Onderwijsinternaten

  • Deze omzendbrief geeft toelichting bij de regelgeving over de onderwijsinternaten die vanaf 1 september 2023 in voege treedt.
  • Opgelet, niet alle formulieren staan al online. Dit zal gefaseerd gebeuren.

1. Situering

De onderwijsinternaten worden erkend als een volwaardige sector binnen onderwijs.

Het decreet van 16 juni 2023 over de onderwijsinternaten en het besluit van de Vlaamse Regering dat hier uit voort komt, vormen, voor het eerst, een coherent en volwaardig regelgevend kader voor de onderwijsinternaten en hun internen. Dit biedt de besturen, de personeelsleden, de internen en hun ouders een grotere rechtszekerheid.

Het motto "Onderwijsinternaten, een plaats binnen de samenleving", vormt de basis voor de nieuwe regelgeving. Er is oog voor het onderwijsinternaat als organisatie, de fysieke plaats waar jonge mensen zullen verblijven en begeleid worden, maar evenzeer voor de plaats (rol) die het onderwijsinternaat inneemt binnen de samenleving. De nieuwe regelgeving vormt een kader van waaruit onderwijsinternaten de uitdagingen van vandaag en morgen op een adequate en kwaliteitsvolle manier tegemoet kunnen treden.

Er is gekozen om de regelgeving zo sober mogelijk te houden zodat besturen en hun personeel een verreikende beslissingsvrijheid hebben bij de concrete organisatie en uitwerking van hun aanbod.

De belangrijkste speerpunten van de nieuwe regelgeving zijn:

  • één erkenningsvorm: het "onderwijsinternaat" met een eenduidige regelgeving;
  • gelijke situaties worden op een gelijke manier behandeld. Verschillen in omkadering kunnen nog, maar zijn dan gebaseerd op objectieve verschillen (bijvoorbeeld doelgroep en momenten van openstelling);
  • de omkadering wordt uitgedrukt in één eenheid: de omkaderingsrekeneenheden "ORE". Met het pakket ORE en de ruime bekwaamheidsbewijzen heeft het bestuur de mogelijkheid om gediversifieerd personeel aan te trekken en in te spelen op behoeften van personeel en internen. Meer personeelsleden dan vandaag het geval is, zullen onder de decreten rechtspositie vallen omwille van de mogelijkheid tot inkanteling van de contractuele personeelsleden. Er is een verschuiving van de toekenning van werkingsbudget naar de toekenning van omkadering;
  • het referentiekader onderwijsinternaatskwaliteit (RiK), ontwikkeld samen met de sector, krijgt zijn decretale verankering;
  • voor de jongeren van wie het verblijf kadert in de jeugdhulpverlening bevat het decreet de basis om hun toeleiding, aanmelding en benadering op een zo goed mogelijke wijze te laten verlopen. De regeling bevat bescherming van zowel de betrokken jongere als het onderwijsinternaat;
  • voor de opvang op "niet-schooldagen", in het decreet de bijkomende verblijfsdagen genoemd, stappen we over naar een toekenning van omkadering en werkingsmiddelen die nauwer aansluit bij de daadwerkelijke opvang op die bijkomende verblijfsdagen.

Vermits het decreet enkele nieuwe principes introduceert (bijvoorbeeld de invoering van een nieuw financieringsmodel) zijn er heel wat overgangsmaatregelen die de omslag naar de nieuwe regeling vergemakkelijken. Er wordt dan ook aangeraden om bij het lezen van deze omzendbrief de overgangsmaatregelen goed te raadplegen.

2. Opdracht onderwijsinternaten

2.1. Maatschappelijke taak

Een onderwijsinternaat is veel meer dan zijn hotelfunctie (bed, bad, brood). Ouders en internen verwachten dat een onderwijsinternaat de jongeren begeleidt en vormt.

De maatschappelijke verwachting ten aanzien van onderwijsinternaten is het zorgen voor kwaliteitsvol verblijf voor en begeleiding van internen, gericht op hun ontwikkeling en het realiseren van hun schoolloopbaan.

Er zijn twee elementen in deze definiëring die van groot belang zijn:

  • de focus op de schoolloopbaan: er zijn verschillende redenen waarom jongeren op onderwijsinternaat gaan, maar de keuze voor verblijf wordt, in de eerste plaats, gemaakt vanuit het optimale verloop van de schoolloopbaan;
  • de klemtoom op het kwaliteitsvol verblijf: een onderwijsinternaat dient op een veilige en kwaliteitsvolle manier verblijf aan te bieden aan jongeren. Het "kwaliteitsvol verblijf voor en begeleiding van internen" wordt beschreven in het Referentiekader voor internaatskwaliteit (Rik) dat met het nieuwe decreet zijn decretale verankering vindt. Zie ook punt 8.

Alle verdere principes die opgenomen zijn in het decreet en de uitwerking ervan in besluiten van de Vlaamse Regering en omzendbrieven dienen gelezen te worden in het licht van deze opdrachtomschrijving.

2.2. Openstelling

In de openstelling van onderwijsinternaten en de berekening van de omkadering voor die openstelling wordt er een onderscheid gemaakt tussen "gewone verblijfsdagen" en "bijkomende verblijfsdagen".

2.2.1. De gewone verblijfsdagen

Onderwijsinternaten zijn minimaal open de avonden (inclusief de lesvrije halve dagen (meestal) woensdagnamiddag), de nachten en de ochtenden tussen twee schooldagen.

In "doordeweekse" omstandigheden zijn dit de maandag-, dinsdag-, woensdag- en donderdagavond, de respectieve nachten en ochtenden en de woensdagnamiddag.

Na onderhandeling in het bevoegd lokaal comité kan een onderwijsinternaat ook open zijn op:

  • de avond en nacht van en de ochtend na een niet-schooldag: 
    dat is zeer vaak een zondagavond- en nacht, maar dat kunnen ook andere dagen zijn (vakantiedagen en dagen dat de lessen geschorst zijn);
  • de dagen dat de lessen geschorst zijn, tenzij die dag aansluit bij een weekend of vakantieperiode;
  • sommige vakantiedagen voor zover zij niet tijdens of aansluitend aan een weekend of een vakantieperiode vallen:
    • 11 november en 1 mei (Paasmaandag, Hemelvaartsdag, de dag nadien en Pinkstermaandag sluiten altijd aan bij een weekend of een vakantieperiode en vallen dus buiten de regeling);
    • de bijkomende facultatieve vakantiedagen.

Meer informatie vindt u in de volgende omzendbrieven:

Basisonderwijs: omzendbrief Bao/2020/03 van 12/11/2020 (vlaanderen.be)

Secundair onderwijs: omzendbrief SO 74 van 12/06/2001 (vlaanderen.be)

Meer informatie over het bevoegd lokaal comité en wat de bevoegdheden van dit bevoegd lokaal comité zijn, vindt u hier.

2.2.2. De bijkomende verblijfsdagen

Een onderwijsinternaat kan ook open zijn op de bijkomende verblijfsdagen, dat is een keuze dat het bestuur kan maken.

De bijkomende verblijfsdagen zijn de dagen die vallen buiten de gewone verblijfsdagen. Als er internen op de bijkomende verblijfsdagen in het onderwijsinternaat verblijven, kan daar ook omkadering en werkingsbudget voor toegekend worden (zie punt 5.3.4 en 7.2).

Let wel! Er kan maar sprake zijn van een bijkomende verblijfsdag, ook al valt het moment buiten de gewone verblijfsdagen, wanneer er geen verantwoordelijkheid is voor scholen om opvang voor de internen te voorzien.

Zo zijn de momenten dat er hybride onderwijs (afstandsonderwijs) georganiseerd wordt of de "blok-namiddagen" tijdens de examenperiode "geen" bijkomende verblijfsdagen omdat er op die momenten een verantwoordelijkheid rust op de scholen om opvang te voorzien. Deze momenten vallen ook buiten de gewone verblijfsdagen en er rust dan ook geen decretale verplichting op onderwijsinternaten om dan opvang te voorzien.

De studenten van de opleiding verpleegkunde van het hoger beroepsonderwijs, vallen buiten de regeling voor de bijkomende verblijfsdagen. Zie ook punt 5.3.4.3.

3. Internen

Het nieuwe decreet werd in de eerste plaats geschreven voor de kinderen en jongeren die verblijven in een onderwijsinternaat, de internen.

In dit punt gaan we dan ook dieper in op de doelgroep van het onderwijsinternaat, hoe deze zich kan inschrijven op het onderwijsinternaat en hoe de persoonlijke bijdrage geregeld wordt.

3.1. Doelgroep

Vanuit de opdracht om te zorgen voor kwaliteitsvol verblijf voor en begeleiding van internen, gericht op hun ontwikkeling en het realiseren van hun schoolloopbaan zijn onderwijsinternaten in de eerste plaats gericht op jongeren die om klassieke redenen kiezen voor een onderwijsinternaat.

Het gaat dan om overwegingen als "de afstand tot de school", de professionele activiteiten van de ouders waardoor het niet mogelijk is dat de jongere thuis verblijft, … De keuze voor het onderwijsinternaat wordt dus in meeste gevallen gemaakt vanuit het optimale verloop van de schoolloopbaan.

Daarnaast verblijven er in het onderwijsinternaat ook kinderen en jongeren waarvan het verblijf in het onderwijsinternaat kadert binnen de jeugdhulpverlening.

Onderwijsinternaten kunnen voor deze jongeren, vanuit hun eigen werking, een zeer belangrijke rol spelen. Voor deze kinderen en jongeren is er een bijkomende faciliterende regeling uitgewerkt (o.a. met betrekking tot de inschrijving, zie hieronder).

3.2. Inschrijven

3.2.1. Inschrijven algemeen

De regelgeving over inschrijvingen is beperkt tot het concrete verloop ervan.

Voordat een inschrijving kan gebeuren, biedt het bestuur schriftelijk of elektronisch het internaatsreglement aan de betrokken personen aan. Als de betrokken personen dat wensen, geeft het bestuur daarbij toelichting.

De betrokken personen kunnen ook altijd een papieren versie van het internaatsreglement vragen.

De betrokken personen tekenen het internaatsreglement "voor akkoord" voordat de interne ingeschreven kan worden.

De registratie van de inschrijvingen gebeurt in Discimus, zie hiervoor omzendbrief DISCIMUS – Uitwisseling van leerlingengegevens punt 8.

Ook bij een wijziging van het internaatsreglement moet het bestuur de betrokken personen informeren (schriftelijk of elektronisch) en meer duiding geven als de betrokken personen dat wensen. De betrokken personen moeten zich akkoord verklaren met de wijziging. Als de betrokken personen niet akkoord zijn met de wijziging, wordt de inschrijving van de interne beëindigd vanaf het einde van het lopende schooljaar.

3.2.2. Inschrijven internen van wie het verblijf kadert in jeugdhulpverlening

Disclaimer: De regelingen met betrekking tot het afsprakenkader en ondersteuningsplan zijn onder voorbehoud van definitieve goedkeuring van het ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering over het afsprakenkader en ondersteuningsplan.

Naast de internen die in het onderwijsinternaat verblijven vanuit een loutere onderwijsoverweging zijn er ook internen van wie het verblijf in het onderwijsinternaat kadert in jeugdhulpverlening.

Het onderwijsinternaat kan een uitermate belangrijke rol spelen voor deze jongeren.

Om de toeleiding, aanmelding en de verdere benadering van deze internen zo optimaal mogelijk te laten verlopen, wordt er bij de inschrijving van deze jongeren een bijkomende stap gezet.

Onderwijsinternaten, ouders, internen en actoren binnen Welzijn maken "voor" de inschrijving in het onderwijsinternaat afspraken over de opvolging van de jongere, het verloop van het verblijf in het onderwijsinternaat en eventuele evoluties in de zorgvraag en de ondersteuning van de interne.

Op deze manier wordt er gestreefd naar een kwaliteitsvolle aanmelding. Het resultaat van deze kwaliteitsvolle aanmelding is een "afsprakenkader en ondersteuningsplan" dat opgemaakt wordt tussen de jongere, de ouders, het onderwijsinternaat, de betrokken jeugdhulpaanbieders, eventueel een vertegenwoordiger van het samenwerkingsverband "één gezin, één plan" en in voorkomend geval, de sociale dienst van de Jeugdrechtbank. Indien nodig kan het CLB van de school waar de jongere is ingeschreven, betrokken worden vanuit zijn opdracht om leerlingen te begeleiden in hun functioneren op school en in de maatschappij en vanuit zijn functie brede instap.

Om onderwijsinternaten en jeugdhulpactoren te helpen bij het volgen van een kwaliteitsvolle aanmelding en het komen tot een afsprakenkader en ondersteuningsplan, werd de kadertekst "een doorgedreven samenwerking tussen onderwijsinternaten en welzijn voor kinderen en jongeren van wie het verblijf kadert in de jeugdhulpverlening" opgesteld. Deze kadertekst bevat basisprincipes voor de samenwerking tussen onderwijsinternaten en welzijnsactoren en een aantal inspirerende praktijken.

Het afsprakenkader en ondersteuningsplan is één document. Dit document bevat minstens de afspraken over de opvolging van de jongere, de ondersteuning van de interne en het onderwijsinternaat vanuit één of meerdere welzijnsactoren door de inzet van personeel en middelen en de wijze waarop de evolutie in de zorgvraag opgevolgd wordt.

Mogelijke trajecten voor jongeren die in kader van de jeugdhulpverlening verblijven in een onderwijsinternaat

Voor jongeren die in kader van de jeugdhulpverlening verblijven in een onderwijsinternaat, worden drie mogelijke trajecten opgesteld.

Traject 1 wordt gevolgd voor jongeren waarbij het verblijf in het onderwijsinternaat op zich voldoende beantwoord aan de ondersteuningsnoden van de jongere en zijn context.

Traject 2 wordt gevolgd voor jongeren bij wie louter een verblijf in een onderwijsinternaat onvoldoende is en er een bijkomende nood is tot ondersteuning.

Traject 3 wordt gevolgd voor jongeren bij wie de situatie in traject 2 vastloopt of voor jongeren die in afwachting van een plek in een welzijnsvoorziening tijdelijk in een onderwijsinternaat verblijven. Voor deze jongeren is een heroriëntering naar een andere setting dan het onderwijsinternaat vereist. In afwachting hiervan voorzien welzijnsactoren in een substantiële bijkomende ondersteuning van het onderwijsinternaat.

Voor jongeren die traject 1 volgen zal het afsprakenkader en ondersteuningsplan beperkt zijn tot het maken van afspraken over:

  • de contactgegevens van het onderwijsinternaat, de ouders en betrokken jeugdhulpaanbieders;
  • de zorgen, krachten en doelen van de jongere en het onderwijsinternaat gekaderd in de context van de jongere en het onderwijsinternaat;
  • de samenwerking tussen het onderwijsinternaat en jeugdhulpaanbieders, met inbegrip van financiële afspraken;
  • de opvolging van de jongere;
  • het verloop van het verblijf in het onderwijsinternaat, met aandacht voor de weekend- en vakantieregeling buiten het onderwijsinternaat;
  • een eventuele evolutie in de zorgvraag en
  • evaluatiemomenten.

Impact van het afsprakenkader en ondersteuningsplan op de inschrijving

Pas na ondertekening van een "afsprakenkader en ondersteuningsplan" door de jongere, de ouders, het onderwijsinternaat en de betrokken jeugdhulpaanbieders die de afgesproken ondersteuning zullen realiseren en, in voorkomend geval, de sociale dienst, kunnen de betrokken personen het internaatsreglement ondertekenen en kan de interne ingeschreven worden.

Ook als het onderwijsinternaat pas na een gerealiseerde inschrijving kennisneemt van jeugdhulpverlening (gericht op verblijf) die al bestaat op het moment van de inschrijving, wordt alsnog binnen een periode van twintig kalenderdagen een afsprakenkader en ondersteuningsplan opgemaakt en ondertekend. Het onderwijsinternaat neemt hiervoor contact op met het samenwerkingsverband "één gezin, één plan" van de eerstelijnszone waar het internaat zich bevindt. Als er geen afsprakenkader en ondersteuningsplan vastgelegd kan worden, wordt de interne automatisch uitgeschreven.

Als de noodzaak tot jeugdhulpverlening pas ontstaat na de inschrijving van de interne, moet eveneens een afsprakenkader en ondersteuningsplan opgemaakt worden. Het onderwijsinternaat neemt hiervoor contact op met het samenwerkingsverband "één gezin, één plan" van de eerstelijnszone waar het internaat zich bevindt. Als er geen afsprakenkader en ondersteuningsplan vastgelegd kan worden, wordt de inschrijving van de interne beëindigd op 30 juni van het lopende schooljaar.

Het afsprakenkader en ondersteuningsplan wordt geëvalueerd en aangepast als door een wijziging van de hulpvraag van de interne er substantieel meer of minder bijkomende ondersteuning nodig is of als de geboden ondersteuning niet volstaat om aan de ondersteuningsnoden en de ondersteuningsvraag te voldoen. Als er geen afsprakenkader en ondersteuningsplan vastgelegd kan worden, wordt de inschrijving van de interne beëindigd op 30 juni van het lopende schooljaar.

Partners die na bespreking het (gewijzigde) afsprakenkader en ondersteuningsplan niet ondertekenen, moeten dat tegenover de andere partners motiveren.

Impact op de omkadering

Voor alle jongeren die in kader van de jeugdhulpverlening verblijven in een onder-wijsinternaat, ongeacht welk traject er voor hen gevolgd wordt, heeft het hebben van een afsprakenkader en ondersteuningsplan impact op de omkadering van het onder-wijsinternaat (zie 5.omkadering).

3.3. Uitschrijven

Een uitschrijving kan enkel op basis van de volgende in het decreet opgenomen gronden:

  • door de interne of de ouders (de betrokken persoon) wanneer deze zelf beslist de inschrijving te beëindigen, dit gebeurt op eenvoudige vraag;
  • door het bestuur wanneer een wijziging aan het internaatsreglement niet voor akkoord wordt ondertekend door de betrokken personen;
  • door het bestuur als resultaat van een tuchtprocedure;
  • door het bestuur wanneer er geen oversteenstemming gevonden kan worden met de betrokken partijen over de inhoud van een nieuw op te maken of te wijzigen afsprakenkader en ondersteuningsplan (zie punt 3.2.2).

Een bestuur dat een interne uitschrijft, deelt dat schriftelijk of elektronisch aan de betrokken personen mee binnen een termijn van tien kalenderdagen.

3.4. Persoonlijke bijdrage

3.4.1. Geen inschrijvingsgeld

Er kan geen direct of indirect inschrijvingsgeld gevraagd worden.

3.4.2. Mogelijkheid tot het vragen van een waarborg

Het is toegelaten om een redelijke waarborg te vragen die in verhouding staat tot mogelijke risico’s.

3.4.3. Persoonlijke bijdrage in functie van het verblijf (voorheen kostgeld)

3.4.3.1. Algemeen

Het onderwijsinternaat kan een persoonlijke bijdrage (het vroegere kostgeld) vragen voor kosten die verbonden zijn aan het verblijf van de interne.

De persoonlijke bijdrage moet transparant gecommuniceerd worden in het internaatsreglement en dient ook in een redelijke verhouding te staan tot de werkelijke kost.

Er is geen verplichting om sociale maatregelen te voorzien. Onderwijsinternaten zullen wel de mogelijkheid moeten aanbieden om facturen maandelijks te betalen. Deze mogelijkheid tot maandelijkse betaling moet vermeld worden in het internaatsreglement. Op de factuur wordt aangegeven tot wie de betrokken persoon zich kan richten indien die gebruik wil maken van de regeling.

3.4.3.2. Tussenkomst in de persoonlijke bijdrage bij ambulant beroep

Voor de leerplichtige internen die kinderen zijn van ouders met een ambulant beroep is er een tussenkomst in de persoonlijke bijdrage voorzien.

De ouders ontvangen deze bijdrage niet rechtstreeks. Het onderwijsinternaat ontvangt de bijdrage via het werkingsbudget en brengt dat bedrag dan in mindering van de persoonlijke bijdrage die de ouders dienen te betalen.

Het onderwijsinternaat ontvangt een bijkomend werkingsbudget per, op de eerste schooldag van februari van het lopende schooljaar ingeschreven, leerplichtige interne waarvan beide ouders of desgevallend de enige ouder een ambulant beroep uitoefenen.

Als ambulant beroep gelden: de binnenschippers, kermis- en circusexploitanten en -artiesten.

Dit bijkomend werkingsbudget is op jaarbasis:

  • 878,96 euro voor internen uit het basisonderwijs;
  • 1087,43 euro voor internen uit het secundair onderwijs.

Het bijkomend werkingsbudget wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de gezondheidsindex.

Voor elke interne waarvoor een gemeenschapsbijdrage werd aangevraagd, moeten de ouders een aanvraagformulier indienen bij het onderwijsinternaat (u vindt het formulier terug in de bijlagen). De punten A, B en C van deze bijlage worden ingevuld door de ouders van de betreffende interne. In punt D dient het bevoegde gemeentebestuur te verklaren dat de gegevens vermeld onder A en B met de werkelijkheid overeenstemmen.

Deze internen worden geregistreerd in DISCIMUS zoals toegelicht in punt 3.2.1 van deze omzendbrief. De aanvraagformulieren moeten in het archief van het internaat bewaard worden en bij de controle aan de verificatie worden voorgelegd.

3.4.4. Persoonlijke bijdrage andere kosten

Het bestuur kan, naast de persoonlijke bijdrage voor verblijfskosten, een persoonlijke bijdrage vragen voor deelname aan activiteiten of diensten die buiten de normale werking van het onderwijsinternaat vallen.

Die persoonlijke bijdrage moet in redelijke verhouding staan tot de kosten die aan de activiteit of dienst verbonden zijn.

4. Structuur en organisatie van de onderwijsinternaten

In dit deel wordt verder ingegaan op het onderwijsinternaat als instelling, en de manier waarop deze georganiseerd worden.

4.1. Erkenning

Een erkenning als onderwijsinternaat is in de eerste plaats een kwaliteitskenmerk. Daarnaast speelt de erkenning een belangrijke rol bij de verdere financiering en subsidiëring.

4.1.1. Erkenningsvoorwaarden

Om erkend te worden moet een onderwijsinternaat voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • het eerbiedigt in het geheel van de werking de internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen inzake de Rechten van de Mens en van het Kind in het bijzonder en staat open voor alle internen, ongeacht de ideologische, filosofische of godsdienstige opvattingen;
  • het is georganiseerd onder de verantwoordelijkheid van een bestuur;
  • het is gevestigd in gebouwen en lokalen die voldoen aan de voorwaarden voor bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne en die op een aangepaste wijze ingericht worden;
  • het maakt controle door de onderwijsinspectie mogelijk;
  • het komt tegemoet aan de kwaliteitsverwachtingen die opgenomen zijn in het referentiekader internaatskwaliteit;
  • het leeft de bepalingen over de taalregeling in het onderwijs en de taalkennis van het personeel na;
  • het leeft de bepalingen na van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten;
  • het voert een doeltreffend beleid rond middelenmisbruik, met bijzondere aandacht voor het rookverbod.

4.1.2. Procedure

4.1.2.1. De aanvraag

Een bestuur dat voor een onderwijsinternaat een erkenning wil verkrijgen, dient hiervoor een aanvraag in bij AGODI.

De aanvraag gebeurt door middel van het modelformulier in de bijlagen, uiterlijk op 1 april voorafgaand aan de aanvraag.

Deze termijn is een vervaltermijn, waardoor dossiers die na 1 april ingediend zijn, niet ontvankelijk zijn.

4.1.2.2. Erkenning in twee fases

4.1.2.2.1. Voorlopige erkenning

Na een erkenningsaanvraag doet de onderwijsinspectie een onderzoek waarbij wordt nagegaan of het onderwijsinternaat voldoet aan de eerste vier voorwaarden.

Hieromtrent stelt de onderwijsinspectie een advies op dat wordt overgemaakt aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering neemt een beslissing over het aanvraagdossier.

Er zijn hierbij twee mogelijke uitkomsten:

  • het onderwijsinternaat wordt voor één schooljaar voorlopig erkend;
  • er wordt geen voorlopige erkenning toegekend.

Als op 15 juni geen beslissing is meegedeeld aan het bestuur, is de voorlopige erkenning geweigerd.

Een onderwijsinternaat kan dus gedurende één schooljaar voorlopig erkend zijn. In een voorlopig erkend onderwijsinternaat is affectatie, mutatie of vaste benoeming van personeelsleden niet mogelijk.

4.1.2.2.2. Erkenning

In het schooljaar van de voorlopige erkenning onderzoekt de onderwijsinspectie via een doorlichting ter plaatse of het onderwijsinternaat voldoet aan de acht erkenningsvoorwaarden.

De onderwijsinspectie stelt hierover een advies op dat wordt overgemaakt aan de Vlaamse Regering, waarna de Vlaamse Regering de beslissing neemt om het onderwijsinternaat definitief te erkennen of niet.

Als op 15 april geen beslissing is meegedeeld aan het bestuur, is de erkenning geweigerd.

Als een onderwijsinternaat niet erkend wordt, brengt het onderwijsinternaat de ouders of meerderjarige interne zelf op de hoogte.

4.1.2.3. Intrekking erkenning

De Vlaamse Regering kan na advies van de onderwijsinspectie de erkenning van een onderwijsinternaat opheffen.

4.1.3. Onderwijsinternaat, een beschermde benaming

De kwalificatie "onderwijsinternaat" is een kwaliteitslabel. Enkel een erkend onderwijsinternaat kan de benaming onderwijsinternaat dragen.

Het oneigenlijk hanteren van de benaming onderwijsinternaat kan worden bestraft met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 3 maanden en met een boete van 125 tot 500 euro of slechts met één van die straffen.

4.1.4. Vestigingsplaatsen

4.1.4.1. Toestemming

Een onderwijsinternaat kan uit verschillende vestigingsplaatsen bestaan.

Het bestuur kan vrij bepalen op welke vestigingsplaats de administratieve zetel van het onderwijsinternaat wordt gevestigd. Deze vestigingsplaats is de hoofdvestigingsplaats.

Vestigingsplaatsen hebben geen aparte erkenning, de erkenning geldt op het niveau van het onderwijsinternaat. Wel dient er voor het gebruik van een vestigingsplaats een toestemming te zijn.

Als een bestuur bijkomende vestigingsplaatsen wil oprichten of een vestigingsplaats wil verhuizen, moet het bestuur hiervoor een verzoek om toestemming indienen bij AGODI door middel van het modelformulier in de bijlagen, uiterlijk op 1 april van het voorafgaande schooljaar. Deze termijn is een vervaltermijn, waardoor dossiers die na 1 april ingediend zijn, niet ontvankelijk zijn.

De onderwijsinspectie gaat na of de bijkomende vestigingsplaats is gevestigd in gebouwen en lokalen die voldoen aan de voorwaarden voor bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne en die op een aangepaste wijze ingericht zijn.

De onderwijsinspectie brengt hieromtrent een advies uit aan de Vlaamse Regering waarna de Vlaamse Regering beslist of het bestuur toestemming krijgt om de vestigingsplaats te betrekken of niet.

Als op 15 juni geen beslissing is meegedeeld aan het bestuur, is de toestemming geweigerd.

4.1.4.2. Intrekken toestemming

De Vlaamse Regering kan na advies van de onderwijsinspectie de toestemming om een vestigingsplaats te betrekken, opheffen.

4.1.5. Tijdelijke onderbrenging van internen buiten de bekende vestigingsplaatsen

In noodsituaties kan een bestuur tijdelijk internen onderbrengen op een locatie buiten de bekende vestigingsplaatsen.

Het bestuur moet dit melden aan AGODI uiterlijk op het tijdstip waarop de tijdelijke onderbrenging in gebruik wordt genomen.

In de melding verklaart het bestuur dat tijdelijke onderbrenging is gevestigd in gebouwen en lokalen die voldoen aan de voorwaarden voor bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne en die op een aangepaste wijze ingericht worden. Ook vermeld het bestuur de reden voor het gebruik van de tijdelijke onderbrenging.

De onderwijsinspectie gaat binnen drie maanden na de melding na of de tijdelijke onderbrenging is gevestigd in gebouwen en lokalen die voldoen aan de voorwaarden voor bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne en die op een aangepaste wijze ingericht zijn.

4.2. Overheveling van het ene naar het andere bestuur

Besturen kunnen een onderwijsinternaat of een vestigingsplaats overhevelen naar een ander bestuur.

Elke overheveling maakt het voorwerp uit van onderhandeling in het bevoegd lokaal comité, zowel van het overhevelende als van het ontvangende bestuur.

De overheveling van een onderwijsinternaat of een vestigingsplaats naar een ander bestuur vindt in één keer plaats en heeft uitwerking op 1 september die volgt op de melding bij AGODI. Die melding moet gebeuren vóór 1 april aan de hand van het modelformulier in de bijlagen.

Meer informatie over de personeelsgevolgen die met een overheveling van zowel het onderwijsinternaat zelf als de vestigingsplaats gepaard gaan, vindt u in de bijlagen.

4.3. Fusie van onderwijsinternaten

Twee of meer onderwijsinternaten kunnen fusioneren. De fusie vindt plaats door een van de volgende samenvoegingen:

1° door de vorming van één nieuw onderwijsinternaat, waarbij twee of meer onderwijsinternaten worden afgeschaft;

2° door de samenvoeging van twee of meer onderwijsinternaten, waarbij één onderwijsinternaat blijft bestaan dat het andere opslorpt.

Elke fusie maakt het voorwerp uit van onderhandeling in het bevoegd lokaal comité van alle betrokken onderwijsinternaten.

Een fusie van onderwijsinternaten heeft uitwerking op 1 september die volgt op de melding bij AGODI. Die melding moet gebeuren vóór 1 april aan de hand van het modelformulier in de bijlagen.

Meer informatie over de personeelsgevolgen die met een fusie gepaard gaan, vindt u in de bijlagen.

Zie ook punt 11 overgangsmaatregelen.

4.4. Werking van een onderwijsinternaat

4.4.1. Internaatsreglement

4.4.1.1. Algemeen

Het bestuur van een onderwijsinternaat stelt een internaatsreglement op. Dit bevat minstens de volgende elementen:

  • de missie en de visie van het onderwijsinternaat;
  • de status van de erkenning (voorlopige erkenning of een gewone erkenning);
  • de juridische aard en samenstelling van het bestuur en de wijze waarop de betrokken personen ermee in contact kunnen komen;

  • de algemene organisatie, met minimaal:
    • de momenten waarop het onderwijsinternaat open is, met inbegrip van de regeling bij hybride onderwijs;
    • het aanbod aan activiteiten, met minimaal de studiebegeleiding;
    • het gebruik van het Nederlands;
    • de indeling in leefgroepen (of andere organisatievormen);
    • het gebruik van kamers en zalen;
    • het gebruik van elektrische apparaten;
    • de momenten van aankomst en vertrek;
    • de bezoekregeling;
    • de richtlijnen over afwezigheden;
    • de regels over opvang overdag, bij ziekte;
    • het beleid rond middelenmisbruik, met bijzondere aandacht voor het rookverbod;

  • de onderlinge relatie tussen het onderwijsinternaat, de interne en de betrokken personen, met minimaal:
    • wederzijdse afspraken over oudercontact, studie, welbevinden en sociaal contact;
    • afspraken over informatie-uitwisseling, met het oog op de begeleiding van de interne als leerling van een school, tussen internen, ouders, onderwijsinternaten en derden, zoals de school van de interne en het daaraan verbonden CLB;
    • de wijze waarop vorm gegeven wordt aan het recht op inspraak en participatie van internen en de betrokken personen;
    • het recht op inzage door de betrokken personen, hun kopierecht en hun recht op toelichting bij de gegevens die op de interne betrekking hebben;
    • de situaties waarin persoonsgegevens worden verwerkt, de wijze waarop deze gegevens worden verwerkt en de maximale bewaartermijn van deze gegevens;
    • de wijze waarop bij wijziging van onderwijsinternaat informatie, met uitzondering van informatie uit het eventuele tuchtdossier, doorgegeven wordt aan het volgende onderwijsinternaat;
    • de tuchtregeling met minimaal de mogelijkheid gehoord te worden, de decretaal bepaalde beroepsmogelijkheden en de mogelijkheid tot wraking in het kader van de tuchtprocedure;
    • het aanspreekpunt grensoverschrijdend gedrag en het verdere verloop bij eventuele meldingen;
    • de klachtenprocedure;
    • de wijze waarop er een einde gesteld kan worden aan de inschrijving door de betrokken personen of door het onderwijsinternaat;
  • de financiële regeling, met inbegrip van:
    • de persoonlijke bijdrage en de betalingsmodaliteiten met minimaal de mogelijkheid om maandelijks te betalen en de wijze waarop dat aangevraagd kan worden;
    • de eventueel gevraagde waarborg en de modaliteiten ervan;
    • de regeling als er niet gebruikgemaakt wordt of kan worden van het onderwijsinternaat;
    • in voorkomend geval, de criteria voor de sociale maatregelen die in het onderwijsinternaat gehanteerd worden;
    • de wijze waarop, in voorkomend geval, een sociale maatregel voor de kosten gevraagd kan worden;
    • andere kosten die verbonden zijn aan activiteiten die aangeboden worden, en de betalingsmodaliteiten;
    • de regeling bij het niet-betalen van voorgelegde rekeningen.

4.4.1.2. Verschillende internaatsreglementen voor vestigingsplaatsen

Het bestuur kan voor verschillende vestigingsplaatsen verschillende internaatsreglementen opmaken.

Enkel de status van de erkenning van het onderwijsinternaat, en de juridische aard en samenstelling van het bestuur en de wijze waarop de betrokken personen ermee in contact kunnen komen moet gelijk zijn over alle vestigingsplaatsen heen.

4.4.1.3. Wijziging aan het internaatsreglement

Een wijziging van het internaatsreglement kan op zijn vroegst uitwerking hebben in het daaropvolgende schooljaar, tenzij die wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe regelgeving.

4.4.2. Participatie

4.4.2.1.  Participatie internen en ouders

De regelgeving legt niet op hoe een bestuur participatie (ouders, internen) vorm moet geven. Maar, elk bestuur moet er wel een beleid rond voeren. Het gaat om een essentieel onderdeel van de werking van een onderwijsinternaat, dat bv. grond vindt in het artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties. De aanwezigheid van het beleid rond participatie en de concrete toepassing daarvan zal evident voorwerp van toezicht (onderwijsinspectie, RiK) zijn.

In het RiK is een kwaliteitsverwachting (16) opgenomen waarin expliciet naar participatie wordt verwezen: "het onderwijsinternaat stuurt de internaatswerking aan op vlak van cultuur, structuur, participatie en responsiviteit".

Het bij deze kwaliteitsverwachting horende kwaliteitsbeeld stelt: "het onderwijsinternaat ontwikkelt een cultuur waarin participatie en open dialoog belangrijke elementen zijn. Participatie is overleggen, afstemmen en rekening houden met elkaar. Vooral het beluisteren van zienswijzen tussen de verschillende participanten is belangrijk. Dit verhoogt het draagvlak voor beslissingen en de betrokkenheid van het internaatsteam en de internen. Het onderwijsinternaat staat open voor externe vragen en verwachtingen en maakt hierbij bewuste en onderbouwde keuzes. ".

Gelet op de autonomie van het bestuur en het enorme belang van participatie is het zeer belangrijk dat in het internaatsreglement duidelijk wordt aangegeven hoe het bestuur het recht op participatie van de betrokken personen en interne concreet invult.

4.4.2.2. Participatie personeel

Niet alleen participatie van ouders en internen is van belang, ook participatie van het personeel via het bevoegd lokaal comité is noodzakelijk voor de werking van het onderwijsinternaat.

Meer informatie over het bevoegd lokaal comité en wat de bevoegdheden van dit bevoegd lokaal comité zijn, vindt u hier.

4.4.3. Zorgvuldig bestuur

Een bestuur mag informatie verstrekken over het eigen onderwijsinternaat, maar het mag geen oneerlijke concurrentie voeren.

In een onderwijsinternaat mag geen politieke propaganda gevoerd worden en mogen geen politieke activiteiten worden georganiseerd.

Politieke activiteiten omvat alle activiteiten die worden georganiseerd door politieke partijen of politieke mandatarissen van politieke partijen, van wie de standpunten en gedragingen niet in strijd zijn met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

De enige uitzondering op dit verbod is dat politieke activiteiten in het onderwijsinternaat toegelaten zijn, buiten de gewone verblijfsdagen en buiten de periode van negentig dagen voor een verkiezing. Aan personeelsleden en internen wordt niet gevraagd om aan die activiteiten deel te nemen, of ze worden er niet toe aangezet. Het bestuur kan niet betrokken worden bij de organisatie van een politieke activiteit en houdt rekening met het beginsel van gelijke behandeling bij de toepassing van deze bepaling.

Een bestuur kan handelsactiviteiten verrichten als die geen handeling zijn die op duurzame wijze een economisch doel nastreven en als ze verenigbaar zijn met de opdracht als onderwijsinternaat.

Een bestuur dat sponsoring of mededelingen toelaat die rechtstreeks of onrechtstreeks ten doel hebben de verkoop van producten of diensten te bevorderen, waakt erover dat:

  • de middelen die door het bestuur verstrekt worden, vrij blijven van de voormelde mededelingen;
  • de activiteiten vrij blijven van de voormelde mededelingen, behalve als die mededelingen louter attenderen op het feit dat de activiteit of een gedeelte van de activiteit georganiseerd werd door middel van een gift, een schenking of een prestatie om niet of verricht werd onder reële prijs door een bij naam genoemde natuurlijke persoon, rechtspersoon of feitelijke vereniging;
  • de sponsoring en de voormelde mededelingen verenigbaar zijn met de opdrachten van het onderwijsinternaat;
  • de sponsoring en de voormelde mededelingen de objectiviteit, de geloofwaardigheid, de betrouwbaarheid en de onafhankelijkheid van het onderwijsinternaat niet in het gedrang brengen.

Belanghebbenden die vragen hebben over de toepassing van deze bepalingen, of die een klacht willen indienen over inbreuken op de bepalingen, wenden zich tot de Commissie zorgvuldig bestuur.

4.4.4. Preventieve schorsing, tijdelijke en definitieve uitsluiting van een interne

Preventieve schorsing, tijdelijke en definitieve uitsluiting van een interne zijn enkel van toepassing op internen uit het lager en secundair onderwijs.

4.4.4.1. Preventieve schorsing

Een preventieve schorsing is een uitzonderlijke maatregel die de directeur voor een interne kan hanteren als bewarende maatregel. De interne wordt daarbij indien mogelijk gehoord.

De preventieve schorsing kan onmiddellijk uitwerking hebben. De interne kan dan gedurende maximaal vijf opeenvolgende verblijfsdagen geen deel uitmaken van de leefgroep. De directeur kan, na motivering aan de betrokken personen, beslissen om die periode eenmalig met maximaal vijf opeenvolgende verblijfsdagen te verlengen als door externe factoren het tuchtonderzoek niet binnen die eerste periode kan worden afgerond.

De directeur brengt de betrokken personen op de hoogte van de preventieve schorsing. Als voor de interne een afsprakenkader en ondersteuningsplan is vastgelegd, wordt de contactpersoon ook op de hoogte gebracht. Het bestuur voorziet in opvang voor de interne, tenzij het aan de betrokken personen motiveert waarom dat niet haalbaar is. Het bestuur zorgt er mee voor dat de interne in de periode van preventieve schorsing naar school kan blijven gaan.

4.4.4.2. Tijdelijke uitsluiting

De directeur kan, in uitzonderlijke gevallen en alleen bij feiten die in relatie staan tot de werking van het onderwijsinternaat, een interne tijdelijk uitsluiten.

Een tijdelijke uitsluiting is een tuchtsanctie waarbij de gesanctioneerde interne gedurende minimaal één dag en maximaal vijftien opeenvolgende verblijfsdagen geen deel mag uitmaken van de leefgroep, te tellen vanaf de schriftelijke kennisgeving.

Een nieuwe tijdelijke uitsluiting is alleen mogelijk na een nieuw feit.

Het bestuur voorziet in opvang voor de interne, tenzij het aan de betrokken personen motiveert waarom dat niet haalbaar is.

Het bestuur zorgt er mee voor dat de interne in de periode van tijdelijke uitsluiting naar school kan blijven gaan.

4.4.4.3. Definitieve uitsluiting

De directeur kan, in uitzonderlijke gevallen en alleen bij feiten die in relatie staan tot de werking van het onderwijsinternaat, een interne definitief uitsluiten.

Een definitieve uitsluiting is een tuchtsanctie waarbij de gesanctioneerde interne wordt uitgeschreven op het moment dat die interne in een ander onderwijsinternaat is ingeschreven, of uiterlijk één maand, vakantieperioden tussen 1 september en 30 juni niet inbegrepen, te tellen vanaf de schriftelijke kennisgeving.

In afwachting van de uitschrijving mag de gesanctioneerde interne geen deel meer uitmaken van de leefgroep.

Het bestuur voorziet in opvang voor de interne, tenzij het aan de betrokken personen motiveert waarom dat niet haalbaar is.

Het bestuur zorgt er mee voor dat de interne tot het moment van uitschrijving naar school kan blijven gaan.

4.4.4.3.1. Procedure

Tijdelijke en definitieve uitsluitingen kunnen alleen uitgevoerd worden na een procedure die de rechten van verdediging waarborgt en waarin de volgende principes gerespecteerd worden:

  • het voorafgaande advies van de personeelsleden die bij de interne betrokken zijn, wordt ingewonnen. Het CLB van de school waar de interne naar school gaat, krijgt de mogelijkheid om advies te geven. In voorkomend geval wordt de contactpersoon die is opgenomen in het afsprakenkader en ondersteuningsplan, om advies gevraagd;
  • de betrokken personen, het CLB van de school van de interne en, in voorkomend geval, de contactpersoon die opgenomen is in het afsprakenkader en ondersteuningsplan, worden schriftelijk op de hoogte gebracht van de intentie tot een tuchtmaatregel;
  • de betrokken personen en de interne hebben inzage in het volledige tuchtdossier van de interne en worden gehoord, eventueel bijgestaan door een vertrouwenspersoon. Het CLB en, in voorkomend geval, de contactpersoon die opgenomen is in het afsprakenkader en ondersteuningsplan, worden geïnformeerd over de inhoud van het tuchtdossier;
  • de tuchtstraf is proportioneel met de ernst van de feiten.

De genomen beslissing wordt schriftelijk gemotiveerd. De betrokken personen, de school en het CLB van de interne en, in voorkomend geval, de contactpersoon die opgenomen is in het afsprakenkader en ondersteuningsplan, worden ervan op de hoogte gebracht.

4.4.4.3.2. Beroep

De betrokken personen kunnen beroep instellen tegen een beslissing tot definitieve uitsluiting. Het bestuur van het onderwijsinternaat legt de beroepsprocedure vast in het internaatsreglement.

De betrokken personen stellen het beroep in bij het bestuur. Het verzoekschrift wordt gedateerd en ondertekend en vermeldt ten minste het voorwerp van beroep met feitelijke omschrijving en motivering van de ingeroepen bezwaren. Bij die omschrijving kunnen overtuigingsstukken gevoegd worden.

Een beroep leidt tot een van de volgende situaties:

1° de gemotiveerde afwijzing van het beroep op grond van onontvankelijkheid als:

a) de termijn voor de indiening van het beroep die in het internaatsreglement is opgenomen, is overschreden;

b) het beroep niet voldoet aan de vormvereisten die opgenomen zijn in het internaatsreglement;

2° de bevestiging van de definitieve uitsluiting of de vernietiging van de definitieve uitsluiting. Het bestuur aanvaardt de verantwoordelijkheid voor die beslissing van de beroepscommissie.

Het resultaat van het beroep wordt aan de betrokken personen gemotiveerd en ze worden er schriftelijk van op de hoogte gebracht binnen de vervaltermijn die bepaald is in het internaatsreglement. Bij overschrijding van de vervaltermijn is de omstreden definitieve uitsluiting van rechtswege nietig.

Elk beroep wordt behandeld door een beroepscommissie. Het bestuur van het onderwijsinternaat richt de commissie op en bepaalt de samenstelling van de commissie. Bij de samenstelling moet met volgende principes worden rekening gehouden:

1° de samenstelling van de beroepscommissie kan per te behandelen dossier verschillen, maar kan binnen het te behandelen dossier niet wijzigen, behalve in de gevallen waarin dat noodzakelijk is voor de continuïteit van de werking van de beroepscommissie;

2° de beroepscommissie is samengesteld uit interne en externe leden. Interne leden zijn leden van het bestuur of leden van het onderwijsinternaat waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen, met uitzondering van de directeur en, in voorkomend geval, zijn afgevaardigde die de beslissing heeft genomen. Externe leden zijn leden die niet behoren tot het bestuur of tot het onderwijsinternaat waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen. Iemand die vanuit zijn hoedanigheid zowel intern als extern lid is, wordt beschouwd als een intern lid. Een lid van een internaatsraad of ouderraad wordt beschouwd als een extern lid, tenzij het gaat om iemand die ook intern lid is; in dat laatste geval wordt het lid beschouwd als een intern lid;

3° de voorzitter wordt door het bestuur onder de externe personen aangewezen.

Het bestuur bepaalt ook de werking van een beroepscommissie, met inbegrip van de stemprocedure. Hierbij houdt het bestuur rekening met de volgende principes:

1° elk lid van een beroepscommissie is in beginsel stemgerechtigd, op voorwaarde dat bij stemming het aantal stemgerechtigde interne leden van de beroepscommissie en het aantal stemgerechtigde externe leden van de beroepscommissie gelijk moet zijn. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend;

2° elk lid van een beroepscommissie is aan discretieplicht onderworpen;

3° een beroepscommissie hoort de betrokken personen en de interne in kwestie;

4° een beroepscommissie beslist autonoom over de stappen die worden gezet om tot een gefundeerde beslissing te komen, waaronder eventueel het horen van een of meer personeelsleden die betrokken zijn bij de interne en die een advies over de definitieve uitsluiting hebben gegeven;

5° de werking van een beroepscommissie kan geen afbreuk doen aan de statutaire rechten van de individuele personeelsleden;

6° een beroepscommissie oordeelt of de genomen beslissing in elk geval in overeenstemming is met de decretale en reglementaire bepalingen en met het reglement.

Het beroep schort de uitvoering van de beslissing tot uitsluiting niet op.

5. Omkadering

Er is één erkenningsvorm "het onderwijsinternaat". Dit maakt dat er ook één algemeen geldende regeling is voor omkadering, met differentiatie op basis van objectieve verschillen.

De omkaderingssystematiek introduceert enkele belangrijke nieuwigheden:

  • er is een focus op meer omkadering (meer begeleiding dan voorheen);
  • er wordt bij de toekenning van de omkadering rekening gehouden met drie doelgroepen die extra krijgen (internen die ingeschreven zijn in het kleuteronderwijs, jongeren met een afsprakenkader en ondersteuningsplan en jongeren met een verslag IAC/OV4);
  • de omkadering kan ruimer ingezet worden (voor personeelsleden vanuit verschillende disciplines);
  • er wordt omkadering voorzien voor onderwijsinternaten die daadwerkelijke opvang voorzien op bijkomende verblijfsdagen (weekends en vakanties)

De toegekende omkadering wordt uitgedrukt in één omkaderingseenheid (ORE). In die ORE zit de gehele omkadering vervat (directeur, internaatsmedewerker en administratief medewerker).

Het bestuur kan de ORE enkel aanwenden voor de werking van het onderwijsinternaat.

5.1. De financierings- en subsidiëringsvoorwaarden

5.1.1. De 3 voorwaarden

Er worden drie algemene voorwaarden gesteld voor de financiering en subsidiëring van onderwijsinternaten:

  • het onderwijsinternaat dient erkend te zijn (inclusief de voorlopige erkenning);
  • het bestuur van het onderwijsinternaat moet de controle op de aanwending van het werkingsbudget mogelijk maken;
  • het onderwijsinternaat dient op twee opeenvolgende teldagen niet minder dan 62.875 omkaderingsrekeneenheden (ORE) te genereren (rationalisatienorm) op basis van de gewone verblijfsdagen.

Voor de berekening van het aantal omkaderingsrekeneenheden (ORE) zie punt 5.3.

5.1.2. De ORE-norm

De derde voorwaarde, de ORE-norm, is bedoeld als toetssteen voor de organiseerbaarheid van het onderwijsinternaat.

Belangrijk is dat deze organiseerbaarheid (de norm) niet bepaald wordt door de telling van het aantal internen, maar wel door het volume omkadering dat deze internen generen. Hetzelfde aantal internen kan, door de gediversifieerde omkadering die wordt ingevoerd, een verschillend volume omkadering genereren (zie verder).

Voor het borgen van een kwaliteitsvolle werking is een organisatie met een zekere schaalgrootte qua personeel en met een leidinggevende die zijn of haar rol ten volle kan opnemen noodzakelijk.

Aangestipt wordt dat slechts één onderwijsinternaat per gebouw of per gebouwencomplex (bijvoorbeeld een campus) kan gefinancierd of gesubsidieerd worden.

De (rationalisatie)norm is vastgelegd op 62.875 ORE.

Met dit volume ORE kan een bestuur één VTE in het ambt van directeur en vijf VTE internaatsmedewerkers op het niveau "ten minste bachelor" aanstellen.

Er is slechts één norm, er is geen onderscheid tussen programmatie (opstart) en rationalisatie (het verder bestaan).

5.1.3. De gedoogjaren

Het principe van een rationalisatienorm is dat de financiering of subsidiëring stopt als die norm niet gehaald wordt.

De financiering of subsidiëring stopt echter niet als de rationalisatienorm één keer niet gehaald wordt. Er zijn twee "gedoogjaren". Vanaf het derde jaar waarop het onderwijsinternaat de norm niet haalt, zal de financiering en subsidiering stopgezet worden.

5.1.4. Afwijkingen op het behalen van de (rationalisatie)norm

Naast het halen van de norm van 62.875 ORE zijn er twee mogelijkheden waardoor het element van rationele organisatie ook aangetoond kan worden:

  • het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst met een residentiële voorzieningen;
  • het aanvullen van de door de berekening verkregen ORE tot op het niveau van de ORE-norm.

In deze situaties voldoet het onderwijsinternaat aan de eerste financierings- of subsidiëringsvoorwaarde. Het onderwijsinternaat bevindt zich niet in de situatie van een gedoogjaar.

5.1.4.1. Samenwerkingsovereenkomst

Er wordt een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met een residentiële voorziening van welzijn.

Die residentiële voorziening van welzijn kan een jeugdhulpaanbieder zijn die erkend en gesubsidieerd is door het agentschap Opgroeien of een multifunctioneel centrum (MFC) erkend en gesubsidieerd door het V.A.P.H.

Vereist is wel dat het onderwijsinternaat minstens 6.348 ORE genereert (waardoor het minstens een halftijdse directeur kan aanstellen) voor het gebruik kan maken van deze afwijkingsbepaling.

In de samenwerkingsovereenkomst zal het onderwijsinternaat en de residentiële voorziening concrete afspraken moeten maken rond de organiseerbaarheid en de kwaliteitsverwachtingen.

De samenwerkingsovereenkomst bevat minstens de volgende elementen:

  • het betrokken onderwijsinternaat;
  • de betrokken voorziening of multifunctioneel centrum;
  • de concrete samenwerking die de organiseerbaarheid en de invulling van de kwaliteitsverwachtingen van het onderwijsinternaat garandeert;
  • de wijze waarop de samenwerking door de betrokken partners geëvalueerd en bijgestuurd wordt;
  • een handtekening van alle betrokken partners.

Het protocol van de onderhandelingen hierover in het bevoegd lokaal comité wordt als bijlage bij de samenwerkingsovereenkomst gevoegd.

Uiterlijk op 1 april van het schooljaar dat aan de start van de samenwerkingsovereenkomst voorafgaat, dient het bestuur dat wilt werken op basis van deze samenwerkingsovereenkomst de overeenkomst in bij AGODI op het e-mailadres: internaten.agodi@ond.vlaanderen.be.

Onderwijsinternaten die de bestaande samenwerkingsovereenkomst verlengen, communiceren dit eveneens voor 1 april aan AGODI aan de hand van een nieuwe samenwerkingsovereenkomst of een addendum bij de huidige samenwerkingsovereenkomst die de periode verlengt. Het protocol van de onderhandelingen in het lokaal comité wordt als bijlage gevoegd.

5.1.4.2. Met eigen middelen aanvullen van het volume ORE

Onderwijsinternaten kunnen, ten laste van de eigen middelen, via de PWB-regeling (zie punt 6.15.2) personeel aanwerven in functie van het behalen van de ORE-norm.

Onderwijsinternaten kunnen enkel gebruik maken van deze aanvullingsmogelijkheid indien zij bij de berekening van de basisomkadering voor de gewone verblijfsdagen het aantal vereiste ORE voor de aanstelling van een voltijdse directeur genereren, namelijk 12.875 ORE.

Uiteraard kan het betrokken bestuur boven de norm van 62.875 ORE, ten laste van bijvoorbeeld het werkingsbudget nog bijkomende personeelsleden aanwerven, net zoals een bestuur van een onderwijsinternaat dat de rationalisatienorm wel haalt dat ook kan doen.

Uiterlijk op 1 april van het voorgaande schooljaar wanneer de teldag de eerste schooldag van februari is, of 1 december van het lopende schooljaar wanneer de teldag de eerste schooldag van oktober is, dient het bestuur dat gebruik wenst te maken van deze afwijkingsmogelijkheid dit te melden aan AGODI via het formulier in de bijlagen.

5.1.5. Aanvraag tot financiering of subsidiëring

Nieuwe onderwijsinternaten die in aanmerking willen komen voor financiering of subsidiëring moeten voor 1 april van het schooljaar dat aan de start van de financiering- of subsidiëring voorafgaat een aanvraag indienen bij AGODI. AGODI zal dan nagaan of het onderwijsinternaat voldoet aan de financierings- en subsidiëringsvoorwaarden of voldoet aan één van de afwijkingsmogelijkheden.

Op basis van de telling op de eerste schooldag van oktober, ontvangt het onderwijsinternaat vanuit AGODI een mededeling over de toegekende ORE en het werkingsbudget.

5.2. Omkadering gewone verblijfsdagen

5.2.1. Teldag, telperiode berekening omkadering

Op volgende teldagen wordt de omkadering voor de gewone verblijfsdagen berekend:

De eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar:

  • bestaande onderwijsinternaten;
  • onderwijsinternaten die gefusioneerd zijn en waarbij er geen wijziging is in de bestaande vestigingsplaatsen van de voormalige onderwijsinternaten.

De eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar:

  • nieuwe onderwijsinternaten:
  • bestaande onderwijsinternaten bij opsplitsing;
  • onderwijsinternaten die een vestigingsplaats oprichten of afschaffen.

Op basis van de volgende telperiodes wordt de omkadering voor de ingevulde bijkomende verblijfsdagen berekend:

  • voor de teldag "de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar" wordt de telperiode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar gehanteerd;
  • voor de teldag "de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar" wordt de maand september als telperiode gehanteerd;
  • Opgelet, specifieke situatie bij telperiodes:

voor de teldag "de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar" die volgt op een telling in de maand september wordt de telperiode van september tot en met januari van het voorgaande schooljaar gehanteerd.

5.3. Berekening van de omkadering

5.3.1. Berekening omkadering gewone verblijfsdagen

De omkadering voor de gewone verblijfsdagen wordt berekend aan de hand van volgende formule:

tabeleenheden + (aantal internen dg 1 x ORE dg 1) + (aantal internen dg 2 x ORE dg 2) + (aantal internen dg 3 x ORE dg 3),

tabeleenheden: zie 5.3.1.1

doelgroepen en de doelgroepomkadering: zie 5.3.1.2

Voorbeeld:

Aantal internen: 85

waarvan:

3 kleuteronderwijs

5 IAC-verslag

20 internen met een afsprakenkader en ondersteuningsplan

Internen 

N 

ORE/interne 

ORE 

Totaal internen 

85 

tabeleenheden 

79.860,00 

Kleuteronderwijs 

556 

1.668,00 

Verslag 

277,78 

1.388,90 

 

Afsprakenkader en ondersteuningsplan 

20 

277,78 

5.555,60 

Totaal 

 

 

88.472,50 

Afgerond 

 

 

88.473,00 

Het is dit aantal ORE, op deze wijze berekend, dat bepaalt of het onderwijsinternaat de ORE-norm haalt of niet.

5.3.1.1. Financier- of subsidieerbare internen

De berekening van de omkadering is in de eerste plaats gebaseerd op de totaliteit van het aantal internen van het onderwijsinternaat.

De volgende internen zijn financier- of subsidieerbaar:

  • de internen die leerling zijn van:
    • een erkende, gefinancierde of gesubsidieerde school voor gewoon of buitengewoon basis- of secundair onderwijs;
    • een erkend, gefinancierd of gesubsidieerd centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs als vermeld in artikel 3, 10°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;
    • een Europese school als bepaald in het Verdrag van 21 juni 1994 houdende het Statuut van de Europese scholen;

voor zover zij bij aanvang van het schooljaar waarin de teldag valt de leeftijd van 21 jaar nog niet bereikt hebben.

  • de internen die leerling zijn van:
    • een structuuronderdeel van het derde leerjaar van de derde graad als vermeld in artikel 124, 3°, c) tot en met e), van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;
    • de opleiding Verpleegkunde van het hoger beroepsonderwijs, vermeld in artikel 124, derde lid, van dezelfde codex;

voor zover zij bij aanvang van het schooljaar waarin de teldag valt de leeftijd van 25 jaar nog niet bereikt hebben.

Voor het aantal tabeleenheden kijkt u naar de tabel in de bijlagen en leest u het aantal ORE af dat overeenkomt met het totaal aantal financier- of subsidieerbare internen.

De berekening is gebaseerd op het totaal aantal internen van het onderwijsinternaat de verdeling over eventuele vestigingsplaatsen speelt geen rol.

5.3.1.2. Doelgroepen

Naast de omkadering voor de totaliteit van de ingeschreven internen kan er nog omkadering toegekend worden op basis van doelgroepinternen.

Deze doelgroepen zijn:

  • internen die ingeschreven zijn in het kleuteronderwijs

dit kenmerk genereert 556 ORE per doelgroepinterne;

  • internen met een IAC-verslag of OV4-verslag

dit kenmerk genereert 277,78 ORE

dat is voldoende ORE voor het inrichten van een betrekking van 1 uur in het ambt van internaatsmedewerker op het niveau "ten minste bachelor";

  • internen waarvan het verblijf in het onderwijsinternaat kadert in jeugdhulpverlening en waarvoor een afsprakenkader en ondersteuningsplan werd overeengekomen

dit kenmerk genereert 277,78 ORE

dat is voldoende ORE voor het inrichten van een betrekking van 1 uur in het ambt van internaatsmedewerker op het niveau "ten minste bachelor".

Internen die tot meer dan één doelgroep behoren genereren meerdere keren de betrokken doelgroepomkadering.

Overgangsmaatregel:

Voor de berekening van de doelgroepomkadering internen van wie het verblijf in het onderwijsinternaat kadert in de jeugdhulpverlening, wordt er pas vanaf het schooljaar 2025-2026 geteld op basis van de internen met een afsprakenkader en ondersteuningsplan. Voor de schooljaren 2023-2024 en 2024-2025 wordt er bij wijze van overgang, geteld op basis van de internen die beschikken over een jeugdhulpverleningsbeslissing voor de typemodule specifieke actie of over een vonnis van de jeugdrechtbank.

U hoeft geen documenten op te vragen, de nodige gegevens worden tussen de betrokken agentschappen uitgewisseld.

5.3.2. Berekening aanvangsbegeleiding, beleidsondersteuning en professionalisering

De systematiek waarmee de ORE aanvangsbegeleiding, beleidsondersteuning en professionalisering berekend wordt, is dat elk onderwijsinternaat recht heeft op een evenredig deel van de eigen omkadering t.o.v. de totaal aan onderwijsinternaten toegekende omkadering op basis van artikel 25, de omkadering voor de gewone verblijfsdagen en artikel 27, de omkadering voor verblijf op de bijkomende verblijfsdagen.

Het aantal ORE waarop een onderwijsinternaat recht heeft, wordt als volgt berekend:

82.501 ORE x B/C, waarbij:

B: het totale aantal toegekende ORE, gewone en bijkomende verblijfsdagen, aan het onderwijsinternaat van het vorige schooljaar;

C: het totale aantal toegekende ORE, gewone en bijkomende verblijfsdagen, van alle onderwijsinternaten samen van het vorige schooljaar.

De onderwijsinternaten kunnen ervoor kiezen om de ORE samen te leggen. Ze richten daarvoor een of meer samenwerkingsverbanden "aanvangsbegeleiding, beleidsondersteuning en professionalisering" op, waarin afspraken worden gemaakt over de aanwending van die ORE.

Een onderwijsinternaat kan ook ORE aanvangsbegeleiding, beleidsondersteuning en professionalisering zowel samenleggen als zelf aanwenden.

Het samenleggen van ORE is een vorm van overdragen van ORE naar een ander onderwijsinternaat. De voorwaarden voor overdracht, vermeld in punt 5.4.1, moeten bijgevolg worden nageleefd.

Overgangsmaatregel:

Voor de onderwijsinternaten die een fusie aangaan, zonder dat deze effect heeft op de bestaande vestigingsplaatsen wordt duidelijk aangegeven dat het fusie-onderwijsinternaat de berekende omkadering voor aanvangsbegeleiding, beleidsondersteuning en professionalisering van de twee of meer fusionerende internaten behoudt.

5.3.3. Toekenning omkadering Samen Internaat Maken

Aan elk onderwijsinternaat worden 277,78 ORE "Samen Internaat Maken" toegekend. Dat is voldoende ORE voor het inrichten van een betrekking van 1 uur in het ambt van internaatsmedewerker op het niveau "ten minste bachelor".

Deze regeling is een vertaling naar ORE van de uren "Samen Internaat Maken" geïntroduceerd door cao XII.

Een goede inspraakcultuur versterkt het beleidsvoerend vermogen en zorgt voor krachtige en kwaliteitsvolle onderwijsinternaten en goede werkomstandigheden voor het personeel ervan.

De inzet van deze ORE is in overeenstemming met het afsprakenkader tussen het Gemeenschapsonderwijs en de representatieve verenigingen van inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs en de representatieve vakorganisaties over de wijze van toekenning, de verdeling en de inzet van de "uren".

5.3.4. Berekening omkadering ingevulde bijkomende verblijfsdagen

5.3.4.1. Algemeen

Onderwijsinternaten kunnen aanvullende omkadering bekomen voor de organisatie van verblijf op dagen die vallen buiten gewone verblijfsdagen.

Opgelet, momenten dat er hybride onderwijs (afstandsonderwijs, enkel in het secundair onderwijs) georganiseerd wordt of de "blok-namiddagen" tijdens de examenperiode zijn geen bijkomende verblijfsdagen omdat er op die momenten een verantwoordelijkheid ligt bij de scholen om opvang te voorzien.

Uiteraard kunnen scholen en onderwijsinternaten afspraken maken over de opvang in die momenten en het toezicht samen regelen, ze geven geen aanleiding tot bijkomende omkadering en er rust geen decretale verplichting op het onderwijsinternaat om dan opvang te voorzien.

Ook korte momenten, zoals bv. het middagmaal valt buiten de regeling voor de bijkomende verblijfsdagen.

Deze regeling vervangt de omkadering toegekend aan "de tehuizen voor kinderen met ouders die geen vaste verblijfplaats hebben". Enerzijds is de regeling voor de bijkomende verblijfsdagen ruimer dan die voor de tehuizen, omdat in principe elk onderwijsinternaat in aanmerking komt, niet enkel de internaten met het label "tehuis". Anderzijds sluit de regeling, die uitgaat van het daadwerkelijk verblijf van internen op de bijkomende verblijfsdagen, dichter aan bij de concrete realiteit.

Belangrijk binnen deze regeling is de notie "ingevulde bijkomende verblijfsdag":

Elke interne die op een bijkomende verblijfsdag aanwezig is in het onderwijsinternaat telt voor één "ingevulde bijkomende verblijfsdag". Als op een zaterdag en een zondag er drie internen op het onderwijsinternaat verblijven, vertegenwoordigt dat zes ingevulde bijkomende verblijfsdagen.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen

  • "bijkomende verblijfsdagen op de avond en nacht voor en de ochtend van een niet-schooldag" (meestal een vrijdagavond en een zaterdag ochtend);
  • "andere bijkomende verblijfsdagen".

5.3.4.2. Berekening omkadering ingevulde bijkomende verblijfsdagen op de avond en nacht voor en de ochtend van een niet-schooldag

Onder "bijkomende verblijfsdagen op de avond en nacht voor en de ochtend van een niet-schooldag" wordt onder andere de vrijdagavond en -nacht verstaan en de zaterdagochtend.

De term "bijkomende verblijfsdagen op de avond en nacht voor en de ochtend van een niet-schooldag" wordt breed geformuleerd omdat de situatie (open op een avond een nacht voor een niet schooldag) zich ook met vakantiedagen en dagen dat lessen geschorst zijn, kan voordoen.

De berekening van de omkadering gebeurt als volgt:

Het totaal aantal ingevulde bijkomende verblijfsdagen op de avond en nacht voor en de ochtend van een niet-schooldag wordt vermenigvuldigd met 15,15 ORE.

Bij de berekeningen waarbij er geen gegevens over een geheel werkjaar beschikbaar zijn wordt voor de berekening een in verhouding aangepast aantal ORE gehanteerd.

Voor een telling in de maand september wordt het aantal ORE vermenigvuldigd met 12 (181,8 ORE) en bij de telling in de eerste vijf maanden van het voorgaande schooljaar wordt het aantal ORE 36,36 (= 15,15 / 5 * 12).

Er is geen minimumnorm voor de ORE voor de ingevulde bijkomende verblijfsdagen op de avond en nacht voor en de ochtend van een niet-schooldag. Een aparte norm is niet nodig, deze werking ligt volkomen in het verlengde van de werking van het onderwijsinternaat op de gewone verblijfsdagen. De berekende omkadering wordt dus, hoe beperkt ook, aan het onderwijsinternaat toegekend.

5.3.4.3. Berekening omkadering ingevulde andere bijkomende verblijfsdagen

De berekening gebeurt als volgt:

Het totaal aantal ingevulde andere bijkomende verblijfsdagen wordt vermenigvuldigd met 45,46 ORE.

Bij de berekeningen waarbij er geen gegevens over een geheel werkjaar beschikbaar zijn wordt voor de berekening een in verhouding aangepast aantal ORE gehanteerd.

Voor een telling in de maand september wordt het aantal ORE vermenigvuldigd met 12 (545,52 ORE) en bij de telling in de eerste vijf maanden van het voorgaande schooljaar wordt het aantal ORE 109,1 (= 45,46 / 5 * 12).

Voor de toekenning van de omkadering voor de andere bijkomende verblijfsdagen is er wel een rationalisatienorm. Voor deze vorm van opvang is het belangrijk dat er een degelijk uitgebouwde werking is waar een bestuur zich ook op richt en het aanbod kwalitatief ontwikkelt net zoals voor het aanbod op de gewone verblijfsdagen.

De norm ligt op 10.000 ORE, dat stemt overeen met 220 ingevulde bijkomende verblijfsdagen. Met dit volume ORE kan het bestuur één VTE in het ambt van internaatsmedewerker van het niveau "ten minste bachelor" aanstellen.

De ORE gegenereerd op basis van de bijkomende verblijfsdagen op de avond en nacht voor en de ochtend van een niet-schooldag mogen in rekening genomen worden voor de berekening van 10.000 ORE.

De studenten van de opleiding verpleegkunde van het hoger beroepsonderwijs, vallen buiten de regeling voor de bijkomende verblijfsdagen.

Overgangsmaatregel:

In de regeling voor de toekenning van omkadering voor de bijkomende verblijfsdagen is er bepaald dat de omkadering voor nieuw aanbod gebaseerd is op de telling van de ingevulde verblijfsdagen in de maand september van het lopende schooljaar voor het eerste bestaansjaar en op de telling van de ingevulde verblijfsdagen in de maand september t.e.m. januari van het voorafgaande schooljaar voor het tweede bestaansjaar.

Voor nieuw aanbod dat daadwerkelijk pas in de toekomst zal ontstaan is dit een adequate regeling.

Maar, op vandaag zijn er internaten die, al dan niet gefinancierd of gesubsidieerd, reeds in opvang op de "bijkomende verblijfsdagen" voorzien. Voor deze onderwijsinternaten kan de berekening van de omkadering voor het schooljaar 2024/2025 wel gebeuren op basis van concreet ingevulde bijkomende verblijfsdagen.

Ook al is deze nieuwe regeling nog niet van toepassing, de nodige informatie kan wel ter beschikking gesteld worden.

Voor die onderwijsinternaten is er een afwijking:

De omkadering voor 2023/2024 wordt toegekend op basis van het aantal ingevulde bijkomende verblijfdagen tijdens de maanden januari t.e.m. mei 2023. Dit aantal wordt vermenigvuldigd met 109,1 ORE (45,46 * 12 / 5).

De omkadering voor 2024/2025 wordt toegekend op basis van het aantal ingevulde bijkomende verblijfdagen tijdens het volledige jaar dat de teldag voorafgaat (en niet vijf maanden zoals dat voor echt nieuw aanbod geldt).

5.4. Overdracht van omkadering

5.4.1. Overdracht van omkadering naar een ander onderwijsinternaat

Een bestuur kan omkadering overdragen van een onderwijsinternaat naar een ander onderwijsinternaat, al dan niet van een ander bestuur.

Die overdracht is bedoeld om onderlinge solidariteit mogelijk te maken en om er voor te zorgen dat omkadering niet verloren gaat doordat ze, wegens een te klein volume, niet aanwendbaar is.

De overdracht is aan de volgende voorwaarden gekoppeld:

  • de overdracht is onderhandeld in het bevoegd lokaal comité;
  • het bestuur legt uiterlijk op 15 november van het schooljaar het aantal ORE vast dat overgedragen wordt;
  • er worden maximaal 10.000 ORE overgedragen;
  • het bestuur heeft op erewoord verklaard dat het tijdens dat schooljaar in het onderwijsinternaat overeenkomstig de geldende reglementering geen nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking moet uitspreken of dat de leden van het personeel die nieuw of bijkomend ter beschikking werden gesteld wegens ontstentenis van betrekking, kunnen worden gereaffecteerd of wedertewerkgesteld in een vacante of niet-vacante organieke betrekking in een onderwijsinternaat van het bestuur voor de hele verdere duur van het schooljaar.

De melding van de overdracht van ORE naar een ander onderwijsinternaat gebeurt uiterlijk op 15 november van het lopende schooljaar aan de hand van het modelformulier in de bijlagen.

De betrekkingen die worden ingericht op basis van overgedragen ORE komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het bestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in die betrekkingen.

Het niet-naleven van deze bepaling heeft tot gevolg dat de vaste benoeming geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid.

Het bestuur moet met het oog op de controle een verklaring op erewoord bezorgen aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap waarin het verklaart deze bepaling in acht te nemen.

Indien de overdracht tot gevolg zou hebben dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking heeft deze terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking ten aanzien van de overheid.

5.4.2. Overdracht van omkadering naar volgend schooljaar

Een bestuur kan ORE die het tijdens een schooljaar niet aanwendt overdragen naar het volgende schooljaar.

Die overdracht is bedoeld ter versterking van het beleidsvoerend vermogen van een bestuur en om er voor te zorgen dat omkadering niet verloren gaat doordat ze, wegens een te klein volume, niet aanwendbaar is.

De overdracht is aan de volgende voorwaarden gekoppeld:

  • de overdracht is onderhandeld in het bevoegd lokaal comité:
  • het bestuur legt uiterlijk op 15 november van het schooljaar het aantal ORE vast dat overgedragen wordt;
  • er worden maximaal 10.000 ORE overgedragen;
  • het bestuur heeft op erewoord verklaard dat het tijdens dat schooljaar in het onderwijsinternaat overeenkomstig de geldende reglementering geen nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking moet uitspreken of dat de leden van het personeel die nieuw of bijkomend ter beschikking werden gesteld wegens ontstentenis van betrekking, kunnen worden gereaffecteerd of wedertewerkgesteld in een vacante of niet-vacante organieke betrekking in een onderwijsinternaat van het bestuur voor de hele verdere duur van het schooljaar.

De melding van de overdracht van ORE naar het volgende schooljaar gebeurt uiterlijk op 15 november van het lopende schooljaar aan de hand van het modelformulier in de bijlagen.

De betrekkingen die worden ingericht op basis van overgedragen ORE komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het bestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in die betrekkingen.

Het niet-naleven van deze bepaling heeft tot gevolg dat de vaste benoeming geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid.

Het bestuur moet met het oog op de controle een verklaring op erewoord bezorgen aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap waarin het verklaart deze bepaling in acht te nemen.

Indien de overdracht tot gevolg zou hebben dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking heeft deze terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking ten aanzien van de overheid.

6. Personeelsformatie

6.1. De ambten

Een onderwijsinternaat kan betrekkingen inrichten in de ambten van directeur, internaatsmedewerker en administratief medewerker.

De directeur behoort tot de personeelscategorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel. De internaatsmedewerker en administratief medewerker behoren tot de personeelscategorie van het ondersteunend personeel.

 

Soort Ambt 

Personeelscategorie  

Wervingsambt  

Bevorderingsambt  

Bestuurs- en onderwijzend personeel 

Nihil 

Directeur 

 

Ondersteunend personeel 

Administratief medewerker 

Internaatsmedewerker 

Nihil 

6.2. De bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen

Voor de verschillende ambten in de onderwijsinternaten is bepaald welke bekwaamheidsbewijzen gelden. De overheid legt enkel algemene opleidingsniveaus vast en vraagt geen specifieke diplomavereisten.

De directeur moet in het bezit zijn van een bekwaamheidsbewijs van het niveau "ten minste bachelor".

De internaatsmedewerker en administratief medewerker moeten in het bezit zijn van een bekwaamheidsbewijs van het niveau "ten minste hoger secundair onderwijs (HSO) ", "ten minste bachelor" of "ten minste master".

Bovenstaande bekwaamheidsbewijzen zijn allemaal vereiste bekwaamheidsbewijzen.

Er zijn geen voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen of andere bekwaamheidsbewijzen voorzien voor de ambten in een onderwijsinternaat.

Het onderwijsinternaat beslist zelf, op basis van de noden, op welk niveau het een betrekking opricht binnen de ambten die voor de onderwijsinternaten voorzien zijn in de regelgeving.

Bij het opleidingsniveau hoort telkens een salarisschaal. Een personeelslid ontvangt met andere woorden een salaris volgens de salarisschaal die gelinkt is aan het opleidingsniveau (en de ORE-waarde) dat het onderwijsinternaat toekent aan de betrekking.

Ambt  

 

Vereiste bekwaamheidsbewijzen 

Salarisschaal 

Directeur 

Ten minste bachelor 

165 

Administratief medewerker 

Ten minste HSO 

Ten minste bachelor 

Ten minste master 

202 

158 

542 

Internaatsmedewerker  

Ten minste HSO 

Ten minste bachelor 

Ten minste master 

125 

159 

501 

Onder het bekwaamheidsbewijs van ten minste HSO worden de diploma’s begrepen die vermeld zijn in artikel 5, 6 en 7, §1, 1°, 22°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldigingsregeling in het gewoon basisonderwijs.

Onder het bekwaamheidsbewijs van ten minste bachelor worden de diploma’s begrepen die vermeld zijn in artikel 5, 6 en 7, §1, 7°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldigingsregeling in het gewoon basisonderwijs.

Onder het bekwaamheidsbewijs van ten minste master worden de diploma’s begrepen die vermeld zijn in artikel 5, 6 en 7, §1, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldigingsregeling in het gewoon basisonderwijs.

De bovenvermelde salarisschalen kunt u hier raadplegen.

Een bewijs van pedagogische bekwaamheid wordt voor geen enkel ambt vereist.

Een personeelslid dat wordt aangesteld in het ambt van internaatsmedewerker of administratief medewerker kan onder het niveau van zijn hoogste bekwaamheidsbewijs worden aangesteld, op voorwaarde dat het personeelslid hiermee uitdrukkelijk instemt. Dit betekent wel dat het personeelslid dan ook zal worden bezoldigd op basis van een lagere salarisschaal.

Als een personeelslid dat tijdelijk is aangesteld voor bepaalde duur (TABD) een nieuw en "hoger" bekwaamheidsbewijs behaalt, dan heeft dit op het ogenblik van een nieuwe tijdelijke aanstelling in een betrekking van het ondersteunend personeel - zelfs als het om een aanstelling in dezelfde betrekking gaat - geen impact. Het personeelslid kan immers aangesteld blijven onder zijn (nieuwe) hoogste diplomaniveau, voor zover hij daarmee instemt.

Het bestuur kan ook rekening houden met het nieuwe hoogste diplomaniveau van het personeelslid door het personeelslid een nieuwe aanstelling te geven in een betrekking met een ORE-waarde die overeenstemt met het nieuwe diplomaniveau of door de ORE-waarde van de betrekking waarin het personeelslid is aangesteld te verhogen. Het personeelslid heeft dan recht op de salarisschaal verbonden aan zijn "nieuwe" niveau van bekwaamheidsbewijs.

Op het ogenblik van de aanstelling voor doorlopende duur (TADD) moet het personeelslid aan een aantal decretaal bepaalde voorwaarden voldoen, waaronder eveneens in het bezit zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt in kwestie. Zolang de TADD-aanstelling loopt, moet het personeelslid dus aan deze initiële voorwaarden voldoen. Het behalen van een bijkomend "hoger" bekwaamheidsbewijs heeft dan ook geen invloed op de lopende TADD-aanstelling.

Als de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur echter eindigt en het personeelslid een nieuwe aanstelling krijgt - zelfs als dit in dezelfde betrekking is - moet hij terug voldoen aan de decretale bepalingen. Het nieuwe "hogere" bekwaamheidsbewijs heeft geen impact op het recht op TADD, op voorwaarde dat het personeelslid aanvaardt om opnieuw te worden aangesteld onder zijn (nieuwe) hoogste diplomaniveau.

Door zijn nieuwe "hogere" bekwaamheidsbewijs heeft het personeelslid echter ook recht op een TADD in een betrekking met een ORE-waarde die overeenstemt met het niveau van zijn nieuwe (hogere) bekwaamheidsbewijs. Het personeelslid heeft dan recht op de salarisschaal verbonden aan zijn "nieuwe" niveau van bekwaamheidsbewijs, maar ook de ORE-waarde voor de vacante betrekking moet dan aangepast zijn aan het niveau van dat nieuwe bekwaamheidsbewijs. Voorwaarde is alleen dat het personeelslid dus een diploma op het vereiste niveau bezit en het onderwijsinternaat over de nodige ORE beschikt. Opgelet, het personeelslid kan het bestuur niet verplichten om de ORE-waarde op te trekken en betaald te worden aan zijn nieuwe "hogere" bekwaamheidsbewijs.

Op het ogenblik dat een TADD-personeelslid zich kandidaat stelt voor vaste benoeming in een betrekking van het ondersteunend personeel geldt het principe dat er een vaste benoeming mogelijk is in alle betrekkingen waarvoor het personeelslid een vereist bekwaamheidsbewijs heeft. Dit betekent dat het personeelslid kan worden vast benoemd op basis van zijn nieuwe "hogere" bekwaamheidsbewijs, maar evenzeer kandidaat kan zijn voor een vaste benoeming onder het niveau van zijn (nieuwe) hoogste bekwaamheidsbewijs.

Op het ogenblik van vaste benoeming moet een personeelslid aan een aantal decretaal vastgelegde voorwaarden voldoen, waaronder beschikken over het vereiste bekwaamheidsbewijs voor het ambt in kwestie. Bij een vaste benoeming in een ambt van het ondersteunend personeel bepaalt de ORE-waarde van de betrekking het vereiste niveau van bekwaamheidsbewijs en ook de salarisschaal van de betrekking. Op het ogenblik van de vaste benoeming wordt het personeelslid door het bestuur vast benoemd in een ambt en geaffecteerd in een betrekking. Een personeelslid kan in een ambt van het ondersteunend personeelslid worden vast benoemd onder zijn hoogste diplomaniveau.

Als het personeelslid na zijn vaste benoeming een bijkomend "hoger" bekwaamheidsbewijs behaalt, heeft dit geen effect op zijn initiële vaste benoeming. Op het ogenblik van de vaste benoeming voldeed het personeelslid immers aan alle decretale voorwaarden, en is hij dus rechtsgeldig benoemd. Maar het personeelslid kan in datzelfde ambt ook zonder nieuwe vaste benoeming aangesteld worden in een betrekking met een hogere salarisschaal. De benoeming geldt immers voor het betrokken ambt (zonder meer) en een aanstelling in een betrekking met een hoger opleidingsniveau valt dus binnen de draagwijdte van de vaste benoeming voor het ambt. Voorwaarde is alleen dat het personeelslid dus een diploma op het vereiste niveau bezit en het onderwijsinternaat over de nodige ORE beschikt. Opgelet, het personeelslid kan het bestuur niet verplichten om de ORE-waarde op te trekken en betaald te worden aan zijn nieuwe "hogere" bekwaamheidsbewijs.

6.3. Het aantal ORE per ambt

De kostprijs van een ambt wordt uitgedrukt in omkaderingsrekeneenheden (ORE) en hangt af van het aantal uren waarvoor het personeelslid een aanstelling krijgt en voor de wervingsambten verschilt dit ook naargelang het opleidingsniveau en de bijhorende salarisschaal.

Bij de aanwerving van een personeelslid is het dus van belang dat het onderwijsinternaat rekening houdt met het beschikbare aantal ORE.

Het ambt van directeur kan enkel halftijds of voltijds worden opgericht. De ambten van internaatsmedewerker en administratief medewerker zijn deelbaar. Het kleinst aanwendbare deel is één uur.

6.3.1. Directeur

Binnen de beschikbare ORE moet minimaal één halftijdse of maximaal één voltijdse betrekking in het ambt van directeur per onderwijsinternaat worden ingericht. Een onderwijsinternaat kan dus nooit meer dan één voltijdse betrekking van directeur inrichten.

Overeenkomstig de decreten rechtspositie wordt een voltijdse betrekking in een selectie- of bevorderingsambt steeds toegekend hetzij aan één personeelslid, hetzij aan twee personeelsleden die elk met een halftijdse betrekking worden belast. Een halftijdse betrekking in een bevorderingsambt wordt steeds toegekend aan één personeelslid.

Het ambt van directeur is bijgevolg slechts beperkt deelbaar (halftijds of voltijds).

De onderstaande tabel toont het aantal ORE dat een onderwijsinternaat in rekening moet brengen:

voor een voltijdse betrekking 

12.875 ORE 

voor een halftijdse betrekking 

 6.437 ORE 

6.3.2. Administratief medewerker

Het ambt van administratief medewerker kan voltijds of deeltijds ingericht worden.

De onderstaande tabel toont het aantal ORE dat een onderwijsinternaat in rekening moet brengen:

uren opdracht 

salarisschaal 202 

salarisschaal 158  

salarisschaal 542 

 

aantal ORE 

aantal ORE 

aantal ORE 

235 

259 

307 

471 

519 

614 

706 

778 

920 

942 

1037 

1227 

1177 

1297 

1534 

1412 

1556 

1841 

1648 

1815 

2147 

1883 

2075 

2454 

2119 

2334 

2761 

10 

2354 

2593 

3068 

11 

2589 

2853 

3374 

12 

2825 

3112 

3681 

13 

3060 

3371 

3988 

14 

3295 

3631 

4295 

15 

3531 

3890 

4601 

16 

3766 

4149 

4908 

17 

4002 

4409 

5215 

18 

4237 

4668 

5522 

19 

4472 

4927 

5828 

20 

4708 

5187 

6135 

21 

4943 

5446 

6442 

22 

5179 

5705 

6749 

23 

5414 

5965 

7055 

24 

5649 

6224 

7362 

25 

5885 

6483 

7669 

26 

6120 

6743 

7976 

27 

6356 

7002 

8282 

28 

6591 

7261 

8589 

29 

6826 

7521 

8896 

30 

7062 

7780 

9203 

31 

7297 

8039 

9509 

32 

7532 

8299 

9816 

33 

7768 

8558 

10.123 

34 

8003 

8817 

10.430 

35 

8239 

9077 

10.736 

36 

8474 

9336 

11.043 

6.3.3. Internaatsmedewerker

Het ambt van internaatsmedewerker kan voltijds of deeltijds ingericht worden.

De onderstaande tabel toont het aantal ORE dat een onderwijsinternaat in rekening moet brengen:

uren opdracht 

salarisschaal 125 

salarisschaal 159  

salarisschaal 501 

 

aantal ORE 

aantal ORE 

aantal ORE 

251 

278 

353 

503 

556 

706 

754 

833 

1059 

1005 

1111 

1412 

1257 

1389 

1766 

1508 

1667 

2119 

1759 

1944 

2472 

2010 

2222 

2825 

2262 

2500 

3178 

10 

2513 

2778 

3531 

11 

2764 

3056 

3884 

12 

3016 

3333 

4237 

13 

3267 

3611 

4590 

14 

3518 

3889 

4944 

15 

3770 

4167 

5297 

16 

4021 

4444 

5650 

17 

4272 

4722 

6003 

18 

4524 

5000 

6356 

19 

4775 

5278 

6709 

20 

5026 

5556 

7062 

21 

5277 

5833 

7415 

22 

5529 

6111 

7768 

23 

5780 

6389 

8122 

24 

6031 

6667 

8475 

25 

6283 

6944 

8828 

26 

6534 

7222 

9181 

27 

6785 

7500 

9534 

28 

7037 

7778 

9887 

29 

7288 

8056 

10.240 

30 

7539 

8333 

10.593 

31 

7790 

8611 

10.946 

32 

8042 

8889 

11.300 

33 

8293 

9167 

11.653 

34 

8544 

9444 

12.006 

35 

8796 

9722 

12.359 

36 

9047 

10.000 

12.712 

6.3.4. De beheerder die op 1 september 2023 internaatsmedewerker wordt

De beheerder die geen directeur wordt en een individuele concordantie krijgt naar internaatsmedewerker kost voor een voltijdse betrekking 10.000 ORE (naar analogie met de internaatsmedewerker met een bekwaamheidsbewijs van het niveau "ten minste bachelor" en salarisschaal 159). Ook als hij/zij een bekwaamheidsbewijs heeft van het niveau "ten minste HSO" of "ten minste master".

uren opdracht 

salarisschaal 165 

 

aantal ORE 

278 

556 

833 

1111 

1389 

1667 

1944 

2222 

2500 

10 

2778 

11 

3056 

12 

3333 

13 

3611 

14 

3889 

15 

4167 

16 

4444 

17 

4722 

18 

5000 

19 

5278 

20 

5556 

21 

5833 

22 

6111 

23 

6389 

24 

6667 

25 

6944 

26 

7222 

27 

7500 

28 

7778 

29 

8056 

30 

8333 

31 

8611 

32 

8889 

33 

9167 

34 

9444 

35 

9722 

36 

10.000 

6.4. Tijdelijke aanstelling van bepaalde duur of doorlopende duur

De decreten rechtspositie van 27 maart 1991 zijn van toepassing op de personeelsleden die in een van de bovenvermelde ambten aangesteld worden in een onderwijsinternaat.

Een tijdelijk personeelslid wordt in het begin van zijn loopbaan altijd voor bepaalde duur (TABD) aangesteld. Als het personeelslid aan bepaalde voorwaarden voldoet, kan hij vervolgens het recht op een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur (TADD) verwerven.

Meer informatie over de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur (TABD) dan wel doorlopende duur (TADD) vindt u terug in de omzendbrief PERS/2019/03 – De tijdelijke aanstelling van bepaalde duur en van doorlopende duur in een wervingsambt van 24 september 2019.

6.5. Vaste benoeming

De decreten rechtspositie van 27 maart 1991 zijn van toepassing op de personeelsleden die in een van de bovenvermelde ambten aangesteld worden in een onderwijsinternaat.

De betrekkingen in een onderwijsinternaat komen in aanmerking voor vacantverklaring en vaste benoeming.

Meer informatie over de vaste benoeming vindt u terug in de omzendbrief 13CC/VB/ML Vaste benoeming - Procedure, voorwaarden en mededeling aan het Ministerie van Onderwijs en Vorming.

6.6. De prestatieregeling

6.6.1. Wekelijkse arbeidsduur

6.6.1.1. Directeur

Voor het ambt van directeur legt de overheid geen specifieke prestatieregeling vast. De invulling van deze opdrachten wordt overgelaten aan het bestuur.

Meer informatie over de deelbaarheid van het ambt van directeur alsook het aantal ORE dat een ambt van directeur kost vindt u terug in punt 6.3.1.

6.6.1.2. Administratief medewerker en internaatsmedewerker

Voor de ambten van administratief medewerker en internaatsmedewerker geldt een prestatieregeling van 36 uren (aan 60 minuten) voor een voltijdse opdracht op weekbasis (36/36).

De ambten van internaatsmedewerker en administratief medewerker zijn deelbaar. Het aantal uren voor een ambt met onvolledige prestaties bedraagt een evenredig deel van het hiervoor bedoelde aantal uren. Een ambt met onvolledige prestaties kan worden uitgeoefend vanaf minstens één uur (1/36) en altijd in gehele uren.

6.6.1.3. Praktische schikkingen

Aan iedere prestatieregeling wordt ook een (betalings)noemer gekoppeld omdat AGODI zo kan bepalen op welk salaris een personeelslid recht heeft.

Voor de administratief medewerker en de internaatsmedewerker stemt de noemer overeen met de effectieve prestatieregeling. Voor de directeur wordt, zoals in de andere onderwijsniveaus, de noemer 10 gehanteerd, maar staat los van de reële taakbelasting.

Ambt  

 

Prestatieregeling 

Noemer  

(praktisch) 

Directeur 

10 

Administratief medewerker 

36 uren per week 

36 

Internaatsmedewerker  

36 uren per week 

36 

6.6.2. Dag- en nachtprestaties internaatsmedewerker

De arbeidsduur mag niet meer bedragen dan 9 uren per dag als het personeelslid tijdens de dienst niet moet overnachten. Na overleg met het personeelslid kan deze arbeidsduur ook meer dan 9 uren bedragen, maar steeds beperkt tot een maximum van 11 uren.

Als het personeelslid tijdens de dienst ook moet overnachten dan mag de aanwezigheid van het personeelslid niet meer dan 16 opeenvolgende uren bedragen.

Elk uur verplichte aanwezigheid tijdens de dag, tussen het opstaan en het slapengaan van de internen, telt mee als arbeidsprestatie. De uren aanwezigheid tijdens de nacht, tussen het slapengaan en het opstaan van de internen, tellen mee voor vier uren arbeidsprestatie.

Met "tussen het slapengaan en opstaan van de internen" wordt de aaneengesloten periode van 8 uur tussen 22 uur ’s avonds en 8 uur ’s morgens bedoeld.

Een internaatsmedewerker mag maar maximaal 4 nachten per week werken en heeft per 3 zondagsprestaties minstens 1 zondag volledig vrij.

6.6.3. Overwerk en bijbetrekking

De mogelijkheid tot en modaliteiten van overwerk of bijbetrekking gelden ook in de onderwijsinternaten.

Meer informatie over overwerk en bijbetrekking vindt u terug in de omzendbrief PERS/2005/21 – Cumulatieregeling van 25 oktober 2005.

6.7. Inzetbaarheid

Een personeelslid wordt – net als in de andere onderwijsniveaus – door het bestuur aangesteld in en geaffecteerd aan een onderwijsinternaat. Een onderwijsinternaat kan ten gevolge van de schaalvergroting naast een hoofdvestigingsplaats ook meerdere andere vestigingsplaatsen hebben. Een personeelslid is dan ook in principe steeds inzetbaar in dat onderwijsinternaat met inbegrip van alle vestigingsplaatsen en dit uiteraard binnen de draagwijdte van de tijdelijke aanstelling of vaste benoeming.

In de decreten rechtspositie wordt echter een afbakening van inzetbaarheid ingeschreven, die inhoudt dat de afstand van de standplaats van het personeelslid tot een andere vestigingsplaats waar het personeelslid eventueel moet worden ingezet niet meer bedraagt dan 25 km. In onderling overleg kan het personeelslid echter wel instemmen met een grotere afstand. De standplaats van een personeelslid wordt bepaald in onderling overleg tussen een personeelslid en de directeur (voor het gemeenschapsonderwijs) of de inrichtende macht (voor het gesubsidieerd onderwijs). Als de standplaats bepaald is, kan deze standplaats slechts worden gewijzigd na een nieuw onderling overleg tussen de betrokken partijen. De inzetbaarheid en standplaats van het personeelslid worden ook opgenomen in het geschrift, besluit of overeenkomst die wordt opgemaakt bij de aanstelling van het personeelslid en in de functiebeschrijving en dit binnen de bestaande regels en procedures die daartoe zijn opgenomen in de regelgeving.

Als een onderwijsinternaat haar organisatie moet herschikken, dan gebruikt ze de standplaats van het personeelslid om de inzetbaarheid van de betrokken personeelsleden af te toetsen. Als bij de toekenning van een opdracht de afstand van de standplaats tot de vestigingsplaats waar de betrekking wordt ingericht meer dan 25 km bedraagt dan kan een personeelslid die opdracht weigeren, behalve als het gaat om een vestigingsplaats waar het personeelslid al een opdracht uitoefent. Het personeelslid kan natuurlijk ook instemmen met een opdracht in een vestigingsplaats die meer dan 25 km van de standplaats ligt. Als een vastbenoemd personeelslid bij een reorganisatie van de opdrachten in het onderwijsinternaat niet inzetbaar is in een straal van 25 km van zijn standplaats en een opdracht weigert buiten die begrenzing, dan wordt dit personeelslid ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking en gelden de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling.

6.8. Vakantieregeling

6.8.1. In de onderwijsinternaten die niet voorzien in bijkomende verblijfsdagen

De vakantieregeling van de administratief medewerker en de internaatsmedewerker worden onderhandeld binnen het bevoegde lokale onderhandelingscomité.

De onderhandelde vakantieregeling moet wel rekening houden met volgende bepalingen.

Het bestuur kan de personeelsleden maar maximaal 12 dagen verplichten om te werken in:

  • de zomervakantie (die begint op 1 juli en eindigt op 31 augustus);
  • de herfstvakantie (die begint de maandag van de week waarin 1 november valt en één week duurt. Als 1 november op een zondag valt, dan begint de herfstvakantie op 2 november);
  • de kerstvakantie (die begint de maandag van de week waarin 25 december valt en twee weken duurt. Als 25 december op een zaterdag of een zondag valt, dan begint de kerstvakantie de maandag na 25 december);
  • de krokusvakantie (die begint de zevende maandag vóór Pasen en één week duurt);
  • de paasvakantie (die begint de eerste maandag van april en twee weken duurt. Als Pasen in de maand maart valt, dan begint de paasvakantie de maandag na Pasen. Als Pasen na 15 april valt, begint de paasvakantie de tweede maandag vóór Pasen).

Met andere woorden, de personeelsleden genieten de bovenvermelde vakantieperioden met uitzondering van de maximaal 12 verplichte werkdagen.

Opgelet:

  • de laatste dag van een vakantieperiode telt niet mee om het voormelde maximum van 12 dagen te berekenen;
  • van de maximaal 12 dagen die verplicht kunnen worden, kunnen er maar maximaal 10 in de zomervakantie vallen.

Tijdens de zomervakantie heeft elk personeelslid hoe dan ook recht op een ononderbroken vakantie van 5 weken.

6.8.2. In de onderwijsinternaten die wel voorzien in bijkomende verblijfsdagen

Van de vakantieregeling zoals vermeld in punt 6.8.1 kan na onderhandelingen in het bevoegde lokale comité afgeweken worden voor de personeelsleden die werken in de onderwijsinternaten die voorzien in bijkomende verblijfsdagen.

6.9. Geldelijke anciënniteit

De bezoldigingsregeling voor de internaatsmedewerker en directeur wordt geregeld bij het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs.

De bezoldigingsregeling van de administratief medewerker wordt geregeld bij het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs.

Zie ook punt 6.17 over de overgangsmaatregelen.

6.10. Functiebeschrijving en evaluatie

Wat betreft de functiebeschrijving en evaluatie geldt voor personeelsleden in een onderwijsinternaat dezelfde reglementering als voor andere personeelsleden in het onderwijs. Meer informatie is terug te vinden in de omzendbrief PERS/2007/09 - Functiebeschrijving en evaluatie van 29 oktober 2007.

Voor het ambt van directeur is wel één bijzonderheid vastgelegd. Het bestuur evalueert een personeelslid, dat aangesteld is als directeur van een onderwijsinternaat en daarnaast nog een andere opdracht uitoefent in een wervingsambt in dezelfde instelling, voor beide ambten.

6.11. Ziekte en ongevallen

De volgende dienstonderbrekingen met betrekking tot ziekte en ongevallen die ook van toepassing zijn op de personeelsleden van de andere onderwijsniveaus, zijn eveneens van toepassing op de personeelsleden van de onderwijsinternaten. We verwijzen voor meer informatie naar de desbetreffende omzendbrieven of de website. In elke omzendbrief is een verwijzing naar de regelgeving opgenomen.

Dienstonderbreking  

Omzendbrief  

Ziekteverlof  

Ziekteverlof voor: 

- vastbenoemde 

- tijdelijke 

- contractuele 

personeelsleden 

PERS/2007/07 - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen, de afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds en de terbeschikkingstelling wegens ziekte van 21 september 2007, hoofdstuk 2 

Controle tijdens het ziekteverlof 

13AC/B.Ph./SH/js - Controle op de afwezigheid wegens ziekte van 20 januari 1999 

Terbeschikkingstelling wegens ziekte 

PERS/2007/07 - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen, de afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds en de terbeschikkingstelling wegens ziekte van 21 september 2009, hoofdstuk 3 

Verminderde prestaties bij ziekte 

Verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte 

PERS/2007/07 - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen, de afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds en de terbeschikkingstelling wegens ziekte van 21 september 2009, hoofdstuk 5 

Afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds 

website 

Langdurig verlof verminderde prestaties om medische redenen 

PERS/2007/07 - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen, de afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds en de terbeschikkingstelling wegens ziekte van 21 september 2009, hoofdstuk 6 

Herinschakeling 

Herinschakeling via re-integratieprocedure 

PERS/2014/04 - Werkwijze vanaf 1 september 2014 voor de herinschakeling van een definitief arbeidsongeschikt personeelslid in het kader van een re-integratietraject van 8 mei 2014 

Herinschakeling na beslissing van MEDEX 

PERS/2014/03 - Werkwijze vanaf 1 september 2014 voor de herinschakeling van een definitief arbeidsongeschikt personeelslid na een beslissing van MEDEX van 8 mei 2014 

Beroepsziekten 

Beroepsziekten 

13AC/IF/ONG.28.2 - Beroepsziekten van 15 december 1999 

Arbeidsongeval  

Arbeidsongeval  

13AC/IF/ONG.28.1 - Arbeidsongevallen van 15 december 1999 

Verlof voor buitendienstongeval 

Verlof voor buitendienstongeval 

PERS/2008/01 - Buitendienstongevallen van 1 september 2008 

PERS/2007/07 - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen, de afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds en de terbeschikkingstelling wegens ziekte van 21 september 2009, punt 2.1.11. 

Profylactisch verlof 

Profylactisch verlof 

13AC/B.Ph./SH/js - Controle op de afwezigheid wegens ziekte van 20 januari 1999, punt 3. 

PERS/2002/21 (13AC) - Bedreiging door een beroepsziekte tijdens de zwangerschap en moederschapsbescherming van 24 september 2002, punt 2.3.1. 

6.12. Verloven en afwezigheden

De volgende verloven en afwezigheden die ook van toepassing zijn op de personeelsleden van de andere onderwijsniveaus, zijn eveneens van toepassing op de personeelsleden van de onderwijsinternaten. We verwijzen voor meer informatie naar de desbetreffende omzendbrieven of de website. In elke omzendbrief is een verwijzing naar de regelgeving opgenomen.

Dienstonderbreking  

Omzendbrief  

Loopbaanonderbreking en zorgkrediet 

Loopbaanonderbreking:  

- ouderschapsverlof 

  

 

- palliatieve zorgen 

  

 

- medische bijstand  

 

 

- mantelzorg  

 

 

  • - gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf 50 of 55 jaar (uitdovend)

 

PERS/2017/07 - Loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof van 19 mei 2017  

 

PERS/2017/06 - Loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen van 19 mei 2017  

 

PERS/2017/04 - Loopbaanonderbreking voor medische bijstand van 19 mei 2017  

 

PERS/2020/03 - Loopbaanonderbreking voor mantelzorg van 19 juni 2020  

 

PERS/2017/05 - Gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 50 of 55 jaar van 19 mei 2017  

Zorgkrediet  

PERS/2016/01 - Zorgkrediet voor de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding van 30 juni 2016  

Verlof tijdelijk andere opdracht 

Verlof tijdelijk andere opdracht (VTAO) 

PERS/2014/01 - Administratieve en geldelijke toestand van vast benoemde personeelsleden die tijdelijk belast worden met een andere opdracht – TAO van 22 januari 2014  

Zwangerschap en ouderschap 

Bedreiging door een beroepsziekte tijdens de zwangerschap en moederschapsbescherming  

PERS/2002/21 (13AC) - Bedreiging door een beroepsziekte tijdens de zwangerschap en moederschapsbescherming van 24 september 2002  

Bevallings-, geboorte en onbezoldigd ouderschapsverlof  

PERS/2005/03 (13AC) - Bevallings-, geboorte- en onbezoldigd ouderschapsverlof voor tot de proeftijd toegelaten en vast benoemde personeelsleden van 14 januari 2005 

PERS/2005/02 (13 AC) - Bevallings-, geboorte- en onbezoldigd ouderschapsverlof voor tijdelijke personeelsleden van 14 januari 2005 

Omstandigheidsverlof bij de bevalling van je partner 

PERS/2021/01 - Omstandigheidsverlof naar aanleiding van de bevalling van 21 januari 2021 

Verlof voor adoptie, pleegvoogdij en pleegzorg  

PERS/2011/03 - Verlof voor adoptie, pleegvoogdij en pleegzorg van 23 mei 2011  

Terbeschikkingstelling  

Terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking (TBSOB) 

PERS/2003/08 - Reaffectatie en wedertewerkstelling van 28 juli 2003 

Terbeschikkingstelling wegens ziekte 

PERS/2007/07 - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen, de afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds en de terbeschikkingstelling wegens ziekte van 21 september 2009 

Verlof om persoonlijke en familiale redenen 

Omstandigheidsverlof:  

- naar aanleiding van de bevalling van je partner 

- voor staatsburgerlijke verplichtingen of burgerlijke opdrachten 

- bij huwelijk of samenwonen 

- bij een overlijden 

PERS/2021/01 - Omstandigheidsverlof naar aanleiding van de bevalling van 21 januari 2021 

PERS/2021/06 - Omstandigheidsverlof voor staatsburgerlijke verplichtingen of burgerlijke opdrachten, bij huwelijk of samenwonen en bij een overlijden van 28 september 2021 

Verlof voor dwingende redenen van familiaal belang (enkel voor personeelsleden GO!) 

website  

Verlof wegens overmacht 

PERS/2021/07 - Verlof wegens overmacht van 26 oktober 2021 

Politiek verlof 

PERS/2006/10 - Politiek verlof van 20 december 2006 

Verlof om kandidaat te zijn bij wetgevende of provinciale verkiezingen 

website  

Verlof of afwezigheid voor verminderde prestaties 

Verlof voor verminderde prestaties (VVP) 

PERS/2017/02 - Verlof voor verminderde prestaties van 8 maart 2017  

Afwezigheid voor verminderde prestaties (AVP) 

PERS/2017/01 - Afwezigheid voor verminderde prestaties van 8 maart 2017 

Verlof voor verminderde prestaties vanaf de leeftijd van 55 jaar  

PERS/2017/03 - Verlof voor verminderde prestaties vanaf de leeftijd van 55 jaar van 8 maart 2017  

Opnieuw in actieve dienst treden 

Opnieuw in actieve dienst treden bij een dienstonderbreking 

13CC/IF/GDH - Schaarste aan onderwijsverstrekkers - overwerk, bijbetrekking en opnieuw in actieve dienst treden van 6 oktober 2000 

Werken na pensioen 

PERS/2009/11 - Een gepensioneerde die in het onderwijs of bij de inspectie in dienst treedt van 25 september 2009 

Detacheringen 

Verlof wegens opdracht 

website  

Verlof wegens bijzondere opdracht 

website 

Vakbondsverlof 

website 

Verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet 

13AC/CR/B.Ph./SH/js-3 - Verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet voor tot de proeftijd toegelaten en vast benoemde personeelsleden van 8 december 1995 

Verlof voor prestaties bij erkende politieke groepen 

website  

6.13. Internetvergoeding en vervoerskosten 

De bepalingen over de vervoerskosten voor het openbaar vervoer en de fietsvergoeding voor het woon-werkverkeer zijn terug te vinden in de omzendbrief Volledige tenlasteneming door de werkgever van de vervoerskosten voor het openbaar vervoer naar en van het werk. Toekenning van een fietsvergoeding voor het woon-werkverkeer van 22 december 2000.

Informatie over de internetvergoeding is terug te vinden in de omzendbrief Internetvergoeding van 28 september 2021.

6.14. Vervangingen 

Een administratief medewerker, internaatsmedewerker of directeur kan onder bepaalde voorwaarden worden vervangen.

De vervanger van het personeelslid dat afwezig is, krijgt een salaris of salaristoelage als de vervanging voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • het te vervangen personeelslid is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking in het onderwijs;
  • het te vervangen personeelslid is niet afwezig voor nascholing;
  • het te vervangen personeelslid is afwezig voor ten minste één werkdag.

Dit betekent dus ook dat vervangingen in juni mogelijk zijn.

Een titularis vervangen door een personeelslid met een bekwaamheidsbewijs van een ander opleidingsniveau is mogelijk. De initiële ORE-waarde van de betrekking van de titularis blijft gelden en wijzigt dus niet. De vervanger wordt bezoldigd op basis van zijn bekwaamheidsbewijs, wat betekent dat de salarisschaal van de vervanger lager maar ook hoger kan liggen dan deze van de titularis.

6.15. Personeel ten laste van het werkingsbudget en van de eigen middelen

6.15.1. Personeel dat valt onder de wet op de arbeidsovereenkomsten

Het onderwijsinternaat kan ten laste van de eigen middelen en/of ten laste van het werkingsbudget personeel aanwerven dat valt onder de toepassing van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. In dat geval valt het contractuele personeelslid dus volledig onder het stelsel van de arbeidswetgeving en staat het bestuur zelf in voor de bezoldiging van het personeelslid. De administratieve en geldelijke principes die in deze omzendbrief worden toegelicht, zijn niet van toepassing op dit contractuele personeelslid.

6.15.2. Personeel dat valt onder de PWB-regeling

Het onderwijsinternaat kan personeel aanwerven:

  • ten laste van het werkingsbudget;
  • ten laste van de eigen middelen in functie van het behalen van de ORE-norm (zie hierover ook punt 5.1.4.2 van deze omzendbrief);
  • ten laste van de Vlaamse ondersteuningspremie uitgekeerd door de VDAB;
  • met projectmiddelen die het beleidsdomein Onderwijs en Vorming toekent in de vorm van subsidies.

Om het gemakkelijk te houden en omdat de gevolgen bij elk van de vier mogelijkheden dezelfde zijn, wordt hiernavolgend algemeen gesproken van "personeelsleden die via PWB worden aangesteld".

Onderwijsinternaten die in deze zin personeel aanwerven, melden aan AGODI aan de hand het modelformulier in de bijlagen.

De decreten rechtspositie van 27 maart 1991 zijn van toepassing op de personeelsleden die via PWB worden aangesteld. De uitbetaling van het personeelslid gebeurt via AGODI. Die laatste vordert de kosten van het salaris terug van het bestuur. De administratieve en geldelijke principes die in deze omzendbrief worden toegelicht, zijn van toepassing op het tijdelijke personeelslid.

6.15.2.1. Voor alle ambten van toepassing in de onderwijsinternaten

Een bestuur kan betrekkingen oprichten in de ambten van administratief medewerker, internaatsmedewerker en directeur.

Omdat het onderwijsinternaat minstens een halftijdse betrekking moet inrichten in het ambt van directeur met de basisomkadering, kan een onderwijsinternaat slechts voor maximaal 1 halftijdse betrekking een betrekking in het ambt van directeur oprichten via PWB.

6.15.2.2. Administratieve en geldelijke rechtspositie

6.15.2.2.1. Tijdelijke aanstelling

Het personeelslid dat via PWB in een betrekking wordt aangeworven, wordt altijd aangesteld als tijdelijk personeelslid conform de bepalingen van de decreten rechtspositie van 27 maart 1991.

Dit betekent dat, als een vastbenoemd personeelslid in deze betrekking op basis PWB wordt aangesteld, dat enkel kan via de regels van de "tijdelijk andere opdracht". Meer informatie over het verlof wegens tijdelijk andere opdracht vindt u terug in de omzendbrief PERS/2014/01 - Administratieve en geldelijke toestand van vast benoemde personeelsleden die tijdelijk belast worden met een andere opdracht – TAO van 22 januari 2014.

De prestaties die het personeelslid in de betrekking verricht, komen in aanmerking als dienstanciënniteit overeenkomstig de decreten rechtspositie.

Opgelet: Het personeelslid bouwt via deze tewerkstelling in de betrekking statutaire rechten op en kan deze rechten laten gelden ten aanzien van betrekkingen binnen de organieke omkadering van het onderwijsinternaat. In deze betrekking kan een personeelslid wel een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur krijgen, maar nooit een vaste benoeming aangezien de opdracht steeds wordt beschouwd als zijnde van tijdelijke duur.

6.15.2.2.2. Geen vacantverklaring en vaste benoeming

De betrekking die via PWB wordt ingericht, komt niet in aanmerking voor vacantverklaring en het bestuur kan hierin niet vast benoemen, muteren of affecteren.

6.15.2.2.3. Bezoldiging

Het personeelslid dat tijdelijk aangesteld wordt in de betrekking, heeft recht op een salaris op basis van de regelgeving die voor tijdelijke personeelsleden van kracht is voor het desbetreffende ambt.

Voor vastbenoemde personeelsleden die op basis van PWB aangesteld worden, geldt de bezoldigingsregeling van de tijdelijk andere opdracht (zie omzendbrief PERS/2014/01 - Administratieve en geldelijke toestand van vast benoemde personeelsleden die tijdelijk belast worden met een andere opdracht – TAO van 22 januari 2014).

AGODI zorgt voor de bezoldiging van de personeelsleden die op deze wijze worden aangeworven en vordert de volledige loonkost van deze personeelsleden van het bestuur terug.

6.15.2.2.4. Reaffectatie en wedertewerkstelling

De bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage gelden ten aanzien van de betrekkingen die via PWB worden ingericht.

Dit betekent dat de betrekking niet kan gebruikt worden om een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking te vermijden in het kader van de voorafgaande maatregelen. Wel moet de betrekking beschouwd worden als een vacature die in aanmerking komt om personeelsleden die ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking in te reaffecteren of weder tewerk te stellen.

6.15.2.2.5. Vervanging bij afwezigheden

Als een personeelslid via PWB in dergelijke betrekking wordt aangeworven, kan het bestuur bij afwezigheid van dit personeelslid een vervanger aanstellen. Hier gelden dezelfde regels als bij alle andere afwezigheden. Als de afwezigheid van de titularis bezoldigd is en het bestuur een vervanger aanstelt, dan zal AGODI naast de loonkost van de titularis ook de loonkost van de vervanger terugvorderen.

6.15.2.3. Praktische schikkingen

Hoe u personeelsleden die u aanstelt via PWB naar AGODI opstuurt, vindt u in punt 4 van de omzendbrief PERS/2012/08 - Aanwending van het werkingsbudget voor de aanwerving van personeel van 15 oktober 2012.

  

6.16. Ambtshalve en individuele concordanties op 1 september 2023

Op 1 september 2023 zullen de statutaire personeelsleden vanuit de oude ambten geconcordeerd moeten worden naar de nieuwe ambten van internaatsmedewerker, administratief medewerker of directeur. De hierna beschreven concordantieregeling is dus niet van toepassing op de contractuele personeelsleden die op of na 1 september 2023 aangesteld worden binnen de ORE-omkadering. Voor deze personeelsleden gelden de overgangsmaatregelen, vermeld in punt 6.17.4.

Binnen het systeem van concordantie worden twee types onderscheiden, namelijk enerzijds ambtshalve concordantie en anderzijds individuele concordantie.

Bij een ambtshalve concordantie wordt de overdracht van de rechten en plichten die gekoppeld zijn aan een ambt automatisch overgedragen naar een ander ambt. Het gaat hier om een ingreep die de administratie centraal uitvoert voor iedereen die rechten en plichten heeft voor een bepaald ambt.

Belangrijk hierbij is dat de betrokken personeelsleden niet per se op 1 september 2023 in dienst moeten zijn om de ambtshalve concordantie toegekend te krijgen. Wie bijvoorbeeld gedurende de maanden september 2022 tot en met juni 2023 aan de slag was als studiemeester-opvoeder en pas na de kerstvakantie in 2024 een opdracht opneemt als internaatsmedewerker, krijgt ook de ambtshalve concordantie toegekend. Ook tijdelijke personeelsleden die bijvoorbeeld een opdracht vervuld hebben in april 2023 en pas terug in dienst komen in april 2024, krijgen de ambtshalve concordantie toegekend. De ambtshalve concordantie zal als het ware in de tussenperiode "slapend" in het dossier van de betrokken personeelsleden aanwezig zijn en bij het opnemen van een effectieve opdracht in werking gesteld worden.

Bij een individuele concordantie wordt de overdracht van de rechten en plichten die gekoppeld zijn aan een ambt naar een ander ambt per individueel personeelslid bepaald.

Elke individuele concordantie is persoonsgebonden en eenmalig.

6.16.1. Overzicht

Soort concordantie  

Van het ambt van … 

Naar het ambt van … 

Individuele concordantie 

Beheerder 

Directeur 

 

Individuele concordantie 

Beheerder 

Internaatsmedewerker 

Ambtshalve concordantie 

Studiemeester-opvoeder 

Ergotherapeut 

Kinderverzorger 

Kinesitherapeut 

Logopedist 

Verpleger 

Studiemeester-opvoeder internaat 

Maatschappelijk werker 

Orthopedagoog 

Psycholoog 

Hoofdopvoeder 

Internaatsmedewerker  

Ambtshalve concordantie 

Klerk-typist 

Rekenplichtig correspondent 

Eerstaanwezend rekenplichtig correspondent 

Opsteller 

Administratief medewerker 

Ambtshalve concordantie 

Directeur van een medisch-pedagogisch instituut gefinancierd door de Vlaamse gemeenschap 

Directeur (van de school in het buitengewoon basisonderwijs, niet van een onderwijsinternaat) 

Opgelet:
- Een individuele concordantie van beheerder naar administratief medewerker is niet mogelijk.
- Bij sluiting van een internaat of onderwijsinternaat is een individuele concordantie van de beheerder enkel mogelijk naar het ambt van internaatsmedewerker.

6.16.2. De gevolgen

Beide types concordantie hebben dezelfde gevolgen voor de personeelsleden.

Concreet regelt de concordantie de volgende overdrachten van rechten en plichten:

  • als dit van toepassing is, wordt wie zich kandidaat gesteld had voor een tijdelijke aanstelling in een bepaald ambt geacht zich kandidaat te hebben gesteld voor een tijdelijke aanstelling in het vanuit dat oude ambt geconcordeerde nieuwe ambt;
  • wie in een ambt diensten heeft gepresteerd, wordt geacht ook die diensten te hebben gepresteerd in het vanuit dat oude ambt geconcordeerde nieuwe ambt;
  • wie zich kandidaat gesteld had voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een bepaald ambt, wordt geacht zich kandidaat te hebben gesteld voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in het vanuit dat oude ambt geconcordeerde nieuwe ambt;
  • wie het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur verworven had voor een bepaald ambt, heeft ook het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur verworven voor het vanuit dat oude ambt geconcordeerde nieuwe ambt;
  • wie een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur had voor een bepaald ambt, heeft ook een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur voor het vanuit dat oude ambt geconcordeerde nieuwe ambt;
  • de vacantverklaring en de kandidaatstelling die iemand gedaan heeft met het oog op een vaste benoeming in een bepaald ambt, worden geacht gebeurd te zijn in het vanuit dat oude ambt geconcordeerde nieuwe ambt;
  • wie vastbenoemd is voor een bepaald ambt, is ook vastbenoemd voor het vanuit dat oude ambt geconcordeerde nieuwe ambt;
  • als dit van toepassing is, worden de vacantverklaring en de kandidaatstelling die iemand gedaan heeft met het oog op mutatie naar een bepaald ambt, geacht gebeurd te zijn in het vanuit dat oude ambt geconcordeerde nieuwe ambt;
  • wie terbeschikkinggesteld was wegens ontstentenis van betrekking in een bepaald ambt, is ook terbeschikkinggesteld wegens ontstentenis van betrekking in het vanuit dat oude ambt geconcordeerde nieuwe ambt (opgelet dit geldt niet voor de beheerder die individueel geconcordeerd wordt naar het ambt van internaatsmedewerker);
  • wie gereaffecteerd of wedertewerkgesteld was in een bepaald ambt, is ook gereaffecteerd of wedertewerkgesteld in het vanuit dat oude ambt geconcordeerde nieuwe ambt.

Voor de personeelsleden die een ambtshalve of individuele concordantie toegekend gekregen hebben en voor wie dat nodig is, wordt daarenboven voorzien in overgangsmaatregelen voor wat betreft het bekwaamheidsbewijs (OM/VE of OM/VO) en de salarisschaal.

6.16.3. Personeelsleden die tijdelijk aangesteld of vastbenoemd zijn onder hun hoogste bekwaamheidsbewijs

Personeelsleden worden geconcordeerd conform hun huidige tijdelijke aanstelling of vaste benoeming. Dus een personeelslid dat op dit ogenblik tijdelijk aangesteld of vastbenoemd is op het niveau "ten minste bachelor" (omdat dat personeelslid daar ooit zelf mee ingestemd heeft) maar eigenlijk beschikt over een diploma "ten minste master" zal geconcordeerd worden naar het ambt van internaatsmedewerker op het niveau "ten minste bachelor". Er wordt niet geconcordeerd op basis van het hoogste bekwaamheidsbewijs maar op basis van het ambt en diplomaniveau waarin het personeelslid voor 1 september 2023 tijdelijk aangesteld of vastbenoemd was.

Het personeelslid heeft in principe wel recht op een hogere salarisschaal als hij een bekwaamheidsbewijs "ten minste master" heeft, maar dan moet ook de ORE-waarde aangepast worden aan het niveau van dat bekwaamheidsbewijs. Opgelet wel, het personeelslid kan het bestuur niet verplichten om de ORE-waarde op te trekken en betaald te worden aan zijn nieuwe "hogere" bekwaamheidsbewijs.

Vermits het recht op TADD en een vaste benoeming verworven worden per ambt moet het personeelslid bij een aanpassing van de ORE-waarde niet opnieuw rechten opbouwen.

6.16.4. Praktische schikkingen bij de individuele concordanties

Het individueel ondertekende concordantieformulier moet ingediend worden bij AGODI uiterlijk op 15 september 2023 via documenten.onderwijspersoneel@ond.vlaanderen.be.

Als het personeelslid en het bestuur niet tot een akkoord komen, kan het personeelslid een bezwaarschrift uiterlijk 10 kalenderdagen nadat het bestuur de beslissing aan hem heeft meegedeeld, indienen bij de Commissie Bezwaarschriften.

De Commissie Bezwaarschriften bestaat uit de administrateur-generaal van AGODI, of zijn afgevaardigde, en uit een bevoegde inspecteur.

De Commissie Bezwaarschriften beslist collegiaal binnen 30 kalenderdagen nadat het bezwaarschrift bij de Commissie Bezwaarschriften is ingediend.

Als het bestuur niet uiterlijk 15 september beslist, kan het personeelslid tot en met 5 oktober 2023 een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Commissie Bezwaarschriften. Dat kan via een formulier bezwaarschriften dat het personeelslid opstuurt naar personeel.secundaironderwijs.agodi@vlaanderen.be.

6.17. Overgangsmaatregelen

6.17.1. Voor de vastbenoemde of tot de proeftijd toegelaten beheerder die geen directeur wordt op 1 september 2023

Het decreet over de onderwijsinternaten streeft naar schaalvergroting. Hierdoor zullen niet alle beheerders in de toekomst directeur kunnen worden. Daarom wordt een overgangsmaatregel voorzien voor de beheerders die geen directeur worden.

De beheerders die:

  • vastbenoemd of toegelaten tot de proeftijd zijn in het ambt van beheerder en
  • op 31 augustus 2023 titularis zijn van een betrekking en
  • op 1 september 2023 niet als directeur in een onderwijsinternaat worden aangesteld,

worden, voor het volume van de opdracht waarvan ze op 31 augustus 2023 titularis zijn, aangesteld als internaatsmedewerker.

Omdat hun loon een verworven recht is, behouden zij de salarisschaal die zij genieten op 31 augustus 2023, tenzij ze recht hebben op een gunstiger salaris.

Daarnaast mogen zij ook de titel "adjunct-directeur" voeren.

De beheerder die geen directeur wordt, moet bijgevolg een individuele concordantie krijgen naar internaatsmedewerker. Een voltijdse betrekking voor dit personeelslid aan salarisschaal 165 kost 10.000 ORE (naar analogie met de internaatsmedewerker met een bekwaamheidsbewijs van het niveau "ten minste bachelor" en salarisschaal 159). Ook als hij/zij een bekwaamheidsbewijs heeft van het niveau "ten minste HSO" of "ten minste master" (zie punt 6.3.4).

Een beheerder die internaatsmedewerker wordt maar een bekwaamheidsbewijs "ten minste master" heeft, heeft ook recht op salarisschaal 501 op voorwaarde dat het bestuur bereid is om de betrekking op masterniveau in te richten. Het aantal ORE dat wordt aangerekend, is dan conform salarisschaal 501 (zie punt 6.3.3).

6.17.2. Voor de tot de proeftijd toegelaten beheerder in het Gemeenschapsonderwijs die directeur wordt op 1 september 2023

Er wordt ook een overgangsmaatregel voorzien voor het personeelslid dat in het Gemeenschapsonderwijs op 31 augustus 2023 tot de proeftijd is toegelaten in het ambt van beheerder en op 1 september 2023 een individuele concordantie krijgt naar het ambt van directeur.

Dit personeelslid wordt na twaalf maanden effectieve prestaties vanaf zijn toelating tot de proeftijd in het ambt van beheerder, vastbenoemd in het ambt van directeur.

6.17.3. Mogelijkheid tot nieuwe affectatie of mutatie op 1 september 2023

Een personeelslid heeft de mogelijkheid om een nieuwe affectatie aan te vragen of op zoek te gaan naar een ander bestuur met het oog op mutatie. Het bestuur kan een personeelslid dat uiterlijk op 31 augustus 2023 – de vooravond van de transitie – vastbenoemd is, op 1 september 2023 een nieuwe affectatie aanbieden of ingaan op een vraag tot mutatie.

Met een nieuwe affectatie krijgt het vastbenoemd personeelslid een betrekking toegewezen als vastbenoemd personeelslid aan een andere instelling van hetzelfde bestuur.

Met een mutatie stapt een vastbenoemd personeelslid over naar een ander bestuur.

Een nieuwe affectatie of mutatie is mogelijk voor ieder vastbenoemd personeelslid (dus ongeacht het ambt: beheerder, studiemeester-opvoeder, psycholoog, …).

Zowel een nieuwe affectatie als mutatie is mogelijk in een vacante betrekking in een wervingsambt in het gewoon of buitengewoon basisonderwijs, in het gewoon of buitengewoon secundair onderwijs of in een onderwijsinternaat, op voorwaarde dat dit personeelslid beschikt over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor dat ambt. Dit wijkt af van de gangbare regeling waarbij een affectatie of mutatie enkel mogelijk is in hetzelfde ambt.

Meer informatie over welke wervingsambten er bestaan, vindt u hier. Welke de vereiste of voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen voor deze ambten zijn, vindt u hier.

Als het personeelslid de affectatie aanvaardt of de mutatie opneemt, houdt dat in dat het personeelslid ook de salarisschaal verbonden aan dat ambt aanvaardt. Aan de affectatie aan het huidige onderwijsinternaat komt daarmee een einde.

6.17.4. Voor de contractuele opvoeder

Dankzij het nieuwe omkaderingssysteem zullen er vanaf 1 september 2023 meer gesubsidieerde of gefinancierde betrekkingen kunnen worden ingericht in de onderwijsinternaten. Daarom zijn overgangsmaatregelen voorzien voor contractuele opvoeders die vanaf 1 september 2023 een statutaire aanstelling krijgen.

6.17.4.1. Omzetting van gepresteerde diensten in dienstanciënniteit

Voor de personeelsleden:

  • die in het schooljaar 2022-2023 in dienst zijn als contractueel personeelslid in een functie van opvoeder én
  • aangesteld worden in een onderwijsinternaat binnen de omkadering (ORE) zoals voorzien in het decreet over de onderwijsinternaten,

worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een functie van opvoeder beschouwd als dienstanciënniteit zoals vermeld in de decreten rechtspositie van 27 maart 1991.

De diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het ambt van internaatsmedewerker.

Opgelet, de volgende periodes komen niet in aanmerking voor de berekening van de dienstanciënniteit:

  • politiek verlof of politiek mandaat;
  • onbezoldigde ziektedagen;
  • verlof zonder wedde.

6.17.4.2. Recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD)

Door de aanrekening van de in punt 6.17.4.1 vermelde prestaties als dienstanciënniteit, kan een personeelslid, als hij aan alle overige voorwaarden voldoet, eventueel met ingang van 1 september 2023 in aanmerking komen voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in het ambt van internaatsmedewerker.

Het personeelslid moet cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • het personeelslid wordt op 1 september 2023 aangesteld in een onderwijsinternaat binnen de omkadering (ORE);
  • het personeelslid heeft op 1 september 2023 een dienstanciënniteit verworven van 290 dagen;
  • het personeelslid stelt zich, om een beroep te doen op het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur, op straffe van verlies van zijn recht voor het volgende schooljaar, voor 15 augustus 2023 kandidaat bij de raad van bestuur of inrichtende macht. Het personeelslid kan dat naar keuze doen met een aangetekende brief of op een wijze die door het college van directeurs/de inrichtende macht, na onderhandeling in het bevoegd lokaal comité, wordt vastgelegd en die, wat tegenstelbaarheid betreft, minimaal dezelfde garanties biedt als een aangetekende brief. De raad van bestuur/de inrichtende macht deelt de mogelijkheden van mededeling van kandidaatstelling mee aan alle personeelsleden en maakt die ook openbaar. Als de kandidatuur van het personeelslid aan alle voorwaarden voldoet, geldt die vanaf dat ogenblik als een kandidatuur voor dat ambt die over de schooljaren doorloopt.

Voor het bepalen van de 290 dagen dienstanciënniteit wordt het aantal gepresteerde dagen niet met 1,2 vermenigvuldigd.

6.17.4.3. TADD’ers reaffectatievrij in het schooljaar 2023-2023

Tijdens het schooljaar 2023-2024 zal een personeelslid dat tijdelijk aangesteld is voor doorlopende duur niet verdrongen kunnen worden door een toewijzing van:

  • de reaffectatiecommissie van de scholengroep (Gemeenschapsonderwijs)
  • de Vlaamse reaffectatiecommissie (gesubsidieerd onderwijs)

van een ter beschikking gesteld personeelslid.

Meer informatie vindt u terug in de omzendbrief PERS/2003/08 - Reaffectatie en wedertewerkstelling van 28 juli 2003.

6.17.4.4. Vaste benoeming op 1 januari 2024

Om ervoor te zorgen dat de contractuele opvoeders die op 1 september 2023 door hun statutaire aanstelling ook het recht op TADD verwerven en bovendien een TADD-aanstelling krijgen op 1 januari 2024 in aanmerking zouden komen voor een vaste benoeming wordt éénmalig een uitzondering voorzien op de benoemingsvoorwaarden.

Voor deze personeelsleden wordt de vereiste dienstanciënniteit in het ambt van internaatsmedewerker vastgesteld op 1 september 2023 in plaats van 31 augustus 2023.

6.17.5. Geldelijke anciënniteit contractuele personeelsleden

Voor de personeelsleden die in het schooljaar 2022-2023 in dienst zijn als contractueel personeelslid en op 1 september 2023 of later aangesteld worden als directeur, internaatsmedewerker of administratief medewerker in een onderwijsinternaat op grond van de ORE wordt de geldelijke anciënniteit die uiterlijk op 31 augustus 2023 door het bestuur was toegekend aan hen als contractueel personeelslid meegenomen naar de voormelde ambten.

6.17.6. Met betrekking tot het bekwaamheidsbewijs en de salarisschaal

6.17.6.1. Klerk-typist, opsteller, rekenplichtig correspondent en eerstaanwezend rekenplichtig correspondent

De personeelsleden in de ambten van klerk-typist, opsteller, rekenplichtig correspondent en eerstaanwezend rekenplichtig correspondent zullen ambtshalve geconcordeerd worden naar het ambt van administratief medewerker.

We voorzien 2 overgangsmaatregelen:

1. Voor het ambt van administratief medewerker gelden er andere salarisschalen dan voor de ambten van klerk-typist, opsteller, rekenplichtig correspondent en eerstaanwezend rekenplichtig correspondent. Om ervoor te zorgen dat zij door de concordantie geen loonverlies lijden, wordt ingeschreven dat zij hun huidige salarisschaal blijven behouden tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.

2. Voor het ambt van administratief medewerker heb je minstens een bekwaamheidsbewijs "ten minste hoger secundair onderwijs (HSO)" nodig. Sommige huidige personeelsleden beschikken hier echter niet over. We schrijven voor deze groep personeelsleden dan ook een overgangsmaatregel zodat zij worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs met salarisschaal 202 voor het ambt van administratief medewerker.

De overgangsmaatregelen worden niet in tijd beperkt.

6.17.6.2. Studiemeester-opvoeder

6.17.6.2.1. Statutair

De statutaire personeelsleden in het ambt van studiemeester-opvoeder zullen ambtshalve geconcordeerd worden naar het ambt van internaatsmedewerker.

Voor het ambt van internaatsmedewerker heb je minstens een bekwaamheidsbewijs "ten minste hoger secundair onderwijs (HSO)" nodig. Sommige huidige personeelsleden beschikken hier echter niet over. We schrijven voor deze groep personeelsleden dan ook een overgangsmaatregel zodat zij worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs met salarisschaal voor het ambt van internaatsmedewerker.

De overgangsmaatregel wordt niet in tijd beperkt.

6.17.6.2.2. Contractueel

De contractuele personeelsleden die in het schooljaar 2022-2023 aangesteld zijn in een functie van (studiemeester-)opvoeder kunnen op 1 september aangesteld worden als internaatsmedewerker in een statutaire betrekking (zie punt 6.17.4).

Voor het ambt van internaatsmedewerker heb je minstens een bekwaamheidsbewijs "ten minste hoger secundair onderwijs (HSO)" nodig. Sommige huidige personeelsleden beschikken hier echter niet over. We schrijven voor deze groep personeelsleden dan ook een overgangsmaatregel zodat zij worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs met salarisschaal voor het ambt van internaatsmedewerker.

De overgangsmaatregel wordt niet in tijd beperkt.

6.17.6.3. Beheerder

De personeelsleden in het ambt van beheerder kunnen enerzijds individueel geconcordeerd worden naar het ambt van directeur. Voor het ambt van directeur heb je minstens een bekwaamheidsbewijs "ten minste bachelor" nodig. Sommige huidige personeelsleden beschikken hier echter niet over. We schrijven voor deze groep personeelsleden dan ook een overgangsmaatregel zodat zij worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs met salarisschaal 165 voor het ambt van directeur.

De personeelsleden in het ambt van beheerder kunnen anderzijds individueel geconcordeerd worden naar het ambt van internaatsmedewerker. Voor het ambt van internaatsmedewerker heb je minstens een bekwaamheidsbewijs "ten minste hoger secundair onderwijs (HSO) " nodig. Sommige huidige personeelsleden beschikken hier echter niet over. We schrijven voor deze groep personeelsleden dan ook een overgangsmaatregel zodat zij worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs met salarisschaal 165 voor het ambt van internaatsmedewerker.

De overgangsmaatregelen worden niet in tijd beperkt.

6.17.6.4. De personeelsleden van de internaten die deels in transitie gaan naar Welzijn

Op 1 september 2023 vindt ook een transitie plaats van sommige internaten van Onderwijs naar Welzijn. Meer uitleg hierover kan u terugvinden in de omzendbrief PERS/2023/01 - Transitie van sommige internaten naar Welzijn van 27 februari 2023.

In sommige gevallen gaat het internaat slechts deels in transitie en wordt het resterende deel een onderwijsinternaat.

De personeelsleden in de ambten van ergotherapeut, kinderverzorger, kinesitherapeut, logopedist, verpleger, studiemeester-opvoeder internaat, maatschappelijk werker, orthopedagoog, psycholoog en hoofdopvoeder zullen ambtshalve geconcordeerd worden naar het ambt van internaatsmedewerker.

Voor het ambt van internaatsmedewerker gelden er andere salarisschalen dan voor de ambten van ergotherapeut, kinderverzorger, kinesitherapeut, logopedist, verpleger, studiemeester-opvoeder internaat, maatschappelijk werker, orthopedagoog, psycholoog en hoofdopvoeder.

Om ervoor te zorgen dat zij door de concordantie geen loonverlies lijden, wordt ingeschreven dat zij hun huidige salarisschaal blijven behouden tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.

Bijvoorbeeld de salarisschalen 337 (ergotherapeut, kinesitherapeut, maatschappelijk werker en verpleger) en 346 (orthopedagoog en psycholoog) zijn voor een bachelor hoger dan de salarisschaal 159.

De overgangsmaatregelen worden niet in tijd beperkt.

6.17.6.5. Niet-verworven salarisschaal

Personeelsleden, tewerkgesteld in een door de Vlaamse Gemeenschap georganiseerd internaat gehecht aan een instelling voor buitengewoon onderwijs, tehuis voor buitengewoon onderwijs, of internaat van het Gemeenschapsonderwijs dat voorziet in verblijf en begeleiding tijdens schoolvrije dagen (dit zijn internaten die in transitie naar Welzijn gaan), die omwille van hun getuigschrift of diploma buitengewoon onderwijs, een niet-verworven salarisschaal genieten, behouden ten persoonlijke titel deze niet-verworven salarisschaal als zij aangesteld worden in een wervingsambt (internaatsmedewerker of administratief medewerker) in een onderwijsinternaat.

Ook de personeelsleden van het opvoedend hulppersoneel in het voltijds en/of deeltijds gewoon en/of buitengewoon secundair onderwijs, die op basis van de bijzondere diploma's of getuigschriften, vermeld in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 april 2005 betreffende de toekenning van een bepaalde niet-verworven salarisschaal aan sommige personeelsleden van het onderwijs, een niet-verworven salarisschaal genieten, behouden ten persoonlijke titel deze niet-verworven salarisschaal als zij aangesteld worden in een wervingsambt (internaatsmedewerker of administratief medewerker) in een onderwijsinternaat.

6.18. Praktische schikkingen

6.18.1. Indiensttreding personeelsleden

Voor personeelsleden die voor de eerst keer in het onderwijs in dienst komen moet u een aantal papieren documenten indienen. Vooral de volgende documenten zijn noodzakelijk:

  • een uittreksel uit het strafregister, model 596.2 (niet ouder dan één maand);
  • een afschrift van het studiebewijs indien behaald vóór 01/09/2010 (uitgezonderd volwassenenonderwijs);
  • studiebewijs volwassenonderwijs: afschrift nodig indien behaald vóór 01/09/2015;

zie PERS/2005/09 - Indiensttreding van een tijdelijk personeelslid in het onderwijs: mededeling aan het Ministerie van Onderwijs en vorming van 29 juni 2005, punt 4.2.4 (LED-databank).

U vindt hierover alle informatie in punt 3.1.1 van de omzendbrief PERS/2005/09 - Indiensttreding van een tijdelijk personeelslid in het onderwijs: mededeling aan het Ministerie van Onderwijs en vorming van 29 juni 2005.

Vanaf 1 september 2023 zal AGODI ook het salaris betalen van personeelsleden die voorheen contractueel waren en door het bestuur zelf werden betaald (zie de overgangsmaatregel, vermeld in punt 6.17.4). Deze personeelsleden vallen vanaf die datum onder de decreten rechtspositie van 27 maart 1991. Wanneer u deze personeelsleden in dienst meldt, moet u dat doen volgens de procedure voor een eerste indiensttreding van een personeelslid in het onderwijs.

6.18.2. Elektronische communicatie

Het onderwijsinternaat moet voor al zijn personeelsleden nieuwe zendingen sturen naar AGODI met ingangsdatum 1 september 2023. Dat geldt ook voor personeelsleden die voor die datum al in een internaat zijn aangesteld en betaald door AGODI. U stuurt voor elk van hen een geldig opdrachtenpakket (RL-1) door, om te verzekeren dat de tijdelijke personeelsleden op het einde van de maand een salaris ontvangen. U gebruikt hoofdstructuur II0 (twee hoofdletters i en het cijfer nul). Tegelijk zetten de onderwijsinternaten de opdrachten van de oude ambten die liepen tot 31 augustus 2023 stop als het personeelslid naar een ander instellingsnummer of een andere hoofdstructuur gaat. Dat laatste geldt niet voor de opdrachten van beheerders die al op 31 augustus 2023 TBSOB waren en die op 1 september 2023 geen betrekking hebben in een onderwijsinternaat.

Het onderwijsinternaat dat overblijft nadat een deel van de instelling in transitie is gegaan (zie punt 6.17.6.4) stuurt zijn onderwijsopdrachten op via het nieuwe instellingsnummer en de al vernoemde hoofdstructuur II0.

Voor het ambt van internaatsmedewerker of administratief medewerker stuurt u de opdracht van het personeelslid door met noemer 36. Voor de directeur kiest u noemer 10.

U stuurt de personeelsleden naar AGODI via volgende ambtscodes:

Omschrijving ambt 

Ambtscode 

Directeur onderwijsinternaat 

Ambtscode 0337 

 

 

Internaatsmedewerker niveau HSO 

Ambtscode 0338 

Internaatsmedewerker niveau bachelor 

Ambtscode 0339 

Internaatsmedewerker niveau master 

Ambtscode 0340 

 

 

Administratief medewerker niveau HSO 

Ambtscode 0341 

Administratief medewerker niveau bachelor 

Ambtscode 0342 

Administratief medewerker niveau master 

Ambtscode 0343 

AGODI garandeert een betaling voor de opdrachtenpakketten die enkele dagen vóór de afsluiting van de betaling voor de betreffende maand in het werkstation binnengekomen zijn. Voor zendingen die pas op het laatste moment binnenkomen, kunnen wij geen betaling verzekeren. Hou er dus rekening mee dat er na ontvangst van de zending meestal nog enkele dagen verwerktijd nodig zijn. De maandelijkse data van de afsluiting van de betaling vindt u in de jaarkalender van het secundair onderwijs.

6.18.2.1. Tijdelijke aanstelling van doorlopende duur TADD

Als u een personeelslid tijdelijk wil aanstellen voor doorlopende duur moet u dit aangeven in de elektronische zending (RL-1). U vindt meer informatie over de mededeling van een TADD in 8.2.7 van de in de omzendbrief PERS/2019/03 – De tijdelijke aanstelling van bepaalde duur en van doorlopende duur in een wervingsambt van 24 september 2019.

U stuurt tijdelijke aanstellingen van doorlopende duur in vacante betrekkingen op met de einddatum op "oneindig". Zo blijft de bezoldiging van dit personeelslid doorlopen over de schooljaren heen. Enkel bij wijziging hoeft u een nieuwe RL-1 door te sturen.

6.18.2.2. Vaste benoeming

Ook een vaste benoeming (vanaf 1 januari 2024) van een personeelslid stuurt u elektronisch op. U vindt alle informatie in de punt 10 van de omzendbrief 13CC/VB/ML Vaste benoeming - Procedure, voorwaarden en mededeling aan het Ministerie van Onderwijs en Vorming.

6.18.2.3. In aanmerking nemen van de diensten in de geldelijke anciënniteit

De procedure hiervan vindt u terug in punt 7.2 van omzendbrief PERS/2005/06 - Geldelijke anciënniteit - diensten die in aanmerking komen van 7 maart 2005.

Een personeelslid dat in het schooljaar 2022-2023 als contractueel in dienst was en vanaf 1 september 2023 aangesteld wordt binnen de omkadering van een onderwijsinternaat en als dusdanig een salaris ontvangt van AGODI, kan de geldelijke anciënniteit meenemen die het bestuur uiterlijk op 31 augustus 2023 heeft toegekend. Hiertoe vult het onderwijsinternaat dit formulier in.

6.18.2.4. Opdrachten aanvangsbegeleiding en samen internaat maken

Opdrachten aanvangsbegeleiding stuurt u in met vakcode 1746. Voor opdrachten samen internaat maken gebruikt u vakcode 1777.

7. Financiële middelen

Binnen de regelgeving worden de financiële middelen gevormd door de persoonlijke bijdrage (zie punt 3.4) en het werkingsbudget. Daarnaast kan een bestuur beschikken over eigen middelen die het aanwendt in functie van het onderwijsinternaat.

7.1. Het werkingsbudget voor gewone verblijfsdagen

Elk onderwijsinternaat dat aan de financierings- of subsidiëringsvoorwaarden voldoet, heeft recht op een werkingsbudget. Het bestuur kan het werkingsbudget enkel aanwenden voor de werking van het onderwijsinternaat.

Voor het schooljaar 2023-2024 is het startbedrag voor het werkingsbudget voor onderwijsinternaten 12.925.900 euro.

Vanaf het schooljaar 2024-2025 wordt dit startbedrag vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënten A1 en A2.

De coëfficiënten A1 en A2 worden als volgt berekend:

1° A1 = het aantal internen op de toegepaste teldag van het vorige schooljaar gedeeld door het aantal internen op de toegepaste teldag van het voorlaatste schooljaar;

2° A2 = (Cx-1/Cx-2), waarbij:

  • Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;
  • Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-2.

Het budget per interne wordt vervolgens bepaald door het globale budget, na vermenigvuldiging door de coëfficiënten A1 en A2, te delen door het aantal internen op de toegepaste teldag.

Het berekende werkingsbudget per onderwijsinternaat komt overeen met het aantal internen op de toegepaste teldag te vermenigvuldigen met het budget per interne.

Het werkingsbudget wordt voor de gesubsidieerde onderwijsinternaten jaarlijks toegekend aan de besturen.

Het werkingsbudget voor de onderwijsinternaten van het Gemeenschapsonderwijs jaarlijks aan de raden van bestuur van de scholengroepen toegekend.

Het werkingsbudget wordt elk schooljaar in minstens twee schijven uitbetaald, waarbij vóór 1 februari de som van de uitbetaalde schijven minstens 50% van de werkingsbudgetten van het schooljaar in kwestie vertegenwoordigt en het saldo vóór 1 juli betaald wordt.

Wanneer blijkt dat er bij begrotingsaanpassing meer budget voor de internaatbesturen voorzien wordt, ontvangen de besturen het resterende budget uiterlijk 2 maanden na goedkeuring van de decreten van de begrotingsaanpassing.

7.2. Het werkingsbudget voor bijkomende verblijfsdagen

Een onderwijsinternaat dat omkadering voor verblijf van internen op bijkomende verblijfsdagen toegekend heeft gekregen, ontvangt, naast het werkingsbudget, een werkingsbudget voor de werking op bijkomende verblijfsdagen. Het bestuur kan het werkingsbudget enkel aanwenden voor de werking van het onderwijsinternaat.

Voor het schooljaar 2023-2024 is het startbedrag voor dit werkingsbudget voor bijkomende verblijfsdagen voor onderwijsinternaten 34.371 euro.

Het werkingsbudget voor de werking op bijkomende verblijfsdagen wordt berekend door het bedrag van 34.371 euro te vermenigvuldigen met de aanpassingscoëfficiënten A1 en A2.

De coëfficiënten A1 en A2 worden als volgt berekend:

A1= het aantal ingevulde bijkomende verblijfsdagen van het vorige schooljaar / het aantal ingevulde bijkomende verblijfsdagen van het voorlaatste schooljaar;

Om het aantal bijkomende verblijfsdagen te bepalen die voor het onderwijsinternaat dit bijkomend werkingsbudget zal genereren zal dit aantal verblijfsdagen altijd op de noemer van één kalenderjaar verrekend worden:

  • Het aantal ingevulde bijkomende verblijfsdagen van onderwijsinternaten met telperiode de maand september van het lopende schooljaar wordt vermenigvuldigd met 12.
  • Het aantal ingevulde bijkomende verblijfsdagen van onderwijsinternaten met telperiode de maanden september tot en met januari van het voorgaande schooljaar wordt vermenigvuldigd met 2,4.

Van internaten die een fusie ondergaan hebben, worden de telperiodes samengeteld.

Overgangsmaatregel:

  • voor het schooljaar 2023-2024 wordt de telperiode van januari 2023 tot en met mei 2023 bepaald, te vermenigvuldigen met 2,4.
  • de A1 coëfficiënt wordt voor het schooljaar 2024-2025 gelijkgesteld met 1

Voor het schooljaar 2024-2025 is de telperiode waarop dit werkingsbudget zich baseert de periode van februari 2023 tot en met januari 2024.

A2 = (Cx-1/Cx-2), waarbij:

  • Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;
  • Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-2.

Het budget per bijkomende verblijfsdag wordt vervolgens bepaald door het globale budget, na vermenigvuldiging door de coëfficiënten A1 en A2, te delen door het aantal verblijfsdagen voor de toegepaste telperiode.

Het berekende werkingsbudget voor deze bijkomende verblijfsdagen per onderwijsinternaat komt overeen met het aantal bijkomende verblijfsdagen op de toegepaste telperiode te vermenigvuldigen met het budget per bijkomende verblijfsdag.

Dit werkingsbudget wordt voor de gesubsidieerde onderwijsinternaten jaarlijks toegekend aan de besturen.

Het werkingsbudget voor de onderwijsinternaten van het Gemeenschapsonderwijs jaarlijks aan de raden van bestuur van de scholengroepen toegekend.

Het werkingsbudget wordt elk schooljaar in minstens twee schijven uitbetaald, waarbij vóór 1 februari de som van de uitbetaalde schijven minstens 50% van de werkingsbudgetten van het schooljaar in kwestie vertegenwoordigt en het saldo vóór 1 juli betaald wordt.

Wanneer blijkt dat er bij begrotingsaanpassing meer budget voor de internaatbesturen voorziet wordt, wordt ontvangen de internaatbesturen het resterende budget uiterlijk 2 maanden na goedkeuring van de decreten van de begrotingsaanpassing.

7.3. Controle op de besteding van het werkingsbudget

Elk jaar maken de besturen van de gesubsidieerde onderwijsinternaten een verantwoordingsdocument op volgens een model dat AGODI bepaalt (het model is terug te vinden in de bijlagen). Bij een mogelijke controle op de aanwending van het werkingsbudget blijven alle documenten en bewijsstukken aanwezig op het onderwijsinternaat ter inzage voor de controlerende ambtenaren van AGODI.

8. Kwaliteitstoezicht

Elk onderwijsinternaat is ervoor verantwoordelijk om een kwaliteitsvol verblijf voor en begeleiding van internen te bieden, gericht op hun ontwikkeling en het realiseren van hun schoolloopbaan. Dat impliceert minimaal dat het onderwijsinternaat enerzijds de reglementering die van toepassing is respecteert. Anderzijds komt het tegemoet aan de kwaliteitsverwachtingen, opgenomen in het Referentiekader voor internaatskwaliteit dat door de Vlaamse regering is vastgelegd.

Het Referentiekader voor internaatskwaliteit is een kader dat de verwachtingen uitzet voor de kwaliteit van het verblijf en de begeleiding die de onderwijsinternaten bieden. Het is opgebouwd rond drie rubrieken: resultaten en effecten, ontwikkeling van alle internen en beleid en het houdt rekening met context en input van de onderwijsinternaten.

Het kwaliteitstoezicht gebeurt door de onderwijsinspectie die zich bij een kwaliteitscontrole richt op het realiseren van het Referentiekader voor internaatskwaliteit.

De onderwijsinspectie stelt op basis van het referentiekader een toezichtkader en een instrumentarium op en maakt die ook bekend.

Tijdens een doorlichting van een onderwijsinternaat gaat de onderwijsinspectie onder meer na in welke mate het onderwijsinternaat tegemoetkomt aan de kwaliteitsverwachtingen.

9. Sancties

De Regering kan als de onderwijsinspectie of andere bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap niet-naleving vaststellen, na aanmaning een sanctie

opleggen voor:

  • elke inbreuk op de bepalingen over de verblijfsdagen;
  • elke inbreuk op de verplichting om gegevens mee te delen;
  • het niet naleven van de procedure tot het schorsen en uitsluiten van internen;
  • elke onnauwkeurige verklaring, afgelegd met de bedoeling om de berekening van de omkadering of het werkingsbudget te beïnvloeden;
  • elke inbreuk op de aanwending van de omkadering of het werkingsbudget;
  • elke onnauwkeurige verklaring over de bezoldiging van het personeel;
  • elke inbreuk op de bepalingen rond zorgvuldig bestuur.

Die sanctie kan bestaan uit:

  • een tijdelijke inhouding van betaling van het werkingsbudget;
  • een gedeeltelijke terugbetaling van het werkingsbudget.

De inhouding of terugvordering kan niet meer bedragen dan tien procent van het werkingsbudget van het onderwijsinternaat waar de overtreding is vastgesteld.

Het oneigenlijk hanteren van de benaming onderwijsinternaat (als er geen (voorlopige) erkenning is) kan worden bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een boete van 125 tot 500 euro of slechts met één van die straffen.

10. Terugvordering onterecht uitbetaalde bedragen

Alle bedragen die ten onrechte uitbetaald zijn, worden teruggevorderd van het bestuur.

De bedragen die ten onrechte uitbetaald zijn voor rekening van het bestuur, kunnen ook teruggevorderd worden door inhouding op het nog uit te betalen werkingsbudget.

Een salarisgedeelte dat ten onrechte uitbetaald is, wordt evenwel teruggevorderd van het betrokken personeelslid als het bestuur niet verantwoordelijk is voor de onterechte uitbetaling.

11. Overgangsmaatregelen

De regelgeving voor onderwijsinternaten verandert grondig.

Er worden verschillende overgangsmaatregelen genomen.

11.1. Overgangsmaatregelen algemeen

In dit deel vindt u een bundeling van de overgangsmaatregelen:

  • voor die onderwijsinternaten die de ORE-norm niet halen, maar waarvan de besturen, middels een fusiecompromis blijk geven van een vergaande intentie tot fusie zodat de ORE-norm wel gehaald zal worden, zal de ORE-norm pas gelden vanaf de telling op de eerste schooldag van februari 2025.

Tot aan die teldag bevinden alle onderwijsinternaten die een fusiecompromis afsluiten zich in de feiten in de situatie van een gedoogjaar. Dit geeft de besturen de nodige tijd om de fusie grondig voor te bereiden;

  • gedurende schooljaren 2024-2025 en 2025-2026 zullen onderwijsinternaten die op de eerste schooldag van oktober een stijging met 20% of meer kennen ten opzichte van het aantal internen op de teldag eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar, hertellen op basis van het aantal internen op de eerste schooldag van oktober. Op die manier zal de omkadering van het onderwijsinternaat aangepast zijn aan het reëel aantal internen;
  • afwijkende telling van de "internen van wie het verblijf in het onderwijsinternaat kadert in jeugdhulpverlening". Omdat er nog geen of onvoldoende "afsprakenkaders en ondersteuningsplannen" opgemaakt zullen zijn, wordt nog tweemaal geteld op basis van de internen die beschikken over een jeugdhulpverleningsbeslissing voor de typemodule specifieke actie of over een vonnis van de jeugdrechtbank. Deze gegevens worden tussen de betrokken agentschappen uitgewisseld;
  • mogelijkheid dat een bestuur, onder welbepaalde voorwaarden, beperkt tot en met het schooljaar 2030-2031 en in een afbouwscenario, omkadering (ORE) kan omzetten naar werkingsbudget (euro);
  • transitiebudget (voor vijf schooljaren, in afbouwscenario) voor onderwijsinternaten die op de teldag "eerste schooldag van februari 2023" minder dan 45 internen telden en die een fusiecompromis, gericht op het halen van de ORE-norm halen afsluiten of die reeds gefusioneerd zijn;
  • bijkomend transitiebudget naar aanleiding van aangegane externe engagementen.

11.2. Omkadering (ORE) omzetten in werkingsbudget

Tot en met schooljaar 2030-2031, kan een bestuur elk schooljaar ORE dat het dat schooljaar niet aanwendt, voor een volledig schooljaar, omzetten naar werkingsbudget.

De omzetting kan enkel gebeuren indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • het bestuur legt uiterlijk op 15 november van het schooljaar het aantal ORE vast dat omgezet wordt;
  • het bestuur maakt een omzettingsplan op en onderhandelt dit jaarlijks in het bevoegde lokaal comité.

In het omzettingsplan geeft het bestuur aan welke problemen er zijn met betrekking tot het werkingsbudget.

Daarnaast bevat het omzettingsplan een beschrijving van de stappen die er gezet zullen worden om na de periode van omzetting de budgettaire kosten te dekken zonder hierbij gebruik te moeten maken van de omzetting van ORE;

  • tot en met schooljaar 2027-2028 wordt er maximaal 30% van het totaal aantal ORE dat een onderwijsinternaat genereert per schooljaar omgezet;

in schooljaar 2028-2029 wordt er maximaal 20% omgezet van het totaal aantal ORE dat een onderwijsinternaat genereert;

in schooljaar 2029-2030 wordt er maximaal 15% omgezet van het totaal aantal ORE dat een onderwijsinternaat genereert;

in schooljaar 2030-2031 wordt er maximaal 10% omgezet van het totaal aantal ORE dat een onderwijsinternaat genereert;

  • het totaal van de omgezette ORE mag niet meer bedragen dan het verschil tussen het werkingsbudget zoals verkregen voor de inwerkingtreding van dit decreet en het bedrag verkregen door het aantal internen van het telmoment te vermenigvuldigen met 1300 euro;
  • het bestuur heeft op erewoord verklaard dat het tijdens het schooljaar waarin het onderwijsinternaat gebruikmaakt van het verkregen werkingsbudget overeenkomstig de geldende reglementering geen nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking moet uitspreken of dat de leden van het personeel die nieuw of bijkomend ter beschikking werden gesteld wegens ontstentenis van betrekking, kunnen worden gereaffecteerd of wedertewerkgesteld in een vacante of niet-vacante organieke betrekking in een onderwijsinternaat van het bestuur voor de hele verdere duur van het schooljaar.

Indien de omzetting tot gevolg zou hebben dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking heeft deze terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking ten aanzien van de overheid.

  • het bestuur garandeert de organiseerbaarheid en de invulling van de kwaliteitsverwachtingen van het onderwijsinternaat;
  • het verkregen werkingsbudget wordt gebruikt voor budgettaire kosten in functie van het onderwijsinternaat.

Eén ORE komt overeen met 5,752 euro.

De aanvraag tot omzetting van ORE naar werkingsbudget gebeurt uiterlijk op 15 november door middel van het formulier in bijlage.

11.3. Transitiebudget - 45 internen

Aan besturen van onderwijsinternaten die op de eerste schooldag van februari 2023 minder dan 45 internen telden en waarvoor een fusiecompromis afgesloten werd, wordt een transitiebudget toegekend.

Dit transitiebudget zal gebaseerd zijn op het aandeel internen minder dan 45 dat het betrokken onderwijsinternaat heeft onder alle onderwijsinternaten met minder dan 45 internen.

Dat aandeel wordt eenmalig berekend op basis van de telling van de eerste schooldag van februari 2023 en voor de eerste keer toegekend voor het schooljaar 2023-2024.

De jaren daarna wordt het toegekende bedrag afgebouwd

  • schooljaar 2023-2024: 100%
  • schooljaar 2024-2025: 80%
  • schooljaar 2025-2026: 60%
  • schooljaar 2026-2027: 40%
  • schooljaar 2027-2028: 20%

Naast de voorwaarde op de teldag "eerste schooldag van februari 2023" is er ook de voorwaarde dat voor het onderwijsinternaat een fusiecompromis wordt afgesloten.

Het fusiecompromis bevat het engagement van de besturen van meerdere onderwijsinternaten om een fusie aan te gaan die leidt tot een onderwijsinternaat dat minimaal 62.875 ORE genereert.

Het fusiecompromis moet ten laatste afgesloten zijn op 1 september 2023, waarna de daadwerkelijke fusie binnen de vier jaar plaatsvindt.

Bij fusies die reeds op 1 september 2023 plaats grijpen (en waar geen voorafgaandelijke formele fusiecompromis werd afgesloten) wordt transitiebudget toegekend aan het bestuur van het fusie-internaat en is het toegekende bedrag gelijk aan de optelsom van de bedragen van de samenstellende delen van het fusie-internaat.

Bij fusie van een begunstigd onderwijsinternaat, na 1 september 2023, wordt het transitiebudget (gelijk aan de optelsom van de bedragen van de samenstellende delen) toegekend aan het bestuur van het fusie-internaat.

Onderwijsinternaten die aan de voorwaarden voldoen hebben automatisch recht op het transitiebudget.

Voor onderwijsinternaten ontstaan uit een fusie op 1 september 2023 wordt het transitiebudget volledig automatisch toegekend.

11.4. Bijkomend transitiebudget

Aan onderwijsinternaten die dit nodig hebben kan naar aanleiding van aangegane externe engagementen een bijkomend transitiebudget toegekend worden.

Enkel onderwijsinternaten die in het schooljaar 2022-2023 reeds bestonden (als internaat) of nieuwe onderwijsinternaten ontstaan uit een fusie van bestaande onderwijsinternaten kunnen een aanvraag indienen.

De eventuele toekenning van het bijkomend transitiebudget is ten dele gebaseerd op het verschil tussen het werkingsbudget voor het schooljaar 2022-2023 en dat voor het schooljaar 2023-2023. Bij een nieuw onderwijsinternaat of bij onderwijsinternaten die ontstaan uit de transitie-operatie van sommige voorzieningen van Onderwijs naar Welzijn is er geen ijkingspunt. Vandaar dat deze niet in aanmerking komen voor het bijkomend transitiebudget.

Volgende onderwijsinternaten kunnen een aanvraag doen voor de toekenning van het bijkomend transitiebudget:

  • het onderwijsinternaat dat voldoet aan de rationalisatienorm van 62.875 ORE;
  • het onderwijsinternaat dat een samenwerkingsovereenkomst met een jeugdhulpaanbieder heeft afgesloten;
  • de onderwijsinternaten die een fusiecompromis zijn aangegaan.

Decretaal is de mogelijkheid voorzien voor een bestuur om de ORE-norm te halen door het aanvullen van de toegekende ORE tot de gestelde ORE norm. Deze onderwijsinternaten zijn uitgesloten van de regeling, het toekennen van het fusiebudget zou immers betekenen dat de overheid de toepassing van de ORE-norm zelf financiert.

In de aanvraag zal het bestuur moeten aantonen:

  • dat omwille van een sterke daling van het werkingsbudget als gevolg van de nieuwe regelgeving, het niet langer kan voldoen aan reeds aangegane externe engagementen en dat dit binnen de nieuwe regelgeving dit niet op eigen kracht kan opgelost worden;
  • dat ze de mogelijkheid om tot en met schooljaar 2031-2032 omkadering om te zetten naar werkingsbudget (zie punt 11.2) correct toepassen;
  • hoe ze het voortbestaan van het onderwijsinternaat zullen garanderen, door middel van een transitieplan.

In de aanvraag wordt ook aangegeven hoeveel transitiebudget wordt aangevraagd. Het aangevraagde bedrag kan nooit meer kan bedragen dan het verschil tussen het werkingsbudget zoals verkregen voor de inwerkingtreding van dit decreet en het bedrag verkregen door het aantal internen van het telmoment te vermenigvuldigen met 1.300 euro.

De aanvraag moest ingediend worden bij AGODI ten laatste op 15 november 2023.

  • De onderwijsinternaten die een bijkomend transitiebudget toegekend kregen, zullen dit kunnen aanwenden tot uiterlijk 31 augustus 2023. De uitbetaling gebeurt in drie schijven: de eerste schijf van 40% werd uitbetaald na goedkeuring van het besluit eind december 2023;
  • de tweede schijf van 50% wordt uitbetaald na het opleveren van een volledig transitieplan. Dit transitieplan moet uiterlijk 29 februari 2024 opgeleverd worden.
  • Het saldo zal uiterlijk op 1 januari 2028 worden uitgekeerd na controle van de verantwoordingsstukken. Indien de uitgaven onvoldoende gestaafd zijn, worden niet-bestede middelen teruggevorderd.

12. Bijlagen

Bijlage 1 - Personeelsgevolgen bij herstructureringen

/documenten/bestanden/20230622_overheveling_fusie_personeelsgevolgen (003).docx (nr. 21440, docx, 6 p., 37 kB)

Bijlage 3 - Basisomkadering volgens aantal internen in ORE als vermeld in artikel 25

/documenten/bestanden/20236_22_tabel_ORE.docx (nr. 21441, docx, 2 p., 57 kB)

Bijlage 4 - Melding van een individuele concordantie van het ambt van beheerder naar het ambt van directeur of internaatsmedewerker

/documenten/bestanden/19923.docx (nr. 19923, docx, 2 p., 900 kB)

Bijlage 5 - Bezwaarschrift tegen de mededeling van een individuele concordantie naar het ambt van directeur of internaatsmedewerker

/documenten/bestanden/19924.docx (nr. 19924, docx, 2 p., 899 kB)

Bijlage 6 - Melding van de geldelijke anciënniteit van een personeelslid in een internaat

/documenten/bestanden/19925.docx (nr. 19925, docx, 2 p., 903 kB)

Bijlage 7 - Mededeling van de omzetting van eigen financiële middelen in omkaderingsrekeneenheden (ORE)

/documenten/bestanden/21439.xlsm (nr. 21439, xlsm, 748 kB)

Bijlage 8 - Melding van de wijziging van het bankrekeningnummer voor de uitbetaling van werkingsmiddelen

/documenten/bestanden/18139.xlsx (nr. 18139, xlsx, 4 bladen, 1265 kB)

Bijlage 9 - Overzicht van de overdrachten van ORE naar het volgende schooljaar

/documenten/bestanden/21550.docx (nr. 21550, docx, 2 p., 898 kB)

Bijlage 10 - Overzicht van de overdrachten van ORE naar een ander onderwijsinternaat

/documenten/bestanden/21551.docx (nr. 21551, docx, 2 p., 900 kB)

Bijlage 11 - Aanvraag van een nieuwe vestigingsplaats in het onderwijsinternaat

/documenten/bestanden/21560.docx (nr. 21560, docx, 2 p., 898 kB)

Bijlage 12 - Melding van de tijdelijke onderbrenging van internen buiten de bekende vestigingsplaatsen

/documenten/bestanden/21568.docx (nr. 21568, docx, 2 p., 890 kB)

Bijlage 13 - Aanvraag van een tussenkomst in de persoonlijke bijdrage voor leerplichtige internen van wie de ouders een ambulant beroep uitoefenen

/documenten/bestanden/2823.docx (nr. 2823, docx, 2 p., 899 kB)

Bijlage 15 - Aanvraag tot omzetting van omkaderingsrekeneenheden (ORE) in werkingsbudget voor een onderwijsinternaat

/documenten/bestanden/23228.docx (nr. 23228, docx, 2 p., 54 kB)

Bijlage 16 - Melding van de fusie van onderwijsinternaten

/documenten/bestanden/2556.docx (nr. 2556, docx, 2 p., 900 kB)

Bijlage 17 - Melding van wijziging van internaatsbestuur

/documenten/bestanden/5500.docx (nr. 5500, docx, 2 p., 893 kB)

Bijlage 18 - Erkenning, financiering en subsidiëring van een onderwijsinternaat

/documenten/bestanden/4520.docx (nr. 4520, docx, 2 p., 900 kB)