie punt 1.2.8.).
1.2.3.
Aandachtspunt bij het veranderen van traject
In de tweede graad dans, de tweede graad woordkunst-drama, de derde graad muziek of de vierde graad beeldende en audiovisuele kunsten kan de academie verschillende trajecten naast elkaar aanbieden. Leerlingen kunnen in dat geval kiezen om hun opleiding sneller of trager af te werken. Leerlingen kunnen ook veranderen van traject in de loop van de opleiding. De directeur kan daar al of niet toestemming voor geven.
Door te veranderen van traject mag de leerling in totaal niet meer lestijden volgen dan wat de globale studieomvang van de graad in dat domein vooropstelt. Als de leerling de globale studieomvang overschrijdt, wordt dat beschouwd als een verlenging van het leertraject.
Om te verzekeren dat de leerling ook na de overstap nog financierbaar is, telt de academie de lestijden die de leerling al in het eerste traject heeft gevolgd bij de lestijden die hij nog voor de boeg heeft in het nieuwe traject. Als die som de globale studieomvang van de graad overschrijdt, moet de leerling in een hoger leerjaar starten.
Voorbeeld 1: Een leerling in de 3e graad beeldende en audiovisuele kunsten heeft 3 schooljaren de optie fotokunst gevolgd in het vierjarige traject met 10 wekelijkse lestijden. Daardoor heeft hij 30 lestijden van de globale studieomvang van 40 lestijden gevolgd. Vanaf het 4e schooljaar wil hij overstappen naar het vijfjarige traject met 8 wekelijkse lestijden. In het vijfde leerjaar volgt de leerling nog 8 lestijden. De som van 30 lestijden en 8 lestijden past in de globale studieomvang van 40 lestijden.
| 4-jarig | 5-jarig |
4.1 | 10 | / |
4.2 | 20 | / |
4.3 | 30 | / |
4.4 | / | / |
4.5 | | 38 |
Voorbeeld 2: In de 3e graad muziek organiseert een academie een driejarig traject met 3 lestijden in elk van de drie leerjaren. Ze organiseert daarnaast ook een vierjarig traject met 3 leerjaren met telkens 2 lestijden en een 4e leerjaar met 3 lestijden. Een leerling die een schooljaar het driejarige traject heeft gevolgd, wil overstappen naar het vierjarige traject. Om de globale studieomvang niet te overschrijden, moet hij starten in het 3e leerjaar van het vierjarige traject. De directeur is er niet zeker van dat de leerling de onderwijsdoelen zal bereiken en keurt de overstap naar het vierjarige traject af.
Voorbeeld 3: Een leerling voltooit het eerste leerjaar van de 4e graad beeldende en audiovisuele kunsten in het vierjarig traject met 10 wekelijkse lestijden. Hij stapt het schooljaar daaropvolgend over naar het tienjarig traject met 4 wekelijkse lestijden. Om een verlengd leertraject te vermijden, moet de leerling ingeschreven worden in 4.4. De globale studieomvang van de opleiding bedraagt dan 38 lestijden (zie onderstaande tabel). De leerling kan mits akkoord van de directeur ook ingeschreven worden in 4.3. De globale studieomvang bedraagt in dit geval 42 uur (2 uur te veel). Het laatste leerjaar van de vierde graad wordt dan beschouwd als een verlengd leertraject met 50% financiering.
| 4-jarig | 10-jarig |
4.1 | 10 | / |
4.2 | / | / |
4.3 | / | / |
4.4 | / | 14 |
4.5 | | 18 |
4.6 | | 22 |
4.7 | | 26 |
4.8 | | 30 |
4.9 | | 34 |
4.10 | | 38 |
1.2.4.
Veranderen van optie of muziekinstrument
Als een leerling gedurende een graad overstapt naar een andere optie of een ander muziekinstrument of studierichting, kan hij opnieuw alle leerjaren van die graad volgen. De directeur en leerkrachten kunnen beslissen om zo nodig het leertraject te verlengen.
1.2.5.
Leerlingen met een verlengd leertraject
Een leerling kan zijn opleiding met maximum één leerjaar verlengen. In de eerste, tweede en derde graad is de leerling in een verlengd leertraject 100% financierbaar. In de vierde graad en de kortlopende studierichtingen is de leerling slechts 50% financierbaar. (zie 1.3. Wegingsfactoren)
1.2.6.
Herinstroom van afgestudeerden
1.2.6.1.
Uitgangspunten voor herinstroom
Het niveaudecreet geeft academies de opdracht om leerlingen te begeleiden in hun leerloopbaan en verworven competenties te beoordelen en certificeren. Een academie beoordeelt de herinstroom van afgestudeerde leerlingen tegen het licht van die bepaling. Een leerling kan niet herinstromen om zijn leertraject in een opleiding te verlengen. Dat druist in tegen de ambitie van het niveaudecreet om een beter studierendement in het dko te realiseren. De onderwijsinspectie kan in een doorlichting nagaan welk beleid de academie over herinstroom heeft ontwikkeld.
Afgestudeerden die een bewijs van competenties of een beroepskwalificatie behaald hebben, kunnen herinstromen in een andere optie of een ander muziekinstrument. Door met een nieuwe opleiding te starten vergroot de leerling het toepassingsgebied van zijn competenties (levenslang leren). Naarmate de nieuwe opleiding beter aansluit bij de vorige, zal de leerling in een hoger leerjaar of graad starten.
Herinstroom van afgestudeerden in dezelfde opleiding is niet toegestaan. Leerlingen die tweemaal dezelfde optie in dezelfde studierichting en in het geval van muziek in combinatie met hetzelfde muziekinstrument volgen, zijn niet regelmatig en dus niet financierbaar. Of de leerlingen dezelfde of andere vakken volgt, maakt geen verschil.
Voorbeeld 1: Een afgestudeerde heeft klarinet in de optie klassiek van de studierichting vertolkend muzikant gevolgd. Hij start in de optie klassiek met het instrument basklarinet. Op basis van zijn eerder verworven competenties oordeelt het leerkrachtenteam dat hij meteen in de vierde graad zal starten.
Voorbeeld 2: Een leerling heeft in de derde graad de optie jazz-pop-rock gevolgd met het instrument trompet. Na verloop van tijd organiseert de academie een nieuw lessenrooster met vakken die de leerling nog niet eerder gevolgd heeft: arrangeren en muziektheorie. De leerling kan de derde graad niet opnieuw volgen met hetzelfde instrument. Uiteindelijk besluit de leerling twee opleidingen te volgen: trompet jazz-pop-rock in de studierichting vertolkend muzikant in de vierde graad en muziek schrijven in de derde graad. Voor de eerste opleiding is de leerling financierbaar, voor de tweede opleiding is hij enkel regelmatig.
Voor de kortlopende studierichtingen kan het schoolbestuur zelf de onderwijsdoelen selecteren uit de basiscompetenties of de competenties van de beroepskwalificaties van dat domein. Ook bijkomende toelatingsvoorwaarden bepaalt het schoolbestuur zelf. Een aantal kortlopende studierichtingen zijn ingedeeld in verschillende opties, bijvoorbeeld de specialisaties. De leerlingen kunnen achtereenvolgens verschillende opties volgen, voor zover dat strookt met de toelatingsvoorwaarden. In kortlopende studierichtingen die niet bestaan uit verschillende opties, bijvoorbeeld muziekcultuur, kan de leerling niet herinstromen.
1.2.6.2.
Herinstroom van afgestudeerden van vóór 2018-2019
Afgestudeerden die starten met een optie of een muziekinstrument dat niet overeenstemt met een optie of een muziekinstrument die ze vóór 2018-2019 gevolgd hebben, zijn financierbaar.
Naarmate de nieuwe opleiding beter aansluit bij de vorige, zal de leerling in een hoger leerjaar of graad kunnen starten.
Afgestudeerden kunnen zich niet inschrijven voor de optie die overeenstemt met de optie die ze eerder gevolgd hebben. Ze zijn niet regelmatig en zijn dus niet financierbaar (zie bijlage 1 concordantietabel opties en muziekinstrumenten). In het domein muziek kunnen leerlingen wel herinstromen in dezelfde optie als ze een ander muziekinstrument kiezen.
Leerlingen die vóór het schooljaar 2018-2019 de optie instrument en/of de optie samenspel gevolgd hebben in de hogere graad, kunnen in de vierde graad toch herinstromen in dezelfde optie met hetzelfde muziekinstrument als ze die optie in de studierichting creërend muzikant volgen. De studierichting creërend muzikant leidt tot een nieuw competentieprofiel dat daarvoor in het dko niet voor kwam.
Leerlingen die afgestudeerd zijn in de optie instrument kunnen voor hetzelfde muziekinstrument en dezelfde optie niet herinstromen in de studierichting vertolkend muzikant omdat zij de competenties van die beroepskwalificatie verworven hebben. Leerlingen die daarentegen enkel de optie samenspel gevolgd hebben en daardoor bepaalde competenties nog niet verworven hebben, kunnen wel herinstromen in de studierichting vertolkend muzikant. De academie bepaalt in welk leerjaar de leerling moet terecht komen in functie van de te verwerven competenties.
Hetzelfde principe is ook van toepassing in de domeinen woordkunst-drama en dans. Afgestudeerden die vóór 2018-2019 een bepaalde optie gevolgd hebben, kunnen herinstromen in dezelfde optie van studierichting creërend acteur of creërend danser in de vierde graad.
Het domein beeldende en audiovisuele kunsten bevat geen indeling in creërende en vertolkende studierichtingen. Om bijkomende competenties te verwerven, kunnen afgestudeerden een andere studierichting volgen. Ze kunnen het toepassingsgebied van hun competenties ook vergroten door een andere optie te kiezen. Afgestudeerden kunnen zich niet inschrijven in de optie die overeenstemt met de optie die ze eerder gevolgd hebben. Die leerlingen zijn niet regelmatig en dus zijn ze ook niet financierbaar.
1.2.6.3.
Certificeren van competenties zonder het volgen van een opleiding
Afgestudeerden van vóór 2018-2019 hoeven hun opleiding niet opnieuw te volgen om een leerbewijs, een bewijs van beroepskwalificatie of een bewijs van competenties te verkrijgen. Door het niveaudecreet is een erkende academie bevoegd om verworven competenties te beoordelen en te certificeren met een bewijs van beroepskwalificatie, een bewijs van competenties of een leerbewijs. De academie kan de leerling vragen om een test af te leggen.
1.2.7.
Gedeelde financiering van leerlingen die les volgen in meer academies (50%-leerlingen)
Leerlingen die de vakken van dezelfde opleiding in meer academies volgen, tellen in maximaal twee academies voor 50% mee in de omkaderingsberekening. Beide academies krijgen de helft van de omkadering. Dit geldt ook voor opleidingen met slechts één vak in het lessenrooster. Een leerling in de vierde graad beeldende en audiovisuele kunsten die enkel het vak specifiek artistiek atelier: schilderkunst volgt, kan dit vak ook opgesplitst in twee academies volgen.
Om de vakken van een opleiding te spreiden over meer academies is de toestemming van alle betrokken directeurs nodig.
Gebruik het document ‘Verdeling van de financiering’ (zie bijlage 6) om de vakken van de opleiding over de verschillende academies te verdelen. U hoeft dat document niet op te sturen, maar moet het wel kunnen voorleggen aan de verificateur.
Voorbeeld:
Een leerling volgt in de 3e graad accordeon in de optie jazz-pop-rock
| Vakken | financierbaarheid |
Academie A | Instrument: jazz-pop-rock | | 50% |
Academie B | Groepsmusiceren: jazz-pop-rock | Arrangeren | 50% |
Leerlingen die de vakken van één opleiding in meer dan twee academies volgen, leveren geen omkadering op in de derde en volgende academies waar ze zich inschrijven.
Voorbeeld:
Een leerling volgt in de 3e graad accordeon in de optie jazz-pop-rock
| Vakken | financierbaarheid |
Academie A | Instrument: jazz-pop-rock | | 50% |
Academie B | Groepsmusiceren: jazz-pop-rock | | 50% |
Academie C | Singer-songwriter | | 0% |
De gedeelde financiering loopt door zolang de leerling de opleiding in beide academies volgt. Als de leerling in de ene academie geen vak meer volgt, maar in de andere nog wel, wordt de leerling enkel meegeteld in de academie waar hij nog les volgt.
Voorbeeld 1:
Een leerling volgt de derde graad klavecimbel in de optie oude muziek in academie A die een driejarig traject organiseert en in academie B die een vierjarig traject organiseert. In het vierde leerjaar wordt de leerling enkel meegeteld in academie B.
| Vakken 1e leerjaar | Vakken 2e leerjaar | Vakken 3e leerjaar | Vakken 4e leerjaar | financierbaarheid 4e leerjaar |
Academie A | Instrument: oude muziek | Instrument: oude muziek | Instrument: oude muziek | | 0% |
Academie B | Groeps-musiceren Improvisatie | Groeps-musiceren Improvisatie | Improvisatie | Improvisatie | 100% |
Voorbeeld 2:
Een leerling volgt de vierde graad viool in de optie klassiek. De leerling krijgt in academie A een verlengd leertraject waarin hij het vak instrument: klassiek opnieuw volgt. In dat jaar wordt de leerling enkel meegeteld in academie A.
| Vakken 1e leerjaar | Vakken 2e leerjaar | Vakken 3e leerjaar | Vakken verlengd leertraject | Financierbaarheid in het verlengd leertraject |
Academie A | Instrument: klassiek | Instrument: klassiek | Instrument: klassiek | Instrument: klassiek | 50% |
Academie B | Groeps-musiceren: Klassiek | Groeps-musiceren: klassiek | Groeps-musiceren: klassiek | | 0% |
Wanneer de leerling zijn opleiding in de loop van het jaar stopzet in de ene academie, moet de andere academie op de hoogte gebracht worden. De leerling is in geen van beide academies financierbaar want hij volgt niet langer alle vakken van het lessenrooster.
Een leerling die in de ene academie enkel les volgt in een vestigingsplaats in een dunbevolkte gemeente krijgt de wegingsfactor “dunbevolkt” in die academie. In de andere academie is de wegingsfactor niet van toepassing. Dezelfde regeling geldt ook voor leerlingen die gedeeltelijk les volgen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of in de gemeente Voeren.
1.2.8.
Leerlingen die twee opleidingen binnen hetzelfde domein in twee academies volgen (200%-leerlingen)
Een leerling die door twee of meerdere academies volledig financierbaar geregistreerd wordt binnen hetzelfde domein, met uitzondering van de combinatie 4de graad en specialisatie, kan slechts in één academie gefinancierd worden. Academies beslissen onderling in welke academie de leerling financierbaar is. Indien de academies niet tot een overeenkomst komen, gaat de financiering naar de academie die de leerling als eerste geregistreerd heeft in Discimus.
1.2.9.
Leerlingen in de specialisatie
De omkadering voor de specialisatie is per domein begrensd. Ze wordt berekend in relatie tot het leerlingenaantal van de 4e graad. Als het leerlingenaantal in de specialisatie 25% of minder bedraagt van aantal leerlingen in de 4e graad, wordt de omkadering berekend op basis van het effectieve aantal gewogen financierbare leerlingen in de specialisatie.
Als het aantal leerlingen specialisatie hoger is dan 25% van het leerlingenaantal in de vierde graad, wordt de omkadering berekend door de gewogen financierbare leerlingen die les volgen in de 4e graad te delen door 4 en de uitkomst te vermenigvuldigen met de omkaderingscoëfficiënt van de specialisatie.
Leerlingen die een opleiding van de 4e graad combineren met een opleiding specialisatie in dat domein, tellen twee keer mee in de omkaderingsberekening.
De academie bepaalt zelf hoeveel leerlingen zij toelaat op basis van de beschikbare omkaderingsruimte. De selectiecriteria staan in relatie tot doelstelling van de specialisatie, die het decreet vooropstelt: uitmuntende leerlingen een opleiding bieden waarin het geïndividualiseerde kunstenaarschap centraal staat.
1.3.
Wegingsfactoren
Een aantal wegingsfactoren zorgen ervoor dat sommige leerlingen meer of minder doorwegen in de omkaderingsberekening.
Wegings-factor | Toepassing | Bijkomende informatie |
1,4 | Leerling die alle vakken van zijn opleiding in de 1e, 2e, 3e of 4e graad van domeinen dans, muziek, woordkunst-drama of de domeinoverschrijdende initiatieopleiding of een opleiding van 1e, 2e of 3e graad beeldende en audiovisuele kunsten volgt in een vestigingsplaats gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of in Voeren | |
1,05 | Leerling die alle vakken van zijn opleiding volgt in een vestigingsplaats gelegen in een dunbevolkte gemeente | In een dunbevolkte gemeente wonen minder dan 200 inwoners per km². De bevolkingsdichtheid van de gemeente is terug te vinden in de gemeente- en stadsmonitor van de Vlaamse overheid. De meest recente gegevens die over de bevolkingsdichtheid beschikbaar zijn, worden gebruikt. |
0,85 | Leerling die een vrijstelling heeft voor een of meer vakken in het domein beeldende en audiovisuele kunsten | De academie bepaalt tot op zekere hoogte zelf welke vakken de leerlingen moeten volgen. Daardoor kan een vak in de ene academie wel tot het lessenrooster behoren en in een andere niet. De verificatie zal de vakken die leerling volgt, vergelijken met het lessenrooster dat de academie organiseert voor een opleiding. Leerlingen kunnen geen vrijstelling voor een vak afdwingen. Als de academie verschillende alternatieve lessenroosters aanbiedt, heeft de leerling de keuze welk lessenrooster hij volgt. Een academie kan een leerling die herinstroomt niet verplichten om een lessenrooster te kiezen met vakken die hij nog niet gevolgd heeft met het oog op een gunstigere omkaderingsberekening. Leerlingen met een individueel aangepast curriculum of gemeenschappelijk curriculum met aangepast lessenrooster volgen soms niet alle vakken. Dat wordt niet beschouwd als een vrijstelling. De wegingsfactor is niet van toepassing. Leerlingen die een bepaald vak niet in de academie volgen, maar de competenties verwerven in een alternatieve leercontext, zijn niet vrijgesteld. De wegingsfactor is niet van toepassing. |
0,7 | Leerling die een vrijstelling heeft voor een of meer vakken in de domeinen dans, muziek of woordkunst-drama | Bijkomende informatie: zie wegingsfactor 0,85 |
0,5 | Leerling die een leerjaar overzit in een opleiding van de vierde graad of in een kortlopende studierichting | De wegingsfactor is van toepassing in het schooljaar waarin de leerling overzit. Als de leerling het volgende leerjaar doorstroomt naar het volgende leerjaar, is de wegingsfactor niet langer van toepassing. Als de leerling in de loop van zijn opleiding nog een leerjaar overzit is hij niet meer financierbaar. De wegingsfactor is ook van toepassing op een leerling die in de oude structuur (vóór 2018-2019) les volgde in de hogere graad en de opleiding opnieuw hervat in een overeenstemmende opleiding in de huidige structuur. Of de leerling in de schooljaren daarvoor al heeft overgezeten speelt geen rol. |
0,5 | Leerling die één opleiding volgt gespreid over twee academies | Deze leerling telt voor de helft mee in de eerste academie waar hij is ingeschreven en voor de helft in de tweede. |
Verschillende wegingsfactoren worden vaak samen toegepast:
- de wegingsfactor 1,4 wordt altijd toegepast op de leerlingen die aan de voorwaarden voldoen, al dan niet in combinatie met andere wegingsfactoren;
- de wegingsfactor 1,05 wordt altijd toegepast, al dan niet in combinatie met andere wegingsfactoren;
- als de leerling les volgt in Voeren, geldt de wegingsfactor 1,4
- de wegingsfactor 0,5 wordt altijd toegepast als leerling aan de voorwaarden voldoet, al dan niet gecombineerd met andere wegingsfactoren.
Voorbeeld:
Een leerling volgt zijn volledige opleiding 4e graad muziek in een Brusselse vestigingsplaats, is vrijgesteld van een vak en heeft een verlengd leertraject
1 x 1,4 x 0,7 x 0,5=0,49
1.4.
Omkaderingscoëfficiënten
1.4.1.
Toepassing van omkaderingscoëfficiënten
Het niveaudecreet legt voor elk structuuronderdeel een omkaderingscoëfficiënt op. Alle leerlingen van een graad van eenzelfde domein, worden vermenigvuldigd met dezelfde omkaderingscoëfficiënt. Elke kortlopende studierichting heeft een eigen omkaderingscoëfficiënt, net als de domeinoverschrijdende initiatieopleiding.
In het domein muziek is schuinzitten tussen de tweede en derde graad of tussen de derde en vierde graad mogelijk. De leerling wordt in de hoogste graad financierbaar ingeschreven met een vrijstelling voor het vak of de vakken die hij in de lagere graad volgt. De omkadering wordt toegekend volgens de inschrijving.
Voorbeeld: een leerling volgt de vakkengroepsmusiceren en muzikale en culturele vorming in de derde graad 4-jarig traject en instrument in de tweede graad voor jongeren in een dichtbevolkte vestigingsplaats.
1 x 0,7 x 0,48300 = 0,3381
1.4.2.
Overzicht van de omkaderingscoëfficiënten per domein
domein beeldende en audiovisuele kunsten | Omkaderingscoëfficiënt |
1e graad tweejarig traject | 0,14545 |
2e graad vierjarig traject | 0,14545 |
3e graad voor jongeren zesjarig traject | 0,29091 |
3e graad voor jongeren zevenjarig traject | 0,24935 |
3e graad voor volwassenen tweejarig traject | 0,29091 |
4e graad tienjarig traject | 0,29818 |
4e graad vijfjarig traject | 0,59636 |
4e graad vierjarig traject | 0,74545 |
specialisatie tweejarig traject | 0,59636 |
beeldende en audiovisuele cultuur driejarig traject | 0,25625 |
domein dans | Omkaderingscoëfficiënt |
1e graad tweejarig traject | 0,12500 |
2e graad vierjarig traject | 0,25000 |
2e graad tweejarig traject | 0,50000 |
3e graad driejarig traject | 0,31250 |
4e graad driejarig traject | 0,38438 |
specialisatie tweejarig traject | 0,38438 |
danscultuur driejarig traject | 0,25625 |
domein woordkunst-drama | Omkaderingscoëfficiënt |
1e graad tweejarig traject | 0,06667 |
2e graad vierjarig traject | 0,10782 |
2e graad tweejarig traject | 0,21564 |
3e graad driejarig traject | 0,42750 |
4e graad driejarig traject | 0,76875 |
specialisatie tweejarig traject | 0,76875 |
schrijver driejarig traject | 0,76875 |
woordkunst- en dramacultuur driejarig traject | 0,25625 |
domein muziek | Omkaderingscoëfficiënt |
1e graad tweejarig traject | 0,06667 |
2e graad voor jongeren vierjarig traject | 0,44716 |
2e graad voor volwassenen driejarig traject | 0,42750 |
3e graad driejarig traject | 0,64400 |
3e graad vierjarig traject | 0,48300 |
4e graad driejarig traject | 1,12997 |
specialisatie tweejarig traject | 1,12997 |
muziekcultuur | 0,25625 |
muziekgeschiedenis | 0,25625 |
De omkaderingscoëfficiënt voor het structuuronderdeel domeinoverschrijdende initiatieopleiding is 0,06667.
1.5.
Solidariteitsfactor
1.5.1.
Berekening en toepassingsgebied
Het niveaudecreet verlaat de programmatiestop en bijhorende afwijkingsprocedure waardoor schoolbesturen op een soepelere manier nieuw aanbod kunnen oprichten. De solidariteitsfactor vertraagt de impact van de nieuwe oprichtingen op de onderwijsbegroting van de Vlaamse Overheid.
De solidariteitsfactor is een variabele rekenfactor die de globale omkaderingsberekening voor een bepaald schooljaar bijstelt op basis van de lopende oprichtingen van structuuronderdelen, domeinen en academies. Dat betekent dat zowel academies die niets oprichten als diegene die dat wel doen er het effect van ondervinden.
De solidariteitsfactor wordt afzonderlijk berekend voor het geheel van de omkadering in het domein beeldende en audiovisuele kunsten enerzijds en de domeinen dans, muziek en woordkunst-drama anderzijds. Telkens wordt volgende formule gebruikt:
1-(A/B) = S
De leerlingentelling van 1 februari vormt de basis voor de berekening. De omkadering die leerlingen opleveren als ze minstens een vak volgen in een structuuronderdeel in oprichting, een domein of een academie in oprichting (A), wordt gedeeld door omkaderingsberekening op basis van de volledige telling (B). Zowel leerlingen die les volgen in het leerjaar dat in het schooljaar in kwestie wordt opgericht als de leerlingen die les volgen in de eerder opgerichte leerjaren worden meegeteld. Ook structuuronderdelen, domeinen en academies die zich in hun laatste oprichtingsjaar bevinden, worden meegeteld.
Het getal 1 wordt verminderd met die verhouding om tot een rekenfactor te komen. De solidariteitsfactor wordt toegepast op het lestijdenpakket dat elke academie krijgt voor het schooljaar dat volgt op 1 februari. Als de omkadering van alle structuuronderdelen in oprichting 1% bedraagt van de globale omkadering, vermindert het lestijdenpakket van elke academie met 1%. Elke academie draagt dus in gelijke mate bij tot de globale uitbreiding van het deeltijds kunstonderwijs (solidariteit).
Voorbeeld: In het schooljaar (x,x+1) worden 490 structuuronderdelen eerste graad muziek en woordkunst-drama opgericht. In elk vestigingsplaats volgen gemiddeld 15 leerlingen les, die in totaal 490 lestijden opleveren. De globale omkadering voor de domeinen dans, muziek en woordkunst-drama bedraagt 49 000 lestijden. De solidariteitsfactor voor de omkadering bedraagt 0,99 = 1-(490/49 000)
De solidariteitsfactor beïnvloedt de omkaderingsberekening met een schooljaar vertraging, omdat de omkadering berekend wordt op basis van het leerlingenaantal van het voorgaande schooljaar.
Voorbeeld: in het schooljaar (x,x+1) start een academie met de oprichting van het structuuronderdeel dans derde graad op een vestigingsplaats. De oprichting die leerjaar per leerjaar gebeurt, vindt plaats in de schooljaren (x,x+1), (x+1,x+2), (x+2,x+3). Het structuuronderdeel heeft een impact op de omkadering dko podiumkunsten van de schooljaren (x+1,x+2), (x+2,x+3) en (x+3,x+4).
1.5.2.
Geen solidariteitsfactor
De actualisering van het opleidingsaanbod met nieuwe opties en muziekinstrumenten in bestaande structuuronderdelen en opties of uitbreiding van bestaand aanbod naar een andere vestigingsplaats speelt geen rol in de berekening van de solidariteitsfactor.
Herstructureringen zoals de overheveling van structuuronderdelen, de verhuis van vestigingsplaatsen, een ingebruikname van een tijdelijk andere vestigingsplaats, de overname of de fusie van academies spelen evenmin een rol.
2.
Waarvoor kan een academie het lestijdenpakket inzetten?
2.1.
Leeractiviteiten in langlopende en kortlopende studierichtingen van de verschillende domeinen
De academie verdeelt de lestijden over de verschillende vakken van de opleidingen en over de verschillende vestigingsplaatsen.
De academie deelt de klasgroepen in op basis van eigen pedagogische overwegingen. In tegenstelling tot het vóór het niveaudecreet hoeft ze geen rekening meer te houden met maximale groepsgroottes per vak. Leerlingen van een domein die hetzelfde vak of een verschillend vak volgen, kunnen samen les volgen in functie van de te bereiken basiscompetenties, specifieke eindtermen of beroepskwalificaties. De academie bewaakt de groepsgrootte zodat het leerproces van elke leerling voldoende begeleid kan worden.
Leraars worden per vak altijd aangesteld in volledige lestijden. Enkel in de vakken van het domein Dans in de derde graad is een aanstelling in halve lestijden mogelijk.
Daarbij respecteert ze de volgende bepalingen:
- in het lokaal overlegcomité wordt het voorstel voorgelegd aan de vakbonden;
- afbakening tussen de domeinen:
- lestijden van het domein beeldende en audiovisuele kunsten, kunnen enkel in dat domein ingezet worden. Elke lestijd levert elke week van het schooljaar een leeractiviteit van minstens vijftig minuten op.
- lestijden die leerlingen van de domeinen dans, muziek en woordkunst-drama opleveren, kunnen onderling worden uitgewisseld, maar niet in beeldende en audiovisuele kunsten worden ingezet. Elke lestijd levert elke week van het schooljaar een leeractiviteit van minstens zestig minuten op.
- afbakening tussen de graden:
- lestijden van de 4e graad kunnen in alle graden worden ingezet.
- lestijden van de 1e, 2e of 3e graad kunnen onderling worden uitgewisseld, maar niet ingezet worden in de 4e graad of in de kortlopende studierichtingen.
- afbakening tussen de langlopende en kortlopende studierichtingen:
- lestijden van kortlopende studierichtingen kunnen niet overgedragen worden naar de langlopende en omgekeerd.
- een uitzondering daarop vormen de kortlopende studierichtingen die in oprichting zijn. Tijdens de duur van de oprichting kan een academie wel lestijden van de 4e graad van langlopende studierichtingen ervoor inzetten.
- lestijden van kortlopende studierichtingen kunnen niet gebruikt worden om uitsluitend les te geven aan leerlingen 4e graad en omgekeerd. Dat neemt niet weg dat leerlingen die bv. hetzelfde vak volgen in de vierde graad en de specialisatie samen les kunnen volgen. Bij gemengde groepen beslist de academie zelf of ze lestijden van de 4e graad of lestijden van kortlopende studierichtingen gebruikt.
2.2.
Begeleiders
In de domeinen dans en muziek kan een academie lestijden besteden om betrekkingen in het ambt van begeleider te organiseren. De betrekkingen kunnen zowel met een prestatienoemer in 20en als in 22en georganiseerd worden.
De regelgeving bepaalt geen limiet over het aantal lestijden dat een academie op die manier besteedt.
Begeleiders worden altijd aangesteld in volledige lestijden. Enkel de begeleider die aangesteld is het domein Dans in de 3de graad kan in halve lestijden aangesteld worden.
2.3.
Pedagogische coördinatie
Om een aantal coördinerende taken op te nemen of om de directeur beleidsmatig te ondersteunen, kan een academie 5 % van de lestijden besteden aan pedagogische coördinatie. Dat percentage kan niet worden overschreden.
Een betrekking die met deze lestijden georganiseerd wordt, wordt gelijkgesteld met het ambt van leraar en een vak en graad, in functie van de bekwaamheidsbewijzen waar het personeelslid over beschikt. De bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen voor dat ambt en vak zijn dan van toepassing, net als de voorrangsregels en regels rond vacant verklaring en terbeschikkingstelling. De onderliggende betrekking volgt dezelfde regels als andere reguliere betrekkingen.
De betrekking kan zowel met een prestatienoemer in 20en als in 22en georganiseerd worden.
2.4.
Leeractiviteiten op maat
2.4.1.
Doelstellingen en organisatie
Een academie kan maximaal 5 % van de lestijden inzetten voor leeractiviteiten op maat. Met die aanvullende lessenreeksen kan de academie het curriculum verdiepen en verbreden. Zowel voor de huidige leerlingen als voor afgestudeerden kan ze een aanbod ontwikkelen.
Met de leeractiviteiten op maat realiseert de academie minstens één van de volgende doelstellingen:
- interdisciplinaire samenwerking: leerlingen uit verschillende domeinen werken samen aan één productie of leerkrachten met een expertise uit verschillende domeinen gaan samen les geven (co-teaching). In eenzelfde domein kunnen leerlingen en leerkrachten van verschillende studierichtingen samenwerken.
- terugkommomenten: allerhande lezingenreeksen of masterclasses voor afgestudeerden.
- innovatie: de academie kan inspelen op vernieuwingen in de kunstsector nieuwe technieken, stijldifferentiaties,…
- verdiepende leeractiviteiten voor studenten hoger onderwijs die op advies van een instelling voor hoger onderwijs hun culturele competenties willen versterken.
De academie kan de leeractiviteiten op maat zeer flexibel inplannen. Het kan gaan om korte modules of lessenreeksen die gedurende enkele weken plaats vinden. Ten laatste twee weken vóór de leeractiviteiten van start gaan, maakt de academie de planning bekend. Ze bepaalt zelf ook de toelatingsvoorwaarden.
De academie kan de leeractiviteiten op maat op twee manieren organiseren. De keuze bepaalt de manier van tewerkstelling van de personeelsleden en hun arbeidsvoorwaarden:
- rechtstreeks met lestijden (zie 2.4.2.);
- via omzetting van lestijden naar een krediet voor experten (zie 2.4.3.).
2.4.2.
Rechtstreeks met lestijden
Alle leerkrachten komen in aanmerking om leeractiviteiten op maat te geven. Voor de aanstelling wordt een geheel van leeractiviteiten op maat gelijkgesteld met een of meerdere vakken in een bepaalde graad. Dat vak wordt gekozen op basis van de bekwaamheidsbewijzen van de leerkracht in kwestie. De inhoud van leeractiviteiten op maat kunnen aansluiten bij dat vak, maar dat hoeft niet noodzakelijk het geval te zijn.
De bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen voor dat ambt en vak zijn dan van toepassing, net als de voorrangsregels en regels rond vacantverklaring en terbeschikkingstelling. De onderliggende betrekking volgt dezelfde regels als andere reguliere betrekkingen.
Een lestijd die de academie inzet voor leeractiviteiten op maat levert 40 effectieve lestijden op. De academie kan die lesmomenten wekelijks organiseren of samenvoegen tot grotere clusters. De aanstelling van de leerkracht begint op het moment dat eerste leeractiviteit plaatsvindt en stopt bij de laatste leeractiviteit.
Voorbeeld: een academie wil gedurende twee maanden een lessenreeks over auteursrechten organiseren. De leerlingen volgen 12 lestijden gespreid over 4 blokken van telkens 3 lestijden. Een leerkracht die beschikt over een master in de geschiedenis en een lerarenopleiding wordt aangesteld op basis van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs in het vak kunst- en cultuurfilosofie. De betrekking loopt van januari tot februari. De leerkracht wordt in de maand januari aangesteld voor 2 wekelijkse lestijden en in de maand februari voor 1 wekelijkse lestijd. Door de omzetting van een lestijd naar leeractiviteiten op maat beschikt de academie over 40 effectieve lestijden. Ze kan dus nog 28 effectieve lestijden aan ander lessenreeksen besteden in de loop van het schooljaar.
2.4.3.
Omzetting naar een krediet voor experten
Een academie kan de lestijden voor leeractiviteiten op maat geheel of gedeeltelijk omzetten naar een krediet. Daardoor kan een academie ook externe experten inzetten. De rechtspositieregeling is niet van toepassing voor de prestaties die met dat krediet geleverd worden.
Meer informatie over de berekeningswijze en de uitbetaling van leeractiviteiten op maat vindt u terug in de omzendbrief jaarlijkse inlichtingen.
Een expert bewijst met een uittreksel uit het strafregister met de finaliteit
596.2–model bestemd voor contacten met minderjarigen, dat hij van onberispelijk gedrag is. Op het ogenblik van het voorleggen, is dat document niet eerder dan een maand voordien afgegeven.
Daarnaast bewijst de expert die voor leeractiviteiten op maat wordt ingezet in een academie die in het Nederlandse taalgebied ligt, met uitzondering van de faciliteitengemeenten, dat hij het Nederlands als onderwijstaal beheerst op het niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. Via een van de volgende documenten kan de expert de vereiste taalkennis aantonen:
- met een bekwaamheidsbewijs dat de Vlaamse Regering vastlegt voor een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en dat behaald is in de onderwijstaal;
- met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs dat het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
- met een studiebewijs dat gelijkwaardig is met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs en dat het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
- met een getuigschrift, een certificaat of een attest dat het vereiste niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen aantoont.
Meer informatie over het aantonen van de vereiste taalkennis vindt u terug in de omzendbrief Vereiste taalkennis bij aanstelling in het onderwijs – PERS/2010/01.
Meld uiterlijk 31 oktober via het formulier ‘melding van besteding van het lestijdenpakket’ (zie bijlage 4) hoeveel lestijden u in een bepaald schooljaar omzet naar kredieten voor leeractiviteiten op maat. Bezorg het formulier aan het schoolbeheerteam dko via de digitale brievenbus op Mijn Onderwijs.
2.5.
Gastleraren
2.5.1.
Inzetten van gastleraren
Gastleraren zijn externe experten uit de professionele kunsten of de amateurkunsten die de academie een tijdlang wil inzetten in de academie, maar die ze niet wil of kan aanstellen als leerkracht.
De academie bepaalt op basis van onderhandelingen in het lokaal comité het aantal vacante lestijden dat ze wenst aan te wenden voor een gastleraar. Meer informatie over de berekeningswijze en de uitbetaling van gastleraren vindt u terug in de omzendbrief jaarlijkse inlichtingen.
Meld via het formulier ‘melding van besteding van het lestijdenpakket’ (zie bijlage 4) hoeveel lestijden u omzet naar kredieten voor gastleraren. Bezorg het formulier aan het schoolbeheerteam dko via de digitale brievenbus op Mijn Onderwijs.
2.5.2.
Arbeidsvoorwaarden van gastleraren
De academie bepaalt zelf de arbeidsvoorwaarden van de gastleraar op basis van de sociale wetgeving. De rechtspositieregeling onderwijs is niet van toepassing.
Het loon dat de academie met de gastleraar afspreekt, kan al dan niet gebaseerd zijn op de berekening van het krediet.
Er zijn verschillende stelsels waarin een gastleraar kan werken.
In het geval van een arbeidsovereenkomst wordt de academie werkgever van de gastleraren. De gastleraar staat onder leiding, toezicht en gezag van de academie. De arbeidsreglementering heeft dan volle uitwerking en de academie moet alle verplichtingen als werkgever nakomen. Naast het overeengekomen loon moet de academie onder meer de RSZ-bijdragen betalen.
In het geval van huur van diensten sluit de academie een contract af, bijvoorbeeld tegen een vaste prijs per uur. Dat kan zowel met de gastleraar zelf als met een organisatie waarvoor hij werkt, bijvoorbeeld een vzw. Zoals in het contract is vastgelegd, betaalt de academie huurgeld op basis van de prestaties, waarvoor de gastleraar een factuur voorlegt.
In dat geval staat de gastleraar niet onder leiding, toezicht en gezag van de academie. Er is geen sprake van tewerkstelling en RSZ-verplichting. De gastleraar of zijn werkgever betaalt zelf RSZ-bijdragen. De academie hoeft die bijdrage niet te betalen. De RSZ-bijdrage kan wel een rol spelen bij de voorwaarden die de academie met de gastleraar of zijn organisatie afspreekt.
Een gastleraar bewijst met een uittreksel uit het strafregister met de finaliteit 596.2–model bestemd voor contacten met minderjarigen, dat hij van onberispelijk gedrag is. Op het ogenblik van het voorleggen, is dat document niet eerder dan een maand voordien afgegeven.
Daarnaast bewijst de gastleraar die gastlessen geeft in een academie die in het Nederlandse taalgebied ligt, met uitzondering van de faciliteitengemeenten, dat hij het Nederlands als onderwijstaal beheerst op het niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. Via één van de volgende documenten kan de gastleraar de vereiste taalkennis aantonen:
- met een bekwaamheidsbewijs dat de Vlaamse Regering vastlegt voor een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en dat behaald is in de onderwijstaal;
- met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs dat het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
- met een studiebewijs dat gelijkwaardig is met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs en dat het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
- met een getuigschrift, een certificaat of een attest dat het vereiste niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen aantoont.
Vindt meer informatie over het aantonen van de vereiste taalkennis in de omzendbrief Vereiste taalkennis bij aanstelling in het onderwijs – PERS/2010/01.
2.6.
Uitzonderlijk gebruik van omkadering voor lokale samenwerkingsinitiatieven tussen academies en scholen voor basisonderwijs, secundair onderwijs of instellingen hoger onderwijs
Lokale samenwerkingsinitiatieven tussen academies en scholen voor basisonderwijs, secundair onderwijs of instellingen hoger onderwijs, ontvangen een puntenenveloppe en een werkingsbudget. In een samenwerkingsinitiatief dat in 2019 of 2020 is goedgekeurd, maar omwille van een ontoereikend globaal beschikbaar volume van punten en werkingsmiddelen niet weerhouden is, kan een schoolbestuur gedurende maximaal 3 schooljaren personeelsleden aanstellen ten laste van de werkingsmiddelen of eigen middelen. Meer informatie vindt u terug in de omzendbrief Lokale samenwerkingsinitiatieven tussen scholen voor basis- en secundair onderwijs, instellingen voor hoger onderwijs en de academie voor deeltijds kunstonderwijs: Kunstkuur.
3.
Overdragen van lestijden
Een academie kan lestijden overdragen naar het volgende schooljaar of naar een andere academie in het huidige schooljaar. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:
- het aantal lestijden ligt vast op 1 november;
- het aantal lestijden bedraagt maximaal 3% van het totaal aantal lestijden;
- de academie zet de overgedragen lestijden effectief in dat schooljaar;
- er ontstaan geen nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking (TBSOB). Voor de toepassing van deze regel in een kunstacademie wordt het domein beeldende en audiovisuele kunsten en het geheel van de domeinen dans, woordkunst-drama en muziek als een afzonderlijke academie beschouwd.
De bepalingen over de uitwisseling van lestijden tussen domeinen, graden en studierichtingen blijven geldig (zie 2.1). Lestijden van een academie met de domeinen dans, muziek en woordkunst-drama kunnen niet naar een academie met het domein beeldende en audiovisuele kunsten gaan en omgekeerd.
Meld de overdrachten uiterlijk 31 oktober via het formulier ‘melding van besteding van het lestijdenpakket’ (zie bijlage 4). Bezorg het formulier aan het schoolbeheerteam dko via de digitale brievenbus op Mijn Onderwijs.
Mocht in de loop van het schooljaar blijken dat (een deel van) de overgedragen lestijden toch beter tijdens het lopende schooljaar worden ingezet, kan dat alsnog. Het schoolbestuur bezorgt aan het schoolbeheerteam van AGODI een aanpassing van het document ‘Melding van de besteding van het lestijdenpakket’.
4.
Omrekening van lestijden naar betrekkingen in ambten
Het prestatiestelsel van leerkrachten in het dko bepaalt dat leerkrachten met een voltijds opdracht in de eerste, tweede of derde graad 22 lestijden lesgeven. De lestijden die leerlingen van die graden opleveren eventueel aangevuld met de lestijden van de vierde graad of de overgedragen lestijden van een vorig schooljaar en de additionele lestijden worden daarom gedeeld door 22. De uitkomst van die deling is het aantal ambten onderwijzend personeel. De eenheid van het getal levert het aantal voltijdse betrekkingen op. De academie kan daarmee leerkrachten aanstellen maar ook begeleiders.
De berekening zal meestal geen geheel getal opleveren. Met de overblijvende lestijden kan de academie een deeltijdse betrekking inrichten.
In de vierde graad en de kortlopende studierichtingen presteren leerkrachten met een voltijdse opdracht 20 lestijden. Om het aantal betrekkingen te berekenen worden de lestijden gedeeld door 20. De berekening van het aantal voltijdse en deeltijdse betrekkingen verloopt op dezelfde manier.
In die betrekkingen kan de academie personeelsleden zowel in het ambt van leraar als in het ambt van begeleider aanstellen.
5.
Administratief personeel
5.1.
Ambten
Er zijn twee ambten: administratief medewerker en studiemeester-opvoeder.
Betrekkingen in het ambt van studiemeester-opvoeder zijn net als vóór het niveaudecreet begrensd tot de omvang van de betrekking waarvan het personeelslid in kwestie titularis was op 30 juni 2007.
5.2.
Berekening omkaderingseenheden op basis van het aantal gewogen financierbare leerlingen
De omkaderingseenheden worden berekend op basis van de volgende formule:
(a x 0,001 x 38) – (b x 38/32)
waarbij:
a = het aantal gewogen financierbare leerlingen, geteld op 1 februari van het voorgaande schooljaar;
b = het aantal uren van een betrekking studiemeester-opvoeder; beperkt tot de omvang van de betrekking op 30 juni 2007;
32 = het aantal uren van een voltijdse betrekking studiemeester-opvoeder;
38 = het aantal omkaderingseenheden voor een voltijdse betrekking administratief medewerker.
Als het eerste cijfer na de komma groter dan of gelijk aan 5 is, wordt de uitkomst van deze formule naar boven afgerond; als dit cijfer kleiner is dan 5 wordt de uitkomst naar beneden afgerond.
5.3.
'Overgangsformule' voor academies beeldende en audiovisuele kunsten
Voor sommige academies (zie bijlage 2) kan de formule van vóór 2007 op basis van het aantal lestijden meer administratieve omkadering opleveren dan 1 voltijds ambt per 1000 leerlingen.
Zij krijgen administratieve omkaderingseenheden toegekend op basis van de volgende formule:
[(15 x a + 16 x b + 13 x c) / 5000 – d/32] x 38
waarbij:
a = aantal lestijden van de structuuronderdelen van de eerste en tweede graad;
b = aantal lestijden van de structuuronderdelen van de derde graad;
c = aantal lestijden van de structuuronderdelen van de vierde graad en van de kortlopende studierichtingen;
d = het aantal uren van een betrekking studiemeester-opvoeder beperkt tot de omvang van de betrekking op 30 juni 2007;
32 = het aantal uren van een voltijdse betrekking studiemeester-opvoeder;
38 = het aantal omkaderingseenheden van een voltijds betrekking administratief medewerker.
De uitkomst van deze formule wordt afgerond naar de onmiddellijk lagere eenheid.
Deze overgangsformule vervalt van zodra de huidige berekening voor administratieve omkaderingvoordeliger is voor de academies opgesomd in bijlage 2.
5.4.
Besteding van de administratieve omkadering
5.4.1.
Prestatieregeling administratief medewerker
5.4.1.1.
Uitgangspunten
De arbeidsduur is in CAO X vastgelegd op 36 uren per week. De omkaderingseenheden worden wel in 38en worden berekend en vormen de prestatie-eenheden voor het personeelslid.
Een omrekeningstabel zet de prestatie-eenheden om naar effectieve prestaties in 36 klokuren. Voor elke mogelijke administratieve opdracht (in 38-sten) bevat de tabel een overeenstemmend aantal klokuren en minuten, afgerond tot op het kwartier.
5.4.1.2.
Onderscheid tussen de administratieve opdracht en de effectieve wekelijkse prestaties
De rechten en plichten van het personeelslid zijn verbonden met zijn ‘administratieve opdracht’. De administratief medewerker kan in die opdracht tijdelijk aangesteld worden, het recht op TADD verwerven, vast benoemd worden, een verlofstelsel opnemen, vervangen worden, eventueel ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking en gereaffecteerd of weder tewerkgesteld worden.
De academie gebruikt de administratieve opdracht in de elektronische zending van het opdrachtenpakket (RL-1).
De bezoldiging van de administratief medewerker vloeit voort uit die administratieve opdracht. Een volledige opdracht in het ambt van administratief medewerker komt overeen met 38 prestatie-eenheden op weekbasis. Een onvolledige opdracht in het ambt van administratief medewerker wordt altijd uitgedrukt als een breuk met een geheel aantal prestatie-eenheden in de teller en 38 in de noemer.
De ‘effectieve wekelijkse prestaties’ verwijzen naar de effectieve werktijd op weekbasis. Die ligt lager dan de administratieve opdracht; een volledige opdracht omvat 36 klokuren. Een onvolledige opdracht omvat het evenredige deel van die 36 klokuren. Een omrekeningstabel bepaalt dat evenredige deel (zie bijlage 3).
5.4.2.
Prestatieregeling studiemeester-opvoeder
De prestatieregeling voor een studiemeester-opvoeder bepaalt dat een voltijdse betrekking 32 uren omvat.
6.
Beleidsondersteuning voor kunstacademies
Een kunstacademie met minstens 400 gewogen financierbare leerlingen krijgt 20 lestijden voor beleidsondersteuning. Onder dat minimum krijgt de kunstacademie één lestijd per volledige schijf van 20 gewogen financierbare leerlingen.
De kunstacademie krijgt de lestijden vanaf het schooljaar dat ze tot stand komt. Ze kan de lestijden alleen gebruiken voor beleidsondersteuning.
Een betrekking in lestijden beleidsondersteuning, wordt gelijkgesteld met het ambt van leraar en een vak en graad, op basis van het bekwaamheidsbewijs van het personeelslid. De bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen voor dat ambt en vak zijn dan van toepassing.
De betrekking kan een prestatienoemer van 20en of 22en hebben. Ze valt onder de rechtspositieregeling. In tegenstelling tot vroeger, is vaste benoeming sinds het niveaudecreet wel mogelijk. Ook de regeling over ter beschikkingstelling, reaffectatie en wedertewerkstelling is voortaan van toepassing.
De academie gebruikt in de elektronische zending van het opdrachtenpakket (RL-1) voor beleidsondersteuning dko de code 971.
Academies die zich in de feiten organiseren als kunstacademie, maar administratief gezien twee instellingen vormen met afzonderlijke instellingsnummers, hebben geen recht op die lestijden.
7.
Directeur
7.1.
Eén directeur per academie
Iedere academie die op 1 februari 200 leerlingen telt, heeft in het daarop volgende schooljaar recht op een volledig directeursambt. Academies met minder leerlingen krijgen 1/20 directeursambt per volledige reeks van leerlingen.
Academies in oprichting verwerven een voltijds ambt op het moment dat ze 200 leerlingen bereikt hebben op 1 oktober. Zolang ze minder leerlingen tellen krijgen academies in oprichting 1/20 directeursambt per volledige reeks van leerlingen, geteld op 1 oktober. Ook in het oprichtingsjaar verwerft de academie al een gedeelte van of een volledig directeursambt.
7.2.
Niet-organieke betrekking van directeur in een academie ontstaan door fusie
7.2.1.
Algemene regeling
Om te vermijden dat de nieuwe academie minder bestuurspersoneel heeft dan voor de fusie, wordt één van de vastbenoemde directeurs ten persoonlijke titel tewerkgesteld in een bijkomende niet-organieke betrekking van directeur. De tewerkstelling wordt beschouwd als een reaffectatie en schort voor dat personeelslid alle verplichtingen over reaffectatie en wedertewerkstelling in een andere academie op.
De niet-organieke betrekking van directeur heeft dezelfde omvang als de organieke betrekking van directeur. De regeling is persoonsgebonden; de betrekking wordt toegekend zolang hetzelfde personeelslid erin tewerkgesteld blijft. Het personeelslid kan bij afwezigheid daardoor niet vervangen worden.
Als de titularis van de organieke betrekking van directeur tijdelijk afwezig is, bijvoorbeeld bij een dienstonderbreking, wordt de directeur van de niet-organieke betrekking gereaffecteerd naar de organieke betrekking. Tijdens de duur van die reaffectatie wordt er geen niet-organieke betrekking van directeur toegekend, maar komt de kunstacademie wel in aanmerking voor lestijden beleidsondersteuning (zie 2.7.1.).
Wanneer de organieke betrekking van directeur definitief vacant wordt, nl. bij de definitieve ambtsneerlegging van de directeur, wordt de directeur van de niet-organieke betrekking vast benoemd titularis van het ambt van directeur van de kunstacademie en komt er een einde aan de terbeschikkingstelling en ook aan de niet-organieke betrekking van directeur. Vanaf dan krijgt de kunstacademie lestijden voor beleidsondersteuning.
7.2.2.
Samenhang met lestijden beleidsondersteuning in het geval van een kunstacademie
Als een kunstacademie door fusie ontstaat, kan ze ook gebruik maken van de regeling in 6.2.1. De kunstacademie krijgt dan geen bijkomende lestijden voor beleidsondersteuning. Als de directeur in de organieke betrekking afwezig is, bijvoorbeeld bij een dienstonderbreking, vervangt de andere directeur hem. Die directeur wordt dan gereaffecteerd naar de organieke betrekking. Op dat moment heeft de kunstacademie geen recht meer op een niet-organieke betrekking van directeur, maar wel op de lestijden voor beleidsondersteuning (zie 1.7.1).
Wanneer de organieke betrekking van directeur van de kunstacademie definitief vacant wordt, nl. bij de definitieve ambtsneerlegging van de directeur, wordt de directeur van de niet-organieke betrekking vast benoemd titularis van het ambt van directeur van de kunstacademie. De terbeschikkingstelling en de niet-organieke betrekking van directeur eindigen. Vanaf dan krijgt de kunstacademie lestijden voor beleidsondersteuning (zie 1.7.1).
8.
Aanvullende lestijden voor aanvangsbegeleiding
8.1.
Doelstelling
Aanvangsbegeleiding is voor alle startende personeelsleden een recht en een plicht. Door coaching krijgt het startende personeelslid de kans geleidelijk in de job in te groeien en zo de competenties die hij of zij in de opleiding heeft verworven verder te ontwikkelen in de dagdagelijkse praktijk en dit waar nodig bij te sturen.
Aanvangsbegeleiding wordt daarom ook een onderdeel van het professionaliseringsplan van elke academie en als dusdanig een onderdeel van het professioneel continuüm dat start bij de initiële opleiding van een personeelslid en gedurende de volledige loopbaan doorloopt in een permanente professionalisering.
Het bestuur draagt in eerste instantie zorg voor de feitelijke ontwikkeling en de concrete invulling van de aanvangsbegeleiding, daarbij - net als bij de professionalisering van haar personeelsleden - ondersteund door de pedagogische begeleidingsdiensten.
Een academie ontvangt lestijden om een kwaliteitsvolle aanvangsbegeleiding aan te bieden en (verder) te ontwikkelen. Deze middelen bieden zowel ruimte en mogelijkheden voor de personeelsleden die de aanvangsbegeleiding verzorgen, als voor de personeelsleden die de aanvangsbegeleiding zullen krijgen.
8.2.
Berekening
Het totale aantal lestijden voor aanvangsbegeleiding voor de academies bedraagt voor het schooljaar 2024-2025 483 lestijden.
Het globaal aantal lestijden voor aanvangsbegeleiding wordt jaarlijks vermenigvuldigd met een aanpassingscoëfficiënt. Deze coëfficiënt is afhankelijk van het groeipercentage van het totale aantal leerlingen in het deeltijds kunstonderwijs.
Bijvoorbeeld:
Het totale aantal leerlingen op 1 februari x-1= 200.000 leerlingen
Het totale aantal leerlingen op 1 februari x= 205.000 leerlingen
Het totale aantal lestijden voor aanvangsbegeleiding wordt voor schooljaar x+1-x+2vermenigvuldigd met 1,025%
Het aantal lestijden voor aanvangsbegeleiding waar uw academie recht op heeft, wordt berekend aan de hand van de verhouding van uw lestijdenpakket van het voorgaande schooljaar ten opzichte van het globale lestijdenpakket voor het deeltijds kunstonderwijs. Het resultaat van de berekening wordt als volgt afgerond. Als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond naar de lagere eenheid.
Stel;
het globale lestijdenpakket DKO = 80 000 lestijden
Het lestijdenpakket van de academie in het voorafgaande schooljaar = 400 lestijden
Te verdelen lestijden aanvangsbegeleiding = 300 lestijden
De academie heeft 0,5 % van het globale lestijdenpakket DKO en krijgt dus ook 0,5 % van het aantal lestijden aanvangsbegeleiding. De academie krijgt afgerond 2 lestijden
AGODI informeert de scholen over hun aantal lestijden per dienstbrief.
8.3.
Aanwending
Met de aanvullende lestijden voor aanvangsbegeleiding organiseert de academie betrekkingen in het ambt van leraar of begeleider conform de berekening vermeld in artikel 39 van het besluit van 4 mei 2018 van de Vlaamse Regering betreffende het opleidingsaanbod, de organisatie, de personeelsformatie, de inning van het inschrijvingsgeld en de certificering van het deeltijds kunstonderwijs.
Een academie of een samenwerkingsverband, vermeld in 8.5., kan één of meer lestijden voor aanvangsbegeleiding omzetten naar administratieve omkaderingseenheden. Daarbij wordt het aantal lestijden als volgt in rekening gebracht:
lestijden | administratieve omkaderingseenheden |
1 | 2 |
2 | 4 |
3 | 7 |
4 | 9 |
5 | 11 |
6 | 13 |
7 | 15 |
8 | 17 |
9 | 20 |
10 | 22 |
Met de administratieve omkaderingseenheden organiseert de academie betrekkingen in het ambt van administratief medewerker conform de berekening, vermeld in artikel 46 van het besluit van 4 mei 2018 van de Vlaamse Regering betreffende het opleidingsaanbod, de organisatie, de personeelsformatie, de inning van het inschrijvingsgeld en de certificering van het deeltijds kunstonderwijs.
De lestijden aanvangsbegeleiding zijn organieke lestijden, wat betekent dat de decreten rechtspositie voor de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd onderwijs volledig van toepassing zijn op de personeelsleden die worden aangesteld in een betrekking ingericht met deze middelen. De betrekkingen moeten dus vacant worden verklaard en het schoolbestuur moet een personeelslid dat zich rechtsgeldig kandidaat stelt hierin vast benoemen, affecteren of muteren.
De aanvullende lestijden voor aanvangsbegeleiding kunnen, als de academies deze lestijden niet kunnen aanwenden voor aanvangsbegeleiding, aangewend worden ter ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel.In dat geval moeten die lestijden gemeld worden met de vakcode voor ‘ondersteuning kerntaak leraar’ zoals uiteengezet in rubriek 8.4.
8.4.
Personeel
Ongeacht de vorm van aanwending (lestijden of administratieve omkaderingseenheden) moet elke opdracht “aanvangsbegeleiding” identificeerbaar zijn. De personeelsleden die aangesteld worden in de lestijden aanvangsbegeleiding meldt u daarom met de vakcode 1746 (aanvangsbegeleiding).
De code geldt zowel voor de melding van de aanvangsbegeleiding die een personeelslid geeft als voor de melding van de aanvangsbegeleiding die een personeelslid krijgt.
Voorbeeld:
Een leraar KV Compositie met een aanstelling van doorlopende duur geeft aanvangsbegeleiding en wordt daartoe vanaf 1 september aangesteld in 3 lestijden aanvangsbegeleiding:
Bericht geldig op 1 september:
RL-1: 3/22 Compositie ATO 2 TADD met vakcode 1746 (aanvangsbegeleiding) tot 31 augustus
Voorbeeld:
Er wordt vanaf 1 september 1 lestijd ‘aanvangsbegeleiding’ omgezet naar 2 administratieve omkaderingseenheden.
Dit wordt toegekend aan een administratieve medewerker die al aangesteld is voor 25/38 in vacante uren.
Eén bericht geldig op 1 september:
RL-1: 25/38 administratief medewerker ato 2 met einddatum 31 augustus
RL-1: 2/38 vakcode 1746 (aanvangsbegeleiding), gelijkgesteld met het ambt van administratief medewerker, ato 2 tot 31 augustus
Indien een vastbenoemd personeelslid voor een deel van zijn opdracht belast wordt met het geven van aanvangsbegeleiding, splitst u de vast benoemde opdracht op in een deel met en een deel zonder aanvangsbegeleiding. Een melding via een verlof TAO binnen de eigen academie is niet correct omdat de lestijden aanvangsbegeleiding benoembaar zijn en dus binnen de draagwijdte van de vaste benoeming vallen.
Voorbeeld:
Een voltijds vastbenoemd leraar KV Beeldatelier wordt vanaf 1 september belast met 3 lestijden aanvangsbegeleiding.
Eén bericht geldig op 1 september:
RL-1: 19/22 KV Beeldatelier ATO 4 met einddatum oneindig
RL-2: 3/22 KV Beeldatelier ATO 4 met vakcode 1746 (aanvangsbegeleiding) met einddatum oneindig
De lestijden aanvangsbegeleiding zijn organieke lestijden, wat betekent dat de decreten rechtspositie voor de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd onderwijs volledig van toepassing zijn op de personeelsleden die worden aangesteld in een betrekking ingericht met deze middelen. De betrekkingen kunnen dus vacant verklaard worden en het bestuur kan een personeelslid hierin vast benoemen, affecteren of muteren.
Lestijden aanvangsbegeleiding die in het kader van samenwerking overgedragen worden (zie punt 8.5), komen echter niet in aanmerking voor vaste benoeming, affectatie of mutatie. In dat geval kan een vast benoemd personeelslid er alleen mee belast worden via een verlof TAO.
8.5.
Samenwerking
Voor de organisatie van de aanvangsbegeleiding kunnen twee of meer academies samenwerken. De academies kunnen ervoor kiezen om in het kader van die samenwerking lestijden voor aanvangsbegeleiding samen te leggen, volgens de geldende regels over overdracht.
De academies maken in dat geval afspraken over de inzet en aanwending van de aanvullende lestijden.
De academie die het personeelslid administratief aanstelt, meldt de samenwerkingsovereenkomst uiterlijk 31 oktober via het formulier ‘melding van een samenwerkingsovereenkomst voor aanvangsbegeleiding in het deeltijds kunstonderwijs’ (zie bijlage 7) aan het schoolbeheerteam dko. Bezorg het formulier aan het schoolbeheerteam dko via de digitale brievenbus op Mijn Onderwijs.
9.
Aanvullende lestijden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel
9.1.
Doelstelling
Academies hebben recht op aanvullende lestijden ter ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel. De geïntegreerde lerarenopdracht wordt verder vormgegeven in samenspraak tussen schoolbestuur en personeelslid. Daarom krijgt de school een korf aan extra omkaderingsmiddelen om in te zetten ter ondersteuning van de kerntaken van het onderwijzend personeel.
9.2.
Berekening
Het totale aantal aanvullende lestijden ter ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel bedraagt, voor het schooljaar 2023-2024, in het deeltijds kunstonderwijs 644 lestijden.
Deze omzendbrief wordt jaarlijks aangepast aan de nieuw globaal beschikbare lestijden.
Het aantal aanvullende lestijden ter ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel waarop de academie recht heeft, is A*B, waarbij:
1° A: de beschikbare lestijden voor het deeltijds kunstonderwijs, gedeeld door het totale aantal lestijden in het deeltijds kunstonderwijs van het vorige schooljaar van alle academies samen;
2° B: het totale aantal lestijden van de academie van het vorige schooljaar, waarbij onder het totale aantal lestijden van de academie de som van al de volgende elementen wordt verstaan:
a) de lestijden;
b) de overbruggingslestijden, toegekend naar aanleiding van de coronacrisis;
c) de bijkomende overbruggingslestijden, toegekend naar aanleiding van de coronacrisis.
Deze lestijden worden binnen een academie afgerond naar het hogere geheel getal als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
Nieuwe opgerichte academies (programmatie) genereren in het schooljaar van hun oprichting geen aanvullende lestijden ter ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel.
AGODI informeert de academies over hun aantal lestijden per dienstbrief.
9.3.
Aanwending
Met de aanvullende lestijden ter ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel kunnen, in het deeltijds kunstonderwijs, betrekkingen worden ingericht in het ambt van leraar.
De lestijden worden als volgt omgerekend naar de gefinancierde of gesubsidieerde voltijdse of deeltijdse betrekkingen van leraar: de lestijden worden gedeeld door 20 of 22 naargelang de desbetreffende graad tot op de eenheid voor het ambt van leraar. Het quotiënt is gelijk aan het mogelijke aantal volledige betrekkingen.
9.4.
Personeel
De lestijden ‘Ondersteuning van de kerntaak leraar’ worden toegekend in het ambt van leraar.
Elke opdracht in een lestijd ‘Ondersteuning van de kerntaak leraar’ moet identificeerbaar zijn. De personeelsleden die aangesteld worden in deze lestijden meldt u daarom met de vakcode 1778.
Voor de leraar stelt u de opdracht dan gelijk met een vak waarvoor het personeelslid een bekwaamheidsbewijs heeft.
Voorbeeld:
Een leraar KV Beeldatelier met een aanstelling van doorlopende duur krijgt vanaf 9 november een lestijd ‘Ondersteuning van de kerntaak leraar’:
Bericht geldig op 9 november:
RL-1: 1/22 Beeldatelier ATO 2 TADD met vakcode 1778 (ondersteuning kerntaak leraar) tot 31 augustus
Indien een vastbenoemd personeelslid voor een deel van zijn opdracht belast wordt met ’Ondersteuning kerntaak leraar’, splitst u de vastbenoemde opdracht op in een deel met en een deel zonder ondersteuning kerntaak. Een melding via een verlof TAO binnen de eigen academie is niet correct omdat de lestijden ondersteuning kerntaak benoembaar zijn en dus binnen de draagwijdte van de vaste benoeming vallen.
Voorbeeld:
Een voltijds vastbenoemd leraar AV Kunstgeschiedenis wordt vanaf 2 december belast met 1 lestijd ter ondersteuning van de kerntaak.
Eén bericht geldig op 2 december:
RL-1:21/22 AV Kunstgeschiedenis ATO 4 met einddatum oneindig
RL-2: 1/22 AV Kunstgeschiedenis ATO 4 met vakcode 1778 met einddatum oneindig
De lestijden ’Ondersteuning kerntaak leraar’ zijn organieke lestijden, wat betekent dat de decreten rechtspositie voor de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd onderwijs volledig van toepassing zijn op de personeelsleden die worden aangesteld in een betrekking ingericht met deze middelen. De betrekkingen kunnen dus vacant verklaard worden en het bestuur kan een personeelslid hierin vast benoemen, affecteren of muteren.
9.5.
Doel, minimum en maximum per leerkracht
Er kan aan een onderwijzend personeelslid maximum één lestijd toegekend worden. Van dit principe kan enkel worden afgeweken tot maximum drie lestijden per onderwijzend personeelslid op grond van een gemotiveerd verzoek en na onderhandeling in het lokaal comité. Dit gemotiveerd verzoek kan zowel van de afvaardiging van het schoolbestuur als van de afvaardiging van het personeel komen.
De aanvullende lestijden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel worden gebruikt om de werkdruk van het onderwijzend personeel te verminderen met een effect op de lesopdracht.
10.
Aanvullende lestijden samen school maken
10.1.
Doelstelling
Academies hebben recht op aanvullende lestijden samen school maken. Een goede inspraakcultuur versterkt het beleidsvoerend vermogen en zorgt voor krachtige en kwaliteitsvolle onderwijsorganisaties en goede werkomstandigheden voor het onderwijspersoneel. Teneinde die doelstellingen te realiseren worden deze aanvullende lestijden toegekend.
10.2.
Berekening
Academies hebben recht op aanvullende lestijden samen school maken.
Het aantal aanvullende lestijden samen school maken waarop de academie recht heeft, is 0,002051981*B, waarbij:
B: het totale aantal lestijden van de academie van het vorige schooljaar, waarbij onder het totale aantal lestijden van de school wordt verstaan de som van:
a) de lestijden;
b) de overbruggingslestijden, toegekend naar aanleiding van de coronacrisis;
c) de bijkomende overbruggingslestijden, toegekend naar aanleiding van de coronacrisis.
Deze lestijden worden binnen een academie afgerond naar het hogere geheel getal als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
Academies die volgens deze berekening recht hebben op meer dan 3 aanvullende lestijden samen school maken, hebben recht op 3 aanvullende lestijden. Academies die volgens de berekening recht hebben op minder dan 1 aanvullende lestijd samen school maken, hebben recht op 1 aanvullende lestijd.
Nieuwe opgerichte academies (programmatie) genereren in het schooljaar van hun oprichting geen aanvullende lestijden samen school maken.
AGODI informeert de academies over hun aantal lestijden per dienstbrief.
10.3.
Aanwending
Met de aanvullende lestijden voor samen school maken kunnen in het deeltijds kunstonderwijs, betrekkingen worden ingericht in het ambt van leraar.
De lestijden worden als volgt omgerekend naar de gefinancierde of gesubsidieerde voltijdse of deeltijdse betrekkingen van leraar: de lestijden worden gedeeld door 20 of 22 naargelang de graad tot op de eenheid voor het ambt van leraar. Het quotiënt is gelijk aan het mogelijke aantal volledige betrekkingen.
Een academie kan een of meer lestijden samen school maken omzetten naar administratieve omkaderingseenheden. Daarbij wordt het aantal lestijden als volgt in rekening gebracht:
lestijden | administratieve omkadering |
1 | 2 |
2 | 4 |
3 | 7 |
4 | 9 |
5 | 11 |
6 | 13 |
7 | 15 |
8 | 17 |
9 | 20 |
10 | 22 |
Met de administratieve omkaderingseenheden organiseert de academie betrekkingen in het ambt van administratief medewerker conform de berekening, vermeld in artikel 46 van het besluit van 4 mei 2018 van de Vlaamse Regering betreffende het opleidingsaanbod, de organisatie, de personeelsformatie, de inning van het inschrijvingsgeld en de certificering van het deeltijds kunstonderwijs.
10.4.
Personeel
De lestijden kunnen aangewend worden in de ambten van leraar en administratief medewerker.
Elke lestijd samen school maken moet identificeerbaar zijn. De personeelsleden die aangesteld worden in de lestijden ’samen school maken’ meldt u daarom met de vakcode 1777.
Voor de leraar stelt u de opdracht ‘samen school maken’ ook gelijk met een vak waarvoor het personeelslid een bekwaamheidsbewijs heeft.
Voorbeeld:
Een leraar KV Woordinitiatie met een aanstelling van doorlopende duur krijgt vanaf 18 november1 lestijd ‘Samen school maken’
Bericht geldig op 18 november:
RL-1: 1/22 Woordinitiatie ATO 2 TADD met vakcode 1777 (Samen school maken) tot 31 augustus
Voorbeeld:
Er wordt vanaf 1 september 1 lestijd ‘samen school maken’ omgezet naar 2 administratieve omkaderingseenheden.
Dit wordt toegekend aan een administratieve medewerker die al aangesteld is voor 25/38 in vacante uren.
Eén bericht geldig op 1 september:
RL-1: 25/38 administratief medewerker ato 2 met einddatum 31 augustus
RL-1: 2/38 vakcode 1777 (samen school maken), gelijkgesteld met het ambt van administratief medewerker, ato 2 tot 31 augustus
Indien een vastbenoemd personeelslid voor een deel van zijn opdracht belast wordt met een opdracht ‘Samen school maken’, splitst u de vastbenoemde opdracht op in een deel met en een deel zonder ’Samen school maken’. Een melding via een verlof TAO binnen de eigen academie is niet correct omdat de lestijden ’Samen school maken’ benoembaar zijn en dus binnen de draagwijdte van de vaste benoeming vallen.
Voorbeeld:
Een voltijds vastbenoemd leraar KV Danslab wordt vanaf 22 oktober belast met 1 lestijd ‘Samen school maken’.
Eén bericht geldig op 22 oktober:
RL-1: 21/22 KV Beeldatelier ATO 4 met einddatum oneindig
RL-2: 1/22 KV Beeldatelier ATO 4 met vakcode 1777 met einddatum oneindig
De lestijden ’Samen school maken’ zijn organieke lestijden, wat betekent dat de decreten rechtspositie voor de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd onderwijs volledig van toepassing zijn op de personeelsleden die worden aangesteld in een betrekking ingericht met deze middelen. De betrekkingen kunnen dus vacant verklaard worden en het bestuur kan een personeelslid hierin vast benoemen, affecteren of muteren.
Lestijden ’Samen school maken’ die in het kader van samenwerking overgedragen worden (zie punt 10.5), komen echter niet in aanmerking voor vaste benoeming, affectatie of mutatie. In dat geval kan een vast benoemd personeelslid er alleen mee belast worden via een verlof TAO.
10.5.
Samenwerking tussen academies
Voor de aanwending van de lestijden samen school maken kunnen de academies samenwerken. Voor die samenwerking kunnen die lestijden via een overdracht samengelegd worden.
10.6.
Aanwending conform afsprakenkader
De lestijden samen school maken worden op academieniveau aangewend conform het afsprakenkader (zie bijlage 8) tussen de sociale partners ter uitvoering van punt 3.4. Samen school maken van CAO XII.
11.
ICT-coördinatie
Academies krijgen personeelsomkadering toegekend die alleen voor ICT-coördinatie aangewend kan worden. Deze omkadering wordt uitgedrukt in ICT-punten. Meer informatie over de aanwending van de puntenenveloppe vindt u terug in de omzendbrief Mededeling betreffende ICT-coördinatie.
12.
Tijdelijke afwijkingen bij overmacht
Er zijn situaties denkbaar waarbij een academie plots wordt getroffen door overmacht, bv. een brand die een gebouw of andere infrastructuur onbruikbaar maakt. Bij dergelijke gevallen kan de Vlaamse Regering ‘wegens uitzonderlijke redenen van overmacht’ toestaan dat voor de structuuronderdelen in de getroffen vestigingsplaatsen het aantal toegekende lestijden en administratieve omkaderingseenheden eenmalig wordt bevroren. In dat geval krijgt de academie voor die structuuronderdelen voor het volgende schooljaar dezelfde omkadering als voor het schooljaar waarin de overmacht zich voordeed. Als het leerlingenaantal in de getroffen structuuronderdelen toch toeneemt, krijgt de academie uiteraard wel meer omkadering.
13.
Bijlagen