Vereiste taalkennis bij een aanstelling in het onderwijs

  • referentie
    PERS/2010/01
  • publicatiedatum
    19/01/2010
  • datum laatste wijziging
    31/08/2023
  • wettelijke basis
    Decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, artikel 17bis tot en met 17sexies en 103novies.
  • wettelijke basis
    Decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, artikel 19bis tot en met 19sexies en 84septiesdecies.
  • wettelijke basis
    Decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding levensbeschouwelijke vakken, artikel 13, 4°.
  • wettelijke basis
    Decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, artikel 128ter tot en met 128sexies.
  • wettelijke basis
    Decreet van 28 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 50.
  • wettelijke basis
    Decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie, artikel 28 tot en met 30.
  • Met ingang van 1 september 2009 is een nieuwe regeling van kracht betreffende de vereiste taalkennis bij een aanstelling van een personeelslid in het onderwijs.
  • Het gaat om de kennis van het Nederlands als onderwijstaal, evenals de kennis van het Frans waar deze verplicht als tweede taal moet worden onderwezen in het basisonderwijs.
  • In deze omzendbrief vindt u terug aan welke taalkennis een personeelslid moet beantwoorden en hoe het personeelslid deze vereiste taalkennis kan aantonen.
  • Voor aanstellingen in een Franstalige school in een faciliteitengemeente geldt een aparte omzendbrief.
  • Het taalexamen om de vereiste kennis van het Nederlands of het Frans aan te tonen wordt niet langer georganiseerd in een centrum voor volwassenenonderwijs. Personeelsleden kunnen hun vereiste taalkennis wel nog steeds aantonen via de andere kanalen die in deze omzendbrief worden toegelicht.
  • N.a.v. de inwerkingtreding van het decreet Rechtspositie Basiseducatie op 1 januari 2018 zijn ook aanpassingen aangebracht voor de centra voor basiseducatie.
  • N.a.v. de inwerkingtreding van het decreet over leersteun en het decreet over de onderwijsinternaten op 1 september 2023 zijn ook aanpassingen aangebracht voor leersteuncentra en onderwijsinternaten.

1. Inleiding

Om een betrekking in het onderwijs te kunnen uitoefenen en in aanmerking te komen voor een salaris(toelage) moet een personeelslid voldoen aan een aantal reglementair bepaalde aanstellingsvoorwaarden.

Een van deze aanstellingsvoorwaarden stelt dat een personeelslid moet voldoen aan de taalvereisten.

De taalvereisten slaan op:

- de kennis van het Nederlands als onderwijstaal;

- de kennis van het Frans als verplichte tweede taal in het basisonderwijs.

Met ingang van 1 september 2009 zijn de voorwaarden inzake de taalvereisten bij een aanstelling in het onderwijs gewijzigd.

De nieuwe voorwaarden zijn opgebouwd op basis van het Europees Referentiekader voor Talen (ERK). Het ERK kent zes niveaus van taalkennis, waarbij:

  • niveau A het taalkennisniveau van de basisgebruiker is,
  • niveau B het niveau van de onafhankelijke gebruiker is
  • en niveau C het niveau van de vaardige gebruiker is.

Elk van die 3 niveaus kent telkens twee tussenniveaus, wat resulteert in de niveaus A1, A2, B1, B2, C1 en C2 en waarbij A1 het laagste niveau is en C2 het hoogste.

Meer informatie betreffende het Europees Referentiekader voor Talen vindt u terug op de website van de Nederlandse Taalunie:

http://taalunieversum.org/inhoud/erk-nederlands

Met ingang van 1 september 2009 wordt voor een aanstelling in het onderwijs een aantal niveaus van taalkennis vastgelegd op basis van de indeling van het ERK. Deze niveaus verschillen naargelang het ambt dat een personeelslid uitoefent in het onderwijs.

In deze omzendbrief vindt u terug:

  • aan welke voorwaarden een personeelslid moet beantwoorden t.a.v. het Nederlands als onderwijstaal en hoe hij dit moet aantonen (punt 3);
  • aan welke voorwaarden een personeelslid moet beantwoorden t.a.v. het Frans als verplichte tweede taal in het basisonderwijs en hoe hij dit moet aantonen (punt 4);
  • welke personeelsleden in aanmerking komen voor overgangsmaatregelen op basis van de oude taalregeling (punt 3.3 of 4.2);
  • hoe een personeelslid een tijdelijke afwijking op de vereiste taalkennis kan verkrijgen (punt 3.4 of 4.3).

1. In deze omzendbrief wordt het begrip inrichtende macht gehanteerd:
- voor het basisonderwijs, het secundair onderwijs en het deeltijds kunstonderwijs moet inrichtende macht steeds gelezen worden als schoolbestuur;
- voor het volwassenenonderwijs en de basiseducatie als centrumbestuur;
- voor de centra voor leerlingenbegeleiding, de leersteuncentra en de onderwijsinternaten als bestuur van respectievelijk het centrum voor leerlingenbegeleiding, het leersteuncentrum of het onderwijsinternaat.

2. In deze omzendbrief wordt telkens de term 'ambt' gebruikt.

2. Toepassingsgebied

Deze omzendbrief is van toepassing op de personeelsleden:

  • die onderworpen zijn aan het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs;
  • die onderworpen zijn aan het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
  • bedoeld in het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken;
  • van de centra voor basiseducatie, bedoeld in artikel 127, 1° en 2° van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs; bedoeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie;
  • de leden van de inspectie voor het onderwijs georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap, bedoeld in het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs.

3. Vereiste kennis van het Nederlands als onderwijstaal

Om een betrekking in het onderwijs te kunnen uitoefenen en in aanmerking te komen voor een salaris(toelage), moet een personeelslid de vereiste kennis van het Nederlands als onderwijstaal aantonen.

3.1. Welke kennis van het Nederlands is vereist?

De vereiste kennis van het Nederlands is niet dezelfde voor elk personeelslid, maar is afhankelijk van het ambt waarin het personeelslid wordt aangesteld.

Er zijn verschillende taalkennisniveaus bepaald, die zijn gebaseerd op het Europees Referentiekader voor Talen (ERK)(zie punt 1).

De vereiste taalkennis kan volgens onderstaand schema worden weergegeven.

 

Onderwijsniveau 

 

 

Personeelslid 

 

Vereist niveau van taalkennis 

 

 

- Basisonderwijs 

- Secundair onderwijs 

- Volwassenenonderwijs 

- Deeltijds kunstonderwijs 

- Onderwijsinternaten  

- Leersteuncentra 

 

 

Aanstelling in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel 

 

 

C1 

 

- Secundair onderwijs 

- Volwassenenonderwijs 

 

Een aanstelling uitsluitend als leraar in een levende vreemde taal  

 

 

 

B2 

 

- Volwassenenonderwijs 

 

Een aanstelling uitsluitend als leraar in een centrum voor volwassenenonderwijs in een van de volgende talen: Arabisch richtgraad 1 en 2, Bulgaars richtgraad 1 en 2, Chinees richtgraad 1 en 2, Fins richtgraad 1 en 2, Grieks richtgraad 1 en 2, Hongaars richtgraad 1 en 2, Japans richtgraad 1 en 2, Oekraïens richtgraad 1 en 2, Pools richtgraad 1 en 2, Russisch richtgraad 1 en 2, Servisch-Kroatisch richtgraad 1 en 2, Tsjechisch richtgraad 1 en 2 of Turks richtgraad 1 en 2 in het studiegebied talen richtgraad 1 en 2 

 

 

 

 

 

 

 

B1 

 

- Basisonderwijs 

- Secundair onderwijs 

- Volwassenenonderwijs 

- Deeltijds kunstonderwijs 

- Centra voor leerlingenbegeleiding 

- Onderwijsinternaten 

 

 

Aanstelling in een ambt dat niet tot het bestuurs- en onderwijzend personeel behoort 

(opvoedend hulppersoneel, paramedisch personeel, sociaal personeel, psychologisch personeel, orthopedagogisch personeel, medisch personeel, technisch personeel, administratief personeel, ondersteunend personeel, beleids-en ondersteunend personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel in het gemeenschapsonderwijs)  

 

 

 

 

 

 

 

 

B2 

 

Centra voor basiseducatie 

 

 

Aanstelling in een centrum voor basiseducatie als directeur, adjunct-directeur, stafmedewerker of leraar basiseducatie 

 

 

 

 

C1 

 

 

 

 

Centra voor basiseducatie 

 

Aanstelling in een centrum voor basiseducatie als beleidsondersteunend administratief medewerker, uitvoerend administratief medewerker of ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting 

 

 

 

 

 

B2 

 

Centra voor basiseducatie 

 

Een aanstelling uitsluitend als leraar basiseducatie belast met een of meer levende vreemde talen 

 

 

 

B2 

 

Pedagogische begeleidingsdiensten 

 

Aanstelling als lid van de pedagogische begeleidingsdiensten 

 

 

 

C1 

 

- Inspectie 

- Inspectie en begeleiding levensbeschouwelijke vakken 

 

Aanstelling als lid van de inspectie of van de inspectie en begeleiding voor levensbeschouwelijke vakken 

 

 

 

C1 

 

Leersteuncentra 

 

Aanstelling als leerondersteuner of coördinator  

 

 

C1 

Het Europees Referentiekader voor Talen kent een oplopende gradatie van taalvaardigheid (waarbij A1 het laagste kennisniveau is, en C2 het hoogste). Dit impliceert dat wie het bewijs levert van zijn taalkennis op een welbepaald ERK-niveau, per definitie ook het bewijs heeft geleverd van zijn taalkennis op lager gelegen niveaus.

De onderwijzer die belast wordt met het onderricht van de verplichte tweede taal Frans in het basisonderwijs wordt niet beschouwd als een leraar levende talen, ook niet als hij uitsluitend met het onderricht van Frans belast wordt. Concreet betekent dit dat de onderwijzer de kennis van de onderwijstaal moet aantonen op niveau C1 en dat niveau B2 niet volstaat.

3.2. Hoe toont een personeelslid de vereiste kennis van de onderwijstaal aan?

Een personeelslid kan de vereiste taalkennis voor een aanstelling in een in punt 3.1 opgesomd ambt aantonen via:

- een Nederlandstalig bekwaamheidsbewijs (punt 3.2.1),

- een studiebewijs, een getuigschrift, een certificaat of een attest dat zijn vereiste kennis van de Nederlandse taal aantoont (punt 3.2.2).

3.2.1. Het personeelslid is in het bezit van een Nederlandstalig bekwaamheidsbewijs

3.2.1.1. De aanstelling van het personeelslid steunt op zijn Nederlandstalig bekwaamheidsbewijs

Een personeelslid van wie de aanwerving steunt op een bekwaamheidsbewijs dat behaald is aan een door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde onderwijsinstelling of op een bekwaamheidsbewijs dat behaald is in het Nederlands, voldoet aan de taalvereisten voor Nederlands als onderwijstaal.

Het Nederlandstalig studiebewijs mag ook een onderdeel zijn van het bekwaamheidsbewijs. Wie bijvoorbeeld als leraar wordt aangesteld op basis van een anderstalig diploma aangevuld met een Nederlandstalig bewijs van pedagogische bekwaamheid (BPB), voldoet aan de taalvereiste. Nuttige ervaring als onderdeel van het bekwaamheidsbewijs geldt niet als een bewijs van de vereiste taalkennis.

De grote meerderheid van de personeelsleden die in het onderwijs worden aangesteld, zullen op deze wijze rechtstreeks hun vereiste kennis van het Nederlands als onderwijstaal aantonen.

Voorbeelden

Basisonderwijs

Een personeelslid wordt als onderwijzer aangesteld op basis van een Nederlandstalig diploma van kleuteronderwijzer. Vermits dit een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs is voor het ambt van onderwijzer en het studiebewijs in het Nederlands werd behaald, levert het personeelslid op deze manier het bewijs van de vereiste kennis van de onderwijstaal.

Secundair onderwijs

Een leraar secundair onderwijs is belast met het algemeen vak Economie in de 2de graad BSO. Hij is in het bezit van een diploma van bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs behaald aan de Hogeschool Gent. Dit is een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak Economie in de 2de graad BSO en het studiebewijs werd in het Nederlands behaald. Via dit bekwaamheidsbewijs levert het personeelslid het bewijs van de vereiste kennis van de onderwijstaal.

Een leraar Israëlitische godsdienst in het secundair onderwijs is Rabbijn of bedienaar van de eredienst en beschikt over een pedagogisch bekwaamheidsbewijs afgeleverd door de examencommissie van de Yeshiva-Tichonit te Antwerpen, dat goedgekeurd werd door het CICB. Deze leraar voldoet aan de taalvereiste vermits zijn aanstelling eveneens steunt op een pedagogisch bekwaamheidsbewijs dat werd afgeleverd door een Nederlandstalige instelling.

Een leraar in het secundair onderwijs belast met het praktisch vak bakkerij, heeft een Bulgaars bekwaamheidsbewijs dat gelijkgesteld werd met 'LSTO' en een Franstalig bewijs van pedagogische bekwaamheid. Daarnaast werd ook zijn relevante nuttige ervaring opgedaan bij een werknemer in Vlaanderen erkend voor 6 jaren. Aangezien de aanstelling niet steunt op Nederlandstalige studiebewijzen voldoet deze leraar niet aan de taalvereisten ook al is zijn nuttige ervaring behaald bij een werkgever in Vlaanderen. De directeur/inrichtende macht moet dan ook een tijdelijke taalafwijking aanvragen.

Volwassenenonderwijs

Een personeelslid behaalde een diploma van bachelor in het onderwijs optie Wiskunde aan de Hogeschool Gent en is aangesteld als adjunct-directeur secundair volwassenenonderwijs.

Dit diploma is behaald aan een Vlaamse hogeschool. Het is voor het ambt van adjunct-directeur in een CVO een vereist bekwaamheidsbewijs.

Dit personeelslid voldoet zodoende aan de taalvereiste voor Nederlands als onderwijstaal.

Een personeelslid uit een centrum voor basiseducatie behaalde aan de Universiteit van Luik een masterdiploma “Langues et littératures françaises et romanes, orientation français langue étrangère” en een lerarendiploma SLO aan het CVO te Mechelen en wordt aangesteld als leraar basiseducatie.

Het bewijs van pedagogische bekwaamheid (BPB) maakt deel uit van het bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leraar basiseducatie en is behaald in het Nederlands. Op basis van dit diploma toont het personeelslid de vereiste taalkennis aan.

Deeltijds kunstonderwijs

Een leraar in het DKO is in het kunstvak ‘Muziektheorie' aangesteld op basis van een master in de muziek, compositie en een getuigschrift van pedagogische bekwaamheid.

Aangezien beide diploma's in Vlaanderen behaald zijn en een vereist bekwaamheidsbewijs zijn voor het vak ‘Muziektheorie', heeft dit personeelslid met deze diploma's zijn vereiste taalkennis aangetoond.

Inspectie

Een inspecteur wordt tijdelijk aangesteld op basis van een Nederlandstalig diploma van licentiaat Romaanse filologie. Vermits dit een geldig bekwaamheidsbewijs is voor het ambt van inspecteur en het studiebewijs in het Nederlands werd behaald, levert de inspecteur het bewijs van de vereiste kennis van de onderwijstaal.

3.2.1.2. De aanstelling van het personeelslid steunt niet op zijn Nederlandstalig bekwaamheidsbewijs

Als het personeelslid in een ambt wordt aangesteld op basis van een anderstalig studiebewijs, maar dit personeelslid is daarnaast in het bezit van een Nederlandstalig studiebewijs dat een vereist, voldoend geachte of 'ander' bekwaamheidsbewijs is voor een ambt van de personeelscategorie waarvoor het personeelslid het vereiste niveau van taalkennis moet aantonen, kan hij dat studiebewijs gebruiken om de vereiste kennis van het Nederlands te bewijzen.

Het Nederlandstalig studiebewijs mag ook een onderdeel zijn van het bekwaamheidsbewijs. Wie bijvoorbeeld als leraar wordt aangesteld op basis van een anderstalig diploma aangevuld met een Nederlandstalig bewijs van pedagogische bekwaamheid, voldoet aan de taalvereiste. Nuttige ervaring als onderdeel van het bekwaamheidsbewijs geldt niet als een bewijs van de vereiste taalkennis.

U kunt de vereiste, voldoend geachte of 'andere' bekwaamheidsbewijzen voor de verschillende onderwijsniveaus en ambten raadplegen op http://data-onderwijs.vlaanderen.be/bekwaamheidsbewijzen.

Voorbeelden

Basisonderwijs

Een personeelslid wordt aangesteld in het ambt van kleuteronderwijzer op basis van een Franstalig diploma van kleuteronderwijzer. Het personeelslid is echter in het bezit van een Nederlandstalig diploma van HSBO kinderzorg. Dit studiebewijs is een 'ander' bekwaamheidsbewijs voor het ambt van kleuteronderwijzer. Op basis van dit diploma toont het personeelslid de vereiste taalkennis aan.

Secundair onderwijs

Een leraar is in het secundair onderwijs belast met het algemeen vak Wiskunde. Hij heeft een Engelse Master of Mathematics en een bewijs van pedagogische bekwaamheid. Deze studiebewijzen zijn gelijkwaardig verklaard met Master in de wiskunde en een bewijs van pedagogische bekwaamheid. Hij is tevens in het bezit van een Nederlandstalig studiebewijs van bachelor (PBA). Deze leraar voldoet aan de taalvereisten vermits het Nederlandstalig studiebewijs van bachelor (PBA) een 'ander' bekwaamheidsbewijs is voor het vak AV Wiskunde.

Een personeelslid wordt als godsdienstleraar aangesteld voor het vak orthodoxe godsdienst in het secundair onderwijs op basis van een Russisch diploma dat gelijkwaardig is verklaard. Met dat Russisch diploma kan het personeelslid echter niet de vereiste kennis van het Nederlands voor het ambt van godsdienstleraar (niveau C1) aantonen. Naast zijn Russisch diploma bezit het personeelslid ook nog een Nederlandstalig certificaat van ten minste 2 jaar theologische studies uitgereikt door een instelling of universiteit in de orthodoxe theologie erkend door de pedagogische commissie van de Orthodoxe kerk in België. Dit certificaat is geen vereist, voldoend geacht of ‘ander’ bekwaamheidsbewijs voor het ambt van godsdienstleraar in het secundair onderwijs, maar is wel een vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leermeester orthodoxe godsdienst in het basisonderwijs. Vermits het ambt van godsdienstleraar en leermeester godsdienst beiden tot dezelfde personeelscategorie behoren (het bestuurs- en onderwijzend personeel), bewijst het personeelslid met dat certificaat toch zijn kennis van het Nederlands voor zijn aanstelling in het secundair onderwijs.

Deeltijds kunstonderwijs

Een leraar in het DKO is in het kunstvak 'Specifiek artistiek atelier: fotokunst' aangesteld op basis van een Engels diploma, dat gelijkwaardig is verklaard met een master in de beeldende kunsten, multimediale vormgeving en een bewijs van pedagogische bekwaamheid. Deze leraar beschikt ook over een Vlaams diploma hoger secundair onderwijs (HSO).

Aangezien het diploma HSO een 'ander' bekwaamheidsbewijs is voor het vak 'Specifiek artistiek atelier: fotokunst' toont het personeelslid hiermee zijn vereiste taalkennis aan.

Centra voor leerlingenbegeleiding

In een CLB wordt een paramedisch werker aangesteld op basis van een gelijkwaardig verklaard buitenlands diploma van verpleger. Het personeelslid is echter in het bezit van een Nederlandstalig diploma van het paramedisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie. Dit studiebewijs is een 'ander' bekwaamheidsbewijs voor het ambt van paramedisch werker. Op basis van dit diploma toont het personeelslid de vereiste taalkennis aan.

3.2.2. Het personeelslid is niet in het bezit van een Nederlandstalig bekwaamheidsbewijs

Indien een personeelslid wordt aangesteld in een ambt zonder te beschikken over een Nederlandstalig bekwaamheidsbewijs (zie punt 3.2.1.1) en daarnaast ook niet beschikt over een Nederlandstalig bekwaamheidsbewijs dat in aanmerking zou komen voor een aanstelling (zie punt 3.2.1.2), dan kan het zijn kennis van het Nederlands ook nog aantonen via een studiebewijs, een getuigschrift, een certificaat of een attest dat het vereiste taalniveau aantoont.

Het gaat concreet om de volgende taalopleidingen:

  • Een opleiding Nederlands Tweede Taal aan een Centrum voor Volwassenenonderwijs (CVO) (zie 3.2.2.1);
  • Een opleiding Nederlands voor Anderstaligen aan een hogeschool of universiteit (zie 3.2.2.2);
  • Een opleiding Nederlands aan een Centrum voor Volwassenenonderwijs van de Franse Gemeenschap (zie 3.2.2.3).

Het gaat ook om de volgende taalexamens:

  • Een Interuniversitaire Taaltest Nederlands voor Anderstaligen (ITNA) (zie 3.2.2.4);
  • Een certificaat Nederlands als Vreemde Taal (CNaVT) (zie 3.2.2.5);
  • Een taaltest van Werkenvoor.be (het vroegere ‘SELOR’) (zie 3.2.2.6);
  • Een taaltest van de agentschappen integratie en inburgering of het Huis van het Nederlands Brussel (zie 3.2.2.7)
  • Een examencommissie ingericht door de Vlaamse Gemeenschap (zie 3.2.2.8).

Sommige attesten komen niet in aanmerking, ook als ze zouden verwijzen naar het ERK (zie 3.2.2.9).

Als u twijfelt aan een studiebewijs, getuigschrift, certificaat of attest, neemt u contact op met uw werkstation. Zie hiervoor punt 5.

Opgelet
Als het personeelslid op het ogenblik van een aanstelling zijn vereiste kennis van het Nederlands niet kan aantonen, dan doet de directeur (in het gemeenschapsonderwijs) of de inrichtende macht (in het gesubsidieerd onderwijs) een beroep op een tijdelijke afwijking van deze vereiste kennis. Meer informatie hierover vindt u in punt 3.4.

3.2.2.1. Een certificaat van een opleiding Nederlands Tweede Taal aan een Centrum voor Volwassenenonderwijs (CVO)

Een certificaat van een opleiding NT2 in een centrum voor volwassenenonderwijs kan als bewijs gelden om de vereiste kennis van het Nederlands als onderwijstaal aan te tonen.

Een certificaat is de studiebekrachtiging van een modulaire opleiding.

Het certificaat moet alleszins het vereiste niveau van taalkennis vermelden en moet afgeleverd zijn na 1 september 2004. Sinds die datum zijn de taalopleidingen in het volwassenenonderwijs immers afgestemd op het Europees Referentiekader voor Talen (ERK).

De taalopleidingen in het volwassenenonderwijs zijn ingedeeld in 4 richtgraden volgens onderstaand schema:

Richtgraad 

 

Niveau 

Richtgraad 1.1 

Breakthrough 

A1 

Richtgraad 1.2 

Waystage 

A2 

Richtgraad 2 

Treshold 

B1 

Richtgraad 3 

Vantage 

B2 

Richtgraad 4 

Effectiveness 

C1 

Opgelet:

Tot het schooljaar 2014-2015 waren de richtgraden 3 en 4 van de opleidingen in de centra voor volwassenenonderwijs opgesplitst in enerzijds mondelinge vaardigheden en anderzijds schriftelijke vaardigheden. Een personeelslid dat zijn kennis van het Nederlands wenst aan te tonen op het niveau B2 of C1 moet een certificaat kunnen voorleggen van de volledige opleiding, zodat zowel de mondelinge als de schriftelijke vaardigheden kunnen worden aangetoond.

Vanaf het schooljaar 2015-2016 worden alle opleidingen NT2 binnen het volwassenenonderwijs verplicht ingericht op basis van nieuwe opleidingsprofielen. Hierbij wordt de opsplitsing tussen mondelinge en schriftelijke vaardigheden doorgetrokken tot op het niveau van richtgraad 1.1. Een personeelslid moet zijn kennis van het Nederlands dan ook aantonen voor alle richtgraden door het behalen van het certificaat van de volledige opleiding. Enkel met deze certificaten toont het personeelslid zijn kennis van zowel de mondelinge als de schriftelijke vaardigheden aan.

Voorbeelden

Basisonderwijs

Een basisschool stelt een personeelslid aan als onderwijzer op basis van een Franstalig diploma van onderwijzer. Op basis van dat Franstalig bekwaamheidsbewijs kan hij zijn kennis van de onderwijstaal Nederlands niet bewijzen. Het personeelslid behaalde aan een CVO een certificaat NT2 Richtgraad 4 (ERK-niveau C1).Via dat certificaat levert het personeelslid het bewijs van de vereiste taalkennis voor het ambt van onderwijzer (vereist niveau C1 voor een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel).

Secundair onderwijs

Een secundaire school stelt een personeelslid aan dat in het bezit is van een diploma behaald in het Frans als leraar AV Frans. Het personeelslid behaalde een certificaat NT2 Richtgraad 3 (ERK-niveau B2).Via dit certificaat NT2 richtgraad 3 levert het personeelslid het bewijs van de vereiste taalkennis voor het geven van een vreemde levende taal in het secundair onderwijs (vereist niveau B2).

Volwassenonderwijs

Een CVO stelt een personeelslid aan dat in het bezit is van een diploma behaald aan een Italiaanse universiteit als leraar in de opleiding Italiaans RG1. Het personeelslid behaalde een deelcertificaat van de module NT2 – Vantage mondeling. Door het deelcertificaat van een module uit de opleiding NT2 Richtgraad 3 te behalen bewijst het personeelslid enkel zijn kennis van het Nederlands op het niveau B2 voor de mondelinge vaardigheden. Betrokkene moet het certificaat van de opleiding NT2 Richtgraad 3 kunnen voorleggen om zijn kennis van het Nederlands voor de vier vaardigheden te kunnen bewijzen op het niveau B2 (vereist niveau als leraar in een levende vreemde taal in het volwassenenonderwijs).

Een CVO stelt een personeelslid aan dat in het bezit is van een diploma behaald aan een Chinese universiteit als leraar in de opleiding Chinees RG1. Het personeelslid behaalde een deelcertificaat van de module NT2 – Vantage1A van Richtgraad 3. Aangezien het deelcertificaat werd behaald in 2013, toont het personeelslid met dit deelcertificaat zijn kennis van het Nederlands aan voor alle modules van NT2 richtgraad 2 (niveau B1). Via dit deelcertificaat levert het personeelslid met andere woorden het bewijs van de vereiste taalkennis voor het geven van Chinees in de opleiding Chinees RG1 (vereiste niveau B1).

3.2.2.2. Een studiebewijs van een opleiding Nederlands voor Anderstaligen aan een hogeschool of universiteit

Een studiebewijs van een universitaire taalopleiding of een taalopleiding van een hogeschool kan als bewijs gelden om de vereiste kennis van het Nederlands aan te tonen.

Het studiebewijs moet de vereiste kennis van het Nederlands aantonen met de vermelding van het bereikte ERK-niveau.

3.2.2.3. Een certificaat van een opleiding Nederlands aan een Centrum voor Volwassenenonderwijs van de Franse Gemeenschap

Binnen het volwassenenonderwijs van de Franse Gemeenschap (“enseignement de promotion sociale”) worden de taalopleidingen ingedeeld volgens modules (“unités de formations”) die zijn gekoppeld aan het Europees Referentiekader voor Talen (ERK). De verschillende modules zijn ingedeeld in 12 categorieën die de kennis van het Nederlands kunnen aantonen van het niveau A1 tot het niveau C2.

Een personeelslid kan zijn kennis van de onderwijstaal aantonen met een certificaat (“certificat”) van een erkende instelling van het volwassenenonderwijs van de Franse Gemeenschap.

3.2.2.4. Een attest van een Interuniversitaire Taaltest Nederlands voor Anderstaligen (ITNA)

Los van het volgen van een opleiding Nederlands voor Anderstaligen (zie 3.2.2.2) bestaat de mogelijkheid tot het afleggen van een Interuniversitaire Taaltest voor Anderstaligen (ITNA). Deze testen worden meermaals per jaar georganiseerd aan de universiteiten van de Vlaamse Gemeenschap. Met de ITNA kan een certificaat van niveau B2 of, na een bijkomende test, een certificaat van niveau C1 behaald worden.

Meer info over deze test is terug te vinden op http://www.itna.be/

3.2.2.5. Een Certificaat Nederlands als Vreemde Taal (CNaVT)

Het CNaVT of Certificaat Nederlands als Vreemde Taal is een project van de Nederlandse Taalunie dat wordt uitgevoerd door het Centrum voor Taal en Onderwijs van de KU Leuven.

De examinerende instellingen organiseren jaarlijks in de maand mei een taalexamen.

De lijst van examinerende instellingen is terug te vinden op volgende website: http://cnavt.org/inschrijven

De CNaVT-examens zijn gelinkt aan de volgende Europese taalniveaus:

CNaVT-examens 

Profiel 

Taalniveau 

Profiel Maatschappelijk Informeel 

INFO 

ERK A2 

Profiel Maatschappelijk Formeel 

FORM 

ERK B1 

Profiel Zakelijk Professioneel 

PROF 

ERK B2 

Profiel Educatief Startbekwaam 

STRT 

ERK B2 

Profiel Educatief Professioneel 

EDUP 

ERK C1 

Meer informatie vindt u op de website van het CNaVT (www.cnavt.org).

3.2.2.6. Een attest van een taaltest van Werkenvoor.be (SELOR)

Het federaal selectiebureau van de overheid Werkenvoor.be (het vroegere SELOR’) organiseert jaarlijks verschillende taaltesten. Deze testen worden afgenomen in modules die zijn gekoppeld aan de niveaus van het Europees Referentiekader voor Talen (ERK).

Bij het afleggen van een taaltest via Werkenvoor.be is het belangrijk om na te gaan of het vereiste niveau van kennis van de onderwijstaal wordt aangetoond voor de vier vaardigheden (lezen, luisteren, spreken en schrijven). Sommige testen tonen immers een hoger of lager niveau van het ERK aan afhankelijk van de vaardigheid. Om te voldoen aan de taalvereisten in het onderwijs, is het noodzakelijk om voor de vier vaardigheden het vereiste niveau van kennis van de onderwijstaal aan te kunnen toen (zie 3.1).

Meer informatie over deze testen vindt u op de website van Werkenvoor.be  (https://werkenvoor.be/nl/testen-en-certificaten/taal/ons-aanbod).

3.2.2.7. Een bewijs van taalniveau Nederlands van de agentschappen integratie en inburgering of het Huis van het Nederlands Brussel

Het Vlaamse Agentschap Integratie en Inburgering, de stedelijke agentschappen Atlas, vzw integratie en inburgering (Antwerpen), IN-Gent vzw en het Huis van het Nederlands Brussel vzw organiseren certificerende taaltesten Nederlands op het niveau A1, A2, B1 en B2 van het ERK. De voorwaarden om te kunnen deelnemen aan deze taaltesten zijn terug te vinden op http://integratie-inburgering.be/wat-doen-we/nederlands-leren-en-oefenen#taaltest_Nederlands. De testen zijn niet gebonden aan welbepaalde data, maar kunnen gedurende het hele jaar afgelegd worden (na afspraak).

De testen worden afgenomen op vijf locaties:

Opgelet!

Naast het afnemen van taaltesten, staan de agentschappen integratie en inburgering en het Huis van het Nederlands Brussel ook in voor de toeleiding naar NT2-cursussen. De intake testen die in dit kader gebeuren, komen niet in aanmerking als bewijs van de kennis van het Nederlands (zie ook 3.2.2.9).

3.2.2.8. Een getuigschrift van een examencommissie ingericht door de Vlaamse Gemeenschap

Een personeelslid kan zijn vereiste kennis van het Nederlands aantonen via een getuigschrift van een door de Vlaamse overheid ingerichte of erkende examencommissie.

Momenteel worden er geen taalexamens georganiseerd door een door de Vlaamse overheid ingerichte of erkende examencommissie. Eerder behaalde getuigschriften blijven wel geldig om de kennis van het Nederlands aan te tonen.

3.2.2.9. Attesten die niet in aanmerking komen

Volgende attesten komen niet in aanmerking om te voldoen aan de taalvoorwaarden:

- een intake test van de agentschappen integratie en inburgering / het Huis van het Nederlands Brussel (zie 3.2.2.7);

- een taalattest afgeleverd door de VDAB;

- een attest afgeleverd door een hoofd van een erkende eredienst.

3.3. Overgangsmaatregel voor het Nederlands als onderwijstaal

De nieuwe regeling betreffende de vereiste kennis van het Nederlands als onderwijstaal treedt in werking op 1 september 2009 en vervangt de taalregeling die verankerd was in de onderwijstaalwet van 30 juli 1963.

Een personeelslid dat in het ambt in kwestie vóór 1 september 2009 al werd aangesteld en voldeed aan de toenmalige regels (i.c. volgens de wet van 30 juli 1963), wordt geacht te voldoen aan de nieuwe regeling m.b.t. de taalvereisten en kan dus in dat ambt aangesteld blijven of een nieuwe aanstelling krijgen.

Volgende situaties vallen onder deze algemene overgangsmaatregel:

1. Een personeelslid werd vóór 1 september 2009 aangesteld in een ambt op basis van een Nederlandstalig bekwaamheidsbewijs. Het Nederlandstalig bekwaamheidsbewijs waarop deze aanstelling steunt, blijft ook na 1 september 2009 gelden als bewijs van de vereiste taalkennis voor Nederlands als onderwijstaal voor dat ambt.

2. Een personeelslid werd vóór 1 september 2009 aangesteld in een ambt en bewees zijn vereiste taalkennis via een getuigschrift van grondige kennis of van voldoende kennis van het Nederlands als onderwijstaal, behaald bij een taalexamencommissie van de Vlaamse Gemeenschap. Dit getuigschrift blijft ook na 1 september 2009 gelden als bewijs van de vereiste taalkennis voor Nederlands als onderwijstaal voor dat ambt.

Voorbeelden

Basisonderwijs

Een leermeester Islam wordt vanaf 1 september 2009 aangesteld op basis van een Turks studiebewijs. Hij moet zijn kennis van de onderwijstaal bewijzen op niveau C1. Vóór 1 september 2009 is hij al aangesteld geweest en is hij geslaagd voor het examen grondige kennis van de onderwijstaal Nederlands. Dit getuigschrift volstaat ook na 1 september 2009 als bewijs van de vereiste taalkennis.

Secundair onderwijs

Een leraar algemeen vak Nederlands in het secundair onderwijs is in het bezit van een Franstalig bekwaamheidsbewijs dat gelijkwaardig is verklaard met een GLSO AV Nederlands, Engels, Duits. Hij moet zijn kennis van de onderwijstaal bewijzen op niveau C1.

Vóór 1 september 2009 is hij al aangesteld geweest en is hij geslaagd voor het examen grondige kennis van de onderwijstaal Nederlands. Dit getuigschrift volstaat ook na 1 september 2009 als bewijs van de vereiste taalkennis.

Volwassenenonderwijs

Een personeelslid heeft in 2006 een getuigschrift van voldoende kennis van het Nederlands als onderwijstaal behaald en was tijdens het schooljaar 2007-2008 aangesteld als leraar Zweeds RG2 in een CVO. Vanaf 15 september 2009 wordt hij opnieuw aangesteld voor het geven van Duits RG1. Hij moet zijn kennis van de onderwijstaal bewijzen op niveau B2.Vermits het personeelslid vóór 1 september 2009 al aangesteld was met het getuigschrift van voldoende kennis van het Nederlands en zo voldeed aan de voorwaarden inzake taalregeling voor het geven van een vreemde levende taal, geldt dit getuigschrift verder als bewijs van de vereiste taalkennis voor het geven van Duits RG1, dat ook een vreemde levende taal is.

Aandacht
De overgangsmaatregel geldt niet voor het personeelslid dat op basis van de wet van 30 juli 1963 vóór 1 september 2009 een of meerdere taalafwijkingen heeft verkregen.
Dit personeelslid moet nog steeds zijn vereiste taalkennis aantonen bij een aanstelling op of na 1 september 2009. Dit personeelslid kan in afwachting wel een nieuwe taalafwijking krijgen (zie punt 3.4).

3.4. Tijdelijke afwijking op de vereiste kennis van het Nederlands als onderwijstaal

3.4.1. Tijdelijke afwijking voor een aanstelling in een instelling in het onderwijs

Als een directeur (in het gemeenschapsonderwijs of een centrum voor basiseducatie) of een inrichtende macht (in het gesubsidieerd onderwijs) moeilijkheden ondervindt om een personeelslid aan te werven dat beantwoordt aan de vereiste kennis van het Nederlands als onderwijstaal, kan die voor het personeelslid een tijdelijke afwijking aanvragen op deze aanstellingsvoorwaarde.

Deze tijdelijke afwijking geldt voor een duur van 3 kalenderjaren te rekenen vanaf de eerste aanstelling van het personeelslid in een ambt in de personeelscategorie bedoeld in punt 3.1.

Als een personeelslid wordt aangesteld in een opdracht in meerdere ambten en voor die ambten geldt een ander niveau van vereiste taalkennis, dan moet voor elk ambt een aparte taalafwijking worden aangevraagd.

Ook als een personeelslid in de loop van het schooljaar een andere opdracht opneemt en er is een ander taalniveau vereist voor die nieuwe opdracht, moet een nieuwe taalafwijking worden aangevraagd.

Voorbeelden

Basisonderwijs

Een schoolbestuur heeft een vacature voor een halftijdse opdracht van zorgcoördinator (18/36) en kan enkel beroep doen op een kandidaat die niet in het bezit is van een Nederlandstalig diploma. Voor het ambt van zorgcoördinator is het vereiste niveau van taalkennis Nederlands B2. Het schoolbestuur (of de directeur in het gemeenschapsonderwijs) stelt dit personeelslid op 1 september aan en vraagt voor dit personeelslid een taalafwijking aan.

Op 1 december komt er in dezelfde school een vacature van onderwijzer voor 12/24 vrij. Het schoolbestuur wenst het personeelslid aan te stellen dat al via een taalafwijking als zorgcoördinator is aangesteld. Voor het ambt van onderwijzer is het vereiste niveau van taalkennis Nederlands C1.

Het niveau van vereiste taalkennis voor onderwijzer (niveau C1) ligt echter hoger dan dat van zorgcoördinator (niveau B2). Het schoolbestuur (of de directeur in het gemeenschapsonderwijs) moet een bijkomende nieuwe taalafwijking aanvragen voor dit personeelslid voor het ambt van onderwijzer.

Secundair onderwijs

Een school heeft een vacature van 14/21 AV Frans en kan enkel beroep doen op een kandidaat die niet in het bezit is van een Nederlandstalig diploma.

De inrichtende macht (of de directeur in het gemeenschapsonderwijs) stelt dit personeelslid op 1 september aan en vraagt voor dit personeelslid een taalafwijking aan. In principe ligt voor het ambt van leraar het vereiste niveau van taalkennis Nederlands op niveau C1, tenzij het personeelslid uitsluitend met een levende vreemde taal wordt belast. In dat geval ligt het vereiste niveau van taalkennis Nederlands op niveau B2. Frans is een levende vreemde taal, dus voor het ambt van leraar AV Frans (een aanstelling uitsluitend als leraar levende vreemde taal) ligt het vereiste niveau van taalkennis Nederlands op niveau B2. De inrichtende macht (of de directeur in het gemeenschapsonderwijs) stelt dit personeelslid op 1 september aan en vraagt voor dit personeelslid een taalafwijking aan.

Op 1 december komt er in dezelfde school een vacature van leraar AV Geschiedenis voor 5/21 vrij. De inrichtende macht (of de directeur in het gemeenschapsonderwijs) wenst het personeelslid aan te stellen dat al via een taalafwijking als leraar AV Frans is aangesteld. Voor het ambt van leraar AV Geschiedenis is het vereiste niveau van taalkennis Nederlands niveau C1.

Het niveau van vereiste taalkennis voor leraar (niveau C1) ligt echter hoger dan dat van leraar die uitsluitend met een levende vreemde taal is belast (AV Frans = niveau B2). De inrichtende macht (of de directeur in het gemeenschapsonderwijs) moet een bijkomende nieuwe taalafwijking aanvragen voor dit personeelslid voor het ambt van leraar.

Tijdens de voormelde periode van 3 kalenderjaren komt het personeelslid niet in aanmerking voor een vaste benoeming, tenzij hij voor het einde van deze termijn zijn taalkennis kan aantonen. De vaste benoeming kan dan ten vroegste ingaan op 1 juli of 1 oktober volgend op het behalen van het attest dat de taalkennis aantoont.

Aandacht

1. De tijdelijke afwijkingen die voor 1 september 2009 al aan een personeelslid zijn toegekend op basis van de vroegere taalregeling vervallen door de nieuwe regeling. Als dit personeelslid op of na 1 september 2009 opnieuw aangesteld wordt, kan een nieuwe taalafwijking worden aangevraagd voor de duur van 3 kalenderjaren.

2. Voor het personeelslid dat tijdens het schooljaar 2009-2010 op basis van een taalafwijking werd aangesteld in een centrum voor volwassenenonderwijs en uitsluitend belast was met een opdracht in een opleiding Arabisch richtgraad 1 en 2, Chinees richtgraad 1 en 2, Grieks richtgraad 1 en 2, Japans richtgraad 1 en 2, Pools richtgraad 1 en 2, Russisch richtgraad 1 en 2 of Turks richtgraad 1 en 2 in het studiegebied talen richtgraad 1 en 2, wordt de termijn van 3 kalenderjaren met 1 kalenderjaar verlengd.

In punt 5 vindt u terug hoe u de tijdelijke afwijking moet aanvragen.

3.4.2. Tijdelijke afwijking voor een aanstelling bij de inspectie of bij de inspectie en begeleiding van levensbeschouwelijke vakken

Als het personeelslid bij zijn toelating tot een ambt van de inspectie of tot een ambt van de inspectie en begeleiding van levensbeschouwelijke vakken de vereiste kennis van het Nederlands niet kan voorleggen, kent de Vlaamse Regering op aanvraag aan het personeelslid een tijdelijke afwijking toe die geldt voor een termijn van drie kalenderjaren, te rekenen vanaf de datum van de eerste aanstelling als lid van de inspectie of als lid van de inspectie en begeleiding van levensbeschouwelijke vakken.

Tijdens voormelde periode van 3 kalenderjaren komt het personeelslid niet in aanmerking voor een vaste benoeming, tenzij het personeelslid voor het einde van deze termijn voldoet aan de voorwaarde inzake taalvereisten. De vaste benoeming kan dan ten vroegste ingaan op 1 januari volgend op het behalen van het attest dat de taalkennis aantoont.

Aandacht
De tijdelijke afwijkingen die voor 1 september 2009 al aan een personeelslid zijn toegekend op basis van de vroegere taalregeling (wet van 30 juli 1963) vervallen door de nieuwe regeling. Als dit personeelslid op of na 1 september 2009 opnieuw aangesteld wordt, kan een nieuwe taalafwijking worden aangevraagd voor de duur van 3 kalenderjaren.

In punt 5.2 vindt u terug hoe u de tijdelijke afwijking moet aanvragen.

4. Vereiste kennis van het Frans als verplichte tweede taal in het basisonderwijs

Om een betrekking in het basisonderwijs te kunnen uitoefenen en in aanmerking te komen voor een salaris(toelage), moet een personeelslid in eerste instantie de vereiste kennis van het Nederlands als onderwijstaal aantonen.

Meer informatie hierover vindt u in punt 3 van deze omzendbrief.

Als het personeelslid daarenboven als onderwijzer belast is met het onderricht van Frans als verplichte tweede taal, moet dit personeelslid eveneens de vereiste kennis van het Frans aantonen.

Deze voorwaarde geldt voor alle Nederlandstalige scholen voor lager onderwijs in het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het onderricht van de tweede taal Frans is in deze scholen verplicht vanaf de derde graad. Meer informatie over deze verplichting vindt u in de omzendbrief BaO/2017/01 van 3 juli 2017 - Onderwijsaanbod vreemde talen in het gewoon basisonderwijs.

Met ingang van 1 september 2009 steunt de vereiste kennis voor het Frans als verplichte tweede taal op een niveau van het Europees Referentiekader voor Talen (zie punt 1).

De vereiste taalkennis voor Frans als verplichte tweede taal in de derde graad basisonderwijs is als volgt vastgelegd:

 

Vaardigheden 

 

 

Vereist niveau van kennis van Frans 

 

 

Lezen en schrijven 

 

 

B1 

 

Luisteren en spreken 

 

 

B2 

Het Europees Referentiekader voor Talen kent een oplopende gradatie van taalvaardigheid. Dit impliceert dat wie het bewijs levert van zijn taalkennis op niveau B2 per definitie ook het bewijs heeft geleverd van zijn taalkennis op het lager gelegen niveau B1.

4.1. Hoe toont een personeelslid de vereiste kennis van de tweede taal Frans aan?

4.1.1. Het personeelslid toont de vereiste taalkennis aan op basis van het diploma van zijn aanstelling als onderwijzer

4.1.1.1. De aanstelling als onderwijzer steunt op het diploma van bachelor in het onderwijs: lager onderwijs

De in punt 4 vermelde niveaus voor Frans zijn vervat in de huidige lerarenopleiding, zodat de personeelsleden die op het einde van het academiejaar 2010-2011 het diploma van 'bachelor in het onderwijs: lager onderwijs' behalen, zullen voldoen aan de vereiste kennis voor Frans als verplichte tweede taal in het basisonderwijs en dit in alle basisscholen, met inbegrip van deze gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Het personeelslid dat tot en met het academiejaar 2009-2010 een diploma behaalt of behaald heeft dat beschouwd wordt als een vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van onderwijzer in het basisonderwijs, voldoet bij wijze van overgangsmaatregel aan de vereiste kennis voor Frans als verplichte tweede taal in de basisscholen gelegen op het grondgebied van het Vlaams Gewest (dus inclusief de basisscholen van de Vlaamse taalgrensgemeenten).
Deze overgangsmaatregel geldt dus niet voor de basisscholen gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Voor basisscholen op het grondgebied van het Vlaams Gewest impliceert dit dat een personeelslid dat aangesteld wordt op basis van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs, zoals het diploma van bachelor in het onderwijs: lager onderwijs of bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs, niet met het onderricht van de verplichte tweede taal Frans mag belast worden. Bij wijze van overgangsmaatregel kan dit personeelslid toch de verplichte tweede taal Frans onderwijzen als hij vóór 1 september 2009 als onderwijzer werd aangesteld. Meer informatie over deze algemene overgangsmaatregel vindt u in punt 4.2.

4.1.1.2. De aanstelling als onderwijzer steunt op basis van een Franstalig bekwaamheidsbewijs

Als een personeelslid als onderwijzer wordt aangesteld op basis van een (gelijkwaardig) Franstalig bekwaamheidsbewijs, dan bewijst hij met dat bekwaamheidsbewijs zijn kennis van de tweede taal Frans.

Opgelet!
Dit personeelslid moet bij een aanstelling als onderwijzer ook voldoen aan de kennis van het Nederlands als onderwijstaal! Zie hiervoor punt 3.2.2.

4.1.1.3. De aanstelling als onderwijzer steunt of kan steunen op een diploma dat een vereist bekwaamheidsbewijs is voor het vak Frans in het secundair onderwijs

Een personeelslid dat in het ambt van onderwijzer wordt aangesteld (voorbeeld 1) of kan worden aangesteld (voorbeeld 2) op basis van een bekwaamheidsbewijs dat in het secundair onderwijs beschouwd wordt als een vereist bekwaamheidsbewijs voor het vak Frans, voldoet op die wijze aan de taalvereisten voor de tweede taal Frans.

U kunt de bekwaamheidsbewijzen voor het secundair onderwijs raadplegen op www.ond.vlaanderen.be/bekwaamheidsbewijzen.

Voorbeeld 1

Een personeelslid wordt aangesteld als onderwijzer in de 3de graad en belast met het onderricht van de verplichte tweede taal Frans. Zijn aanstelling steunt op een diploma van bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs Frans (voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt van onderwijzer). Het diploma is een vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak Frans in de 1ste en de 2de graad SO. Het personeelslid levert met zijn diploma het bewijs van de kennis van de verplichte tweede taal Frans.

Voorbeeld 2
Een personeelslid wordt aangesteld als onderwijzer in de 3de graad en belast met het onderricht van de verplichte tweede taal Frans. Zijn aanstelling steunt op een diploma van bachelor in het onderwijs: basisonderwijs (vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van onderwijzer). Het personeelslid behaalde voordien het diploma van licentiaat in de Romaanse filologie (‘ander’ bekwaamheidsbewijs voor het ambt van onderwijzer). Dat diploma is een vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak Frans in de 2de en 3de graad SO. Het personeelslid levert met zijn diploma van licentiaat Romaanse filologie het bewijs van de kennis van de verplichte tweede taal Frans.

4.1.2. Het personeelslid kan zijn vereiste taalkennis niet aantonen via het bekwaamheidsbewijs waarmee hij als onderwijzer wordt aangesteld of kan worden aangesteld

Een personeelslid dat de vereiste taalkennis voor het onderricht van Frans als verplichte tweede taal niet aantoont via het bekwaamheidsbewijs waarop zijn aanstelling steunt of kan steunen (punt 4.1.1), kan zijn taalkennis ook aantonen via een studiebewijs, een getuigschrift, een certificaat of een attest dat het vereiste taalniveau aantoont (B1 voor de schriftelijke vaardigheden, B2 voor de mondelinge vaardigheden).

Het gaat concreet om de volgende taalopleidingen:

  • een opleiding Frans aan een Centrum voor Volwassenenonderwijs (CVO) van de Vlaamse Gemeenschap (zie 4.1.2.1);
  • een opleiding Frans aan een Centrum voor Volwassenenonderwijs van de Franse Gemeenschap (zie 4.1.2.2);
  • een opleiding Frans aan een hogeschool of universiteit (zie 4.1.2.3).

Het gaat ook om de volgende taalexamens:

  • een examen georganiseerd door het Centre International d'Etudes Pédagogiques - CIEP (zie 4.1.2.4);
  • een taaltest van Werkenvoor.be (het vroegere ‘SELOR’) (zie 4.1.2.5);
  • een examencommissie ingericht door de Vlaamse Gemeenschap (zie 4.1.2.6).

Sommige attesten komen niet in aanmerking, ook als ze zouden verwijzen naar het ERK (zie 4.1.2.7).

Als u twijfelt aan een studiebewijs, getuigschrift, certificaat of attest, neemt u contact op met uw werkstation. Zie hiervoor punt 5.

Aandacht
Als het personeelslid op het ogenblik van een aanstelling zijn vereiste kennis van het Frans niet kan aantonen, dan doet de directeur (in het gemeenschapsonderwijs) of de inrichtende macht (in het gesubsidieerd onderwijs) beroep op een tijdelijke afwijking van deze vereiste kennis. Meer informatie hierover vindt u in punt 4.3.

4.1.2.1. Een certificaat van een opleiding Frans aan een Centrum voor Volwassenenonderwijs (CVO) van de Vlaamse Gemeenschap

Een (deel)certificaat van een opleiding Frans in een centrum voor volwassenenonderwijs kan als bewijs gelden om de vereiste kennis van het Frans als verplichte tweede taal in het basisonderwijs aan te tonen.

Een certificaat is de studiebekrachtiging van een modulaire opleiding, een deelcertificaat is de studiebekrachtiging van een module van een modulaire opleiding.

Het (deel)certificaat moet alleszins het vereiste niveau van taalkennis vermelden en moet afgeleverd zijn na 1 september 2004.

De taalopleidingen in het volwassenenonderwijs zijn ingedeeld in 4 richtgraden en gekoppeld aan de niveaus van het ERK volgens onderstaand schema:

Richtgraad 

 

Niveau 

Richtgraad 1.1 

Breakthrough 

A1 

Richtgraad 1.2 

Waystage 

A2 

Richtgraad 2 

Treshold 

B1 

Richtgraad 3 

Vantage 1 A/B (luisteren en spreken) 

Vantage 2 A/B (lezen en schrijven) 

B2 

Richtgraad 4 

Effectiveness 1 A/B (luisteren en spreken) 

Effectiveness 2 A/B (lezen en schrijven) 

 

C1 

Voorbeeld

In een Brusselse school wordt een personeelslid vanaf 1 september 2017 aangesteld als onderwijzer in de 3de graad en belast met het onderricht van de verplichte tweede taal Frans. Hij moet zijn kennis van het Frans bewijzen op niveau B1 voor de vaardigheden lezen en schrijven en op niveau B2 voor de vaardigheden luisteren en spreken. Het personeelslid behaalde in juni 2017 aan een centrum voor volwassenenonderwijs een deelcertificaat van de module Frans Vantage 1 A/B, d.i. de eerste module van richtgraad 3. Met dit deelcertificaat bewijst hij zijn kennis voor de vaardigheden luisteren en spreken op niveau B2, maar levert hij meteen ook het bewijs van zijn kennis van alle vaardigheden (dus ook de schriftelijke) op niveau B1.

4.1.2.2. Een certificaat van een opleiding Frans aan een Centrum voor Volwassenenonderwijs van de Franse Gemeenschap

Binnen het volwassenenonderwijs van de Franse Gemeenschap (“enseignement de promotion sociale”) worden de taalopleidingen ingedeeld volgens modules (“unités de formations”) die zijn gekoppeld aan het Europees Referentiekader voor Talen (ERK).

Een personeelslid kan de vereiste kennis van de verplichte tweede taal Frans aantonen met een certificaat (“certificat”) van de opleiding français langue étrangère (FLE) uitgereikt door een erkende instelling van het volwassenenonderwijs van de Franse Gemeenschap.

4.1.2.3. Een studiebewijs van een opleiding Frans aan een hogeschool of universiteit

Een studiebewijs van een universitaire taalopleiding of een taalopleiding van een hogeschool kan als bewijs gelden om de vereiste kennis van het Frans als verplichte tweede taal in het basisonderwijs aan te tonen.

Het studiebewijs moet de vereiste kennis van het Frans aantonen met vermelding van het ERK-niveau.

4.1.2.4. Een attest van een examen Frans georganiseerd door het Centre International d'Etudes Pédagogiques (CIEP)

Een personeelslid kan de vereiste kennis van het Frans ook aantonen via deelname aan een examen dat wordt ingericht door een instelling die erkend en gemachtigd is door de Franse organisatie Centre International d'Etudes Pédagogiques (www.france-education-international.fr/centres-d-examen/carte).

In België kan een personeelslid onder meer terecht bij de Alliance Française de Bruxelles-Europe, waar hij het volgende examen kan afleggen: DELF (Diplôme d'Etudes en Langue Française) op niveau B2.

Meer informatie over deze examens vindt u via de website van de Alliance Française de Bruxelles-Europe: www.alliancefr.be/fr/

4.1.2.5. Een attest van een taaltest van Werkenvoor.be (SELOR)

Het federaal selectiebureau van de overheid Werkenvoor.be (het vroegere ‘SELOR’) organiseert jaarlijks verschillende taaltesten. Deze testen worden afgenomen in modules die zijn gekoppeld aan de niveaus van het Europees Referentiekader voor Talen (ERK).

Bij het afleggen van een taaltest via Werkenvoor.be is het belangrijk om na te gaan of de kennis van het Frans wordt aangetoond op de vereiste taalkennisniveaus (B1 voor de schriftelijke vaardigheden en B2 voor de mondelinge vaardigheden). Sommige testen tonen immers een hoger of lager niveau van het ERK aan afhankelijk van de vaardigheid.

Meer informatie over deze testen vindt u op de website van Werkenvoor.be (https://werkenvoor.be/nl/testen-en-certificaten/taal/ons-aanbod).

4.1.2.6. Een getuigschrift van een examencommissie ingericht door de Vlaamse Gemeenschap

Een personeelslid kan zijn vereiste kennis van het Frans aantonen via een getuigschrift van een door de Vlaamse overheid ingerichte of erkende examencommissie.

Momenteel worden geen taalexamens georganiseerd door een door de Vlaamse overheid ingerichte of erkende examencommissie. Eerder behaalde getuigschriften blijven wel geldig om de kennis van het Frans aan te tonen.

4.1.2.7. Attesten die niet in aanmerking komen

Volgende attesten komen niet in aanmerking om te voldoen aan de taalvoorwaarde:

- een bewijs van deelname (“attestation de fréquentation”) aan een cursus “français langue étrangère” i.k.v. inburgering in Wallonië;

- een taalattest afgeleverd door FOREM;

- een attest afgeleverd door een hoofd van een erkende eredienst.

4.2. Overgangsmaatregel voor het Frans als verplichte tweede taal

De nieuwe regeling betreffende de vereiste kennis van het Frans als verplichte tweede taal in het basisonderwijs treedt in werking op 1 september 2009 en vervangt de taalregeling die verankerd was in de onderwijstaalwet van 30 juli 1963.

Een personeelslid dat vóór 1 september 2009 als onderwijzer werd aangesteld en voldeed aan de toenmalige regels (i.c. volgens de wet van 30 juli 1963), wordt geacht te voldoen aan de nieuwe regeling m.b.t. de taalvereisten en kan dus als onderwijzer belast worden of belast blijven met het onderricht van de verplichte tweede taal Frans.

Volgende situaties vallen onder deze algemene overgangsmaatregel:

1. Een personeelslid werd vóór 1 september 2009 als onderwijzer aangesteld in een instelling buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dit personeelslid mag na 1 september 2009 als onderwijzer belast worden of belast blijven met het onderricht van de verplichte tweede taal Frans. Vóór 1 september 2009 hoefde wie als onderwijzer belast werd met de verplichte tweede taal Frans, de specifieke kennis van het Frans immers niet te bewijzen.

2. Een personeelslid werd vóór 1 september 2009 als onderwijzer aangesteld in een instelling in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en bewees zijn vereiste taalkennis via een getuigschrift van grondige kennis van de verplichte tweede taal Frans, behaald bij een taalexamencommissie van de Vlaamse Gemeenschap. Dit getuigschrift blijft ook na 1 september 2009 gelden als bewijs van de vereiste kennis van het Frans als verplichte tweede taal in het basisonderwijs.

Voorbeelden

In een Mechelse school wordt een personeelslid vanaf 1 september 2009 op basis van het voldoend geacht bekwaamheidsbewijs van kleuteronderwijzer aangesteld als onderwijzer in de derde graad en belast met het onderricht van de verplichte tweede taal Frans. Vóór 1 september 2009 is zij al aangesteld geweest als onderwijzer. Daardoor voldoet ze aan de overgangsmaatregel en mag ze als onderwijzer belast worden met Frans, ook al kan ze de specifieke kennis van het Frans niet bewijzen.

In een Brusselse school wordt een personeelslid vanaf 1 september 2009 aangesteld als onderwijzer in de derde graad en belast met het onderricht van de verplichte tweede taal Frans. Het personeelslid werd al tijdens het schooljaar 2008-2009 aangesteld als onderwijzer en heeft toen het getuigschrift grondige kennis van de tweede taal Frans behaald bij de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap. Dit getuigschrift geldt ook na 1 september 2009 als bewijs van zijn kennis van de verplichte tweede taal Frans.

In een Brusselse school wordt een personeelslid dat op het einde van het academiejaar 2009-2010 is afgestudeerd met het diploma van bachelor in het onderwijs: lager onderwijs, aangesteld als onderwijzer. Het schoolbestuur (of de directeur in het gemeenschapsonderwijs) wenst hem in derde graad te belasten met het onderricht van de verplichte tweede taal Frans. Omdat de overgangsmaatregel voor wie in het bezit is van een diploma van bachelor in het onderwijs: lager onderwijs, behaald tot en met het academiejaar 2009-2010 (zie hiervoor 4.1.1.1), niet geldt voor aanstellingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, mag hij niet belast worden met het onderricht van de verplichte tweede taal Frans. Het schoolbestuur (of de directeur in het gemeenschapsonderwijs) kan voormeld personeelslid wel aanstellen in de tweede graad en hem daar belasten met Frans. Voor het onderricht van het facultatief Frans in de tweede graad gelden immers geen taalkennisvereisten.

Het schoolbestuur (of de directeur in het gemeenschapsonderwijs) kan het personeelslid eventueel toch aanstellen in de derde graad als ze een taalafwijking aanvraagt voor dit personeelslid.

Aandacht
De overgangsmaatregel geldt niet voor het personeelslid dat op basis van de wet van 30 juli 1963 vóór 1 september 2009 een of meerdere taalafwijkingen heeft verkregen.
Dit personeelslid moet nog steeds zijn vereiste taalkennis aantonen bij een aanstelling op of na 1 september 2009. Dit personeelslid kan in afwachting wel een nieuwe taalafwijking krijgen (zie punt 4.3).

4.3. Tijdelijke afwijking op de vereiste kennis van het Frans als verplichte tweede taal

Als een directeur (in het gemeenschapsonderwijs) of een schoolbestuur (in het gesubsidieerd onderwijs) moeilijkheden ondervindt om een personeelslid aan te werven dat beantwoordt aan de vereiste kennis van het Frans als verplichte tweede taal, kan hij/zij voor het personeelslid een tijdelijke afwijking aanvragen op deze aanstellingsvoorwaarde.

Deze tijdelijke afwijking geldt voor een duur van 3 kalenderjaren te rekenen vanaf de eerste aanstelling van het personeelslid als onderwijzer belast met de verplichte tweede taal Frans.

Tijdens de voormelde periode van 3 kalenderjaren komt het personeelslid niet in aanmerking voor een vaste benoeming, tenzij hij voor het einde van deze termijn zijn taalkennis kan aantonen. De vaste benoeming kan dan ten vroegste ingaan op 1 juli of 1 oktober volgend op het behalen van het attest dat de taalkennis aantoont.

Aandacht
De tijdelijke afwijkingen die voor 1 september 2009 al aan een personeelslid zijn toegekend op basis van de vroegere taalregeling (wet van 30 juli 1963) vervallen door de nieuwe regeling. Als dit personeelslid op of na 1 september 2009 opnieuw aangesteld wordt, kan een nieuwe taalafwijking worden aangevraagd voor de duur van 3 kalenderjaren.

In punt 5.2 vindt u terug hoe u de tijdelijke afwijking moet aanvragen.

5. Praktische schikkingen

5.1. Voorleggen van taalbewijzen

Als een personeelslid zijn vereiste kennis van een taal kan bewijzen via een attest van een taalopleiding of van een taalexamen, dan bezorgt u dit bewijsstuk via de gewone weg aan uw werkstation.

Volgens punt 3.2.1.2 kan een personeelslid, als het in het ambt wordt aangesteld op basis van een anderstalig studiebewijs, maar daarnaast ook in het bezit is van een Nederlandstalig studiebewijs dat voor dat ambt bij de vereiste, voldoend geachte of 'andere' bekwaamheidsbewijzen is opgenomen, dit studiebewijs gebruiken om de vereiste kennis van het Nederlands te bewijzen. Ook in die gevallen bezorgt u dit bewijsstuk via de gewone weg aan uw werkstation.

U neemt ook contact op met uw werkstation als u twijfelt aan de geldigheid van het taalbewijs.

5.2. Hoe een taalafwijking aanvragen?

5.2.1. Instellingen die elektronisch communiceren

De aanvraag van een taalafwijking bij het ministerie van Onderwijs en Vorming gebeurt door in de RL-1, waarmee de opdracht van het personeelslid wordt gemeld, JA te noteren in het veld "Geen kandidaat vereiste taalkennis".

De procedure via het aanvraagformulier op papier geldt niet meer.

5.2.2. Instellingen die niet elektronisch communiceren

Voor de onderwijsinstellingen die niet elektronisch communiceren volstaat het op het formulier “Melding van de opdracht van een personeelslid” in de rubriek opmerking te noteren: "aanvraag taalafwijking: geen kandidaat vereiste taalkennis gevonden".

5.2.3. Voorbeelden

Basisonderwijs

- Een basisschool heeft op 1 september een vacature van 12/24 leermeester Islam. Omdat geen kandidaat gevonden wordt die zijn kennis van het Nederlands kan bewijzen op niveau C1, wordt een kandidaat voorgedragen die enkel een Turks diploma kan voorleggen. De school stelt dit personeelslid aan en vraagt een taalafwijking aan.

Elektronische zending:

RL-1 1eermeester godsdienst vakcode Islam 12/24 ato 2 van 01/09 tot en met 30/06 met in het veld "Geen kandidaat vereiste taalkennis": JA

- Een school heeft op 1 september een voltijdse vacature voor een opdracht van onderwijzer in het zesde leerjaar, waar het personeelslid belast zal worden met 4 lestijden Frans. Omdat ze geen kandidaten vindt die de kennis van deze verplichte tweede taal Frans kunnen bewijzen, stelt ze een personeelslid aan voor wie ze een taalafwijking aanvraagt.

Elektronische zendingen:

RL-1 onderwijzer 20/24 ato2 van 01/09 tot en met 30/06

RL-1 onderwijzer vakcode Frans 04/24 ato 2 van 01/09 tot en met 30/06 met in het veld "Geen kandidaat vereiste taalkennis": JA

Deze RL's worden in een en hetzelfde bericht verstuurd.

Secundair onderwijs

Omdat ze geen andere kandidaten vindt voor een vacature van 14/21 leraar AV Frans, stelt een school op 1 september een personeelslid aan dat niet in het bezit is van een Nederlandstalig diploma en vraagt ze hiervoor een taalafwijking aan. Op 1 december heeft dezelfde school een vacature voor 5/21 leraar AV Geschiedenis en vindt ze geen andere kandidaat dan het personeelslid dat al via een taalafwijking aangesteld is als leraar AV Frans. Omdat het taalkennisniveau voor leraar (niveau C1) hoger is dan dat van leraar die uitsluitend met een levende vreemde taal (AV Frans = niveau B2) belast wordt, moet de school een nieuwe taalafwijking aanvragen.

Elektronische zendingen:

Op geldigheidsdatum 01/09:

RL-1 leraar AV Frans 14/21 ato 2 van 01/09 tot en met 30/06 met in het veld "Geen kandidaat vereiste taalkennis": JA

Op geldigheidsdatum 01/12:

RL-1 leraar AV Frans 14/21 ato2 van 01/12 tot en met 30/06 met in het veld "Geen kandidaat vereiste taalkennis": JA

RL-1 leraar AV Geschiedenis 05/21 ato 2 van 01/12 tot en met 30/06 met in het veld "Geen kandidaat vereiste taalkennis": JA

Beide RL's worden in een en hetzelfde bericht verstuurd.

Volwassenenonderwijs

- Centra voor volwassenenonderwijs:

Omdat een CVO geen andere kandidaten vindt voor een vacature van 9/20 AV Grieks RG2 die start op 1 februari, stelt het CVO een personeelslid aan dat de taalkennis van het Nederlands niet kan bewijzen op niveau B2 en vraagt het hiervoor een taalafwijking aan. Op 15 april heeft hetzelfde CVO een vacature voor 6/20 AV Engels en vindt het geen andere kandidaat dan het personeelslid dat al via een taalafwijking aangesteld is als leraar AV Grieks. Omdat het taalkennisniveau voor een leraar die belast is met levende vreemde talen (niveau B2) dezelfde is dan voor een leraar die uitsluitend belast is met "exotische" talen (zoals Grieks = niveau B2), moet het CVO geen nieuwe taalafwijking aanvragen.

Elektronische zendingen:

Op geldigheidsdatum 01/02:

RL-1 leraar AV Grieks RG2 9/20 ato 2 van 01/02 tot en met 30/06 met in het veld "Geen kandidaat vereiste taalkennis": JA

Op geldigheidsdatum 15/04:

RL-1 leraar AV Grieks RG2 9/20 ato 2 van 15/04 tot en met 30/06 met in het veld "Geen kandidaat vereiste taalkennis": JA. RL-1 leraar AV Engels 6/20 ato 2 van 15/4 tot en met 30/6 met in het veld "Geen kandidaat vereiste taalkennis": JA

Beide RL's worden in een en hetzelfde bericht verstuurd.

- Centra voor Basiseducatie:

Omdat een CBE geen andere kandidaten vindt voor een vacature van 9/36 Maatschappijoriëntatie die start op 15 oktober, stelt het CBE een personeelslid aan dat de taalkennis van het Nederlands niet kan bewijzen op het niveau C1 dat nodig is voor de uitoefening van het ambt van leraar basiseducatie. Het CBE vraagt een taalafwijking aan.

Elektronische zending:

Op geldigheidsdatum 15/10:

RL-1 leraar basiseducatie  ato 2 van 15/10 tot en met 31/08 met in het veld "Geen kandidaat vereiste taalkennis": JA.