1.
Elektronische communicatie met het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen (AHOVOKS)
1.1.
Gebruiksvoorwaarden elektronische communicatie
Elke uitwisseling van gegevens over de aanstellingen van personeelsleden in de centra voor basiseducatie gebeurt via het communicatieplatform Webedison. Dit platform verzekert de gegevensuitwisseling tussen de centrumbesturen en het Ministerie van Onderwijs en Vorming door middel van een beveiligde transmissie. Als gebruiker van deze elektronische communicatie zijn de centra voor basiseducatie onderhevig aan de gebruiksvoorwaarden voor elektronische gegevensoverdracht die zijn vastgelegd tussen de besturen en het Ministerie van Onderwijs en Vorming (zie Omzendbrief PERS/2011/02 - Gebruiksvoorwaarden van de elektronische communicatie tussen de schoolbesturen en het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) en het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenonderwijs, Kwalificaties & Studietoelagen (AHOVOKS). De gebruiker en zijn gevolmachtigden die elektronische communicatie met AHOVOKS gebruiken gaan voorafgaand aan het gebruik hiervan telkens akkoord met de bepalingen van de omzendbrief.
[…]
Voorafgaand aan elke elektronische zending moet het centrum de gegevens ook ter kennisname en, indien vereist, ter goedkeuring voorleggen aan het betrokken personeelslid. Van deze goedkeuring wordt het bewijs in het centrum bewaard. Elk personeelslid van een centrum heeft te allen tijde toegang bij de afdeling hoger en volwassenenonderwijs tot de gegevens die over hem of haar door het centrum zijn verstuurd. De personeelsleden van een CBE met vragen tot toegang tot deze gegevens kunnen bij AHOVOKS terecht via dpo.ahovoks@vlaanderen.be.
Het personeelslid heeft tegen de inhoud van de door het centrumbestuur verstuurde gegevens in eerste instantie enkel verhaal bij het centrumbestuur. Als het personeelslid de correctheid van de gegevens die het centrumbestuur over hem of haar elektronisch heeft doorgestuurd, blijft betwisten, brengt het personeelslid de betwisting schriftelijk bij AHOVOKS.
AHOVOKS legt deze betwisting schriftelijk voor aan het centrumbestuur. Het betrokken personeelslid krijgt een kopie van dat geschrift. Het centrumbestuur bevestigt of corrigeert de betwiste gegevens en communiceert hierover schriftelijk met AHOVOKS.
Het betrokken personeelslid krijgt een kopie van dat geschrift. Als het betrokken personeelslid de correctheid van de gegevens blijft betwisten, overlegt AHOVOKS met de betrokken partijen. Als de betwisting drie maanden na de start van het overleg blijft bestaan, kan het personeelslid het geschil voorleggen aan de bevoegde rechtbank.
1.2.
Dimona-project
Voor de personeelsleden in het onderwijs staat het Ministerie van Onderwijs en Vorming in voor de gegevensdoorstroom tussen de werkgever (het centrumbestuur) en de verschillende instanties van de Sociale Zekerheid (RSZ, RIZIV, RKW, RVA).
Deze gegevens worden gegenereerd op basis van de aanwezige data in het elektronisch personeelsdossier en worden doorgestuurd via het e-governmentproject DIMONA (Déclaration IMédiate – Onmiddellijke Aangifte). DIMONA zorgt er voor dat alle communicatie naar de sociale zekerheid elektronisch verloopt en dit op basis van de bij het Ministerie van Onderwijs en Vorming beschikbare personeelsgegevens. De RSZ wenst elke indienst- en uitdiensttreding onmiddellijk te weten. De centrumbesturen hebben als werkgever van de personeelsleden, ten overstaan van de instanties van sociale zekerheid, dan ook de verplichting om elke personeelsbeweging uiterlijk op de dag van de gebeurtenis te melden (zie Omzendbrief PERS/2002/23(13AC) – Informatie-uitwisseling met de RSZ – Dimona elektronische scholen). Sinds 1 september 2017 worden de aanwezige data in het elektronisch personeelsdossier ook gebruikt om de verplichte elektronische aangifte van een sociaal risico (ASR) voor wat betreft de deeltijdse werkloosheid te genereren (zie Omzendbrief NO/2017/03 - De verplichte elektronische Aangifte van een Sociaal Risico: deeltijdse werkloosheid).
2.
Aanwendingsrapport VTE
2.1.
Wat is het aanwendingsrapport VTE?
Het aanwendingsrapport VTE geeft per centrum een overzicht van de aangewende VTE voor het lopende schooljaar. De gegevens in het aanwendingsrapport worden gegenereerd uit de elektronische personeelsdossiers. Het aanwendingsrapport is opgevat als een hulpmiddel vanuit de afdeling hoger en volwassenenonderwijs om te voorkomen dat centra het hun toegekende aantal VTE van de organieke omkadering voor het schooljaar zouden overschrijden. Per opdracht van een personeelslid zijn volgende gegevens opgenomen in het aanwendingsrapport:
- Stamboeknummer personeelslid
- Naam en voornaam
- (Eventueel) coördinatie-uren
- Opdrachtvolume
- Administratieve stand
In het aanwendingsrapport wordt bovenaan het saldo tussen de toegekende en de aangewende VTE weergegeven op centrumniveau. De overdrachten van en naar andere centra, van vorig schooljaar, naar volgend schooljaar en naar middelen voordrachtgevers worden eveneens bovenaan weergegeven voor zover zij op het ogenblik van het versturen van het rapport aan de afdeling hoger en volwassenenonderwijs werden gemeld.
2.2.
Wanneer wordt het aanwendingsrapport VTE opgemaakt?
Het aanwendingsrapport wordt door de afdeling hoger en volwassenenonderwijs maandelijks gegenereerd uit de elektronische personeelsdossiers tijdens de week volgend op de liquidatiedatum van die maand. Dit betekent concreet dat de centra telkens een aanwendingsrapport ontvangen tijdens de laatste week van de maand. Het definitieve aanwendingsrapport van een schooljaar ontvangen de centra op het einde van de maand september (na de verwerking van de zendingen van augustus). Het is vervolgens dit definitieve rapport dat aanleiding kan geven tot de vaststelling van een overschrijding van het aantal toegekende VTE.
2.3.
Welke opdrachten van personeelsleden worden aangerekend in het aanwendingsrapport VTE?
2.3.1.
ATO4- en ATO2-opdrachten vs. ATO1-opdrachten
Het vertrekpunt voor de berekening van de aangewende VTE zijn alle betrekkingen die opgenomen worden als vast benoemde (ATO4) of tijdelijk vacante (ATO2) opdracht door de personeelsleden van het centrum. Ook indien de personeelsleden die zijn aangesteld in deze betrekkingen een verlofstelsel opnemen, worden zij weergegeven op het aanwendingsrapport en in rekening gebracht voor de berekening van het aantal aangewende VTE. Personeelsleden die een verlofstelsel opnemen, worden immers steeds aangesteld in een door het centrum ingerichte betrekking.
Afwezige personeelsleden kunnen uiteraard worden vervangen in de betreffende ATO4- of ATO2-betrekkingen. Vervangingsopdrachten (ATO1) komen echter niet voor in het aanwendingsrapport. Deze opdrachten worden aangerekend op basis van de opdracht van de titularis die wordt vervangen.
2.3.2.
Personeel werkingsbudget
Centra kunnen naast hun organieke middelen, ook betrekkingen inrichten op basis van eigen middelen (zie Omzendbrief PERS/2012/08 - Aanwending van het werkingsbudget voor aanwerving van personeel). Aangezien deze betrekkingen niet worden gefinancierd of gesubsidieerd door het Ministerie van Onderwijs en Vorming, komen deze niet voor op het aanwendingsrapport. De afdeling hoger volwassenenonderwijs staat echter wel in voor de bezoldiging van deze personeelsleden. De loonkost voor de ingerichte betrekkingen wordt aan de betrokken centrumbesturen twee maal per jaar teruggevorderd.
2.3.3.
Vacant verklaarde betrekkingen na 24 maanden langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen
Het deel van de vast benoemde opdracht waarvoor een personeelslid een langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen (LVVPmed) opneemt, wordt na een periode van 24 maanden een vacante betrekking (zie Omzendbrief PERS/2007/07 - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding). De opdrachten gemeld in het elektronisch personeelsdossier als vacant verklaard na een periode van 24 maanden LVVPmed, worden dan ook niet opgenomen in het aanwendingsrapport.
2.3.4.
Cao III middelen
Tijdens de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 augustus 2019 kunnen er bijkomende betrekkingen ingericht worden met de aan de centra toegekende middelen (“cao III-middelen”)n.a.v. de uitrol van het decreet rechtspositie basiseducatie (zie Omzendbrief VWO/2011/01 - De erkenning en financiering of subsidiëring van de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor basiseducatie). Indien er met deze middelen een betrekking wordt ingericht binnen het ambt van leraar, dan wordt deze betrekking niet opgenomen in het aanwendingsrapport.
2.3.5.
Niet-organieke financiering of subsidiëring
Naast de organieke VTE ontvangen centra ook niet-organieke VTE. De aanstellingen die op basis van deze middelen gebeuren worden niet in rekening gebracht voor de aanwending van de VTE. Het betreft volgende middelen:
- Projectfinanciering of –subsidiëring voor gecombineerd onderwijs (zie Omzendbrief VWO/2011/01 - De erkenning en financiering of subsidiëring van de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor basiseducatie)
- Aanvullende middelen Nederlands Tweede Taal in het kader van de vluchtelingencrisis
- Eventuele andere projectfinancieringen of –subsidiëringen
Omwille van het tijdelijke karakter ervan, kan een centrum in deze niet-organieke VTE geen vacantverklaringen doen en/of een vaste benoeming uitspreken. Indien een vast benoemd personeelslid dergelijke opdracht opneemt, dient dit te gebeuren via een verlof TAO (zie Omzendbrief PERS/2014/01 – Administratieve en geldelijke toestand van vast benoemde personeelsleden die tijdelijk belast worden met een andere opdracht – TAO) of via een bijkomende tijdelijke aanstelling.
Met ingang van 01/09/2018 worden de aanvullende middelen Nederlands tweede taal in het kader van de verhoogde taalvereisten inburgering niet langer beschouwd als niet-organieke betrekkingen. Deze aanvullende middelen worden vanaf het schooljaar 2018-2019 toegevoegd aan de organieke omkadering en hebben dan ook geen specifieke kleuring meer in de personeelszendingen.
2.3.6.
Samenvattend
Samenvattend worden volgende betrekkingen in aanmerking genomen voor de controle op de aanwending van de VTE:
Worden in rekening gebracht | Worden niet in rekening gebracht |
- Betrekkingen als vastbenoemde opdracht [ATO4]
- Betrekkingen als tijdelijk vacante opdracht [ATO2]
| - Vervangingsopdrachten [ATO1]
- Projectfinanciering en –subsidiëring gecombineerd onderwijs [vakcode 972]
- Nederlands Tweede taal vluchtelingencrisis [OOM-code 22]
- Personeel werkingsbudget [OOM-code 16]
- Vacant verklaarde betrekkingen na 24 maanden LVVPmed [OOM-code 23]
- Ingerichte betrekkingen met de cao III-middelen[OOM-code 24]
|
2.4.
Welke gevolgen zijn er verbonden aan het aanwendingsrapport VTE?
Aan het aanwendingsrapport VTE op zich zijn geen gevolgen verbonden. Het geldt als hulpmiddel voor de centra om de stand van zaken te kennen van hun aangewende VTE.
Wanneer echter op het einde van het schooljaar uit het aanwendingsrapport blijkt dat een centrum het aantal toegekende VTE overschrijdt, is het betrokken centrumbestuur onderhevig aan financiële sancties. Het aantal VTE dat een centrum in overschrijding gaat, zal op dat ogenblik worden teruggevorderd van het centrumbestuur.
2.5.
Welke wijzigingen aan zendingen zijn mogelijk tijdens het schooljaar?
Tijdens een schooljaar kan een centrum noodzakelijke correcties aanbrengen aan de elektronische opdrachtpakketten van de personeelsleden. Er dient echter steeds rekening gehouden te worden met de verplichtingen die rusten op de werkgever voor het correct en tijdig melden van de aanstellingen (zie punt 1.). In principe zullen retroactieve wijzigingen dan ook hoofdzakelijk betrekking hebben op foutieve formele aspecten. Voorbeelden hiervan zijn het vergeten koppelen van de vervanger aan de afwezige titularis of het vergeten koppelen van de juiste code aan een opdrachtenpakket (bv. voor het personeel werkingsbudget, coördinatie-opdrachten,…).
2.6.
Welke wijzigingen aan zendingen zijn mogelijk voor het vorige schooljaar?
Een schooljaar eindigt definitief op 31 augustus. Er zijn geen aanpassingen meer mogelijk aan de zendingen van een afgesloten schooljaar. Enkel in uitzonderlijke situaties kan aan een centrum toestemming gegeven worden om nog correcties aan te brengen aan de elektronische meldingen van een vorig schooljaar. Dergelijke wijzigingen dienen daarenboven steeds ter kennis gebracht te worden van het betrokken personeelslid (zie punt 1.1.).
Elke aanpassing van een zending van een afgesloten schooljaar moet, in het licht van de controle op de omkadering, ook meegedeeld worden aan de dossierbehandelaar van het werkstation. Enkel na een goedkeuring door de afdeling hoger en volwassenenonderwijs, zal de dossierbehandelaar deze zendingen verwerken.
3.
Aanwendingsrapport puntenenveloppe
3.1.
Wat is het aanwendingsrapport puntenenveloppe?
Het aanwendingsrapport puntenenveloppe geeft per centrum een overzicht van de aangewende punten voor het lopende schooljaar. De gegevens in het aanwendingsrapport worden gegenereerd uit de elektronische personeelsdossiers. Het aanwendingsrapport is opgevat als een hulpmiddel vanuit de afdeling hoger en volwassenenonderwijs om te voorkomen dat centra het hun toegekende aantal punten voor het schooljaar zouden overschrijden. Per opdracht van een personeelslid zijn volgende gegevens opgenomen in het aanwendingsrapport:
- Stamboeknummer personeelslid
- Naam en voornaam
- Ambt en ambtscode
- Uren prestatie
- Salarisschaal
- Begin- en einddatum opdracht
- Omrekening naar punten en aanrekening
In het aanwendingsrapport wordt onderaan de totale aanrekening qua punten weergegeven. De aanrekening wordt er uitgesplitst per ambt en per salarisschaal.
3.2.
Wanneer wordt het aanwendingsrapport puntenenveloppe opgemaakt?
Het aanwendingsrapport puntenenveloppe wordt door de afdeling hoger en volwassenenonderwijs maandelijks gegenereerd uit de elektronische personeelsdossiers tijdens de week volgend op de liquidatiedatum van die maand. Dit betekent concreet dat de centra telkens een aanwendingsrapport ontvangen tijdens de laatste week van de maand. Het definitieve aanwendingsrapport puntenenveloppe van een schooljaar ontvangen de centra op het einde van de maand september (na de verwerking van de zendingen van augustus). Het is vervolgens dit definitieve rapport dat aanleiding kan geven tot de vaststelling van een overschrijding van het aantal toegekende VTE.
3.3.
Welke opdrachten van personeelsleden worden aangerekend in het aanwendingsrapport puntenenveloppe?
3.3.1.
ATO4- en ATO2-opdrachten vs. ATO1-opdrachten
Het vertrekpunt voor de berekening van de aangewende punten zijn alle betrekkingen die opgenomen worden als vastbenoemde (ATO4) of tijdelijk vacante (ATO2) opdracht door de personeelsleden van het centrum. Betrekkingen binnen de puntenenveloppe kunnen enkel ingericht worden op jaarbasis.
Wanneer een vast benoemd of een tijdelijk personeelslid in een vacante betrekking afwezig is voor de duur van een volledig schooljaar, kan dit personeelslid binnen de puntenenveloppe eventueel vervangen worden in een ander ambt. Op dat ogenblik worden niet de punten van de titularis, maar wel de punten van de vervanger in rekening gebracht. Op het aanwendingsrapport worden dan ook tevens deze ATO1-opdrachten weergegeven.
3.3.2.
Personeel werkingsbudget
Centra kunnen naast hun organieke middelen, ook betrekkingen inrichten op basis van eigen middelen (zie Omzendbrief PERS/2012/08 - Aanwending van het werkingsbudget voor aanwerving van personeel). Aangezien deze betrekkingen niet worden gefinancierd of gesubsidieerd door het Ministerie van Onderwijs en Vorming komen deze niet voor op het aanwendingsrapport. De afdeling hoger en volwassenenonderwijs staat echter wel in voor de bezoldiging van deze personeelsleden. De loonkost voor de ingerichte betrekkingen wordt aan de betrokken centrumbesturen twee maal per jaar teruggevorderd.
3.3.3.
Vacant verklaarde betrekkingen na 24 maanden langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen
Het deel van de vast benoemde opdracht waarvoor een personeelslid een langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen (LVVPmed) opneemt, wordt na een periode van 24 maanden een vacante betrekking (zie Omzendbrief PERS/2007/07 - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding). De opdrachten gemeld in het elektronisch personeelsdossier als vacant verklaard na een periode van 24 maanden LVVPmed worden dan ook niet opgenomen in het aanwendingsrapport.
3.3.4.
Cao III middelen
Tijdens de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 augustus 2019 kunnen er bijkomende betrekkingen ingericht worden met de aan de centra toegekende middelen (“cao III-middelen”) n.a.v. de uitrol van het decreet rechtspositie basiseducatie (zie Omzendbrief VWO/2011/01 - De erkenning en financiering of subsidiëring van de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor basiseducatie). Indien er met deze middelen een betrekking wordt ingericht binnen de puntenenveloppe, dan wordt deze betrekking niet opgenomen in het aanwendingsrapport.
3.3.5.
Niet-organieke financiering of subsidiëring
Naast de organieke puntenenveloppe ontvangen centra ook niet-organieke middelen. De aanstellingen die op basis van deze middelen gebeuren worden niet in rekening gebracht voor de aanwending van de puntenenveloppe.
Het betreft volgende middelen:
- Aanvullende middelen Nederlands Tweede Taal in het kader van de vluchtelingencrisis
- Eventuele andere projectfinancieringen of –subsidiëringen
Omwille van het tijdelijke karakter ervan, kan een centrum in deze niet-organieke punten geen vacantverklaringen doen en/of een vaste benoeming uitspreken. Indien een vast benoemd personeelslid dergelijke opdracht opneemt, dient dit te gebeuren via een verlof TAO (zie Omzendbrief PERS/2014/01 – Administratieve en geldelijke toestand van vast benoemde personeelsleden die tijdelijk belast worden met een andere opdracht – TAO) of via een bijkomende tijdelijke aanstelling.
3.3.6.
Samenvattend
Samenvattend worden volgende betrekkingen in aanmerking genomen voor de controle op de aanwending van de puntenveloppe:
Worden in rekening gebracht | Worden niet in rekening gebracht |
- Betrekkingen als vastbenoemde opdracht [ATO4]
- Betrekkingen als tijdelijk vacante opdracht [ATO2]
- Betrekkingen als tijdelijk niet-vacante opdracht [ATO1] voor zover het een vervanging betreft van een afwezige titularis voor een volledig schooljaar in een ander ambt
| - Vervangingsopdrachten [ATO1] in zoverre het een vervanging betreft in hetzelfde ambt
- Puntenenveloppe Nederlands Tweede taal vluchtelingencrisis [OOM-code 22]
- Personeel werkingsbudget [OOM-code 16]
- Vacant verklaarde betrekkingen na 24 maanden LVVPmed [OOM-code 23]
- Ingerichte betrekkingen met de cao III-middelen [OOM-code 24]
|
3.4.
Welke gevolgen zijn er verbonden aan het aanwendingsrapport puntenenveloppe?
Aan het aanwendingsrapport op zich zijn geen gevolgen verbonden. Het geldt als hulpmiddel voor de centra om de stand van zaken te kennen van hun aangewende punten.
Wanneer echter op het einde van het schooljaar uit het aanwendingsrapport blijkt dat een centrum het aantal toegekende punten overschrijdt, is het betrokken centrumbestuur onderhevig aan financiële sancties. Het aantal punten dat een centrum in overschrijding gaat, zal op dat ogenblik worden teruggevorderd van het centrumbestuur.
3.5.
Welke wijzigingen aan zendingen zijn mogelijk tijdens het schooljaar?
Tijdens een schooljaar kan een centrum noodzakelijke correcties aanbrengen aan de elektronische opdrachtpakketten van de personeelsleden. Er dient echter steeds rekening gehouden te worden met de verplichtingen die rusten op de werkgever voor het correct en tijdig melden van de aanstellingen (zie punt 1.). Daarenboven dient steeds rekening gehouden te worden met het feit dat aanstellingen binnen de puntenenveloppe gebeuren op jaarbasis. In principe zullen retroactieve wijzigingen dan ook hoofdzakelijk betrekking hebben op foutieve formele aspecten. Voorbeelden hiervan zijn het vergeten koppelen van de vervanger aan de afwezige titularis of het vergeten koppelen van de juiste code aan een opdrachtenpakket (bv. voor het personeel werkingsbudget, cao III-midddelen,…).
3.6.
Welke wijzigingen aan zendingen zijn mogelijk voor het vorige schooljaar?
Een schooljaar eindigt definitief op 31 augustus. Er zijn geen aanpassingen meer mogelijk aan de zendingen van een afgesloten schooljaar. Enkel in uitzonderlijke situaties kan aan een centrum toestemming gegeven worden om nog correcties aan te brengen aan de elektronische meldingen van een vorig schooljaar. Dergelijke wijzigingen dienen daarenboven steeds ter kennis gebracht te worden van het betrokken personeelslid (zie punt 1.1.).
Elke aanpassing van een zending van een afgesloten schooljaar moet, in het licht van de controle op de omkadering, ook meegedeeld worden aan de dossierbehandelaar van het werkstation aan de hand van het daarvoor ontworpen sjabloon. Enkel na een goedkeuring door de afdeling hoger en volwassenenonderwijs van de op het sjabloon vermelde gegevens, zal de dossierbehandelaar deze zendingen verwerken.
4.
Aanwending coördinatie-opdrachten
4.1.
Principes aanwending coördinatie-opdrachten
4.1.1.
Regelgeving met betrekking tot het inrichten van coördinatie-opdrachten
Na onderhandeling in het lokale comité is elk centrumbestuur vrij zijn toegekende omkadering over de opleidingen heen aan te wenden. Een centrumbestuur kan hierbij beslissen om een deel van zijn VTE aan te wenden voor het lesvrij maken van leraren voor het vervullen van onderwijsopdrachten. Er is geen maximumpercentage bepaald voor het inrichten van deze opdrachten. Het centrum legt in het lokaal comité vast welke opdrachten er als een onderwijsopdracht kunnen beschouwd worden.
Daarnaast kan een centrum maximaal 3 percent van zijn VTE aanwenden voor ‘andere opdrachten’ dan onderwijsopdrachten. Hiervoor stelt het centrumbestuur een lijst op van taken die als ‘andere opdracht’ kunnen worden beschouwd (bv. het inschakelen van leraren in administratieve opdrachten). Het maximumpercentage van 3 percent voor de ‘andere opdrachten dan onderwijsopdrachten’ kan enkel worden overschreden indien hierover een akkoord wordt bereikt in het lokale comité.
4.1.2.
Berekening van de 3%-norm
De berekening van de 3%-norm voor de ‘andere opdrachten dan onderwijsopdrachten’ gebeurt aan de hand van de basisomkadering die aan een centrum wordt toegekend.
Komen in aanmerking voor berekening 3% | Komen niet in aanmerking voor berekening 3% |
- De aan het centrum toegekende VTE voor het schooljaar op basis van de lesurencursist van de afgesloten referteperiode
| - Overgedragen VTE van een ander centrum
- Overgedragen VTE van het vorige schooljaar
- VTE Nederlands Tweede Taal in het kader van de vluchtelingencrisis
- VTE projectfinanciering en –subsidiëring gecombineerd onderwijs
- Eventuele andere projectfinanciering of –subsidiëring
|
Het is van groot belang dat een centrum vóór de start van het schooljaar zekerheid heeft over het aantal ‘andere opdrachten dan onderwijsopdrachten’ die binnen de 3%-norm vallen. Daarom berekent de afdeling hoger en volwassenenonderwijs jaarlijks het aantal VTE binnen deze norm. De berekening hiervan is gebaseerd op de hoger vermelde principes en wordt jaarlijks vermeld op de dienstbrief.
4.2.
Elektronische meldingen van coördinatie-uren
Zowel de ‘coördinatie onderwijsopdracht’ als de ‘coördinatie andere opdracht’ moeten gemeld worden aan de afdeling hoger en volwassenenonderwijs in de elektronische opdrachtzendingen van de personeelsleden.
| Code in EPD |
- coördinatie-uren onderwijsopdracht
| 886 |
- coördinatie-uren andere opdracht
| 977 |
4.3.
Coördinatie-uren en het aanwendingsrapport VTE
De door een centrum ingerichte coördinatie-uren hebben een specifieke vermelding in het aanwendingsrapport VTE. Tevens wordt het totaal aantal coördinatie-opdrachten weergegeven in het overzicht bovenaan het excel-document. Dit laat toe aan de centra om na te gaan of hun coördinatie-opdrachten correct gezonden zijn in de elektronische personeelsdossiers.
4.4.
Controle op de aanwending van coördinatie-opdrachten
De centra bij wie op het einde van een schooljaar uit de aanwendingsrapporten blijkt dat zij meer dan 3 percent van hun VTE aanwenden voor ‘andere opdrachten dan onderwijsopdrachten’ zullen hierover een bericht ontvangen van de afdeling hoger en volwassenenonderwijs. In dit bericht zal het protocol van akkoord van het bevoegde lokale comité dat toestemming geeft tot overschrijding van de 3%-norm worden opgevraagd. Dit protocol wordt gecontroleerd op zijn formele aspecten.
Indien uit dit protocol blijkt dat er inderdaad een akkoord was tot overschrijding van de norm, stelt er zich geen probleem.
Indien echter uit het protocol niet blijkt dat er een akkoord was over de overschrijding van de 3%-norm, zal de afdeling hoger en volwassenenonderwijs de vertegenwoordigers/geledingen van de sociale partners op de hoogte brengen met het oog op de mogelijke inschakeling van het bevoegde bemiddelingsorgaan.