Bekwaamheidsbewijzen in het buitengewoon secundair onderwijs

  • referentie
    SO/2013/01
  • publicatiedatum
    4/7/2013
  • datum laatste wijziging
    05/07/2023
  • wettelijke basis
    Besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldiging in het buitengewoon onderwijs
  • opheffing
    PERS/2012/04, SO/2010/03 (pers), NO/2009/03, SO/2008/07, SO/2007/07 (pers), PERS/2006/07, PERS/2005/16, PERS/2003/09, PERS/2002/11
  • contact
    Uw werkstation
  • De voorliggende omzendbrief coördineert de verschillende tot nu toe verschenen omzendbrieven rond het thema bekwaamheidsbewijzen buitengewoon secundair onderwijs.
  • De omzendbrief bestaat uit een algemeen gedeelte (punt 1 t.e.m. 4), een specifiek gedeelte met de aandachtspunten voor het schooljaar 2019-2020 (punt 5) en een archiefgedeelte (punt 6) waarin de aandachtspunten van de voorbije schooljaren zoals die in de verschillende omzendbrieven opgenomen waren, gebundeld zijn. In punt 7 is de link naar de online toepassing BBSO opgenomen. In punt 8 ten slotte wordt voor een aantal studiebewijzen uit het secundair volwassenenonderwijs de rangschikking meegegeven. Onder punt 5 worden de wijzigingen toegelicht die gelden vanaf het schooljaar 2021-2022. Met ingang van 1 september 2021 beperken die zich tot het nieuwe ambt van ICT-coördinator. Hiervoor zijn ook overgangsmaatregelen voor het bekwaamheidsbewijs nodig. Met ingang van 1 januari 2022 wordt ook voorzien in een loonsverhoging voor de directies – meer uitleg hierover onder punt 5.2. Daarvoor worden de bestaande salarisschaalcodes bij de directieambten in nieuwe salarisschaalcodes gewijzigd. 

1. Inleiding

Het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldiging in het buitengewoon onderwijs wordt regelmatig geactualiseerd. In deze omzendbrief vindt u de wijzigingen die betrekking hebben op het buitengewoon secundair onderwijs.

Deze omzendbrief vervangt de verschillende omzendbrieven die de laatste jaren rond de bekwaamheidsbewijzen voor het buitengewoon secundair onderwijs verschenen zijn.

2. Toepassingsgebied van deze omzendbrief

Deze omzendbrief is van toepassing op:

- de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de instellingen voor buitengewoon secundair onderwijs met volledig leerplan, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap (met uitzondering van de leraren godsdienst: zie hiervoor de omzendbrief PERS/2012/03 bekwaamheidsbewijzen van de leermeesters godsdienst en de godsdienstleraar).

- de leden van het ondersteunend personeel van de instellingen voor buitengewoon secundair onderwijs met volledig leerplan, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap;

- de leden van het paramedisch personeel, het sociaal personeel, het orthopedagogisch personeel, het psychologisch personeel en het medisch personeel van de instellingen voor buitengewoon secundair onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap;

- de leden van de selectie- en bevorderingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel in type 5-scholen gehecht aan een universitair ziekenhuis of een residentiële setting.

Deze omzendbrief is niet meer van toepassing op de leden van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel van de internaten, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. Hiervoor raadpleegt u de omzendbrief Onderwijsinternaten (GD/2023/02).

3. Inhoud van deze omzendbrief 

Deze omzendbrief omvat vier onderdelen. Een algemeen gedeelte over de bekwaamheidsbewijzen (punt 1-4) handelt over de algemene principes en verzamelbenamingen. Een specifiek gedeelte (punt 5) attendeert u op de recente vernieuwingen en aandachtspunten voor het schooljaar 2019-2020. De aandachtspunten van de vorige schooljaren zijn gebundeld in het archiefgedeelte (punt 6).

Ten slotte vindt u in punt 7 de bekwaamheidsbewijzen voor het buitengewoon secundair onderwijs online en in punt 8 een overzicht dat de rangschikking van een aantal in het secundair volwassenenonderwijs uitgereikte certificaten geeft.

4. De bekwaamheidsbewijzen in het buitengewoon secundair onderwijs

4.1. Wat is een bekwaamheidsbewijs?

De Vlaamse Regering bepaalt de bekwaamheidsbewijzen die toegang verlenen tot de ambten in het buitengewoon secundair onderwijs en, voor de leraar beroepsgerichte vorming, tot de specialiteiten. Als bekwaamheidsbewijs geldt een basisdiploma, eventueel aangevuld met een diploma van leraar of een bewijs van pedagogische bekwaamheid en eventueel aangevuld met de vereiste erkende nuttige ervaring.  In een aantal gevallen bestaat het bekwaamheidsbewijs enkel uit erkende nuttige ervaring.  De Vlaamse Regering kan voor elk ambt en elke specialiteit ‘vereiste’, ’voldoende geachte’ en ‘andere’ bekwaamheidsbewijzen vastleggen.

4.2. Wie reikt het bekwaamheidsbewijs uit?

De studiebewijzen die deel uitmaken van het bekwaamheidsbewijs moeten in principe uitgereikt zijn door een Belgische onderwijsinstelling of examencommissie. Ze kunnen eveneens uitgereikt zijn na het volgen van een opleiding die door wet of decreet gelijkgesteld is met een opleiding aan een Belgische universiteit of een door de staat of door de gemeenschap georganiseerde, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstelling.

In het kader van de leertijd kunnen vanaf 1 september 2008 in het deeltijds beroepssecundair onderwijs het getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs (beroepssecundair onderwijs), het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs (beroepssecundair onderwijs) en het diploma secundair onderwijs (beroepssecundair onderwijs) uitgereikt worden.

Daarenboven kunnen in het kader van de leertijd de erkende centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen (Syntra) een aantal studiebewijzen van secundair onderwijs afleveren, waarvan sommige in aanmerking genomen worden voor indienstttreding in het onderwijs. Concreet gaat het om:

- het getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs (beroepssecundair onderwijs);

- het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs (beroepssecundair onderwijs)

- het diploma van secundair onderwijs (beroepssecundair onderwijs).

Daarnaast heeft de erkende instantie niet-confessionele zedenleer, zoals bedoeld in het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, de bevoegdheid om de attesten uit te reiken die opgenomen zijn in de bijlage voor leraar niet-confessionele zedenleer, ter aanvulling van het basisdiploma. Ook de hoofden van de erediensten kunnen studiebewijzen uitreiken. Zie hiervoor eveneens de omzendbrief PERS/2012/03 .

4.3. Het stelsel van bekwaamheidsbewijzen

De bekwaamheidsbewijzen worden ingedeeld als volgt:

Vereiste bekwaamheidsbewijzen (VE)

Wie voor een ambt of een specialiteit een vereist bekwaamheidsbewijs heeft, is specifiek opgeleid om dat ambt of die specialiteit uit te oefenen. In de personeelscategorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel, moet het personeelslid steeds over een bewijs van pedagogische bekwaamheid beschikken. Een bewijs van pedagogische bekwaamheid geeft aan dat de houder ervan een pedagogische opleiding heeft gevolgd. De basisdiploma's van kleuteronderwijzer, onderwijzer, GLSO, GVSO-groep 1, de bachelors in het onderwijs en de nieuwe educatieve bachelors in het kleuteronderwijs, in het lager onderwijs en in het secundair onderwijs, maar ook de educatieve master en het educatief graduaat in het secundair onderwijs gelden tegelijkertijd als bewijs van pedagogische bekwaamheid.

Voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen (VO)

Wie voor een ambt of een specialiteit een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs heeft, is niet specifiek voor dat ambt of die specialiteit opgeleid. Wel moet het personeelslid in de personeelscategorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel ook hier telkens over een bewijs van pedagogische bekwaamheid beschikken. Het schoolbestuur kan bij een aanwerving vrij kiezen tussen kandidaten met een vereist bekwaamheidsbewijs of kandidaten met een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs.

Andere bekwaamheidsbewijzen (AND)

Aan personen met een 'ander' bekwaamheidsbewijs, wordt tijdelijk een financiering of subsidiëring verleend.

Een schoolbestuur moet voorrang verlenen aan kandidaten met een vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs. Het kan enkel kandidaten met een ‘ander’ bekwaamheidsbewijs aanwerven bij wijze van tijdelijke uitzonderingsmaatregel. Daarbij moet het schoolbestuur aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten op eer verklaren dat het niet mogelijk was om een houder van een vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs aan te werven.

(Zie omzendbrief: Indiensttreding van een tijdelijk personeelslid in het onderwijs: mededeling aan het ministerie van Onderwijs en Vorming referentie : PERS/2005/09 van 29/06/2005.)

Het schoolbestuur hoeft die verklaring op eer niet af te leggen:

- wanneer de aanstelling van het personeelslid met een ‘ander’ bekwaamheidsbewijs zich beperkt tot een aanstelling van maximaal 97 dagen;

- wanneer het personeelslid over een vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs zou beschikken indien het ook in het bezit zou zijn van een bewijs van pedagogische bekwaamheid. Deze periode is gelijk aan de minimumduur nodig om een bewijs van pedagogische bekwaamheid te behalen, vermeerderd met één schooljaar. De bedoelde periode loopt vanaf de eerste september volgend op de datum van de eerste aanstelling in het buitengewoon secundair onderwijs.

Als het schoolbestuur een personeelslid met een ander bekwaamheidsbewijs aanstelt buiten de twee bovenvermelde gevallen, kan een personeelslid dat een vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs bezit en dat zich voor het betrokken ambt kandidaat heeft gesteld, verhaal aantekenen bij het schoolbestuur. Meer informatie hierover vindt u terug in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldiging in het buitengewoon onderwijs.

De aanstelling van een personeelslid dat een ander bekwaamheidsbewijs heeft, is beperkt tot het lopende schooljaar. Het personeelslid kan eventueel het volgende schooljaar opnieuw aangesteld worden op basis van een ander bekwaamheidsbewijs als opnieuw aan de hierboven vermelde voorwaarden is voldaan.

Zolang het personeelslid een ander bekwaamheidsbewijs heeft, kan het geen tijdelijke aanstelling van doorlopende duur of vaste benoeming verwerven. De salarisschaal is lager dan bij de vereiste en voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen.

4.4. Regeling voor buitenlandse diploma’s en studiegetuigschriften

Buitenlandse studiebewijzen moeten erkend worden door Naric-Vlaanderen om als een bekwaamheidsbewijs te kunnen gelden.

Er bestaan twee grote systemen:

- de academische erkenning van buitenlandse diploma’s;

- de professionele erkenning (EER-leerkrachten).

4.5. Regeling voor diploma’s behaald in de Franstalige Gemeenschap

De diploma’s uitgereikt door erkende onderwijsinstellingen in de Franse Gemeenschap van België zijn evenwaardig met de overeenkomstige diploma’s die erkende onderwijsinstellingen in Vlaanderen uitreiken. Er is dus geen beslissing tot gelijkwaardigheid nodig voor een diploma van de Franse Gemeenschap in Vlaanderen.

4.6. Het bekwaamheidsbewijs als bewijs van de vereiste taalkennis van het Nederlands

Vanaf 1 september 2009 is het gehele stelsel van taalkennisvoorwaarden om een betrekking in het onderwijs te kunnen uitoefenen en in aanmerking te komen voor een salaris(toelage) herzien en is het Europees Referentiekader voor Talen van toepassing. Uitgebreide informatie hierover vindt u in de omzendbrief Vereiste taalkennis bij een aanstelling in het onderwijs (PERS/2010/01) .

4.7. Hoe het besluit en de bijlagen gebruiken?

De bekwaamheidsbewijzen zijn per ambt opgenomen in de bijlagen van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990. Voor de leraar in OV 3 is daarenboven nog een opsplitsing gemaakt naargelang de specialiteit. U kunt de bekwaamheidsbewijzen raadplegen in de online toepassing bekwaamheidsbewijzen buitengewoon secundair onderwijs online

4.7.1.  Basisdiploma’s

Het overzicht van de aanvaarde basisdiploma’s vindt u terug in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldiging in het buitengewoon onderwijs.

Deze lijst bevat een reeks studiebewijzen die gerangschikt zijn volgens niveau en gaan van de diploma’s uitgereikt in overeenstemming met de wetgeving op de academische graden tot de studiebewijzen van het niveau lager secundair onderwijs.

Het komt voor dat voor een ambt geen specifiek studiebewijs wordt gevraagd, maar een ‘algemeen diplomaniveau’, al dan niet aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid. Welke studiebewijzen tot een dergelijke verzamelbenaming behoren, kunt u terugvinden in artikel 8 van het besluit.

4.7.2.  Bewijs van pedagogische bekwaamheid (BPB)

De bewijzen van pedagogische bekwaamheid die gelden in het buitengewoon secundair onderwijs, zijn strikt omschreven in artikel 4, §2 van het besluit.

Zoals opgenomen in artikel 4, §5 van het besluit worden een aantal diploma’s en studiebewijzen echter enkel als bewijs van pedagogische bekwaamheid erkend, indien zij ten laatste in het academiejaar 2014-2015 uitgereikt werden. Meer informatie hierover vindt u onder punt 6, aandachtspunten schooljaar 2015-2016.

4.7.3.  Nuttige ervaring als onderdeel van het bekwaamheidsbewijs

Bij studiebewijzen van het niveau secundair onderwijs of van een lager onderwijsniveau, of wanneer het personeelslid geen erkend studiebewijs heeft, is het steeds noodzakelijk dat het personeelslid beschikt over minimaal 3 jaar erkende nuttige ervaring. Meer informatie hierover vindt u in de omzendbrief betreffende de erkenning van diensten als nuttige ervaring (referentie 13/CB/SG/WVB/4). 

4.7.4.  Bekwaamheidsbewijzen buitengewoon secundair onderwijs online

De bijlagen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldiging in het buitengewoon onderwijs sommen per ambt en, voor de leraar beroepsgerichte vorming, per specialiteit de bekwaamheidsbewijzen op. U kunt deze overzichten online raadplegen via de website Onderwijs en Vorming en meer specifiek via buitengewoon secundair onderwijs online. Een toelichting over de mogelijkheden van het programma vindt u in de bijhorende handleiding.

De onlinetoepassing bestaat uit vier onderdelen. U kunt ofwel vanuit de ambten (behalve het ambt van leraar) opzoeken welke bekwaamheidsbewijzen voor die ambten gelden. U kunt ook omgekeerd van een bekwaamheidsbewijs vertrekken en nagaan tot welke ambten die bekwaamheidsbewijzen toegang geven.

U kunt ook vanuit het ambt van leraar zoeken welke bekwaamheidsbewijzen gelden bij de ambten van leraar ASV (leraar algemene en sociale vorming) of welke bekwaamheidsbewijzen gelden bij de verschillende specialiteiten van de leraar BGV (leraar beroepsgerichte vorming). Ook hier kunt u omgekeerd opzoeken welk bekwaamheidsbewijs toegang geeft tot het ambt van leraar ASV of tot welke specialiteit van de leraar BGV.

Voor de ambten van het onderwijzend personeel worden bij de vereiste bekwaamheidsbewijzen hoofdzakelijk concrete diploma’s opgenomen, zoals bv. bachelor in het onderwijs: lager onderwijs, GLSO kleding, HOKT biotechnologie + BPB, HSBS renovatie bouw + gehomologeerd getuigschrift HSO + BPB + 3 jaar NE, HSTO vleeswarentechnieken + BPB + 3 jaar NE, kleuteronderwijzer, educatieve bachelor in het secundair onderwijs bedrijfsorganisatie, educatief graduaat in het secundair onderwijs bakkerij, …

Dit geldt eveneens voor de vereiste en voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen van het medisch, orthopedagogisch, paramedisch, psychologisch en sociaal personeel: master in de kinesitherapie, licentiaat pedagogische wetenschappen + BPB, bachelor (PBA) toegepaste psychologie, HOKT ergotherapie, diploma van maatschappelijk assistent optie personeelswerk, diploma in de verpleegkunde (secundair onderwijs), ...

Bij de vereiste bekwaamheidsbewijzen van het bestuurspersoneel en de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen van de specialiteiten BGV geldt meestal een algemeen diplomaniveau, zoals ‘ten minste bachelor + BPB’ of ‘bekwaamheidsbewijs van het niveau secundair onderwijs + BPB + 3 jaar NE’.

Bij de ‘andere’ bekwaamheidsbewijzen wordt steeds gebruik gemaakt van een algemeen diplomaniveau. Deze algemene niveaus worden aangeduid via een aantal verzamelbenamingen. Hieronder vindt u informatie over de belangrijkste verzamelbenamingen.

4.7.4.1. ‘Ten minste master’ 

De term ‘diploma van master’ omvat het diploma van

- een initiële master aansluitend bij een bachelor, eventueel na een schakelprogramma.

Met ingang van 1 september 2013 vallen hier ook onder:

- de master, aansluitend op een master (manama);

- de graden van gediplomeerde in de aanvullende studiën (GAS) en van gediplomeerde in de gespecialiseerde studiën (GGS).

Met ingang van 1 september 2019 wordt hier ook de nieuwe educatieve master onder gerekend.

Onder de definitie 'ten minste master' worden niet alleen de bovenvermelde diploma's van master gerekend, maar ook de diploma’s van licentiaat, arts, burgerlijk en industrieel ingenieur, hoger technisch of hoger kunstonderwijs van de 3e graad met volledig leerplan, enz. Voor het volledige overzicht zie punt 1° tot en met 11° van artikel 7 van het besluit van 31 juli 1990.

4.7.4.2. ‘Ten minste bachelor ‘ 

De term ‘diploma van bachelor’ omvat diploma’s van:

- professioneel gerichte bachelor uitgereikt na het volgen van een initiële bacheloropleiding;

- bachelor, aansluitend op een bachelor (vanaf 1 september 2013);

- academisch gerichte bachelor (vanaf 1 september 2013).

Onder de definitie 'ten minste bachelor' worden in de eerste plaats de bovenvermelde diploma's van bachelor gerekend. Bovendien omvat de verzamelbenaming ook de diploma's van het hoger onderwijs van het korte type (HOKT), de diploma's van gegradueerde (zowel de vroeger uitgereikte als de nu uitgereikte in het hoger beroepsonderwijs en vanaf 1 september 2019 ook de diploma’s van het educatief graduaat in het secundair onderwijs), diploma's van technisch ingenieur, diploma's van hoger kunstonderwijs van de eerste of tweede graad met volledig leerplan, diploma's van een hogere technische leergang van de tweede graad, ...

Ook alle diploma’s die onder de verzamelbenaming ‘ten minste master’ vallen, worden hieronder gerekend. Voor het volledige overzicht zie punt 1° tot en met 42° van artikel 7, van het besluit van 31 juli 1990.

De diploma’s van onderwijzer, kleuteronderwijzer, GLSO en GVSO-groep 1, evenals de … bachelors in het onderwijs en vanaf 1 september 2019 de nieuwe educatieve bachelor in het kleuteronderwijs, in het lager onderwijs en in het secundair onderwijs, maar ook de educatieve master en het educatief graduaat in het secundair onderwijs vallen eveneens onder de verzamelbenaming ‘ten minste bachelor; zij voldoen tezelfdertijd ook aan de definitie van ‘bewijs van pedagogische bekwaamheid’.

Opmerking:

De definitie van 'ten minste bachelor’ omvat niet:

- het diploma of het getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie;

- het getuigschrift van de middelbare technische normaalleergangen of van de pedagogische leergangen, noch het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs voor sociale promotie;

- het pedagogisch getuigschrift uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs.


Bovenvermelde pedagogische diploma's of getuigschriften worden uitgesloten omdat ze niet voldoen aan de minimale norm van 900 lestijden die gesteld wordt om als basisdiploma in aanmerking te komen.

4.7.4.3. ‘Ten minste HSO ‘

Onder deze verzamelbenaming vallen ondermeer alle diploma’s hoger onderwijs, het diploma van kandidaat, het diploma van de 4e graad beroepssecundair onderwijs, het diploma secundair onderwijs, het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs, het certificaat van het volwassenenonderwijs gerangschikt als TSO3 of BSO3, … Voor het volledige overzicht zie zowel punt 1° tot en met 56°bis van artikel 7 als de definities ASBO, HSBO, HSTO en HSKO, die opgenomen zijn in artikel 8 van het besluit van 31 juli 1990.

4.7.4.4. ‘Bekwaamheidsbewijs van het niveau bachelor’

Onder deze verzamelbenaming vallen ondermeer de professioneel gerichte en academisch gerichte bachelors (met inbegrip van de nieuwe educatieve bachelors) en de bachelors-na-bachelor, evenals de diploma’s HOKT, de gegradueerden (zowel de vroeger uitgereikte als de nu uitgereikte in het hoger beroepsonderwijs en vanaf 1 september 2019 ook de diploma’s van het educatief graduaat in het secundair onderwijs), diploma’s van technisch ingenieur, diploma’s hoger kunstonderwijs van de 1e of 2e graad met volledig leerplan, diploma’s van een hogere technische leergang van de 2e graad, …. Voor het volledige overzicht zie punt 12° tot en met 42° van artikel 7, van het besluit van 31 juli 1990.

4.7.4.5. ‘Bekwaamheidsbewijs van het niveau secundair onderwijs ‘

Onder deze verzamelbenaming vallen ondermeer het diploma van de 4e graad beroepssecundair onderwijs, het diploma secundair onderwijs, het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs, het certificaat gerangschikt als TSO3 of BSO3, … Voor het volledige overzicht zie zowel punt 47° tot en met 56°bis van artikel 7 als de definities ASBO, HSBO, HSTO en HSKO, die opgenomen zijn in artikel 8 van het besluit van 31 juli 1990.

4.7.4.6. Andere verzamelbenamingen

Andere verzamelbenamingen, zoals bv. HOKT, HSTO, LSTO, LSBO, … vindt u eveneens terug in artikel 8 van het besluit van 31 juli 1990.

4.7.5. Studiebewijzen van het volwassenenonderwijs

4.7.5.1. Algemene regel

Om als basisdiploma in aanmerking te komen moet voor een studiebewijs uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs (of het vroegere onderwijs voor sociale promotie) de onderwijscyclus ten minste negenhonderd lestijden hebben omvat. Voor bewijzen van pedagogische bekwaamheid uitgereikt in het volwassenenonderwijs (of het vroegere onderwijs voor sociale promotie) geldt een minimum van 450 lestijden.

4.7.5.2. Studiebewijzen van het secundair volwassenenonderwijs

Het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs voorziet voor alle opleidingen secundair volwassenenonderwijs een nieuwe modulaire structuur op basis van een opleidingsprofiel. In overeenstemming hiermee zijn er al vanaf 1 september 2007 studiebewijzen van opleidingen secundair onderwijs in het volwassenenonderwijs afgeleverd zonder vermelding van onderwijsvorm en graad.

De bekwaamheidsbewijzen hanteren momenteel wel nog onderwijsvorm en graad bij studiebewijzen van secundair volwassenenonderwijs, bv. bso3, tso2 enz. Om van de nieuwe studiebewijzen de correcte rangschikking te kennen, wordt een tabel als bijlage bij deze omzendbrief gevoegd waarin de rangschikking van de opleiding staat voor modulaire opleidingen die voor 2011 ingevoerd werden (bijlage 1 bij deze omzendbrief).

Voor de opleidingen die ingevoerd werden na 1 september 2011 is geen rangschikking naar onderwijsvorm en –graad van secundair onderwijs meer voorzien. De studiebewijzen (certificaten en diploma’s) die uitgereikt worden in het modulaire volwassenenonderwijs na het volgen van zo’n nieuwe opleiding die niet meer gerangschikt zijn als bso2, bso3, bso4, tso2 of tso3, kunnen wel in aanmerking genomen worden als een bekwaamheidsbewijs. Zij worden gegroepeerd onder de verzamelbenamingen ‘ten minste HSO’ en ‘bekwaamheidsbewijs van het niveau secundair onderwijs’. Sommige van deze studiebewijzen hebben daarenboven vanaf het schooljaar 2019-2020 voor een aantal specialiteiten binnen het ambt van leraar BGV in OV3 een vereist bekwaamheidsbewijs (zie hiervoor onder punt 6 ‘aandachtspunten schooljaar 2019-2020, punt 2.2).

5. Aandachtspunten schooljaar 2021-2022

5.1. Met ingang van 1 september 2021: nieuw ambt van ICT-coördinator

5.1.1. Bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen

Met ingang van 1 september kan ook in het buitengewoon secundair onderwijs het ambt van ICT-coördinator ingericht worden. Hiervoor worden volgende bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen vastgelegd:

Ten minste master – salarisschaal 501met puntenwaarde 126;

Ten minste bachelor – salarisschaal 301met puntenwaarde 85;

Ten minste HSO – salarisschaal 202 met puntenwaarde 63.

Voor de personeelsleden die in het schooljaar 2020-2021 al taken in ICT-coördinatie uitvoerden en wiens opdracht aan AGODI doorgestuurd werd met vakcode 785, wordt voorzien in een ambtshalve concordantie (zie hiervoor de Mededeling betreffende de ICT-coördinatie, punt 4.6).

5.1.2. Overgangsmaatregel voor het bekwaamheidsbewijs

Specifiek voor het buitengewoon secundair onderwijs wordt daarenboven voorzien in een overgangsmaatregel voor het bekwaamheidsbewijs.

Aan wie wordt de overgangsmaatregel toegekend?

  • Aan de personeelsleden die tijdens het schooljaar 2020-2021 al taken in ICT-coördinatie uitvoerden en wiens opdracht aan AGODI gemeld werd met vakcode785;
  • en die een ambtshalve concordantie gekregen hebben naar het ambt van ICT-coördinator;
  • en bovendien een bekwaamheidsbewijs hebben dat niet voldoet aan het aanstellingsniveau van ‘ten minste HSO’.

Door die overgangsmaatregel kunnen personeelsleden die al taken in ICT-coördinatie uitvoerden tijdens het schooljaar 2020-2021 in een ander ambt, dit ook vanaf het schooljaar 2021-2022 verder blijven doen in het ambt van ICT-coördinator.

Door de overgangsmaatregel worden zij geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van ICT-coördinator.

5.2. Met ingang van 1 januari 2022: loonsverhoging directies

In cao XII is opgenomen dat voor alle directies van het basis-, secundair, deeltijds kunst- en volwassenenonderwijs op termijn een loonspanning van 35% voorzien wordt, vergeleken met het salaris dat de directeur zou ontvangen als leraar in hetzelfde onderwijsniveau.

Met ingang van 1 januari 2022 wordt hiervoor al een eerste opstap voorzien, zodat alle directies buitengewoon secundair onderwijs minimaal 28% meer verdienen dan mochten ze leraar in een secundaire school zijn. De loonspanning van 28% geldt op elke salaristrap. Wanneer er nog geen loonspanning van 28% bereikt werd op een welbepaalde salaristrap, zal het concrete salaris van de directeur stijgen. Voor de gevallen waar deze spanning al gold (vooral bij een lagere geldelijke anciënniteit), heeft deze maatregel geen effect op het concrete loon dat de directeur zal ontvangen.

Wat betekent dit voor u concreet?

Het jaarsalaris van directeur werd op 01/01/2022 vergeleken met dat van leerkracht binnen hetzelfde onderwijsniveau. Wanneer deze verhouding kleiner is dan de minimale loonspanning van 28%, wordt het bruto jaarsalaris meteen verhoogd zodat de minimale loonspanning is gerealiseerd.

In de tabel hieronder vindt u per salarisschaal terug vanaf welke anciënniteit er een effectieve loonsverhoging zal zijn. Op technisch vlak zijn vanaf 1 januari 2022 een aantal nieuwe salarisschaalcodes ingevoerd die de tot dan geldende salarisschaalcodes vervangen.

 

 

 

Met ingang van 01/01/2022 

Met ingang van 01/01/2023 

 

 

Anciënniteit nodig om een loonsverhoging te verkrijgen 

Salarisschaal directeur 

Salarisschaal leerkracht 

28%  

31%  

464 (wordt 764) 

301 

36j 

21j 

348 (wordt 748) 

301 

21j 

9j 

525 (wordt 725) 

501 

13j 

9j 

511 (wordt 711) 

501 

5j 

1j 

Voor een directeur met salarisschaal 464 (764) (bekwaamheidsbewijs ten minste bachelor, zonder lesopdracht) geldt bv. dat er impact zal zijn vanaf 36 jaar anciënniteit

Voor een directeur met salarisschaal 525 (725) (bekwaamheidsbewijs ten minste master, zonder lesopdracht) is dat vanaf 13 jaar anciënniteit.

Voorbeeld: Directeur secundair onderwijs met 17j anciënniteit

Salarisschaal 

Anciënniteit 

Bruto jaarsalaris  

Loonspanning 

April 2022 minimaal 28% 

Januari 2023 minimaal 31% 

Directeur 525 

17j 

                 42.005,70  

26% 

Verhoging tot 28% 

Verhoging tot 31% 

Leerkracht 501 

17j 

                 33.412,20  

  

  

  

Verder willen we nog melden dat de salarisuitbetaling van april 2022 zal bestaan uit twee delen:

  • De berekening voor april 2022 aan de ingevoerde loonspanning van 28 %;
  • Een herziening van januari 2022 tot en met maart 2022 aan de loonspanning.

Omdat het salaris van april 2022 een betaling voor meerdere maanden bevat, kan dit hoger zijn als de volgende maand. De details van de persoonlijke berekening zijn te raadplegen op de salarisbrief.

6. Aandachtspunten van de vorige schooljaren

7. Buitengewoon secundair onderwijs online .

8. Bijlagen