De tijdelijke aanstelling van bepaalde duur en van doorlopende duur in een wervingsambt

  • Vanaf 1 september 2024 kan een inrichtende macht een personeelslid met een buitenlands diploma waarvoor een aanvraag tot gelijkwaardigheid bij NARIC is ingediend, al een voorlopige tijdelijke aanstelling toekennen in afwachting van de beslissing van NARIC.

Voor personeel volwassenenonderwijs: personeel.volwassenenonderwijs@vlaanderen.be.

1. Inleiding

Een personeelslid verwerft in een ambt – mits tijdige kandidaatstelling - het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) als hij in dat ambt uiterlijk op 30 juni 290 dagen dienstanciënniteit heeft verworven, waarvan 200 dagen ook effectief moeten gepresteerd zijn, en op voorwaarde hij van zijn eerste evaluator t.a.v. die prestaties een positieve beoordeling heeft gekregen.

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur wordt aangesteld, moet de nodige aanvangsbegeleiding krijgen en volgen. Dit moet er voor zorgen dat het startende personeelslid de kans krijgt te groeien in de job en zo de competenties die hij of zij in de (leraren)opleiding heeft verworven verder te ontwikkelen in de dagdagelijkse klas- en schoolpraktijk en die waar nodig bij te sturen.

Het recht op en de plicht tot aanvangsbegeleiding geldt voor alle tijdelijke personeelsleden die een loopbaan in het onderwijs starten in een wervingsambt (een kleuteronderwijzer, een onderwijzer, een leraar, een administratief medewerker, een orthopedagoog, een logopedist, een psycho-pedagogisch consulent, een leerondersteuner, …).

De inrichtende macht draagt in eerste instantie zorg voor de feitelijke ontwikkeling en invulling van de aanvangsbegeleiding. In het basis- en secundair onderwijs maken de scholen en schoolbesturen die deel uitmaken van een scholengemeenschap specifieke afspraken over de organisatie van de aanvangsbegeleiding binnen de scholengemeenschap.

Een inrichtende macht ontvangt jaarlijks bijkomende middelen om in zijn instelling of instellingen een kwaliteitsvolle aanvangsbegeleiding aan te bieden en (verder) te ontwikkelen.

Voor de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften en hun leerkrachten(team) gaan vanaf 1 september 2023 de leersteuncentra van start. In die leersteuncentra zullen leerondersteuners aangesteld worden die ondersteuning bieden voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, leerkrachten en schoolteams van scholen voor gewoon onderwijs in het basis- en secundair onderwijs.

Daarnaast vormt het decreet over de onderwijsinternaten, voor het eerst, een coherent en volwaardig regelgevend kader voor de onderwijsinternaten en hun internen. Met dit regelgevend kader worden onderwijsinternaten erkend als een volwaardige sector binnen onderwijs. 

De zelfstandige leersteuncentra en onderwijsinternaten zijn vanaf 1 september 2023 bijgevolg aparte en volwaardige onderwijsniveaus. De leersteuncentra die deel uitmaken van een school voor buitengewoon onderwijs vallen naargelang het geval onder het basisonderwijs of het secundair onderwijs.

Deze omzendbrief omvat de principes die gelden voor zowel de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur als de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur.

De omzendbrief is van toepassing op tijdelijke personeelsleden die in het gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd onderwijs worden aangesteld in instellingen van het basisonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, het secundair onderwijs, in de centra voor volwassenenonderwijs en in de centra voor leerlingenbegeleiding.

Het gaat om een aanstelling in de wervingsambten van:

  • het bestuurs- en onderwijzend personeel;
  • het opvoedend hulppersoneel;
  • het paramedisch personeel;
  • het sociaal personeel;
  • het psychologisch personeel;
  • het orthopedagogisch personeel;
  • het medisch personeel;
  • het technisch personeel;
  • het administratief personeel; 
  • het ondersteunend personeel;
  • het beleids- en ondersteunend personeel;
  • het leerondersteunend personeel.

In deze omzendbrief vindt u hierna per onderwijsniveau de nodige informatie terug over beide vormen van tijdelijke aanstelling:

  • in het basisonderwijs (punt 2);
  • in de centra voor leerlingenbegeleiding (punt 3);
  • in het deeltijds kunstonderwijs (punt 4);
  • in het secundair onderwijs (punt 5);
  • in het volwassenenonderwijs (punt 6);
  • in de zelfstandige leersteuncentra (punt 7);
  • in de onderwijsinternaten (punt 8).

2. TIJDELIJKE AANSTELLING IN HET BASISONDERWIJS

Deze omzendbrief is van toepassing op tijdelijke personeelsleden die in het gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd onderwijs worden aangesteld in een wervingsambt in de volgende instellingen:

  • scholen in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs, inclusief leersteuncentra die deel uitmaken van een school voor buitengewoon basisonderwijs;
  • semi-internaten.

Het gaat om een tijdelijke aanstelling in een wervingsambt van:

  • het bestuurs- en onderwijzend personeel;
  • het beleids- en ondersteunend personeel; 
  • het paramedisch personeel;
  • het sociaal personeel;
  • het psychologisch personeel;
  • het orthopedagogisch personeel;
  • het medisch personeel;
  • het administratief personeel;
  • het opvoedend hulppersoneel;
  • het leerondersteunend personeel.

2.1. TIJDELIJKE AANSTELLING VAN BEPAALDE DUUR (TABD)

Een tijdelijk personeelslid wordt in het gemeenschapsonderwijs door de directeur en in het gesubsidieerd onderwijs door het schoolbestuur aangesteld in een wervingsambt voor bepaalde duur (TABD) of voor doorlopende duur (TADD).

Een tijdelijk personeelslid wordt in het begin van zijn loopbaan altijd voor bepaalde duur aangesteld. Als het personeelslid aan bepaalde voorwaarden voldoet, kan hij vervolgens het recht op een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur verwerven (zie punt 2.2).

Een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur kan zowel in een vacante betrekking als in een niet-vacante betrekking en geldt steeds voor de duur van maximum een schooljaar. Een tijdelijk personeelslid kan natuurlijk het daaropvolgende schooljaar weer voor bepaalde duur worden aangesteld.

2.1.1. De aanstelling van een tijdelijk personeelslid

U kan een tijdelijk personeelslid slechts aanstellen voor bepaalde duur als hij voldoet aan een aantal specifieke voorwaarden, die zijn vastgelegd in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 17) of het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 19).

2.1.1.1. De aanstellingsvoorwaarden

U kan een tijdelijk personeelslid voor bepaalde duur aanstellen in een betrekking als hij voldoet aan de volgende aanstellingsvoorwaarden:

1. Belg zijn of onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie

Behoort het personeelslid niet tot een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie, dan kan een vrijstelling worden gevraagd die wordt verleend door de Vlaamse Regering. Het personeelslid moet dan ook in het bezit zijn van een arbeidskaart.

2. De burgerlijke en politieke rechten genieten of in het bezit zijn van een door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling die samengaat met de vrijstelling bedoeld in 1

3. In het bezit zijn van een geldig vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt waarin het personeelslid wordt aangesteld

Bij gebrek aan kandidaten met een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs, kan u een kandidaat aanstellen met een "ander" bekwaamheidsbewijs. Dergelijke aanstelling is steeds beperkt tot het lopende schooljaar, maar kan jaarlijks verlengd worden als u nog steeds geen andere kandidaat vindt.

De bekwaamheidsbewijzen per ambt vindt u terug op https://data-onderwijs.vlaanderen.be/bekwaamheidsbewijzen/start.aspx?niv=BaO.

Op deze voorwaarde geldt een tijdelijke afwijking voor een kandidaat-personeelslid met een buitenlands diploma dat een geldige aanvraag deed bij NARIC in het kader van de procedure voor de erkenning van zijn buitenlands diploma. U kan dit personeelslid al tijdelijk voor bepaalde duur aanstellen in afwachting van de beslissing van NARIC. Tijdens de voorlopige tijdelijke aanstelling ontvangt het personeelslid een salaris op basis van de laagste salarisschaal voor het ambt in kwestie.

Erkent NARIC het diploma van het voorlopig aangestelde personeelslid, dan is het personeelslid volwaardig tijdelijk aangesteld en wordt zijn of haar salaris geregulariseerd op basis van de salarisschaal van het vereiste of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt in kwestie.

Erkent NARIC het diploma van het voorlopig aangestelde personeelslid niet, dan wordt de voorlopige tijdelijke aanstelling van bepaalde duur van rechtswege beëindigd, zoals bepaald in punt 2.1.4.1 (punt 5). Het personeelslid voldoet op dat ogenblik immers niet langer aan deze aanstellingsvoorwaarde.

Deze afwijking geldt niet voor een tijdelijke aanstelling in ambten of functies die de beoefening van een gereglementeerd gezondheidsberoep betreffen, zoals vermeld in de Wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015.

4. Van onberispelijk gedrag zijn

Dit blijkt uit een uittreksel uit het strafregister (596.2 – model bestemd voor contacten met minderjarigen) dat niet langer dan één maand oud mag zijn op het ogenblik van het voorleggen.

Als een personeelslid bij een eerste tijdelijke aanstelling reeds een geldig uittreksel uit het strafregister heeft voorgelegd, moet hij bij een nieuwe tijdelijke aanstelling binnen hetzelfde schooljaar in een school van hetzelfde schoolbestuur geen nieuw uittreksel voorleggen.

Via het uittreksel uit het strafregister gaat u na of het personeelslid van onberispelijk gedrag is.

In het kader van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) mag u dit document niet langer bewaren dan noodzakelijk is. Het uittreksel is enkel nodig voor voormelde controle, wat inhoudt dat u het uittreksel niet permanent mag bewaren. U moet dit dan ook vernietigen vanaf het ogenblik dat de tijdelijke aanstelling van het betrokken personeelslid volledig in orde is of vanaf het ogenblik dat u beslist het personeelslid niet in dienst te nemen.

5. Voldoen aan de taalvereisten voor het ambt

Het personeelslid moet een specifiek kennisniveau van het Nederlands als onderwijstaal aantonen. Als het personeelslid in het basisonderwijs de verplichte tweede taal Frans zal onderwijzen, moet hij ook een specifiek kennisniveau van het Frans aantonen.

Als u moeilijkheden ondervindt om een personeelslid aan te werven dat niet onmiddellijk beantwoordt aan de vereiste kennis van het Nederlands als onderwijstaal of van het Frans als verplichte tweede taal, kan u voor dit personeelslid een tijdelijke afwijking aanvragen op de vereiste taalkennis.

Meer informatie vindt u terug in de omzendbrief Vereiste taalkennis bij een aanstelling in het onderwijs (PERS/2010/01 van 19-01-2010).

6. De reglementering betreffende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking is nageleefd

U kan een tijdelijk personeelslid slechts aanstellen als de bepalingen betreffende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling correct zijn nageleefd.

Meer informatie over deze reglementering vindt u in de omzendbrief De reaffectatie- en wedertewerkstellingsregeling voor de inrichtende machten en de personeelsleden tewerkgesteld in het niet-tertiair onderwijs (Pers/2003/08 van 28-07-2003).

7. Voordracht voor een leerkracht levensbeschouwelijk onderricht

Een leerkracht levensbeschouwelijk onderricht (leermeester godsdienst of leermeester niet-confessionele zedenleer) kan u enkel aanstellen als het personeelslid aan de aanstellingsvoorwaarden voldoet én er daarenboven een voordracht is van de bevoegde instantie van de betrokken godsdienst (leermeester godsdienst) of van de bevoegde instantie van de niet-confessionele zedenleer (leermeester niet-confessionele zedenleer).

2.1.2. Recht op en plicht tot aanvangsbegeleiding

Een tijdelijk personeelslid dat tijdelijk aangesteld wordt voor bepaalde duur in een wervingsambt heeft het recht op aanvangsbegeleiding en is ook verplicht de hem aangeboden aanvangsbegeleiding op te nemen.

2.1.2.1. Wie heeft recht op aanvangsbegeleiding?

Een loopbaan in het onderwijs begint steeds met een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur. Tijdens deze loopbaanfase krijgt elk tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur in een wervingsambt wordt aangesteld ondersteuning en begeleiding in de vorm van een traject van aanvangsbegeleiding.

Deze aanvangsbegeleiding vormt een recht en een plicht voor zowel het tijdelijke personeelslid als voor het schoolbestuur.

Bij een tijdelijke aanstelling via een verlof om tijdelijk een andere opdracht uit te oefenen (verlof TAO) of via een reaffectatie of wedertewerkstelling – wat steeds een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur inhoudt – is het schoolbestuur niet verplicht om aanvangsbegeleiding aan te bieden. Het gaat hier immers om een tijdelijke aanstelling van een vastbenoemd personeelslid en daarbij mag uitgegaan worden van het feit dat dit personeelslid al de nodige ervaring en competenties heeft verworven in zijn ambt. Niets weerhoudt echter het schoolbestuur om ook bij dergelijke aanstelling een specifiek traject van aanvangsbegeleiding uit te werken voor het personeelslid, maar dit vormt alleszins geen recht noch een plicht voor de betrokken partijen.

2.1.2.2. Inhoud en organisatie van de aanvangsbegeleiding

2.1.2.2.1. Algemeen

De inhoud of vorm van aanvangsbegeleiding die aan een tijdelijk personeelslid moet worden aangereikt en de wijze waarop die aanvangsbegeleiding feitelijk in en door de school, het schoolbestuur of de scholengemeenschap wordt georganiseerd en uitgebouwd, behoort tot de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het schoolbestuur.

Afspraken hierrond worden onderhandeld in het bevoegde lokaal onderhandelingscomité en die afspraken krijgen op schoolniveau een vertaling in het professionaliseringsplan (het vroegere nascholingsplan).

Voor de scholen die behoren tot een scholengemeenschap worden in het onderhandelingscomité van de scholengemeenschap eveneens dergelijke afspraken onderhandeld.

2.1.2.2.2. Individuele aanvangsbegeleiding per personeelslid

Een tijdelijk personeelslid dat in een wervingsambt voor bepaalde duur wordt aangesteld, krijgt een eigen individueel traject van aanvangsbegeleiding.

De eerste evaluator bepaalt in overleg met het tijdelijke personeelslid de duur en de intensiteit van het traject van de individuele aanvangsbegeleiding. De eerste evaluator is het personeelslid dat in de instelling is aangeduid als eerste evaluator in het kader van de evaluatieprocedure (zie punt 2.1.2 van de omzendbrief Functiebeschrijving en evaluatie – PERS/2007/09 van 29/10/2007).

De eerste evaluator zal het tijdelijke personeelslid ook beoordelen met het oog op de volgende fase in zijn loopbaan, de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur.

De coaching en begeleiding van het personeelslid tijdens het traject kunnen worden verzorgd door een of meer personeelsleden die in de school of scholengemeenschap met deze opdracht worden belast (onder meer via de middelen voor de organisatie van aanvangsbegeleiding die worden toegekend aan het schoolbestuur).

De afspraken over de aanvangsbegeleiding worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen het personeelslid en de eerste evaluator.

Als er in de loop van het traject van aanvangsbegeleiding nieuwe afspraken worden gemaakt, dan wordt de schriftelijke overeenkomst aangepast. Deze aanpassing gebeurt steeds in onderling overleg tussen het betrokken personeelslid en de eerste evaluator.

2.1.2.2.3. De beoordeling

Het sluitstuk van het traject van opvolging en coaching tijdens de beginperiode van de loopbaan - de aanvangsbegeleiding tijdens de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur - mondt uit in een beoordeling van het tijdelijke personeelslid. Deze beoordeling moet toegekend zijn uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het personeelslid in de instelling of instellingen waar hij heeft gepresteerd het vereiste aantal dagen dienstanciënniteit heeft verworven dat nodig is om zich kandidaat te kunnen stellen voor het recht op TADD (zie punt 2.2.1.1).

De eerste evaluator van het personeelslid stelt deze beoordeling op.

De eerste evaluator kan drie vormen van beoordeling hanteren: een positieve beoordeling, een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling (zie punt 2.2.1.2).

Bij de beoordeling van een leerkracht levensbeschouwelijk onderricht (leermeester godsdienst en leermeester niet-confessionele zedenleer) moet voor de vakinhoudelijke en vaktechnische aspecten van dit ambt de bevoegde instantie van de betrokken eredienst of de niet-confessionele zedenleer betrokken worden. De bevoegde instantie stelt voor dit aspect een deel van beoordeling op. De ondertekening van dat deel van de beoordeling door een afgevaardigde van de bevoegde instantie geeft aan dat de bevoegde instantie haar akkoord geeft aan de beoordeling van het personeelslid.

De beoordeling wijst uit of het personeelslid zich al of niet kandidaat kan stellen voor het recht op TADD.

Als het tijdelijke personeelslid uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD verwerft (zie punt 2.2.1.1) geen beoordeling heeft gekregen, dan is het alsof het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen. Dit houdt dan in dat het personeelslid de prestaties die hij in de instelling heeft verworven kan aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Naast de beoordeling blijft het instrument van evaluatie – net als voor alle personeelsleden - onverminderd van toepassing voor een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur (zie ook de omzendbrief Functiebeschrijving en evaluatie – PERS/2007/09 van 29/10/2007).

2.1.2.2.4. Middelen voor de organisatie van aanvangsbegeleiding

Een schoolbestuur ontvangt jaarlijks bijkomende middelen om in zijn instelling of instellingen een kwaliteitsvolle aanvangsbegeleiding aan te bieden en (verder) te ontwikkelen. Deze middelen worden rechtstreeks toegekend aan de instelling samen met de gebruikelijke omkadering.

Meer informatie over de toekenning, berekening en aanwending van de middelen voor aanvangsbegeleiding vindt u terug in de volgende omzendbrieven:

  • Gewoon basisonderwijs: Personeelsformatie Scholen in het Gewoon Basisonderwijs – BaO/2005/09 van 29-06-2005 (punt 3.2.3);
  • Buitengewoon basisonderwijs: De personeelsformatie Scholen in het buitengewoon basisonderwijs – BaO/2005/10 van 29-06-2005 (punt 3.2.7).

2.1.3. Administratieve en geldelijke toestand van het personeelslid

2.1.3.1. Administratieve toestand

Het schoolbestuur moet de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur van een personeelslid schriftelijk vastleggen.

In het gemeenschapsonderwijs gebeurt dit via een schriftelijk document, in het officieel gesubsidieerd onderwijs via een besluit van het bestuur (het college van burgemeester en schepenen of de bestendige deputatie) en in het vrij gesubsidieerd onderwijs via een arbeidsovereenkomst.

Dit document vermeldt tenminste:

  • de benaming en het adres van het schoolbestuur en van de instelling waar het personeelslid tewerkgesteld wordt;
  • de identiteit van het personeelslid;
  • het uit te oefenen ambt en de omvang van de opdracht;
  • of het om een aanstelling in een vacante of een niet-vacante betrekking gaat, in dit laatste geval, de naam van de titularis van de betrekking en, in voorkomend geval, van het afwezige personeelslid dat de titularis tijdelijk vervangt;
  • het pedagogisch project en de aanvullende verplichtingen en onverenigbaarheden.

Het personeelslid ontvangt steeds een exemplaar van dit document.

De instelling meldt daarnaast de opdracht van het personeelslid aan haar dossierspecialist personeel met het oog op de bezoldiging van het personeelslid (zie punt 2.1.6).

2.1.3.2. Geldelijke toestand

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking heeft recht op een maandelijks salaris dat rechtstreeks uitbetaald wordt aan het personeelslid door AGODI, op voorwaarde dat het tijdelijke personeelslid aan de financierings- of subsidiëringsvoorwaarden voldoet.

Deze voorwaarden en welke documenten en gegevens u aan uw dossierspecialist personeel moet bezorgen, vindt u in de omzendbrief Indiensttreding van een tijdelijk personeelslid in het onderwijs: mededeling aan het ministerie van Onderwijs en vorming (PERS/2005/09 van 29-06-2005).

Gaat het om een tijdelijke aanstelling in een niet-vacante betrekking - dus om de vervanging van een afwezige titularis - dan zal het personeelslid een salaris ontvangen als daarenboven ook aan de volgende vervangingsvoorwaarden is voldaan:

  • het te vervangen personeelslid is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking;
  • het te vervangen personeelslid is afwezig voor ten minste tien opeenvolgende werkdagen. Deze voorwaarde geldt niet in een vestigingsplaats van een school voor gewoon basisonderwijs waar minder dan 72 lestijden in het ambt van onderwijzer of kleuteronderwijzer zijn ingericht of voor buitengewoon basisonderwijs waar minder dan 66 lestijden in het ambt van onderwijzer of kleuteronderwijzer zijn ingericht. Deze voorwaarde geldt ook niet als het te vervangen personeelslid omstandigheidsverlof geniet wegens de bevalling van zijn echtgenote of samenwonende partner en de afwezigheid geen aaneensluitende periode van tien werkdagen vormt;
  • het tijdelijke personeelslid wordt in een betrekking aangesteld die met vervangingseenheden “vervanging korte afwezigheden” is ingericht (zie ook de omzendbrief Vervangingen van korte afwezigheden in het basisonderwijs – Pers/2005/23 van 16-11-2005).

Een vervanging van een personeelslid dat nascholing volgt, wordt niet bezoldigd.

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur is aangesteld in een wervingsambt tot 30 juni, zowel in een vacante als in een niet-vacante betrekking, krijgt voor de duur van zijn aanstelling en dit uiterlijk tot en met de maand juni maandelijks een salaris.

Tijdens de zomervakantie ontvangt elk tijdelijk personeelslid onder bepaalde voorwaarden een uitgestelde bezoldiging die wordt berekend op basis van de prestaties die het personeelslid heeft uitgeoefend tijdens het schooljaar (tussen 1 september en 30 juni).

Deze uitgestelde bezoldiging wordt in juli en augustus van datzelfde schooljaar uitbetaald. Meer informatie vindt u in de omzendbrief Sommige aspecten van de bezoldiging van tijdelijke personeelsleden van het onderwijs – PERS/2004/07 van 10-06-2004.

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur is aangesteld in een wervingsambt van administratief medewerker of van het administratief personeel, krijgt voor de duur van zijn aanstelling maandelijks een salaris, ook in de maanden juli en augustus als het personeelslid effectief in die maanden aangesteld is.

2.1.3.3. Ziekteverlof

Het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur heeft tijdens een afwezigheid wegens ziekte binnen de periode van zijn aanstelling onder bepaalde voorwaarden recht op bezoldigd ziekteverlof.

Deze voorwaarden en de berekeningswijze van het recht op het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof vindt u terug in de omzendbrief - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding – PERS/2007/07 van 21-09-2007 (punt 2.2).

2.1.4. Einde van de tijdelijke aanstelling

De aanstelling van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur kan worden beëindigd door een ontslag dat uitgaat van het schoolbestuur of via een vrijwillig ontslag gegeven door het personeelslid.

Daarnaast bepalen de decreten rechtspositie een aantal situaties die automatisch een einde maken aan de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur. We spreken in dat geval niet over een ontslag, maar over een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege of om een definitieve ambtsneerlegging.

Een schoolbestuur moet de beëindiging van een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur steeds schriftelijk motiveren en meedelen aan het personeelslid, ook als het gaat om een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege.

2.1.4.1. Einde van de tijdelijke aanstelling van rechtswege

De decreten rechtspositie bepalen dat er onder bepaalde omstandigheden van rechtswege een einde komt aan de tijdelijke aanstelling van een personeelslid.

Dit houdt in dat er onmiddellijk een einde aan de aanstelling komt en er geen opzegtermijn is voor het personeelslid.

Volgende redenen leiden van rechtswege onmiddellijk tot een einde van de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur.

1. Het einde van het schooljaar

Een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur eindigt uiterlijk op het einde van het schooljaar.

Het personeelslid kan natuurlijk het volgende schooljaar een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgen.

2. De terugkeer van de titularis van de betrekking

Als de titularis van de betrekking terugkeert uit zijn afwezigheid komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid dat in die betrekking als vervanger is aangesteld.

3. De betrekking wordt aan een ander personeelslid toegewezen

- omwille van de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling

Als het schoolbestuur in het kader van de verplichtingen betreffende reaffectatie of wedertewerkstelling de betrekking moet toewijzen aan een vastbenoemd personeelslid dat ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

- door toewijzing van een affectatie, een mutatie of een vaste benoeming van een ander personeelslid

Als het schoolbestuur een vastbenoemd personeelslid in de betrekking muteert

of affecteert, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Als het schoolbestuur op 1 januari een ander personeelslid in de betrekking vast benoemt, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

4. De betrekking kan niet langer gefinancierd of gesubsidieerd worden

Als de betrekking niet meer financierbaar of subsidieerbaar is, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

5. Het personeelslid voldoet niet (meer) aan de aanstellingsvoorwaarden

Als na de aanstelling van het tijdelijke personeelslid blijkt dat hij niet (meer) voldoet aan een of meer van de aanstellingsvoorwaarden, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Voorbeeld

Het personeelslid wordt strafrechtelijk veroordeeld en deze veroordeling leidt tot het tijdelijke of definitief verlies van zijn burgerlijke en politieke rechten. Dit personeelslid voldoet vanaf dat ogenblik niet meer aan de aanstellingsvoorwaarde die stelt dat hij de burgerlijke en politiek rechten moet genieten.

6. Bij het bereiken van de leeftijdsgrens

Als het tijdelijke personeelslid de leeftijdsgrens bereikt die leidt tot pensionering, komt er op het einde van dat schooljaar een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Op deze regel geldt een uitzondering, zodat een personeelslid ook na het bereiken van de leeftijdsgrens een tijdelijke aanstelling kan behouden.

Meer informatie over deze maatregelen vindt u in de omzendbrief Langer werken dan de wettelijke pensioenleeftijd (PERS/2012/05 van 30-07-2012).

7. Bij de definitieve pensionering van het personeelslid

Op ogenblik dat het tijdelijke personeelslid met pensioen gaat, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

2.1.4.2. Einde van de tijdelijke aanstelling door ontslag

De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) kan een tijdelijk personeelslid om bepaalde redenen ontslaan of het tijdelijke personeelslid kan zelf vrijwillig ontslag nemen.

Een ontslag van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur gebeurt:

  • met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen (in het gesubsidieerd onderwijs);
  • om dringende redenen;
  • na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende”.

Deze vormen van ontslag kunnen ook impact hebben op de verwerving van het recht op TADD voor het personeelslid.

1. Ontslag met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen in het gesubsidieerd onderwijs

In het gesubsidieerd onderwijs kan het schoolbestuur een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor bepaalde duur ontslaan met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen.

De redenen voor dit ontslag houden verband met een tekortkoming aan

de plichten van het personeelslid zoals opgenomen in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 9 en volgende).

Het schoolbestuur moet dit ontslag grondig motiveren en dit schriftelijk bezorgen aan het personeelslid. De mededeling van het ontslag vermeldt het begin en de duur van de opzeggingstermijn en gebeurt via een aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na de datum van verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in de instelling en het ambt heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt niet meer in aanmerking voor de berekening van het recht op TADD. Het personeelslid behoudt wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft opgebouwd in andere instellingen van dezelfde scholengemeenschap of van hetzelfde schoolbestuur (als de instellingen niet tot een scholengemeenschap behoren) en hij kan die aanwenden om in die andere instellingen het recht op TADD in te roepen, maar niet in de instelling waar hij werd ontslagen.

Als het schoolbestuur het tijdelijke personeelslid na zijn ontslag opnieuw aanwerft in de instelling waar hij eerder werd ontslagen met een vooropzeg van 30 dagen in het desbetreffende ambt, dan kan hij voor dat ambt opnieuw een beroep doen op de al eerder gepresteerde dienstanciënniteit. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde dienstanciënniteit als niet bestaande beschouwd.

2. Ontslag om dringende redenen

In het gemeenschapsonderwijs

De directeur kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur om dringende redenen ontslaan bij de vaststelling van een ernstige tekortkoming die het voortduren van de tijdelijke aanstelling onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt.

Het moet gaan om aantoonbare feiten die de directeur, niet langer dan drie werkdagen nadat hij op de hoogte is gesteld van deze feiten, moet meedelen aan het personeelslid via een aangetekende brief die binnen een termijn van drie werkdagen na het ontslag om dringende redenen wordt verzonden.

Het tijdelijke personeelslid kan binnen vijf kalenderdagen vanaf de dag nadat de post de schriftelijke mededeling van de motieven van het ontslag om dringende redenen voor het eerst heeft aangeboden, met een aangetekende brief beroep aantekenen bij de bevoegde kamer van beroep. Als de laatste dag van de voormelde termijn een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn van vijf kalenderdagen verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Als het personeelslid de mededeling met de motieven van het ontslag ontvangt tijdens een periode van ten minste zeven opeenvolgende vakantiedagen, wordt de voormelde periode van vijf kalenderdagen verlengd met de duur van de vakantieperiode.

De raad van bestuur van de scholengroep schorst het tijdelijke personeelslid onmiddellijk preventief vanaf het ogenblik van ontslag.

Als het personeelslid beroep aantekent omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de beroepsprocedure is beëindigd. Deze periode van preventieve schorsing kan nooit langer zijn dan de duur van de oorspronkelijke tijdelijke aanstelling waarop het ontslag betrekking heeft.

Als het personeelslid geen beroep aantekent, omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de termijn om beroep aan te tekenen verstreken is.

Het ontslag om dringende redenen is definitief ofwel na het verstrijken van de beroepstermijn, ofwel nadat de kamer van beroep een definitieve beslissing heeft genomen. 

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het ambt van ontslag heeft verworven tot op het ogenblik van het ontslag, komt na een ontslag om dringende redenen niet meer in aanmerking voor de berekening op het recht op TADD (zie punt 2.2.1.1).

Als het ontslag gegeven werd in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap, komt de dienstanciënniteit die het personeelslid in het ambt in kwestie heeft verworven in alle instellingen van de scholengroep niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Als het ontslag gegeven werd in een instelling die behoort tot een scholengemeenschap, komt de dienstanciënniteit die het personeelslid in het ambt in kwestie heeft verworven in alle instellingen van de scholengemeenschap en in alle instellingen van de scholengroep niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Als de directeur het personeelslid na zijn ontslag toch opnieuw aanwerft in de instelling waar hij eerder werd ontslagen omwille van dringende redenen, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen die nodig is om het recht op TADD te verwerven en een positieve beoordeling krijgen (zie punt 2.2.1.1 en 2.2.1.2).

In het gesubsidieerd onderwijs

Het schoolbestuur kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur om dringende redenen ontslaan bij de vaststelling van een ernstige tekortkoming die het voortduren van de tijdelijke aanstelling onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt. Naargelang de aard van deze redenen kan het schoolbestuur beslissen dat dit ontslag betrekking heeft op één, meerdere of al haar instellingen.

Het moet gaan om aantoonbare feiten die het schoolbestuur, niet langer dan drie werkdagen nadat het op de hoogte is gesteld van deze feiten, moet meedelen aan het personeelslid via een aangetekende brief die binnen een termijn van drie werkdagen na het ontslag wordt verzonden of via gerechtsdeurwaardersexploot.

Het personeelslid kan binnen vijf kalenderdagen vanaf de dag nadat de post de schriftelijke mededeling van de motieven van het ontslag om dringende redenen voor het eerst heeft aangeboden, met een aangetekende brief beroep aantekenen bij de bevoegde kamer van beroep. Als de laatste dag van de voormelde termijn een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn van vijf kalenderdagen verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Als het personeelslid de mededeling met de motieven van het ontslag ontvangt tijdens een periode van ten minste zeven opeenvolgende vakantiedagen, wordt de voormelde periode van vijf kalenderdagen verlengd met de duur van de vakantieperiode.

Het schoolbestuur schorst het tijdelijke personeelslid onmiddellijk preventief vanaf het ogenblik van ontslag.

Als het personeelslid beroep aantekent omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de beroepsprocedure is beëindigd. Deze periode van preventieve schorsing kan nooit langer zijn dan de duur van de oorspronkelijke tijdelijke aanstelling waarop het ontslag betrekking heeft.

Als het personeelslid geen beroep aantekent, omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de termijn om beroep aan te tekenen verstreken is.

Het ontslag om dringende redenen is definitief ofwel na het verstrijken van de beroepstermijn, ofwel nadat de kamer van beroep een definitieve beslissing heeft genomen.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het ambt van ontslag heeft verworven tot op het ogenblik van het ontslag, komt na een ontslag om dringende redenen niet meer in aanmerking voor de berekening op het recht op TADD (zie punt 2.2.1.1).

Als het ontslag gegeven werd in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap, komt de dienstanciënniteit die het personeelslid in het ambt in kwestie heeft verworven in alle instellingen van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Als het ontslag gegeven werd in een instelling die behoort tot een scholengemeenschap, komt de dienstanciënniteit die het personeelslid in het ambt in kwestie heeft verworven in alle instellingen van de scholengemeenschap niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Als het schoolbestuur het personeelslid na zijn ontslag toch opnieuw aanwerft in de instelling waar hij eerder werd ontslagen omwille van dringende redenen, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen die nodig is om het recht op TADD te verwerven (zie punt 2.2.1.1).

3. Ontslag na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende”

Een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur wordt na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” door het schoolbestuur ontslagen uit zijn ambt in de instelling waar hij deze evaluatie heeft gekregen.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in de instelling en het ambt heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt niet meer in aanmerking voor de berekening van het recht op TADD (zie punt 2.2.1.1).

Als het ontslag gegeven werd in een instelling die behoort tot een scholengemeenschap, behoudt het personeelslid wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft verworven in andere instellingen van de scholengemeenschap en kan hij die aanwenden om in die andere instellingen het recht op TADD in te roepen, maar niet in de instelling waar hij werd ontslagen. Als het ontslag gegeven werd in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap, behoudt het personeelslid wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft verworven in andere instellingen van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren en kan hij die aanwenden om in die andere instellingen het recht op TADD in te roepen, maar niet in de instelling waar hij werd ontslagen.

Als het tijdelijke personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in de instelling waar hij eerder werd ontslagen omwille van een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” in het desbetreffende ambt, dan kan hij voor dat ambt wel opnieuw een beroep doen op de al eerder gepresteerde dienstanciënniteit. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde dienstanciënniteit als niet bestaande beschouwd.

4. De voordracht van een leerkracht levensbeschouwelijk onderricht wordt ingetrokken

Als de bevoegde instantie van de eredienst voor een leermeester godsdienst of de bevoegde instantie van de niet-confessionele zedenleer voor een leermeester niet-confessionele zedenleer de voordracht intrekt, dan moet het schoolbestuur het tijdelijke personeelslid in dit ambt onmiddellijk en zonder opzeggingstermijn ontslaan.

Dit ontslag heeft voor de berekening van het recht op TADD geen impact op de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid tot op het ogenblik van het ontslag heeft verworven in het ambt bij het schoolbestuur of in de scholengemeenschap. Als het tijdelijke personeelslid later weer in een tijdelijke aanstelling krijgt in dit ambt, komt deze dienstanciënniteit dus nog steeds in aanmerking voor het recht op TADD (zie punt 2.2.1.1).

5. Vrijwillig ontslag door het personeelslid

Het personeelslid kan zelf ook vrijwillig ontslag nemen.

Bij dit ontslag hoort een opzeggingstermijn van 7 kalenderdagen.

Het personeelslid meldt dit ontslag schriftelijk aan zijn directeur (gemeenschapsonderwijs) of aan zijn schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) en vermeldt daarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn. De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) neemt kennis van dit ontslag door een duplicaat van deze melding te ondertekenen. Het personeelslid kan zijn ontslag ook meedelen via een aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot.

De opzeggingstermijn van 7 kalenderdagen kan in onderling overleg tussen het personeelslid en de directeur (gemeenschapsonderwijs) of het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) ingekort worden. Die instemming blijkt uit een geschrift dat de effectieve datum van de stopzetting van de opdracht vermeldt en dat beide partijen ondertekenen.

Een vrijwillig ontslag heeft voor de berekening van het recht op TADD geen impact op de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid tot op het ogenblik van het ontslag heeft verworven in het ambt bij het schoolbestuur of in de scholengemeenschap. Als het tijdelijke personeelslid later weer een tijdelijke aanstelling krijgt, komt deze dienstanciënniteit dus nog steeds in aanmerking voor het recht op TADD (zie punt 2.2.1.1).

6. Andere redenen

Naast de hiervoor opgesomde mogelijkheden zijn er nog redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid zonder opzeggingstermijn in de vorm van een definitieve ambtsneerlegging.

U vindt die mogelijkheden voor het gemeenschapsonderwijs terug in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 86) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 60).

2.1.5. Behoud van verworven rechten bij overheveling van een vestigingsplaats, overname van de instelling door een ander schoolbestuur of bij wijziging van scholengemeenschap

Als de vestigingsplaats waar het tijdelijke personeelslid een opdracht uitoefent, overgeheveld wordt naar een instelling van een ander schoolbestuur kan het tijdelijke personeelslid onder bepaalde voorwaarden de rechten behouden die hij tot dan heeft verworven.

Als de instelling waar het tijdelijke personeelslid is aangesteld, overgenomen wordt door een ander schoolbestuur, toetreedt tot een andere scholengemeenschap of uit een scholengemeenschap stapt, behoudt het tijdelijke personeelslid de rechten die hij tot dan heeft verworven bij die instelling.

2.1.5.1. Overheveling van een vestigingsplaats

Bij de overheveling van een vestigingsplaats naar een instelling van een ander schoolbestuur stellen de betrokken schoolbesturen een schriftelijke overeenkomst op.

Deze overeenkomst houdt minstens rekening met:

1° de personeelsleden die in de vestigingsplaats tewerkgesteld zijn in het schooljaar voorafgaand aan de overheveling, en met de omvang van die tewerkstelling;

2° de omvang van de omkadering die met de overheveling gepaard gaat.

Als de betrokken schoolbesturen in de overeenkomst opnemen dat er personeelsleden worden overgenomen bij de overheveling van de vestigingsplaats, gaan deze personeelsleden – op voorwaarde dat ze daar zelf voor kiezen - over naar het schoolbestuur dat de vestigingsplaats overneemt. Het tijdelijke personeelslid dat vrijwillig kiest voor dergelijke overstap wordt tijdelijk personeelslid van het schoolbestuur dat de vestigingsplaats overneemt ten belope van de opdracht waarvoor hij bij zijn vorige schoolbestuur was aangesteld.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in de vestigingsplaats die wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het schoolbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

Als een scholengroep een vestigingsplaats van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het gesubsidieerd onderwijs beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die de vestigingsplaats overneemt.

Als een schoolbestuur een vestigingsplaats van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het schoolbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het schoolbestuur dat de vestigingsplaats overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep of het schoolbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

2.1.5.2. Overname van een instelling in het gemeenschapsonderwijs

Bij de overname van een instelling door een andere scholengroep, gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van de instelling die wordt overgenomen als tijdelijk personeelslid over naar de scholengroep die de instelling overneemt.

Bij de overname van een instelling van een schoolbestuur van het gesubsidieerd onderwijs betreft, gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van de instelling die wordt overgenomen als tijdelijk personeelslid over naar de scholengroep die de instelling overneemt als ze daar zelf om verzoeken.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in de instelling die wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij de scholengroep die de instelling overneemt.

Als een scholengroep een instelling van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het gesubsidieerd onderwijs beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die de instelling overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het schoolbestuur die de instelling overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep die de instelling overneemt.

2.1.5.3. Overname van een instelling in het gesubsidieerd onderwijs

Bij de overname van een instelling door een ander schoolbestuur gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van de instelling die wordt overgenomen als tijdelijk personeelslid over naar het schoolbestuur dat de instelling overneemt.

Als de instelling die overgenomen wordt tot een ander net behoort dan datgene waartoe ze na de overname zal behoren, kan een tijdelijk personeelslid weigeren om over te stappen naar het andere schoolbestuur.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in de instelling die wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het schoolbestuur dat de instelling overneemt.

Als een schoolbestuur een instelling van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het schoolbestuur dat de instelling overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij het schoolbestuur die de instelling overlaat, geldt bij het schoolbestuur dat de instelling overneemt.

2.1.5.4. Toetreding of uittreding van een scholengemeenschap

Als een instelling die voorheen niet tot een scholengemeenschap behoorde, toetreedt tot een scholengemeenschap, dan geldt de dienstanciënniteit die een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor bepaalde duur voor de toetreding heeft verworven in een ambt in de instelling ook voor dat ambt in alle instellingen van de scholengemeenschap.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij het schoolbestuur die de instelling overlaat, geldt voor de scholengemeenschap waartoe de instelling toetreedt.

Hetzelfde principe geldt als een instelling die voorheen tot een scholengemeenschap behoorde, toetreedt tot een andere scholengemeenschap. De dienstanciënniteit die een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor bepaalde duur voor de toetreding tot de andere scholengemeenschap heeft verworven in een ambt in de instelling geldt ook in dat ambt in alle instellingen van de nieuwe scholengemeenschap.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij het schoolbestuur die de instelling overlaat, geldt voor de nieuwe scholengemeenschap.

Als een instelling uit een scholengemeenschap treedt, en niet opnieuw toetreedt tot een andere scholengemeenschap, dan geldt de dienstanciënniteit die een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor bepaalde duur voor de uittreding heeft verworven in een ambt in de instelling als gepresteerd in dat ambt bij het schoolbestuur in een instelling die niet tot een scholengemeenschap behoort.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij een schoolbestuur van de scholengemeenschap, geldt bij het betrokken schoolbestuur voor de instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren.

2.1.6. Praktische schikkingen

De gegevens die u bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur aan uw dossierspecialist personeel moet meedelen, vindt u terug in de omzendbrief Indiensttreding van een tijdelijk personeelslid in het onderwijs: mededeling aan het ministerie van Onderwijs en vorming (PERS/2005/09 van 29-06-2005).

2.2. TIJDELIJKE AANSTELLING VAN DOORLOPENDE DUUR (TADD)

Een tijdelijk personeelslid kan het recht verwerven op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) als hij aan een aantal specifieke voorwaarden voldoet.

Vanaf 1 september 2021 gelden nieuwe voorwaarden waardoor een personeelslid naast de verwerving van een bepaalde dienstanciënniteit ook een positieve beoordeling moet krijgen om het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur te verwerven.

Voor een personeelslid dat al voor 1 september 2021 dienstanciënniteit heeft verworven, geldt onder bepaalde voorwaarden een overgangsmaatregel (zie punt 2.2.3).

Het recht op TADD houdt in dat het personeelslid bij voorrang een tijdelijke aanstelling kan krijgen t.o.v. andere tijdelijke personeelsleden die niet aan deze voorwaarden voldoen.

De tijdelijke aanstelling van doorlopende duur loopt over de schooljaren heen en is mogelijk in een vacante betrekking en in een niet-vacante betrekking.

Daarnaast is een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur eveneens een voorwaarde voor vaste benoeming in een wervingsambt. De omzendbrief 29/11/1999 - 13CC/VB/ml - Vaste benoeming - Procedure, voorwaarden en mededeling aan het Ministerie van Onderwijs en Vorming gaat hier dieper op in.

Het recht op een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur is van toepassing op betrekkingen in een wervingsambt in de instellingen en personeelscategorieën vermeld onder punt 2.

2.2.1. Voorwaarden

Vanaf 1 september 2021 moet een tijdelijk personeelslid aan de volgende voorwaarden voldoen om voor een wervingsambt het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur te verwerven:

  • uiterlijk op 30 juni minstens 290 dagen dienstanciënniteit verwerven, waarvan 200 dagen effectief moeten gepresteerd zijn (zie punt 2.2.1.1);
  • uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het personeelslid de vereiste dienstanciënniteit heeft verworven, voor de gepresteerde diensten in de instelling een positieve beoordeling hebben gekregen van de eerste evaluator (zie punt 2.2.1.2).

Deze nieuwe voorwaarden gelden voor het tijdelijke personeelslid dat:

  • op of na 1 september 2021 voor het eerst in dienst komt;
  • op of na 1 september 2021 opnieuw in dienst komt en op 30 juni 2021 minder dan 290 dagen dienstanciënniteit heeft verworven.

Dit betekent dat een tijdelijk personeelslid op basis van de nieuwe voorwaarden voor het eerst het recht op TADD kan verwerven op 1 september 2022.

Daarnaast gelden er overgangsmaatregelen voor tijdelijke personeelsleden die uiterlijk op 30 juni 2020 of op 30 juni 2021 aan specifieke voorwaarden voldoen (zie punt 2.2.3).

2.2.1.1. Voorwaarde betreffende dienstanciënniteit

Om het recht op TADD te kunnen laten gelden moet het tijdelijke personeelslid uiterlijk op 30 juni een dienstanciënniteit verworven hebben van ten minste 290 dagen.

Van deze 290 dagen moeten er daarenboven minstens 200 dagen effectief gepresteerd zijn.

2.2.1.1.1. Berekening van de dienstanciënniteit

Een personeelslid moet ten minste 290 dagen dienstanciënniteit hebben opgebouwd om een recht op TADD te verwerven. Van deze 290 dagen moeten er 200 effectief gepresteerd zijn. Hierna gaan we dieper in op de principes die van toepassing zijn bij de berekening van de dienstanciënniteit.

Bij de berekening van de dienstanciënniteit zijn zowel het ambt waarin het personeelslid de diensten presteert als het bekwaamheidsbewijs van het personeelslid van belang.

2.2.1.1.1.1. Per ambt

De dienstanciënniteit geldt steeds per ambt. Om het recht op TADD te verwerven voor een bepaald ambt moet de dienstanciënniteit verworven zijn in dit specifieke ambt.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid oefent een opdracht uit in het ambt van onderwijzer (12/24) en in het ambt van ICT-coördinator (18/36).

De prestaties die het personeelslid in beide ambten opbouwt, mogen niet samengenomen worden voor het recht op TADD.

De dienstanciënniteit die het personeelslid opbouwt in het ambt van onderwijzer geldt enkel voor de verwerving van het recht op TADD in het ambt van onderwijzer.

De dienstanciënniteit die het personeelslid opbouwt in het ambt van ICT-coördinator geldt enkel voor de verwerving van het recht op TADD in het ambt van ICT-coördinator.

De diensten die een personeelslid opbouwt in een wervingsambt van het beleids- en ondersteunend personeel (administratief medewerker, ICT-coördinator en zorgcoördinator) komen in aanmerking als diensten voor het desbetreffende ambt, ook als een personeelslid prestaties heeft verricht in betrekkingen met verschillende diplomaniveaus en met verschillende puntenwaarden.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid is aangesteld in het ambt van administratief medewerker in een betrekking van tenminste HSO (63 punten) voor 12/36 en in een betrekking van ten minste bachelor (82 punten) voor 9/36.

De diensten die het personeelslid in beide betrekkingen opbouwt, komen in aanmerking voor de verwerving van het recht op TADD in het ambt van administratief medewerker en tellen dus mee voor 21/36.

De diensten die werden gepresteerd in verschillende ambten kunnen in principe dus nooit worden samengeteld.

Op deze regel gelden echter een aantal uitzonderingen.

In volgende situaties kan de dienstanciënniteit die in een bepaald ambt is verworven toch in aanmerking worden genomen voor een ander ambt.

1. Dienstanciënniteit in het ambt van leermeester godsdienst in het vrij confessioneel gesubsidieerd onderwijs

De dienstanciënniteit die een tijdelijk personeelslid in het vrij confessioneel gesubsidieerd onderwijs verwerft in het ambt van leermeester godsdienst komt ook in aanmerking als dienstanciënniteit voor een ander wervingsambt, voor zover de onderwezen godsdienst degene is die voorkomt in het onderwijs verstrekt door het schoolbestuur.

2. Dienstanciënniteit in een wervingsambt in het buitengewoon basisonderwijs en in het buitengewoon secundair onderwijs

Een schoolbestuur kan de diensten die een personeelslid heeft gepresteerd in een wervingsambt in het buitengewoon basisonderwijs en in het buitengewoon secundair onderwijs in aanmerking nemen als gepresteerd in een wervingsambt in het gewoon basisonderwijs. Het aantal diensten dat zo in aanmerking kan worden genomen, is weliswaar beperkt tot maximum 200 dagen dienstanciënniteit berekend volgens punt 2.2.1.1.2.

2.2.1.1.1.2. Volgens indeling van het bekwaamheidsbewijs

Bij het vaststellen van de nodige dienstanciënniteit per ambt speelt de indeling van het bekwaamheidsbewijs geen rol. Dit betekent dat ook diensten mogen meegenomen worden die een tijdelijk personeelslid heeft verworven in een ambt waarvoor het op dat ogenblik een “ander” bekwaamheidsbewijs had.

Het personeelslid kan het recht op TADD echter alleen maar laten gelden voor het ambt waarvoor hij over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs beschikt en dit uiterlijk op 1 september van het schooljaar waarin hij het recht wil laten gelden. Het recht op TADD kan bijgevolg niet gelden voor een ambt, waarvoor het personeelslid slechts over een "ander" bekwaamheidsbewijs beschikt of waarvoor het personeelslid nog in de loop van het schooljaar een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs verwerft.

2.2.1.1.2. Berekeningswijze

Het personeelslid moet uiterlijk op 30 juni minstens 290 dagen dienstanciënniteit hebben verworven, waarvan er 200 dagen effectief gepresteerd zijn.

290 dagen dienstanciënniteit

De 290 dagen dienstanciënniteit worden berekend volgens artikel 4 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 6 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.

De dienstanciënniteit omvat alle kalenderdagen met inbegrip van zaterdagen, zondagen, wettelijke verlofdagen, schoolvakanties en verloven die gelijkgesteld zijn met dienstactiviteit, die binnen de periode van aanstelling van het tijdelijke personeelslid vallen.

Het aantal dagen mag hier echter niet worden vermenigvuldigd met 1,2.

Diensten met onvolledige prestaties worden op dezelfde manier in aanmerking genomen als diensten met volledige prestaties, op voorwaarde dat de prestaties ten minste de helft bedragen van het aantal uren vereist voor een betrekking met volledige prestaties.

Het aantal dagen gepresteerd in een betrekking die minder dan de helft bedraagt van het aantal uren vereist voor een betrekking met volledige prestaties, wordt gedeeld door twee.

De diensten moeten gepresteerd zijn in hoofdambt.

200 dagen effectief gepresteerd

Deze berekening verloopt op dezelfde wijze als de berekening van de 290 dagen dienstanciënniteit, met dit verschil dat hier enkel de periodes in aanmerking worden genomen waarin het personeelslid effectieve prestaties heeft verricht.

Onder effectieve prestaties wordt verstaan: alle kalenderdagen met inbegrip van zaterdagen, zondagen, wettelijke verlofdagen en schoolvakanties die binnen de periode van aanstelling vallen.

Periodes van ziekteverlof, omstandigheidsverlof, enz. komen bijgevolg niet in aanmerking voor de berekening van de effectieve prestaties.

Om het recht op TADD te bepalen, worden de volgende periodes wel meegerekend voor de vaststelling van de 200 dagen effectieve prestaties en dit tot een maximum van 70 dagen:

  • het zwangerschapsverlof;
  • de periode van verwijdering uit een risico in het kader van de bedreiging door een beroepsziekte;
  • de periode van moederschapsbescherming.

Uiteraard moeten deze dagen binnen de aanstellingsperiode van het personeelslid vallen.

Tijdelijke personeelsleden die aangesteld zijn in de periode 1 september - 30 juni kunnen maximaal 303 (of 304 in een schrikkeljaar) dagen dienstanciënniteit per schooljaar verwerven. Tijdelijke personeelsleden die aangesteld zijn tot 31 augustus (bijvoorbeeld de administratief medewerker en administratief personeel) kunnen maximaal 360 dagen dienstanciënniteit per schooljaar verwerven. Hou er wel rekening mee dat om het recht op TADD te verwerven, de dienstanciënniteit steeds uiterlijk op 30 juni van het schooljaar wordt bekeken.

Opmerking

  • In het gemeenschapsonderwijs komen alleen de diensten gepresteerd na 1 september 1988 in aanmerking;
  • In het gesubsidieerd onderwijs komen alleen de diensten gepresteerd na 1 september 1985 in aanmerking.

2.2.1.1.3. Berekeningsdatum

De dienstanciënniteit wordt vastgesteld op 30 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin het personeelslid het recht laat gelden.

Dit betekent dat om op 1 september het recht op een TADD te kunnen inroepen, het personeelslid de vereiste 290 en 200 dagen ten laatste moet verworven hebben op 30 juni van het voorgaande schooljaar.

2.2.1.1.4. Waar moet de dienstanciënniteit gepresteerd zijn?

Niet alle gepresteerde diensten tellen mee om het recht op TADD te verwerven. Het is belangrijk om na te gaan in welke instelling(en) en bij welk schoolbestuur de diensten gepresteerd werden en of de instelling al of niet deel uitmaakt van een scholengemeenschap.

2.2.1.1.4.1. In het gemeenschapsonderwijs

Bij de berekening van de dienstanciënniteit moet een onderscheid worden gemaakt tussen de diensten die gepresteerd zijn in instellingen die tot een scholengemeenschap behoren en instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren. Daarnaast vormt ook de scholengroep een belangrijk criterium.

Voor de berekening van het recht op TADD gelden de gepresteerde diensten als volgt:

Voor instellingen die tot een scholengemeenschap behoren

  • De prestaties die het personeelslid heeft geleverd in alle instellingen die behoren tot dezelfde scholengemeenschap en dit ongeacht het net waartoe de instelling behoort;
  • De prestaties die het personeelslid heeft geleverd in instellingen van dezelfde scholengroep.

Voor instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren

  • De prestaties die het personeelslid heeft geleverd in instellingen die behoren tot dezelfde scholengroep.

2.2.1.1.4.2. In het gesubsidieerd onderwijs

Bij de berekening van de dienstanciënniteit moet een onderscheid worden gemaakt tussen de diensten die gepresteerd zijn in instellingen die tot een scholengemeenschap behoren en instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Voor de berekening van het recht op TADD gelden de gepresteerde diensten als volgt:

Voor instellingen die tot een scholengemeenschap behoren

  • De prestaties die het personeelslid heeft geleverd in alle instellingen die behoren tot dezelfde scholengemeenschap en dit ongeacht het net waartoe de instelling behoort.

Voor instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren

  • De prestaties die het personeelslid heeft gepresteerd in instellingen van hetzelfde schoolbestuur en die niet tot een scholengemeenschap behoren.

2.2.1.2. De beoordeling

Om het recht op TADD te verwerven, zal een tijdelijk personeelslid naast de vereiste dienstanciënniteit (zie punt 2.2.1.1) uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij in de instelling(en) die dienstanciënniteit verwerft een positieve beoordeling moeten krijgen van zijn eerste evaluator (zie punt 2.2.1.2.1).

De eerste evaluator kan drie vormen van beoordeling hanteren: een positieve beoordeling, een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling.

2.2.1.2.1. De positieve beoordeling

Als de eerste evaluator oordeelt dat het personeelslid voldoet, geeft de eerste evaluator aan het tijdelijke personeelslid bij het bereiken van de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD - en uiterlijk op 30 juni van dat schooljaar - een positieve beoordeling.

De positieve beoordeling houdt in dat het personeelslid de dienstanciënniteit die hij in het ambt in de instelling heeft verworven in aanmerking kan nemen om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD (zie punt 2.2.1.1).

Als het tijdelijke personeelslid uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD verwerft (zie punt 2.2.1.1) geen beoordeling heeft gekregen, dan is het alsof het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen. Dit houdt dan in dat het personeelslid de prestaties die hij in de instelling in het ambt heeft verworven kan aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Ook de dienstanciënniteit die het personeelslid verworven heeft in de instelling of instellingen waar hij uiterlijk 30 juni geen beoordeling heeft gekregen, komt in aanmerking voor deze kandidaatstelling voor het recht op TADD.

Krijgt het personeelslid uiterlijk 30 juni een andere beoordeling – een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling – dan kan het personeelslid de dienstanciënniteit waarvoor die beoordeling geldt nog niet aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD. Dat zal dan slechts mogelijk zijn onder bepaalde voorwaarden (zie punt 2.2.1.2.2 en 2.2.1.2.3).

2.2.1.2.2. De beoordeling met werkpunten

De eerste evaluator kan ook oordelen dat het personeelslid nog niet klaar is om het recht op TADD te verwerven, omdat hij nog werkpunten heeft waarvoor hij zich moet inzetten en waarvoor bijkomende begeleiding nodig is. Hij kent dan aan het personeelslid een beoordeling met werkpunten toe.

De eerste evaluator maakt dan een verslag op waarin hij deze beslissing en de werkpunten opneemt, samen met het traject dat het tijdelijke personeelslid tijdens de aanvangsbegeleiding heeft afgelegd. Als het om een leerkracht levensbeschouwelijk onderricht (leermeester godsdienst en leermeester niet-confessionele zedenleer) gaat, wordt ook hier de bevoegde instantie van de betrokken eredienst of de niet-confessionele zedenleer betrokken voor een oordeel over de vakinhoudelijke en vaktechnische aspecten van dit ambt.

Een beoordeling met werkpunten heeft tot gevolg dat het personeelslid de dienstanciënniteit die hij in de instelling heeft verworven niet in aanmerking kan nemen om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Als het personeelslid het niet eens is met deze beoordeling met werkpunten kan hij verhaal halen bij het schoolbestuur. Het schoolbestuur gaat na of de beoordeling met werkpunten redelijk is en dit het uitstel van het recht op TADD rechtvaardigt. Het schoolbestuur kan de beoordeling met werkpunten enkel bevestigen of vernietigen. Als een van de betrokken partijen aan het schoolbestuur vraagt om gehoord te worden, hoort het schoolbestuur zowel het betrokken personeelslid als de eerste evaluator voordat het een beslissing neemt.

Een personeelslid dat een beoordeling met werkpunten heeft gekregen, heeft het daaropvolgende schooljaar of later in het ambt waarvoor hij de boordeling met werkpunten kreeg, recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in een instelling van de scholengemeenschap of van het schoolbestuur als de instelling niet tot een scholengemeenschap behoort. Dit moet toelaten dat het personeelslid ook effectief de vastgestelde werkpunten kan aanpakken en zo toch nog het recht op TADD kan verwerven. Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. De scholengemeenschap of de inrichtende macht voor de instellingen die niet behoren tot een scholengemeenschap kan dit recht op een tijdelijke aanstelling van een tijdelijk personeelslid met werkpunten dan ook pas toepassen nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen wordt toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden een betrekking toewijzen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling toepassen;
  • de personeelsleden met het recht op TADD in dienst houden of een aanstelling geven.

Zijn er na die verplichtingen nog vacatures toe te wijzen, dan moeten die bij voorrang gaan naar de tijdelijke personeelsleden met een beoordeling met werkpunten.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer instellingen van de scholengemeenschap of in een of meer instellingen van het schoolbestuur (als de instellingen niet behoren tot een scholengemeenschap).

Als een tijdelijk personeelslid na de beoordeling met werkpunten in een instelling van de scholengemeenschap of van het schoolbestuur (als de instelling niet behoort tot een scholengemeenschap) opnieuw een tijdelijke aanstelling krijgt in een betrekking in het betrokken ambt, moet hij in dat ambt nog bijkomend 200 dagen effectieve prestaties extra verrichten om zich kandidaat te kunnen stellen voor het recht op TADD.

Tijdens deze bijkomende periode heeft het personeelslid recht op een aangepast traject van aanvangsbegeleiding, waarbij de focus ligt op de werkpunten die tijdens de beoordeling aan bod zijn gekomen en die in het verslag van de beoordeling met werkpunten zijn opgenomen. Bij het bereiken van de bijkomende 200 dagen effectieve prestaties kent de eerste evaluator uiterlijk op 30 juni van het schooljaar opnieuw een beoordeling toe. Hij kan dan kiezen uit twee mogelijkheden: een positieve beoordeling of een negatieve beoordeling.

Bij een positieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de in de instelling in het ambt verworven dienstanciënniteit aanwenden om zich kandidaat stellen voor het recht op TADD. Als het personeelslid van de eerste evaluator geen beoordeling krijgt, geldt dit als een positieve beoordeling.

Bij een negatieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de in de instelling in het ambt verworven dienstanciënniteit niet aanwenden om zich kandidaat stellen voor het recht op TADD (zie punt 2.2.1.2.3).

2.2.1.2.3. De negatieve beoordeling

De derde vorm van beoordeling die de eerste evaluator kan toekennen, is een negatieve beoordeling. De eerste evaluator is dan van mening dat het tijdelijke personeelslid niet voldoet voor een nieuwe tijdelijke aanstelling en ook niet in aanmerking komt om het recht op TADD te verwerven.

Als het personeelslid het niet eens is met deze negatieve beoordeling kan hij verhaal halen bij het schoolbestuur. Het schoolbestuur gaat na of de negatieve beoordeling redelijk is en dit het weigeren van het recht op TADD rechtvaardigt. Het schoolbestuur kan de negatieve beoordeling enkel bevestigen of vernietigen. Als een van de betrokken partijen aan het schoolbestuur vraagt om gehoord te worden, hoort het schoolbestuur zowel het betrokken personeelslid als de eerste evaluator voordat het een beslissing neemt.

Bij een negatieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de dienstanciënniteit die hij in de instelling in het ambt heeft verworven, niet aanwenden om zich bij de scholengemeenschap of bij het schoolbestuur als het gaat om instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren, kandidaat te stellen voor het recht op TADD in het ambt in kwestie. Het personeelslid kan in deze instelling het recht op TADD ook niet inroepen via de dienstanciënniteit die hij heeft verworven in andere instellingen van de scholengemeenschap of van de inrichtende macht als het gaat om instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Pas als het personeelslid opnieuw een tijdelijke aanstelling krijgt in de instelling komt de eerder in die instelling verworven dienstanciënniteit weer in aanmerking voor het recht op TADD. De negatieve beoordeling houdt dus niet in dat het personeelslid zich nadien in de instelling waar hij deze beoordeling heeft gekregen, niet meer kan kandidaat stellen voor een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur.

Als de directeur (in het gemeenschapsonderwijs) of het schoolbestuur (in het gesubsidieerd onderwijs) beslist om een personeelslid, dat eerder van de eerste evaluator een negatieve beoordeling heeft gekregen voor de prestaties die hij in een ambt in de instelling heeft verricht en zich later opnieuw kandidaat stelt voor een tijdelijke aanstelling in die instelling, in die instelling in het betrokken ambt een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur toe te wijzen, dan wordt de eerdere negatieve beoordeling omgezet in een beoordeling met werkpunten. Het personeelslid moet dan in het betrokken ambt in de instelling bijkomend 200 dagen effectieve dagen presteren, onder de voorwaarden die gelden t.a.v. een beoordeling met werkpunten, voordat hij in aanmerking komt voor het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (zie punt 2.2.1.2.2).

2.2.1.2.4. Lokale afspraken over de beoordeling

In het bevoegde lokale comité kunnen op het niveau van het schoolbestuur of desgevallend de scholengemeenschap afspraken worden gemaakt over de beoordeling.

Deze afspraken kunnen gaan over de wijze waarop het instrument van beoordeling binnen de scholen van het schoolbestuur of scholengemeenschap zal worden gehanteerd (bv. afstemmen van de beoordeling als een tijdelijk personeelslid in meerdere scholen presteert, opvolgen van de tijdelijke personeelsleden via uitwisseling van informatie, aanstellen van een personeelslid met een beoordeling met werkpunten, …). Deze afspraken kunnen weliswaar nooit afbreuk doen aan de decretale bepalingen met betrekking tot het verwerven van het recht op TADD.

Ongeacht de afspraken die op lokaal vlak gemaakt worden, moet bij de toekenning van een beoordeling alleszins rekening gehouden worden met de volgende principes:

-als een tijdelijk personeelslid gespreid over meerdere schooljaren in eenzelfde ambt voor bepaalde duur is aangesteld in een of meer instellingen van de scholengemeenschap of van het schoolbestuur, als het gaat om instellingen die niet behoren tot een scholengemeenschap, kan aan dat personeelslid door een of meer eerste evaluatoren gedurende die opeenvolgende schooljaren slechts twee maal een negatieve beoordeling of combinatie van een beoordeling met werkpunten en negatieve beoordeling worden toegekend. Dat betekent dat als het personeelslid in een instelling van de scholengemeenschap of van het schoolbestuur, als het gaat om instellingen die niet behoren tot een scholengemeenschap, opnieuw tijdelijk wordt aangesteld voor bepaalde duur in een ambt waarvoor hij eerder al twee negatieve beoordelingen heeft gekregen, ofwel een beoordeling met werkpunten gevolgd door een negatieve beoordeling heeft gekregen, ofwel een negatieve beoordeling gevolgd door een beoordeling met werkpunten heeft gekregen, dan kan de eerste evaluator in een instelling van de scholengemeenschap, respectievelijk schoolbestuur, in dat ambt geen derde beoordeling meer geven als dat een negatieve beoordeling of een beoordeling met werkpunten zou zijn. Als de eerste evaluator van dit tijdelijke personeelslid dan van mening is dat het personeelslid niet in aanmerking komt voor een nieuwe of een verdere tijdelijke aanstelling, dan kan hij dit enkel verhinderen via de procedure van een evaluatie met eindconclusie onvoldoende;

-als een tijdelijk personeelslid in hetzelfde ambt een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur heeft in meerdere instellingen van de scholengemeenschap of van het schoolbestuur, als het gaat om instellingen die niet behoren tot een scholengemeenschap, dan tellen alle negatieve beoordelingen en beoordelingen met werkpunten die in hetzelfde schooljaar zijn toegekend voor de toepassing van het hiervoor vermelde principe samen slechts als één beoordeling.

Voorbeelden

Voorbeeld 1

Een tijdelijk personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2021-2022 een TABD-aanstelling in het ambt van onderwijzer voor 24/24 in school A van schoolbestuur X in scholengemeenschap Z. Dit personeelslid krijgt van de eerste evaluator op 30 juni 2022in school A een negatieve beoordeling.

Het personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2022-2023 een TABD-aanstelling in het ambt van onderwijzer voor 12/24 in school C van schoolbestuur Y van dezelfde scholengemeenschap Z. Dit personeelslid krijgt van de eerste evaluator in school C op 30 juni 2023 een negatieve beoordeling.

Als dit personeelslid in het ambt van onderwijzer opnieuw een TABD-aanstelling krijgt op of na 1 september 2023 in een school van dezelfde scholengemeenschap Z en de eerste evaluator is ook dan van mening dat het personeelslid niet geschikt is voor een verdere tijdelijke aanstelling, dan kan hij geen negatieve beoordeling of beoordeling met werkpuntenmeer toekennen. De eerste evaluator moet dan gebruik maken van de evaluatieprocedure en desgevallend een evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” toekennen.

Voorbeeld 2

Een tijdelijk personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2021-2022 een TABD-aanstelling in het ambt van kleuteronderwijzer voor 12/24 in school A van schoolbestuur W en krijgt van de eerste evaluator op 30 juni 2022 een negatieve beoordeling.

Dit tijdelijke personeelslid heeft in hetzelfde schooljaar 2021-2022 eveneens een TABD-aanstelling in het ambt van kleuteronderwijzer voor 10/24 in school B van schoolbestuur W. Daar krijgt het personeelslid van de eerste evaluator een beoordeling met werkpunten.

Kan dit personeelslid het daaropvolgende schooljaar bij een nieuwe TABD-aanstelling in het ambt van kleuteronderwijzer in een school van schoolbestuur W nog een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling krijgen?

Ja, want de negatieve beoordeling en de beoordeling met werkpunten die zijn toegekend tijdens hetzelfde schooljaar 2021-2022 tellen in dit geval als 1 beoordeling voor het ambt van kleuteronderwijzer. Het personeelslid kan het volgende schooljaar of later dus nog een negatieve beoordeling of een beoordeling met werkpunten krijgen bij een TABD-aanstelling in het ambt van kleuteronderwijzer in een school van schoolbestuur W.

2.2.1.3. Kandidaatstelling en ingangsdatum

Om beroep te doen op zijn recht op TADD moet het personeelslid kandideren vóór 15 juni van het schooljaar waarin hij aan de gestelde voorwaarden voldoet.

Een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs kandideert bij de raad van bestuur van de scholengroep waar hij zijn recht op TADD wil laten gelden. Het personeelslid kan dat naar keuze doen via een aangetekende brief of op een wijze die door het college van directeurs, na onderhandeling in het bevoegde onderhandelingscomité, wordt vastgelegd. Als de scholengroep een eigen systeem van kandidaatstelling hanteert, moet dat systeem wat tegenstelbaarheid betreft minimaal dezelfde garanties bieden als een aangetekende brief. De raad van bestuur deelt de mogelijkheden van mededeling van de kandidaatstelling mee aan alle personeelsleden en maakt dit ook openbaar.

Een personeelslid van het gesubsidieerd onderwijs kandideert bij het schoolbestuur waar hij zijn recht op TADD wil laten gelden. Het personeelslid kan dat naar keuze doen via een aangetekende brief of op een wijze die door het schoolbestuur, na onderhandeling in het bevoegde onderhandelingscomité, wordt vastgelegd. Als het schoolbestuur een eigen systeem van kandidaatstelling hanteert, moet dat systeem wat tegenstelbaarheid betreft minimaal dezelfde garanties bieden als een aangetekende brief. Het schoolbestuur deelt de mogelijkheden van mededeling van de kandidaatstelling mee aan alle personeelsleden en maakt dit ook openbaar.

Als de instelling tot een scholengemeenschap behoort, geldt de kandidatuur voor alle scholen van deze scholengemeenschap en in het gemeenschapsonderwijs ook voor alle instellingen van de scholengroep.

Als de kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet, geldt dit als een doorlopende kandidaatstelling voor het recht op TADD over de schooljaren heen. De kandidaatstelling blijft dus onmiddellijk over de schooljaren heen gelden, ook als het personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het schooljaar volgend op de kandidaatstelling.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september volgend op de kandidaatstelling.

Om vanaf 1 september het recht op TADD te laten gelden, moet het personeelslid voor het ambt waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld:

  • op 30 juni van het voorafgaande schooljaar aan de voorwaarden betreffende dienstanciënniteit en beoordeling voldoen (zie punt 2.2.1.1 en 2.2.1.2)
  • en uiterlijk op 1 september van het schooljaar waarin hij het recht wil laten gelden, beschikken over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt.

Het personeelslid met een recht op TADD dat de betrekking niet effectief kan opnemen omwille van ziekte, arbeidsongeval of moederschapsrust, behoudt dit recht. Het personeelslid kan worden aangesteld en voor de duur van de afwezigheid volgens de geldende regels vervangen worden. Na de afwezigheid neemt het personeelslid de hem toegewezen betrekking effectief op.

2.2.1.4. Voorbeelden impact beoordeling

Voorbeeld 1

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van onderwijzer (VE)voor 24/24 in school A voor gewoon basisonderwijs die tot een scholengemeenschap behoort. De scholengemeenschap telt vijf scholen die allen tot hetzelfde schoolbestuur behoren.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van onderwijzer in school A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 3 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in school A een positieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van onderwijzer als hij zich voor 15 juni van het schooljaar kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van het volgende schooljaar voor het ambt van onderwijzer in alle scholen van de scholengemeenschap.

Voorbeeld 2

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van kleuteronderwijzer (VE) in twee scholen voor gewoon basisonderwijs die tot eenzelfde scholengemeenschap behoren: voor 12/24 in school A en voor 12/24 in school B. De scholengemeenschap telt vier scholen die allen tot hetzelfde schoolbestuur behoren.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van kleuteronderwijzer in school A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 3 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in school A een positieve beoordeling.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van kleuteronderwijzer in school B 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in school B een positieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van kleuteronderwijzer als hij zich voor 15 juni van het schooljaar kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van het volgende schooljaar voor het ambt van kleuteronderwijzer in alle scholen van de scholengemeenschap.

Voorbeeld 3

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van onderwijzer (VE) voor 12/24 in school A voor gewoon basisonderwijs van schoolbestuur Y die tot een scholengemeenschap behoort. De scholengemeenschap telt zes scholen: vier scholen behoren tot schoolbestuur Y en twee scholen behoren tot schoolbestuur Z.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van onderwijzer in school A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in school A een beoordeling met werkpunten.

Het personeelslid voldoet in school A niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van onderwijzer vermits hij een beoordeling met werkpunten heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties in school A nog niet in aanmerking komen voor het recht op TADD.

Het personeelslid moet bijkomend 200 dagen effectieve prestaties verwerven als onderwijzer om alsnog het recht op TADD te verwerven.

Dit personeelslid heeft daartoe tijdens het volgend schooljaar (schooljaar 2) of later recht op een nieuwe TABD-aanstelling.

Tijdens het schooljaar 2 wordt het personeelslid weer aangesteld in een betrekking van onderwijzer voor 12/24 in school B van schoolbestuur Y en heeft op 30 juni van dat schooljaar2de vereiste 200 dagen effectieve prestaties verworven.

Op 4 juni van het schooljaar 2krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in school B een positieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet dan aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van onderwijzer als hij zich voor 15 juni van het schooljaar 2 kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van schooljaar 3 voor het ambt van onderwijzer in alle scholen van de scholengemeenschap.

Voorbeeld 4

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van onderwijzer (VE) voor 24/24 in school A voor gewoon basisonderwijs die tot een scholengemeenschap behoort. De scholengemeenschap telt zes scholen die tot eenzelfde schoolbestuur behoren.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van onderwijzer in school A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in school A een negatieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet in school A niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van onderwijzer vermits hij een negatieve beoordeling heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties in school A niet in aanmerking komen voor het recht op TADD en dit in geen enkele van de scholen van de scholengemeenschap.

Voorbeeld 5

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van kleuteronderwijzer (VE) in twee scholen voor gewoon basisonderwijs die tot eenzelfde scholengemeenschap behoren: voor 12/24 in school A en voor 12/24 in school E. De scholengemeenschap telt zes scholen: vier scholen (A, B, C en D) behoren tot schoolbestuur Y en twee scholen (E en F) behoren tot schoolbestuur Z.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van kleuteronderwijzer in school A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 3 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in school A een positieve beoordeling.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van kleuteronderwijzer in school E 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in school E een negatieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet in school E niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van onderwijzer vermits hij een negatieve beoordeling heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties in school E niet in aanmerking komen voor het recht op TADD en dit in geen enkele van de scholen van de scholengemeenschap.

Het personeelslid voldoet in school A wel aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van kleuteronderwijzer als hij zich voor 15 juni van het schooljaar kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van schooljaar 2 voor het ambt van kleuteronderwijzer in de vier scholen (A, B, C en D) van schoolbestuur Y en in school F van schoolbestuur Z van de scholengemeenschap. Het recht op TADD geldt echter niet in school E van schoolbestuur Z, want daar kreeg het personeelslid een negatieve beoordeling. Het personeelslid kan het recht op TADD dat hij in school A heeft verworven daarom ook niet aanwenden om in school E een TADD-aanstelling te claimen.

2.2.2. Waarvoor en waar geldt recht op TADD?

Het recht op tijdelijke aanstelling van doorlopende duur geldt t.a.v. het ambt waarin en in de instelling(en) waarvoor het personeelslid het recht op TADD heeft verworven en voor elke vacante betrekking en niet-vacante betrekking in dat ambt.

Dat betekent dat een tijdelijk personeelslid het recht op TADD dus enkel kan inroepen in die instelling(en) waar het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen voor de prestaties die het personeelslid in die instelling(en) presteerde. Het recht op TADD geldt daarnaast ook in de instelling(en) waar het personeelslid op 30 juni geen beoordeling heeft gekregen of geen prestaties heeft geleverd.

Zowel tijdelijke personeelsleden als deeltijds vastbenoemde personeelsleden kunnen het recht op TADD laten gelden op elke vacature die in de loop van het schooljaar ontstaat.

Dit geldt niet als het personeelslid al als titularis is aangesteld voor een voltijdse betrekking in het ambt waarvoor hij het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur heeft verworven.

Voorbeeld

Een personeelslid heeft een recht op TADD verworven voor het ambt van kleuteronderwijzer. Bij het begin van het schooljaar wordt het personeelslid aangesteld in de vervanging van onderwijzer die belast is met een voltijdse betrekking. In de loop van het schooljaar wordt een betrekking van kleuteronderwijzer vacant. Het personeelslid kan zijn recht op TADD laten gelden voor dit ambt van kleuteronderwijzer.

Opgelet
Het recht op TADD geldt niet voor een tijdelijke aanstelling in volgende situaties:

- Uitbreiding van TADD bij langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen

Een personeelslid dat de goedkeuring heeft gekregen om een langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen op te nemen, kan geen uitbreiding van zijn tijdelijke aanstelling krijgen vergeleken met de toestand aan de vooravond van het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen. Dit principe geldt eveneens voor een personeelslid dat met langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen is en het recht op tijdelijke aanstelling met doorlopende duur (TADD) heeft of tijdens zijn langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen het recht op TADD vergaart. Dit personeelslid kan dit recht op TADD slechts inroepen voor een tijdelijke aanstelling die beperkt is tot het volume van zijn tijdelijke aanstelling aan de vooravond van het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen.
Meer informatie over dit verlof vindt u in de omzendbrief PERS/2007/07 van 21-09-2007- Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.

- Tijdelijke aanstelling via verlof TAO

Een vastbenoemd personeelslid kan niet voor doorlopende duur worden aangesteld in de opdracht die hij via het verlof TAO (tijdelijk andere opdracht) in een wervingsambt uitoefent. Het personeelslid verwerft wel dienstanciënniteit in het ambt dat hij op deze wijze tijdelijk uitoefent. Het vastbenoemde personeelslid kan de dienstanciënniteit die hij via het verlof TAO heeft opgebouwd ook aanwenden om in het desbetreffende ambt het recht op TADD in te roepen. Het vastbenoemde personeelslid kan het recht op TADD enkel effectief uitoefenen als hij op het ogenblik dat hem een betrekking wordt aangeboden, bij zijn schoolbestuur een afwezigheid voor verminderde prestaties (AVP) vraagt en krijgt. Op deze wijze oefent het personeelslid zijn recht op TADD uit als een ‘zuiver’ tijdelijk personeelslid.
Men mag in deze niet uit het oog verliezen dat het nemen van een AVP geen recht is. Het is dus mogelijk dat het personeelslid zijn recht op TADD niet kan uitoefenen als zijn schoolbestuur de AVP niet toestaat.

2.2.2.1. In het gemeenschapsonderwijs

Het recht op TADD geldt binnen de scholengroep waar het personeelslid zijn dienstanciënniteit heeft verworven en kan in een bepaalde volgorde worden ingeroepen.

Deze volgorde vloeit voort uit het feit of de instelling waar het personeelslid zijn recht op TADD heeft verworven al of niet behoort tot een scholengemeenschap.

De dienstanciënniteit is verworven in een instelling die behoort tot een scholengemeenschap

Het personeelslid kan zijn recht op TADD laten gelden in deze volgorde:

  • in de instellingen van dezelfde scholengemeenschap. Als het gaat om een netoverschrijdende scholengemeenschap, geldt dit ook in de instellingen van het andere net;
  • in de instellingen van een andere scholengemeenschap van dezelfde scholengroep. Als het gaat om een netoverschrijdende scholengemeenschap, is dit beperkt tot de instellingen van deze scholengemeenschap die behoren tot het gemeenschapsonderwijs;
  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren.

De dienstanciënniteit is verworven in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap

Het personeelslid kan zijn recht op TADD laten gelden in deze volgorde:

  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren;
  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die tot een scholengemeenschap behoren.

2.2.2.2. In het gesubsidieerd onderwijs

In het gesubsidieerd onderwijs geldt het recht op TADD afhankelijk van de instelling(en) en het schoolbestuur waar het personeelslid zijn recht heeft opgebouwd. Daarbij is het eveneens van belang of de instelling al of niet behoort tot een scholengemeenschap.

De dienstanciënniteit is verworven in een instelling die behoort tot een scholengemeenschap

Als het personeelslid het recht op TADD heeft verworven in een of meer instellingen die tot een scholengemeenschap behoren, dan geldt dit recht in alle instellingen van deze scholengemeenschap, ongeacht het schoolbestuur waartoe de instelling behoort.

De dienstanciënniteit is verworven in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap

Als het personeelslid het recht op TADD heeft verworven in een of meer instellingen die niet behoren tot een scholengemeenschap, dan geldt dit recht in alle instellingen van het schoolbestuur, weliswaar beperkt tot de instellingen van dit schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren.

2.2.3. Overgangsmaatregelen TADD

Voor tijdelijke personeelsleden die voor 30 juni 2021 al prestaties hebben geleverd in een ambt en aan bepaalde voorwaarden voldoen, gelden de nieuwe voorwaarden voor TADD op of na 1 september 2021 niet.

Een tijdelijk personeelslid zal beroep kunnen doen op een overgangsmaatregel als het personeelslid behoort tot een van de volgende vijf categorieën:

  • Categorie 1 heeft uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en geen beoordeling met werkpunten (punt 2.2.3.1);

  • Categorie 2 heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en geen beoordeling met werkpunten (punt 2.2.3.2);

  • Categorie 3 heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en een beoordeling met werkpunten (punt 2.2.3.3);

  • Categorie 4 heeft uiterlijk op 30 juni 2021 minstens 290 dagen dienstanciënniteit en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven (punt 2.2.3.4);

  • Categorie 5 wordt op 1 juli 2021 vast benoemd in een ambt waarvoor hij op 30 juni 2021 het recht op TADD nog niet heeft verworven (punt 2.2.3.5).

Personeelsleden die al voor 1 september 2021 dienstanciënniteit hebben verworven in een ambt en niet onder een van de voormelde categorieën vallen, kunnen bij een tijdelijke aanstelling op of na 1 september 2021 het recht op TADD verwerven op basis van de nieuwe voorwaarden. De eerder verworven dienstanciënniteit blijft daarbij alvast gelden.

Als bijlage bij deze omzendbrief vindt u een schematisch overzicht van deze overgangsmaatregelen (zie bijlage 1 “Overgangsmaatregelen TADD”) .

Opgelet:
Een personeelslid kan slechts beroep doen op één overgangsmaatregel.

Er is geen combinatie mogelijk van een van deze overgangsmaatregelen met de nieuwe regels of tussen de overgangsmaatregelen onderling.

Daarnaast blijven ook de overgangsmaatregelen van toepassing voor personeelsleden die op 30 juni 2019 of 30 juni 2020 aan specifieke voorwaarden voldeden (zie bijlage 2 “Overgangsmaatregelen TADD op 30 juni 2019 en 30 juni 2020”). Een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van een van deze overgangsmaatregelen voldoet en tot op heden nog geen TADD-aanstelling heeft verkregen of opgenomen, kan hier dus nog steeds beroep op doen.

2.2.3.1. Categorie 1: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2020 dienstanciënniteit gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen verworven en geen beoordeling met werkpunten

2.2.3.1.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2020 voor het betrokken ambt geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2020 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn;
  • tijdens het schooljaar 2020-2021 of later in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep niet als TADD aangesteld zijn in het ambt waarvoor voormelde voorwaarden gelden.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 2.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het personeelslid de vereiste dienstanciënniteit heeft opgebouwd in een of meer instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren, dan geldt het recht op TADD in de volgende volgorde:

1° in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren;

2° in de instellingen van dezelfde scholengroep die tot een scholengemeenschap behoren.

Als het personeelslid de vereiste dienstanciënniteit heeft opgebouwd in een of meer instellingen die tot een scholengemeenschap behoren, dan geldt het recht op TADD in de volgende volgorde:

1° in de instellingen van dezelfde scholengemeenschap ongeacht het net;

2° in de instellingen van een andere scholengemeenschap van dezelfde scholengroep;

3° in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregelen voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

2.2.3.1.2. In het gesubsidieerd onderwijs

2.2.3.1.2.1. De instelling behoort tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer instellingen van dezelfde scholengemeenschap, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2020 voor het betrokken ambt geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2020 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn;
  • tijdens het schooljaar 2020-2021 of later in een of meer instellingen van dezelfde scholengemeenschap niet als TADD aangesteld zijn in het ambt waarvoor voormelde voorwaarden gelden.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 2.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle instellingen van de scholengemeenschap.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregel voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

2.2.3.1.2.2. De instelling behoort niet tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2020 voor het betrokken ambt geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2020 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn;
  • tijdens het schooljaar 2020-2021 of later in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren niet als TADD aangesteld zijn in het ambt waarvoor voormelde voorwaarden gelden.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 2.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregel voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld of heeft het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen tijdelijke aanstelling van doorlopende duur gekregen, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

2.2.3.2. Categorie 2: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en geen beoordeling met werkpunten

2.2.3.2.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat uiterlijk op 30 juni 2021 voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • voor het betrokken ambt na 1 september 2019 en uiterlijk 30 juni 2021 geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 2.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het personeelslid de vereiste dienstanciënniteit heeft opgebouwd in een of meer instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren, dan geldt het recht op TADD in de volgende volgorde:

1° in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren;

2° in de instellingen van dezelfde scholengroep die tot een scholengemeenschap behoren.

Als het personeelslid de vereiste dienstanciënniteit heeft opgebouwd in een of meer instellingen die tot een scholengemeenschap behoren, dan geldt het recht op TADD in de volgende volgorde:

1° in de instellingen van dezelfde scholengemeenschap ongeacht het net;

2° in de instellingen van een andere scholengemeenschap van dezelfde scholengroep;

3° in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregel voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

2.2.3.2.2. In het gesubsidieerd onderwijs

2.2.3.2.2.1. De instelling behoort tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat uiterlijk op 30 juni 2021 voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer instellingen van dezelfde scholengemeenschap, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • voor het betrokken ambt na 1 september 2019 en uiterlijk 30 juni 2021 geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 2.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle instellingen van de scholengemeenschap.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregel voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

2.2.3.2.2.2. De instelling behoort niet tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat uiterlijk op 30 juni 2021 voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • voor het betrokken ambt na 1 september 2019 en uiterlijk 30 juni 2021 geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 2.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregel voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld of heeft het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen tijdelijke aanstelling van doorlopende duur gekregen, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

2.2.3.3. Categorie 3: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en een beoordeling met werkpunten

2.2.3.3.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijk personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het betrokken ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2021 voor het betrokken ambt van de eerste evaluator een beoordeling met werkpunten gekregen hebben;
  • na 31 augustus 2021 tijdelijk aangesteld worden in het betrokken ambt in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep.

Dit personeelslid verwerft op 1 september 2022 of later het recht op TADD op voorwaarde dat het personeelslid op 30 juni 2022 of later in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep bijkomend 200 dagen effectieve prestaties heeft verworven in het ambt.

Daartoe heeft het personeelslid in de scholengroep in het ambt een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur nodig.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen vóór het schooljaar 2020-2021 – dus uiterlijk op 30 juni 2020 -, dan komt het aan de directeur van de instelling toe om te beslissen of het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later al of niet een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgt.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen tijdens het schooljaar 2020-2021 en uiterlijk op 30 juni 2021, dan heeft het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later in een of meer instellingen van de scholengroep of desgevallend van de scholengemeenschap recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om op basis van een aangepast traject van aanvangsbegeleiding aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer instellingen van de scholengroep of desgevallend van de scholengemeenschap.

Bij een nieuwe aanstelling van het personeelslid in het betrokken ambt wordt, conform de werkpunten die de eerste evaluator in het verslag van de beoordeling heeft opgenomen, een aangepast traject van aanvangsbegeleiding opgesteld dat het personeelslid tijdens de bijkomende periode van 200 dagen effectieve prestaties moet volgen.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 2.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dan voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen dienstanciënniteit heeft opgebouwd in een of meer instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren, dan geldt het recht op TADD in de volgende volgorde:

  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren;
  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die tot een scholengemeenschap behoren.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen dienstanciënniteit heeft opgebouwd in een of meer instellingen die tot een scholengemeenschap behoren, dan geldt het recht op TADD in de volgende volgorde:

  • in de instellingen van dezelfde scholengemeenschap ongeacht het net;
  • in de instellingen van een andere scholengemeenschap van dezelfde scholengroep;
  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Deze overgangsmaatregel blijft ook na 1 september 2021 van toepassing zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt op deze principes kan beroepen.

2.2.3.3.2. In het gesubsidieerd onderwijs

2.2.3.3.2.1. De instelling behoort tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijk personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het betrokken ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer instellingen van dezelfde scholengemeenschap, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2021 voor het betrokken ambt van de eerste evaluator een beoordeling met werkpunten gekregen hebben;
  • na 31 augustus 2021 tijdelijk aangesteld worden in het betrokken ambt in een of meer instellingen van dezelfde scholengemeenschap.

Dit personeelslid verwerft op 1 september 2022 of later het recht op TADD, op voorwaarde dat het personeelslid op 30 juni 2022 of later in een of meer instellingen van dezelfde scholengemeenschap bijkomend 200 dagen effectieve prestaties heeft verworven in het ambt.

Daartoe heeft het personeelslid in een instelling van de scholengemeenschap in het ambt een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur nodig.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen vóór het schooljaar 2020-2021 – dus uiterlijk op 30 juni 2020 - gekregen van zijn eerste evaluator, dan komt het aan het schoolbestuur van de instelling toe om te beslissen of het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later al of niet een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgt.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen tijdens het schooljaar 2020-2021 en uiterlijk op 30 juni 2021, dan heeft het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later in een instelling van de scholengemeenschap recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om op basis van een aangepast traject van aanvangsbegeleiding aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer instellingen van de scholengemeenschap.

Bij een nieuwe aanstelling van het personeelslid in het betrokken ambt wordt, conform de werkpunten die de eerste evaluator in het verslag van de beoordeling heeft opgenomen, een aangepast traject van aanvangsbegeleiding opgesteld dat het personeelslid tijdens de bijkomende periode van 200 dagen effectieve prestaties moet volgen.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken wervingsambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 2.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dan voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle instellingen van de scholengemeenschap.

Deze overgangsmaatregel blijft ook na 1 september 2021 van toepassing zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt op deze principes kan beroepen.

2.2.3.3.2.2. De instelling behoort niet tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijk personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het betrokken ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2021 voor het betrokken ambt van de eerste evaluator een beoordeling met werkpunten gekregen hebben;
  • na 31 augustus 2021 tijdelijk aangesteld worden in het betrokken ambt in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Dit personeelslid verwerft op 1 september 2022 of later het recht op TADD, op voorwaarde dat het personeelslid op 30 juni 2022 of later in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren bijkomend 200 dagen effectieve prestaties heeft verworven in het ambt.

Daartoe heeft het personeelslid in een instelling van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoort in het ambt een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur nodig.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen vóór het schooljaar 2020-2021 – dus uiterlijk op 30 juni 2020 - gekregen van zijn eerste evaluator, dan komt het aan het schoolbestuur toe om te beslissen of het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later al of niet een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgt.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen tijdens het schooljaar 2020-2021 en uiterlijk op 30 juni 2021, dan heeft het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later in een of meer instellingen van het schoolbestuur die niet tot scholengemeenschap behoren recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om op basis van een aangepast traject van aanvangsbegeleiding aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer instellingen van het schoolbestuur.

Bij een nieuwe aanstelling van het personeelslid in het betrokken ambt wordt, conform de werkpunten die de eerste evaluator in het verslag van de beoordeling heeft opgenomen, een aangepast traject van aanvangsbegeleiding opgesteld dat het personeelslid tijdens de bijkomende periode van 200 dagen effectieve prestaties moet volgen.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 2.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dan voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle instellingen van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Deze overgangsmaatregel blijft ook na 1 september 2021 van toepassing zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt op deze principes kan beroepen.

2.2.3.4. Categorie 4: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2021 minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven

2.2.3.4.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 in het betrokken ambt minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep;
  • na 31 augustus 2021 in het betrokken ambt in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep tijdelijk aangesteld worden;
  • op 30 juni 2022 of later in het betrokken ambt gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd.

Als het tijdelijke personeelslid dat aan voormelde voorwaarden voldoet bij het bereiken van de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni 2022 geen beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni 2022 kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september 2022. Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2022 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet, dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling (zie ook punt 2.2.1.3).

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2022-2023 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2023 niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid op 30 juni 2022 de vereiste 580 dagen dienstanciënniteit nog niet heeft verworven, dan bouwt hij bij een nieuwe tijdelijke aanstelling het daaropvolgende schooljaar of later onder deze voorwaarden verder aan de verwerving van het recht op TADD.

Verwerft het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni en krijgt hij geen beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni van dat schooljaar kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september van het daaropvolgende schooljaar.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid dat onder deze overgangsmaatregel valt de vereiste dienstanciënniteit bereikt, heeft de eerste evaluator wel nog steeds de mogelijkheid om uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit bereikt een beoordeling met werkpunten toe te kennen, zoals dit het geval was tot en met 30 juni 2021 (een positieve of negatieve beoordeling kan hij niet uitspreken). De eerste evaluator maakt daartoe een verslag op waarin die beslissing en de werkpunten opgenomen worden, samen met het traject dat tijdens de aanvangsbegeleiding werd afgelegd.

Als het tijdelijke personeelslid een beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, moet het tijdelijke personeelslid bij een nieuwe tijdelijke aanstelling bijkomend 200 dagen effectieve prestaties leveren om het recht op TADD te verwerven. Daartoe heeft het tijdelijke personeelslid het daaropvolgende schooljaar of later in het betrokken ambt recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in een of meer instellingen van de scholengroep of desgevallend van de scholengemeenschap. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer instellingen van de scholengroep of desgevallend de scholengemeenschap.

Voor deze categorie personeelsleden gelden de nieuwe voorwaarden (o.m. de negatieve beoordeling) dus niet bij een nieuwe tijdelijke aanstelling na 1 september 2021.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (zie ook punt 2.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het personeelslid de vereiste bijkomende 200 effectieve dagen dienstanciënniteit heeft opgebouwd in een of meer instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren, dan geldt het recht op TADD in de volgende volgorde:

  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren;
  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die tot een scholengemeenschap behoren.

Als het personeelslid de vereiste bijkomende 200 effectieve dagen dienstanciënniteit heeft opgebouwd in een of meer instellingen die tot een scholengemeenschap behoren, dan geldt het recht op TADD in de volgende volgorde:

  • in de instellingen van dezelfde scholengemeenschap ongeacht het net;
  • in de instellingen van een andere scholengemeenschap van dezelfde scholengroep;
  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Deze overgangsmaatregel blijft ook van kracht voor elk personeelslid dat in de toekomst opnieuw in dienst komt, zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 en op 30 juni 2022 (of later) aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een terug in dienst treden op de ‘oude’ regels kan beroepen.

2.2.3.4.2. In het gesubsidieerd onderwijs

2.2.3.4.2.1. De instelling behoort tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 in het betrokken ambt minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer instellingen van dezelfde scholengemeenschap;
  • na 31 augustus 2021 in het betrokken ambt in een of meer instellingen van dezelfde scholengemeenschap tijdelijk aangesteld worden;
  • op 30 juni 2022 of later in het betrokken ambt gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer instellingen van dezelfde scholengemeenschap, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd.

Als het tijdelijke personeelslid dat aan voormelde voorwaarden voldoet op 30 juni 2022 geen beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni 2022 kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september 2022.Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2022 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet(zie ook punt 2.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2022-2023 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2023 niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid op 30 juni 2022 de vereiste 580 dagen dienstanciënniteit nog niet heeft verworven, dan bouwt hij bij een nieuwe tijdelijke aanstelling het daaropvolgende schooljaar of later onder deze voorwaarden verder aan de verwerving van het recht op TADD.

Verwerft het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni en krijgt hij geen beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni van dat schooljaar kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september van het daaropvolgende schooljaar.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid dat onder deze overgangsmaatregel valt de vereiste dienstanciënniteit bereikt, heeft de eerste evaluator wel nog steeds de mogelijkheid om uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit bereikt een beoordeling met werkpunten toe te kennen, zoals dit het geval was tot en met 30 juni 2021 (een positieve of negatieve beoordeling kan hij niet uitspreken). De eerste evaluator maakt daartoe een verslag op waarin die beslissing en de werkpunten opgenomen worden, samen met het traject dat tijdens de aanvangsbegeleiding werd afgelegd

Als het tijdelijke personeelslid een beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, moet het tijdelijke personeelslid bij een nieuwe tijdelijke aanstelling bijkomend 200 dagen effectieve prestaties leveren om het recht op TADD te verwerven. Daartoe heeft het tijdelijke personeelslid het daaropvolgende schooljaar of later in het betrokken ambt recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in een of meer instellingen van de scholengemeenschap. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer instellingen van de scholengemeenschap.

Voor deze categorie personeelsleden gelden de nieuwe voorwaarden (o.m. de negatieve beoordeling) dus niet bij een nieuwe tijdelijke aanstelling na 1 september 2021.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet(zie ook punt 2.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in alle instellingen van de scholengemeenschap.

Deze overgangsmaatregel blijft ook van kracht voor elk personeelslid dat in de toekomst opnieuw in dienst komt, zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 en op 30 juni 2022 (of later) aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een terug in dienst treden op de ‘oude’ regels kan beroepen.

2.2.3.4.2.2. De instelling behoort niet tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 in het betrokken ambt minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren;
  • na 31 augustus 2021 in het betrokken ambt in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren tijdelijk aangesteld worden;
  • op 30 juni 2022 of later in het betrokken ambt gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd.

Als het tijdelijke personeelslid dat aan voormelde voorwaarden voldoet bij het bereiken van de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni 2022 geen beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni 2022 kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september 2022.Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2022 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet(zie ook punt 2.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2022-2023 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2023 niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid op 30 juni 2022 de vereiste 580 dagen dienstanciënniteit nog niet heeft verworven, dan bouwt hij bij een nieuwe tijdelijke aanstelling het daaropvolgende schooljaar of later onder deze voorwaarden verder aan de verwerving van het recht op TADD.

Verwerft het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni en krijgt hij geen beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni van dat schooljaar kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september van het daaropvolgende schooljaar.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid dat gebruik maakt van deze overgangsmaatregel de vereiste dienstanciënniteit bereikt, heeft de eerste evaluator wel nog steeds de mogelijkheid om uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit bereikt een beoordeling met werkpunten toe te kennen, zoals dit het geval was tot en met 30 juni 2021 (een positieve of negatieve beoordeling kan hij niet uitspreken). De eerste evaluator maakt daartoe een verslag op waarin die beslissing en de werkpunten opgenomen worden, samen met het traject dat tijdens de aanvangsbegeleiding werd afgelegd

Als het tijdelijke personeelslid een beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, moet het tijdelijke personeelslid bij een nieuwe tijdelijke aanstelling bijkomend 200 dagen effectieve prestaties leveren om het recht op TADD te verwerven. Daartoe heeft het tijdelijke personeelslid het daaropvolgende schooljaar of later in het betrokken ambt recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer instellingen van het schoolbestuur.

Voor deze categorie personeelsleden gelden de nieuwe voorwaarden (o.m. de negatieve beoordeling) dus niet bij een nieuwe tijdelijke aanstelling na 1 september 2021.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet(zie ook punt 2.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in alle instellingen van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Deze overgangsmaatregel blijft ook van kracht voor elk personeelslid dat in de toekomst opnieuw in dienst komt, zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 en op 30 juni 2022 (of later) aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een terug in dienst treden op de ‘oude’ regels kan beroepen.

2.2.3.5. Categorie 5: Het personeelslid wordt op 1 juli 2021 vast benoemd in een ambt waarvoor hij op 30 juni 2021 nog niet voldoet aan de voorwaarden om het recht op TADD te verwerven

2.2.3.5.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat:

  • op 1 juli 2021 door de raad van bestuur vast benoemd wordt in een ambt in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep;
  • op 30 juni 2021 niet voldoet aan de voorwaarden om zich voor dat ambt in de scholengroep kandidaat te stellen om het recht op TADD te verwerven.

Het gaat hierbij om een tijdelijk personeelslid dat op 1 juli 2021 vast benoemd wordt op basis van de voorrangsgroep met minstens 580 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 3) of minstens 360 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 4).

Het personeelslid dat op 1 juli 2021 door een raad van bestuur in een ambt vast benoemd wordt, maar zich voor 15 juni 2021 voor dat ambt niet kan kandidaatstellen omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor het recht op TADD in de scholengroep, verwerft vanaf 1 september 2021 toch het recht op TADD voor dat ambt in de instellingen van de scholengroep of desgevallend de scholengemeenschap.

Meer informatie over de eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021, de voorrangsgroepen en de reikwijdte van het volgens deze overgangsmaatregel verworven recht op TADD vindt u in de omzendbrief “Eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021 in wervingsambten in het basisonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, het secundair onderwijs, de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding” – PERS/2021/02 van 15-02-2021.

2.2.3.5.2. In het gesubsidieerd onderwijs

2.2.3.5.2.1. De instelling behoort tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat:

  • op 1 juli 2021 door het schoolbestuur vast benoemd wordt in een ambt in een of meer instellingen van het schoolbestuur die tot een scholengemeenschap behoren;
  • op 30 juni 2021 niet voldoet aan de voorwaarden om zich voor dat ambt in de scholengemeenschap kandidaat te stellen om het recht op TADD te verwerven.

Het gaat hierbij om een tijdelijk personeelslid dat op 1 juli 2021 vast benoemd wordt op basis van de voorrangsgroep met minstens 580 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 3) of minstens 360 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 4).

Het personeelslid dat op 1 juli 2021 door een schoolbestuur in een ambt vast benoemd wordt, maar zich voor 15 juni 2021 voor dat ambt niet kan kandidaatstellen omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor het recht op TADD in de scholengemeenschap, verwerft vanaf 1 september 2021 toch het recht op TADD voor dat ambt in de instellingen van de scholengemeenschap.

Meer informatie over de eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021, de voorrangsgroepen en de reikwijdte van het volgens deze overgangsmaatregel verworven recht op TADD vindt u in de omzendbrief “Eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021 in wervingsambten in het basisonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, het secundair onderwijs, de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding” – PERS/2021/02van 15-02-2021.

2.2.3.5.2.2. De instelling behoort niet tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat:

  • op 1 juli 2021 door het schoolbestuur vast benoemd wordt in een ambt in een of meer instellingen van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren;
  • op 30 juni 2021 niet voldoet aan de voorwaarden om zich voor dat ambt bij het schoolbestuur kandidaat te stellen om het recht op TADD te verwerven.

Het gaat hierbij om een tijdelijk personeelslid dat op 1 juli 2021 vast benoemd wordt op basis van de voorrangsgroep met minstens 580 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 3) of minstens 360 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 4).

Het personeelslid dat op 1 juli 2021 door een schoolbestuur in een ambt vast benoemd wordt, maar zich voor 15 juni 2021 voor dat ambt niet kan kandidaatstellen omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor het recht op TADD in instellingen van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren, verwerft vanaf 1 september 2021 toch het recht op TADD voor dat ambt in de instellingen van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Meer informatie over de eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021, de voorrangsgroepen en de reikwijdte van het volgens deze overgangsmaatregel verworven recht op TADD vindt u in de omzendbrief “Eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021 in wervingsambten in het basisonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, het secundair onderwijs, de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding” – PERS/2021/02van 15-02-2021.

2.2.4. Verlies van het recht op TADD

Bepaalde omstandigheden in de loop van de onderwijsloopbaan kunnen ertoe leiden dat een tijdelijk personeelslid het recht op een aanstelling van doorlopende duur verliest. Dit verlies kan tijdelijk zijn, maar kan ook definitief zijn.

Bij tijdelijk verlies van het recht op TADD verliest het personeelslid het recht op TADD voor de duur van een schooljaar of kan hij voor een bepaalde periode het recht op een uitbreiding van zijn TADD verliezen.

Bij definitief verlies van het recht op TADD moet het personeelslid het recht op TADD opnieuw opbouwen en dus opnieuw de vereiste dienstanciënniteit verwerven.

In volgende situaties verliest een personeelslid het recht op TADD dat hij in een ambt heeft verworven.

1. Het personeelslid heeft vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten gepresteerd in de instellingen van hetzelfde schoolbestuur of van dezelfde scholengemeenschap

Het personeelslid dat zijn recht op TADD heeft verworven in een scholengemeenschap, verliest dat recht op TADD als hij gedurende vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in de instellingen van de scholengemeenschap.

Het personeelslid dat zijn recht op TADD heeft verworven in een instelling van een schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoort, verliest dat recht op TADD als hij gedurende vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in de instellingen van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid heeft in de scholengemeenschap A het recht op TADD opgebouwd, maar neemt op 1 september daaropvolgend geen TADD-aanstelling op in een school van de scholengemeenschap A.

Gedurende de schooljaren X+1 tot en met het schooljaar X+5 levert het personeelslid geen enkele prestatie in een of meer scholen van de scholengemeenschap A. Het personeelslid stelt zich in juni van het schooljaar x+5 kandidaat voor een tijdelijke aanstelling in een school van de scholengemeenschap A. Het personeelslid kan op of na 1 september van het schooljaar X+5 echter alleen als TABD worden aangesteld. Het personeelslid heeft immers geen recht meer op TADD omdat het vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in de scholen van scholengemeenschap A.

Voor een tijdelijk personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven en dat op het ogenblik van de aanvang van de afwezigheid reeds een TADD-aanstelling heeft, geldt deze bepaling niet. Dit betekent dat het personeelslid ook na een afwezigheid van vijf opeenvolgende schooljaren zijn TADD-aanstelling behoudt en deze weer kan opnemen, tenzij de betrekking waarvan hij titularis was ondertussen volgens de geldende regelgeving aan een ander personeelslid moest worden toegewezen.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid heeft in de scholengemeenschap B het recht op TADD opgebouwd en krijgt op 1 september een TADD-aanstelling in een betrekking in een school van de scholengemeenschap.

Het volgende schooljaar (X+1) behoudt het personeelslid in de betrekking zijn TADD-aanstelling, maar hij vraagt en krijgt op 1 september X+1 een AVP. Deze AVP wordt ook gedurende de schooljaren X+2 tot en met X+5 aangevraagd en toegekend. Tijdens deze periode van AVP oefent het personeelslid in de scholen van de scholengemeenschap geen enkele prestatie uit, maar hij behoudt wel de TADD-aanstelling in de school waar hij AVP neemt.

Op 31 augustus van schooljaar X+5 eindigt de AVP en op 1 september daaropvolgend neemt het personeelslid zijn betrekking in de school weer op.

Het personeelslid neemt op 1 september van schooljaar X+6 zijn betrekking weer op als TADD’er. Het personeelslid heeft weliswaar 5 opeenvolgende schooljaren geen prestaties verricht in de scholengemeenschap B, maar doordat hij effectief een TADD-aanstelling had op het ogenblik dat zijn afwezigheid startte, verliest hij na de afwezigheid van 5 opeenvolgende schooljaren zijn TADD-aanstelling niet. De TADD-aanstelling is immers gedurende de afwezigheid verder blijven lopen omdat het personeelslid aangesteld bleef in de betrekking in kwestie.

Het verlies van TADD houdt in dat het personeelslid niet onmiddellijk het recht op TADD kan inroepen bij een nieuwe tijdelijke aanstelling. Dit houdt echter niet in dat het personeelslid zijn eerder verworven dienstanciënniteit niet meer kan aanwenden om het recht op TADD opnieuw te verwerven.

Het personeelslid kan zich na deze periode van 5 schooljaren voor 15 juni weer kandidaat stellen voor het recht op TADD het daaropvolgende schooljaar op basis van de eerder verworven dienstanciënniteit.

2. Het tijdelijke personeelslid stelt zich niet tijdig kandidaat

Een tijdelijk personeelslid dat niet voor 15 juni kandideert voor het recht op TADD in een ambt, kan het daaropvolgende schooljaar geen recht op TADD inroepen voor dat ambt.

Het tijdelijke personeelslid verliest op deze wijze het recht op TADD voor dat ambt voor de duur van een schooljaar. Dit geldt enkel als het personeelslid zich geen kandidaat heeft gesteld en ook nog geen TADD-aanstelling heeft gekregen voor het ambt in kwestie, vermits een kandidaatstelling voor TADD geldt als een permanente kandidaatstelling (zie punt 2.2.1.3).

3. Het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, krijgt een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende

Een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld en in een instelling voor een welbepaald ambt een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” krijgt, kan in afwachting van een nieuwe evaluatie geen aanspraak maken op een uitbreiding van zijn tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in die instelling en voor het ambt in kwestie.

Meer informatie over evaluatie vindt u in de omzendbrief PERS/2007/09 van 29-10-2007 - Functiebeschrijving en evaluatie.

4. Het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, wordt door zijn schoolbestuur ontslagen

Een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld en dat door zijn schoolbestuur wordt ontslagen als gevolg van een tuchtmaatregel of na twee of drie definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende”, verliest zijn recht op TADD.

Meer informatie hierover vindt u in punt 2.2.6.2.

2.2.5. Administratieve en geldelijke toestand

2.2.5.1. Administratieve toestand

Net als bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur moet het schoolbestuur ook de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur van een personeelslid schriftelijk vastleggen.

Meer informatie hierover vindt u in punt 2.1.3.1.

2.2.5.2. Geldelijke toestand

Net als bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgt een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, zowel in een vacante als in een niet-vacante betrekking, voor de duur van zijn aanstelling maandelijks een salaris en onder bepaalde voorwaarden een uitgestelde bezoldiging in juli en augustus.

Meer informatie hierover vindt u in punt 2.1.3.2.

2.2.5.3. Ziekteverlof

Het tijdelijke personeelslid dat is aangesteld voor doorlopende duur heeft tijdens een afwezigheid wegens ziekte binnen de periode van zijn aanstelling onder bepaalde voorwaarden recht op bezoldigd ziekteverlof.

Deze voorwaarden en de berekeningswijze van het recht op het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof vindt u terug in de omzendbrief - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding – PERS/2007/07 van 21-09-2007 (punt 2.2).

De tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur loopt in principe over de schooljaren heen. Voor een tijdelijk personeelslid met recht op TADD is er in principe dan ook geen nieuwe aanstelling nodig op 1 september van het daaropvolgend schooljaar. In dat geval wordt het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur aangesteld blijft ook beschouwd als zijnde effectief in dienst op deze datum. Dit betekent dat een tijdelijk personeelslid dat op 1 september voor doorlopende duur aangesteld blijft en op 1 september ziek wordt effectief door AGODI wordt bezoldigd, tenzij zijn recht op bezoldigd ziekteverlof is uitgeput. Bij uitputting van het recht op bezoldigd ziekteverlof zal het ziekenfonds instaan voor de bezoldiging.

Voorbeeld

Een personeelslid wordt tijdens het schooljaar 20XX-20YY aangesteld in een definitief vacante betrekking (ato 2) als tijdelijk aangesteld personeelslid van doorlopende duur. Het personeelslid wordt ziek op 1 september 20YY (volgend schooljaar). Dit ziekteverlof wordt bezoldigd op voorwaarde dat er nog genoeg recht op bezoldigd ziekteverlof aanwezig is.

Het personeelslid wordt immers geacht te voldoen aan de voorwaarde om zijn dienst effectief te hebben opgenomen.

Als het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op het einde van het schooljaar door het schoolbestuur, schriftelijk en gemotiveerd, uit dienst werd gemeld en het personeelslid komt het volgende schooljaar op 1 september opnieuw in dienst bij hetzelfde schoolbestuur of in dezelfde scholengemeenschap dan gelden ook hier voormelde regels.

Als het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op het einde van het schooljaar door het schoolbestuur uit dienst werd gemeld en het personeelslid komt het volgende schooljaar niet opnieuw in dienst op 1 september, dan gelden de regels voor een gewone tijdelijke aanstelling. Wordt het tijdelijke personeelslid pas in de loop van het schooljaar voor doorlopende duur aangesteld en is hij onmiddellijk afwezig wegens ziekte, dan wordt hij niet door AGODI bezoldigd, maar valt hij onmiddellijk ten laste van het ziekenfonds.

Voorbeeld

Een personeelslid was tijdens het schooljaar 20XX-20YY aangesteld in een niet-vacante betrekking (ato 1) als TADD. Het personeelslid wordt op 30-06-20YY uit dienst gemeld. Op 1 november 20YY wordt het personeelslid opnieuw aangesteld voor doorlopende duur in een vacante betrekking (ato 2). Het personeelslid wordt echter onmiddellijk ziek. Dit ziekteverlof wordt niet bezoldigd.

2.2.6. Einde van de tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur

De aanstelling van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur kan worden beëindigd door een ontslag dat uitgaat van het schoolbestuur of via een vrijwillig ontslag van het personeelslid zelf.

Daarnaast zijn er een aantal situaties – die vastgelegd zijn in de decreten rechtspositie – die automatisch een einde maken aan de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur. We spreken in dat geval niet over een ontslag, maar over een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege.

2.2.6.1. Einde van de tijdelijke aanstelling van rechtswege

De decreten rechtspositie bepalen dat er onder bepaalde omstandigheden van rechtswege een einde komt aan de tijdelijke aanstelling van een personeelslid.

Dit houdt in dat er onmiddellijk een einde aan de aanstelling komt en er geen opzegtermijn is voor het personeelslid.

Aandacht
Een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur eindigt niet van rechtswege op het einde van het schooljaar, maar loopt in principe door over de schooljaren heen.

Een tijdelijk personeelslid dat op het einde van het schooljaar voor doorlopende duur is aangesteld in een betrekking die op 1 september ongewijzigd behouden blijft, kan op 1 september niet worden verdrongen door een ander tijdelijk personeelslid, ook niet als dit tijdelijke personeelslid het recht op TADD heeft. Door het feit dat er een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur is die over de schooljaren heen loopt, ontstaat op 1 september immers geen vacature die aan een ander tijdelijk personeelslid kan worden aangeboden.

Volgende redenen leiden onmiddellijk tot een einde van de tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur.

1. De terugkeer van de titularis van de betrekking

Als de titularis van de betrekking terugkeert uit zijn afwezigheid komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid dat in die betrekking als vervanger is aangesteld.

2. De betrekking wordt aan een ander personeelslid toegewezen

- omwille van de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling

Als het schoolbestuur in het kader van de verplichtingen betreffende reaffectatie of wedertewerkstelling de betrekking moet toekennen aan een vastbenoemd personeelslid dat ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

- door toewijzing van een affectatie, een mutatie of een vaste benoeming van een ander personeelslid

Als het schoolbestuur een vastbenoemd personeelslid in de betrekking muteert

of affecteert, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Als het schoolbestuur op 1 januari een ander personeelslid in de betrekking vast benoemt, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

3. Het tijdelijke personeelslid wordt zelf vast benoemd

Als het schoolbestuur het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op 1 januari een vaste benoeming toekent, eindigt zijn tijdelijke aanstelling van doorlopende duur voor het volume waarvoor hij vast benoemd wordt.

4. De betrekking kan niet langer gefinancierd of gesubsidieerd worden

Als de betrekking niet meer financierbaar of subsidieerbaar is, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

5. Het personeelslid voldoet niet (meer) aan de aanstellingsvoorwaarden

Als na de aanstelling van het tijdelijke personeelslid blijkt dat hij niet (meer) voldoet aan een of meer van de aanstellingsvoorwaarden, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Voorbeeld

Het personeelslid wordt strafrechtelijk veroordeeld en deze veroordeling leidt tot het tijdelijke of definitief verlies van zijn burgerlijke en politieke rechten. Dit personeelslid voldoet vanaf dat ogenblik niet meer aan de aanstellingsvoorwaarde die stelt dat hij de burgerlijke en politiek rechten moet genieten.

6. Bij het bereiken van de leeftijdsgrens

Als het tijdelijke personeelslid de leeftijdsgrens bereikt die leidt tot pensionering, komt er op het einde van dat schooljaar een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Op deze regel geldt een uitzondering, zodat een personeelslid ook na het bereiken van de leeftijdsgrens een tijdelijke aanstelling kan behouden.

Meer informatie over deze maatregelen vindt u in de omzendbrief Langer werken dan de wettelijke pensioenleeftijd (PERS/2012/05 van 30-07-2012).

7. Bij de definitieve pensionering van het personeelslid

Op het ogenblik dat het tijdelijke personeelslid met pensioen gaat, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

2.2.6.2. Einde van de tijdelijke aanstelling door ontslag

Voor het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur gelden dezelfde ontslagmogelijkheden als voor vastbenoemde personeelsleden.

Dit betekent dat een schoolbestuur een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld niet kan ontslaan met een opzeggingstermijn van dertig kalenderdagen en ook niet kan ontslaan wegens dringende redenen.

De redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor doorlopende duur zijn:

  • als gevolg van een tuchtmaatregel van zijn schoolbestuur;
  • na twee of drie definitieve evaluaties met eindconclusies “onvoldoende”;
  • wegens vrijwillig ontslag;
  • wegens definitieve ambtsneerlegging.

1. Ontslag of afzetting omwille van een tuchtmaatregel

Een schoolbestuur kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur ontslaan of afzetten bij wijze van tuchtmaatregel.

Deze tuchtmaatregel volgt uit een tuchtprocedure die door het schoolbestuur wordt opgestart.

U vindt meer informatie over de tuchtregeling voor het gemeenschapsonderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 60bis en volgende) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 63bis en volgende).

Het ontslag of de afzetting bij tuchtmaatregel gaat niet gepaard met een opzeggingstermijn voor het tijdelijke personeelslid.

Een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur en dat door zijn schoolbestuur als gevolg van een tuchtmaatregel wordt ontslagen uit zijn ambt, kan voor dat ambt geen beroep meer doen op de diensten die hij voor dat ontslag heeft verworven.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt dus niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Als het ontslag gegeven werd in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap, komt de dienstanciënniteit die het personeelslid in het ambt in kwestie heeft verworven in alle instellingen van de scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of van het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) die niet tot een scholengemeenschap behoren niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Als het ontslag gegeven werd in een instelling die behoort tot een scholengemeenschap, komt de dienstanciënniteit die het personeelslid in het ambt in kwestie heeft verworven in alle instellingen van de scholengemeenschap niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Aandacht

Als het personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in een instelling van het schoolbestuur of de scholengemeenschap waar hij eerder werd ontslagen of afgezet omwille van een tuchtmaatregel, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen om het recht op TADD te verkrijgen en een positieve beoordeling krijgen (zie punt 2.2.1.1 en 2.2.1.2).

2. Ontslag na twee of drie evaluaties met eindconclusie “onvoldoende”

Een schoolbestuur moet een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur ontslaan als het in een instelling voor een bepaald ambt ofwel twee opeenvolgende definitieve evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" heeft gekregen, ofwel drie definitieve evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" heeft gekregen in zijn loopbaan. Het ontslag geldt voor het ambt in de instelling waarop de evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" betrekking hebben.

Het schoolbestuur deelt het ontslag aan het personeelslid mee via een aangetekende brief of via een gerechtsdeurwaarderexploot.

Als het schoolbestuur het ontslag via aangetekende brief meedeelt, heeft het ontslag uitwerking op de derde werkdag na verzending van de brief.

Een ontslag dat bij gerechtsdeurwaarderexploot wordt meegedeeld, heeft onmiddellijke uitwerking.

Dit ontslag gaat niet gepaard met een opzeggingstermijn voor het tijdelijke personeelslid.

Een personeelslid dat tijdelijk aangesteld is voor doorlopende duur en ontslagen wordt na twee opeenvolgende definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende” of na of drie definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende” gedurende de ganse loopbaan, verliest het recht op TADD in de instelling en voor het ambt waar het ontslag op slaat.

Het personeelslid kan daarenboven voor het recht op TADD in dat ambt ook geen beroep meer doen op de diensten die hij voor dat ontslag heeft verworven in de instelling waar hij is ontslagen.

De dienstanciënniteit die het personeelslid in het ambt in de instelling waar het ontslag op slaat heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt dus niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Het personeelslid kan in de instelling waar hij werd ontslagen het recht op TADD ook niet inroepen via dienstanciënniteit die hij in andere instellingen van het schoolbestuur of desgevallend van de scholengemeenschap heeft gepresteerd.

Aandacht

1. Het ontslag heeft enkel gevolgen t.a.v. het ambt en de instelling waar het personeelslid wordt ontslagen. Het ontslag heeft dus geen invloed op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in andere instellingen van het schoolbestuur of de scholengemeenschap.
Als het ontslag gegeven werd in een instelling die behoort tot een scholengemeenschap, behoudt het personeelslid wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft verworven in andere instellingen van de scholengemeenschap en kan hij die aanwenden om in die andere instellingen het recht op TADD in te roepen, maar niet in de instelling waar hij werd ontslagen. Als het ontslag gegeven werd in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap, behoudt het personeelslid wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft verworven in andere instellingen van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren en kan hij die aanwenden om in die andere instellingen het recht op TADD in te roepen, maar niet in de instelling waar hij werd ontslagen.

2. Als het personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in de instelling waar het eerder werd ontslagen na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” in het desbetreffende ambt, kan hij voor dat ambt opnieuw een beroep doen op alle eerder gepresteerde diensten. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde diensten als niet bestaande beschouwd.

Meer informatie over het evaluatiesysteem vindt u in de omzendbrief PERS/2007/09 van 29-10-2007 - Functiebeschrijving en evaluatie.

3. Vrijwillig ontslag door het tijdelijke personeelslid

Het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur kan zelf vrijwillig ontslag nemen.

Bij dit ontslag hoort een opzeggingstermijn van 15 kalenderdagen.

Het personeelslid meldt dit ontslag schriftelijk aan zijn directeur (gemeenschapsonderwijs) of aan zijn schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) en vermeldt daarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn. De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) neemt kennis van dit ontslag door een duplicaat van deze melding te ondertekenen. Het personeelslid kan zijn ontslag ook via aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot meedelen.

De opzeggingstermijn van 15 kalenderdagen kan in onderling overleg tussen het personeelslid en de directeur (gemeenschapsonderwijs) of het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) ingekort worden. Die instemming blijkt uit een geschrift dat de effectieve datum van de stopzetting van de opdracht vermeldt en dat beide partijen ondertekenen.

Een vrijwillig ontslag heeft geen impact op het recht op TADD dat het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het ambt bij het schoolbestuur of in de scholengemeenschap. Als het tijdelijke personeelslid later weer in dienst wordt genomen, blijft het eerder verworven recht op TADD onverminderd gelden. Het personeelslid hoeft zich ook niet opnieuw kandidaat te stellen om zijn recht op TADD in te roepen (zie punt 2.2.1.3).

4. Definitieve ambtsneerlegging

Naast de hiervoor opgesomde mogelijkheden zijn er nog redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid zonder opzeggingstermijn in de vorm van een definitieve ambtsneerlegging.

U vindt die mogelijkheden voor het gemeenschapsonderwijs terug in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 86) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 60).

2.2.7. Behoud van verworven rechten bij overheveling van een vestigingsplaats, overname van een instelling door een ander schoolbestuur of bij wijziging van scholengemeenschap

Als de vestigingsplaats waar het tijdelijke personeelslid een opdracht uitoefent, overgeheveld wordt naar een instelling van een ander schoolbestuur kan het tijdelijke personeelslid bij overstap naar het andere schoolbestuur onder bepaalde voorwaarden de rechten behouden die hij tot dan heeft verworven.

Als de instelling waar het tijdelijke personeelslid voor doorlopende duur is aangesteld, overgenomen wordt door een ander schoolbestuur, toetreedt tot een andere scholengemeenschap of uit een scholengemeenschap stapt, behoudt het tijdelijke personeelslid de rechten die hij tot dan heeft verworven bij die instelling.

2.2.7.1. Overheveling van een vestigingsplaats

Bij de overheveling van een vestigingsplaats naar een instelling van een ander schoolbestuur stellen de betrokken schoolbesturen een schriftelijke overeenkomst op.

Deze overeenkomst houdt minstens rekening met:

1° de personeelsleden die in de vestigingsplaats tewerkgesteld zijn in het schooljaar voorafgaand aan de overheveling, en met de omvang van die tewerkstelling;

2° de omvang van de omkadering die met de overheveling gepaard gaat.

Als de betrokken schoolbesturen in de overeenkomst opnemen dat er personeelsleden worden overgenomen bij de overheveling van de vestigingsplaats, gaan deze personeelsleden – op voorwaarde dat ze daar zelf voor kiezen - over naar het schoolbestuur dat de vestigingsplaats overneemt. Het tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld en dat vrijwillig kiest voor dergelijke overstap wordt tijdelijk personeelslid van het schoolbestuur dat de vestigingsplaats overneemt ten belope van de opdracht waarvoor hij bij zijn vorige schoolbestuur was aangesteld. Het personeelslid behoudt daarbij zijn tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in de vestigingsplaats die wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het schoolbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

Als een scholengroep een vestigingsplaats van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het gesubsidieerd onderwijs beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die de vestigingsplaats overneemt.

Als een schoolbestuur een vestigingsplaats van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het schoolbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

Het tijdelijke personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven bij de scholengroep of bij het schoolbestuur waarvan de vestigingsplaats wordt overgenomen, behoudt dit recht op TADD in de scholengroep of bij het schoolbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het schoolbestuur die de vestigingsplaats overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het schoolbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

2.2.7.2. Bij overname van de instelling door een ander schoolbestuur

Als de instelling waar het tijdelijke personeelslid voor doorlopende duur is aangesteld, overgenomen wordt door een ander schoolbestuur, behoudt het tijdelijke personeelslid de rechten die hij tot dan heeft verworven bij die instelling.

2.2.7.2.1. Overname van een instelling in het gemeenschapsonderwijs

Bij de overname van een instelling door een andere scholengroep, gaan de tijdelijke personeelsleden die voor doorlopende duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van de instelling die wordt overgenomen als tijdelijk personeelslid met behoud van hun aanstelling voor doorlopende duur over naar de scholengroep die de instelling overneemt.

Als de overname een instelling van het gesubsidieerd onderwijs betreft, gaan de tijdelijke personeelsleden enkel over naar het gemeenschapsonderwijs als ze hier zelf om verzoeken.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in de instelling die wordt overgenomen, worden beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij de scholengroep die de instelling overneemt.

Als een scholengroep een instelling van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gesubsidieerd onderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die de instelling overneemt.

Het tijdelijke personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven in de instelling die wordt overgenomen, behoudt dit recht op TADD in de scholengroep die de instelling overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het schoolbestuur die de instelling overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep die de instelling overneemt.

2.2.7.2.2. Overname van een instelling in het gesubsidieerd onderwijs

Bij de overname van een instelling door een ander schoolbestuur gaan de tijdelijke personeelsleden die voor doorlopende duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van de instelling die wordt overgenomen als tijdelijk personeelslid met behoud van hun aanstelling van doorlopende duur over naar het schoolbestuur dat de instelling overneemt.

Als de instelling die overgenomen wordt tot een ander net behoort dan datgene waartoe ze na de overname zal behoren, kan een tijdelijk personeelslid weigeren om over te stappen naar het andere schoolbestuur.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in de instelling die wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het schoolbestuur dat de instelling overneemt.

Als een schoolbestuur een instelling van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het schoolbestuur dat de instelling overneemt.

Het tijdelijke personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven in de instelling die wordt overgenomen, behoudt dit recht op TADD bij het schoolbestuur dat de instelling overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij het schoolbestuur die de instelling overlaat, geldt bij het schoolbestuur dat de instelling overneemt.

2.2.7.3. Toetreding of uittreding bij een scholengemeenschap

Het personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven en dat in een instelling tijdelijk is aangesteld voor doorlopende duur, behoudt ook bij wijziging van scholengemeenschap onder bepaalde omstandigheden zijn recht op TADD en de tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur.

2.2.7.3.1. De instelling treedt toe tot een scholengemeenschap

Als een instelling toetreedt tot een scholengemeenschap - voor de eerste keer of door wijziging van scholengemeenschap - behoudt het personeelslid, dat in die instelling tijdelijk is aangesteld voor doorlopende duur in de loop van het schooljaar dat voorafgaat aan de toetreding tot de scholengemeenschap, alle rechten die aan deze tijdelijke aanstelling verbonden zijn.

Dit betekent dat het personeelslid in eerste instantie zijn tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur behoudt in de instelling die tot de scholengemeenschap toetreedt, voor zover de instelling die betrekking bij de aanvang van het schooljaar opnieuw kan aanbieden aan dat personeelslid.

Daarnaast verkrijgt het personeelslid bij de toetreding van de instelling tot de scholengemeenschap het recht op TADD in alle instellingen van de scholengemeenschap, zoals vermeld in punt 2.2.2.

Voor het tijdelijke personeelslid dat zich voor 15 juni voorafgaand aan de toetreding tot de scholengemeenschap kandidaat heeft gesteld voor het recht op TADD bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij een schoolbestuur waartoe de instelling behoorde, geldt deze kandidaatstelling voor de scholengemeenschap waar de instelling toetreedt.

Opmerking: Het personeelslid behoudt bij een toetreding van een instelling tot een scholengemeenschap ook de rechten die hij in zijn vroegere situatie heeft opgebouwd. Dit betekent dat als een instelling voor de eerste keer toetreedt tot een scholengemeenschap het personeelslid eveneens zijn recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur behoudt in alle instellingen van de scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of van het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) die geen deel uitmaken van een scholengemeenschap.

Als een instelling toetreedt tot een andere scholengemeenschap behoudt het personeelslid eveneens zijn recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in alle instellingen van de oorspronkelijke scholengemeenschap.

2.2.7.3.2. De instelling treedt uit een scholengemeenschap

Als een instelling uit een scholengemeenschap treedt, behoudt het personeelslid, dat tijdelijk is aangesteld voor doorlopende duur in die instelling in de loop van het schooljaar dat voorafgaat aan de uittreding uit de scholengemeenschap, alle rechten die aan deze tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur verbonden zijn.

Dit betekent dat het personeelslid in eerste instantie zijn tijdelijke aanstelling van doorlopende duur behoudt in de instelling die uit de scholengemeenschap treedt, voor zover de instelling die betrekking bij de aanvang van het schooljaar opnieuw kan aanbieden aan dat personeelslid.

Daarnaast verkrijgt het personeelslid het recht op TADD in alle instellingen van de scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of in alle instellingen van het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) die geen deel uitmaken van een scholengemeenschap, zoals vermeld in punt 2.2.2.

Voor het tijdelijke personeelslid dat zich voor 15 juni voorafgaand aan de uittreding uit de scholengemeenschap kandidaat heeft gesteld voor het recht op TADD bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij een schoolbestuur van de scholengemeenschap waar de instelling weggaat, geldt deze kandidaatstelling bij de betrokken raad van bestuur of bij het betrokken schoolbestuur voor een aanstelling in een instelling die niet tot een scholengemeenschap behoort.

Opmerking: Het personeelslid behoudt bij de uittreding van een instelling uit een scholengemeenschap ook de rechten die hij in zijn vroegere situatie heeft opgebouwd. Dit betekent dat het personeelslid eveneens zijn recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur behoudt in alle instellingen van de scholengemeenschap waar de instelling is uitgetreden.

2.2.8. Mededeling van een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur aan uw dossierspecialist personeel

Bij de melding van de opdracht van het tijdelijke personeelslid met een RL-1 aan uw dossierspecialist personeel duidt u aan dat het om een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur gaat.

Als het om een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een vacante betrekking gaat, krijgt de opdracht oneindig (31.12.2999) als einddatum.

Als het een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een niet-vacante betrekking betreft, eindigt de opdracht uiterlijk de laatste dag van de dienstonderbreking van de titularis.

Voorbeelden

TADD in een vacante betrekking

Een onderwijzer krijgt vanaf 1 september een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een vacante betrekking voor 24 u.

RL-1 onderwijzer Ato 2 voor 24 u met als begindatum van de opdracht 1-9-20XX en als einddatum oneindig (31-12-2999). De tijdelijke opdracht wordt aangeduid als TADD-opdracht (waarde 01 in veld 30).

TADD in een niet-vacante betrekking

Een voltijds vastbenoemde kleuteronderwijzer neemt een voltijdse VVP van 1-9-20XX tot en met 31-8-20YY.

In de niet-vacante betrekking van de vastbenoemde titularis wordt als vervanger een tijdelijk personeelslid aangesteld dat recht heeft op TADD.

De vervanger wordt als volgt doorgegeven:

RL-1 kleuteronderwijzer Ato 1 voor 24 u met als begindatum van de opdracht 1-9-20XX en als einddatum 31-8-20YY ter vervanging van het personeelslid met VVP. De tijdelijke opdracht wordt aangeduid als TADD-opdracht (waarde 01 in veld 30).

3. TIJDELIJKE AANSTELLING IN DE CENTRA VOOR LEERLINGENBEGELEIDING

Deze omzendbrief is van toepassing op tijdelijke personeelsleden die in het gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd onderwijs worden aangesteld in een wervingsambt in een centrum voor leerlingenbegeleiding.

Het gaat om een tijdelijke aanstelling in een wervingsambt van:

  • het ondersteunend personeel;
  • het technisch personeel.

3.1.  TIJDELIJKE AANSTELLING VAN BEPAALDE DUUR (TABD)

Een tijdelijk personeelslid wordt in het gemeenschapsonderwijs door de directeur en in het gesubsidieerd onderwijs door het centrumbestuur aangesteld in een wervingsambt voor bepaalde duur (TABD) of voor doorlopende duur (TADD).

Een tijdelijk personeelslid wordt in het begin van zijn loopbaan altijd voor bepaalde duur aangesteld. Als het personeelslid aan bepaalde voorwaarden voldoet, kan hij vervolgens het recht op een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur verwerven (zie punt 3.2).

Een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur kan zowel in een vacante betrekking als in een niet-vacante betrekking en is steeds beperkt tot de duur van maximum een schooljaar.

3.1.1. De aanstelling van een tijdelijk personeelslid

U kan een tijdelijk personeelslid slechts aanstellen voor bepaalde duur als hij voldoet aan een aantal specifieke voorwaarden, die zijn vastgelegd in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 17) of het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 19).

3.1.1.1. De aanstellingsvoorwaarden

U kan een tijdelijk personeelslid voor bepaalde duur aanstellen in een betrekking als hij voldoet aan de volgende aanstellingsvoorwaarden:

1. Belg zijn of onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie

Behoort het personeelslid niet tot een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie, dan kan een vrijstelling worden gevraagd die wordt verleend door de Vlaamse Regering. Het personeelslid moet dan ook in het bezit zijn van een arbeidskaart.

2. De burgerlijke en politieke rechten genieten of in het bezit zijn van een door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling die samengaat met de vrijstelling bedoeld in 1

3. In het bezit zijn van een geldig vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt waarin het personeelslid wordt aangesteld

Bij gebrek aan kandidaten met een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs, kan u een kandidaat aanstellen met een "ander" bekwaamheidsbewijs. Dergelijke aanstelling is steeds beperkt tot het lopende schooljaar, maar kan jaarlijks verlengd worden als u nog steeds geen andere kandidaat vindt.

De bekwaamheidsbewijzen per ambt vindt u terug op https://data-onderwijs.vlaanderen.be/bekwaamheidsbewijzen/

Op deze voorwaarde geldt een tijdelijke afwijking voor een kandidaat-personeelslid met een buitenlands diploma dat een geldige aanvraag deed bij NARIC in het kader van de procedure voor de erkenning van zijn buitenlands diploma. U kan dit personeelslid al tijdelijk voor bepaalde duur aanstellen in afwachting van de beslissing van NARIC.

Tijdens de voorlopige tijdelijke aanstelling ontvangt het personeelslid een salaris op basis van de laagste salarisschaal voor het ambt in kwestie.

Erkent NARIC het diploma van het voorlopig aangestelde personeelslid, dan is het personeelslid volwaardig tijdelijk aangesteld en wordt zijn of haar salaris geregulariseerd op basis van de salarisschaal van het vereiste of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt in kwestie.

Erkent NARIC het diploma van het voorlopig aangestelde personeelslid niet, dan wordt de voorlopige tijdelijke aanstelling van bepaalde duur van rechtswege beëindigd, zoals bepaald in punt 3.1.4.1 (punt 5). Het personeelslid voldoet op dat ogenblik immers niet langer aan deze aanstellingsvoorwaarde.

Deze afwijking geldt niet voor een tijdelijke aanstelling in ambten of functies die de beoefening van een gereglementeerd gezondheidsberoep betreffen, zoals vermeld in de Wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015.

4. Van onberispelijk gedrag zijn

Dit blijkt uit een uittreksel uit het strafregister (596.2 – model bestemd voor contacten met minderjarigen) dat niet langer dan één maand oud mag zijn op het ogenblik van het voorleggen.

Als een personeelslid bij een eerste tijdelijke aanstelling reeds een geldig uittreksel uit het strafregister heeft voorgelegd, moet hij bij een nieuwe tijdelijke aanstelling binnen hetzelfde schooljaar in een school van hetzelfde centrumbestuur geen nieuw uittreksel voorleggen.

Via het uittreksel uit het strafregister gaat u na of het personeelslid van onberispelijk gedrag is.

In het kader van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) mag u dit document niet langer bewaren dan noodzakelijk is. Het uittreksel is enkel nodig voor voormelde controle, wat inhoudt dat u het uittreksel niet permanent mag bewaren. U moet dit dan ook vernietigen vanaf het ogenblik dat de tijdelijke aanstelling van het betrokken personeelslid volledig in orde is of vanaf het ogenblik dat u beslist het personeelslid niet in dienst te nemen.

5. Voldoen aan de taalvereisten voor het ambt

Het personeelslid moet een specifiek kennisniveau van het Nederlands als onderwijstaal aantonen.

Als u moeilijkheden ondervindt om een personeelslid aan te werven dat niet onmiddellijk beantwoordt aan de vereiste kennis van het Nederlands als onderwijstaal, kan u voor dit personeelslid een tijdelijke afwijking aanvragen op de vereiste taalkennis.

Meer informatie vindt u terug in de omzendbrief Vereiste taalkennis bij een aanstelling in het onderwijs (PERS/2010/01 van 19-01-2010).

6. De reglementering betreffende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking is nageleefd

U kan een tijdelijk personeelslid slechts aanstellen als de bepalingen betreffende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling correct zijn nageleefd.

Meer informatie over deze reglementering vindt u in de omzendbrief De reaffectatie- en wedertewerkstellingsregeling voor de inrichtende machten en de personeelsleden tewerkgesteld in het niet-tertiair onderwijs (Pers/2003/08 van 28-07-2003).

3.1.2. Recht op en plicht tot aanvangsbegeleiding

Een tijdelijk personeelslid dat tijdelijk aangesteld wordt voor bepaalde duur in een wervingsambt heeft het recht op aanvangsbegeleiding en is ook verplicht de hem aangeboden aanvangsbegeleiding op te nemen.

3.1.2.1. Wie heeft recht op aanvangsbegeleiding?

Een loopbaan in het onderwijs begint steeds met een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur. Tijdens deze loopbaanfase krijgt elk tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur in een wervingsambt wordt aangesteld ondersteuning en begeleiding in de vorm van een traject van aanvangsbegeleiding.

Deze aanvangsbegeleiding vormt een recht en een plicht voor zowel het tijdelijke personeelslid als voor het centrumbestuur.

Bij een tijdelijke aanstelling via een verlof om tijdelijk een andere opdracht uit te oefenen (verlof TAO) of via een reaffectatie of wedertewerkstelling – wat steeds een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur inhoudt – is het centrumbestuur niet verplicht om aanvangsbegeleiding aan te bieden. Het gaat hier immers om een tijdelijke aanstelling van een vastbenoemd personeelslid en daarbij mag uitgegaan worden van het feit dat dit personeelslid al de nodige ervaring en competenties heeft verworven in zijn ambt. Niets weerhoudt echter het centrumbestuur om ook bij dergelijke aanstelling een specifiek traject van aanvangsbegeleiding uit te werken voor het personeelslid, maar dit vormt alleszins geen recht noch een plicht voor de betrokken partijen.

3.1.2.2. Inhoud en organisatie van de aanvangsbegeleiding

3.1.2.2.1. Algemeen

De inhoud of vorm van aanvangsbegeleiding die aan een tijdelijk personeelslid moet worden aangereikt en de wijze waarop die aanvangsbegeleiding feitelijk in en door het centrum en het centrumbestuur wordt georganiseerd en uitgebouwd, behoort tot de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het centrumbestuur.

Afspraken hierrond worden onderhandeld in het bevoegde lokaal onderhandelingscomité en die afspraken krijgen op centrumniveau een vertaling in het professionaliseringsplan (het vroegere nascholingsplan).

3.1.2.2.2. Individuele aanvangsbegeleiding per personeelslid

Een tijdelijk personeelslid dat in een wervingsambt voor bepaalde duur wordt aangesteld, krijgt een eigen individueel traject van aanvangsbegeleiding.

De eerste evaluator bepaalt in overleg met het tijdelijke personeelslid de duur en de intensiteit van het traject van de individuele aanvangsbegeleiding. De eerste evaluator is het personeelslid dat in het centrum is aangeduid als eerste evaluator in het kader van de evaluatieprocedure (zie punt 2.1.2 van de omzendbrief Functiebeschrijving en evaluatie – PERS/2007/09 van 29/10/2007).

De eerste evaluator zal het tijdelijke personeelslid ook beoordelen met het oog op de volgende fase in zijn loopbaan, de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur.

De coaching en begeleiding van het personeelslid tijdens het traject kunnen worden verzorgd door een of meer personeelsleden die in het centrum of door het samenwerkingsverband “aanvangsbegeleiding” met deze opdracht worden belast (onder meer via de middelen voor de organisatie van aanvangsbegeleiding die worden toegekend aan het centrumbestuur).

De afspraken over de aanvangsbegeleiding worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen het personeelslid en de eerste evaluator.

Als er in de loop van het traject van aanvangsbegeleiding nieuwe afspraken worden gemaakt, dan wordt de schriftelijke overeenkomst aangepast. Deze aanpassing gebeurt steeds in onderling overleg tussen het betrokken personeelslid en de eerste evaluator.

3.1.2.2.3. De beoordeling

Het sluitstuk van het traject van opvolging en coaching tijdens de beginperiode van de loopbaan - de aanvangsbegeleiding - mondt uit in een beoordeling van het tijdelijke personeelslid. Deze beoordeling moet toegekend zijn uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het personeelslid in het centrum of de centra waar hij heeft gepresteerd het vereiste aantal dagen dienstanciënniteit heeft verworven dat nodig is om zich kandidaat te kunnen stellen voor het recht op TADD (zie punt 3.2.1.1).

De eerste evaluator van het personeelslid stelt deze beoordeling op.

De eerste evaluator kan drie vormen van beoordeling hanteren: een positieve beoordeling, een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling (zie punt 3.2.1.2).

De beoordeling wijst uit of het personeelslid zich al of niet kandidaat kan stellen voor het recht op TADD.

Als het tijdelijke personeelslid uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD verwerft (zie punt 3.2.1.1) geen beoordeling heeft gekregen, dan is het alsof het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen. Dit houdt dan in dat het personeelslid de prestaties die hij in het centrum heeft verworven, kan aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Naast de beoordeling blijft het instrument van evaluatie – net als voor alle personeelsleden - onverminderd van toepassing voor een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur (zie ook de omzendbrief Functiebeschrijving en evaluatie – PERS/2007/09 van 29/10/2007).

3.1.2.2.4. Middelen voor de organisatie van aanvangsbegeleiding

Een centrumbestuur ontvangt jaarlijks bijkomende middelen om in zijn centrum of centra een kwaliteitsvolle aanvangsbegeleiding aan te bieden en (verder) te ontwikkelen. Deze middelen worden rechtstreeks toegekend aan het centrum samen met de gebruikelijke omkadering.

Een centrum kan deze middelen samenleggen met deze van andere centra in een samenwerkingsverband “aanvangsbegeleiding”. In dit samenwerkingsverband worden dan afspraken gemaakt over de aanwending van de samengevoegde middelen.

3.1.3. Administratieve en geldelijke toestand van het personeelslid

3.1.3.1. Administratieve toestand

Het centrumbestuur moet de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur van een personeelslid schriftelijk vastleggen.

In het gemeenschapsonderwijs gebeurt dit via een schriftelijk document, in het officieel gesubsidieerd onderwijs via een besluit van het bestuur (het college van burgemeester en schepenen of de bestendige deputatie) en in het vrij gesubsidieerd onderwijs via een arbeidsovereenkomst.

Dit document vermeldt tenminste:

  • de benaming en het adres van het centrumbestuur en van het centrum waar het personeelslid tewerkgesteld wordt;
  • de identiteit van het personeelslid;
  • het uit te oefenen ambt en de omvang van de opdracht;
  • of het om een aanstelling in een vacante of een niet-vacante betrekking gaat, in dit laatste geval, de naam van de titularis van de betrekking en, in voorkomend geval, van het afwezige personeelslid dat de titularis tijdelijk vervangt;
  • het pedagogisch project en de aanvullende verplichtingen en onverenigbaarheden.

Het personeelslid ontvangt steeds een exemplaar van dit document.

Het centrum meldt daarnaast de opdracht van het personeelslid aan zijn dossierspecialist personeel met het oog op de bezoldiging van het personeelslid (zie punt 3.1.6).

3.1.3.2. Geldelijke toestand

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking heeft recht op een maandelijks salaris dat rechtstreeks uitbetaald wordt aan het personeelslid door AGODI, op voorwaarde dat het tijdelijke personeelslid aan de financierings- of subsidiëringsvoorwaarden voldoet.

Deze voorwaarden en welke documenten en gegevens u aan uw dossierspecialist personeel moet bezorgen, vindt u in de omzendbrief Indiensttreding van een tijdelijk personeelslid in het onderwijs: mededeling aan het ministerie van Onderwijs en vorming (PERS/2005/09 van 29-06-2005).

Gaat het om een tijdelijke aanstelling in een niet-vacante betrekking - dus om de vervanging van een afwezige titularis - dan zal het personeelslid een salaris ontvangen als daarenboven ook aan de volgende vervangingsvoorwaarden is voldaan:

  • het te vervangen personeelslid is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking;
  • het te vervangen personeelslid is afwezig voor ten minste tien opeenvolgende werkdagen. Deze voorwaarde geldt niet als het te vervangen personeelslid omstandigheidsverlof geniet wegens de bevalling van zijn echtgenote of samenwonende partner en de afwezigheid geen aaneensluitende periode van tien werkdagen vormt).

Volgende vervangingen worden evenwel niet bezoldigd:

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur is aangesteld in een wervingsambt krijgt voor de duur van zijn aanstelling maandelijks een salaris, ook in de maanden juli en augustus als het personeelslid effectief in die maanden aangesteld is.

3.1.3.3. Ziekteverlof

Het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur heeft tijdens een afwezigheid wegens ziekte binnen de periode van zijn aanstelling onder bepaalde voorwaarden recht op bezoldigd ziekteverlof.

Deze voorwaarden en de berekeningswijze van het recht op het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof vindt u terug in de omzendbrief - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding – PERS/2007/07 van 21-09-2007 (punt 2.2).

3.1.4. Einde van de tijdelijke aanstelling

De aanstelling van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur kan worden beëindigd door een ontslag dat uitgaat van het centrumbestuur of via een vrijwillig ontslag gegeven door het personeelslid.

Daarnaast bepalen de decreten rechtspositie een aantal situaties die automatisch een einde maken aan de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur. We spreken in dat geval niet over een ontslag, maar over een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege of om een definitieve ambtsneerlegging.

Een centrumbestuur macht moet de beëindiging van een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur steeds schriftelijk motiveren en meedelen aan het personeelslid, ook als het gaat om een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege.

3.1.4.1. Einde van de tijdelijke aanstelling van rechtswege

De decreten rechtspositie bepalen dat er onder bepaalde omstandigheden van rechtswege een einde komt aan de tijdelijke aanstelling van een personeelslid.

Dit houdt in dat er onmiddellijk een einde aan de aanstelling komt en er geen opzegtermijn is voor het personeelslid.

Volgende redenen leiden van rechtswege onmiddellijk tot een einde van de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur.

1. Het einde van het schooljaar

Een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur eindigt uiterlijk op het einde van het schooljaar.

Het personeelslid kan natuurlijk het volgende schooljaar een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgen.

2. De terugkeer van de titularis van de betrekking

Als de titularis van de betrekking terugkeert uit zijn afwezigheid komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid dat in die betrekking als vervanger is aangesteld.

3. De betrekking wordt aan een ander personeelslid toegewezen

- omwille van de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling

Als het centrumbestuur in het kader van de verplichtingen betreffende reaffectatie of wedertewerkstelling de betrekking moet toewijzen aan een vastbenoemd personeelslid dat ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

- door toewijzing van een affectatie, een mutatie of een vaste benoeming van een ander personeelslid

Als het centrumbestuur een vastbenoemd personeelslid in de betrekking muteert

of affecteert, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Als het centrumbestuur op 1 januari een ander personeelslid in de betrekking vast benoemt, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

4. De betrekking kan niet langer gefinancierd of gesubsidieerd worden

Als de betrekking niet meer financierbaar of subsidieerbaar is, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

5. Het personeelslid voldoet niet (meer) aan de aanstellingsvoorwaarden

Als na de aanstelling van het tijdelijke personeelslid blijkt dat hij niet (meer) voldoet aan een of meer van de aanstellingsvoorwaarden, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Voorbeeld

Het personeelslid wordt strafrechtelijk veroordeeld en deze veroordeling leidt tot het tijdelijke of definitief verlies van zijn burgerlijke en politieke rechten. Dit personeelslid voldoet vanaf dat ogenblik niet meer aan de aanstellingsvoorwaarde die stelt dat hij de burgerlijke en politiek rechten moet genieten.

6. Bij het bereiken van de leeftijdsgrens

Als het tijdelijke personeelslid de leeftijdsgrens bereikt die leidt tot pensionering, komt er op het einde van dat schooljaar een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Op deze regel geldt een uitzondering, zodat een personeelslid ook na het bereiken van de leeftijdsgrens een tijdelijke aanstelling kan behouden.

Meer informatie over deze maatregelen vindt u in de omzendbrief Langer werken dan de wettelijke pensioenleeftijd (PERS/2012/05 van 30-07-2012).

7. Bij de definitieve pensionering van het personeelslid

Op ogenblik dat het tijdelijke personeelslid met pensioen gaat, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

3.1.4.2. Einde van de tijdelijke aanstelling door ontslag

De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs) kan een tijdelijk personeelslid om bepaalde redenen ontslaan of het tijdelijke personeelslid kan zelf vrijwillig ontslag nemen.

Een ontslag van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur gebeurt:

  • met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen (in het gesubsidieerd onderwijs);
  • om dringende redenen;
  • na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende”.

Deze vormen van ontslag kunnen ook impact hebben op de verwerving van het recht op TADD voor het personeelslid.

1. Ontslag met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen in het gesubsidieerd onderwijs

In het gesubsidieerd onderwijs kan het centrumbestuur een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor bepaalde duur ontslaan met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen.

De redenen voor dit ontslag houden verband met een tekortkoming aan

de plichten van het personeelslid zoals opgenomen in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 9 en volgende).

Het centrumbestuur moet dit ontslag grondig motiveren en dit schriftelijk bezorgen aan het personeelslid. De mededeling van het ontslag vermeldt het begin en de duur van de opzeggingstermijn en gebeurt via een aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na de datum van verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het centrum en het ambt heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt niet meer in aanmerking voor de berekening van het recht op TADD. Het personeelslid behoudt wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft opgebouwd in andere centra van hetzelfde centrumbestuur en hij kan die aanwenden om in die andere centra het recht op TADD in te roepen, maar niet in het centrum waar hij werd ontslagen.

Als het centrumbestuur het tijdelijke personeelslid na zijn ontslag opnieuw aanwerft in het centrum waar hij eerder werd ontslagen met een vooropzeg van 30 dagen in het desbetreffende ambt, dan kan hij voor dat ambt weer wel opnieuw een beroep doen op de al eerder gepresteerde dienstanciënniteit. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde dienstanciënniteit als niet bestaande beschouwd.

2. Ontslag om dringende redenen

In het gemeenschapsonderwijs

De directeur kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur om dringende redenen ontslaan bij de vaststelling van een ernstige tekortkoming die het voortduren van de tijdelijke aanstelling onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt.

Het moet gaan om aantoonbare feiten die de directeur, niet langer dan drie werkdagen nadat hij op de hoogte is gesteld van deze feiten, moet meedelen aan het personeelslid via een aangetekende brief die binnen een termijn van drie werkdagen na het ontslag om dringende redenen wordt verzonden.

Het tijdelijke personeelslid kan binnen vijf kalenderdagen vanaf de dag nadat de post de schriftelijke mededeling van de motieven van het ontslag om dringende redenen voor het eerst heeft aangeboden, met een aangetekende brief beroep aantekenen bij de bevoegde kamer van beroep. Als de laatste dag van de voormelde termijn een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn van vijf kalenderdagen verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Als het personeelslid de mededeling met de motieven van het ontslag ontvangt tijdens een periode van ten minste zeven opeenvolgende vakantiedagen, wordt de voormelde periode van vijf kalenderdagen verlengd met de duur van de vakantieperiode.

De raad van bestuur van de scholengroep schorst het tijdelijke personeelslid onmiddellijk preventief vanaf het ogenblik van ontslag.

Als het personeelslid beroep aantekent omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de beroepsprocedure is beëindigd. Deze periode van preventieve schorsing kan nooit langer zijn dan de duur van de oorspronkelijke tijdelijke aanstelling waarop het ontslag betrekking heeft.

Als het personeelslid geen beroep aantekent, omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de termijn om beroep aan te tekenen verstreken is.

Het ontslag om dringende redenen is definitief ofwel na het verstrijken van de beroepstermijn, ofwel nadat de kamer van beroep een definitieve beslissing heeft genomen. 

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het ambt van ontslag in alle centra van de scholengroep heeft verworven tot op het ogenblik van het ontslag, komt na een ontslag om dringende redenen niet meer in aanmerking voor de berekening op het recht op TADD (zie punt 3.2.1.1).

Als de directeur het personeelslid na zijn ontslag toch opnieuw aanwerft in het centrum waar hij eerder werd ontslagen omwille van dringende redenen, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen die nodig is om het recht op TADD te verwerven en een positieve beoordeling krijgen

(zie punt 3.2.1.1 en 3.2.1.2).

In het gesubsidieerd onderwijs

Het centrumbestuur kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur om dringende redenen ontslaan bij de vaststelling van een ernstige tekortkoming die het voortduren van de tijdelijke aanstelling onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt. Naargelang de aard van deze redenen kan het centrumbestuur beslissen dat dit ontslag betrekking heeft op één, meerdere of al haar centra.

Het moet gaan om aantoonbare feiten die het schoolbestuur, niet langer dan drie werkdagen nadat het op de hoogte is gesteld van deze feiten, moet meedelen aan het personeelslid via een aangetekende brief die binnen een termijn van drie werkdagen na het ontslag wordt verzonden of via gerechtsdeurwaardersexploot.

Het personeelslid kan binnen vijf kalenderdagen vanaf de dag nadat de post de schriftelijke mededeling van de motieven van het ontslag om dringende redenen voor het eerst heeft aangeboden, met een aangetekende brief beroep aantekenen bij de bevoegde kamer van beroep. Als de laatste dag van de voormelde termijn een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn van vijf kalenderdagen verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Als het personeelslid de mededeling met de motieven van het ontslag ontvangt tijdens een periode van ten minste zeven opeenvolgende vakantiedagen, wordt de voormelde periode van vijf kalenderdagen verlengd met de duur van de vakantieperiode.

Het centrumbestuur schorst het tijdelijke personeelslid onmiddellijk preventief vanaf het ogenblik van ontslag.

Als het personeelslid beroep aantekent omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de beroepsprocedure is beëindigd. Deze periode van preventieve schorsing kan nooit langer zijn dan de duur van de oorspronkelijke tijdelijke aanstelling waarop het ontslag betrekking heeft.

Als het personeelslid geen beroep aantekent, omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de termijn om beroep aan te tekenen verstreken is.

Het ontslag om dringende redenen is definitief ofwel na het verstrijken van de beroepstermijn, ofwel nadat de kamer van beroep een definitieve beslissing heeft genomen.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het ambt van ontslag in alle centra van het centrumbestuur heeft verworven tot op het ogenblik van het ontslag, komt na een ontslag om dringende redenen niet meer in aanmerking voor de berekening op het recht op TADD (zie punt 3.2.1.1).

Als het centrumbestuur het personeelslid na zijn ontslag toch opnieuw aanwerft in het centrum waar hij eerder werd ontslagen omwille van dringende redenen, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen die nodig is om het recht op TADD te verwerven en een positieve beoordeling krijgen

(zie punt 3.2.1.1 en 3.2.1.2).

3. Ontslag na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende”

Een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur wordt na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” door het centrumbestuur ontslagen uit zijn ambt in het centrum waar hij deze evaluatie heeft gekregen.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het centrum en het ambt heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt niet meer in aanmerking voor de berekening van het recht op TADD (zie punt 3.2.1.1). Het personeelslid behoudt wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft verworven in andere centra van het centrumbestuur en hij kan die aanwenden om in die andere centra het recht op TADD in te roepen, maar niet in het centrum waar hij werd ontslagen.

Als het tijdelijke personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in het centrum waar hij eerder werd ontslagen omwille van een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” in het desbetreffende ambt, dan kan hij voor dat ambt wel opnieuw een beroep doen op de al eerder gepresteerde dienstanciënniteit. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde dienstanciënniteit als niet bestaande beschouwd.

4. Vrijwillig ontslag door het personeelslid

Het personeelslid kan zelf ook vrijwillig ontslag nemen.

Bij dit ontslag hoort een opzeggingstermijn van 7 kalenderdagen.

Het personeelslid meldt dit ontslag schriftelijk aan zijn directeur (gemeenschapsonderwijs) of aan zijn centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs) en vermeldt daarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn. De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs) neemt kennis van dit ontslag door een duplicaat van deze melding te ondertekenen. Het personeelslid kan zijn ontslag ook meedelen via een aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot.

De opzeggingstermijn van 7 kalenderdagen kan in onderling overleg tussen het personeelslid en de directeur (gemeenschapsonderwijs) of het centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs) ingekort worden. Die instemming blijkt uit een geschrift dat de effectieve datum van de stopzetting van de opdracht vermeldt en dat beide partijen ondertekenen.

Een vrijwillig ontslag heeft voor de berekening van het recht op TADD geen impact op de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid tot op het ogenblik van het ontslag heeft verworven in het ambt bij het centrumbestuur. Als het tijdelijke personeelslid later weer een tijdelijke aanstelling krijgt, komt deze dienstanciënniteit dus nog steeds in aanmerking voor het recht op TADD (zie punt 3.2.1.1).

5. Andere redenen

Naast de hiervoor opgesomde mogelijkheden zijn er nog redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid zonder opzeggingstermijn in de vorm van een definitieve ambtsneerlegging.

U vindt die mogelijkheden voor het gemeenschapsonderwijs terug in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 86) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 60).

3.1.5. Behoud van verworven rechten bij overname van het centrum door een ander centrumbestuur

Als het centrum waar het tijdelijke personeelslid is aangesteld, overgenomen wordt door een ander centrumbestuur behoudt het tijdelijke personeelslid de rechten die hij tot dan heeft verworven bij dat centrum.

3.1.5.1. Overname van een centrum in het gemeenschapsonderwijs

Bij de overname van een centrum door een andere scholengroep, gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve werkdag van het centrum dat wordt overgenomen als tijdelijk personeelslid over naar de scholengroep die het centrum overneemt.

Bij de overname van een centrum van een centrumbestuur van het gesubsidieerd onderwijs gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve werkdag van het centrum dat wordt overgenomen, als tijdelijk personeelslid over naar de scholengroep die het centrum overneemt als ze daar zelf om verzoeken.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het centrum dat wordt overgenomen, worden beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij de scholengroep die het centrum overneemt.

Als een scholengroep een centrum van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het gesubsidieerd onderwijs beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die het centrum overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het centrumbestuur dat het centrum overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep die het centrum overneemt.

3.1.5.2. Overname van een centrum in het gesubsidieerd onderwijs

Bij de overname van een centrum door een ander centrumbestuur gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve werkdag van het centrum dat wordt overgenomen, als tijdelijk personeelslid over naar het centrumbestuur dat het centrum overneemt.

Als het centrum dat overgenomen wordt tot een ander net behoort dan datgene waartoe het na de overname zal behoren, kan een tijdelijk personeelslid weigeren om over te stappen naar het andere centrumbestuur.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het centrum dat wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het centrumbestuur dat het centrum overneemt.

Als een centrumbestuur een centrum van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het centrumbestuur dat het centrum overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij het centrumbestuur dat het centrum overlaat, geldt bij het centrumbestuur dat het centrum overneemt.

3.1.6. Praktische schikkingen

De gegevens die u bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur aan uw dossierspecialist personeel moet meedelen, vindt u terug in de omzendbrief Indiensttreding van een tijdelijk personeelslid in het onderwijs: mededeling aan het ministerie van Onderwijs en vorming (PERS/2005/09 van 29-06-2005).

3.2. TIJDELIJKE AANSTELLING VAN DOORLOPENDE DUUR (TADD)

Een tijdelijk personeelslid kan het recht verwerven op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) als hij aan een aantal specifieke voorwaarden voldoet.

Vanaf 1 september 2021 gelden nieuwe voorwaarden waardoor een personeelslid naast de verwerving van een bepaalde dienstanciënniteit ook een positieve beoordeling zal moeten krijgen om het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur te verwerven.

Voor een personeelslid dat al voor 1 september 2021 dienstanciënniteit heeft verworven, geldt onder bepaalde voorwaarden een overgangsmaatregel (zie punt 3.2.3).

Het recht op TADD houdt in dat het personeelslid bij voorrang een tijdelijke aanstelling kan krijgen t.o.v. andere tijdelijke personeelsleden die niet aan deze voorwaarden voldoen.

De tijdelijke aanstelling van doorlopende duur loopt over de schooljaren heen en is mogelijk in een vacante betrekking en in een niet-vacante betrekking.

Daarnaast is een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur eveneens een voorwaarde voor vaste benoeming in een wervingsambt. De omzendbrief 29/11/1999 - 13CC/VB/ml - Vaste benoeming - Procedure, voorwaarden en mededeling aan het departement Onderwijs gaat hier dieper op in.

Het recht op een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur is van toepassing op betrekkingen in een wervingsambt in de centra en personeelscategorieën vermeld onder punt 3.

3.2.1. Voorwaarden

Vanaf 1 september 2021 moet een tijdelijk personeelslid aan de volgende voorwaarden voldoen om voor een wervingsambt het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur te verwerven:

  • uiterlijk op 30 juni minstens 290 dagen dienstanciënniteit verwerven, waarvan 200 dagen effectief moeten gepresteerd zijn (zie punt 3.2.1.1);
  • uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het personeelslid de vereiste dienstanciënniteit heeft verworven, voor de gepresteerde diensten in het centrum een positieve beoordeling hebben gekregen van de eerste evaluator (zie punt 3.2.1.2).

Deze nieuwe voorwaarden gelden voor het tijdelijke personeelslid dat:

  • op of na 1 september 2021 voor het eerst in dienst komt;
  • op of na 1 september 2021 opnieuw in dienst komt en op 30 juni 2021 minder dan 290 dagen dienstanciënniteit heeft verworven.

Dit betekent dat een tijdelijk personeelslid op basis van de nieuwe voorwaarden voor het eerst het recht op TADD kan verwerven op 1 september 2022.

Daarnaast gelden er overgangsmaatregelen voor tijdelijke personeelsleden die uiterlijk op 30 juni 2020 of op 30 juni 2021 aan specifieke voorwaarden voldoen (zie punt 3.2.3).

3.2.1.1. Voorwaarde betreffende dienstanciënniteit

Om het recht op TADD te kunnen laten gelden moet het tijdelijke personeelslid een dienstanciënniteit verworven hebben van ten minste 290 dagen.

Van deze 290 dagen moeten er daarenboven minstens 200 dagen effectief gepresteerd zijn.

3.2.1.1.1. Berekening van de dienstanciënniteit

Een personeelslid moet ten minste 290 dagen dienstanciënniteit hebben opgebouwd, om een recht op TADD te verwerven. Van deze 290 dagen moeten er 200 effectief gepresteerd zijn. Hierna gaan we dieper in op de principes die van toepassing zijn bij de berekening van de dienstanciënniteit.

Bij de berekening van de dienstanciënniteit zijn zowel het ambt waarin het personeelslid de diensten presteert als het bekwaamheidsbewijs van het personeelslid van belang.

3.2.1.1.1.1. Per ambt

De dienstanciënniteit geldt steeds per ambt. Om het recht op TADD te verwerven voor een bepaald ambt moet de dienstanciënniteit verworven zijn in dit specifieke ambt.

De diensten die werden gepresteerd in verschillende ambten kunnen in principe dus nooit worden samengeteld.

De diensten die een personeelslid opbouwt in een wervingsambt van het ondersteunend personeel (administratief medewerker) komen in aanmerking als diensten voor het desbetreffende ambt, ook als een personeelslid prestaties heeft verricht in betrekkingen met verschillende diplomaniveaus en met verschillende puntenwaarden.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid is aangesteld in het ambt van administratief medewerker in een betrekking van tenminste HSO (63 punten) voor 12/36 en in een betrekking van ten minste bachelor (82 punten) voor 9/36.

De diensten die het personeelslid in beide betrekkingen opbouwt, komen in aanmerking voor de verwerving van het recht op TADD in het ambt van administratief medewerker en tellen dus mee voor 21/36.

3.2.1.1.1.2. Volgens indeling van het bekwaamheidsbewijs

Bij het vaststellen van de nodige dienstanciënniteit per ambt speelt de indeling van het bekwaamheidsbewijs geen rol. Dit betekent dat ook diensten mogen meegenomen worden die een tijdelijk personeelslid heeft verworven in een ambt waarvoor het op dat ogenblik een “ander” bekwaamheidsbewijs had.

Het personeelslid kan het recht op TADD echter alleen maar laten gelden voor het ambt waarvoor hij over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs beschikt en dit uiterlijk op 1 september van het schooljaar waarin hij het recht wil laten gelden. Het recht op TADD kan bijgevolg niet gelden voor een ambt, waarvoor het personeelslid slechts over een "ander" bekwaamheidsbewijs beschikt of waarvoor het personeelslid nog in de loop van het schooljaar een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs verwerft.

3.2.1.1.2. Berekeningswijze

Het personeelslid moet minstens 290 dagen dienstanciënniteit hebben verworven, waarvan er 200 dagen effectief gepresteerd zijn.

290 dagen dienstanciënniteit

De 290 dagen dienstanciënniteit worden berekend volgens artikel 4 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 6 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.

De dienstanciënniteit omvat alle kalenderdagen met inbegrip van zaterdagen, zondagen, wettelijke verlofdagen, schoolvakanties en verloven die gelijkgesteld zijn met dienstactiviteit, die binnen de periode van aanstelling van het tijdelijke personeelslid vallen.

Het aantal dagen mag hier echter niet worden vermenigvuldigd met 1,2.

Diensten met onvolledige prestaties worden op dezelfde manier in aanmerking genomen als diensten met volledige prestaties, op voorwaarde dat de prestaties ten minste de helft bedragen van het aantal uren vereist voor een betrekking met volledige prestaties.

Het aantal dagen gepresteerd in een betrekking die minder dan de helft bedraagt van het aantal uren vereist voor een betrekking met volledige prestaties, wordt gedeeld door twee.

De diensten moeten gepresteerd zijn in hoofdambt.

200 dagen effectief gepresteerd

Deze berekening verloopt op dezelfde wijze als de berekening van de 290 dagen dienstanciënniteit, met dit verschil dat hier enkel de periodes in aanmerking worden genomen waarin het personeelslid effectieve prestaties heeft verricht.

Onder effectieve prestaties wordt verstaan: alle kalenderdagen met inbegrip van zaterdagen, zondagen, wettelijke verlofdagen en schoolvakanties die binnen de periode van aanstelling vallen.

Periodes van ziekteverlof, omstandigheidsverlof, enz. komen bijgevolg niet in aanmerking voor de berekening van de effectieve prestaties.

Om het recht op TADD te bepalen, worden de volgende periodes wel meegerekend voor de vaststelling van de 200 dagen effectieve prestaties en dit tot een maximum van 70 dagen:

  • het zwangerschapsverlof;
  • de periode van verwijdering uit een risico in het kader van de bedreiging door een beroepsziekte;
  • de periode van moederschapsbescherming.

Uiteraard moeten deze dagen binnen de aanstellingsperiode van het personeelslid vallen.

Tijdelijke personeelsleden die aangesteld zijn tot 31 augustus kunnen maximaal 360 dagen dienstanciënniteit per schooljaar verwerven. Hou er wel rekening mee dat om het recht op TADD te verwerven, de dienstanciënniteit steeds uiterlijk op 30 juni van het schooljaar wordt bekeken.

Opmerking

  • In het gemeenschapsonderwijs komen alleen de diensten gepresteerd na 1 september 1988 in aanmerking;
  • In het gesubsidieerd onderwijs komen alleen de diensten gepresteerd na 1 september 1985 in aanmerking.

3.2.1.1.3. Berekeningsdatum

De dienstanciënniteit wordt vastgesteld op 30 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin het personeelslid het recht laat gelden.

Dit betekent dat om op 1 september het recht op een TADD te kunnen inroepen, het personeelslid de vereiste 290 en 200 dagen ten laatste moet verworven hebben op 30 juni van het voorgaande schooljaar.

3.2.1.1.4. Waar moet de dienstanciënniteit gepresteerd zijn?

Niet alle gepresteerde diensten tellen mee om het recht op TADD te verwerven. Het is belangrijk om na te gaan in welke centra en bij welk centrumbestuur de diensten gepresteerd werden.

Voor het recht op TADD in een centrum komen alleen de prestaties in aanmerking die het personeelslid heeft gepresteerd in centra van dezelfde scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of in centra van hetzelfde centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs).

3.2.1.2. De beoordeling

Om het recht op TADD te verwerven, zal een tijdelijk personeelslid naast de vereiste dienstanciënniteit (zie punt 3.2.1.1) uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij in het centrum of de centra die dienstanciënniteit verwerft een positieve beoordeling moeten krijgen van zijn eerste evaluator (zie punt 3.2.1.2.1).

De eerste evaluator kan drie vormen van beoordeling hanteren: een positieve beoordeling, een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling.

3.2.1.2.1. De positieve beoordeling

Als de eerste evaluator oordeelt dat het personeelslid voldoet, geeft de eerste evaluator aan het tijdelijke personeelslid bij het bereiken van de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD - en uiterlijk op 30 juni van dat schooljaar - een positieve beoordeling.

De positieve beoordeling houdt in dat het personeelslid de dienstanciënniteit die hij in het ambt in het centrum heeft verworven in aanmerking kan nemen om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD (zie punt 3.2.1.1).

Als het tijdelijke personeelslid uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD verwerft (zie punt 3.2.1.1) geen beoordeling heeft gekregen, dan is het alsof het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen. Dit houdt dan in dat het personeelslid de prestaties die hij in het centrum in het ambt heeft verworven kan aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Ook de dienstanciënniteit die het personeelslid verworven heeft in het centrum of de centra van hetzelfde centrumbestuur waar hij uiterlijk 30 juni geen beoordeling heeft gekregen, komt in aanmerking voor deze kandidaatstelling voor het recht op TADD.

Krijgt het personeelslid uiterlijk 30 juni een andere beoordeling – een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling – dan kan het personeelslid de dienstanciënniteit waarvoor die beoordeling geldt nog niet aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD. Dat zal dan slechts mogelijk zijn onder bepaalde voorwaarden (zie punt 3.2.1.2.2 en 3.2.1.2.3).

3.2.1.2.2. De beoordeling met werkpunten

De eerste evaluator kan ook oordelen dat het personeelslid nog niet klaar is om het recht op TADD te verwerven, omdat hij nog werkpunten heeft waarvoor hij zich moet inzetten en waarvoor bijkomende begeleiding nodig is. Hij kent dan aan het personeelslid een beoordeling met werkpunten toe. De eerste evaluator maakt dan een verslag op waarin hij deze beslissing en de werkpunten opneemt, samen met het traject dat het tijdelijke personeelslid tijdens de aanvangsbegeleiding heeft afgelegd.

Een beoordeling met werkpunten heeft tot gevolg dat het personeelslid de dienstanciënniteit die hij in het centrum in het ambt heeft verworven niet in aanmerking kan nemen om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Als het personeelslid het niet eens is met deze beoordeling met werkpunten kan hij verhaal halen bij het centrumbestuur. Het centrumbestuur gaat na of de beoordeling met werkpunten redelijk is en dit het uitstel van het recht op TADD rechtvaardigt. Het centrumbestuur kan de beoordeling met werkpunten enkel bevestigen of vernietigen. Als een van de betrokken partijen aan het centrumbestuur vraagt om gehoord te worden, hoort het centrumbestuur zowel het betrokken personeelslid als de eerste evaluator voordat het een beslissing neemt.

Een personeelslid dat een beoordeling met werkpunten heeft gekregen, heeft het daaropvolgende schooljaar of later in het ambt waarvoor hij de beoordeling met werkpunten kreeg, recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in een centrum van het centrumbestuur. Dit moet toelaten dat het personeelslid ook effectief de vastgestelde werkpunten kan aanpakken en zo toch nog het recht op TADD kan verwerven. Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Het centrumbestuur kan dit recht op een tijdelijke aanstelling van een tijdelijk personeelslid met werkpunten dan ook pas toepassen nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen wordt toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden een betrekking toewijzen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling toepassen;
  • de personeelsleden met het recht op TADD in dienst houden of een aanstelling geven.

Zijn er na die verplichtingen nog vacatures toe te wijzen, dan moeten die bij voorrang gaan naar de tijdelijke personeelsleden met een beoordeling met werkpunten.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer centra van het centrumbestuur.

Als een tijdelijk personeelslid na de beoordeling met werkpunten in een centrum van het centrumbestuur opnieuw een tijdelijke aanstelling krijgt in een betrekking in het betrokken ambt, moet hij in dat ambt nog bijkomend 200 dagen effectieve prestaties extra verrichten om zich kandidaat te kunnen stellen voor het recht op TADD.

Tijdens deze bijkomende periode heeft het personeelslid recht op een aangepast traject van aanvangsbegeleiding, waarbij de focus ligt op de werkpunten die tijdens de beoordeling aan bod zijn gekomen en die in het verslag van de beoordeling met werkpunten zijn opgenomen. Bij het bereiken van de bijkomende 200 dagen effectieve prestaties kent de eerste evaluator uiterlijk op 30 juni van het schooljaar opnieuw een beoordeling toe. Hij kan dan kiezen uit twee mogelijkheden: een positieve beoordeling of een negatieve beoordeling.

Bij een positieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de in het centrum in het ambt verworven dienstanciënniteit aanwenden om zich kandidaat stellen voor het recht op TADD. Als het personeelslid van de eerste evaluator geen beoordeling krijgt, geldt dit als een positieve beoordeling.

Bij een negatieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de in het centrum in het ambt verworven dienstanciënniteit niet aanwenden om zich kandidaat stellen voor het recht op TADD (zie punt 3.2.1.2.3).

3.2.1.2.3. De negatieve beoordeling

De derde vorm van beoordeling die de eerste evaluator kan toekennen, is een negatieve beoordeling. De eerste evaluator is dan van mening dat het tijdelijke personeelslid niet voldoet voor een nieuwe tijdelijke aanstelling en ook niet in aanmerking komt om het recht op TADD te verwerven.

Als het personeelslid het niet eens is met deze negatieve beoordeling kan hij verhaal halen bij het centrumbestuur. Het centrumbestuur gaat na of de negatieve beoordeling redelijk is en dit het weigeren van het recht op TADD rechtvaardigt. Het centrumbestuur kan de negatieve beoordeling enkel bevestigen of vernietigen. Als een van de betrokken partijen aan het centrumbestuur vraagt om gehoord te worden, hoort het centrumbestuur zowel het betrokken personeelslid als de eerste evaluator voordat het een beslissing neemt.

Bij een negatieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de dienstanciënniteit die hij in het centrum in het ambt heeft verworven, niet aanwenden om zich bij het centrumbestuur kandidaat te stellen voor het recht op TADD in het ambt in kwestie. Het personeelslid kan in dit centrum het recht op TADD ook niet inroepen via de dienstanciënniteit die hij heeft verworven in andere centra van hetzelfde centrumbestuur.

Pas als het personeelslid opnieuw een tijdelijke aanstelling krijgt in het centrum komt de eerder in dat centrum verworven dienstanciënniteit weer in aanmerking voor het recht op TADD. De negatieve beoordeling houdt dus niet in dat het personeelslid zich nadien in het centrum waar hij deze beoordeling heeft gekregen, niet meer kan kandidaat stellen voor een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur.

Als de directeur (in het gemeenschapsonderwijs) of het centrumbestuur (in het gesubsidieerd onderwijs) beslist om een personeelslid, dat eerder van de eerste evaluator een negatieve beoordeling heeft gekregen voor de prestaties die hij in een ambt in het centrum heeft verricht en zich later opnieuw kandidaat stelt voor een tijdelijke aanstelling in dat centrum, in dat centrum in het betrokken ambt een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur toe te wijzen, dan wordt de eerdere negatieve beoordeling omgezet in een beoordeling met werkpunten. Het personeelslid moet dan in het betrokken ambt in het centrum bijkomend 200 dagen effectieve dagen presteren, onder de voorwaarden die gelden t.a.v. een beoordeling met werkpunten, voordat hij in aanmerking komt voor het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (zie punt 3.2.1.2.2).

3.2.1.2.4. Lokale afspraken over de beoordeling

In het bevoegde lokale comité kunnen op het niveau van het centrumbestuur afspraken worden gemaakt over de beoordeling.

Deze afspraken kunnen gaan over de wijze waarop het instrument van beoordeling binnen de centra van het centrumbestuur wordt gehanteerd (bv. afstemmen van de beoordeling als een tijdelijk personeelslid in meerdere centra presteert, opvolgen van de tijdelijke personeelsleden via uitwisseling van informatie, aanstellen van een personeelslid met een beoordeling met werkpunten, …). Deze afspraken kunnen weliswaar nooit afbreuk doen aan de decretale bepalingen met betrekking tot het verwerven van het recht op TADD.

Ongeacht de afspraken die op lokaal vlak gemaakt worden, moet bij de toekenning van een beoordeling alleszins rekening gehouden worden met de volgende principes:

- als een tijdelijk personeelslid gespreid over meerdere schooljaren in eenzelfde ambt voor bepaalde duur is aangesteld in een of meer centra van het centrumbestuur, kan aan dat personeelslid door een of meer eerste evaluatoren gedurende die opeenvolgende schooljaren slechts twee maal een negatieve beoordeling of combinatie van een beoordeling met werkpunten en negatieve beoordeling worden toegekend. Dat betekent dat als het personeelslid in een centrum van het centrumbestuur opnieuw tijdelijk wordt aangesteld voor bepaalde duur in een ambt waarvoor hij eerder al twee negatieve beoordelingen heeft gekregen, ofwel een beoordeling met werkpunten gevolgd door een negatieve beoordeling heeft gekregen, ofwel een negatieve beoordeling gevolgd door een beoordeling met werkpunten heeft gekregen, dan kan de eerste evaluator in een centrum in dat ambt geen derde beoordeling meer geven als dat een negatieve beoordeling of een beoordeling met werkpunten zou zijn. Als de eerste evaluator van dit tijdelijke personeelslid dan van mening is dat het personeelslid niet in aanmerking komt voor een nieuwe of een verdere tijdelijke aanstelling, dan kan hij dit enkel verhinderen via de procedure van een evaluatie met eindconclusie onvoldoende;

- als een tijdelijk personeelslid in hetzelfde ambt een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur heeft in meerdere centra van het centrumbestuur, dan tellen alle negatieve beoordelingen en beoordelingen met werkpunten die in hetzelfde schooljaar zijn toegekend voor de toepassing van het hiervoor vermelde principe samen slechts als één beoordeling.

Voorbeelden

Voorbeeld 1

Een tijdelijk personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2021-2022 een TABD-aanstelling in het ambt van paramedisch werker voor 24/36 in CLB A van centrumbestuur X. Dit personeelslid krijgt van de eerste evaluator op 30 juni 2022 in CLB A een negatieve beoordeling.

Het personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2022-2023 een TABD-aanstelling in het ambt van paramedisch werker voor 18/36 in CLB B van centrumbestuur X. Dit personeelslid krijgt van de eerste evaluator in CLB B op 30 juni 2023 een negatieve beoordeling.

Als dit personeelslid in het ambt van paramedisch werker opnieuw een TABD-aanstelling krijgt op of na 1 september 2023 in een CLB van hetzelfde centrumbestuur en de eerste evaluator is ook dan van mening dat het personeelslid niet geschikt is voor een verdere tijdelijke aanstelling, dan kan hij geen negatieve beoordeling of beoordeling met werkpuntenmeer toekennen. De eerste evaluator moet dan gebruik maken van de evaluatieprocedure en desgevallend een evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” toekennen.

Voorbeeld 2

Een tijdelijk personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2021-2022 een TABD-aanstelling in het ambt van paramedisch werker voor 20/36 in CLB A van centrumbestuur X en krijgt van de eerste evaluator op 30 juni 2022 een negatieve beoordeling.

Dit tijdelijke personeelslid heeft in hetzelfde schooljaar 2021-2022 eveneens een TABD-aanstelling in het ambt van paramedisch werker voor 16/36 in CLB B van centrumbestuur X. Daar krijgt het personeelslid van de eerste evaluator een beoordeling met werkpunten.

Kan dit personeelslid het daaropvolgende schooljaar bij een nieuwe TABD-aanstelling in het ambt van paramedisch werker in een CLB van centrumbestuur X nog een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling krijgen?

Ja, want de negatieve beoordeling en de beoordeling met werkpunten die zijn toegekend tijdens hetzelfde schooljaar 2021-2022 tellen in dit geval als 1 beoordeling voor het ambt van paramedisch werker. Het personeelslid kan het volgende schooljaar of later dus nog een negatieve beoordeling of een beoordeling met werkpunten krijgen bij een TABD-aanstelling in het ambt van paramedisch werker in een CLB van centrumbestuur X.

3.2.1.3. Kandidaatstelling en ingangsdatum

Om beroep te doen op zijn recht op TADD moet het personeelslid kandideren vóór 15 juni van het schooljaar waarin hij aan de gestelde voorwaarden voldoet.

Een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs kandideert bij de raad van bestuur van de scholengroep waar hij zijn recht op TADD wil laten gelden. Het personeelslid kan dat naar keuze doen via een aangetekende brief of op een wijze die door het college van directeurs, na onderhandeling in het bevoegde onderhandelingscomité, wordt vastgelegd. Als de scholengroep een eigen systeem van kandidaatstelling hanteert, moet dat systeem wat tegenstelbaarheid betreft minimaal dezelfde garanties bieden als een aangetekende brief. De raad van bestuur deelt de mogelijkheden van mededeling van de kandidaatstelling mee aan alle personeelsleden en maakt dit ook openbaar.

Een personeelslid van het gesubsidieerd onderwijs kandideert bij het centrumbestuur waar hij zijn recht op TADD wil laten gelden. Het personeelslid kan dat naar keuze doen via een aangetekende brief of op een wijze die door het centrumbestuur, na onderhandeling in het bevoegde onderhandelingscomité, wordt vastgelegd. Als het centrumbestuur een eigen systeem van kandidaatstelling hanteert, moet dat systeem wat tegenstelbaarheid betreft minimaal dezelfde garanties bieden als een aangetekende brief. Het centrumbestuur deelt de mogelijkheden van mededeling van de kandidaatstelling mee aan alle personeelsleden en maakt dit ook openbaar.

Als de kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet, geldt dit als een doorlopende kandidaatstelling voor het recht op TADD over de schooljaren heen. De kandidaatstelling blijft dus onmiddellijk over de schooljaren heen gelden, ook als het personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het schooljaar volgend op de kandidaatstelling.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september volgend op de kandidaatstelling.

Om vanaf 1 september het recht op TADD te laten gelden, moet het personeelslid voor het ambt waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld:

  • op 30 juni van het voorafgaande schooljaar aan de voorwaarden betreffende dienstanciënniteit en beoordeling voldoen (zie punt 3.2.1.1 en 3.2.1.2)
  • en uiterlijk op 1 september van het schooljaar waarin hij het recht wil laten gelden, beschikken over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt.

Het personeelslid met een recht op TADD dat de betrekking niet effectief kan opnemen omwille van ziekte, arbeidsongeval of moederschapsrust, behoudt dit recht. Het personeelslid kan worden aangesteld en voor de duur van de afwezigheid volgens de geldende regels vervangen worden. Na de afwezigheid neemt het personeelslid de hem toegewezen betrekking effectief op.

3.2.1.4. Voorbeelden impact beoordeling

Voorbeeld 1

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld bij centrumbestuur A in een CLB in een betrekking in het ambt van psycho-pedagogisch werker (VE) voor een volledig schooljaar voor 36/36.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid voor het ambt van psycho-pedagogisch werker een dienstanciënniteit van 303 dagen, waarvan minstens 200 dagen effectief gepresteerd zijn.

Op 3 juni van het schooljaar krijgt het tijdelijke personeelslid van zijn eerste evaluator een positieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen als hij zich voor 15 juni van het schooljaar kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van het daaropvolgende schooljaar voor het ambt van psycho-pedagogisch werker in de CLB van centrumbestuur A.

Voorbeeld 2

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld bij centrumbestuur B in een CLB in een betrekking in het ambt van maatschappelijk werker (VE) een volledig schooljaar voor 32/36.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van maatschappelijk werker 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator een beoordeling met werkpunten.

Het personeelslid voldoet niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van maatschappelijk werker vermits hij een beoordeling met werkpunten heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties nog niet in aanmerking komen voor het recht op TADD.

Het personeelslid moet bijkomend 200 dagen effectieve prestaties verwerven als maatschappelijk werker om alsnog het recht op TADD te verwerven.

Dit personeelslid heeft daartoe tijdens het volgend schooljaar (schooljaar 2) of later recht op een nieuwe TABD-aanstelling.

Tijdens het schooljaar 2 wordt het personeelslid weer aangesteld in een betrekking van maatschappelijk werker voor 16/36 in een CLB van centrumbestuur B en heeft op 30 juni van dat schooljaar2 de vereiste 200 dagen effectieve prestaties verworven.

Op 4 juni van het schooljaar 2 krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator een positieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet dan aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van maatschappelijk werker als hij zich voor 15 juni van het schooljaar 2 kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van schooljaar 3 voor het ambt van maatschappelijk werker in de CLB van centrumbestuur B.

Voorbeeld 3

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld bij centrumbestuur C in een CLB in een betrekking in het ambt van consulent (VE) voor een volledig schooljaar voor 24/36.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van consulent 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator een negatieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van consulent vermits hij een negatieve beoordeling heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties niet in aanmerking komen voor het recht op TADD in de CLB van centrumbestuur C.

Voorbeeld 4

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van administratief werker (VE)voor een volledig schooljaar in twee CLB van hetzelfde centrumbestuur D.

Het personeelslid oefent volgende opdrachten uit:

  • 18/36 administratief werker (VE) in CLB A;
  • 18/36 administratief werker (VE) in CLB B.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van administratief werker in CLB A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 3 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in CLB A een positieve beoordeling.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van administratief werker in CLB B 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in CLB B een negatieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet in CLB B niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van administratief werker vermits hij een negatieve beoordeling heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties in CLB B niet in aanmerking komen voor het recht op TADD en dit in geen enkele van de CLB van het centrumbestuur D.

Het personeelslid voldoet in CLB A wel aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van administratief werker als hij zich voor 15 juni van het schooljaar kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van schooljaar 2 voor het ambt van administratief werker in de CLB van centrumbestuur D, maar niet in CLB B want daar kreeg het personeelslid een negatieve beoordeling. Het personeelslid kan het recht op TADD dat hij in CLB A heeft verworven daarom ook niet aanwenden om in CLB B een TADD-aanstelling te claimen.

3.2.2. Waarvoor en waar geldt het recht op TADD?

Het recht op tijdelijke aanstelling van doorlopende duur geldt t.a.v. het ambt waarin en in het centrum of de centra waarvoor het personeelslid het recht op TADD heeft verworven en voor elke vacante betrekking en niet-vacante betrekking in dat ambt.

Dat betekent dat een tijdelijk personeelslid het recht op TADD dus enkel kan inroepen in het centrum of de centra waar het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen voor de prestaties die het personeelslid in dat centrum of die centra presteerde. Het recht op TADD geldt daarnaast ook in het centrum of de centra waar het personeelslid op 30 juni geen beoordeling heeft gekregen of geen prestaties heeft geleverd.

Zowel tijdelijke personeelsleden als deeltijds vastbenoemde personeelsleden kunnen het recht op TADD laten gelden op elke vacature die in de loop van het schooljaar ontstaat.

Dit geldt niet als het personeelslid al als titularis is aangesteld voor een voltijdse betrekking in het ambt waarvoor hij het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur heeft verworven.

Opgelet
Het recht op TADD geldt niet voor een tijdelijke aanstelling in volgende situaties:

- Uitbreiding van TADD bij langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen

Een personeelslid dat de goedkeuring heeft gekregen om een langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen op te nemen, kan geen uitbreiding van zijn tijdelijke aanstelling krijgen vergeleken met de toestand aan de vooravond van het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen. Dit principe geldt eveneens voor een personeelslid dat met langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen is en het recht op tijdelijke aanstelling met doorlopende duur (TADD) heeft of tijdens zijn langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen het recht op TADD vergaart. Dit personeelslid kan dit recht op TADD slechts inroepen voor een tijdelijke aanstelling die beperkt is tot het volume van zijn tijdelijke aanstelling aan de vooravond van het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen.
Meer informatie over dit verlof vindt u in de omzendbrief PERS/2007/07 van 21-09-2007- Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.

- Tijdelijke aanstelling via verlof TAO

Een vastbenoemd personeelslid kan niet voor doorlopende duur worden aangesteld in de opdracht die hij via het verlof TAO (tijdelijk andere opdracht) in een wervingsambt uitoefent. Het personeelslid verwerft wel dienstanciënniteit in het ambt dat hij op deze wijze tijdelijk uitoefent. Het vastbenoemde personeelslid kan de dienstanciënniteit die hij via het verlof TAO heeft opgebouwd ook aanwenden om in het desbetreffende ambt het recht op TADD in te roepen. Het vastbenoemde personeelslid kan het recht op TADD enkel effectief uitoefenen als hij op het ogenblik dat hem een betrekking wordt aangeboden, bij zijn centrumbestuur een afwezigheid voor verminderde prestaties (AVP) vraagt en krijgt. Op deze wijze oefent het personeelslid zijn recht op TADD uit als een ‘zuiver’ tijdelijk personeelslid.
Men mag in deze niet uit het oog verliezen dat het nemen van een AVP geen recht is. Het is dus mogelijk dat het personeelslid zijn recht op TADD niet kan uitoefenen als zijn centrumbestuur de AVP niet toestaat.

Het recht geldt in alle centra van de scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of van het centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs) waar het personeelslid zijn dienstanciënniteit heeft verworven.

3.2.3. Overgangsmaatregelen TADD

Voor tijdelijke personeelsleden die al voor 30 juni 2021 prestaties hebben geleverd in een ambt en aan bepaalde voorwaarden voldoen, gelden de nieuwe voorwaarden voor TADD op of na 1 september 2021 niet.

Een tijdelijk personeelslid zal beroep kunnen doen op een overgangsmaatregel als het personeelslid behoort tot een van de volgende vijf categorieën:

  • Categorie 1 heeft uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en geen beoordeling met werkpunten (punt 3.2.3.1);

  • Categorie 2 heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen verworven en geen beoordeling met werkpunten (punt 3.2.3.2);

  • Categorie 3 heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en een beoordeling met werkpunten (punt 3.2.2.3);

  • Categorie 4 heeft uiterlijk op 30 juni 2021 minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven (punt 3.2.3.4);

  • Categorie 5 wordt op 1 juli 2021 vast benoemd in een ambt waarvoor hij op 30 juni 2021 het recht op TADD nog niet heeft verworven (punt 3.2.3.5).

Personeelsleden die al voor 1 september 2021 dienstanciënniteit hebben verworven in een ambt en niet onder een van de voormelde categorieën vallen, kunnen bij een tijdelijke aanstelling op of na 1 september 2021 het recht op TADD verwerven op basis van de nieuwe voorwaarden. De eerder verworven dienstanciënniteit blijft daarbij alvast gelden.

Als bijlage bij deze omzendbrief vindt u een schematisch overzicht van deze overgangsmaatregelen (zie bijlage 1 “Overgangsmaatregelen TADD”).

Opgelet:
Een personeelslid kan slechts beroep doen op één overgangsmaatregel.

Er is geen combinatie mogelijk van een van deze overgangsmaatregelen met de nieuwe regels of tussen de overgangsmaatregelen onderling.

Daarnaast blijven ook de overgangsmaatregelen van toepassing voor personeelsleden die op 30 juni 2019 of 30 juni 2020 aan specifieke voorwaarden voldeden (zie bijlage 2 “Overgangsmaatregelen TADD op 30 juni 2019 en 30 juni 2020”. Een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van een van deze overgangsmaatregelen voldoet en tot op heden nog geen TADD-aanstelling heeft verkregen of opgenomen, kan hier dus nog steeds beroep op doen.

3.2.3.1. Categorie 1: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit en geen beoordeling met werkpunten

3.2.3.1.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer centra van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2020 voor het betrokken ambt geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2020 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn;
  • tijdens het schooljaar 2020-2021 of later in een of meer centra van dezelfde scholengroep niet als TADD aangesteld zijn in het ambt waarvoor voormelde voorwaarden gelden.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 3.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het ambt in de centra van de scholengroep.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregelen voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

3.2.3.1.2. In het gesubsidieerd onderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2020 voor het betrokken ambt geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2020 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn;
  • tijdens het schooljaar 2020-2021 of later in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur niet als TADD aangesteld zijn in het ambt waarvoor voormelde voorwaarden gelden.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 3.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle centra van hetzelfde centrumbestuur.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregel voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

3.2.3.2. Categorie 2: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en geen beoordeling met werkpunten

3.2.3.2.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat uiterlijk op 30 juni 2021 voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer centra van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • voor het betrokken ambt na 1 september 2019 en uiterlijk 30 juni 2021 geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 3.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in de centra van dezelfde scholengroep.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregel voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

3.2.3.2.2. In het gesubsidieerd onderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat uiterlijk op 30 juni 2021 voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • voor het betrokken ambt na 1 september 2019 en uiterlijk 30 juni 2021 geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 3.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle centra van hetzelfde centrumbestuur.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregel voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

3.2.3.3. Categorie 3: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en een beoordeling met werkpunten

3.2.3.3.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijk personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het betrokken ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer centra van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2021 voor het betrokken ambt van de eerste evaluator een beoordeling met werkpunten gekregen hebben;
  • na 31 augustus 2021 tijdelijk aangesteld worden in het betrokken ambt in een of meer centra van dezelfde scholengroep.

Dit personeelslid verwerft op 1 september 2022 of later het recht op TADD op voorwaarde dat het personeelslid op 30 juni 2022 of later in een of meer centra van dezelfde scholengroep bijkomend 200 dagen effectieve prestaties heeft verworven in het ambt.

Daartoe heeft het personeelslid in de scholengroep in het ambt een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur nodig.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen vóór het schooljaar 2020-2021 – dus uiterlijk op 30 juni 2020 -, dan komt het aan de directeur van het centrum toe om te beslissen of het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later al of niet een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgt.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen tijdens het schooljaar 2020-2021 en uiterlijk op 30 juni 2021, dan heeft het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later in een of meer centra van de scholengroep recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om op basis van een aangepast traject van aanvangsbegeleiding aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer centra van de scholengroep.

Bij een nieuwe aanstelling van het personeelslid in het betrokken ambt wordt, conform de werkpunten die de eerste evaluator in het verslag van de beoordeling heeft opgenomen, een aangepast traject van aanvangsbegeleiding opgesteld dat het personeelslid tijdens de bijkomende periode van 200 dagen effectieve prestaties moet volgen.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 3.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dan voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in de centra van dezelfde scholengroep.

Deze overgangsmaatregel blijft ook na 1 september 2021 van toepassing zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt op deze principes kan beroepen.

3.2.3.3.2. In het gesubsidieerd onderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijk personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het betrokken ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2021 voor het betrokken ambt van de eerste evaluator een beoordeling met werkpunten gekregen hebben;
  • na 31 augustus 2021 tijdelijk aangesteld worden in het betrokken ambt in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur.

Dit personeelslid verwerft op 1 september 2022 of later het recht op TADD, op voorwaarde dat het personeelslid op 30 juni 2022 of later in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur bijkomend 200 dagen effectieve prestaties heeft verworven in het ambt.

Daartoe heeft het personeelslid in een centrum van het centrumbestuur in het ambt een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur nodig.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen vóór het schooljaar 2020-2021 – dus uiterlijk op 30 juni 2020 -, dan komt het aan het centrumbestuur toe om te beslissen of het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later al of niet een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgt.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen tijdens het schooljaar 2020-2021 en uiterlijk op 30 juni 2021, dan heeft het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later in een of meer centra van het centrumbestuur recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om op basis van een aangepast traject van aanvangsbegeleiding aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer centra van het centrumbestuur.

Bij een nieuwe aanstelling van het personeelslid in het betrokken ambt wordt, conform de werkpunten die de eerste evaluator in het verslag van de beoordeling heeft opgenomen, een aangepast traject van aanvangsbegeleiding opgesteld dat het personeelslid tijdens de bijkomende periode van 200 dagen effectieve prestaties moet volgen.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 3.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dan voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle centra van het centrumbestuur.

Deze overgangsmaatregel blijft ook na 1 september 2021 van toepassing zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt op deze principes kan beroepen.

3.2.3.4. Categorie 4: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2021 minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven

3.2.3.4.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 in het betrokken ambt minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer centra van dezelfde scholengroep;
  • na 31 augustus 2021 in het betrokken ambt in een of meer centra van dezelfde scholengroep tijdelijk aangesteld worden;
  • op 30 juni 2022 of later in het betrokken ambt gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer centra van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd.

Als het tijdelijke personeelslid dat aan voormelde voorwaarden voldoet bij het bereiken van de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni 2022 geen beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni 2022 kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september 2022.Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2022 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet, dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling (zie ook punt 3.2.1.3).

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2022-2023 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2023 niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid op 30 juni 2022 de vereiste 580 dagen dienstanciënniteit nog niet heeft verworven, dan bouwt hij bij een nieuwe tijdelijke aanstelling het daaropvolgende schooljaar of later onder deze voorwaarden verder aan de verwerving van het recht op TADD.

Verwerft het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni en krijgt hij geen beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni van dat schooljaar kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september van het daaropvolgende schooljaar.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid dat onder deze overgangsmaatregel valt de vereiste dienstanciënniteit bereikt, heeft de eerste evaluator wel nog steeds de mogelijkheid om uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit bereikt een beoordeling met werkpunten toe te kennen, zoals dit het geval was tot en met 30 juni 2021 (een positieve of negatieve beoordeling kan hij niet uitspreken). De eerste evaluator maakt daartoe een verslag op waarin die beslissing en de werkpunten opgenomen worden, samen met het traject dat tijdens de aanvangsbegeleiding werd afgelegd

Als het tijdelijke personeelslid een beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, moet het tijdelijke personeelslid bij een nieuwe tijdelijke aanstelling bijkomend 200 dagen effectieve prestaties leveren om het recht op TADD te verwerven. Daartoe heeft het tijdelijke personeelslid het daaropvolgende schooljaar of later in het betrokken ambt recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in een of meer centra van de scholengroep. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer centra van de scholengroep.

Voor deze categorie personeelsleden gelden de nieuwe voorwaarden (o.m. de negatieve beoordeling) dus niet bij een nieuwe tijdelijke aanstelling na 1 september 2021.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (zie ook punt 3.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle centra van dezelfde scholengroep.

Deze overgangsmaatregel blijft ook van kracht voor elk personeelslid dat in de toekomst opnieuw in dienst komt, zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 en op 30 juni 2022 (of later)aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een terug in dienst treden op de ‘oude’ regels kan beroepen.

3.2.3.4.2. In het gesubsidieerd onderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 in het betrokken ambt gedurende minstens twee schooljaren minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur;
  • na 31 augustus 2021 in het betrokken ambt in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur tijdelijk aangesteld worden;
  • op 30 juni 2022 of later in het betrokken ambt gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd.

Als het tijdelijke personeelslid dat aan voormelde voorwaarden voldoet bij het bereiken van de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni 2022 geen beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni 2022 kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september 2022.Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2022 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (zie ook punt 3.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2022-2023 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2023 niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid op 30 juni 2022 de vereiste 580 dagen dienstanciënniteit nog niet heeft verworven, dan bouwt hij bij een nieuwe tijdelijke aanstelling het daaropvolgende schooljaar of later onder deze voorwaarden verder aan de verwerving van het recht op TADD.

Verwerft het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni en krijgt hij geen beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni van dat schooljaar kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september van het daaropvolgende schooljaar.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid dat onder deze overgangsmaatregel valt de vereiste dienstanciënniteit bereikt, heeft de eerste evaluator wel nog steeds de mogelijkheid om uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit bereikt een beoordeling met werkpunten toe te kennen, zoals dit het geval was tot en met 30 juni 2021 (een positieve of negatieve beoordeling kan hij niet uitspreken). De eerste evaluator maakt daartoe een verslag op waarin die beslissing en de werkpunten opgenomen worden, samen met het traject dat tijdens de aanvangsbegeleiding werd afgelegd

Als het tijdelijke personeelslid een beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, moet het tijdelijke personeelslid bij een nieuwe tijdelijke aanstelling bijkomend 200 dagen effectieve prestaties leveren om het recht op TADD te verwerven. Daartoe heeft het tijdelijke personeelslid het daaropvolgende schooljaar of later in het betrokken ambt recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer centra van het centrumbestuur.

Voor deze categorie personeelsleden gelden de nieuwe voorwaarden (o.m. de negatieve beoordeling) dus niet bij een nieuwe tijdelijke aanstelling na 1 september 2021.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (zie ook punt 3.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle centra van het centrumbestuur.

Deze overgangsmaatregel blijft ook van kracht voor elk personeelslid dat in de toekomst opnieuw in dienst komt, zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 en op 30 juni 2022 (of later) aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een terug in dienst treden op de ‘oude’ regels kan beroepen.

3.2.3.5. Categorie 5: Het personeelslid wordt op 1 juli 2021 vast benoemd in een ambt waarvoor hij op 30 juni 2021 nog niet voldoet aan de voorwaarden om het recht op TADD te verwerven

3.2.3.5.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat:

  • op 1 juli 2021 door de raad van bestuur vast benoemd wordt in een ambt in een of meer centra van dezelfde scholengroep;
  • op 30 juni 2021 niet voldoet aan de voorwaarden om zich voor dat ambt in de scholengroep kandidaat te stellen om het recht op TADD te verwerven.

Het gaat hierbij om een tijdelijk personeelslid dat op 1 juli 2021 vast benoemd wordt op basis van de voorrangsgroep met minstens 580 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 3) of minstens 360 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 4).

Het personeelslid dat op 1 juli 2021 door een raad van bestuur in een ambt vast benoemd wordt, maar zich voor 15 juni 2021 voor dat ambt niet kan kandidaatstellen omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor het recht op TADD in de scholengroep, verwerft vanaf 1 september 2021 toch het recht op TADD voor dat ambt in de centra van de scholengroep.

Meer informatie over de eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021, de voorrangsgroepen en de reikwijdte van het volgens deze overgangsmaatregel verworven recht op TADD vindt u in de omzendbrief “Eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021 in wervingsambten in het basisonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, het secundair onderwijs, de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding” – PERS/2021/02 van 15-02-2021.

3.2.3.5.2. In het gesubsidieerd onderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat:

  • op 1 juli 2021 door het centrumbestuur vast benoemd wordt in een ambt in een of meer centra van het centrumbestuur;
  • op 30 juni 2021 niet voldoet aan de voorwaarden om zich voor dat ambt in het centrumbestuur kandidaat te stellen om het recht op TADD te verwerven.

Het gaat hierbij om een tijdelijk personeelslid dat op 1 juli 2021 vast benoemd wordt op basis van de voorrangsgroep met minstens 580 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 3) of minstens 360 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 4).

Het personeelslid dat op 1 juli 2021 door een centrumbestuur in een ambt vast benoemd wordt, maar zich voor 15 juni 2021 voor dat ambt niet kan kandidaatstellen omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor het recht op TADD in centra van het centrumbestuur, verwerft vanaf 1 september 2021 toch het recht op TADD voor dat ambt in de centra van het centrumbestuur.

Meer informatie over de eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021, de voorrangsgroepen en de reikwijdte van het volgens deze overgangsmaatregel verworven recht op TADD vindt u in de omzendbrief “Eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021 in wervingsambten in het basisonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, het secundair onderwijs, de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding” – PERS/2021/02 van 15-02-2021.

3.2.4. Verlies van het recht op TADD

Bepaalde omstandigheden in de loop van de loopbaan kunnen ertoe leiden dat een tijdelijk personeelslid het recht op een aanstelling van doorlopende duur verliest. Dit verlies kan tijdelijk zijn, maar kan ook definitief zijn.

Bij tijdelijk verlies van het recht op TADD verliest het personeelslid het recht op TADD voor de duur van een schooljaar of kan hij voor een bepaalde periode het recht op een uitbreiding van zijn TADD verliezen.

Bij definitief verlies van het recht op TADD moet het personeelslid het recht op TADD opnieuw opbouwen en dus opnieuw de vereiste dienstanciënniteit verwerven.

In volgende situaties verliest een personeelslid het recht op TADD dat hij in een ambt heeft verworven.

1. Het personeelslid heeft vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten gepresteerd in de centra van hetzelfde centrumbestuur

Het personeelslid dat zijn recht op TADD heeft verworven in een centrum van een centrumbestuur verliest dat recht op TADD als hij gedurende vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in de centra van het centrumbestuur.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid heeft in een centrum van een centrumbestuur het recht op TADD opgebouwd, maar neemt op 1 september daaropvolgend geen TADD-aanstelling op in het centrum.

Gedurende de schooljaren X+1 tot en met het schooljaar X+5 levert het personeelslid geen enkele prestatie in een of meer centra van het centrumbestuur. Het personeelslid stelt zich in juni van het schooljaar x+5 kandidaat voor een tijdelijke aanstelling in een centrum van het centrumbestuur. Het personeelslid kan op of na 1 september van het schooljaar X+5 echter alleen als TABD worden aangesteld. Het personeelslid heeft immers geen recht meer op TADD omdat het vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in de centra van het centrumbestuur.

Voor een tijdelijk personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven en dat op het ogenblik van de aanvang van de afwezigheid reeds een TADD-aanstelling heeft, geldt deze bepaling niet. Dit betekent dat het personeelslid ook na een afwezigheid van vijf opeenvolgende schooljaren zijn TADD-aanstelling behoudt en deze weer kan opnemen, tenzij de betrekking waarvan hij titularis was ondertussen volgens de geldende regelgeving aan een ander personeelslid moest worden toegewezen.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid heeft in een centrumbestuur het recht op TADD opgebouwd en krijgt op 1 september een TADD-aanstelling in een betrekking in een centrum van het centrumbestuur.

Het volgende schooljaar (X+1) behoudt het personeelslid in de betrekking zijn TADD-aanstelling, maar hij vraagt en krijgt op 1 september X+1 een AVP. Deze AVP wordt ook gedurende de schooljaren X+2 tot en met X+5 aangevraagd en toegekend. Tijdens deze periode van AVP oefent het personeelslid in centra van het centrumbestuur geen enkele prestatie uit, maar hij behoudt wel de TADD-aanstelling in het centrum waar hij AVP neemt.

Op 31 augustus van schooljaar X+5 eindigt de AVP en op 1 september daaropvolgend neemt het personeelslid zijn betrekking in het centrum weer op.

Het personeelslid neemt op 1 september van schooljaar X+6 zijn betrekking weer op als TADD’er. Het personeelslid heeft weliswaar 5 opeenvolgende schooljaren geen prestaties verricht in het centrumbestuur, maar doordat hij effectief een TADD-aanstelling had op het ogenblik dat zijn afwezigheid startte, verliest hij na de afwezigheid van 5 opeenvolgende schooljaren zijn TADD-aanstelling niet. De TADD-aanstelling is immers gedurende de afwezigheid verder blijven lopen omdat het personeelslid aangesteld bleef in de betrekking in kwestie.

Het verlies van TADD houdt in dat het personeelslid niet onmiddellijk het recht op TADD kan inroepen bij een nieuwe tijdelijke aanstelling. Dit houdt echter niet in dat het personeelslid zijn eerder verworven dienstanciënniteit niet meer kan aanwenden om het recht op TADD opnieuw te verwerven.

Het personeelslid kan zich na deze periode van 5 schooljaren voor 15 juni weer kandidaat stellen voor het recht op TADD het daaropvolgende schooljaar op basis van de eerder verworven dienstanciënniteit.

2. Het tijdelijke personeelslid stelt zich niet tijdig kandidaat

Een tijdelijk personeelslid dat niet voor 15 juni kandideert voor het recht op TADD in een ambt, kan het daaropvolgende schooljaar geen recht op TADD inroepen voor dat ambt.

Het tijdelijke personeelslid verliest op deze wijze het recht op TADD voor dat ambt voor de duur van een schooljaar. Dit geldt enkel als het personeelslid zich geen kandidaat heeft gesteld en nog geen TADD-aanstelling heeft gekregen voor het ambt in kwestie, vermits een kandidaatstelling voor TADD geldt als een permanente kandidaatstelling (zie punt 3.2.1.3).

3. Het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, krijgt een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende

Een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld en in een centrum voor een welbepaald ambt een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” krijgt, kan in afwachting van een nieuwe evaluatie geen aanspraak maken op een uitbreiding van zijn tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in dat centrum en voor het ambt in kwestie.

Meer informatie over evaluatie vindt u in de omzendbrief PERS/2007/09 van 29-10-2007 - Functiebeschrijving en evaluatie.

4. Het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, wordt door zijn centrumbestuur ontslagen

Een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld en dat door zijn centrumbestuur wordt ontslagen als gevolg van een tuchtmaatregel of na twee of drie definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende”, verliest zijn recht op TADD.

Meer informatie hierover vindt u in punt 3.2.6.2.

3.2.5. Administratieve en geldelijke toestand

3.2.5.1. Administratieve toestand

Net als bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur moet het centrumbestuur ook de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur van een personeelslid schriftelijk vastleggen.

Meer informatie hierover vindt u in punt 3.1.3.1.

3.2.5.2. Geldelijke toestand

Net als bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgt een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, zowel in een vacante als in een niet-vacante betrekking, voor de duur van zijn aanstelling maandelijks een salaris.

Meer informatie hierover vindt u in punt 3.1.3.2.

3.2.5.3. Ziekteverlof

Het tijdelijke personeelslid dat is aangesteld voor doorlopende duur heeft tijdens een afwezigheid wegens ziekte binnen de periode van zijn aanstelling onder bepaalde voorwaarden recht op bezoldigd ziekteverlof.

Deze voorwaarden en de berekeningswijze van het recht op het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof vindt u terug in de omzendbrief - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding – PERS/2007/07 van 21-09-2007 (punt 2.2).

De tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur loopt in principe over de schooljaren heen. Voor een tijdelijk personeelslid met recht op TADD is er in principe dan ook geen nieuwe aanstelling nodig op 1 september van het daaropvolgend schooljaar. In dat geval wordt het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur aangesteld blijft ook beschouwd als zijnde effectief in dienst op deze datum. Dit betekent dat een tijdelijk personeelslid dat op 1 september voor doorlopende duur aangesteld blijft en op 1 september ziek wordt effectief door AGODI wordt bezoldigd, tenzij zijn recht op bezoldigd ziekteverlof is uitgeput. Bij uitputting van het recht op bezoldigd ziekteverlof zal het ziekenfonds instaan voor de bezoldiging.

Voorbeeld

Een personeelslid wordt tijdens het schooljaar 20XX-20YY aangesteld in een definitief vacante betrekking (ato 2) als tijdelijk aangesteld personeelslid van doorlopende duur. Het personeelslid wordt ziek op 1 september 20YY (volgend schooljaar). Dit ziekteverlof wordt bezoldigd op voorwaarde dat er nog genoeg recht op bezoldigd ziekteverlof aanwezig is.

Het personeelslid wordt immers geacht te voldoen aan de voorwaarde om zijn dienst effectief te hebben opgenomen.

Als het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op het einde van het schooljaar door het centrumbestuur, schriftelijk en gemotiveerd, uit dienst werd gemeld en het personeelslid komt het volgende schooljaar op 1 september opnieuw in dienst bij hetzelfde centrumbestuur dan gelden ook hier voormelde regels.

Als het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op het einde van het schooljaar door het centrumbestuur, schriftelijk en gemotiveerd, uit dienst werd gemeld en het personeelslid komt het volgende schooljaar niet opnieuw in dienst op 1 september, dan gelden de regels voor een gewone tijdelijke aanstelling. Wordt het tijdelijke personeelslid pas in de loop van het schooljaar voor doorlopende duur aangesteld en is hij onmiddellijk afwezig wegens ziekte, dan wordt hij niet door AGODI bezoldigd, maar valt hij onmiddellijk ten laste van het ziekenfonds.

Voorbeeld

Een personeelslid was tijdens het schooljaar 20XX-20YY aangesteld in een niet-vacante betrekking (ato 1) als TADD. Het personeelslid wordt op 30-06-20YY uit dienst gemeld. Op 1 november 20YY wordt het personeelslid opnieuw aangesteld voor doorlopende duur in een vacante betrekking (ato 2). Het personeelslid wordt echter onmiddellijk ziek. Dit ziekteverlof wordt niet bezoldigd.

3.2.6. Einde van de tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur

De aanstelling van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur kan worden beëindigd door een ontslag dat uitgaat van het centrumbestuur of via een vrijwillig ontslag van het personeelslid zelf.

Daarnaast zijn er een aantal situaties – die vastgelegd zijn in de decreten rechtspositie – die automatisch een einde maken aan de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur. We spreken in dat geval niet over een ontslag, maar over een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege.

3.2.6.1. Einde van de tijdelijke aanstelling van rechtswege

De decreten rechtspositie bepalen dat er onder bepaalde omstandigheden van rechtswege een einde komt aan de tijdelijke aanstelling van een personeelslid.

Dit houdt in dat er onmiddellijk een einde aan de aanstelling komt en er geen opzegtermijn is voor het personeelslid.

Aandacht
Een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur eindigt niet van rechtswege op het einde van het schooljaar, maar loopt in principe door over de schooljaren heen.

Een tijdelijk personeelslid dat op het einde van het schooljaar voor doorlopende duur is aangesteld in een betrekking die op 1 september ongewijzigd behouden blijft, kan op 1 september niet worden verdrongen door een ander tijdelijk personeelslid, ook niet als dit tijdelijke personeelslid het recht op TADD heeft. Door het feit dat er een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur is die over de schooljaren heen loopt, ontstaat op 1 september immers geen vacature die aan een ander tijdelijk personeelslid kan worden aangeboden.

Volgende redenen leiden onmiddellijk tot een einde van de tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur.

1. De terugkeer van de titularis van de betrekking

Als de titularis van de betrekking terugkeert uit zijn afwezigheid komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid dat in die betrekking als vervanger is aangesteld.

2. De betrekking wordt aan een ander personeelslid toegewezen

- omwille van de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling

Als het centrumbestuur in het kader van de verplichtingen betreffende reaffectatie of wedertewerkstelling de betrekking moet toekennen aan een vastbenoemd personeelslid dat ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

- door toewijzing van een affectatie, een mutatie of een vaste benoeming van een ander personeelslid

Als het centrumbestuur een vastbenoemd personeelslid in de betrekking muteert

of affecteert, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Als het centrumbestuur op 1 januari een ander personeelslid in de betrekking vast benoemt, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

3. Het tijdelijke personeelslid wordt zelf vast benoemd

Als het centrumbestuur het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op 1 januari een vaste benoeming toekent, eindigt zijn tijdelijke aanstelling van doorlopende duur voor het volume waarvoor hij vast benoemd wordt.

4. De betrekking kan niet langer gefinancierd of gesubsidieerd worden

Als de betrekking niet meer financierbaar of subsidieerbaar is, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

5. Het personeelslid voldoet niet (meer) aan de aanstellingsvoorwaarden

Als na de aanstelling van het tijdelijke personeelslid blijkt dat hij niet (meer) voldoet aan een of meer van de aanstellingsvoorwaarden, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Voorbeeld

Het personeelslid wordt strafrechtelijk veroordeeld en deze veroordeling leidt tot het tijdelijke of definitief verlies van zijn burgerlijke en politieke rechten. Dit personeelslid voldoet vanaf dat ogenblik niet meer aan de aanstellingsvoorwaarde die stelt dat hij de burgerlijke en politiek rechten moet genieten.

6. Bij het bereiken van de leeftijdsgrens

Als het tijdelijke personeelslid de leeftijdsgrens bereikt die leidt tot pensionering, komt er op het einde van dat schooljaar een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Op deze regel geldt een uitzondering, zodat een personeelslid ook na het bereiken van de leeftijdsgrens een tijdelijke aanstelling kan behouden.

Meer informatie over deze maatregelen vindt u in de omzendbrief Langer werken dan wettelijke pensioenleeftijd (PERS/2012/05 van 30-07-2012).

7. Bij de definitieve pensionering van het personeelslid

Op het ogenblik dat het tijdelijke personeelslid met pensioen gaat, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

3.2.6.2. Einde van de tijdelijke aanstelling door ontslag

Voor het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur gelden dezelfde ontslagmogelijkheden als voor vastbenoemde personeelsleden.

Dit betekent dat een centrumbestuur een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld niet kan ontslaan met een opzeggingstermijn van dertig kalenderdagen en ook niet kan ontslaan wegens dringende redenen.

De redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor doorlopende duur zijn:

  • als gevolg van een tuchtmaatregel van zijn centrumbestuur;
  • na twee of drie definitieve evaluaties met eindconclusies “onvoldoende”;
  • wegens vrijwillig ontslag;
  • wegens definitieve ambtsneerlegging.

1. Ontslag of afzetting omwille van een tuchtmaatregel

Een centrumbestuur kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur ontslaan of afzetten bij wijze van tuchtmaatregel.

Deze tuchtmaatregel volgt uit een tuchtprocedure die door het centrumbestuur wordt opgestart.

U vindt meer informatie over de tuchtregeling voor het gemeenschapsonderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 60bis en volgende) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 63bis en volgende).

Het ontslag of de afzetting bij tuchtmaatregel gaat niet gepaard met een opzeggingstermijn voor het tijdelijke personeelslid.

Een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur en dat door zijn centrumbestuur als gevolg van een tuchtmaatregel wordt ontslagen uit zijn ambt, kan voor dat ambt geen beroep meer doen op de diensten die hij voor dat ontslag heeft verworven.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt dus niet meer in aanmerking voor het recht op TADD in de centra van de scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of van het centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs).

Aandacht

Als het personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in een centrum van het centrumbestuur waar hij eerder werd ontslagen of afgezet omwille van een tuchtmaatregel, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen om het recht op TADD te verkrijgen en een positieve beoordeling krijgen (zie punt 3.2.1.1 en 3.2.1.2).

2. Ontslag na twee of drie evaluaties met eindconclusie “onvoldoende”

Een centrumbestuur moet een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur ontslaan als het in een centrum voor een bepaald ambt ofwel twee opeenvolgende definitieve evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" heeft gekregen, ofwel drie definitieve evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" heeft gekregen in zijn loopbaan. Het ontslag geldt voor het ambt in het centrum waarop de evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" betrekking hebben.

Het centrumbestuur deelt het ontslag aan het personeelslid mee via een aangetekende brief of via een gerechtsdeurwaarderexploot.

Als het centrumbestuur het ontslag via aangetekende brief meedeelt, heeft het ontslag uitwerking op de derde werkdag na verzending van de brief.

Een ontslag dat bij gerechtsdeurwaarderexploot wordt meegedeeld, heeft onmiddellijke uitwerking.

Dit ontslag gaat niet gepaard met een opzeggingstermijn voor het tijdelijke personeelslid.

Een personeelslid dat tijdelijk aangesteld is voor doorlopende duur en ontslagen wordt na twee opeenvolgende definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende” of na of drie definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende” gedurende de ganse loopbaan, verliest het recht op TADD in het centrum en voor het ambt waar het ontslag op slaat.

Het personeelslid kan daarenboven voor het recht op TADD in dat ambt ook geen beroep meer doen op de diensten die hij voor dat ontslag heeft verworven in het centrum waar hij is ontslagen.

De dienstanciënniteit die het personeelslid in het ambt in het centrum waar het ontslag op slaat heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt dus niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Het personeelslid kan in het centrum waar hij werd ontslagen het recht op TADD ook niet inroepen via dienstanciënniteit die hij in andere centra van het centrumbestuur heeft gepresteerd.

Aandacht

1. Het ontslag heeft enkel gevolgen t.a.v. het ambt en het centrum waar het personeelslid wordt ontslagen. Het ontslag heeft dus geen invloed op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in andere centra van het centrumbestuur.
Het personeelslid behoudt na dit ontslag wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft verworven in andere centra van het centrumbestuur en hij kan die aanwenden om in die andere centra het recht op TADD in te roepen, maar niet in het centrum waar hij werd ontslagen.

2. Als het personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in het centrum waar het eerder werd ontslagen na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” in het desbetreffende ambt, kan hij voor dat ambt opnieuw een beroep doen op alle eerder gepresteerde diensten. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde diensten als niet bestaande beschouwd.

Meer informatie over het evaluatiesysteem vindt u in de omzendbrief PERS/2007/09 van 29-10-2007 - Functiebeschrijving en evaluatie.

3. Vrijwillig ontslag door het tijdelijke personeelslid

Het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur kan zelf vrijwillig ontslag nemen.

Bij dit ontslag hoort een opzeggingstermijn van 15 kalenderdagen.

Het personeelslid meldt dit ontslag schriftelijk aan zijn directeur (gemeenschapsonderwijs) of aan zijn centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs) en vermeldt daarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn. De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs) neemt kennis van dit ontslag door een duplicaat van deze melding te ondertekenen. Het personeelslid kan zijn ontslag ook via aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot meedelen.

De opzeggingstermijn van 15 kalenderdagen kan in onderling overleg tussen het personeelslid en de directeur (gemeenschapsonderwijs) of het centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs) ingekort worden. Die instemming blijkt uit een geschrift dat de effectieve datum van de stopzetting van de opdracht vermeldt en dat beide partijen ondertekenen. 

Een vrijwillig ontslag heeft geen impact op het recht op TADD dat het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het ambt bij het centrumbestuur. Als het tijdelijke personeelslid later weer in dienst wordt genomen blijft het eerder verworven recht op TADD onverminderd gelden. Het personeelslid hoeft zich ook niet opnieuw kandidaat te stellen om zijn recht op TADD in te roepen (zie punt 3.2.1.3).

4. Definitieve ambtsneerlegging

Naast de hiervoor opgesomde mogelijkheden zijn er nog redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid zonder opzeggingstermijn in de vorm van een definitieve ambtsneerlegging.

U vindt die mogelijkheden voor het gemeenschapsonderwijs terug in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 86) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 60).

3.2.7. Behoud van verworven rechten bij overname van een centrum door een ander centrumbestuur

Als het centrum waar het tijdelijke personeelslid voor doorlopende duur is aangesteld, overgenomen wordt door een ander centrumbestuur behoudt het tijdelijke personeelslid de rechten die hij tot dan heeft verworven bij dat centrum.

3.2.7.1. Overname van een centrum in het gemeenschapsonderwijs

Bij de overname van een centrum door een andere scholengroep gaan de tijdelijke personeelsleden die voor doorlopende duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van het centrum dat wordt overgenomen, als tijdelijk personeelslid met behoud van hun aanstelling voor doorlopende duur over naar de scholengroep die het centrum overneemt.

Als de overname een centrum van het gesubsidieerd onderwijs betreft, gaan de tijdelijke personeelsleden enkel over naar het gemeenschapsonderwijs als ze hier zelf om verzoeken.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het centrum dat wordt overgenomen, worden beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij de scholengroep die het centrum overneemt.

Als een scholengroep een centrum van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gesubsidieerd onderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die het centrum overneemt.

Het tijdelijke personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven in het centrum dat wordt overgenomen, behoudt dit recht op TADD in de scholengroep die het centrum overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het centrumbestuur dat het centrum overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep die het centrum overneemt.

3.2.7.2. Overname van een centrum in het gesubsidieerd onderwijs

Bij de overname van een centrum door een ander centrumbestuur gaan de tijdelijke personeelsleden die voor doorlopende duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve werkdag van het centrum dat wordt overgenomen, als tijdelijk personeelslid met behoud van hun aanstelling van doorlopende duur over naar het centrumbestuur dat het centrum overneemt.

Als het centrum dat overgenomen wordt tot een ander net behoort dan datgene waartoe het na de overname zal behoren, kan een tijdelijk personeelslid weigeren om over te stappen naar het andere centrumbestuur.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het centrum dat wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het centrumbestuur dat het centrum overneemt.

Als een centrumbestuur een centrum van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het centrumbestuur dat het centrum overneemt.

Het tijdelijke personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven in het centrum dat wordt overgenomen, behoudt dit recht op TADD bij het centrumbestuur dat het centrum overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij het centrumbestuur dat het centrum overlaat, geldt bij het centrumbestuur dat het centrum overneemt.

3.2.8. Mededeling van een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur aan uw dossierspecialist personeel

Bij de melding van de opdracht van het tijdelijke personeelslid met een RL-1 aan uw dossierspecialist personeel duidt u aan dat het om een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur gaat.

Als het om een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een vacante betrekking gaat, krijgt de opdracht oneindig (31.12.2999) als einddatum.

Als het een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een niet-vacante betrekking betreft, eindigt de opdracht uiterlijk de laatste dag van de dienstonderbreking van de titularis.

Voorbeelden

TADD in een vacante betrekking

Een paramedisch werker krijgt vanaf 1 september een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een vacante betrekking voor 36 u.

RL-1 paramedisch werker Ato 2 voor 36 u met als begindatum van de opdracht 1-9-20XX en als einddatum oneindig (31-12-2999). De tijdelijke opdracht wordt aangeduid als TADD-opdracht (waarde 01 in veld 30).

TADD in een niet-vacante betrekking

Een voltijds vastbenoemde psycho-pedagogisch consulent neemt een voltijdse VVP van 1-9-20XX tot en met 31-8-20YY.

In de niet-vacante betrekking van de vastbenoemde titularis wordt als vervanger een tijdelijk personeelslid aangesteld dat recht heeft op TADD.

De vervanger wordt als volgt doorgegeven:

RL-1 psycho-pedagogisch consulent Ato 1 voor 36 u met als begindatum van de opdracht 1-9-20XX en als einddatum 31-8-20YY ter vervanging van het personeelslid met VVP. De tijdelijke opdracht wordt aangeduid als TADD-opdracht (waarde 01 in veld 30).

4. TIJDELIJKE AANSTELLING IN HET DEELTIJDS KUNSTONDERWIJS

Deze omzendbrief is van toepassing op tijdelijke personeelsleden die in het gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd onderwijs worden aangesteld in een wervingsambt in een academie voor deeltijds kunstonderwijs.

Het gaat om een tijdelijke aanstelling in een wervingsambt van:

  • het bestuurs- en onderwijzend personeel;
  • het opvoedend hulppersoneel;
  • het ondersteunend personeel.

4.1. TIJDELIJKE AANSTELLING VAN BEPAALDE DUUR (TABD)

4.1.1. De aanstelling van een tijdelijk personeelslid

U kan een tijdelijk personeelslid slechts aanstellen voor bepaalde duur als hij voldoet aan een aantal specifieke voorwaarden, die zijn vastgelegd in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 17) of het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 19).

4.1.1.1. De aanstellingsvoorwaarden

U kan een tijdelijk personeelslid voor bepaalde duur aanstellen in een betrekking als hij voldoet aan de volgende aanstellingsvoorwaarden:

1. Belg zijn of onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie

Behoort het personeelslid niet tot een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie, dan kan een vrijstelling worden gevraagd die wordt verleend door de Vlaamse Regering. Het personeelslid moet dan ook in het bezit zijn van een arbeidskaart.

2. De burgerlijke en politieke rechten genieten of in het bezit zijn van een door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling die samengaat met de vrijstelling bedoeld in 1

3. In het bezit zijn van een geldig vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt waarin het personeelslid wordt aangesteld

Bij gebrek aan kandidaten met een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs, kan u een kandidaat aanstellen met een "ander" bekwaamheidsbewijs. Dergelijke aanstelling is steeds beperkt tot het lopende schooljaar, maar kan jaarlijks verlengd worden als u nog steeds geen andere kandidaat vindt.

Op deze voorwaarde geldt een tijdelijke afwijking voor een kandidaat-personeelslid met een buitenlands diploma dat een geldige aanvraag deed bij NARIC in het kader van de procedure voor de erkenning van zijn buitenlands diploma. U kan dit personeelslid al tijdelijk voor bepaalde duur aanstellen in afwachting van de beslissing van NARIC.

Tijdens de voorlopige tijdelijke aanstelling ontvangt het personeelslid een salaris op basis van de laagste salarisschaal voor het ambt in kwestie.

Erkent NARIC het diploma van het voorlopig aangestelde personeelslid, dan is het personeelslid volwaardig tijdelijk aangesteld en wordt zijn of haar salaris geregulariseerd op basis van de salarisschaal van het vereiste of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt in kwestie.

Erkent NARIC het diploma van het voorlopig aangestelde personeelslid niet, dan wordt de voorlopige tijdelijke aanstelling van bepaalde duur van rechtswege beëindigd, zoals bepaald in punt 4.1.4.1 (punt 5). Het personeelslid voldoet op dat ogenblik immers niet langer aan deze aanstellingsvoorwaarde.

De bekwaamheidsbewijzen per ambt vindt u terug op:

4. Van onberispelijk gedrag zijn

Dit blijkt uit een uittreksel uit het strafregister (596.2 – model bestemd voor contacten met minderjarigen) dat niet langer dan één maand oud mag zijn op het ogenblik van het voorleggen.

Als een personeelslid bij een eerste tijdelijke aanstelling reeds een geldig uittreksel uit het strafregister heeft voorgelegd, moet hij bij een nieuwe tijdelijke aanstelling binnen hetzelfde schooljaar in een school van hetzelfde schoolbestuur geen nieuw uittreksel voorleggen.

Via het uittreksel uit het strafregister gaat u na of het personeelslid van onberispelijk gedrag is.

In het kader van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) mag u dit document niet langer bewaren dan noodzakelijk is. Het uittreksel is enkel nodig voor voormelde controle, wat inhoudt dat u het uittreksel niet permanent mag bewaren. U moet dit dan ook vernietigen vanaf het ogenblik dat de tijdelijke aanstelling van het betrokken personeelslid volledig in orde is of vanaf het ogenblik dat u beslist het personeelslid niet in dienst te nemen.

5. Voldoen aan de taalvereisten voor het ambt

Het personeelslid moet een specifiek kennisniveau van het Nederlands als onderwijstaal aantonen.

Als u moeilijkheden ondervindt om een personeelslid aan te werven dat niet onmiddellijk beantwoordt aan de vereiste kennis van het Nederlands als onderwijstaal, kan u voor dit personeelslid een tijdelijke afwijking aanvragen op de vereiste taalkennis.

Meer informatie vindt u terug in de omzendbrief Vereiste taalkennis bij een aanstelling in het onderwijs (PERS/2010/01 van 19-01-2010).

6. De reglementering betreffende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking is nageleefd

U kan een tijdelijk personeelslid slechts aanstellen als de bepalingen betreffende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling correct zijn nageleefd.

Meer informatie over deze reglementering vindt u in de omzendbrief De reaffectatie- en wedertewerkstellingsregeling voor de inrichtende machten en de personeelsleden tewerkgesteld in het niet-tertiair onderwijs (Pers/2003/08 van 28-07-2003).

4.1.2. Recht op en plicht tot aanvangsbegeleiding

Een tijdelijk personeelslid dat tijdelijk aangesteld wordt voor bepaalde duur in een wervingsambt heeft het recht op aanvangsbegeleiding en is ook verplicht de hem aangeboden aanvangsbegeleiding op te nemen.

4.1.2.1. Wie heeft recht op aanvangsbegeleiding?

Een loopbaan in het onderwijs begint steeds met een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur. Tijdens deze loopbaanfase krijgt elk tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur in een wervingsambt wordt aangesteld ondersteuning en begeleiding in de vorm van een traject van aanvangsbegeleiding.

Deze aanvangsbegeleiding vormt een recht en een plicht voor zowel het tijdelijke personeelslid als voor het schoolbestuur.

Bij een tijdelijke aanstelling via een verlof om tijdelijk een andere opdracht uit te oefenen (verlof TAO) of via een reaffectatie of wedertewerkstelling – wat steeds een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur inhoudt – is het schoolbestuur niet verplicht om aanvangsbegeleiding aan te bieden. Het gaat hier immers om een tijdelijke aanstelling van een vastbenoemd personeelslid en daarbij mag uitgegaan worden van het feit dat dit personeelslid al de nodige ervaring en competenties heeft verworven in zijn ambt. Niets weerhoudt echter het schoolbestuur om ook bij dergelijke aanstelling een specifiek traject van aanvangsbegeleiding uit te werken voor het personeelslid, maar dit vormt alleszins geen recht noch een plicht voor de betrokken partijen.

4.1.2.2. Inhoud en organisatie van de aanvangsbegeleiding

4.1.2.2.1. Algemeen

De inhoud of vorm van aanvangsbegeleiding die aan een tijdelijk personeelslid moet worden aangereikt en de wijze waarop die aanvangsbegeleiding feitelijk in en door de academie en het schoolbestuur wordt georganiseerd en uitgebouwd, behoort tot de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het schoolbestuur.

Afspraken hierrond worden onderhandeld in het bevoegde lokaal onderhandelingscomité en die afspraken krijgen op niveau van de academie een vertaling in het professionaliseringsplan (het vroegere nascholingsplan).

4.1.2.2.2. Individuele aanvangsbegeleiding per personeelslid

Een tijdelijk personeelslid dat in een wervingsambt voor bepaalde duur wordt aangesteld, krijgt een eigen individueel traject van aanvangsbegeleiding.

De eerste evaluator bepaalt in overleg met het tijdelijke personeelslid de duur en de intensiteit van het traject van de individuele aanvangsbegeleiding. De eerste evaluator is het personeelslid dat in de academie is aangeduid als eerste evaluator in het kader van de evaluatieprocedure (zie punt 2.1.2 van de omzendbrief Functiebeschrijving en evaluatie – PERS/2007/09 van 29/10/2007).

De eerste evaluator zal het tijdelijke personeelslid ook beoordelen met het oog op de volgende fase in zijn loopbaan, de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur.

De coaching en begeleiding van het personeelslid tijdens het traject kunnen worden verzorgd door een of meer personeelsleden die in de academie of door het samenwerkingsverband “aanvangsbegeleiding” met deze opdracht worden belast, onder meer via de middelen voor de organisatie van aanvangsbegeleiding die worden toegekend aan het schoolbestuur (zie punt 4.1.2.2.4).

De afspraken over de aanvangsbegeleiding worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen het personeelslid en de eerste evaluator.

Als er in de loop van het traject van aanvangsbegeleiding nieuwe afspraken worden gemaakt, dan wordt de schriftelijke overeenkomst aangepast. Deze aanpassing gebeurt steeds in onderling overleg tussen het betrokken personeelslid en de eerste evaluator.

4.1.2.2.3. De beoordeling

Het sluitstuk van het traject van opvolging en coaching tijdens de beginperiode van de loopbaan - de aanvangsbegeleiding - mondt uit in een beoordeling van het tijdelijke personeelslid. Deze beoordeling moet toegekend zijn uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het personeelslid in het centrum of de centra waar hij heeft gepresteerd het vereiste aantal dagen dienstanciënniteit heeft verworven dat nodig is om zich kandidaat te kunnen stellen voor het recht op TADD (zie punt 4.2.1.1).

De eerste evaluator van het personeelslid stelt deze beoordeling op.

De eerste evaluator kan drie vormen van beoordeling hanteren: een positieve beoordeling, een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling (zie punt 4.2.1.2).

De beoordeling wijst uit of het personeelslid zich al of niet kandidaat kan stellen voor het recht op TADD.

Als het tijdelijke personeelslid uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD verwerft (zie punt 4.2.1.1) geen beoordeling heeft gekregen, dan is het alsof het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen. Dit houdt dan in dat het personeelslid de prestaties die hij in de academie heeft verworven, kan aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Naast de beoordeling blijft het instrument van evaluatie – net als voor alle personeelsleden - onverminderd van toepassing voor een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur (zie ook de omzendbrief Functiebeschrijving en evaluatie – PERS/2007/09 van 29/10/2007).

4.1.2.2.4. Middelen voor de organisatie van aanvangsbegeleiding

Een schoolbestuur ontvangt jaarlijks bijkomende middelen om in zijn academie(s) een kwaliteitsvolle aanvangsbegeleiding aan te bieden en (verder) te ontwikkelen. Deze middelen worden rechtstreeks toegekend aan de academie samen met de gebruikelijke omkadering.

Een academie kan deze middelen samenleggen met deze van andere academies in een samenwerkingsverband “aanvangsbegeleiding”.

Meer informatie over de toekenning, berekening en aanwending van de middelen, evenals over een samenwerkingsverband “aanvangsbegeleiding” vindt u in de omzendbrief Omkaderingsberekening en personeelsformatie in het deeltijds kunstonderwijs – DKO/2018/04 van 31-05-2018.

4.1.3. Administratieve en geldelijke toestand van het personeelslid

4.1.3.1. Administratieve toestand

Het schoolbestuur moet de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur van een personeelslid schriftelijk vastleggen.

In het gemeenschapsonderwijs gebeurt dit via een schriftelijk document, in het officieel gesubsidieerd onderwijs via een besluit van het bestuur (het college van burgemeester en schepenen of de bestendige deputatie) en in het vrij gesubsidieerd onderwijs via een arbeidsovereenkomst.

Dit document vermeldt tenminste:

  • de benaming en het adres van het schoolbestuur en van de academie waar het personeelslid tewerkgesteld wordt;
  • de identiteit van het personeelslid;
  • het uit te oefenen ambt en de omvang van de opdracht;
  • of het om een aanstelling in een vacante of een niet-vacante betrekking gaat, in dit laatste geval, de naam van de titularis van de betrekking en, in voorkomend geval, van het afwezige personeelslid dat de titularis tijdelijk vervangt;
  • het pedagogisch project en de aanvullende verplichtingen en onverenigbaarheden.

Het personeelslid ontvangt steeds een exemplaar van dit document.

De academie meldt daarnaast de opdracht van het personeelslid aan haar dossierspecialist personeel met het oog op de bezoldiging van het personeelslid (zie punt 4.1.6).

4.1.3.2. Geldelijke toestand

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking heeft recht op een maandelijks salaris dat rechtstreeks uitbetaald wordt aan het personeelslid door AGODI, op voorwaarde dat het tijdelijke personeelslid aan de financierings- of subsidiëringsvoorwaarden voldoet.

Deze voorwaarden en welke documenten en gegevens u aan uw dossierspecialist personeel moet bezorgen, vindt u in de omzendbrief Indiensttreding van een tijdelijk personeelslid in het onderwijs: mededeling aan het ministerie van Onderwijs en vorming (PERS/2005/09 van 29-06-2005).

Gaat het om een tijdelijke aanstelling in een niet-vacante betrekking - dus om de vervanging van een afwezige titularis - dan zal het personeelslid een salaris ontvangen als daarenboven ook aan de volgende vervangingsvoorwaarden is voldaan:

  • het te vervangen personeelslid is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking;
  • het te vervangen personeelslid is afwezig voor ten minste tien opeenvolgende werkdagen. Deze voorwaarde geldt niet als het te vervangen personeelslid omstandigheidsverlof geniet wegens de bevalling van zijn echtgenote of samenwonende partner en de afwezigheid geen aaneensluitende periode van tien werkdagen vormt.

Volgende vervangingen worden evenwel niet bezoldigd:

  • een vervanging van een afwezigheid die start in een periode van 14 kalenderdagen voor of tijdens de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie. Meer informatie hierover vindt in de omzendbrief Beperking van de vervangingsmogelijkheid voor of tijdens een korte vakantieperiode (PERS/2015/06 van 24-08-2015);
  • een vervanging van een personeelslid dat afwezig is na 31 mei;
  • een vervanging van een personeelslid dat nascholing volgt.

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur is aangesteld in een wervingsambt tot 30 juni, zowel in een vacante als in een niet-vacante betrekking, krijgt voor de duur van zijn aanstelling en dit uiterlijk tot en met de maand juni maandelijks een salaris.

Tijdens de zomervakantie ontvangt elk tijdelijk personeelslid onder bepaalde voorwaarden een uitgestelde bezoldiging die wordt berekend op basis van de prestaties die het personeelslid heeft uitgeoefend tijdens het schooljaar (tussen 1 september en 30 juni).

Deze uitgestelde bezoldiging wordt in juli en augustus van datzelfde schooljaar uitbetaald. Meer informatie vindt u in de omzendbrief Sommige aspecten van de bezoldiging van tijdelijke personeelsleden van het onderwijs – PERS/2004/07 van 10-06-2004.

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur is aangesteld in een wervingsambt van administratief medewerker, krijgt voor de duur van zijn aanstelling maandelijks een salaris, ook in de maanden juli en augustus als het personeelslid effectief in die maanden aangesteld is.

4.1.3.3. Ziekteverlof

Het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur heeft tijdens een afwezigheid wegens ziekte binnen de periode van zijn aanstelling onder bepaalde voorwaarden recht op bezoldigd ziekteverlof.

Deze voorwaarden en de berekeningswijze van het recht op het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof vindt u terug in de omzendbrief - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding – PERS/2007/07 van 21-09-2007 (punt 2.2).

4.1.4. Einde van de tijdelijke aanstelling

De aanstelling van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur kan worden beëindigd door een ontslag dat uitgaat van het schoolbestuur of via een vrijwillig ontslag gegeven door het personeelslid.

Daarnaast bepalen de decreten rechtspositie een aantal situaties die automatisch een einde maken aan de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur. We spreken in dat geval niet over een ontslag, maar over een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege of om een definitieve ambtsneerlegging.

Een schoolbestuur macht moet de beëindiging van een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur steeds schriftelijk motiveren en meedelen aan het personeelslid, ook als het gaat om een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege.

4.1.4.1. Einde van de tijdelijke aanstelling van rechtswege

De decreten rechtspositie bepalen dat er onder bepaalde omstandigheden van rechtswege een einde komt aan de tijdelijke aanstelling van een personeelslid.

Dit houdt in dat er onmiddellijk een einde aan de aanstelling komt en er geen opzegtermijn is voor het personeelslid.

Volgende redenen leiden van rechtswege onmiddellijk tot een einde van de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur.

1. Het einde van het schooljaar

Een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur eindigt uiterlijk op het einde van het schooljaar.

Het personeelslid kan natuurlijk het volgende schooljaar een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgen.

2. De terugkeer van de titularis van de betrekking

Als de titularis van de betrekking terugkeert uit zijn afwezigheid komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid dat in die betrekking als vervanger is aangesteld.

3. De betrekking wordt aan een ander personeelslid toegewezen

- omwille van de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling

Als het schoolbestuur in het kader van de verplichtingen betreffende reaffectatie of wedertewerkstelling de betrekking moet toewijzen aan een vastbenoemd personeelslid dat ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

- door toewijzing van een affectatie, een mutatie of een vaste benoeming van een ander personeelslid

Als het schoolbestuur een vastbenoemd personeelslid in de betrekking muteert

of affecteert, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Als het schoolbestuur op 1 januari een ander personeelslid in de betrekking vast benoemt, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

4. De betrekking kan niet langer gefinancierd of gesubsidieerd worden

Als de betrekking niet meer financierbaar of subsidieerbaar is, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

5. Het personeelslid voldoet niet (meer) aan de aanstellingsvoorwaarden

Als na de aanstelling van het tijdelijke personeelslid blijkt dat hij niet (meer) voldoet aan een of meer van de aanstellingsvoorwaarden, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Voorbeeld

Het personeelslid wordt strafrechtelijk veroordeeld en deze veroordeling leidt tot het tijdelijke of definitief verlies van zijn burgerlijke en politieke rechten. Dit personeelslid voldoet vanaf dat ogenblik niet meer aan de aanstellingsvoorwaarde die stelt dat hij de burgerlijke en politiek rechten moet genieten.

6. Bij het bereiken van de leeftijdsgrens

Als het tijdelijke personeelslid de leeftijdsgrens bereikt die leidt tot pensionering, komt er op het einde van dat schooljaar een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Op deze regel geldt een uitzondering, zodat een personeelslid ook na het bereiken van de leeftijdsgrens een tijdelijke aanstelling kan behouden.

Meer informatie over deze maatregelen vindt u in de omzendbrief Langer werken dan de wettelijke pensioenleeftijd (PERS/2012/05 van 30-07-2012).

7. Bij de definitieve pensionering van het personeelslid

Op ogenblik dat het tijdelijke personeelslid met pensioen gaat, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

4.1.4.2. Einde van de tijdelijke aanstelling door ontslag

De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) kan een tijdelijk personeelslid om bepaalde redenen ontslaan of het tijdelijke personeelslid kan zelf vrijwillig ontslag nemen.

Een ontslag van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur gebeurt:

  • met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen (in het gesubsidieerd onderwijs);
  • om dringende redenen;
  • na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende”.

Deze vormen van ontslag kunnen ook impact hebben op de verwerving van het recht op TADD voor het personeelslid.

1. Ontslag met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen in het gesubsidieerd onderwijs

In het gesubsidieerd onderwijs kan het schoolbestuur een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor bepaalde duur ontslaan met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen.

De redenen voor dit ontslag houden verband met een tekortkoming aan

de plichten van het personeelslid zoals opgenomen in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 9 en volgende).

Het schoolbestuur moet dit ontslag grondig motiveren en dit schriftelijk bezorgen aan het personeelslid. De mededeling van het ontslag vermeldt het begin en de duur van de opzeggingstermijn en gebeurt via een aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na de datum van verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in de academie en het ambt heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt niet meer in aanmerking voor de berekening van het recht op TADD. Het personeelslid behoudt wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft verworven in andere academies van het schoolbestuur en hij kan die aanwenden om in die andere academies het recht op TADD in te roepen, maar niet in de academie waar hij werd ontslagen.

Als het schoolbestuur het tijdelijke personeelslid na zijn ontslag opnieuw aanwerft in de academie waar hij eerder werd ontslagen met een vooropzeg van 30 dagen in het desbetreffende ambt, dan kan hij voor dat ambt weer wel opnieuw een beroep doen op de al eerder gepresteerde dienstanciënniteit. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde dienstanciënniteit als niet bestaande beschouwd.

2. Ontslag om dringende redenen

In het gemeenschapsonderwijs

De directeur kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur om dringende redenen ontslaan bij de vaststelling van een ernstige tekortkoming die het voortduren van de tijdelijke aanstelling onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt.

Het moet gaan om aantoonbare feiten die de directeur, niet langer dan drie werkdagen nadat hij op de hoogte is gesteld van deze feiten, moet meedelen aan het personeelslid via een aangetekende brief die binnen een termijn van drie werkdagen na het ontslag om dringende redenen wordt verzonden.

Het tijdelijke personeelslid kan binnen vijf kalenderdagen vanaf de dag nadat de post de schriftelijke mededeling van de motieven van het ontslag om dringende redenen voor het eerst heeft aangeboden, met een aangetekende brief beroep aantekenen bij de bevoegde kamer van beroep. Als de laatste dag van de voormelde termijn een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn van vijf kalenderdagen verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Als het personeelslid de mededeling met de motieven van het ontslag ontvangt tijdens een periode van ten minste zeven opeenvolgende vakantiedagen, wordt de voormelde periode van vijf kalenderdagen verlengd met de duur van de vakantieperiode.

De raad van bestuur van de scholengroep schorst het tijdelijke personeelslid onmiddellijk preventief vanaf het ogenblik van ontslag.

Als het personeelslid beroep aantekent omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de beroepsprocedure is beëindigd. Deze periode van preventieve schorsing kan nooit langer zijn dan de duur van de oorspronkelijke tijdelijke aanstelling waarop het ontslag betrekking heeft.

Als het personeelslid geen beroep aantekent, omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de termijn om beroep aan te tekenen verstreken is.

Het ontslag om dringende redenen is definitief ofwel na het verstrijken van de beroepstermijn, ofwel nadat de kamer van beroep een definitieve beslissing heeft genomen. 

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het ambt van ontslag in alle academies van de scholengroep heeft verworven tot op het ogenblik van het ontslag, komt na een ontslag om dringende redenen niet meer in aanmerking voor de berekening op het recht op TADD (zie punt 4.2.1.1).

Als de directeur het personeelslid na zijn ontslag toch opnieuw aanwerft in de academie waar hij eerder werd ontslagen omwille van dringende redenen, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen die nodig is om het recht op TADD te verwerven en een positieve beoordeling krijgen (zie punt 4.2.1.1 en 4.2.1.2).

In het gesubsidieerd onderwijs

Het schoolbestuur kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur om dringende redenen ontslaan bij de vaststelling van een ernstige tekortkoming die het voortduren van de tijdelijke aanstelling onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt. Naargelang de aard van deze redenen kan het schoolbestuur beslissen dat dit ontslag betrekking heeft op één, meerdere of al haar academies of andere onderwijsinstellingen.

Het moet gaan om aantoonbare feiten die het schoolbestuur, niet langer dan drie werkdagen nadat het op de hoogte is gesteld van deze feiten, moet meedelen aan het personeelslid worden via een aangetekende brief die binnen een termijn van drie werkdagen na het ontslag wordt verzonden of via gerechtsdeurwaardersexploot.

Het personeelslid kan binnen vijf kalenderdagen vanaf de dag nadat de post de schriftelijke mededeling van de motieven van het ontslag om dringende redenen voor het eerst heeft aangeboden, met een aangetekende brief beroep aantekenen bij de bevoegde kamer van beroep. Als de laatste dag van de voormelde termijn een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn van vijf kalenderdagen verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Als het personeelslid de mededeling met de motieven van het ontslag ontvangt tijdens een periode van ten minste zeven opeenvolgende vakantiedagen, wordt de voormelde periode van vijf kalenderdagen verlengd met de duur van de vakantieperiode.

Het schoolbestuur schorst het tijdelijke personeelslid onmiddellijk preventief vanaf het ogenblik van ontslag.

Als het personeelslid beroep aantekent omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de beroepsprocedure is beëindigd. Deze periode van preventieve schorsing kan nooit langer zijn dan de duur van de oorspronkelijke tijdelijke aanstelling waarop het ontslag betrekking heeft.

Als het personeelslid geen beroep aantekent, omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de termijn om beroep aan te tekenen verstreken is.

Het ontslag om dringende redenen is definitief ofwel na het verstrijken van de beroepstermijn, ofwel nadat de kamer van beroep een definitieve beslissing heeft genomen.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het ambt van ontslag in alle academies van het schoolbestuur heeft verworven tot op het ogenblik van het ontslag, komt na een ontslag om dringende redenen niet meer in aanmerking voor de berekening op het recht op TADD (zie punt 4.2.1.1).

Als het schoolbestuur het personeelslid na zijn ontslag toch opnieuw aanwerft in de academie waar hij eerder werd ontslagen omwille van dringende redenen, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen die nodig is om het recht op TADD te verwerven en een positieve beoordeling krijgen (zie punt 4.2.1.1 en 4.2.1.2).

3. Ontslag na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende”

Een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur wordt na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” door het schoolbestuur ontslagen uit zijn ambt in de academie waar hij deze evaluatie heeft gekregen.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in de academie en het ambt heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt niet meer in aanmerking voor de berekening van het recht op TADD (zie punt 4.2.1.1). Het personeelslid behoudt wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft opgebouwd in andere academies van het schoolbestuur en hij kan die aanwenden om in die andere academies het recht op TADD in te roepen, maar niet in de academie waar hij werd ontslagen.

Als het tijdelijke personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in de academie waar hij eerder werd ontslagen omwille van een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” in het desbetreffende ambt, dan kan hij voor dat ambt wel opnieuw een beroep doen op de al eerder gepresteerde dienstanciënniteit. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde dienstanciënniteit als niet bestaande beschouwd.

4. Vrijwillig ontslag door het personeelslid

Het personeelslid kan zelf ook vrijwillig ontslag nemen.

Bij dit ontslag hoort een opzeggingstermijn van 7 kalenderdagen.

Het personeelslid meldt dit ontslag schriftelijk aan zijn directeur (gemeenschapsonderwijs) of aan zijn schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) en vermeldt daarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn. De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) neemt kennis van dit ontslag door een duplicaat van deze melding te ondertekenen. Het personeelslid kan zijn ontslag ook meedelen via een aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot.

De opzeggingstermijn van 7 kalenderdagen kan in onderling overleg tussen het personeelslid en de directeur (gemeenschapsonderwijs) of het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) ingekort worden. Die instemming blijkt uit een geschrift dat de effectieve datum van de stopzetting van de opdracht vermeldt en dat beide partijen ondertekenen.

Een vrijwillig ontslag heeft voor de berekening van het recht op TADD geen impact op de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid tot op het ogenblik van het ontslag heeft verworven in het ambt bij het schoolbestuur. Als het tijdelijke personeelslid later weer een tijdelijke aanstelling krijgt, komt deze dienstanciënniteit dus nog steeds in aanmerking voor het recht op TADD (zie punt 4.2.1.1).

5. Andere redenen

Naast de hiervoor opgesomde mogelijkheden zijn er nog redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid zonder opzeggingstermijn in de vorm van een definitieve ambtsneerlegging.

U vindt die mogelijkheden voor het gemeenschapsonderwijs terug in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 86) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 60).

4.1.5. Behoud van verworven rechten bij overheveling van een structuuronderdeel of overname van de academie door een ander schoolbestuur

Als een structuuronderdeel of de academie waar het tijdelijke personeelslid is aangesteld, overgenomen wordt door een ander schoolbestuur behoudt het tijdelijke personeelslid onder bepaalde voorwaarden de rechten die hij tot dan heeft verworven bij die academie.

4.1.5.1. Overheveling van een structuuronderdeel

Bij de overheveling van een structuuronderdeel naar een academie van een ander schoolbestuur stellen de betrokken schoolbesturen een schriftelijke overeenkomst op voor elke vestigingsplaats waar een of meer structuuronderdelen worden overgeheveld. Als er ook andere instanties bij de organisatie van het structuuronderdeel betrokken zijn, worden die ook betrokken bij de opstelling van deze overeenkomst.

Deze overeenkomst houdt minstens rekening met:

  • de personeelsleden die in het structuuronderdeel tewerkgesteld zijn in het schooljaar voorafgaand aan de overheveling, en met de omvang van die tewerkstelling;
  • de omvang van de omkadering die met de overheveling gepaard gaat.

Als de betrokken schoolbesturen in de overeenkomst opnemen dat er personeelsleden worden overgenomen bij de overheveling van het structuuronderdeel, gaan deze personeelsleden – op voorwaarde dat ze daar zelf voor kiezen - over naar het schoolbestuur dat het structuuronderdeel overneemt. Het tijdelijke personeelslid dat vrijwillig kiest voor dergelijke overstap wordt tijdelijk personeelslid van het schoolbestuur dat het structuuronderdeel overneemt ten belope van de opdracht waarvoor hij bij zijn nieuwe schoolbestuur wordt aangesteld.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het structuuronderdeel dat wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het schoolbestuur dat het structuuronderdeel overneemt.

Als een scholengroep een structuuronderdeel van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het gesubsidieerd onderwijs beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die het structuuronderdeel overneemt.

Als een schoolbestuur een structuuronderdeel van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het schoolbestuur dat het structuuronderdeel overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het schoolbestuur die het structuuronderdeel overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep of het schoolbestuur dat het structuuronderdeel overneemt.

4.1.5.2. Overname van een academie in het gemeenschapsonderwijs

Bij de overname van een academie door een andere scholengroep, gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van de academie die wordt overgenomen als tijdelijk personeelslid over naar de scholengroep die de academie overneemt.

Bij de overname van een academie van een schoolbestuur van het gesubsidieerd onderwijs gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van de academie die wordt overgenomen, als tijdelijk personeelslid over naar de scholengroep die de academie overneemt als ze daar zelf om verzoeken.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in de academie die wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij de scholengroep die de academie overneemt.

Als een scholengroep een academie van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het gesubsidieerd onderwijs beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die de academie overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het schoolbestuur dat de academie overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep die de academie overneemt.

4.1.5.3. Overname van een academie in het gesubsidieerd onderwijs

Bij de overname van een academie door een ander schoolbestuur gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van de academie die wordt overgenomen als tijdelijk personeelslid over naar het schoolbestuur dat de academie overneemt.

Als de academie die overgenomen wordt tot een ander net behoort dan datgene waartoe ze na de overname zal behoren, kan een tijdelijk personeelslid weigeren om over te stappen naar het andere schoolbestuur.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in de academie die wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het schoolbestuur dat de academie overneemt.

Als een schoolbestuur een academie van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het schoolbestuur dat de academie overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij het schoolbestuur dat de academie overlaat, geldt bij het schoolbestuur dat de academie overneemt.

4.1.6. Praktische schikkingen

De gegevens die u bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur aan uw dossierspecialist personeel moet meedelen, vindt u terug in de omzendbrief Indiensttreding van een tijdelijk personeelslid in het onderwijs: mededeling aan het ministerie van Onderwijs en vorming (PERS/2005/09 van 29-06-2005).

4.2. TIJDELIJKE AANSTELLING VAN DOORLOPENDE DUUR (TADD)

Een tijdelijk personeelslid kan het recht verwerven op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) als hij aan een aantal specifieke voorwaarden voldoet.

Vanaf 1 september 2021 gelden nieuwe voorwaarden waardoor een personeelslid naast de verwerving van een bepaalde dienstanciënniteit ook een positieve beoordeling zal moeten krijgen om het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur te verwerven.

Voor een personeelslid dat al voor 1 september 2021 dienstanciënniteit heeft verworven, geldt onder bepaalde voorwaarden een overgangsmaatregel (zie punt 4.2.3).

Het recht op TADD houdt in dat het personeelslid bij voorrang een tijdelijke aanstelling kan krijgen t.o.v. andere tijdelijke personeelsleden die niet aan deze voorwaarden voldoen.

De tijdelijke aanstelling van doorlopende duur loopt over de schooljaren heen en is mogelijk in een vacante betrekking en in een niet-vacante betrekking.

Daarnaast is een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur eveneens een voorwaarde voor vaste benoeming in een wervingsambt. De omzendbrief 29/11/1999 - 13CC/VB/ml - Vaste benoeming - Procedure, voorwaarden en mededeling aan het departement Onderwijs gaat hier dieper op in.

Het recht op een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur is van toepassing op betrekkingen in een wervingsambt in de instellingen en personeelscategorieën vermeld onder punt 4.

4.2.1. Voorwaarden

Vanaf 1 september 2021 moet een tijdelijk personeelslid aan de volgende voorwaarden voldoen om voor een wervingsambt het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur te verwerven:

  • uiterlijk op 30 juni minstens 290 dagen dienstanciënniteit verwerven, waarvan 200 dagen effectief moeten gepresteerd zijn (zie punt 4.2.1.1);
  • uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het personeelslid de vereiste dienstanciënniteit heeft verworven, voor de gepresteerde diensten in de academie een positieve beoordeling hebben gekregen van de eerste evaluator (zie punt 4.2.1.2).

Deze nieuwe voorwaarden gelden voor het tijdelijke personeelslid dat:

  • op of na 1 september 2021 voor het eerst in dienst komt;
  • op of na 1 september 2021 opnieuw in dienst komt en op 30 juni 2021 minder dan 290 dagen dienstanciënniteit heeft verworven.

Dit betekent dat een tijdelijk personeelslid op basis van de nieuwe voorwaarden voor het eerst het recht op TADD kan verwerven op 1 september 2022.

Daarnaast gelden er overgangsmaatregelen voor tijdelijke personeelsleden die uiterlijk op 30 juni 2020 of op 30 juni 2021 aan specifieke voorwaarden voldoen (zie punt 4.2.3).

4.2.1.1. Voorwaarde betreffende dienstanciënniteit

Om het recht op TADD te kunnen laten gelden moet het tijdelijke personeelslid een dienstanciënniteit verworven hebben van ten minste 290.

Van deze 290 dagen moeten er daarenboven minstens 200 dagen effectief gepresteerd zijn.

4.2.1.1.1. Berekening van de dienstanciënniteit

Een personeelslid moet ten minste 290 dagen dienstanciënniteit hebben opgebouwd om een recht op TADD te verwerven. Van deze 290 dagen moeten er 200 effectief gepresteerd zijn. Hierna gaan we dieper in op de principes die van toepassing zijn bij de berekening van de dienstanciënniteit.

Bij de berekening van de dienstanciënniteit zijn zowel het ambt waarin het personeelslid de diensten presteert als het bekwaamheidsbewijs van het personeelslid van belang.

4.2.1.1.1.1. Per ambt

De dienstanciënniteit geldt steeds per ambt. Om het recht op TADD te verwerven voor een bepaald ambt moet de dienstanciënniteit verworven zijn in dit specifieke ambt.

De diensten die werden gepresteerd in verschillende ambten kunnen dus nooit worden samengeteld.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid oefent een opdracht uit in het ambt van leraar (11/22) en in het ambt van administratief medewerker (19/38).

De prestaties die het personeelslid in beide ambten opbouwt, mogen niet samengenomen worden voor het recht op TADD.

De dienstanciënniteit die het personeelslid opbouwt in het ambt van leraar geldt enkel voor de verwerving van het recht op TADD in het ambt van leraar.

De dienstanciënniteit die het personeelslid opbouwt in het ambt van administratief medewerker geldt enkel voor de verwerving van het recht op TADD in het ambt van administratief medewerker.

4.2.1.1.1.2. Volgens indeling van het bekwaamheidsbewijs

Het personeelslid kan het recht op TADD echter alleen maar laten gelden voor het ambt waarvoor hij over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs beschikt en dit uiterlijk op 1 september van het schooljaar waarin hij het recht wil laten gelden. Het recht op TADD kan bijgevolg niet gelden voor een ambt, waarvoor het personeelslid slechts over een "ander" bekwaamheidsbewijs beschikt of waarvoor het personeelslid nog in de loop van het schooljaar een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs verwerft.

Voor het ambt van leraar moet bij het vaststellen van de dienstanciënniteit wel steeds onderscheid gemaakt worden tussen de prestaties die geleverd zijn met een vereist bekwaamheidsbewijs en een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs.

Aanstelling in een vak op basis van een vereist bekwaamheidsbewijs

Voor de berekening van de dienstanciënniteit voor een aanstelling in een vak op basis van een vereist bekwaamheidsbewijs komen volgende diensten in aanmerking:

  • alle diensten gepresteerd in de vakken waarvoor het personeelslid het vereiste bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) heeft;
  • alle diensten gepresteerd in een vak waarvoor hij een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs (VO of OM/VO) heeft.

Aanstelling in een vak op basis van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs

Voor de berekening van de dienstanciënniteit voor een aanstelling in een vak op basis van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs (VO of OM/VO) komen alleen de diensten in aanmerking die gepresteerd zijn in dat specifieke vak.

Bij ambtshalve of individuele concordantie van een vak waarin het personeelslid diensten heeft gepresteerd, gelden die diensten als gepresteerd in het ‘nieuwe’ vak.

Meer informatie over concordantie vindt u in de omzendbrief “Ambtshalve en individuele concordanties in het deeltijds kunstonderwijs vanaf 1 september 2018” (DKO/2018/02 van 07-05-2018).

Diensten verworven op basis van een “ander” bekwaamheidsbewijs kunnen wel meetellen als het personeelslid op het ogenblik dat hij het recht op TADD daadwerkelijk wilt uitoefenen voor het ambt en vak over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs beschikt.

4.2.1.1.2. Berekeningswijze

Het personeelslid moet minstens 290 dagen dienstanciënniteit hebben verworven, waarvan er 200 dagen effectief gepresteerd zijn.

290 dagen dienstanciënniteit

De 290 dagen dienstanciënniteit worden berekend volgens artikel 4 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 6 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.

De dienstanciënniteit omvat alle kalenderdagen met inbegrip van zaterdagen, zondagen, wettelijke verlofdagen, schoolvakanties en verloven die gelijkgesteld zijn met dienstactiviteit, die binnen de periode van aanstelling van het tijdelijke personeelslid vallen.

Het aantal dagen mag hier echter niet worden vermenigvuldigd met 1,2.

Diensten met onvolledige prestaties worden op dezelfde manier in aanmerking genomen als diensten met volledige prestaties, op voorwaarde dat de prestaties ten minste de helft bedragen van het aantal uren vereist voor een betrekking met volledige prestaties.

Het aantal dagen gepresteerd in een betrekking die minder dan de helft bedraagt van het aantal uren vereist voor een betrekking met volledige prestaties, wordt gedeeld door twee.

De diensten moeten gepresteerd zijn in hoofdambt. In het deeltijds kunstonderwijs komen ook diensten gepresteerd in bijbetrekking in aanmerking.

200 dagen effectief gepresteerd

Deze berekening verloopt op dezelfde wijze als de berekening van de 290 dagen dienstanciënniteit, met dit verschil dat hier enkel de periodes in aanmerking worden genomen waarin het personeelslid effectieve prestaties heeft verricht.

Onder effectieve prestaties wordt verstaan: alle kalenderdagen met inbegrip van zaterdagen, zondagen, wettelijke verlofdagen en schoolvakanties die binnen de periode van aanstelling vallen.

Periodes van ziekteverlof, omstandigheidsverlof, enz. komen bijgevolg niet in aanmerking voor de berekening van de effectieve prestaties.

Om het recht op TADD te bepalen, worden de volgende periodes wel meegerekend voor de vaststelling van de 200 dagen effectieve prestaties en dit tot een maximum van 70 dagen:

  • het zwangerschapsverlof;
  • de periode van verwijdering uit een risico in het kader van de bedreiging door een beroepsziekte;
  • de periode van moederschapsbescherming.

Uiteraard moeten deze dagen binnen de aanstellingsperiode van het personeelslid vallen.

Tijdelijke personeelsleden die aangesteld zijn in de periode 1 september - 30 juni kunnen maximaal 303 (of 304 in een schrikkeljaar) dagen dienstanciënniteit per schooljaar verwerven. Tijdelijke personeelsleden die aangesteld zijn tot 31 augustus (bv. de administratief medewerker) kunnen maximaal 360 dagen dienstanciënniteit per schooljaar verwerven. Hou er wel rekening mee dat om het recht op TADD te verwerven, de dienstanciënniteit steeds uiterlijk op 30 juni van het schooljaar wordt bekeken.

Opmerking

  • In het gemeenschapsonderwijs komen alleen de diensten gepresteerd na 1 september 1988 in aanmerking;
  • In het gesubsidieerd onderwijs komen alleen de diensten gepresteerd na 1 september 1985 in aanmerking.

4.2.1.1.3. Berekeningsdatum

De dienstanciënniteit wordt vastgesteld op 30 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin het personeelslid het recht laat gelden.

Dit betekent dat om op 1 september het recht op een TADD te kunnen inroepen, het personeelslid de vereiste 290 en 200 dagen ten laatste moet verworven hebben op 30 juni van het voorgaande schooljaar.

4.2.1.1.4. Waar moet de dienstanciënniteit gepresteerd zijn?

Niet alle gepresteerde diensten tellen mee om het recht op TADD te verwerven. Het is belangrijk om na te gaan in welke academies en bij welk schoolbestuur de diensten gepresteerd werden.

Voor het recht op TADD in een academie komen alleen de prestaties in aanmerking die het personeelslid heeft gepresteerd in academies van dezelfde scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of in academies van hetzelfde schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs).

4.2.1.2. De beoordeling

Om het recht op TADD te verwerven, zal een tijdelijk personeelslid naast de vereiste dienstanciënniteit (zie punt 4.2.1.1) uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij in de academie(s) die dienstanciënniteit verwerft een positieve beoordeling moeten krijgen van zijn eerste evaluator (zie punt 4.2.1.2.1).

De eerste evaluator kan drie vormen van beoordeling hanteren: een positieve beoordeling, een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling.

4.2.1.2.1. De positieve beoordeling

Als de eerste evaluator oordeelt dat het personeelslid voldoet, geeft de eerste evaluator aan het tijdelijke personeelslid bij het bereiken van de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD - en uiterlijk op 30 juni van dat schooljaar - een positieve beoordeling.

De positieve beoordeling houdt in dat het personeelslid de dienstanciënniteit die hij in het ambt in de academie heeft verworven in aanmerking kan nemen om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD (zie punt 4.2.1.1).

Als het tijdelijke personeelslid uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD verwerft (zie punt 4.2.1.1) geen beoordeling heeft gekregen, dan is het alsof het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen. Dit houdt dan in dat het personeelslid de prestaties die hij in de academie in het ambt heeft verworven kan aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Ook de dienstanciënniteit die het personeelslid verworven heeft in de academie of academies van hetzelfde schoolbestuur waar hij uiterlijk 30 juni geen beoordeling heeft gekregen, komt in aanmerking voor deze kandidaatstelling voor het recht op TADD.

Krijgt het personeelslid uiterlijk 30 juni een andere beoordeling – een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling – dan kan het personeelslid de dienstanciënniteit waarvoor die beoordeling geldt nog niet aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD. Dat zal dan slechts mogelijk zijn onder bepaalde voorwaarden (zie punt 4.2.1.2.2 en 4.2.1.2.3).

4.2.1.2.2. De beoordeling met werkpunten

De eerste evaluator kan ook oordelen dat het personeelslid nog niet klaar is om het recht op TADD te verwerven, omdat hij nog werkpunten heeft waarvoor hij zich moet inzetten en waarvoor bijkomende begeleiding nodig is. Hij kent dan aan het personeelslid een beoordeling met werkpunten toe. De eerste evaluator maakt dan een verslag op waarin hij deze beslissing en de werkpunten opneemt, samen met het traject dat het tijdelijke personeelslid tijdens de aanvangsbegeleiding heeft afgelegd.

Een beoordeling met werkpunten heeft tot gevolg dat het personeelslid de dienstanciënniteit die hij in de academie in het ambt heeft verworven niet in aanmerking kan nemen om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Als het personeelslid het niet eens is met deze beoordeling met werkpunten kan hij verhaal halen bij het schoolbestuur. Het schoolbestuur gaat na of de beoordeling met werkpunten redelijk is en dit het uitstel van het recht op TADD rechtvaardigt. Het schoolbestuur kan de beoordeling met werkpunten enkel bevestigen of vernietigen. Als een van de betrokken partijen aan het schoolbestuur vraagt om gehoord te worden, hoort het schoolbestuur zowel het betrokken personeelslid als de eerste evaluator voordat het een beslissing neemt.

Een personeelslid dat een beoordeling met werkpunten heeft gekregen, heeft het daaropvolgende schooljaar of later in het ambt waarvoor hij de beoordeling met werkpunten kreeg, recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in een academie van het schoolbestuur. Dit moet toelaten dat het personeelslid ook effectief de vastgestelde werkpunten kan aanpakken en zo toch nog het recht op TADD kan verwerven. Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Het schoolbestuur kan dit recht op een tijdelijke aanstelling van een tijdelijk personeelslid met werkpunten dan ook pas toepassen nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen wordt toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden een betrekking toewijzen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling toepassen;
  • de personeelsleden met het recht op TADD in dienst houden of een aanstelling geven.

Zijn er na die verplichtingen nog vacatures toe te wijzen, dan moeten die bij voorrang gaan naar de tijdelijke personeelsleden met een beoordeling met werkpunten.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer academies van het schoolbestuur.

Als een tijdelijk personeelslid na de beoordeling met werkpunten in een academie van het schoolbestuur opnieuw een tijdelijke aanstelling krijgt in een betrekking in het betrokken ambt, moet hij in dat ambt nog bijkomend 200 dagen effectieve prestaties extra verrichten om zich kandidaat te kunnen stellen voor het recht op TADD.

Tijdens deze bijkomende periode heeft het personeelslid recht op een aangepast traject van aanvangsbegeleiding, waarbij de focus ligt op de werkpunten die tijdens de beoordeling aan bod zijn gekomen en die in het verslag van de beoordeling met werkpunten zijn opgenomen. Bij het bereiken van de bijkomende 200 dagen effectieve prestaties kent de eerste evaluator uiterlijk op 30 juni van het schooljaar opnieuw een beoordeling toe. Hij kan dan kiezen uit twee mogelijkheden: een positieve beoordeling of een negatieve beoordeling.

Bij een positieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de in de academie in het ambt verworven dienstanciënniteit aanwenden om zich kandidaat stellen voor het recht op TADD. Als het personeelslid van de eerste evaluator geen beoordeling krijgt, geldt dit als een positieve beoordeling.

Bij een negatieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de in de academie in het ambt verworven dienstanciënniteit niet aanwenden om zich kandidaat stellen voor het recht op TADD (zie punt 4.2.1.2.3).

4.2.1.2.3. De negatieve beoordeling

De derde vorm van beoordeling die de eerste evaluator kan toekennen, is een negatieve beoordeling. De eerste evaluator is dan van mening dat het tijdelijke personeelslid niet voldoet voor een nieuwe tijdelijke aanstelling en ook niet in aanmerking komt om het recht op TADD te verwerven.

Als het personeelslid het niet eens is met deze negatieve beoordeling kan hij verhaal halen bij het schoolbestuur. Het schoolbestuur gaat na of de negatieve beoordeling redelijk is en dit het weigeren van het recht op TADD rechtvaardigt. Het schoolbestuur kan de negatieve beoordeling enkel bevestigen of vernietigen. Als een van de betrokken partijen aan het schoolbestuur vraagt om gehoord te worden, hoort het schoolbestuur zowel het betrokken personeelslid als de eerste evaluator voordat het een beslissing neemt.

Bij een negatieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de dienstanciënniteit die hij in de academie in het ambt heeft verworven, niet aanwenden om zich bij het schoolbestuur kandidaat te stellen voor het recht op TADD in het ambt in kwestie. Het personeelslid kan in deze academie het recht op TADD ook niet inroepen via de dienstanciënniteit die hij heeft verworven in andere academies van hetzelfde schoolbestuur.

Pas als het personeelslid opnieuw een tijdelijke aanstelling krijgt in de academie komt de eerder in die academie verworven dienstanciënniteit weer in aanmerking voor het recht op TADD. De negatieve beoordeling houdt dus niet in dat het personeelslid zich nadien in de academie waar hij deze beoordeling heeft gekregen, niet meer kan kandidaat stellen voor een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur.

Als de directeur (in het gemeenschapsonderwijs) of het schoolbestuur (in het gesubsidieerd onderwijs) beslist om een personeelslid, dat eerder van de eerste evaluator een negatieve beoordeling heeft gekregen voor de prestaties die hij in een ambt in de academie heeft verricht en zich later opnieuw kandidaat stelt voor een tijdelijke aanstelling in die academie, in die academie in het betrokken ambt een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur toe te wijzen, dan wordt de eerdere negatieve beoordeling omgezet in een beoordeling met werkpunten. Het personeelslid moet dan in het betrokken ambt in de academie bijkomend 200 dagen effectieve dagen presteren, onder de voorwaarden die gelden t.a.v. een beoordeling met werkpunten, voordat hij in aanmerking komt voor het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (zie punt 4.2.1.2).

4.2.1.2.4. Lokale afspraken over de beoordeling

In het bevoegde lokale comité kunnen op het niveau van het schoolbestuur afspraken worden gemaakt over de beoordeling.

Deze afspraken kunnen gaan over de wijze waarop het instrument van beoordeling binnen de academies van het schoolbestuur wordt gehanteerd (bv. afstemmen van de beoordeling als een tijdelijk personeelslid in meerdere academies presteert, opvolgen van de tijdelijke personeelsleden via uitwisseling van informatie, aanstellen van een personeelslid met een beoordeling met werkpunten, …). Deze afspraken kunnen weliswaar nooit afbreuk doen aan de decretale bepalingen met betrekking tot het verwerven van het recht op TADD.

Ongeacht de afspraken die op lokaal vlak gemaakt worden, moet bij de toekenning van een beoordeling alleszins rekening gehouden worden met de volgende principes:

-als een tijdelijk personeelslid gespreid over meerdere schooljaren in eenzelfde ambt voor bepaalde duur is aangesteld in een of meer academies van het schoolbestuur, kan aan dat personeelslid door een of meer eerste evaluatoren gedurende die opeenvolgende schooljaren slechts twee maal een negatieve beoordeling of combinatie van een beoordeling met werkpunten en negatieve beoordeling worden toegekend. Dat betekent dat als het personeelslid in een academie van het schoolbestuur opnieuw tijdelijk wordt aangesteld voor bepaalde duur in een ambt waarvoor hij eerder al twee negatieve beoordelingen heeft gekregen, ofwel een beoordeling met werkpunten gevolgd door een negatieve beoordeling heeft gekregen, ofwel een negatieve beoordeling gevolgd door een beoordeling met werkpunten heeft gekregen, dan kan de eerste evaluator in een academie in dat ambt geen derde beoordeling meer geven als dat een negatieve beoordeling of een beoordeling met werkpunten zou zijn. Als de eerste evaluator van dit tijdelijke personeelslid dan van mening is dat het personeelslid niet in aanmerking komt voor een nieuwe of een verdere tijdelijke aanstelling, dan kan hij dit enkel verhinderen via de procedure van een evaluatie met eindconclusie onvoldoende;

- als een tijdelijk personeelslid in hetzelfde ambt een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur heeft in meerdere academies van het schoolbestuur, dan tellen alle negatieve beoordelingen en beoordelingen met werkpunten die in hetzelfde schooljaar zijn toegekend voor de toepassing van het hiervoor vermelde principe samen slechts als één beoordeling.

Voorbeelden

Voorbeeld 1

Een tijdelijk personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2021-2022 een TABD-aanstelling in het ambt van leraar voor 18/20 in academie A van schoolbestuur X. Dit personeelslid krijgt van de eerste evaluator op 30 juni 2022 in school A een negatieve beoordeling.

Het personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2022-2023 een TABD-aanstelling in het ambt van leraar voor 12/20 in academie B van schoolbestuur X. Dit personeelslid krijgt van de eerste evaluator in school B op 30 juni 2023 een negatieve beoordeling.

Als dit personeelslid in het ambt van leraar opnieuw een TABD-aanstelling krijgt op of na 1 september 2023 in een academie van hetzelfde schoolbestuur X en de eerste evaluator is ook dan van mening dat het personeelslid niet geschikt is voor een verdere tijdelijke aanstelling, dan kan hij geen negatieve beoordeling of beoordeling met werkpunten meer toekennen. De eerste evaluator moet dan gebruik maken van de evaluatieprocedure en desgevallend een evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” toekennen.

Voorbeeld 2

Een tijdelijk personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2021-2022 een TABD-aanstelling in het ambt van leraar voor 12/20 in academie A van schoolbestuur Y en krijgt van de eerste evaluator op 30 juni 2022 een negatieve beoordeling.

Dit tijdelijke personeelslid heeft in hetzelfde schooljaar 2021-2022 eveneens een TABD-aanstelling in het ambt van leraar voor 10/20 in academie B van schoolbestuur Y. Daar krijgt het personeelslid van de eerste evaluator een beoordeling met werkpunten.

Kan dit personeelslid het daaropvolgende schooljaar bij een nieuwe TABD-aanstelling in het ambt van leraar in een academie van schoolbestuur Y nog een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling krijgen?

Ja, want de negatieve beoordeling en de beoordeling met werkpunten die zijn toegekend tijdens hetzelfde schooljaar 2021-2022 tellen in dit geval als 1 beoordeling voor het ambt van leraar. Het personeelslid kan het volgende schooljaar of later dus nog een negatieve beoordeling of een beoordeling met werkpunten krijgen bij een TABD-aanstelling in het ambt van leraar in een academie van schoolbestuur Y.

4.2.1.3. Kandidaatstelling en ingangsdatum

Om beroep te doen op zijn recht op TADD moet het personeelslid kandideren vóór 15 juni van het schooljaar waarin hij aan de gestelde voorwaarden voldoet.

Een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs kandideert bij de raad van bestuur van de scholengroep waar hij zijn recht op TADD wil laten gelden. Het personeelslid kan dat naar keuze doen via een aangetekende brief of op een wijze die door het college van directeurs, na onderhandeling in het bevoegde onderhandelingscomité, wordt vastgelegd. Als de scholengroep een eigen systeem van kandidaatstelling hanteert, moet dat systeem wat tegenstelbaarheid betreft minimaal dezelfde garanties bieden als een aangetekende brief. De raad van bestuur deelt de mogelijkheden van mededeling van de kandidaatstelling mee aan alle personeelsleden en maakt dit ook openbaar.

Een personeelslid van het gesubsidieerd onderwijs kandideert bij het schoolbestuur waar hij zijn recht op TADD wil laten gelden. Het personeelslid kan dat naar keuze doen via een aangetekende brief of op een wijze die door het schoolbestuur, na onderhandeling in het bevoegde onderhandelingscomité, wordt vastgelegd. Als het schoolbestuur een eigen systeem van kandidaatstelling hanteert, moet dat systeem wat tegenstelbaarheid betreft minimaal dezelfde garanties bieden als een aangetekende brief. Het schoolbestuur deelt de mogelijkheden van mededeling van de kandidaatstelling mee aan alle personeelsleden en maakt dit ook openbaar.

Als de kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet, geldt dit als een doorlopende kandidaatstelling voor het recht op TADD over de schooljaren heen. De kandidaatstelling blijft dus onmiddellijk over de schooljaren heen gelden, ook als het personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het schooljaar volgend op de kandidaatstelling.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september volgend op de kandidaatstelling.

Om vanaf 1 september het recht op TADD te laten gelden, moet het personeelslid voor het ambt waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld:

  • op 30 juni van het voorafgaande schooljaar aan de voorwaarden betreffende dienstanciënniteit en beoordeling voldoen (zie punt 4.2.1.1 en 4.2.1.2)
  • en uiterlijk op 1 september van het schooljaar waarin hij het recht wil laten gelden, beschikken over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt.

Het personeelslid met een recht op TADD dat de betrekking niet effectief kan opnemen omwille van ziekte, arbeidsongeval of moederschapsrust, behoudt dit recht. Het personeelslid kan worden aangesteld en voor de duur van de afwezigheid volgens de geldende regels vervangen worden. Na de afwezigheid neemt het personeelslid de hem toegewezen betrekking effectief op.

4.2.1.4. Voorbeelden impact beoordeling

Voorbeeld 1

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van leraar voor 18/22 in het vak ‘beeldatelier’ (VE) in academie A van een schoolbestuur met meerdere academies. 

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar in het vak ‘beeldatelier’ (VE) in academie A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 3 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in academie A een positieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar als hij zich voor 15 juni van het schooljaar kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van het volgende schooljaar voor het ambt van leraar in alle academies van hetzelfde schoolbestuur voor de vakken waarvoor het personeelslid een vereist bekwaamheidsbewijs heeft.

Voorbeeld 2

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van leraar in de vakken ‘instrument: jazz-pop-rock: klarinet’ (VE) en ‘Muzikale en culturele vorming’ (VO) in twee academies van hetzelfde schoolbestuur.

Het personeelslid oefent volgende opdrachten uit:

  • academie A: 11/22 ‘instrument: jazz-pop-rock: klarinet’ (VE)
  • academie B: 11/22 ‘Muzikale en culturele vorming’ (VO)

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar in academie A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 3 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in academie A een positieve beoordeling.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar in academie B 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in academie B een positieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar als hij zich voor 15 juni van het schooljaar kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van het volgende schooljaar voor het ambt van leraar in alle academies van hetzelfde schoolbestuur voor de vakken waarvoor het personeelslid een vereist bekwaamheidsbewijs heeft en voor het vak ‘Muzikale en culturele vorming’ waarvoor het personeelslid een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs heeft.

Voorbeeld 3

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van leraar ‘initiatie tekenen’ (VE) voor 11/20 in een academie C van een schoolbestuur.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar in academie C 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in academie C een beoordeling met werkpunten.

Het personeelslid voldoet in academie C niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar vermits hij een beoordeling met werkpunten heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties in academie C nog niet in aanmerking komen voor het recht op TADD.

Het personeelslid moet bijkomend 200 dagen effectieve prestaties verwerven als leraar om alsnog het recht op TADD te verwerven.

Dit personeelslid heeft daartoe tijdens het volgende schooljaar (schooljaar 2) of later recht op een nieuwe TABD-aanstelling.

Tijdens het schooljaar 2 wordt het personeelslid weer aangesteld in een betrekking van leraar voor 12/20‘initiatie tekenen’ (VE) in academie C van hetzelfde schoolbestuur Y en heeft op 30 juni van dat schooljaar2 de vereiste 200 dagen effectieve prestaties verworven.

Op 4 juni van het schooljaar 2 krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in academie C een positieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet dan aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar als hij zich voor 15 juni van het schooljaar 2 kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van het volgende schooljaar voor het ambt van leraar in alle academies van hetzelfde schoolbestuur voor de vakken waarvoor het personeelslid een vereist bekwaamheidsbewijs heeft.

Voorbeeld 4

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van leraar ‘instrument: jazz-pop-rock: piano’ (VE) voor 14/22 in een academie B van een schoolbestuur met meerdere academies.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar in academie B 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in academie B een negatieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet in academie B niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar vermits hij een negatieve beoordeling heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties in academie B niet in aanmerking komen voor het recht op TADD en dit in geen enkele van de academies van hetzelfde schoolbestuur.

Voorbeeld 5

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van leraar in twee academies die tot eenzelfde schoolbestuur behoren. Het personeelslid oefent volgende opdrachten uit:

  • academie A: 10/20 ‘theater’ (VE)
  • academie B: 10/20 ‘theater’ (VE)

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar in het vak ‘theater’ in academie A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 3 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in academie A een positieve beoordeling.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar in het vak ‘theater’ in academie B 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in academie B een negatieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet in academie B niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar vermits hij een negatieve beoordeling heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties in academie B niet in aanmerking komen voor het recht op TADD als leraar en dit in geen enkele van de academies van hetzelfde schoolbestuur.

Het personeelslid voldoet in academie A wel aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar als hij zich voor 15 juni van het schooljaar kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van schooljaar 2voor het ambt van leraar in de academies van hetzelfde schoolbestuur voor alle vakken waarvoor het personeelslid een vereist bekwaamheidsbewijs heeft, maar niet in academie B want daar kreeg het personeelslid een negatieve beoordeling. Het personeelslid kan het recht op TADD dat hij in academie A heeft verworven daarom ook niet aanwenden om in academie B van hetzelfde schoolbestuur een TADD-aanstelling te claimen.

4.2.2. Waarvoor en waar geldt het recht op TADD?

Het recht op tijdelijke aanstelling van doorlopende duur geldt t.a.v. het ambt waarin en in de academie of academies waarvoor het personeelslid het recht op TADD heeft verworven en voor elke vacante betrekking en niet-vacante betrekking in dat ambt.

Dat betekent dat een tijdelijk personeelslid het recht op TADD dus enkel kan inroepen in de academie of academies waar het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen voor de prestaties die het personeelslid in die academie of academies presteerde. Het recht op TADD geldt daarnaast ook in de academie of academies waar het personeelslid op 30 juni geen beoordeling heeft gekregen of geen prestaties heeft geleverd.

Gaat het om het ambt van leraar dan geldt het recht op TADD als volgt:

  • het recht geldt voor alle vakken waarvoor het personeelslid als leraar over een vereist bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) beschikt;
  • als het recht op TADD werd verworven in een vak waarvoor het personeelslid over een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs (VO of OM/VO) beschikt, geldt dit recht niet alleen voor dit vak, maar ook voor alle vakken waarvoor het personeelslid over een vereist bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) beschikt.

Zowel tijdelijke personeelsleden als deeltijds vastbenoemde personeelsleden kunnen het recht op TADD laten gelden op elke vacature die in de loop van het schooljaar ontstaat.

Dit geldt niet als het personeelslid al als titularis is aangesteld voor een voltijdse betrekking in het ambt waarvoor hij het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur heeft verworven.

Voorbeeld

Een personeelslid heeft een recht op TADD verworven voor het ambt van leraar. Bij het begin van het schooljaar wordt het personeelslid aangesteld in de vervanging van een begeleider. In de loop van het schooljaar wordt een betrekking van leraar vacant. Het personeelslid kan zijn recht op TADD laten gelden voor dit ambt van leraar.

Opgelet
Het recht op TADD geldt niet voor een tijdelijke aanstelling in volgende situaties:

- Uitbreiding van TADD bij langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen

Een personeelslid dat de goedkeuring heeft gekregen om een langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen op te nemen, kan geen uitbreiding van zijn tijdelijke aanstelling krijgen vergeleken met de toestand aan de vooravond van het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen. Dit principe geldt eveneens voor een personeelslid dat met langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen is en het recht op tijdelijke aanstelling met doorlopende duur (TADD) heeft of tijdens zijn langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen het recht op TADD vergaart. Dit personeelslid kan dit recht op TADD slechts inroepen voor een tijdelijke aanstelling die beperkt is tot het volume van zijn tijdelijke aanstelling aan de vooravond van het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen.
Meer informatie over dit verlof vindt u in de omzendbrief PERS/2007/07 van 21-09-2007- Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.

- Tijdelijke aanstelling via verlof TAO

Een vastbenoemd personeelslid kan niet voor doorlopende duur worden aangesteld in de opdracht die hij via het verlof TAO (tijdelijk andere opdracht) in een wervingsambt uitoefent. Het personeelslid verwerft wel dienstanciënniteit in het ambt dat hij op deze wijze tijdelijk uitoefent. Het vastbenoemde personeelslid kan de dienstanciënniteit die hij via het verlof TAO heeft opgebouwd ook aanwenden om in het desbetreffende ambt het recht op TADD in te roepen. Het vastbenoemde personeelslid kan het recht op TADD enkel effectief uitoefenen als hij op het ogenblik dat hem een betrekking wordt aangeboden, bij zijn schoolbestuur een afwezigheid voor verminderde prestaties (AVP) vraagt en krijgt. Op deze wijze oefent het personeelslid zijn recht op TADD uit als een ‘zuiver’ tijdelijk personeelslid.
Men mag in deze niet uit het oog verliezen dat het nemen van een AVP geen recht is. Het is dus mogelijk dat het personeelslid zijn recht op TADD niet kan uitoefenen als zijn schoolbestuur de AVP niet toestaat.

Het recht geldt in alle academies van de scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) waar het personeelslid zijn dienstanciënniteit heeft verworven.

4.2.3. Overgangsmaatregelen TADD

Voor tijdelijke personeelsleden die al voor 30 juni 2021 prestaties hebben geleverd in een ambt en aan bepaalde voorwaarden voldoen, gelden de nieuwe voorwaarden voor TADD op of na 1 september 2021 niet.

Een tijdelijk personeelslid zal beroep kunnen doen op een overgangsmaatregel als het personeelslid behoort tot een van de volgende vijf categorieën:

  • Categorie 1 heeft uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en geen beoordeling met werkpunten (punt 4.2.3.1);

  • Categorie 2 heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en geen beoordeling met werkpunten (punt 4.2.3.2);

  • Categorie 3 heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en een beoordeling met werkpunten (punt 4.2.3.3);

  • Categorie 4 heeft uiterlijk op 30 juni 2021 minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven (punt 4.2.3.4);

  • Categorie 5 wordt op 1 juli 2021 vast benoemd in een ambt waarvoor hij op 30 juni 2021 het recht op TADD nog niet heeft verworven (punt 4.2.3.5).

Personeelsleden die al voor 1 september 2021 dienstanciënniteit hebben verworven in een ambt en niet onder een van de voormelde categorieën vallen, kunnen bij een tijdelijke aanstelling op of na 1 september 2021 het recht op TADD verwerven op basis van de nieuwe voorwaarden. De eerder verworven dienstanciënniteit blijft daarbij alvast gelden.

Als bijlage bij deze omzendbrief vindt u een schematisch overzicht van deze overgangsmaatregelen (zie bijlage 1 “Overgangsmaatregelen TADD”).

Opgelet:
Een personeelslid kan slechts beroep doen op één overgangsmaatregel.

Er is geen combinatie mogelijk van een van deze overgangsmaatregelen met de nieuwe regel of tussen de overgangsmaatregelen onderling.

Als het personeelslid het recht op TADD verworven heeft voor het ambt van leraar en later dit recht wil laten gelden voor een (ander) vak of (andere) specialiteit waarvoor hij over een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs beschikt, dan gebeurt dit niet meer volgens de overgangsmaatregel die voor hem geldt maar wel volgens de generieke regel. Het volstaat dan dat het personeelslid in dat vak of die specialiteit 290 dagen dienstanciënniteit verwerft waarvan 200 dagen effectief werden gepresteerd.
Vermits het personeelslid voor het ambt van leraar reeds het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur verworven heeft, hoeft er immers geen nieuwe beoordeling meer toegekend worden bij het verwerven van de voormelde dienstanciënniteit.

Daarnaast blijven ook de overgangsmaatregelen van toepassing voor personeelsleden die op 30 juni 2019 of 30 juni 2020 aan specifieke voorwaarden voldeden (zie bijlage 2 “Overgangsmaatregelen TADD op 30 juni 2019 en 30 juni 2020”). Een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van een van deze overgangsmaatregelen voldoet en tot op heden nog geen TADD-aanstelling heeft verkregen of opgenomen, kan hier dus nog steeds beroep op doen.

4.2.3.1. Categorie 1: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en geen beoordeling met werkpunten

4.2.3.1.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer academies van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2020 voor het betrokken ambt geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2020 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn;
  • tijdens het schooljaar 2020-2021 of later in een of meer academies van dezelfde scholengroep niet als TADD aangesteld zijn in het ambt waarvoor voormelde voorwaarden gelden.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 4.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het ambt in de academies van de scholengroep.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregelen voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

4.2.3.1.2. In het gesubsidieerd onderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer academies van hetzelfde schoolbestuur, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2020 voor het betrokken ambt geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2020 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn;
  • tijdens het schooljaar 2020-2021 of later in een of meer academies van hetzelfde schoolbestuur niet als TADD aangesteld zijn in het ambt waarvoor voormelde voorwaarden gelden.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 4.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle academies van hetzelfde schoolbestuur.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregel voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

4.2.3.2. Categorie 2: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljarenminstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en geen beoordeling met werkpunten

4.2.3.2.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat uiterlijk op 30 juni 2021 voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer academies van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • voor het betrokken ambt na 1 september 2019 en uiterlijk 30 juni 2021 geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 4.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in de academies van dezelfde scholengroep.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregel voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

4.2.3.2.2. In het gesubsidieerd onderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat uiterlijk op 30 juni 2021 voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer academies van hetzelfde schoolbestuur, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • voor het betrokken ambt na 1 september 2019 en uiterlijk 30 juni 2021 geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 4.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle academies van hetzelfde schoolbestuur.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregel voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

4.2.3.3. Categorie 3: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en een beoordeling met werkpunten

4.2.3.3.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijk personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het betrokken ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer academies van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2021 voor het betrokken ambt van de eerste evaluator een beoordeling met werkpunten gekregen hebben;
  • na 31 augustus 2021 tijdelijk aangesteld worden in het betrokken ambt in een of meer academies van dezelfde scholengroep.

Dit personeelslid verwerft op 1 september 2022 of later het recht op TADD op voorwaarde dat het personeelslid op 30 juni 2022 of later in een of meer academies van dezelfde scholengroep bijkomend 200 dagen effectieve prestaties heeft verworven in het ambt.

Daartoe heeft het personeelslid in de scholengroep in het ambt een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur nodig.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen vóór het schooljaar 2020-2021 – dus uiterlijk op 30 juni 2020 -, dan komt het aan de directeur van de academie toe om te beslissen of het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later al of niet een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgt.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen tijdens het schooljaar 2020-2021 en uiterlijk op 30 juni 2021, dan heeft het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later in een of meer academies van de scholengroep recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om op basis van een aangepast traject van aanvangsbegeleiding aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer academies van de scholengroep.

Bij een nieuwe aanstelling van het personeelslid in het betrokken ambt wordt, conform de werkpunten die de eerste evaluator in het verslag van de beoordeling heeft opgenomen, een aangepast traject van aanvangsbegeleiding opgesteld dat het personeelslid tijdens de bijkomende periode van 200 dagen effectieve prestaties moet volgen.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 4.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dan voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in de academies van dezelfde scholengroep.

Deze overgangsmaatregel blijft ook na 1 september 2021 van toepassing zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt op deze principes kan beroepen.

4.2.3.3.2. In het gesubsidieerd onderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijk personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het betrokken ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer academies van hetzelfde schoolbestuur, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2021 voor het betrokken ambt van de eerste evaluator een beoordeling met werkpunten gekregen hebben;
  • na 31 augustus 2021 tijdelijk aangesteld worden in het betrokken ambt in een of meer academies van hetzelfde schoolbestuur.

Dit personeelslid verwerft op 1 september 2022 of later het recht op TADD, op voorwaarde dat het personeelslid op 30 juni 2022 of later in een of meer academies van hetzelfde schoolbestuur bijkomend 200 dagen effectieve prestaties heeft verworven in het ambt.

Daartoe heeft het personeelslid in een academie van het schoolbestuur in het ambt een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur nodig.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen vóór het schooljaar 2020-2021 – dus uiterlijk op 30 juni 2020 -, dan komt het aan het schoolbestuur toe om te beslissen of het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later al of niet een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgt.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen tijdens het schooljaar 2020-2021 en uiterlijk op 30 juni 2021, dan heeft het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later in een of meer academies van het schoolbestuur recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om op basis van een aangepast traject van aanvangsbegeleiding aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer academies van het schoolbestuur.

Bij een nieuwe aanstelling van het personeelslid in het betrokken ambt wordt, conform de werkpunten die de eerste evaluator in het verslag van de beoordeling heeft opgenomen, een aangepast traject van aanvangsbegeleiding opgesteld dat het personeelslid tijdens de bijkomende periode van 200 dagen effectieve prestaties moet volgen.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 4.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dan voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle academies van het schoolbestuur.

Deze overgangsmaatregel blijft ook na 1 september 2021 van toepassing zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt op deze principes kan beroepen.

4.2.3.4. Categorie 4: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2021 minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven

4.2.3.4.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 in het betrokken ambt minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer academies van dezelfde scholengroep;
  • na 31 augustus 2021 in het betrokken ambt in een of meer academies van dezelfde scholengroep tijdelijk aangesteld worden;
  • op 30 juni 2022of later in het betrokken ambt gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer academies van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd.

Als het tijdelijke personeelslid dat aan voormelde voorwaarden voldoet bij het bereiken van de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni 2022 geen beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni 2022 kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september 2022.Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2022 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet, dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling (zie ook punt 4.2.1.3).

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2022-2023 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2023 niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid op 30 juni 2022 de vereiste 580 dagen dienstanciënniteit nog niet heeft verworven, dan bouwt hij bij een nieuwe tijdelijke aanstelling het daaropvolgende schooljaar of later onder deze voorwaarden verder aan de verwerving van het recht op TADD.

Verwerft het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni en krijgt hij geen beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni van dat schooljaar kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september van het daaropvolgende schooljaar.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid dat onder deze overgangsmaatregel valt de vereiste dienstanciënniteit bereikt, heeft de eerste evaluator wel nog steeds de mogelijkheid om uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit bereikt een beoordeling met werkpunten toe te kennen, zoals dit het geval was tot en met 30 juni 2021 (een positieve of negatieve beoordeling kan hij niet uitspreken). De eerste evaluator maakt daartoe een verslag op waarin die beslissing en de werkpunten opgenomen worden, samen met het traject dat tijdens de aanvangsbegeleiding werd afgelegd

Als het tijdelijke personeelslid een beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, moet het tijdelijke personeelslid bij een nieuwe tijdelijke aanstelling bijkomend 200 dagen effectieve prestaties leveren om het recht op TADD te verwerven. Daartoe heeft het tijdelijke personeelslid het daaropvolgende schooljaar of later in het betrokken ambt recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in een of meer academies van de scholengroep. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer academies van de scholengroep.

Voor deze categorie personeelsleden gelden de nieuwe voorwaarden (o.m. de negatieve beoordeling) dus niet bij een nieuwe tijdelijke aanstelling na 1 september 2021.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (zie ook punt 4.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle academies van dezelfde scholengroep.

Deze overgangsmaatregel blijft ook van kracht voor elk personeelslid dat in de toekomst opnieuw in dienst komt, zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 en op 30 juni 2022 of later aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een terug in dienst treden op de ‘oude’ regels kan beroepen.

4.2.3.4.2. In het gesubsidieerd onderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 in het betrokken ambt minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer academies van hetzelfde schoolbestuur;
  • na 31 augustus 2021 in het betrokken ambt in een of meer academies van hetzelfde schoolbestuur tijdelijk aangesteld worden;
  • op 30 juni 2022 of later in het betrokken ambt gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer academies van hetzelfde schoolbestuur, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd.

Als het tijdelijke personeelslid dat aan voormelde voorwaarden voldoet bij het bereiken van de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni 2022 geen beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni 2022 kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september 2022.Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2022 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (zie ook punt 4.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2022-2023 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2023 niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid op 30 juni 2022 de vereiste 580 dagen dienstanciënniteit nog niet heeft verworven, dan bouwt hij bij een nieuwe tijdelijke aanstelling het daaropvolgende schooljaar of later onder deze voorwaarden verder aan de verwerving van het recht op TADD.

Verwerft het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni en krijgt hij geen beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni van dat schooljaar kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september van het daaropvolgende schooljaar.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid dat onder deze overgangsmaatregel valt de vereiste dienstanciënniteit bereikt, heeft de eerste evaluator wel nog steeds de mogelijkheid om uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit bereikt een beoordeling met werkpunten toe te kennen, zoals dit het geval was tot en met 30 juni 2021 (een positieve of negatieve beoordeling kan hij niet uitspreken). De eerste evaluator maakt daartoe een verslag op waarin die beslissing en de werkpunten opgenomen worden, samen met het traject dat tijdens de aanvangsbegeleiding werd afgelegd

Als het tijdelijke personeelslid een beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, moet het tijdelijke personeelslid bij een nieuwe tijdelijke aanstelling bijkomend 200 dagen effectieve prestaties leveren om het recht op TADD te verwerven. Daartoe heeft het tijdelijke personeelslid het daaropvolgende schooljaar of later in het betrokken ambt recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in een of meer academies van hetzelfde schoolbestuur. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer academies van het schoolbestuur.

Voor deze categorie personeelsleden gelden de nieuwe voorwaarden (o.m. de negatieve beoordeling) dus niet bij een nieuwe tijdelijke aanstelling na 1 september 2021.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (zie ook punt 4.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle academies van het schoolbestuur.

Deze overgangsmaatregel blijft ook van kracht voor elk personeelslid dat in de toekomst opnieuw in dienst komt, zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 en op 30 juni 2022 (of later) aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een terug in dienst treden op de ‘oude’ regels kan beroepen.

4.2.3.5. Categorie 5: Het personeelslid wordt op 1 juli 2021 vast benoemd in een ambt waarvoor hij op 30 juni 2021 nog niet voldoet aan de voorwaarden om het recht op TADD te verwerven

4.2.3.5.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat:

  • op 1 juli 2021 door de raad van bestuur vast benoemd wordt in een ambt in een of meer academies van dezelfde scholengroep;
  • op 30 juni 2021 niet voldoet aan de voorwaarden om zich voor dat ambt in de scholengroep kandidaat te stellen om het recht op TADD te verwerven.

Het gaat hierbij om een tijdelijk personeelslid dat op 1 juli 2021 vast benoemd wordt op basis van de voorrangsgroep met minstens 580 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 3) of minstens 360 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 4).

Het personeelslid dat op 1 juli 2021 door een raad van bestuur in een ambt vast benoemd wordt, maar zich voor 15 juni 2021 voor dat ambt niet kan kandidaatstellen omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor het recht op TADD in de scholengroep, verwerft vanaf 1 september 2021 toch het recht op TADD voor dat ambt in de academies van de scholengroep.

Gaat het om een vaste benoeming in het ambt van leraar op 1 juli 2021 dan geldt het recht op TADD als volgt:

  • het recht geldt voor alle vakken waarvoor het personeelslid als leraar over een vereist bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) beschikt;
  • als het personeelslid als leraar op 1 juli 2021 wordt vastbenoemd in een vak waarvoor hij over een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs (VO of OM/VO) beschikt, geldt het recht op TADD voor dit VO-vak, evenals voor alle vakken waarvoor het personeelslid over een vereist bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) beschikt.

Meer informatie over de eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021, de voorrangsgroepen en de reikwijdte van het volgens deze overgangsmaatregel verworven recht op TADD vindt u in de omzendbrief “Eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021 in wervingsambten in het basisonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, het secundair onderwijs, de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding” – PERS/2021/02 van 15-02-2021.

4.2.3.5.2. In het gesubsidieerd onderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat:

  • op 1 juli 2021 door het schoolbestuur vast benoemd wordt in een ambt in een of meer academies van het schoolbestuur;
  • op 30 juni 2021 niet voldoet aan de voorwaarden om zich voor dat ambt bij het schoolbestuur kandidaat te stellen om het recht op TADD te verwerven.

Het gaat hierbij om een tijdelijk personeelslid dat op 1 juli 2021 vast benoemd wordt op basis van de voorrangsgroep met minstens 580 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 3) of minstens 360 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 4).

Het personeelslid dat op 1 juli 2021 door een schoolbestuur in een ambt vast benoemd wordt, maar zich voor 15 juni 2021 voor dat ambt niet kan kandidaatstellen omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor het recht op TADD in academies van het schoolbestuur, verwerft vanaf 1 september 2021 toch het recht op TADD voor dat ambt in de academies van het schoolbestuur.

Gaat het om een vaste benoeming in het ambt van leraar op 1 juli 2021 dan geldt het recht op TADD als volgt:

  • het recht geldt voor alle vakken waarvoor het personeelslid als leraar over een vereist bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) beschikt;
  • als het personeelslid als leraar op 1 juli 2021 wordt vastbenoemd in een vak waarvoor hij over een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs (VO of OM/VO) beschikt, geldt het recht op TADD voor dit VO-vak, evenals voor alle vakken waarvoor het personeelslid over een vereist bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) beschikt.

Meer informatie over de eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021, de voorrangsgroepen en de reikwijdte van het volgens deze overgangsmaatregel verworven recht op TADD vindt u in de omzendbrief “Eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021 in wervingsambten in het basisonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, het secundair onderwijs, de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding” – PERS/2021/02 van 15-02-2021.

4.2.4. Verlies van het recht op TADD

Bepaalde omstandigheden in de loop van de onderwijsloopbaan kunnen ertoe leiden dat een tijdelijk personeelslid het recht op een aanstelling van doorlopende duur verliest. Dit verlies kan tijdelijk zijn, maar kan ook definitief zijn.

Bij tijdelijk verlies van het recht op TADD verliest het personeelslid het recht op TADD voor de duur van een schooljaar of kan hij voor een bepaalde periode het recht op een uitbreiding van zijn TADD verliezen.

Bij definitief verlies van het recht op TADD moet het personeelslid het recht op TADD opnieuw opbouwen en dus opnieuw de vereiste dienstanciënniteit verwerven.

In volgende situaties verliest een personeelslid het recht op TADD dat hij in een ambt heeft verworven.

1. Het personeelslid heeft vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten gepresteerd in de academies van hetzelfde schoolbestuur

Het personeelslid dat zijn recht op TADD heeft verworven in een academie van een schoolbestuur verliest dat recht op TADD als hij gedurende vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in de academies van het schoolbestuur.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid heeft in een academie van een schoolbestuur het recht op TADD opgebouwd, maar neemt op 1 september daaropvolgend geen TADD-aanstelling op in de academie.

Gedurende de schooljaren X+1 tot en met het schooljaar X+5 levert het personeelslid geen enkele prestatie in een of meer academies van het schoolbestuur. Het personeelslid stelt zich in juni van het schooljaar x+5 kandidaat voor een tijdelijke aanstelling in een academie van het schoolbestuur. Het personeelslid kan op of na 1 september van het schooljaar X+5 echter alleen als TABD worden aangesteld. Het personeelslid heeft immers geen recht meer op TADD omdat het vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in de academies van het schoolbestuur.

Voor een tijdelijk personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven en dat op het ogenblik van de aanvang van de afwezigheid reeds een TADD-aanstelling heeft, geldt deze bepaling niet. Dit betekent dat het personeelslid ook na een afwezigheid van vijf opeenvolgende schooljaren zijn TADD-aanstelling behoudt en deze weer kan opnemen, tenzij de betrekking waarvan hij titularis was ondertussen volgens de geldende regelgeving aan een ander personeelslid moest worden toegewezen.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid heeft in een schoolbestuur het recht op TADD opgebouwd en krijgt op 1 september een TADD-aanstelling in een betrekking in een academie van het schoolbestuur.

Het volgende schooljaar (X+1) behoudt het personeelslid in de betrekking zijn TADD-aanstelling, maar hij vraagt en krijgt op 1 september X+1 een AVP. Deze AVP wordt ook gedurende de schooljaren X+2 tot en met X+5 aangevraagd en toegekend. Tijdens deze periode van AVP oefent het personeelslid in academies van het schoolbestuur geen enkele prestatie uit, maar hij behoudt wel de TADD-aanstelling in de academie waar hij AVP neemt.

Op 31 augustus van schooljaar X+5 eindigt de AVP en op 1 september daaropvolgend neemt het personeelslid zijn betrekking in de academie weer op.

Het personeelslid neemt op 1 september van schooljaar X+6 zijn betrekking weer op als TADD’er. Het personeelslid heeft weliswaar 5 opeenvolgende schooljaren geen prestaties verricht in het schoolbestuur, maar doordat hij effectief een TADD-aanstelling had op het ogenblik dat zijn afwezigheid startte, verliest hij na de afwezigheid van 5 opeenvolgende schooljaren zijn TADD-aanstelling niet. De TADD-aanstelling is immers gedurende de afwezigheid verder blijven lopen omdat het personeelslid aangesteld bleef in de betrekking in kwestie.

Het verlies van TADD houdt in dat het personeelslid niet onmiddellijk het recht op TADD kan inroepen bij een nieuwe tijdelijke aanstelling. Dit houdt echter niet in dat het personeelslid zijn eerder verworven dienstanciënniteit niet meer kan aanwenden om het recht op TADD opnieuw te verwerven.

Het personeelslid kan zich na deze periode van 5 schooljaren voor 15 juni weer kandidaat stellen voor het recht op TADD het daaropvolgende schooljaar op basis van de eerder verworven dienstanciënniteit.

2. Het tijdelijke personeelslid stelt zich niet tijdig kandidaat

Een tijdelijk personeelslid dat niet voor 15 juni kandideert voor het recht op TADD in een ambt, kan het daaropvolgende schooljaar geen recht op TADD inroepen voor dat ambt.

Het tijdelijke personeelslid verliest op deze wijze het recht op TADD voor dat ambt voor de duur van een schooljaar. Dit geldt enkel als het personeelslid zich geen kandidaat heeft gesteld en nog geen TADD-aanstelling heeft gekregen voor het ambt in kwestie, vermits een kandidaatstelling voor TADD geldt als een permanente kandidaatstelling (zie punt 4.2.1.3).

3. Het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, krijgt een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende

Een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld en in een academie voor een welbepaald ambt een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” krijgt, kan in afwachting van een nieuwe evaluatie geen aanspraak maken op een uitbreiding van zijn tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in die academie en voor het ambt in kwestie.

Meer informatie over evaluatie vindt u in de omzendbrief PERS/2007/09 van 29-10-2007 - Functiebeschrijving en evaluatie.

4. Het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, wordt door zijn schoolbestuur ontslagen

Een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld en dat door zijn schoolbestuur wordt ontslagen als gevolg van een tuchtmaatregel of na twee of drie definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende”, verliest zijn recht op TADD.

Meer informatie hierover vindt u in punt 4.2.6.2.

4.2.5. Administratieve en geldelijke toestand

4.2.5.1. Administratieve toestand

Net als bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur moet het schoolbestuur ook de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur van een personeelslid schriftelijk vastleggen.

Meer informatie hierover vindt u in punt 4.1.3.1.

4.2.5.2. Geldelijke toestand

Net als bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgt een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, zowel in een vacante als in een niet-vacante betrekking, voor de duur van zijn aanstelling maandelijks een salaris.

Meer informatie hierover vindt u in punt 4.1.3.2.

4.2.5.3. Ziekteverlof

Het tijdelijke personeelslid dat is aangesteld voor doorlopende duur heeft tijdens een afwezigheid wegens ziekte binnen de periode van zijn aanstelling onder bepaalde voorwaarden recht op bezoldigd ziekteverlof.

Deze voorwaarden en de berekeningswijze van het recht op het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof vindt u terug in de omzendbrief - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding – PERS/2007/07 van 21-09-2007 (punt 2.2).

De tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur loopt in principe over de schooljaren heen. Voor een tijdelijk personeelslid met recht op TADD is er in principe dan ook geen nieuwe aanstelling nodig op 1 september van het daaropvolgend schooljaar. In dat geval wordt het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur aangesteld blijft ook beschouwd als zijnde effectief in dienst op deze datum. Dit betekent dat een tijdelijk personeelslid dat op 1 september voor doorlopende duur aangesteld blijft en op 1 september ziek wordt effectief door AGODI wordt bezoldigd, tenzij zijn recht op bezoldigd ziekteverlof is uitgeput. Bij uitputting van het recht op bezoldigd ziekteverlof zal het ziekenfonds instaan voor de bezoldiging.

Voorbeeld

Een personeelslid wordt tijdens het schooljaar 20XX-20YY aangesteld in een definitief vacante betrekking (ato 2) als tijdelijk aangesteld personeelslid van doorlopende duur. Het personeelslid wordt ziek op 1 september 20YY (volgend schooljaar). Dit ziekteverlof wordt bezoldigd op voorwaarde dat er nog genoeg recht op bezoldigd ziekteverlof aanwezig is.

Het personeelslid wordt immers geacht te voldoen aan de voorwaarde om zijn dienst effectief te hebben opgenomen.

Als het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op het einde van het schooljaar door het schoolbestuur, schriftelijk en gemotiveerd, uit dienst werd gemeld en het personeelslid komt het volgende schooljaar op 1 september opnieuw in dienst bij hetzelfde schoolbestuur dan gelden ook hier voormelde regels.

Als het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op het einde van het schooljaar door het schoolbestuur, schriftelijk en gemotiveerd, uit dienst werd gemeld en het personeelslid komt het volgende schooljaar niet opnieuw in dienst op 1 september, dan gelden de regels voor een gewone tijdelijke aanstelling. Wordt het tijdelijke personeelslid pas in de loop van het schooljaar voor doorlopende duur aangesteld en is hij onmiddellijk afwezig wegens ziekte, dan wordt hij niet door AGODI bezoldigd, maar valt hij onmiddellijk ten laste van het ziekenfonds.

Voorbeeld

Een personeelslid was tijdens het schooljaar 20XX-20YY aangesteld in een niet-vacante betrekking (ato 1) als TADD. Het personeelslid wordt op 30-06-20YY uit dienst gemeld. Op 1 november 20YY wordt het personeelslid opnieuw aangesteld voor doorlopende duur in een vacante betrekking (ato 2). Het personeelslid wordt echter onmiddellijk ziek. Dit ziekteverlof wordt niet bezoldigd.

4.2.6. Einde van de tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur

De aanstelling van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur kan worden beëindigd door een ontslag dat uitgaat van het schoolbestuur of via een vrijwillig ontslag van het personeelslid zelf.

Daarnaast zijn er een aantal situaties – die vastgelegd zijn in de decreten rechtspositie – die automatisch een einde maken aan de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur. We spreken in dat geval niet over een ontslag, maar over een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege.

4.2.6.1. Einde van de tijdelijke aanstelling van rechtswege

De decreten rechtspositie bepalen dat er onder bepaalde omstandigheden van rechtswege een einde komt aan de tijdelijke aanstelling van een personeelslid.

Dit houdt in dat er onmiddellijk een einde aan de aanstelling komt en er geen opzegtermijn is voor het personeelslid.

Aandacht
Een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur eindigt niet van rechtswege op het einde van het schooljaar, maar loopt in principe door over de schooljaren heen.

Een tijdelijk personeelslid dat op het einde van het schooljaar voor doorlopende duur is aangesteld in een betrekking die op 1 september ongewijzigd behouden blijft, kan op 1 september niet worden verdrongen door een ander tijdelijk personeelslid, ook niet als dit tijdelijke personeelslid het recht op TADD heeft. Door het feit dat er een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur is die over de schooljaren heen loopt, ontstaat op 1 september immers geen vacature die aan een ander tijdelijk personeelslid kan worden aangeboden.

Volgende redenen leiden onmiddellijk tot een einde van de tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur.

1. De terugkeer van de titularis van de betrekking

Als de titularis van de betrekking terugkeert uit zijn afwezigheid komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid dat in die betrekking als vervanger is aangesteld.

2. De betrekking wordt aan een ander personeelslid toegewezen

- omwille van de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling

Als het schoolbestuur in het kader van de verplichtingen betreffende reaffectatie of wedertewerkstelling de betrekking moet toekennen aan een vastbenoemd personeelslid dat ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

- door toewijzing van een affectatie, een mutatie of een vaste benoeming van een ander personeelslid

Als het schoolbestuur een vastbenoemd personeelslid in de betrekking muteert

of affecteert, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Als het schoolbestuur op 1 januari een ander personeelslid in de betrekking vast benoemt, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

3. Het tijdelijke personeelslid wordt zelf vast benoemd

Als het schoolbestuur het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op 1 januari een vaste benoeming toekent, eindigt zijn tijdelijke aanstelling van doorlopende duur voor het volume waarvoor hij vast benoemd wordt.

4. De betrekking kan niet langer gefinancierd of gesubsidieerd worden

Als de betrekking niet meer financierbaar of subsidieerbaar is, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

5. Het personeelslid voldoet niet (meer) aan de aanstellingsvoorwaarden

Als na de aanstelling van het tijdelijke personeelslid blijkt dat hij niet (meer) voldoet aan een of meer van de aanstellingsvoorwaarden, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Voorbeeld

Het personeelslid wordt strafrechtelijk veroordeeld en deze veroordeling leidt tot het tijdelijke of definitief verlies van zijn burgerlijke en politieke rechten. Dit personeelslid voldoet vanaf dat ogenblik niet meer aan de aanstellingsvoorwaarde die stelt dat hij de burgerlijke en politiek rechten moet genieten.

6. Bij het bereiken van de leeftijdsgrens

Als het tijdelijke personeelslid de leeftijdsgrens bereikt die leidt tot pensionering, komt er op het einde van dat schooljaar een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Op deze regel geldt een uitzondering, zodat een personeelslid ook na het bereiken van de leeftijdsgrens een tijdelijke aanstelling kan behouden.

Meer informatie over deze maatregelen vindt u in de omzendbrief Langer werken dan de wettelijke pensioenleeftijd (PERS/2012/05 van 30-07-2012).

7. Bij de definitieve pensionering van het personeelslid

Op het ogenblik dat het tijdelijke personeelslid met pensioen gaat, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

4.2.6.2. Einde van de tijdelijke aanstelling door ontslag

Voor het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur gelden dezelfde ontslagmogelijkheden als voor vastbenoemde personeelsleden.

Dit betekent dat een schoolbestuur een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld niet kan ontslaan met een opzeggingstermijn van dertig kalenderdagen en ook niet kan ontslaan wegens dringende redenen.

De redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor doorlopende duur zijn:

  • als gevolg van een tuchtmaatregel van zijn schoolbestuur;
  • na twee of drie definitieve evaluaties met eindconclusies “onvoldoende”;
  • wegens vrijwillig ontslag;
  • wegens definitieve ambtsneerlegging.

1. Ontslag of afzetting omwille van een tuchtmaatregel

Een schoolbestuur kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur ontslaan of afzetten bij wijze van tuchtmaatregel.

Deze tuchtmaatregel volgt uit een tuchtprocedure die door het schoolbestuur wordt opgestart.

U vindt meer informatie over de tuchtregeling voor het gemeenschapsonderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 60bis en volgende) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 63bis en volgende).

Het ontslag of de afzetting bij tuchtmaatregel gaat niet gepaard met een opzeggingstermijn voor het tijdelijke personeelslid.

Een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur en dat door zijn schoolbestuur als gevolg van een tuchtmaatregel wordt ontslagen uit zijn ambt, kan voor dat ambt geen beroep meer doen op de diensten die hij voor dat ontslag heeft verworven.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt dus niet meer in aanmerking voor het recht op TADD in de academies van de scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of van het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs).

Aandacht

Als het personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in een academie van het schoolbestuur waar hij eerder werd ontslagen of afgezet omwille van een tuchtmaatregel, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen om het recht op TADD te verkrijgen en een positieve beoordeling krijgen (zie punt 4.2.1.1 en 4.2.1.2).

2. Ontslag na twee of drie evaluaties met eindconclusie “onvoldoende”

Een schoolbestuur moet een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur ontslaan als het in een academie voor een bepaald ambt ofwel twee opeenvolgende definitieve evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" heeft gekregen, ofwel drie definitieve evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" heeft gekregen in zijn loopbaan. Het ontslag geldt voor het ambt in de academie waarop de evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" betrekking hebben.

Het schoolbestuur deelt het ontslag aan het personeelslid mee via een aangetekende brief of via een gerechtsdeurwaarderexploot.

Als het schoolbestuur het ontslag via aangetekende brief meedeelt, heeft het ontslag uitwerking op de derde werkdag na verzending van de brief.

Een ontslag dat bij gerechtsdeurwaarderexploot wordt meegedeeld, heeft onmiddellijke uitwerking.

Dit ontslag gaat niet gepaard met een opzeggingstermijn voor het tijdelijke personeelslid.

Een personeelslid dat tijdelijk aangesteld is voor doorlopende duur en ontslagen wordt na twee opeenvolgende definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende” of na of drie definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende” gedurende de ganse loopbaan, verliest het recht op TADD in de academie en voor het ambt waar het ontslag op slaat.

Het personeelslid kan daarenboven voor het recht op TADD in dat ambt ook geen beroep meer doen op de diensten die hij voor dat ontslag heeft verworven in de academie waar hij is ontslagen.

De dienstanciënniteit die het personeelslid in het ambt in de academie waar het ontslag op slaat heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt dus niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Het personeelslid kan in de academie waar hij werd ontslagen het recht op TADD ook niet inroepen via dienstanciënniteit die hij in andere academies van het schoolbestuur heeft gepresteerd.

Aandacht

1. Het ontslag heeft enkel gevolgen t.a.v. het ambt en de academie waar het personeelslid wordt ontslagen. Het ontslag heeft dus geen invloed op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in andere academies van het schoolbestuur.
Het personeelslid behoudt na dit ontslag wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft verworven in andere academies van het schoolbestuur en hij kan die aanwenden om in die andere academies het recht op TADD in te roepen, maar niet in de academie waar hij werd ontslagen.

2. Als het personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in de academie waar het eerder werd ontslagen na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” in het desbetreffende ambt, kan hij voor dat ambt opnieuw een beroep doen op alle eerder gepresteerde diensten. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde diensten als niet bestaande beschouwd.

Meer informatie over het evaluatiesysteem vindt u in de omzendbrief PERS/2007/09 van 29-10-2007 - Functiebeschrijving en evaluatie.

3. Vrijwillig ontslag door het tijdelijke personeelslid

Het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur kan zelf vrijwillig ontslag nemen.

Bij dit ontslag hoort een opzeggingstermijn van 15 kalenderdagen.

Het personeelslid meldt dit ontslag schriftelijk aan zijn directeur (gemeenschapsonderwijs) of aan zijn schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) en vermeldt daarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn. De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) neemt kennis van dit ontslag door een duplicaat van deze melding te ondertekenen. Het personeelslid kan zijn ontslag ook via aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot meedelen.

De opzeggingstermijn van 15 kalenderdagen kan in onderling overleg tussen het personeelslid en de directeur (gemeenschapsonderwijs) of het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) ingekort worden. Die instemming blijkt uit een geschrift dat de effectieve datum van de stopzetting van de opdracht vermeldt en dat beide partijen ondertekenen.

Een vrijwillig ontslag heeft geen impact op het recht op TADD dat het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het ambt bij het schoolbestuur. Als het tijdelijke personeelslid later weer in dienst wordt genomen, blijft het eerder verworven recht op TADD onverminderd gelden. Het personeelslid hoeft zich ook niet opnieuw kandidaat te stellen om zijn recht op TADD in te roepen (zie punt 4.2.1.3).

4. Definitieve ambtsneerlegging

Naast de hiervoor opgesomde mogelijkheden zijn er nog redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid zonder opzeggingstermijn in de vorm van een definitieve ambtsneerlegging.

U vindt die mogelijkheden voor het gemeenschapsonderwijs terug in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 86) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 60).

4.2.7. Behoud van verworven rechten bij overheveling van een structuuronderdeel of bij overname van een academie door een ander schoolbestuur

Als het structuuronderdeel waar het tijdelijke personeelslid een opdracht uitoefent, overgeheveld wordt naar een academie van een ander schoolbestuur kan het tijdelijke personeelslid bij overstap naar het andere schoolbestuur onder bepaalde voorwaarden de rechten behouden die hij tot dan heeft verworven bij dat schoolbestuur.

Als de academie waar het tijdelijke personeelslid voor doorlopende duur is aangesteld, overgenomen wordt door een ander schoolbestuur behoudt het tijdelijke personeelslid de rechten die hij tot dan heeft verworven bij die academie.

4.2.7.1. Overheveling van een structuuronderdeel

Bij de overheveling van een structuuronderdeel naar een academie van een ander schoolbestuur stellen de betrokken schoolbesturen een schriftelijke overeenkomst op voor elke vestigingsplaats waar een of meer structuuronderdelen worden overgeheveld. Als er ook andere instanties bij de organisatie van het structuuronderdeel betrokken zijn, worden die ook betrokken bij de opstelling van deze overeenkomst.

Deze overeenkomst houdt minstens rekening met:

1° de personeelsleden die in het structuuronderdeel tewerkgesteld zijn in het schooljaar voorafgaand aan de overheveling, en met de omvang van die tewerkstelling;

2° de omvang van de omkadering die met de overheveling gepaard gaat.

Als de betrokken schoolbesturen in de overeenkomst opnemen dat er personeelsleden worden overgenomen bij de overheveling van het structuuronderdeel, gaan deze personeelsleden – op voorwaarde dat ze daar zelf voor kiezen - over naar het schoolbestuur dat het structuuronderdeel overneemt. Het tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld en dat vrijwillig kiest voor dergelijke overstap wordt tijdelijk personeelslid van het schoolbestuur dat het structuuronderdeel overneemt ten belope van de opdracht waarvoor hij bij zijn vorige schoolbestuur was aangesteld. Het personeelslid behoudt daarbij zijn tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het structuuronderdeel dat wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het schoolbestuur dat het structuuronderdeel overneemt.

Als een scholengroep een structuuronderdeel van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het gesubsidieerd onderwijs beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die het structuuronderdeel overneemt.

Als een schoolbestuur een structuuronderdeel van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het schoolbestuur dat het structuuronderdeel overneemt.

Het tijdelijke personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven bij de scholengroep of bij het schoolbestuur waarvan het structuuronderdeel wordt overgenomen, behoudt dit recht op TADD in de scholengroep of bij het schoolbestuur dat het structuuronderdeel overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het schoolbestuur dat het structuuronderdeel overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het schoolbestuur dat het structuuronderdeel overneemt.

4.2.7.2. Overname van een academie in het gemeenschapsonderwijs

Bij de overname van een academie door een andere scholengroep gaan de tijdelijke personeelsleden die voor doorlopende duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van de academie die wordt overgenomen, als tijdelijk personeelslid met behoud van hun aanstelling voor doorlopende duur over naar de scholengroep die de academie overneemt.

Als de overname een academie van het gesubsidieerd onderwijs betreft, gaan de tijdelijke personeelsleden enkel over naar het gemeenschapsonderwijs als ze hier zelf om verzoeken.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in de academie die wordt overgenomen, worden beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij de scholengroep die de academie overneemt.

Als een scholengroep een academie van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gesubsidieerd onderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die de academie overneemt.

Het tijdelijke personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven in de academie die wordt overgenomen, behoudt dit recht op TADD in de scholengroep die de academie overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het schoolbestuur dat de academie overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep die de academie overneemt.

4.2.7.3. Overname van een academie in het gesubsidieerd onderwijs

Bij de overname van een academie door een ander schoolbestuur gaan de tijdelijke personeelsleden die voor doorlopende duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van de academie die wordt overgenomen, als tijdelijk personeelslid met behoud van hun aanstelling van doorlopende duur over naar het schoolbestuur dat de academie overneemt.

Als de academie die overgenomen wordt tot een ander net behoort dan datgene waartoe ze na de overname zal behoren, kan een tijdelijk personeelslid weigeren om over te stappen naar het andere schoolbestuur.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in de academie die wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het schoolbestuur dat de academie overneemt.

Als een schoolbestuur een academie van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het schoolbestuur dat de academie overneemt.

Het tijdelijke personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven in de academie die wordt overgenomen, behoudt dit recht op TADD bij het schoolbestuur dat de academie overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij het schoolbestuur dat de academie overlaat, geldt bij het schoolbestuur dat de academie overneemt.

4.2.8. Mededeling van een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur aan uw dossierspecialist personeel

Bij de melding van de opdracht van het tijdelijke personeelslid met een RL-1 aan uw dossierspecialist personeel duidt u aan dat het om een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur gaat.

Als het om een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een vacante betrekking gaat, krijgt de opdracht oneindig (31.12.2999) als einddatum.

Als het een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een niet-vacante betrekking betreft, eindigt de opdracht uiterlijk de laatste dag van de dienstonderbreking van de titularis.

Voorbeelden

TADD in een vacante betrekking

Een leraar krijgt vanaf 1 september een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een vacante betrekking voor 20/20.

RL-1 leraar Ato 2 voor 20/20 met als begindatum van de opdracht 1-9-20XX en als einddatum oneindig (31-12-2999). De tijdelijke opdracht wordt aangeduid als TADD-opdracht (waarde 01 in veld 30).

TADD in een niet-vacante betrekking

Een voltijds vastbenoemde leraar (20/20) neemt een voltijdse VVP van 1-9-20XX tot en met 31-8-20YY.

In de niet-vacante betrekking van de vastbenoemde titularis wordt als vervanger een tijdelijk personeelslid aangesteld dat recht heeft op TADD.

De vervanger wordt als volgt doorgegeven:

RL-1 leraar Ato 1 voor 20/20 met als begindatum van de opdracht 1-9-20XX en als einddatum 31-8-20YY ter vervanging van het personeelslid met VVP. De tijdelijke opdracht wordt aangeduid als TADD-opdracht (waarde 01 in veld 30).

5. TIJDELIJKE AANSTELLING IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS

Deze omzendbrief is van toepassing op tijdelijke personeelsleden die in het gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd onderwijs worden aangesteld in een wervingsambt in volgende instellingen:

  • scholen in het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs, inclusief leersteuncentra die deel uitmaken van een school voor buitengewoon secundair onderwijs;
  • centra voor deeltijds onderwijs.

Het gaat om een tijdelijke aanstelling in een wervingsambt van:

  • het bestuurs- en onderwijzend personeel;
  • het ondersteunend personeel.
  • het paramedisch personeel;
  • het sociaal personeel;
  • het psychologisch personeel;
  • het orthopedagogisch personeel;
  • het medisch personeel;
  • het administratief personeel;
  • het leerondersteunend personeel.

5.1.  TIJDELIJKE AANSTELLING VAN BEPAALDE DUUR (TABD)

Een tijdelijk personeelslid wordt in het gemeenschapsonderwijs door de directeur en in het gesubsidieerd onderwijs door het schoolbestuur aangesteld in een wervingsambt voor bepaalde duur (TABD) of voor doorlopende duur (TADD).

Een tijdelijk personeelslid wordt in het begin van zijn loopbaan altijd voor bepaalde duur aangesteld. Als het personeelslid aan bepaalde voorwaarden voldoet, kan hij vervolgens het recht op een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur verwerven (zie punt 5.2).

Een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur kan zowel in een vacante betrekking als in een niet-vacante betrekking en is steeds beperkt tot de duur van maximum een schooljaar. Een tijdelijk personeelslid kan natuurlijk het daaropvolgende schooljaar weer voor bepaalde duur worden aangesteld.

5.1.1. De aanstelling van een tijdelijk personeelslid

U kan een tijdelijk personeelslid slechts aanstellen voor bepaalde duur als hij voldoet aan een aantal specifieke voorwaarden, die zijn vastgelegd in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 17) of het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 19).

5.1.1.1. De aanstellingsvoorwaarden

U kan een tijdelijk personeelslid voor bepaalde duur aanstellen in een betrekking als hij voldoet aan de volgende aanstellingsvoorwaarden:

1. Belg zijn of onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie

Behoort het personeelslid niet tot een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie, dan kan een vrijstelling worden gevraagd die wordt verleend door de Vlaamse Regering. Het personeelslid moet dan ook in het bezit zijn van een arbeidskaart.

2. De burgerlijke en politieke rechten genieten of in het bezit zijn van een door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling die samengaat met de vrijstelling bedoeld in 1

3. In het bezit zijn van een geldig vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt waarin het personeelslid wordt aangesteld

Bij gebrek aan kandidaten met een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs, kan u een kandidaat aanstellen met een "ander" bekwaamheidsbewijs. Dergelijke aanstelling is steeds beperkt tot het lopende schooljaar, maar kan jaarlijks verlengd worden als u nog steeds geen andere kandidaat vindt.

De bekwaamheidsbewijzen per ambt vindt u terug op:

Op deze voorwaarde geldt een tijdelijke afwijking voor een kandidaat-personeelslid met een buitenlands diploma dat een geldige aanvraag deed bij NARIC in het kader van de procedure voor de erkenning van zijn buitenlands diploma. U kan dit personeelslid al tijdelijk voor bepaalde duur aanstellen in afwachting van de beslissing van NARIC.

Tijdens de voorlopige tijdelijke aanstelling ontvangt het personeelslid een salaris op basis van de laagste salarisschaal voor het ambt in kwestie.

Erkent NARIC het diploma van het voorlopig aangestelde personeelslid, dan is het personeelslid volwaardig tijdelijk aangesteld en wordt zijn of haar salaris geregulariseerd op basis van de salarisschaal van het vereiste of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt in kwestie.

Erkent NARIC het diploma van het voorlopig aangestelde personeelslid niet, dan wordt de voorlopige tijdelijke aanstelling van bepaalde duur van rechtswege beëindigd, zoals bepaald in punt 5.1.4.1 (punt 5). Het personeelslid voldoet op dat ogenblik immers niet langer aan deze aanstellingsvoorwaarde.

Deze afwijking geldt niet voor een tijdelijke aanstelling in ambten of functies die de beoefening van een gereglementeerd gezondheidsberoep betreffen, zoals vermeld in de Wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015.

4. Van onberispelijk gedrag zijn

Dit blijkt uit een uittreksel uit het strafregister (596.2 – model bestemd voor contacten met minderjarigen) dat niet langer dan één maand oud mag zijn op het ogenblik van het voorleggen.

Als een personeelslid bij een eerste tijdelijke aanstelling reeds een geldig uittreksel uit het strafregister heeft voorgelegd, moet hij bij een nieuwe tijdelijke aanstelling binnen hetzelfde schooljaar in een school van hetzelfde schoolbestuur geen nieuw uittreksel voorleggen.

Via het uittreksel uit het strafregister gaat u na of het personeelslid van onberispelijk gedrag is.

In het kader van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) mag u dit document niet langer bewaren dan noodzakelijk is. Het uittreksel is enkel nodig voor voormelde controle, wat inhoudt dat u het uittreksel niet permanent mag bewaren. U moet dit dan ook vernietigen vanaf het ogenblik dat de tijdelijke aanstelling van het betrokken personeelslid volledig is orde is of vanaf het ogenblik dat u beslist het personeelslid niet in dienst te nemen.

5. Voldoen aan de taalvereisten voor het ambt

Het personeelslid moet een specifiek kennisniveau van het Nederlands als onderwijstaal aantonen.

Als u moeilijkheden ondervindt om een personeelslid aan te werven dat niet onmiddellijk beantwoordt aan de vereiste kennis van het Nederlands als onderwijstaal, kan u voor dit personeelslid een tijdelijke afwijking aanvragen op de vereiste taalkennis.

Meer informatie vindt u terug in de omzendbrief Vereiste taalkennis bij een aanstelling in het onderwijs (PERS/2010/01 van 19-01-2010).

6. De reglementering betreffende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking is nageleefd

U kan een tijdelijk personeelslid slechts aanstellen als de bepalingen betreffende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling correct zijn nageleefd.

Meer informatie over deze reglementering vindt u in de omzendbrief De reaffectatie- en wedertewerkstellingsregeling voor de inrichtende machten en de personeelsleden tewerkgesteld in het niet-tertiair onderwijs (Pers/2003/08 van 28-07-2003).

7. Voordracht voor een leerkracht levensbeschouwelijk onderricht

Een leerkracht levensbeschouwelijk onderricht (godsdienstleraar of leraar niet-confessionele zedenleer) kan u enkel aanstellen als het personeelslid aan de aanstellingsvoorwaarden voldoet én er daarenboven een voordracht is van de bevoegde instantie van de betrokken godsdienst (godsdienstleraar) of van de bevoegde instantie van de niet-confessionele zedenleer (leraar niet-confessionele zedenleer).

5.1.2. Recht op en plicht tot aanvangsbegeleiding

Een tijdelijk personeelslid dat tijdelijk aangesteld wordt voor bepaalde duur in een wervingsambt heeft het recht op aanvangsbegeleiding en is ook verplicht de hem aangeboden aanvangsbegeleiding op te nemen.

5.1.2.1. Wie heeft recht op aanvangsbegeleiding?

Een loopbaan in het onderwijs begint steeds met een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur. Tijdens deze loopbaanfase krijgt elk tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur in een wervingsambt wordt aangesteld ondersteuning en begeleiding in de vorm van een traject van aanvangsbegeleiding.

Deze aanvangsbegeleiding vormt een recht en een plicht voor zowel het tijdelijke personeelslid als voor het schoolbestuur.

Bij een tijdelijke aanstelling via een verlof om tijdelijk een andere opdracht uit te oefenen (verlof TAO) of via een reaffectatie of wedertewerkstelling – wat steeds een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur inhoudt – is het schoolbestuur niet verplicht om aanvangsbegeleiding aan te bieden. Het gaat hier immers om een tijdelijke aanstelling van een vastbenoemd personeelslid en daarbij mag uitgegaan worden van het feit dat dit personeelslid al de nodige ervaring en competenties heeft verworven in zijn ambt. Niets weerhoudt echter het schoolbestuur om ook bij dergelijke aanstelling een specifiek traject van aanvangsbegeleiding uit te werken voor het personeelslid, maar dit vormt alleszins geen recht noch een plicht voor de betrokken partijen.

5.1.2.2. Inhoud en organisatie van de aanvangsbegeleiding

5.1.2.2.1. Algemeen

De inhoud of vorm van aanvangsbegeleiding die aan een tijdelijk personeelslid moet worden aangereikt en de wijze waarop die aanvangsbegeleiding feitelijk in en door de school, het schoolbestuur of de scholengemeenschap wordt georganiseerd en uitgebouwd, behoort tot de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het schoolbestuur.

Afspraken hierrond worden onderhandeld in het bevoegde lokaal onderhandelingscomité en die afspraken krijgen op schoolniveau een vertaling in het professionaliseringsplan (het vroegere nascholingsplan).

Voor de scholen die behoren tot een scholengemeenschap worden in het onderhandelingscomité van de scholengemeenschap eveneens dergelijke afspraken onderhandeld.

5.1.2.2.2. Individuele aanvangsbegeleiding per personeelslid

Een tijdelijk personeelslid dat in een wervingsambt voor bepaalde duur wordt aangesteld, krijgt een eigen individueel traject van aanvangsbegeleiding.

De eerste evaluator bepaalt in overleg met het tijdelijke personeelslid de duur en de intensiteit van het traject van de individuele aanvangsbegeleiding. De eerste evaluator is het personeelslid dat in de instelling is aangeduid als eerste evaluator in het kader van de evaluatieprocedure (zie punt 2.1.2 van de omzendbrief Functiebeschrijving en evaluatie – PERS/2007/09 van 29/10/2007).

De eerste evaluator zal het tijdelijke personeelslid ook beoordelen met het oog op de volgende fase in zijn loopbaan, de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur.

De coaching en begeleiding van het personeelslid tijdens het traject kunnen worden verzorgd door een of meer personeelsleden die in de school of scholengemeenschap met deze opdracht worden belast (onder meer via de middelen voor de organisatie van aanvangsbegeleiding die worden toegekend aan het schoolbestuur).

De afspraken over de aanvangsbegeleiding worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen het personeelslid en de eerste evaluator.

Als er in de loop van het traject van aanvangsbegeleiding nieuwe afspraken worden gemaakt, dan wordt de schriftelijke overeenkomst aangepast. Deze aanpassing gebeurt steeds in onderling overleg tussen het betrokken personeelslid en de eerste evaluator.

5.1.2.2.3. De beoordeling

Het sluitstuk van het traject van opvolging en coaching tijdens de beginperiode van de loopbaan - de aanvangsbegeleiding - mondt uit in een beoordeling van het tijdelijke personeelslid. Deze beoordeling moet toegekend zijn uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het personeelslid in de instelling of instellingen waar het heeft gepresteerd het vereiste aantal dagen dienstanciënniteit heeft verworven dat nodig is om zich kandidaat te kunnen stellen voor het recht op TADD (zie punt 5.2.1.1).

De eerste evaluator van het personeelslid stelt deze beoordeling op.

De eerste evaluator kan drie vormen van beoordeling hanteren: een positieve beoordeling, een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling (zie punt 5.2.1.2).

Bij de beoordeling van een leerkracht levensbeschouwelijk onderricht (godsdienstleraar en leraar niet-confessionele zedenleer) moet voor de vakinhoudelijke en vaktechnische aspecten van dit ambt de bevoegde instantie van de betrokken eredienst of de niet-confessionele zedenleer betrokken worden. De bevoegde instantie stelt voor dit aspect een deel van beoordeling op. De ondertekening van dat deel van de beoordeling door een afgevaardigde van de bevoegde instantie geeft aan dat de bevoegde instantie haar akkoord geeft aan de beoordeling van het personeelslid.

De beoordeling wijst uit of het personeelslid zich al of niet kandidaat kan stellen voor het recht op TADD.

Als het tijdelijke personeelslid uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD verwerft (zie punt 5.2.1.1) geen beoordeling heeft gekregen, dan is het alsof het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen. Dit houdt dan in dat het personeelslid de prestaties die hij in de instelling heeft verworven kan aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Naast de beoordeling blijft het instrument van evaluatie – net als voor alle personeelsleden - onverminderd van toepassing voor een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur (zie ook de omzendbrief Functiebeschrijving en evaluatie – PERS/2007/09 van 29/10/2007).

5.1.2.2.4. Middelen voor de organisatie van aanvangsbegeleiding

Een schoolbestuur ontvangt jaarlijks bijkomende middelen om in zijn instelling of instellingen een kwaliteitsvolle aanvangsbegeleiding aan te bieden en (verder) te ontwikkelen. Deze middelen worden rechtstreeks toegekend aan de instelling samen met de gebruikelijke omkadering.

Meer informatie over de toekenning, berekening en aanwending van de middelen voor aanvangsbegeleiding (zowel voor het gewoon als voor het buitengewoon secundair onderwijs) vindt u terug in de omzendbrief: Aanvangsbegeleiding in het secundair onderwijs (SO/2019/02 van 24-04-2019).

5.1.3. Administratieve en geldelijke toestand

5.1.3.1. Administratieve toestand

Het schoolbestuur moet de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur van een personeelslid schriftelijk vastleggen.

In het gemeenschapsonderwijs gebeurt dit via een schriftelijk document, in het officieel gesubsidieerd onderwijs via een besluit van het bestuur (het college van burgemeester en schepenen of de bestendige deputatie) en in het vrij gesubsidieerd onderwijs via een arbeidsovereenkomst.

Dit document vermeldt tenminste:

  • de benaming en het adres van het schoolbestuur en van de instelling waar het personeelslid tewerkgesteld wordt;
  • de identiteit van het personeelslid;
  • het uit te oefenen ambt en de omvang van de opdracht;
  • of het om een aanstelling in een vacante of een niet-vacante betrekking gaat, in dit laatste geval, de naam van de titularis van de betrekking en, in voorkomend geval, van het afwezige personeelslid dat de titularis tijdelijk vervangt;
  • het pedagogisch project en de aanvullende verplichtingen en onverenigbaarheden.

Het personeelslid ontvangt steeds een exemplaar van dit document.

De instelling meldt daarnaast de opdracht van het personeelslid aan haar dossierspecialist personeel met het oog op de bezoldiging van het personeelslid (zie punt 5.1.6).

5.1.3.2. Geldelijke toestand

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking heeft recht op een maandelijks salaris dat rechtstreeks uitbetaald wordt aan het personeelslid door AGODI, op voorwaarde dat het tijdelijke personeelslid aan de financierings- of subsidiëringsvoorwaarden voldoet.

Deze voorwaarden en welke documenten en gegevens u aan uw dossierspecialist personeel moet bezorgen, vindt u in de omzendbrief Indiensttreding van een tijdelijk personeelslid in het onderwijs: mededeling aan het ministerie van Onderwijs en vorming (PERS/2005/09 van 29-06-2005).

Gaat het om een tijdelijke aanstelling in een niet-vacante betrekking - dus om de vervanging van een afwezige titularis - dan zal het personeelslid een salaris ontvangen als daarenboven ook aan de volgende vervangingsvoorwaarden is voldaan:

  • het te vervangen personeelslid is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking;
    • het te vervangen personeelslid is afwezig voor ten minste tien opeenvolgende werkdagen. Deze voorwaarde geldt niet als het te vervangen personeelslid omstandigheidsverlof geniet wegens de bevalling van zijn echtgenote of samenwonende partner en de afwezigheid geen aaneensluitende periode van tien werkdagen vormt.

Volgende vervangingen worden evenwel niet bezoldigd:

  • een vervanging van een afwezigheid die start in een periode van 14 kalenderdagen voor of tijdens de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie. Meer informatie hierover vindt in de omzendbrief Beperking van de vervangingsmogelijkheid voor of tijdens een korte vakantieperiode (PERS/2015/06 van 24-08-2015);
  • een vervanging van een personeelslid dat afwezig is na 31 mei;
  • een vervanging van een personeelslid dat nascholing volgt.

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur is aangesteld in een wervingsambt tot 30 juni, zowel in een vacante als in een niet-vacante betrekking, krijgt voor de duur van zijn aanstelling en dit uiterlijk tot en met de maand juni maandelijks een salaris.

Tijdens de zomervakantie ontvangt elk tijdelijk personeelslid onder bepaalde voorwaarden een uitgestelde bezoldiging die wordt berekend op basis van de prestaties die het personeelslid heeft uitgeoefend tijdens het schooljaar (tussen 1 september en 30 juni).

Deze uitgestelde bezoldiging wordt in juli en augustus van datzelfde schooljaar uitbetaald. Meer informatie vindt u in de omzendbrief Sommige aspecten van de bezoldiging van tijdelijke personeelsleden van het onderwijs – PERS/2004/07 van 10-06-2004.

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur is aangesteld in een wervingsambt van administratief medewerker of van het administratief personeel, krijgt voor de duur van zijn aanstelling maandelijks een salaris, ook in de maanden juli en augustus als het personeelslid effectief in die maanden aangesteld is.

5.1.3.3. Ziekteverlof

Het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur heeft tijdens een afwezigheid wegens ziekte binnen de periode van zijn aanstelling onder bepaalde voorwaarden recht op bezoldigd ziekteverlof.

Deze voorwaarden en de berekeningswijze van het recht op het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof vindt u terug in de omzendbrief - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding – PERS/2007/07 van 21-09-2007 (punt 2.2).

5.1.4. Einde van de tijdelijke aanstelling

De aanstelling van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur kan worden beëindigd door een ontslag dat uitgaat van het schoolbestuur of via een vrijwillig ontslag gegeven door het personeelslid.

Daarnaast bepalen de decreten rechtspositie een aantal situaties die automatisch een einde maken aan de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur. We spreken in dat geval niet over een ontslag, maar over een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege of om een definitieve ambtsneerlegging.

Een schoolbestuur moet de beëindiging van een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur steeds schriftelijk motiveren en meedelen aan het personeelslid, ook als het gaat om een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege.

5.1.4.1. Einde van de tijdelijke aanstelling van rechtswege

De decreten rechtspositie bepalen dat er onder bepaalde omstandigheden van rechtswege een einde komt aan de tijdelijke aanstelling van een personeelslid.

Dit houdt in dat er onmiddellijk een einde aan de aanstelling komt en er geen opzegtermijn is voor het personeelslid.

Volgende redenen leiden van rechtswege onmiddellijk tot een einde van de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur.

1. Het einde van het schooljaar

Een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur eindigt uiterlijk op het einde van het schooljaar.

Het personeelslid kan natuurlijk het volgende schooljaar een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgen.

2. De terugkeer van de titularis van de betrekking

Als de titularis van de betrekking terugkeert uit zijn afwezigheid komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid dat in die betrekking als vervanger is aangesteld.

3. De betrekking wordt aan een ander personeelslid toegewezen

- omwille van de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling

Als het schoolbestuur in het kader van de verplichtingen betreffende reaffectatie of wedertewerkstelling de betrekking moet toewijzen aan een vastbenoemd personeelslid dat ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

- door toewijzing van een affectatie, een mutatie of een vaste benoeming van een ander personeelslid

Als het schoolbestuur een vastbenoemd personeelslid in de betrekking muteert

of affecteert, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Als het schoolbestuur op 1 januari een ander personeelslid in de betrekking vast benoemt, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

4. De betrekking kan niet langer gefinancierd of gesubsidieerd worden

Als de betrekking niet meer financierbaar of subsidieerbaar is, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

5. Het personeelslid voldoet niet (meer) aan de aanstellingsvoorwaarden

Als na de aanstelling van het tijdelijke personeelslid blijkt dat hij niet (meer) voldoet aan een of meer van de aanstellingsvoorwaarden, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Voorbeeld

Het personeelslid wordt strafrechtelijk veroordeeld en deze veroordeling leidt tot het tijdelijke of definitief verlies van zijn burgerlijke en politieke rechten. Dit personeelslid voldoet vanaf dat ogenblik niet meer aan de aanstellingsvoorwaarde die stelt dat hij de burgerlijke en politiek rechten moet genieten.

6. Bij het bereiken van de leeftijdsgrens

Als het tijdelijke personeelslid de leeftijdsgrens bereikt die leidt tot pensionering, komt er op het einde van dat schooljaar een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Op deze regel geldt een uitzondering, zodat een personeelslid ook na het bereiken van de leeftijdsgrens een tijdelijke aanstelling kan behouden.

Meer informatie over deze maatregelen vindt u in de omzendbrief Langer werken dan de wettelijke pensioenleeftijd (PERS/2012/05 van 30-07-2012).

7. Bij de definitieve pensionering van het personeelslid

Op ogenblik dat het tijdelijke personeelslid met pensioen gaat, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

5.1.4.2. Einde van de tijdelijke aanstelling door ontslag

De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) kan een tijdelijk personeelslid om bepaalde redenen ontslaan of het tijdelijke personeelslid kan zelf vrijwillig ontslag nemen.

Een ontslag van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur gebeurt:

  • met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen (in het gesubsidieerd onderwijs);
  • om dringende redenen;
  • na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende”.

Deze vormen van ontslag kunnen ook impact hebben op de verwerving van het recht op TADD voor het personeelslid.

1. Ontslag met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen in het gesubsidieerd onderwijs

In het gesubsidieerd onderwijs kan het schoolbestuur een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor bepaalde duur ontslaan met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen.

De redenen voor dit ontslag houden verband met een tekortkoming aan

de plichten van het personeelslid zoals opgenomen in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 9 en volgende).

Het schoolbestuur moet dit ontslag grondig motiveren en dit schriftelijk bezorgen aan het personeelslid. De mededeling van het ontslag vermeldt het begin en de duur van de opzeggingstermijn en gebeurt via een aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na de datum van verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in de instelling en het ambt heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt niet meer in aanmerking voor de berekening van het recht op TADD (zie punt 5.2.1.1). Het personeelslid behoudt wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft opgebouwd in andere instellingen van dezelfde scholengemeenschap of van hetzelfde schoolbestuur (als de instellingen niet tot een scholengemeenschap behoren) en hij kan die aanwenden om in die andere instellingen het recht op TADD in te roepen, maar niet in de instelling waar hij werd ontslagen.

Als het schoolbestuur het tijdelijke personeelslid na zijn ontslag opnieuw aanwerft in de instelling waar hij eerder werd ontslagen met een vooropzeg van 30 dagen in het desbetreffende ambt, dan kan hij voor dat ambt weer wel opnieuw een beroep doen op de al eerder gepresteerde dienstanciënniteit. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde dienstanciënniteit als niet bestaande beschouwd.

2. Ontslag om dringende redenen

In het gemeenschapsonderwijs

De directeur kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur om dringende redenen ontslaan bij de vaststelling van een ernstige tekortkoming die het voortduren van de tijdelijke aanstelling onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt.

Het moet gaan om aantoonbare feiten die de directeur, niet langer dan drie werkdagen nadat hij op de hoogte is gesteld van deze feiten, moet meedelen aan het personeelslid via een aangetekende brief die binnen een termijn van drie werkdagen na het ontslag om dringende redenen wordt verzonden.

Het tijdelijke personeelslid kan binnen vijf kalenderdagen vanaf de dag nadat de post de schriftelijke mededeling van de motieven van het ontslag om dringende redenen voor het eerst heeft aangeboden, met een aangetekende brief beroep aantekenen bij de bevoegde kamer van beroep. Als de laatste dag van de voormelde termijn een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn van vijf kalenderdagen verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Als het personeelslid de mededeling met de motieven van het ontslag ontvangt tijdens een periode van ten minste zeven opeenvolgende vakantiedagen, wordt de voormelde periode van vijf kalenderdagen verlengd met de duur van de vakantieperiode.

De raad van bestuur van de scholengroep schorst het tijdelijke personeelslid onmiddellijk preventief vanaf het ogenblik van ontslag.

Als het personeelslid beroep aantekent omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de beroepsprocedure is beëindigd. Deze periode van preventieve schorsing kan nooit langer zijn dan de duur van de oorspronkelijke tijdelijke aanstelling waarop het ontslag betrekking heeft.

Als het personeelslid geen beroep aantekent, omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de termijn om beroep aan te tekenen verstreken is.

Het ontslag om dringende redenen is definitief ofwel na het verstrijken van de beroepstermijn, ofwel nadat de kamer van beroep een definitieve beslissing heeft genomen. 

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het ambt van ontslag heeft verworven tot op het ogenblik van het ontslag, komt na een ontslag om dringende redenen niet meer in aanmerking voor de berekening op het recht op TADD (zie punt 5.2.1.1).

Als het ontslag gegeven werd in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap, komt de dienstanciënniteit die het personeelslid in het ambt in kwestie heeft verworven in alle instellingen van de scholengroep niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Als het ontslag gegeven werd in een instelling die behoort tot een scholengemeenschap, komt de dienstanciënniteit die het personeelslid in het ambt in kwestie heeft verworven in alle instellingen van de scholengemeenschap en in alle instellingen van de scholengroep niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Als de directeur het personeelslid na zijn ontslag toch opnieuw aanwerft in de instelling waar hij eerder werd ontslagen omwille van dringende redenen, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen die nodig is om het recht op TADD te verwerven en een positieve beoordeling krijgen (zie punt 5.2.1.1 en 5.2.1.2).

In het gesubsidieerd onderwijs

Het schoolbestuur kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur om dringende redenen ontslaan bij de vaststelling van een ernstige tekortkoming die het voortduren van de tijdelijke aanstelling onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt. Naargelang de aard van deze redenen kan het schoolbestuur beslissen dat dit ontslag betrekking heeft op één, meerdere of al haar instellingen.

Het moet gaan om aantoonbare feiten die het schoolbestuur, niet langer dan drie werkdagen nadat het op de hoogte is gesteld van deze feiten, moet meedelen aan het personeelslid via een aangetekende brief die binnen een termijn van drie werkdagen na het ontslag wordt verzonden of via gerechtsdeurwaardersexploot.

Het personeelslid kan binnen vijf vanaf de dag nadat de post de schriftelijke mededeling van het ontslag om dringende redenen voor het eerst heeft aangeboden, met een aangetekende brief beroep aantekenen bij de bevoegde kamer van beroep.

Het schoolbestuur schorst het tijdelijke personeelslid onmiddellijk preventief vanaf het ogenblik van ontslag.

Als het personeelslid beroep aantekent omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de beroepsprocedure is beëindigd. Deze periode van preventieve schorsing kan nooit langer zijn dan de duur van de oorspronkelijke tijdelijke aanstelling waarop het ontslag betrekking heeft.

Als het personeelslid geen beroep aantekent, omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de termijn om beroep aan te tekenen verstreken is.

Het ontslag om dringende redenen is definitief ofwel na het verstrijken van de beroepstermijn, ofwel nadat de kamer van beroep een definitieve beslissing heeft genomen.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het ambt van ontslag heeft verworven tot op het ogenblik van het ontslag, komt na een ontslag om dringende redenen niet meer in aanmerking voor de berekening op het recht op TADD (zie punt 5.2.1.1).

Als het ontslag gegeven werd in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap, komt de dienstanciënniteit die het personeelslid in het ambt in kwestie heeft verworven in alle instellingen van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Als het ontslag gegeven werd in een instelling die behoort tot een scholengemeenschap, komt de dienstanciënniteit die het personeelslid in het ambt in kwestie heeft verworven in alle instellingen van de scholengemeenschap niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Als het schoolbestuur het personeelslid na zijn ontslag toch opnieuw aanwerft in de instelling waar hij eerder werd ontslagen omwille van dringende redenen, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen die nodig is om het recht op TADD te verwerven en een positieve beoordeling krijgen (zie punt 5.2.1.1 en 5.2.1.2).

3. Ontslag na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende”

Een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur wordt na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” door het schoolbestuur ontslagen uit zijn ambt in de instelling waar hij deze evaluatie heeft gekregen.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in de instelling en het ambt heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt niet meer in aanmerking voor de berekening van het recht op TADD (zie punt 5.2.1.1).

Als het ontslag gegeven werd in een instelling die behoort tot een scholengemeenschap, behoudt het personeelslid wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft verworven in andere instellingen van de scholengemeenschap en kan hij die aanwenden om in die andere instellingen het recht op TADD in te roepen, maar niet in de instelling waar hij werd ontslagen.

Als het ontslag gegeven werd in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap, behoudt het personeelslid wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft verworven in andere instellingen van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren en kan hij die aanwenden om in die andere instellingen het recht op TADD in te roepen, maar niet in de instelling waar hij werd ontslagen.

Als het tijdelijke personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in de instelling waar hij eerder werd ontslagen omwille van een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” in het desbetreffende ambt, dan kan hij voor dat ambt wel opnieuw een beroep doen op de al eerder gepresteerde dienstanciënniteit. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde dienstanciënniteit als niet bestaande beschouwd.

4. De voordracht van een leerkracht levensbeschouwelijk onderricht wordt ingetrokken

Als de bevoegde instantie van de eredienst voor een godsdienstleraar of de bevoegde instantie van de niet-confessionele zedenleer voor een leraar niet-confessionele zedenleer de voordracht intrekt, dan moet het schoolbestuur het tijdelijke personeelslid in dit ambt onmiddellijk en zonder opzeggingstermijn ontslaan.

Dit ontslag heeft voor de berekening van het recht op TADD geen impact op de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid tot op het ogenblik van het ontslag heeft verworven in het ambt bij het schoolbestuur of in de scholengemeenschap. Als het tijdelijke personeelslid later weer in een tijdelijke aanstelling krijgt in dit ambt, komt deze dienstanciënniteit dus nog steeds in aanmerking voor het recht op TADD (zie punt 5.2.1.1).

5. Vrijwillig ontslag door het personeelslid

Het personeelslid kan zelf ook vrijwillig ontslag nemen.

Bij dit ontslag hoort een opzeggingstermijn van 7 kalenderdagen.

Het personeelslid meldt dit ontslag schriftelijk aan zijn directeur (gemeenschapsonderwijs) of aan zijn schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) en vermeldt daarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn. De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) neemt kennis van dit ontslag door een duplicaat van deze melding te ondertekenen. Het personeelslid kan zijn ontslag ook meedelen via een aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot.

De opzeggingstermijn van 7 kalenderdagen kan in onderling overleg tussen het personeelslid en de directeur (gemeenschapsonderwijs) of het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) ingekort worden. Die instemming blijkt uit een geschrift dat de effectieve datum van de stopzetting van de opdracht vermeldt en dat beide partijen ondertekenen.

Een vrijwillig ontslag heeft voor de berekening van het recht op TADD geen impact op de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid tot op het ogenblik van het ontslag heeft verworven in het ambt bij het schoolbestuur of in de scholengemeenschap. Als het tijdelijke personeelslid later weer een tijdelijke aanstelling krijgt, komt deze dienstanciënniteit dus nog steeds in aanmerking voor het recht op TADD (zie punt 5.2.1.1).

6. Andere redenen

Naast de hiervoor opgesomde mogelijkheden zijn er nog redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid zonder opzeggingstermijn in de vorm van een definitieve ambtsneerlegging.

U vindt die mogelijkheden voor het gemeenschapsonderwijs terug in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 86) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 60).

5.1.5. Behoud van verworven rechten bij overname van de instelling door een ander schoolbestuur of bij wijziging van scholengemeenschap

Als de instelling waar het tijdelijke personeelslid is aangesteld, overgenomen wordt door een ander schoolbestuur, toetreedt tot een andere scholengemeenschap of uit een scholengemeenschap stapt, behoudt het tijdelijke personeelslid de rechten die hij tot dan heeft verworven bij die instelling.

5.1.5.1. Overname van een instelling in het gemeenschapsonderwijs

Bij de overname van een instelling door een andere scholengroep, gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van de instelling die wordt overgenomen als tijdelijk personeelslid over naar de scholengroep die de instelling overneemt.

Bij de overname van een instelling van een schoolbestuur van het gesubsidieerd onderwijs betreft, gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van de instelling die wordt overgenomen als tijdelijk personeelslid over naar de scholengroep die de instelling overneemt als ze daar zelf om verzoeken.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in de instelling die wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij de scholengroep die de instelling overneemt.

Als een scholengroep een instelling van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het gesubsidieerd onderwijs beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die de instelling overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het schoolbestuur die de instelling overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep die de instelling overneemt.

5.1.5.2. Overname van een instelling in het gesubsidieerd onderwijs

Bij de overname van een instelling door een ander schoolbestuur gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van de instelling die wordt overgenomen als tijdelijk personeelslid over naar het schoolbestuur dat de instelling overneemt.

Als de instelling die overgenomen wordt tot een ander net behoort dan datgene waartoe ze na de overname zal behoren, kan een tijdelijk personeelslid weigeren om over te stappen naar het andere schoolbestuur.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in de instelling die wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het schoolbestuur dat de instelling overneemt.

Als een schoolbestuur een instelling van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het schoolbestuur dat de instelling overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij het schoolbestuur die de instelling overlaat, geldt bij het schoolbestuur dat de instelling overneemt.

5.1.5.3. Toetreding of uittreding van een scholengemeenschap

Als een instelling die voorheen niet tot een scholengemeenschap behoorde, toetreedt tot een scholengemeenschap, dan geldt de dienstanciënniteit die een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor bepaalde duur voor de toetreding heeft verworven in een ambt in de instelling ook voor dat ambt in alle instellingen van de scholengemeenschap.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij het schoolbestuur die de instelling overlaat, geldt voor de scholengemeenschap waartoe de instelling toetreedt.

Hetzelfde principe geldt als een instelling die voorheen tot een scholengemeenschap behoorde, toetreedt tot een andere scholengemeenschap. De dienstanciënniteit die een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor bepaalde duur voor de toetreding tot de andere scholengemeenschap heeft verworven in een ambt in de instelling geldt ook in dat ambt in alle instellingen van de nieuwe scholengemeenschap.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij het schoolbestuur die de instelling overlaat, geldt voor de nieuwe scholengemeenschap.

Als een instelling uit een scholengemeenschap treedt, en niet opnieuw toetreedt tot een andere scholengemeenschap, dan geldt de dienstanciënniteit die een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor bepaalde duur voor de uittreding heeft verworven in een ambt in de instelling als gepresteerd in dat ambt bij het schoolbestuur in een instelling die niet tot een scholengemeenschap behoort.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij een schoolbestuur van de scholengemeenschap, geldt bij het betrokken schoolbestuur voor de instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren.

5.1.6. Praktische schikkingen

De gegevens die u bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur aan uw dossierspecialist personeel moet meedelen, vindt u terug in de omzendbrief Indiensttreding van een tijdelijk personeelslid in het onderwijs: mededeling aan het ministerie van Onderwijs en vorming (PERS/2005/09 van 29-06-2005).

5.2. TIJDELIJKE AANSTELLING VAN DOORLOPENDE DUUR (TADD)

Een tijdelijk personeelslid kan het recht verwerven op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) als hij aan een aantal specifieke voorwaarden voldoet.

Vanaf 1 september 2021 gelden nieuwe voorwaarden waardoor een personeelslid naast de verwerving van een bepaalde dienstanciënniteit ook een positieve beoordeling zal moeten krijgen om het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur te verwerven.

Voor een personeelslid dat al voor 1 september 2021 dienstanciënniteit heeft verworven, geldt onder bepaalde voorwaarden een overgangsmaatregel (zie punt 5.2.3).

Het recht op TADD houdt in dat het personeelslid bij voorrang een tijdelijke aanstelling kan krijgen t.o.v. andere tijdelijke personeelsleden die niet aan deze voorwaarden voldoen.

De tijdelijke aanstelling van doorlopende duur loopt over de schooljaren heen en is mogelijk in een vacante betrekking en in een niet-vacante betrekking.

Daarnaast is een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur eveneens een voorwaarde voor vaste benoeming in een wervingsambt. De omzendbrief 29/11/1999 - 13CC/VB/ml - Vaste benoeming - Procedure, voorwaarden en mededeling aan het departement Onderwijs gaat hier dieper op in.

Het recht op een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur is van toepassing op betrekkingen in een wervingsambt in de instellingen en personeelscategorieën vermeld onder punt 5.

5.2.1. Voorwaarden

Vanaf 1 september 2021 moet een tijdelijk personeelslid aan de volgende voorwaarden voldoen om voor een wervingsambt het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur te verwerven:

  • uiterlijk op 30 juni minstens 290 dagen dienstanciënniteit verwerven, waarvan  200 dagen effectief moeten gepresteerd zijn (zie punt 5.2.1.1);uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het personeelslid de vereiste dienstanciënniteit heeft verworven, voor de gepresteerde diensten in de instelling een positieve beoordeling hebben gekregen van de eerste evaluator (zie punt 5.2.1.2).

Deze nieuwe voorwaarden gelden voor het tijdelijke personeelslid dat:

  • op of na 1 september 2021 voor het eerst in dienst komt;
  • op of na 1 september 2021 opnieuw in dienst komt en op 30 juni 2021 minder dan 290 dagen dienstanciënniteit heeft verworven.

Dit betekent dat een tijdelijk personeelslid op basis van de nieuwe voorwaarden voor het eerst het recht op TADD kan verwerven op 1 september 2022.

Daarnaast gelden er overgangsmaatregelen voor tijdelijke personeelsleden die uiterlijk op 30 juni 2020 of op 30 juni 2021 aan specifieke voorwaarden voldoen (zie punt 5.2.3).

5.2.1.1. Voorwaarde betreffende dienstanciënniteit

Om het recht op TADD te kunnen laten gelden moet het tijdelijke personeelslid uiterlijk op 30 juni een dienstanciënniteit verworven hebben van ten minste 290 dagen.

Van deze 290 dagen moeten er daarenboven minstens 200 dagen effectief gepresteerd zijn.

5.2.1.1.1. Berekening van de dienstanciënniteit

Een personeelslid moet ten minste 290 dagen dienstanciënniteit hebben opgebouwd om een recht op TADD te verwerven. Van deze 290 dagen moeten er 200 effectief gepresteerd zijn. Hierna gaan we dieper in op de principes die van toepassing zijn bij de berekening van de dienstanciënniteit.

Bij de berekening van de dienstanciënniteit zijn zowel het ambt waarin het personeelslid de diensten presteert als het bekwaamheidsbewijs van het personeelslid van belang.

5.2.1.1.1.1. Per ambt

De dienstanciënniteit geldt steeds per ambt. Om het recht op TADD te verwerven voor een bepaald ambt moet de dienstanciënniteit verworven zijn in dit specifieke ambt.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid oefent een opdracht uit in het ambt van leraar (11/22) en in het ambt van opvoeder (18/36).

De prestaties die het personeelslid in beide ambten opbouwt, mogen niet samengenomen worden voor het recht op TADD.

De dienstanciënniteit die het personeelslid opbouwt in het ambt van leraar geldt enkel voor de verwerving van het recht op TADD in het ambt van leraar.

De dienstanciënniteit die het personeelslid opbouwt in het ambt van opvoeder geldt enkel voor de verwerving van het recht op TADD in het ambt van opvoeder.

De diensten die een personeelslid opbouwt in een wervingsambt van het ondersteunend personeel (administratief medewerker, opvoeder) komen in aanmerking als diensten voor het desbetreffende ambt, ook als een personeelslid prestaties heeft verricht in betrekkingen met verschillende diplomaniveaus en met verschillende puntenwaarden.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid is aangesteld in het ambt van administratief medewerker in een betrekking van tenminste HSO (63 punten) voor 12/36 en in een betrekking van ten minste bachelor (82 punten) voor 9/36.

De diensten die het personeelslid in beide betrekkingen opbouwt, komen in aanmerking voor de verwerving van het recht op TADD in het ambt van administratief medewerker en tellen dus mee voor 19/36.

De diensten die werden gepresteerd in verschillende ambten kunnen in principe dus nooit worden samengeteld.

Op deze regel gelden echter een aantal uitzonderingen.

In volgende situaties kan de dienstanciënniteit die in een bepaald ambt is verworven toch in aanmerking worden genomen voor een ander ambt.

1. Dienstanciënniteit in het ambt van godsdienstleraar in het vrij confessioneel gesubsidieerd onderwijs

De dienstanciënniteit die een tijdelijk personeelslid in het vrij confessioneel gesubsidieerd onderwijs verwerft in het ambt van godsdienstleraar komt ook in aanmerking als dienstanciënniteit voor een ander wervingsambt, voor zover de onderwezen godsdienst degene is die voorkomt in het onderwijs verstrekt door het schoolbestuur.

2. Dienstanciënniteit in een wervingsambt in het buitengewoon basisonderwijs en in het buitengewoon secundair onderwijs

Een schoolbestuur kan de diensten die een personeelslid heeft gepresteerd in een wervingsambt in het buitengewoon basisonderwijs en in het buitengewoon secundair onderwijs in aanmerking nemen als gepresteerd in een wervingsambt in het gewoon secundair onderwijs. Het aantal diensten dat zo in aanmerking kan worden genomen, is weliswaar beperkt tot maximum 200 dagen dienstanciënniteit berekend volgens punt 5.2.1.1.2.

5.2.1.1.1.2. Volgens indeling van het bekwaamheidsbewijs

Bij het vaststellen van de nodige dienstanciënniteit per ambt speelt de indeling van het bekwaamheidsbewijs geen rol, behalve bij het ambt van leraar. Dit betekent dat ook diensten mogen meegenomen worden die een tijdelijk personeelslid heeft verworven in een ambt waarvoor het op dat ogenblik een “ander” bekwaamheidsbewijs had.

Het personeelslid kan het recht op TADD echter alleen maar laten gelden voor het ambt waarvoor hij over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs beschikt en dit uiterlijk op 1 september van het schooljaar waarin hij het recht wil laten gelden. Het recht op TADD kan bijgevolg niet gelden voor een ambt, waarvoor het personeelslid slechts over een "ander" bekwaamheidsbewijs beschikt of waarvoor het personeelslid nog in de loop van het schooljaar een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs verwerft.

Voor het ambt van leraar moet bij het vaststellen van de dienstanciënniteit wel steeds onderscheid gemaakt worden tussen de prestaties die geleverd zijn met een vereist bekwaamheidsbewijs en een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs.

Aanstelling in een vak of een specialiteit op basis van een vereist bekwaamheidsbewijs

Voor de berekening van de dienstanciënniteit voor een aanstelling in een vak of een specialiteit op basis van een vereist bekwaamheidsbewijs komen volgende diensten in aanmerking:

  • alle diensten gepresteerd in de vakken of specialiteiten waarvoor het personeelslid het vereiste bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) heeft;
  • alle diensten gepresteerd in een vak of een specialiteit waarvoor hij een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs (VO of OM/VO) heeft.

Aanstelling in een vak of een specialiteit op basis van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs

Voor de berekening van de dienstanciënniteit voor een aanstelling in een vak of een specialiteit op basis van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs (VO of OM/VO) komen alleen de diensten in aanmerking die gepresteerd zijn in dat specifieke vak of die specifieke specialiteit.

Diensten verworven op basis van een “ander” bekwaamheidsbewijs kunnen wel meetellen als het personeelslid op het ogenblik dat hij het recht op TADD daadwerkelijk wilt uitoefenen voor het ambt, vak of specialiteit over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs beschikt.

5.2.1.1.2. Berekeningswijze

Het personeelslid moet minstens 290 dagen dienstanciënniteit hebben verworven, waarvan er 200 dagen effectief gepresteerd zijn.

290 dagen dienstanciënniteit

De 290 dagen dienstanciënniteit worden berekend volgens artikel 4 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 6 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.

De dienstanciënniteit omvat alle kalenderdagen met inbegrip van zaterdagen, zondagen, wettelijke verlofdagen, schoolvakanties en verloven die gelijkgesteld zijn met dienstactiviteit, die binnen de periode van aanstelling van het tijdelijke personeelslid vallen.

Het aantal dagen mag hier echter niet worden vermenigvuldigd met 1,2.

Diensten met onvolledige prestaties worden op dezelfde manier in aanmerking genomen als diensten met volledige prestaties, op voorwaarde dat de prestaties ten minste de helft bedragen van het aantal uren vereist voor een betrekking met volledige prestaties.

Het aantal dagen gepresteerd in een betrekking die minder dan de helft bedraagt van het aantal uren vereist voor een betrekking met volledige prestaties, wordt gedeeld door twee.

De diensten moeten gepresteerd zijn in hoofdambt.

200 dagen effectief gepresteerd

Deze berekening verloopt op dezelfde wijze als de berekening van de 290 dagen dienstanciënniteit, met dit verschil dat hier enkel de periodes in aanmerking worden genomen waarin het personeelslid effectieve prestaties heeft verricht.

Onder effectieve prestaties wordt verstaan: alle kalenderdagen met inbegrip van zaterdagen, zondagen, wettelijke verlofdagen en schoolvakanties die binnen de periode van aanstelling vallen.

Periodes van ziekteverlof, omstandigheidsverlof, enz. komen bijgevolg niet in aanmerking voor de berekening van de effectieve prestaties.

Om het recht op TADD te bepalen, worden de volgende periodes wel meegerekend voor de vaststelling van de 200 dagen effectieve prestaties en dit tot een maximum van 70 dagen:

  • het zwangerschapsverlof;
  • de periode van verwijdering uit een risico in het kader van de bedreiging door een beroepsziekte;
  • de periode van moederschapsbescherming.

Uiteraard moeten deze dagen binnen de aanstellingsperiode van het personeelslid vallen.

Tijdelijke personeelsleden die aangesteld zijn in de periode 1 september - 30 juni kunnen maximaal 303 (of 304 in een schrikkeljaar) dagen dienstanciënniteit per schooljaar verwerven. Tijdelijke personeelsleden die aangesteld zijn tot 31 augustus (bijvoorbeeld de administratief medewerker en administratief personeel) kunnen maximaal 360 dagen dienstanciënniteit per schooljaar verwerven. Hou er wel rekening mee dat om het recht op TADD te verwerven, de dienstanciënniteit steeds uiterlijk op 30 juni van het schooljaar wordt bekeken.

Opmerking

  • In het gemeenschapsonderwijs komen alleen de diensten gepresteerd na 1 september 1988 in aanmerking;
  • In het gesubsidieerd onderwijs komen alleen de diensten gepresteerd na 1 september 1985 in aanmerking.

5.2.1.1.3. Berekeningsdatum

De dienstanciënniteit wordt vastgesteld op 30 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin het personeelslid het recht laat gelden.

Dit betekent dat om op 1 september het recht op een TADD te kunnen inroepen, het personeelslid de vereiste 290 en 200 dagen ten laatste moet verworven hebben op 30 juni van het voorgaande schooljaar.

5.2.1.1.4. Waar moet de dienstanciënniteit gepresteerd zijn?

Niet alle gepresteerde diensten tellen mee om het recht op TADD te verwerven. Het is belangrijk om na te gaan in welke instelling(en) en bij welk schoolbestuur de diensten gepresteerd werden en of de instelling al of niet deel uitmaakt van een scholengemeenschap.

5.2.1.1.4.1. In het gemeenschapsonderwijs

Bij de berekening van de dienstanciënniteit moet een onderscheid worden gemaakt tussen de diensten die gepresteerd zijn in instellingen die tot een scholengemeenschap behoren en instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren. Daarnaast vormt ook de scholengroep een belangrijk criterium.

Voor de berekening van het recht op TADD gelden de gepresteerde diensten als volgt:

Voor instellingen die tot een scholengemeenschap behoren

  • De prestaties die het personeelslid heeft geleverd in alle instellingen die behoren tot dezelfde scholengemeenschap en dit ongeacht het net waartoe de instelling behoort;
  • De prestaties die het personeelslid heeft geleverd in instellingen van dezelfde scholengroep.

Voor instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren

  • De prestaties die het personeelslid heeft geleverd in instellingen die behoren tot dezelfde scholengroep.

5.2.1.1.4.2. In het gesubsidieerd onderwijs

Bij de berekening van de dienstanciënniteit moet een onderscheid worden gemaakt tussen de diensten die gepresteerd zijn in instellingen die tot een scholengemeenschap behoren en instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Voor de berekening van het recht op TADD gelden de gepresteerde diensten als volgt:

Voor instellingen die tot een scholengemeenschap behoren

  • De prestaties die het personeelslid heeft geleverd in alle instellingen die behoren tot dezelfde scholengemeenschap en dit ongeacht het net waartoe de instelling behoort.

Voor instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren

  • De prestaties die het personeelslid heeft gepresteerd in instellingen van hetzelfde schoolbestuur en die niet tot een scholengemeenschap behoren.

5.2.1.2. De beoordeling

Om het recht op TADD te verwerven, zal een tijdelijk personeelslid naast de vereiste dienstanciënniteit (zie punt 5.2.1.1) uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij in de instelling(en) die dienstanciënniteit verwerft een positieve beoordeling moeten krijgen van zijn eerste evaluator (zie punt 5.2.1.2.1).

De eerste evaluator kan drie vormen van beoordeling hanteren: een positieve beoordeling, een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling.

5.2.1.2.1. De positieve beoordeling

Als de eerste evaluator oordeelt dat het personeelslid voldoet, geeft de eerste evaluator aan het tijdelijke personeelslid bij het bereiken van de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD - en uiterlijk op 30 juni van dat schooljaar - een positieve beoordeling.

De positieve beoordeling houdt in dat het personeelslid de dienstanciënniteit die hij in het ambt in de instelling heeft verworven in aanmerking kan nemen om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD (zie punt 5.2.1.1).

Als het tijdelijke personeelslid uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD verwerft (zie punt 5.2.1.1) geen beoordeling heeft gekregen, dan is het alsof het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen. Dit houdt dan in dat het personeelslid de prestaties die hij in de instelling in het ambt heeft verworven kan aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Ook de dienstanciënniteit die het personeelslid verworven heeft in de instelling of instellingen waar hij uiterlijk 30 juni geen beoordeling heeft gekregen, komt in aanmerking voor deze kandidaatstelling voor het recht op TADD.

Krijgt het personeelslid uiterlijk 30 juni een andere beoordeling – een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling – dan kan het personeelslid de dienstanciënniteit waarvoor die beoordeling geldt nog niet aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD. Dat zal dan slechts mogelijk zijn onder bepaalde voorwaarden (zie punt 5.2.1.2.2 en 5.2.1.2.3).

5.2.1.2.2. De beoordeling met werkpunten

De eerste evaluator kan ook oordelen dat het personeelslid nog niet klaar is om het recht op TADD te verwerven, omdat hij nog werkpunten heeft waarvoor hij zich moet inzetten en waarvoor bijkomende begeleiding nodig is. Hij kent dan aan het personeelslid een beoordeling met werkpunten toe. De eerste evaluator maakt dan een verslag op waarin hij deze beslissing en de werkpunten opneemt, samen met het traject dat het tijdelijke personeelslid tijdens de aanvangsbegeleiding heeft afgelegd. Als het om een leerkracht levensbeschouwelijk onderricht (godsdienstleraar en leraar niet-confessionele zedenleer) gaat, wordt ook hier de bevoegde instantie van de betrokken eredienst of de niet-confessionele zedenleer betrokken voor een oordeel over de vakinhoudelijke en vaktechnische aspecten van dit ambt.

Een beoordeling met werkpunten heeft tot gevolg dat het personeelslid de dienstanciënniteit die hij in de instelling heeft verworven niet in aanmerking kan nemen om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Als het personeelslid het niet eens is met deze beoordeling met werkpunten kan hij verhaal halen bij het schoolbestuur. Het schoolbestuur gaat na of de beoordeling met werkpunten redelijk is en dit het uitstel van het recht op TADD rechtvaardigt. Het schoolbestuur kan de beoordeling met werkpunten enkel bevestigen of vernietigen. Als een van de betrokken partijen aan het schoolbestuur vraagt om gehoord te worden, hoort het schoolbestuur zowel het betrokken personeelslid als de eerste evaluator voordat het een beslissing neemt.

Een personeelslid dat een beoordeling met werkpunten heeft gekregen, heeft het daaropvolgende schooljaar of later in het ambt waarvoor hij de boordeling met werkpunten kreeg, recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in een instelling van de scholengemeenschap of van het schoolbestuur als de instelling niet tot een scholengemeenschap behoort. Dit moet toelaten dat het personeelslid ook effectief de vastgestelde werkpunten kan aanpakken en zo toch nog het recht op TADD kan verwerven. Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. De scholengemeenschap of de inrichtende macht voor de instellingen die niet behoren tot een scholengemeenschap kan dit recht op een tijdelijke aanstelling van een tijdelijk personeelslid met werkpunten dan ook pas toepassen nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen wordt toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden een betrekking toewijzen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling toepassen;
  • de personeelsleden met het recht op TADD in dienst houden of een aanstelling geven.

Zijn er na die verplichtingen nog vacatures toe te wijzen, dan moeten die bij voorrang gaan naar de tijdelijke personeelsleden met een beoordeling met werkpunten.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer instellingen van de scholengemeenschap of in een of meer instellingen van het schoolbestuur (als de instellingen niet behoren tot een scholengemeenschap).

Als een tijdelijk personeelslid na de beoordeling met werkpunten in een instelling van de scholengemeenschap of van het schoolbestuur (als de instelling niet behoort tot een scholengemeenschap) opnieuw een tijdelijke aanstelling krijgt in een betrekking in het betrokken ambt, moet hij in dat ambt nog bijkomend 200 dagen effectieve prestaties extra verrichten om zich kandidaat te kunnen stellen voor het recht op TADD.

Tijdens deze bijkomende periode heeft het personeelslid recht op een aangepast traject van aanvangsbegeleiding, waarbij de focus ligt op de werkpunten die tijdens de beoordeling aan bod zijn gekomen en die in het verslag van de beoordeling met werkpunten zijn opgenomen. Bij het bereiken van de bijkomende 200 dagen effectieve prestaties kent de eerste evaluator uiterlijk op 30 juni van het schooljaar opnieuw een beoordeling toe. Hij kan dan kiezen uit twee mogelijkheden: een positieve beoordeling of een negatieve beoordeling.

Bij een positieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de in de instelling in het ambt verworven dienstanciënniteit aanwenden om zich kandidaat stellen voor het recht op TADD. Als het personeelslid van de eerste evaluator geen beoordeling krijgt, geldt dit als een positieve beoordeling.

Bij een negatieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de in de instelling in het ambt verworven dienstanciënniteit niet aanwenden om zich kandidaat stellen voor het recht op TADD (zie punt 5.2.1.2.3).

5.2.1.2.3. De negatieve beoordeling

De derde vorm van beoordeling die de eerste evaluator kan toekennen, is een negatieve beoordeling. De eerste evaluator is dan van mening dat het tijdelijke personeelslid niet voldoet voor een nieuwe tijdelijke aanstelling en ook niet in aanmerking komt om het recht op TADD te verwerven.

Als het personeelslid het niet eens is met deze negatieve beoordeling kan hij verhaal halen bij het schoolbestuur. Het schoolbestuur gaat na of de negatieve beoordeling redelijk is en dit het weigeren van het recht op TADD rechtvaardigt. Het schoolbestuur kan de negatieve beoordeling enkel bevestigen of vernietigen. Als een van de betrokken partijen aan het schoolbestuur vraagt om gehoord te worden, hoort het schoolbestuur zowel het betrokken personeelslid als de eerste evaluator voordat het een beslissing neemt.

Bij een negatieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de dienstanciënniteit die hij in de instelling in het ambt heeft verworven, niet aanwenden om zich bij de scholengemeenschap of bij het schoolbestuur als het gaat om instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren, kandidaat te stellen voor het recht op TADD in het ambt in kwestie. Het personeelslid kan in deze instelling het recht op TADD ook niet inroepen via de dienstanciënniteit die hij heeft verworven in andere instellingen van de scholengemeenschap of van de inrichtende macht als het gaat om instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Pas als het personeelslid opnieuw een tijdelijke aanstelling krijgt in de instelling komt de eerder in die instelling verworven dienstanciënniteit weer in aanmerking voor het recht op TADD. De negatieve beoordeling houdt dus niet in dat het personeelslid zich nadien in de instelling waar hij deze beoordeling heeft gekregen, niet meer kan kandidaat stellen voor een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur.

Als de directeur (in het gemeenschapsonderwijs) of het schoolbestuur (in het gesubsidieerd onderwijs) beslist om een personeelslid, dat eerder van de eerste evaluator een negatieve beoordeling heeft gekregen voor de prestaties die hij in een ambt in de instelling heeft verricht en zich later opnieuw kandidaat stelt voor een tijdelijke aanstelling in die instelling, in die instelling in het betrokken ambt een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur toe te wijzen, dan wordt de eerdere negatieve beoordeling omgezet in een beoordeling met werkpunten. Het personeelslid moet dan in het betrokken ambt in de instelling bijkomend 200 dagen effectieve dagen presteren, onder de voorwaarden die gelden t.a.v. een beoordeling met werkpunten, voordat hij in aanmerking komt voor het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (zie punt 5.2.1.2.2).

5.2.1.2.4. Lokale afspraken over de beoordeling

In het bevoegde lokale comité kunnen op het niveau van het schoolbestuur of desgevallend de scholengemeenschap afspraken worden gemaakt over de beoordeling.

Deze afspraken kunnen gaan over de wijze waarop het instrument van beoordeling binnen de scholen van het schoolbestuur of scholengemeenschap zal worden gehanteerd (bv. afstemmen van de beoordeling als een tijdelijk personeelslid in meerdere scholen presteert, opvolgen van de tijdelijke personeelsleden via uitwisseling van informatie, aanstellen van een personeelslid met een beoordeling met werkpunten, …). Deze afspraken kunnen weliswaar nooit afbreuk doen aan de decretale bepalingen met betrekking tot het verwerven van het recht op TADD.

Ongeacht de afspraken die op lokaal vlak gemaakt worden, moet bij de toekenning van een beoordeling alleszins rekening gehouden worden met de volgende principes:

- als een tijdelijk personeelslid gespreid over meerdere schooljaren in eenzelfde ambt voor bepaalde duur is aangesteld in een of meer instellingen van de scholengemeenschap of van het schoolbestuur, als het gaat om instellingen die niet behoren tot een scholengemeenschap, kan aan dat personeelslid door een of meer eerste evaluatoren gedurende die opeenvolgende schooljaren slechts twee maal een negatieve beoordeling of combinatie van een beoordeling met werkpunten en negatieve beoordeling worden toegekend. Dat betekent dat als het personeelslid in een instelling van de scholengemeenschap of van het schoolbestuur, als het gaat om instellingen die niet behoren tot een scholengemeenschap, opnieuw tijdelijk wordt aangesteld voor bepaalde duur in een ambt waarvoor hij eerder al twee negatieve beoordelingen heeft gekregen, ofwel een beoordeling met werkpunten gevolgd door een negatieve beoordeling heeft gekregen, ofwel een negatieve beoordeling gevolgd door een beoordeling met werkpunten heeft gekregen, dan kan de eerste evaluator in een instelling van de scholengemeenschap, respectievelijk schoolbestuur, in dat ambt geen derde beoordeling meer geven als dat een negatieve beoordeling of een beoordeling met werkpunten zou zijn. Als de eerste evaluator van dit tijdelijke personeelslid dan van mening is dat het personeelslid niet in aanmerking komt voor een nieuwe of een verdere tijdelijke aanstelling, dan kan hij dit enkel verhinderen via de procedure van een evaluatie met eindconclusie onvoldoende;

- als een tijdelijk personeelslid in hetzelfde ambt een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur heeft in meerdere instellingen van de scholengemeenschap of van het schoolbestuur, als het gaat om instellingen die niet behoren tot een scholengemeenschap, dan tellen alle negatieve beoordelingen en beoordelingen met werkpunten die in hetzelfde schooljaar zijn toegekend voor de toepassing van het hiervoor vermelde principe samen slechts als één beoordeling.

Voorbeelden

Voorbeeld 1

Een tijdelijk personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2021-2022 een TABD-aanstelling in het ambt van leraar voor 22/22 in school A van schoolbestuur X in scholengemeenschap W. Dit personeelslid krijgt van de eerste evaluator op 30 juni 2022 in school A een negatieve beoordeling.

Het personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2022-2023 een TABD-aanstelling in het ambt van leraar voor 12/21 in school C van schoolbestuur Y van dezelfde scholengemeenschap W. Dit personeelslid krijgt van de eerste evaluator in school C op 30 juni 2023 een negatieve beoordeling.

Als dit personeelslid in het ambt van leraar opnieuw een TABD-aanstelling krijgt op of na 1 september 2023 in een school van dezelfde scholengemeenschap W en de eerste evaluator is ook dan van mening dat het personeelslid niet geschikt is voor een verdere tijdelijke aanstelling, dan kan hij geen negatieve beoordeling of beoordeling met werkpunten meer toekennen. De eerste evaluator moet dan gebruik maken van de evaluatieprocedure en desgevallend een evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” toekennen.

Voorbeeld 2

Een tijdelijk personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2021-2022 een TABD-aanstelling in het ambt van opvoeder voor 18/36 in school A van schoolbestuur X in scholengemeenschap Z en krijgt van de eerste evaluator op 30 juni 2022 een negatieve beoordeling.

Dit tijdelijke personeelslid heeft in hetzelfde schooljaar 2021-2022 eveneens een TABD-aanstelling in het ambt van opvoeder voor 18/36 in school B van schoolbestuur Y in dezelfde scholengemeenschap Z. Daar krijgt het personeelslid van de eerste evaluator een beoordeling met werkpunten.

Kan dit personeelslid het daaropvolgende schooljaar bij een nieuwe TABD-aanstelling in het ambt van opvoeder in een school van scholengemeenschap Z nog een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling krijgen?

Ja, want de negatieve beoordeling en de beoordeling met werkpunten die zijn toegekend tijdens hetzelfde schooljaar 2021-2022 tellen in dit geval als 1 beoordeling voor het ambt van opvoeder. Het personeelslid kan het volgende schooljaar of later dus nog een negatieve beoordeling of een beoordeling met werkpunten krijgen bij een TABD-aanstelling in het ambt van opvoeder in een school van scholengemeenschap Z.

5.2.1.3. Kandidaatstelling en ingangsdatum

Om beroep te doen op zijn recht op TADD moet het personeelslid kandideren vóór 15 juni van het schooljaar waarin hij aan de gestelde voorwaarden voldoet.

Een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs kandideert bij de raad van bestuur van de scholengroep waar hij zijn recht op TADD wil laten gelden. Het personeelslid kan dat naar keuze doen via een aangetekende brief of op een wijze die door het college van directeurs, na onderhandeling in het bevoegde onderhandelingscomité, wordt vastgelegd. Als de scholengroep een eigen systeem van kandidaatstelling hanteert, moet dat systeem wat tegenstelbaarheid betreft minimaal dezelfde garanties bieden als een aangetekende brief. De raad van bestuur deelt de mogelijkheden van mededeling van de kandidaatstelling mee aan alle personeelsleden en maakt dit ook openbaar.

Een personeelslid van het gesubsidieerd onderwijs kandideert bij het schoolbestuur waar hij zijn recht op TADD wil laten gelden. Het personeelslid kan dat naar keuze doen via een aangetekende brief of op een wijze die door het schoolbestuur, na onderhandeling in het bevoegde onderhandelingscomité, wordt vastgelegd. Als het schoolbestuur een eigen systeem van kandidaatstelling hanteert, moet dat systeem wat tegenstelbaarheid betreft minimaal dezelfde garanties bieden als een aangetekende brief. Het schoolbestuur deelt de mogelijkheden van mededeling van de kandidaatstelling mee aan alle personeelsleden en maakt dit ook openbaar.

Als de instelling tot een scholengemeenschap behoort, geldt de kandidatuur voor alle scholen van deze scholengemeenschap en in het gemeenschapsonderwijs ook voor alle instellingen van de scholengroep.

Als de kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet, geldt dit als een doorlopende kandidaatstelling voor het recht op TADD over de schooljaren heen. De kandidaatstelling blijft dus onmiddellijk over de schooljaren heen gelden, ook als het personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het schooljaar volgend op de kandidaatstelling.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september volgend op de kandidaatstelling.

Om vanaf 1 september het recht op TADD te laten gelden, moet het personeelslid voor het ambt waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld:

  • op 30 juni van het voorafgaande schooljaar aan de voorwaarden betreffende dienstanciënniteit en beoordeling voldoen (zie punt 5.2.1.1 en 5.2.1.2)
  • en uiterlijk op 1 september van het schooljaar waarin hij het recht wil laten gelden, beschikken over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt.

Het personeelslid met een recht op TADD dat de betrekking niet effectief kan opnemen omwille van ziekte, arbeidsongeval of moederschapsrust, behoudt dit recht. Het personeelslid kan worden aangesteld en voor de duur van de afwezigheid volgens de geldende regels vervangen worden. Na de afwezigheid neemt het personeelslid de hem toegewezen betrekking effectief op.

5.2.1.4. Voorbeelden impact beoordeling

Voorbeeld 1

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van leraar voor een opdracht van 14/22 in het algemeen vak Frans (VE) in school A voor gewoon secundair onderwijs die tot een scholengemeenschap behoort. De scholengemeenschap telt vijf scholen die allen tot hetzelfde schoolbestuur behoren.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar in school A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 3 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in school A een positieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar als hij zich voor 15 juni van het schooljaar kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van het volgende schooljaar voor het ambt van leraar in alle scholen van de scholengemeenschap en dit voor alle vakken waarvoor het personeelslid een vereist bekwaamheidsbewijs heeft.

Voorbeeld 2

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van leraar in de algemene vakken Nederlands (VE) en Aardrijkskunde (VO) in twee scholen voor gewoon secundair onderwijs die tot eenzelfde scholengemeenschap behoren:

Het personeelslid oefent volgende opdrachten uit:

- school A: 11/21AV Nederlands (VE);

- school B: 10/20AV Aardrijkskunde (VO).

De scholengemeenschap telt vier scholen die allen tot hetzelfde schoolbestuur behoren.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar in school A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 3 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in school A een positieve beoordeling.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar in school B 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in school B een positieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar als hij zich voor 15 juni van het schooljaar kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van het volgende schooljaar voor het ambt van leraar in alle scholen van de scholengemeenschap voor de vakken waarvoor het personeelslid een vereist bekwaamheidsbewijs heeft en voor het vak AV Aardrijkskunde waarvoor het personeelslid een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs heeft.

Voorbeeld 3

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van leraar in het vak AV Frans (VE) voor 17/22 in school A voor gewoon secundair onderwijs van schoolbestuur Y die tot een scholengemeenschap behoort. De scholengemeenschap telt zes scholen: vier scholen behoren tot schoolbestuur Y en twee scholen behoren tot schoolbestuur Z.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar in school A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in school A een beoordeling met werkpunten.

Het personeelslid voldoet in school A niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar vermits hij een beoordeling met werkpunten heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties in school A nog niet in aanmerking komen voor het recht op TADD.

Het personeelslid moet bijkomend 200 dagen effectieve prestaties verwerven als onderwijzer om alsnog het recht op TADD te verwerven.

Dit personeelslid heeft daartoe tijdens het volgende schooljaar (schooljaar 2) of later recht op een nieuwe TABD-aanstelling.

Tijdens het schooljaar 2 wordt het personeelslid weer aangesteld in een betrekking van leraar voor 12/22 in school B van schoolbestuur Y en heeft op 30 juni van dat schooljaar 2 de vereiste 200 dagen effectieve prestaties verworven.

Op 4 juni van het schooljaar 2 krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in school B een positieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet dan aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar als hij zich voor 15 juni van het schooljaar 2 kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van schooljaar 3 voor het ambt van leraar in alle scholen van de scholengemeenschap en voor alle vakken waarvoor het personeelslid een vereist bekwaamheidsbewijs heeft.

Voorbeeld 4

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van leraar ASV (VE) voor 24/24 in school A voor buitengewoon secundair onderwijs die niet tot een scholengemeenschap behoort. Het schoolbestuur heeft drie scholen voor buitengewoon secundair onderwijs.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar ASV in school A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in school A een negatieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet in school A niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar ASV vermits hij een negatieve beoordeling heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties in school A niet in aanmerking komen voor het recht op TADD en dit in geen enkele van de scholen van hetzelfde schoolbestuur.

Voorbeeld 5

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van leraar in het algemeen vak Frans (VE) en het algemeen vak Aardrijkskunde (VE) in twee scholen voor gewoon secundair onderwijs die tot eenzelfde scholengemeenschap behoren.

Het personeelslid oefent volgende opdrachten uit:

- school A: 11/22 in het vak AV Frans;

- school E: 11/22 in het vak AV Aardrijkskunde.

De scholengemeenschap telt zes scholen: vier scholen (A, B, C en D) behoren tot schoolbestuur Y en twee scholen (E en F) behoren tot schoolbestuur Z.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar in school A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 3 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in school A een positieve beoordeling.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar in school E 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in school E een negatieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet in school E niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar vermits hij een negatieve beoordeling heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties in school E niet in aanmerking komen voor het recht op TADD en dit in geen enkele van de scholen van de scholengemeenschap.

Het personeelslid voldoet in school A wel aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar als hij zich voor 15 juni van het schooljaar kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van schooljaar 2 voor het ambt van leraar in de vier scholen (A, B, C en D) van schoolbestuur Y en in school F van schoolbestuur Z van de scholengemeenschap en dit voor alle vakken waarvoor het personeelslid een vereist bekwaamheidsbewijs heeft. Het recht op TADD geldt echter niet in school E van schoolbestuur Z, want daar kreeg het personeelslid een negatieve beoordeling. Het personeelslid kan het recht op TADD dat hij in school A heeft verworven daarom ook niet aanwenden om in school E een TADD-aanstelling te claimen.

Voorbeeld 6

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van logopedist (VE) voor 17/30 in school A voor buitengewoon secundair onderwijs van schoolbestuur Y die niet tot een scholengemeenschap behoort. Het schoolbestuur telt twee scholen voor buitengewoon secundair onderwijs.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van logopedist in school A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in school A een beoordeling met werkpunten.

Het personeelslid voldoet in school A niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van logopedist vermits hij een beoordeling met werkpunten heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties in school A nog niet in aanmerking komen voor het recht op TADD.

Het personeelslid moet bijkomend 200 dagen effectieve prestaties verwerven als logopedist om alsnog het recht op TADD te verwerven.

Dit personeelslid heeft daartoe tijdens het volgende schooljaar (schooljaar 2) of later recht op een nieuwe TABD-aanstelling.

Tijdens het schooljaar 2 wordt het personeelslid weer aangesteld in een betrekking van logopedist voor 15/30 in school B van schoolbestuur Y en heeft op 30 juni van dat schooljaar 2 de vereiste 200 dagen effectieve prestaties verworven.

Op 4 juni van het schooljaar 2 krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in school B een positieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet dan aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van logopedist als hij zich voor 15 juni van het schooljaar 2 kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van schooljaar 3 voor het ambt van logopedist in alle scholen voor buitengewoon secundair onderwijs van schoolbestuur Y.

5.2.2. Waarvoor en waar geldt het recht op TADD?

Het recht op tijdelijke aanstelling van doorlopende duur geldt t.a.v. het ambt waarin en in de instelling(en) waarvoor het personeelslid het recht op TADD heeft verworven en voor elke vacante betrekking en niet-vacante betrekking in dat ambt.

Dat betekent dat een tijdelijk personeelslid het recht op TADD dus enkel kan inroepen in die instelling(en) waar het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen voor de prestaties die het personeelslid in die instelling(en) presteerde. Het recht op TADD geldt daarnaast ook in de instelling(en) waar het personeelslid op 30 juni geen beoordeling heeft gekregen of geen prestaties heeft geleverd.

Zowel tijdelijke personeelsleden als deeltijds vastbenoemde personeelsleden kunnen het recht op TADD laten gelden op elke vacature die in de loop van het schooljaar ontstaat.

Dit geldt niet als het personeelslid al als titularis is aangesteld voor een voltijdse betrekking in het ambt waarvoor hij het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur heeft verworven.

Voorbeeld

Een personeelslid heeft een recht op TADD verworven voor het ambt van leraar. Bij het begin van het schooljaar wordt het personeelslid aangesteld in de vervanging van een opvoeder. In de loop van het schooljaar wordt een betrekking van leraar vacant. Het personeelslid kan zijn recht op TADD laten gelden voor dit ambt van leraar.

Opgelet
Het recht op TADD geldt niet voor een tijdelijke aanstelling in volgende situaties:

- Uitbreiding van TADD bij langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen

Een personeelslid dat de goedkeuring heeft gekregen om een langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen op te nemen, kan geen uitbreiding van zijn tijdelijke aanstelling krijgen vergeleken met de toestand aan de vooravond van het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen. Dit principe geldt eveneens voor een personeelslid dat met langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen is en het recht op tijdelijke aanstelling met doorlopende duur (TADD) heeft of tijdens zijn langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen het recht op TADD vergaart. Dit personeelslid kan dit recht op TADD slechts inroepen voor een tijdelijke aanstelling die beperkt is tot het volume van zijn tijdelijke aanstelling aan de vooravond van het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen.
Meer informatie over dit verlof vindt u in de omzendbrief PERS/2007/07 van 21-09-2007- Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.

- Tijdelijke aanstelling via verlof TAO

Een vastbenoemd personeelslid kan niet voor doorlopende duur worden aangesteld in de opdracht die hij via het verlof TAO (tijdelijk andere opdracht) in een wervingsambt uitoefent. Het personeelslid verwerft wel dienstanciënniteit in het ambt dat hij op deze wijze tijdelijk uitoefent. Het vastbenoemde personeelslid kan de dienstanciënniteit die hij via het verlof TAO heeft opgebouwd ook aanwenden om in het desbetreffende ambt het recht op TADD in te roepen. Het vastbenoemde personeelslid kan het recht op TADD enkel effectief uitoefenen als hij op het ogenblik dat hem een betrekking wordt aangeboden, bij zijn schoolbestuur een afwezigheid voor verminderde prestaties (AVP) vraagt en krijgt. Op deze wijze oefent het personeelslid zijn recht op TADD uit als een ‘zuiver’ tijdelijk personeelslid.
Men mag in deze niet uit het oog verliezen dat het nemen van een AVP geen recht is. Het is dus mogelijk dat het personeelslid zijn recht op TADD niet kan uitoefenen als zijn schoolbestuur de AVP niet toestaat.

5.2.2.1. In het gemeenschapsonderwijs

Het recht op TADD geldt binnen de scholengroep waar het personeelslid zijn dienstanciënniteit heeft verworven en kan in een bepaalde volgorde worden ingeroepen.

Deze volgorde vloeit voort uit het feit of de instelling waar het personeelslid zijn recht op TADD heeft verworven al of niet behoort tot een scholengemeenschap.

De dienstanciënniteit is verworven in een instelling die behoort tot een scholengemeenschap

Het personeelslid kan zijn recht op TADD laten gelden in deze volgorde:

1° in de instellingen van dezelfde scholengemeenschap. Als het gaat om een netoverschrijdende scholengemeenschap, geldt dit ook in de instellingen van het andere net;

2° in de instellingen van een andere scholengemeenschap van dezelfde scholengroep. Als het gaat om een netoverschrijdende scholengemeenschap, is dit beperkt tot de instellingen van deze scholengemeenschap die behoren tot het gemeenschapsonderwijs;

3° in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren.

De dienstanciënniteit is verworven in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap

Het personeelslid kan zijn recht op TADD laten gelden in deze volgorde:

1° in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren;

2° in de instellingen van dezelfde scholengroep die tot een scholengemeenschap behoren.

5.2.2.2. In het gesubsidieerd onderwijs

In het gesubsidieerd onderwijs geldt het recht op TADD afhankelijk van de instelling(en) en het schoolbestuur waar het personeelslid zijn recht heeft opgebouwd. Daarbij is het eveneens van belang of de instelling al of niet behoort tot een scholengemeenschap.

De dienstanciënniteit is verworven in een instelling die behoort tot een scholengemeenschap

Als het personeelslid het recht op TADD heeft verworven in een of meer instellingen die tot een scholengemeenschap behoren, dan geldt dit recht in alle instellingen van deze scholengemeenschap, ongeacht het schoolbestuur waartoe de instelling behoort.

De dienstanciënniteit is verworven in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap

Als het personeelslid het recht op TADD heeft verworven in een of meer instellingen die niet behoren tot een scholengemeenschap, dan geldt dit recht in alle instellingen van het schoolbestuur, weliswaar beperkt tot de instellingen van dit schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren.

5.2.3. Overgangsmaatregelen TADD

Voor tijdelijke personeelsleden die voor 30 juni 2021 al prestaties hebben geleverd in een ambt en aan bepaalde voorwaarden voldoen, gelden de nieuwe voorwaarden voor TADD op of na 1 september 2021 niet.

Een tijdelijk personeelslid zal beroep kunnen doen op een overgangsmaatregel als het personeelslid behoort tot een van de volgende vijf categorieën:

  • Categorie 1 heeft uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en geen beoordeling met werkpunten (punt 5.2.3.1);

  • Categorie 2 heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en geen beoordeling met werkpunten (punt 5.2.3.2);

  • Categorie 3 heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en een beoordeling met werkpunten (punt 5.2.3.3);

  • Categorie 4 heeft uiterlijk op 30 juni 2021 minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven (punt 5.2.3.4);

  • Categorie 5 wordt op 1 juli 2021 vast benoemd in een ambt waarvoor hij op 30 juni 2021 het recht op TADD nog niet heeft verworven (punt 5.2.3.5).

Personeelsleden die al voor 1 september 2021 dienstanciënniteit hebben verworven in een ambt en niet onder een van de voormelde categorieën vallen, kunnen bij een tijdelijke aanstelling op of na 1 september 2021 het recht op TADD verwerven op basis van de nieuwe voorwaarden. De eerder verworven dienstanciënniteit blijft daarbij alvast gelden.

Als bijlage bij deze omzendbrief vindt u een schematisch overzicht van deze overgangsmaatregelen (zie bijlage 1 “Overgangsmaatregelen TADD”).

Opgelet:
Een personeelslid kan slechts beroep doen op één overgangsmaatregel.

Er is geen combinatie mogelijk van een van deze overgangsmaatregelen met de nieuwe regel of tussen de overgangsmaatregelen onderling.

Als het personeelslid het recht op TADD verworven heeft voor het ambt van leraar en later dit recht wil laten gelden voor een (ander) vak of (andere) specialiteit waarvoor hij over een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs beschikt, dan gebeurt dit niet meer volgens de overgangsmaatregel die voor hem geldt maar wel volgens de generieke regel. Het volstaat dan dat het personeelslid in
dat vak of die specialiteit 290 dagen dienstanciënniteit verwerft waarvan 200 dagen effectief werden gepresteerd.
Vermits het personeelslid voor het ambt van leraar reeds het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur verworven heeft, hoeft er immers geen nieuwe beoordeling meer toegekend worden bij het verwerven van de voormelde dienstanciënniteit.

Daarnaast blijven ook de overgangsmaatregelen van toepassing voor personeelsleden die op 30 juni 2019 of 30 juni 2020 aan specifieke voorwaarden voldeden (zie bijlage 2 “Overgangsmaatregelen TADD op 30 juni 2019 en 30 juni 2020”). Een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van een van deze overgangsmaatregelen voldoet en tot op heden nog geen TADD-aanstelling heeft verkregen of opgenomen, kan hier dus nog steeds beroep op doen.

5.2.3.1. Categorie 1: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en geen beoordeling met werkpunten

5.2.3.1.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2020 voor het betrokken ambt geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2020 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn;
  • tijdens het schooljaar 2020-2021 of later in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep niet als TADD aangesteld zijn in het ambt waarvoor voormelde voorwaarden gelden.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 5.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het personeelslid de vereiste dienstanciënniteit heeft opgebouwd in een of meer instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren, dan geldt het recht op TADD in de volgende volgorde:

  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren;
  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die tot een scholengemeenschap behoren.

Als het personeelslid de vereiste dienstanciënniteit heeft opgebouwd in een of meer instellingen die tot een scholengemeenschap behoren, dan geldt het recht op TADD in de volgende volgorde:

  • in de instellingen van dezelfde scholengemeenschap ongeacht het net;
  • in de instellingen van een andere scholengemeenschap van dezelfde scholengroep;
  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregelen voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

5.2.3.1.2. In het gesubsidieerd onderwijs

5.2.3.1.2.1. De instelling behoort tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer instellingen van dezelfde scholengemeenschap, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2020 voor het betrokken ambt geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2020 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn;
  • tijdens het schooljaar 2020-2021 of later in een of meer instellingen van dezelfde scholengemeenschap niet als TADD aangesteld zijn in het ambt waarvoor voormelde voorwaarden gelden.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 5.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle instellingen van de scholengemeenschap.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregel voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

5.2.3.1.2.2. De instelling behoort niet tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2020 voor het betrokken ambt geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2020 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn;
  • tijdens het schooljaar 2020-2021 of later in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren niet als TADD aangesteld zijn in het ambt waarvoor voormelde voorwaarden gelden.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 5.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregel voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

5.2.3.2. Categorie 2: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en geen beoordeling met werkpunten

5.2.3.2.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat uiterlijk op 30 juni 2021 voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • voor het betrokken ambt na 1 september 2019 en uiterlijk 30 juni 2021 geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 5.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het personeelslid de vereiste dienstanciënniteit heeft opgebouwd in een of meer instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren, dan geldt het recht op TADD in de volgende volgorde:

  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren;
  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die tot een scholengemeenschap behoren.

Als het personeelslid de vereiste dienstanciënniteit heeft opgebouwd in een of meer instellingen die tot een scholengemeenschap behoren, dan geldt het recht op TADD in de volgende volgorde:

  • in de instellingen van dezelfde scholengemeenschap ongeacht het net;
  • in de instellingen van een andere scholengemeenschap van dezelfde scholengroep;
  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregel voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

5.2.3.2.2. In het gesubsidieerd onderwijs

5.2.3.2.2.1. De instelling behoort tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat uiterlijk op 30 juni 2021 voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer instellingen van dezelfde scholengemeenschap, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • voor het betrokken ambt na 1 september 2019 en uiterlijk 30 juni 2021 geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 5.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle instellingen van de scholengemeenschap.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregel voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

5.2.3.2.2.2. De instelling behoort niet tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat uiterlijk op 30 juni 2021 voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • voor het betrokken ambt na 1 september 2019 en uiterlijk 30 juni 2021 geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 5.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2020-2021 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregel voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

5.2.3.3. Categorie 3: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en een beoordeling met werkpunten

5.2.3.3.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijk personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het betrokken ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2021 voor het betrokken ambt van de eerste evaluator een beoordeling met werkpunten gekregen hebben;
  • na 31 augustus 2021 tijdelijk aangesteld worden in het betrokken ambt in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep.

Dit personeelslid verwerft op 1 september 2022 of later het recht op TADD, op voorwaarde dat het personeelslid op 30 juni 2022 of later in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep bijkomend 200 dagen effectieve prestaties heeft verworven in het ambt.

Daartoe heeft het personeelslid in de scholengroep in het ambt een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur nodig.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen vóór het schooljaar 2020-2021 – dus uiterlijk op 30 juni 2020 -, dan komt het aan de directeur van de instelling toe om te beslissen of het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later al of niet een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgt.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen tijdens het schooljaar 2020-2021 en uiterlijk op 30 juni 2021, dan heeft het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later in een of meer instellingen van de scholengroep of desgevallend van de scholengemeenschap recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om op basis van een aangepast traject van aanvangsbegeleiding aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer instellingen van de scholengemeenschap of in een of meer instellingen van de scholengroep (als de instellingen niet behoren tot een scholengemeenschap).

Bij een nieuwe aanstelling van het personeelslid in het betrokken ambt wordt, conform de werkpunten die de eerste evaluator in het verslag van de beoordeling heeft opgenomen, een aangepast traject van aanvangsbegeleiding opgesteld dat het personeelslid tijdens de bijkomende periode van 200 dagen effectieve prestaties moet volgen.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 5.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dan voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen dienstanciënniteit heeft opgebouwd in een of meer instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren, dan geldt het recht op TADD in de volgende volgorde:

  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren;
  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die tot een scholengemeenschap behoren.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen dienstanciënniteit heeft opgebouwd in een of meer instellingen die tot een scholengemeenschap behoren, dan geldt het recht op TADD in de volgende volgorde:

  • in de instellingen van dezelfde scholengemeenschap ongeacht het net;
  • in de instellingen van een andere scholengemeenschap van dezelfde scholengroep;
  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Deze overgangsmaatregel blijft ook na 1 september 2021 van toepassing zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt op deze principes kan beroepen.

5.2.3.3.2. In het gesubsidieerd onderwijs

5.2.3.3.2.1. De instelling behoort tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijk personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het betrokken ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer instellingen van dezelfde scholengemeenschap, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2021 voor het betrokken ambt van de eerste evaluator een beoordeling met werkpunten gekregen hebben;
  • na 31 augustus 2021 tijdelijk aangesteld worden in het betrokken ambt in een of meer instellingen van dezelfde scholengemeenschap.

Dit personeelslid verwerft op 1 september 2022 of later het recht op TADD, op voorwaarde dat het personeelslid op 30 juni 2022 of later in een of meer instellingen van dezelfde scholengemeenschap bijkomend 200 dagen effectieve prestaties heeft verworven in het ambt.

Daartoe heeft het personeelslid in een instelling van de scholengemeenschap in het ambt een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur nodig.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen vóór het schooljaar 2020-2021 – dus uiterlijk op 30 juni 2020 -, dan komt het aan het schoolbestuur van de instelling toe om te beslissen of het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later al of niet een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgt.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen tijdens het schooljaar 2020-2021 en uiterlijk op 30 juni 2021, dan heeft het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later in een instelling van de scholengemeenschap recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om op basis van een aangepast traject van aanvangsbegeleiding aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer instellingen van de scholengemeenschap.

Bij een nieuwe aanstelling van het personeelslid in het betrokken ambt wordt, conform de werkpunten die de eerste evaluator in het verslag van de beoordeling heeft opgenomen, een aangepast traject van aanvangsbegeleiding opgesteld dat het personeelslid tijdens de bijkomende periode van 200 dagen effectieve prestaties moet volgen.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken wervingsambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 5.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dan voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle instellingen van de scholengemeenschap.

Deze overgangsmaatregel blijft ook na 1 september 2021 van toepassing zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt op deze principes kan beroepen.

5.2.3.3.2.2. De instelling behoort niet tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijk personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het betrokken ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2021 voor het betrokken ambt van de eerste evaluator een beoordeling met werkpunten gekregen hebben;
  • na 31 augustus 2021 tijdelijk aangesteld worden in het betrokken ambt in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Dit personeelslid verwerft op 1 september 2022 of later het recht op TADD, op voorwaarde dat het personeelslid op 30 juni 2022 of later in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren bijkomend 200 dagen effectieve prestaties heeft verworven in het ambt.

Daartoe heeft het personeelslid in een instelling van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoort in het ambt een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur nodig.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen vóór het schooljaar 2020-2021 – dus uiterlijk op 30 juni 2020 -, dan komt het aan het schoolbestuur toe om te beslissen of het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later al of niet een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgt.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen tijdens het schooljaar 2020-2021 en uiterlijk op 30 juni 2021, dan heeft het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later in een of meer instellingen van het schoolbestuur die niet tot scholengemeenschap behoren recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om op basis van een aangepast traject van aanvangsbegeleiding aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer instellingen van het schoolbestuur.

Bij een nieuwe aanstelling van het personeelslid in het betrokken ambt wordt, conform de werkpunten die de eerste evaluator in het verslag van de beoordeling heeft opgenomen, een aangepast traject van aanvangsbegeleiding opgesteld dat het personeelslid tijdens de bijkomende periode van 200 dagen effectieve prestaties moet volgen.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 5.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dan voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle instellingen van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Deze overgangsmaatregel blijft ook na 1 september 2021 van toepassing zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt op deze principes kan beroepen.

5.2.3.4. Categorie 4: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2021 minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven

5.2.3.4.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 in het betrokken ambt minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep;
  • na 31 augustus 2021 in het betrokken ambt in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep tijdelijk aangesteld worden;
  • op 30 juni 2022 of later in het betrokken ambt gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd.

Als het tijdelijke personeelslid dat aan voormelde voorwaarden voldoet bij het bereiken van de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni 2022 geen beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni 2022 kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september 2022.Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2022 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet, dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling (zie ook punt 5.2.1.3).

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2022-2023 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2023 niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid op 30 juni 2022 de vereiste 580 dagen dienstanciënniteit nog niet heeft verworven, dan bouwt hij bij een nieuwe tijdelijke aanstelling het daaropvolgende schooljaar of later onder deze voorwaarden verder aan de verwerving van het recht op TADD.

Verwerft het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni en krijgt hij geen beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni van dat schooljaar kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september van het daaropvolgende schooljaar.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid dat onder deze overgangsmaatregel valt de vereiste dienstanciënniteit bereikt, heeft de eerste evaluator wel nog steeds de mogelijkheid om uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit bereikt een beoordeling met werkpunten toe te kennen, zoals dit het geval was tot en met 30 juni 2021 (een positieve of negatieve beoordeling kan hij niet uitspreken). De eerste evaluator maakt daartoe een verslag op waarin die beslissing en de werkpunten opgenomen worden, samen met het traject dat tijdens de aanvangsbegeleiding werd afgelegd

Als het tijdelijke personeelslid een beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, moet het tijdelijke personeelslid bij een nieuwe tijdelijke aanstelling bijkomend 200 dagen effectieve prestaties leveren om het recht op TADD te verwerven. Daartoe heeft het tijdelijke personeelslid het daaropvolgende schooljaar of later in het betrokken ambt recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in een of meer instellingen van de scholengroep of desgevallend van de scholengemeenschap. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer instellingen van de scholengemeenschap of in een of meer instellingen van de scholengroep (als de instellingen niet behoren tot een scholengemeenschap).

Voor deze categorie personeelsleden gelden de nieuwe voorwaarden (o.m. de negatieve beoordeling) dus niet bij een nieuwe tijdelijke aanstelling na 1 september 2021.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (zie ook punt 5.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het personeelslid de vereiste bijkomende 200 effectieve dagen dienstanciënniteit heeft opgebouwd in een of meer instellingen die niet tot een scholengemeenschap behoren, dan geldt het recht op TADD in de volgende volgorde:

  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren;
  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die tot een scholengemeenschap behoren.

Als het personeelslid de vereiste bijkomende 200 effectieve dagen dienstanciënniteit heeft opgebouwd in een of meer instellingen die tot een scholengemeenschap behoren, dan geldt het recht op TADD in de volgende volgorde:

  • in de instellingen van dezelfde scholengemeenschap ongeacht het net;
  • in de instellingen van een andere scholengemeenschap van dezelfde scholengroep;
  • in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Deze overgangsmaatregel blijft ook van kracht voor elk personeelslid dat in de toekomst opnieuw in dienst komt, zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 en op 30 juni 2022 (of later) aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een terug in dienst treden op de ‘oude’ regels kan beroepen.

5.2.3.4.2. In het gesubsidieerd onderwijs

5.2.3.4.2.1. De instelling behoort tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 in het betrokken ambt minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer instellingen van dezelfde scholengemeenschap;
  • na 31 augustus 2021 in het betrokken ambt in een of meer instellingen van dezelfde scholengemeenschap tijdelijk aangesteld worden;
  • op 30 juni 2022 of later in het betrokken ambt gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer instellingen van dezelfde scholengemeenschap, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd.

Als het tijdelijke personeelslid dat aan voormelde voorwaarden voldoet bij het bereiken van de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni 2022 geen beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni 2022 kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september 2022.Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2022 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (zie ook punt 5.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2022-2023 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2023 niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid op 30 juni 2022 de vereiste 580 dagen dienstanciënniteit nog niet heeft verworven, dan bouwt hij bij een nieuwe tijdelijke aanstelling het daaropvolgende schooljaar of later onder deze voorwaarden verder aan de verwerving van het recht op TADD.

Verwerft het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni en krijgt hij geen beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni van dat schooljaar kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september van het daaropvolgende schooljaar.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid dat onder deze overgangsmaatregel valt de vereiste dienstanciënniteit bereikt, heeft de eerste evaluator wel nog steeds de mogelijkheid om uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit bereikt een beoordeling met werkpunten toe te kennen, zoals dit het geval was tot en met 30 juni 2021 (een positieve of negatieve beoordeling kan hij niet uitspreken). De eerste evaluator maakt daartoe een verslag op waarin die beslissing en de werkpunten opgenomen worden, samen met het traject dat tijdens de aanvangsbegeleiding werd afgelegd

Als het tijdelijke personeelslid een beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, moet het tijdelijke personeelslid bij een nieuwe tijdelijke aanstelling bijkomend 200 dagen effectieve prestaties leveren om het recht op TADD te verwerven. Daartoe heeft het tijdelijke personeelslid het daaropvolgende schooljaar of later in het betrokken ambt recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in een of meer instellingen van de scholengemeenschap. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer instellingen van de scholengemeenschap.

Voor deze categorie personeelsleden gelden de nieuwe voorwaarden (o.m. de negatieve beoordeling) dus niet bij een nieuwe tijdelijke aanstelling na 1 september 2021.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (zie ook punt 5.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in alle instellingen van de scholengemeenschap.

Deze overgangsmaatregel blijft ook van kracht voor elk personeelslid dat in de toekomst opnieuw in dienst komt, zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 en op 30 juni 2022 (of later) aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een terug in dienst treden op de ‘oude’ regels kan beroepen.

5.2.3.4.2.2. De instelling behoort niet tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 in het betrokken ambt minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren;
  • na 31 augustus 2021 in het betrokken ambt in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren tijdelijk aangesteld worden;
  • op 30 juni 2022 of later in het betrokken ambt gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd.

Als het tijdelijke personeelslid dat aan voormelde voorwaarden voldoet bij het bereiken van de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni 2022 geen beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni 2022 kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september 2022.Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2022 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (zie ook punt 5.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2022-2023 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2023 niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid op 30 juni 2022 de vereiste 580 dagen dienstanciënniteit nog niet heeft verworven, dan bouwt hij bij een nieuwe tijdelijke aanstelling het daaropvolgende schooljaar of later onder deze voorwaarden verder aan de verwerving van het recht op TADD.

Verwerft het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni en krijgt hij geen beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni van dat schooljaar kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september van het daaropvolgende schooljaar.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid dat onder deze overgangsmaatregel valt de vereiste dienstanciënniteit bereikt, heeft de eerste evaluator wel nog steeds de mogelijkheid om uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit bereikt een beoordeling met werkpunten toe te kennen, zoals dit het geval was tot en met 30 juni 2021 (een positieve of negatieve beoordeling kan hij niet uitspreken). De eerste evaluator maakt daartoe een verslag op waarin die beslissing en de werkpunten opgenomen worden, samen met het traject dat tijdens de aanvangsbegeleiding werd afgelegd

Als het tijdelijke personeelslid een beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, moet het tijdelijke personeelslid bij een nieuwe tijdelijke aanstelling bijkomend 200 dagen effectieve prestaties leveren om het recht op TADD te verwerven. Daartoe heeft het tijdelijke personeelslid het daaropvolgende schooljaar of later in het betrokken ambt recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in een of meer instellingen van hetzelfde schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer instellingen van het schoolbestuur.

Voor deze categorie personeelsleden gelden de nieuwe voorwaarden (o.m. de negatieve beoordeling) dus niet bij een nieuwe tijdelijke aanstelling na 1 september 2021.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (zie ook punt 5.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in alle instellingen van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Deze overgangsmaatregel blijft ook van kracht voor elk personeelslid dat in de toekomst opnieuw in dienst komt, zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 en op 30 juni 2022 (of later) aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een terug in dienst treden op de ‘oude’ regels kan beroepen.

5.2.3.5. Categorie 5: Het personeelslid wordt op 1 juli 2021 vast benoemd in een ambt waarvoor hij op 30 juni 2021 nog niet voldoet aan de voorwaarden om het recht op TADD te verwerven

5.2.3.5.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat:

  • op 1 juli 2021 door de raad van bestuur vast benoemd wordt in een ambt in een of meer instellingen van dezelfde scholengroep;
  • op 30 juni 2021 niet voldoet aan de voorwaarden om zich voor dat ambt in de scholengroep kandidaat te stellen om het recht op TADD te verwerven.

Het gaat hierbij om een tijdelijk personeelslid dat op 1 juli 2021 vast benoemd wordt op basis van de voorrangsgroep met minstens 580 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 3) of minstens 360 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 4).

Het personeelslid dat op 1 juli 2021 door een raad van bestuur in een ambt vast benoemd wordt, maar zich voor 15 juni 2021 voor dat ambt niet kan kandidaatstellen omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor het recht op TADD in de scholengroep, verwerft vanaf 1 september 2021 toch het recht op TADD voor dat ambt in de instellingen van de scholengroep of desgevallend de scholengemeenschap.

Gaat het om een vaste benoeming in het ambt van leraar op 1 juli 2021dan geldt het recht op TADD als volgt:

  • het recht geldt voor alle vakken waarvoor het personeelslid als leraar over een vereist bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) beschikt;
  • als het personeelslid als leraar op 1 juli 2021 wordt vastbenoemd in een vak waarvoor hij over een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs (VO of OM/VO) beschikt, geldt het recht op TADD voor dit VO-vak, evenals voor alle vakken waarvoor het personeelslid over een vereist bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) beschikt.

Meer informatie over de eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021, de voorrangsgroepen en de reikwijdte van het volgens deze overgangsmaatregel verworven recht op TADD vindt u in de omzendbrief “Eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021 in wervingsambten in het basisonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, het secundair onderwijs, de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding” – PERS/2021/02 van 15-02-2021.

5.2.3.5.2. In het gesubsidieerd onderwijs

5.2.3.5.2.1. De instelling behoort tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat:

  • op 1 juli 2021 door het schoolbestuur vast benoemd wordt in een ambt in een of meer instellingen van het schoolbestuur die tot een scholengemeenschap behoren;
  • op 30 juni 2021 niet voldoet aan de voorwaarden om zich voor dat ambt in de scholengemeenschap kandidaat te stellen om het recht op TADD te verwerven.

Het gaat hierbij om een tijdelijk personeelslid dat op 1 juli 2021 vast benoemd wordt op basis van de voorrangsgroep met minstens 580 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 3) of minstens 360 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 4).

Het personeelslid dat op 1 juli 2021 door een schoolbestuur in een ambt vast benoemd wordt, maar zich voor 15 juni 2021 voor dat ambt niet kan kandidaatstellen omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor het recht op TADD in de scholengemeenschap, verwerft vanaf 1 september 2021 toch het recht op TADD voor dat ambt in de instellingen van de scholengemeenschap.

Gaat het om een vaste benoeming in het ambt van leraar op 1 juli 2021dan geldt het recht op TADD als volgt:

  • het recht geldt voor alle vakken waarvoor het personeelslid als leraar over een vereist bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) beschikt;
  • als het personeelslid als leraar op 1 juli 2021 wordt vastbenoemd in een vak waarvoor hij over een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs (VO of OM/VO) beschikt, geldt het recht op TADD voor dit VO-vak, evenals voor alle vakken waarvoor het personeelslid over een vereist bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) beschikt.

Meer informatie over de eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021, de voorrangsgroepen en de reikwijdte van het volgens deze overgangsmaatregel verworven recht op TADD vindt u in de omzendbrief “Eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021 in wervingsambten in het basisonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, het secundair onderwijs, de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding” – PERS/2021/02 van 15-02-2021.

5.2.3.5.2.2. De instelling behoort niet tot een scholengemeenschap

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat:

  • op 1 juli 2021 door het schoolbestuur vast benoemd wordt in een ambt in een of meer instellingen van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren;
  • op 30 juni 2021 niet voldoet aan de voorwaarden om zich voor dat ambt bij het schoolbestuur kandidaat te stellen om het recht op TADD te verwerven.

Het gaat hierbij om een tijdelijk personeelslid dat op 1 juli 2021 vast benoemd wordt op basis van de voorrangsgroep met minstens 580 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 3) of minstens 360 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 4).

Het personeelslid dat op 1 juli 2021 door een schoolbestuur in een ambt vast benoemd wordt, maar zich voor 15 juni 2021 voor dat ambt niet kan kandidaatstellen omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor het recht op TADD in instellingen van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren, verwerft vanaf 1 september 2021 toch het recht op TADD voor dat ambt in de instellingen van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Gaat het om een vaste benoeming in het ambt van leraar op 1 juli 2021 dan geldt het recht op TADD als volgt:

  • het recht geldt voor alle vakken waarvoor het personeelslid als leraar over een vereist bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) beschikt;
  • als het personeelslid als leraar op 1 juli 2021 wordt vastbenoemd in een vak waarvoor hij over een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs (VO of OM/VO) beschikt, geldt het recht op TADD voor dit VO-vak, evenals voor alle vakken waarvoor het personeelslid over een vereist bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) beschikt.

Meer informatie over de eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021, de voorrangsgroepen en de reikwijdte van het volgens deze overgangsmaatregel verworven recht op TADD vindt u in de omzendbrief “Eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021 in wervingsambten in het basisonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, het secundair onderwijs, de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding” – PERS/2021/02 van 15-02-2021.

5.2.4. Verlies van het recht op TADD

Bepaalde omstandigheden in de loop van de onderwijsloopbaan kunnen ertoe leiden dat een tijdelijk personeelslid het recht op een aanstelling van doorlopende duur verliest. Dit verlies kan tijdelijk zijn, maar kan ook definitief zijn.

Bij tijdelijk verlies van het recht op TADD verliest het personeelslid het recht op TADD voor de duur van een schooljaar of kan hij voor een bepaalde periode het recht op een uitbreiding van zijn TADD verliezen.

Bij definitief verlies van het recht op TADD moet het personeelslid het recht op TADD opnieuw opbouwen en dus opnieuw de vereiste dienstanciënniteit verwerven.

In volgende situaties verliest een personeelslid het recht op TADD dat hij in een ambt heeft verworven.

1. Het personeelslid heeft vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten gepresteerd in de instellingen van hetzelfde schoolbestuur of van dezelfde scholengemeenschap

Het personeelslid dat zijn recht op TADD heeft verworven in een scholengemeenschap, verliest dat recht op TADD als hij gedurende vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in de instellingen van de scholengemeenschap.

Het personeelslid dat zijn recht op TADD heeft verworven in een instelling van een schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoort, verliest dat recht op TADD als hij gedurende vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in de instellingen van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid heeft in de scholengemeenschap A het recht op TADD opgebouwd, maar neemt op 1 september daaropvolgend geen TADD-aanstelling op in een school van de scholengemeenschap A.

Gedurende de schooljaren X+1 tot en met het schooljaar X+5 levert het personeelslid geen enkele prestatie in een of meer scholen van de scholengemeenschap A. Het personeelslid stelt zich in juni van het schooljaar x+5 kandidaat voor een tijdelijke aanstelling in een school van de scholengemeenschap A. Het personeelslid kan op of na 1 september van het schooljaar X+5 echter alleen als TABD worden aangesteld. Het personeelslid heeft immers geen recht meer op TADD omdat het vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in de scholen van scholengemeenschap A.

Voor een tijdelijk personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven en dat op het ogenblik van de aanvang van de afwezigheid reeds een TADD-aanstelling heeft, geldt deze bepaling niet. Dit betekent dat het personeelslid ook na een afwezigheid van vijf opeenvolgende schooljaren zijn TADD-aanstelling behoudt en deze weer kan opnemen, tenzij de betrekking waarvan hij titularis was ondertussen volgens de geldende regelgeving aan een ander personeelslid moest worden toegewezen.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid heeft in de scholengemeenschap B het recht op TADD opgebouwd en krijgt op 1 september een TADD-aanstelling in een betrekking in een school van de scholengemeenschap.

Het volgende schooljaar (X+1) behoudt het personeelslid in de betrekking zijn TADD-aanstelling, maar hij vraagt en krijgt op 1 september X+1 een AVP. Deze AVP wordt ook gedurende de schooljaren X+2 tot en met X+5 aangevraagd en toegekend. Tijdens deze periode van AVP oefent het personeelslid in de scholen van de scholengemeenschap geen enkele prestatie uit, maar hij behoudt wel de TADD-aanstelling in de school waar hij AVP neemt.

Op 31 augustus van schooljaar X+5 eindigt de AVP en op 1 september daaropvolgend neemt het personeelslid zijn betrekking in de school weer op.

Het personeelslid neemt op 1 september van schooljaar X+6 zijn betrekking weer op als TADD’er. Het personeelslid heeft weliswaar 5 opeenvolgende schooljaren geen prestaties verricht in de scholengemeenschap B, maar doordat hij effectief een TADD-aanstelling had op het ogenblik dat zijn afwezigheid startte, verliest hij na de afwezigheid van 5 opeenvolgende schooljaren zijn TADD-aanstelling niet. De TADD-aanstelling is immers gedurende de afwezigheid verder blijven lopen omdat het personeelslid aangesteld bleef in de betrekking in kwestie.

Het verlies van TADD houdt in dat het personeelslid niet onmiddellijk het recht op TADD kan inroepen bij een nieuwe tijdelijke aanstelling. Dit houdt echter niet in dat het personeelslid zijn eerder verworven dienstanciënniteit niet meer kan aanwenden om het recht op TADD opnieuw te verwerven.

Het personeelslid kan zich na deze periode van 5 schooljaren voor 15 juni weer kandidaat stellen voor het recht op TADD het daaropvolgende schooljaar op basis van de eerder verworven dienstanciënniteit.

2. Het tijdelijke personeelslid stelt zich niet tijdig kandidaat

Een tijdelijk personeelslid dat niet voor 15 juni kandideert voor het recht op TADD in een ambt, kan het daaropvolgende schooljaar geen recht op TADD inroepen voor dat ambt.

Het tijdelijke personeelslid verliest op deze wijze het recht op TADD voor dat ambt voor de duur van een schooljaar. Dit geldt enkel als het personeelslid zich geen kandidaat heeft gesteld en ook nog geen TADD-aanstelling heeft gekregen voor het ambt in kwestie, vermits een kandidaatstelling voor TADD geldt als een permanente kandidaatstelling (zie punt 5.2.1.3).

3. Het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, krijgt een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende

Een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld en in een instelling voor een welbepaald ambt een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” krijgt, kan in afwachting van een nieuwe evaluatie geen aanspraak maken op een uitbreiding van zijn tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in die instelling en voor het ambt in kwestie.

Meer informatie over evaluatie vindt u in de omzendbrief PERS/2007/09 van 29-10-2007 - Functiebeschrijving en evaluatie.

4. Het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, wordt door zijn schoolbestuur ontslagen

Een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld en dat door zijn schoolbestuur wordt ontslagen als gevolg van een tuchtmaatregel of na twee of drie definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende”, verliest zijn recht op TADD.

Meer informatie hierover vindt u in punt 5.2.6.2.

5.2.5. Administratieve en geldelijke toestand

5.2.5.1. Administratieve toestand

Net als bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur moet het schoolbestuur ook de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur van een personeelslid schriftelijk vastleggen.

Meer informatie hierover vindt u in punt 5.1.3.1.

5.2.5.2. Geldelijke toestand

Net als bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgt een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, zowel in een vacante als in een niet-vacante betrekking, voor de duur van zijn aanstelling maandelijks een salaris en onder bepaalde voorwaarden een uitgestelde bezoldiging in juli en augustus.

Meer informatie hierover vindt u in punt 5.1.3.2.

5.2.5.3. Ziekteverlof

Het tijdelijke personeelslid dat is aangesteld voor doorlopende duur heeft tijdens een afwezigheid wegens ziekte binnen de periode van zijn aanstelling onder bepaalde voorwaarden recht op bezoldigd ziekteverlof.

Deze voorwaarden en de berekeningswijze van het recht op het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof vindt u terug in de omzendbrief - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding – PERS/2007/07 van 21-09-2007 (punt 2.2).

De tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur loopt in principe over de schooljaren heen. Voor een tijdelijk personeelslid met recht op TADD is er in principe dan ook geen nieuwe aanstelling nodig op 1 september van het daaropvolgend schooljaar. In dat geval wordt het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur aangesteld blijft ook beschouwd als zijnde effectief in dienst op deze datum. Dit betekent dat een tijdelijk personeelslid dat op 1 september voor doorlopende duur aangesteld blijft en op 1 september ziek wordt effectief door het AGODI wordt bezoldigd, tenzij zijn recht op bezoldigd ziekteverlof is uitgeput. Bij uitputting van het recht op bezoldigd ziekteverlof zal het ziekenfonds instaan voor de bezoldiging.

Voorbeeld

Een personeelslid wordt tijdens het schooljaar 20XX-20YY aangesteld in een definitief vacante betrekking (ato 2) als tijdelijk aangesteld personeelslid van doorlopende duur. Het personeelslid wordt ziek op 1 september 20YY (volgend schooljaar). Dit ziekteverlof wordt bezoldigd op voorwaarde dat er nog genoeg recht op bezoldigd ziekteverlof aanwezig is.

Het personeelslid wordt immers geacht te voldoen aan de voorwaarde om zijn dienst effectief te hebben opgenomen.

Als het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op het einde van het schooljaar door het schoolbestuur, schriftelijk en gemotiveerd, uit dienst werd gemeld en het personeelslid komt het volgende schooljaar op 1 september opnieuw in dienst bij hetzelfde schoolbestuur of in dezelfde scholengemeenschap dan gelden ook hier voormelde regels.

Als het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op het einde van het schooljaar door het schoolbestuur, schriftelijk en gemotiveerd, uit dienst werd gemeld en het personeelslid komt het volgende schooljaar niet opnieuw in dienst op 1 september, dan gelden de regels voor een gewone tijdelijke aanstelling. Wordt het tijdelijke personeelslid pas in de loop van het schooljaar voor doorlopende duur aangesteld en is hij onmiddellijk afwezig wegens ziekte, dan wordt hij niet door AGODI bezoldigd, maar valt hij onmiddellijk ten laste van het ziekenfonds.

Voorbeeld

Een personeelslid was tijdens het schooljaar 20XX-20YY aangesteld in een niet-vacante betrekking (ato 1) als TADD. Het personeelslid wordt op 30-06-20YY uit dienst gemeld. Op 1 november 20YY wordt het personeelslid opnieuw aangesteld voor doorlopende duur in een vacante betrekking (ato 2). Het personeelslid wordt echter onmiddellijk ziek. Dit ziekteverlof wordt niet bezoldigd.

5.2.6. Einde van de tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur

De aanstelling van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur kan worden beëindigd door een ontslag dat uitgaat van het schoolbestuur of via een vrijwillig ontslag van het personeelslid zelf.

Daarnaast zijn er een aantal situaties – die vastgelegd zijn in de decreten rechtspositie – die automatisch een einde maken aan de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur. We spreken in dat geval niet over een ontslag, maar over een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege.

5.2.6.1. Einde van de tijdelijke aanstelling van rechtswege

De decreten rechtspositie bepalen dat er onder bepaalde omstandigheden van rechtswege een einde komt aan de tijdelijke aanstelling van een personeelslid.

Dit houdt in dat er onmiddellijk een einde aan de aanstelling komt en er geen opzegtermijn is voor het personeelslid.

Aandacht
Een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur eindigt niet van rechtswege op het einde van het schooljaar, maar loopt in principe door over de schooljaren heen.

Een tijdelijk personeelslid dat op het einde van het schooljaar voor doorlopende duur is aangesteld in een betrekking die op 1 september ongewijzigd behouden blijft, kan op 1 september niet worden verdrongen door een ander tijdelijk personeelslid, ook niet als dit tijdelijke personeelslid het recht op TADD heeft. Door het feit dat er een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur is die over de schooljaren heen loopt, ontstaat op 1 september immers geen vacature die aan een ander tijdelijk personeelslid kan worden aangeboden.

Volgende redenen leiden onmiddellijk tot een einde van de tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur.

1. De terugkeer van de titularis van de betrekking

Als de titularis van de betrekking terugkeert uit zijn afwezigheid komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid dat in die betrekking als vervanger is aangesteld.

2. De betrekking wordt aan een ander personeelslid toegewezen

- omwille van de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling

Als het schoolbestuur in het kader van de verplichtingen betreffende reaffectatie of wedertewerkstelling de betrekking moet toekennen aan een vastbenoemd personeelslid dat ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

- door toewijzing van een affectatie, een mutatie of een vaste benoeming van een ander personeelslid

Als het schoolbestuur een vastbenoemd personeelslid in de betrekking muteert

of affecteert, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Als het schoolbestuur op 1 januari een ander personeelslid in de betrekking vast benoemt, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

3. Het tijdelijke personeelslid wordt zelf vast benoemd

Als het schoolbestuur het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op 1 januari een vaste benoeming toekent, eindigt zijn tijdelijke aanstelling van doorlopende duur voor het volume waarvoor hij vast benoemd wordt.

4. De betrekking kan niet langer gefinancierd of gesubsidieerd worden

Als de betrekking niet meer financierbaar of subsidieerbaar is, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

5. Het personeelslid voldoet niet (meer) aan de aanstellingsvoorwaarden

Als na de aanstelling van het tijdelijke personeelslid blijkt dat hij niet (meer) voldoet aan een of meer van de aanstellingsvoorwaarden, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Voorbeeld

Het personeelslid wordt strafrechtelijk veroordeeld en deze veroordeling leidt tot het tijdelijke of definitief verlies van zijn burgerlijke en politieke rechten. Dit personeelslid voldoet vanaf dat ogenblik niet meer aan de aanstellingsvoorwaarde die stelt dat hij de burgerlijke en politiek rechten moet genieten.

6. Bij het bereiken van de leeftijdsgrens

Als het tijdelijke personeelslid de leeftijdsgrens bereikt die leidt tot pensionering, komt er op het einde van dat schooljaar een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Op deze regel geldt een uitzondering, zodat een personeelslid ook na het bereiken van de leeftijdsgrens een tijdelijke aanstelling kan behouden.

Meer informatie over deze maatregelen vindt u in de omzendbrief Langer werken dan de wettelijke pensioenleeftijd (PERS/2012/05 van 30-07-2012).

7. Bij de definitieve pensionering van het personeelslid

Op het ogenblik dat het tijdelijke personeelslid met pensioen gaat, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

5.2.6.2. Einde van de tijdelijke aanstelling door ontslag

Voor het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur gelden dezelfde ontslagmogelijkheden als voor vastbenoemde personeelsleden.

Dit betekent dat een schoolbestuur een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld niet kan ontslaan met een opzeggingstermijn van dertig kalenderdagen en ook niet kan ontslaan wegens dringende redenen.

De redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor doorlopende duur zijn:

  • als gevolg van een tuchtmaatregel van zijn schoolbestuur;
  • na twee of drie definitieve evaluaties met eindconclusies “onvoldoende”;
  • wegens vrijwillig ontslag;
  • wegens definitieve ambtsneerlegging.

1. Ontslag of afzetting omwille van een tuchtmaatregel

Een schoolbestuur kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur ontslaan of afzetten bij wijze van tuchtmaatregel.

Deze tuchtmaatregel volgt uit een tuchtprocedure die door het schoolbestuur wordt opgestart.

U vindt meer informatie over de tuchtregeling voor het gemeenschapsonderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 60bis en volgende) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 63bis en volgende).

Het ontslag of de afzetting bij tuchtmaatregel gaat niet gepaard met een opzeggingstermijn voor het tijdelijke personeelslid.

Een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur en dat door zijn schoolbestuur als gevolg van een tuchtmaatregel wordt ontslagen uit zijn ambt, kan voor dat ambt geen beroep meer doen op de diensten die hij voor dat ontslag heeft verworven.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt dus niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Als het ontslag gegeven werd in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap, komt de dienstanciënniteit die het personeelslid in het ambt in kwestie heeft verworven in alle instellingen van de scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of van het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) die niet tot een scholengemeenschap behoren niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Als het ontslag gegeven werd in een instelling die behoort tot een scholengemeenschap, komt de dienstanciënniteit die het personeelslid in het ambt in kwestie heeft verworven in alle instellingen van de scholengemeenschap niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Aandacht

Als het personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in een instelling van het schoolbestuur of de scholengemeenschap waar hij eerder werd ontslagen of afgezet omwille van een tuchtmaatregel, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen om het recht op TADD te verkrijgen en een positieve beoordeling krijgen (zie punt 5.2.1.1 en 5.2.1.2).

2. Ontslag na twee of drie evaluaties met eindconclusie “onvoldoende”

Een schoolbestuur moet een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur ontslaan als het in een instelling voor een bepaald ambt ofwel twee opeenvolgende definitieve evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" heeft gekregen, ofwel drie definitieve evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" heeft gekregen in zijn loopbaan. Het ontslag geldt voor het ambt in de instelling waarop de evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" betrekking hebben.

Het schoolbestuur deelt het ontslag aan het personeelslid mee via een aangetekende brief of via een gerechtsdeurwaarderexploot.

Als het schoolbestuur het ontslag via aangetekende brief meedeelt, heeft het ontslag uitwerking op de derde werkdag na verzending van de brief.

Een ontslag dat bij gerechtsdeurwaarderexploot wordt meegedeeld, heeft onmiddellijke uitwerking.

Dit ontslag gaat niet gepaard met een opzeggingstermijn voor het tijdelijke personeelslid.

Een personeelslid dat tijdelijk aangesteld is voor doorlopende duur en ontslagen wordt na twee opeenvolgende definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende” of na of drie definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende” gedurende de ganse loopbaan, verliest het recht op TADD in de instelling en voor het ambt waar het ontslag op slaat.

Het personeelslid kan daarenboven voor het recht op TADD in dat ambt ook geen beroep meer doen op de diensten die hij voor dat ontslag heeft verworven in de instelling waar hij is ontslagen.

De dienstanciënniteit die het personeelslid in het ambt in de instelling waar het ontslag op slaat heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt dus niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Het personeelslid kan in de instelling waar hij werd ontslagen het recht op TADD ook niet inroepen via dienstanciënniteit die hij in andere instellingen van het schoolbestuur of desgevallend van de scholengemeenschap heeft gepresteerd.

Aandacht

1. Het ontslag heeft enkel gevolgen t.a.v. het ambt en de instelling waar het personeelslid wordt ontslagen. Het ontslag heeft dus geen invloed op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in andere instellingen van het schoolbestuur of de scholengemeenschap.
Als het ontslag gegeven werd in een instelling die behoort tot een scholengemeenschap, behoudt het personeelslid wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft verworven in andere instellingen van de scholengemeenschap en kan hij die aanwenden om in die andere instellingen het recht op TADD in te roepen, maar niet in de instelling waar hij werd ontslagen. Als het ontslag gegeven werd in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap, behoudt het personeelslid wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft verworven in andere instellingen van het schoolbestuur die niet tot een scholengemeenschap behoren en kan hij die aanwenden om in die andere instellingen het recht op TADD in te roepen, maar niet in de instelling waar hij werd ontslagen.

2. Als het personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in de instelling waar het eerder werd ontslagen na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” in het desbetreffende ambt, kan hij voor dat ambt opnieuw een beroep doen op alle eerder gepresteerde diensten. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde diensten als niet bestaande beschouwd.

Meer informatie over het evaluatiesysteem vindt u in de omzendbrief PERS/2007/09 van 29-10-2007 - Functiebeschrijving en evaluatie.

3. Vrijwillig ontslag door het tijdelijke personeelslid

Het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur kan zelf vrijwillig ontslag nemen.

Bij dit ontslag hoort een opzeggingstermijn van 15 kalenderdagen.

Het personeelslid meldt dit ontslag schriftelijk aan zijn directeur (gemeenschapsonderwijs) of aan zijn schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) en vermeldt daarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn. De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) neemt kennis van dit ontslag door een duplicaat van deze melding te ondertekenen. Het personeelslid kan zijn ontslag ook via aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot meedelen.

De opzeggingstermijn van 15 kalenderdagen kan in onderling overleg tussen het personeelslid en de directeur (gemeenschapsonderwijs) of het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) ingekort worden. Die instemming blijkt uit een geschrift dat de effectieve datum van de stopzetting van de opdracht vermeldt en dat beide partijen ondertekenen.

Een vrijwillig ontslag heeft geen impact op het recht op TADD dat het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het ambt bij het schoolbestuur of in de scholengemeenschap. Als het tijdelijke personeelslid later weer in dienst wordt genomen, blijft het eerder verworven recht op TADD onverminderd gelden. Het personeelslid hoeft zich ook niet opnieuw kandidaat te stellen om zijn recht op TADD in te roepen (zie punt 5.2.1.3).

4. Definitieve ambtsneerlegging

Naast de hiervoor opgesomde mogelijkheden zijn er nog redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid zonder opzeggingstermijn in de vorm van een definitieve ambtsneerlegging.

U vindt die mogelijkheden voor het gemeenschapsonderwijs terug in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 86) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 60).

5.2.7. Behoud van verworven rechten bij overname van een instelling door een ander schoolbestuur of bij wijziging van scholengemeenschap

Als de instelling waar het tijdelijke personeelslid voor doorlopende duur is aangesteld, overgenomen wordt door een ander schoolbestuur, toetreedt tot een andere scholengemeenschap of uit een scholengemeenschap stapt, behoudt het tijdelijke personeelslid de rechten die hij tot dan heeft verworven bij die instelling.

5.2.7.1. Bij overname van de instelling door een ander schoolbestuur

Als de instelling waar het tijdelijke personeelslid voor doorlopende duur is aangesteld, overgenomen wordt door een ander schoolbestuur, behoudt het tijdelijke personeelslid de rechten die hij tot dan heeft verworven bij die instelling.

5.2.7.1.1. Overname van een instelling in het gemeenschapsonderwijs

Bij de overname van een instelling door een andere scholengroep, gaan de tijdelijke personeelsleden die voor doorlopende duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van de instelling die wordt overgenomen als tijdelijk personeelslid met behoud van hun aanstelling voor doorlopende duur over naar de scholengroep die de instelling overneemt.

Als de overname een instelling van het gesubsidieerd onderwijs betreft, gaan de tijdelijke personeelsleden enkel over naar het gemeenschapsonderwijs als ze hier zelf om verzoeken.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in de instelling die wordt overgenomen, worden beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij de scholengroep die de instelling overneemt.

Als een scholengroep een instelling van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gesubsidieerd onderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die de instelling overneemt.

Het tijdelijke personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven in de instelling die wordt overgenomen, behoudt dit recht op TADD in de scholengroep die de instelling overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het schoolbestuur die de instelling overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep die de instelling overneemt.

5.2.7.1.2. Overname van een instelling in het gesubsidieerd onderwijs

Bij de overname van een instelling door een ander schoolbestuur gaan de tijdelijke personeelsleden die voor doorlopende duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van de instelling die wordt overgenomen als tijdelijk personeelslid met behoud van hun aanstelling van doorlopende duur over naar het schoolbestuur dat de instelling overneemt.

Als de instelling die overgenomen wordt tot een ander net behoort dan datgene waartoe ze na de overname zal behoren, kan een tijdelijk personeelslid weigeren om over te stappen naar het andere schoolbestuur.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in de instelling die wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het schoolbestuur dat de instelling overneemt.

Als een schoolbestuur een instelling van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het schoolbestuur dat de instelling overneemt.

Het tijdelijke personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven in de instelling die wordt overgenomen, behoudt dit recht op TADD bij het schoolbestuur dat de instelling overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij het schoolbestuur die de instelling overlaat, geldt bij het schoolbestuur dat de instelling overneemt.

5.2.7.2. Toetreding of uittreding bij een scholengemeenschap

Het personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven en dat in een instelling tijdelijk is aangesteld voor doorlopende duur, behoudt ook bij wijziging van scholengemeenschap onder bepaalde omstandigheden zijn recht op TADD en de tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur.

5.2.7.2.1. De instelling treedt toe tot een scholengemeenschap

Als een instelling toetreedt tot een scholengemeenschap - voor de eerste keer of door wijziging van scholengemeenschap - behoudt het personeelslid, dat in die instelling tijdelijk is aangesteld voor doorlopende duur in de loop van het schooljaar dat voorafgaat aan de toetreding tot de scholengemeenschap, alle rechten die aan deze tijdelijke aanstelling verbonden zijn.

Dit betekent dat het personeelslid in eerste instantie zijn tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur behoudt in de instelling die tot de scholengemeenschap toetreedt, voor zover de instelling die betrekking bij de aanvang van het schooljaar opnieuw kan aanbieden aan dat personeelslid.

Daarnaast verkrijgt het personeelslid bij de toetreding van de instelling tot de scholengemeenschap het recht op TADD in alle instellingen van de scholengemeenschap, zoals vermeld in punt 5.2.2.

Voor het tijdelijke personeelslid dat zich voor 15 juni voorafgaand aan de toetreding tot de scholengemeenschap kandidaat heeft gesteld voor het recht op TADD bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij een schoolbestuur waartoe de instelling behoorde, geldt deze kandidaatstelling voor de scholengemeenschap waar de instelling toetreedt.

Opmerking: Het personeelslid behoudt bij een toetreding van een instelling tot een scholengemeenschap ook de rechten die hij in zijn vroegere situatie heeft opgebouwd. Dit betekent dat als een instelling voor de eerste keer toetreedt tot een scholengemeenschap het personeelslid eveneens zijn recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur behoudt in alle instellingen van de scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of van het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) die geen deel uitmaken van een scholengemeenschap.

Als een instelling toetreedt tot een andere scholengemeenschap behoudt het personeelslid eveneens zijn recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in alle instellingen van de oorspronkelijke scholengemeenschap.

5.2.7.2.2. De instelling treedt uit een scholengemeenschap

Als een instelling uit een scholengemeenschap treedt, behoudt het personeelslid, dat tijdelijk is aangesteld voor doorlopende duur in die instelling in de loop van het schooljaar dat voorafgaat aan de uittreding uit de scholengemeenschap, alle rechten die aan deze tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur verbonden zijn.

Dit betekent dat het personeelslid in eerste instantie zijn tijdelijke aanstelling van doorlopende duur behoudt in de instelling die uit de scholengemeenschap treedt, voor zover de instelling die betrekking bij de aanvang van het schooljaar opnieuw kan aanbieden aan dat personeelslid.

Daarnaast verkrijgt het personeelslid het recht op TADD in alle instellingen van de scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of in alle instellingen van het schoolbestuur (gesubsidieerd onderwijs) die geen deel uitmaken van een scholengemeenschap, zoals vermeld in punt 5.2.2.

Voor het tijdelijke personeelslid dat zich voor 15 juni voorafgaand aan de uittreding uit de scholengemeenschap kandidaat heeft gesteld voor het recht op TADD bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij een schoolbestuur van de scholengemeenschap waar de instelling weggaat, geldt deze kandidaatstelling bij de betrokken raad van bestuur of bij het betrokken schoolbestuur voor een aanstelling in een instelling die niet tot een scholengemeenschap behoort.

Opmerking: Het personeelslid behoudt bij de uittreding van een instelling uit een scholengemeenschap ook de rechten die hij in zijn vroegere situatie heeft opgebouwd. Dit betekent dat het personeelslid eveneens zijn recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur behoudt in alle instellingen van de scholengemeenschap waar de instelling is uitgetreden.

5.2.8. Mededeling van een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur aan uw dossierspecialist personeel

Bij de melding van de opdracht van het tijdelijke personeelslid met een RL-1 aan uw dossierspecialist personeel duidt u aan dat het om een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur gaat.

Als het om een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een vacante betrekking gaat, krijgt de opdracht oneindig (31.12.2999) als einddatum.

Als het een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een niet-vacante betrekking betreft, eindigt de opdracht uiterlijk de laatste dag van de dienstonderbreking van de titularis.

Voorbeelden

TADD in een vacante betrekking

Een leraar krijgt vanaf 1 september een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een vacante betrekking voor 21/21.

RL-1 leraar Ato 2 voor 21/21 met als begindatum van de opdracht 1-9-20XX en als einddatum oneindig (31-12-2999). De tijdelijke opdracht wordt aangeduid als TADD-opdracht (waarde 01 in veld 30).

TADD in een niet-vacante betrekking

Een voltijds vastbenoemde leraar (20/20) neemt een voltijdse VVP van 1-9-20XX tot en met 31-8-20YY.

In de niet-vacante betrekking van de vastbenoemde titularis wordt als vervanger een tijdelijk personeelslid aangesteld dat recht heeft op TADD.

De vervanger wordt als volgt doorgegeven:

RL-1 leraar Ato 1 voor 20/20 met als begindatum van de opdracht 1-9-20XX en als einddatum 31-8-20YY ter vervanging van het personeelslid met VVP. De tijdelijke opdracht wordt aangeduid als TADD-opdracht (waarde 01 in veld 30).

6. TIJDELIJKE AANSTELLING IN HET VOLWASSENENONDERWIJS

Deze omzendbrief is van toepassing op tijdelijke personeelsleden die in het gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd onderwijs worden aangesteld in een wervingsambt in een centrum voor volwassenenonderwijs.

Het gaat om een tijdelijke aanstelling in een wervingsambt van:

  • het bestuurs- en onderwijzend personeel;
  • het ondersteunend personeel.

6.1. TIJDELIJKE AANSTELLING VAN BEPAALDE DUUR (TABD)

Een tijdelijk personeelslid wordt in het gemeenschapsonderwijs door de directeur en in het gesubsidieerd onderwijs door het centrumbestuur aangesteld in een wervingsambt voor bepaalde duur (TABD) of voor doorlopende duur (TADD).

Een tijdelijk personeelslid wordt in het begin van zijn loopbaan altijd voor bepaalde duur aangesteld. Als het personeelslid aan bepaalde voorwaarden voldoet, kan hij vervolgens het recht op een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur verwerven (zie punt 6.2).

Een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur kan zowel in een vacante betrekking als in een niet-vacante betrekking en is steeds beperkt tot de duur van maximum een schooljaar.

6.1.1. De aanstelling van een tijdelijk personeelslid

U kan een tijdelijk personeelslid slechts aanstellen voor bepaalde duur als hij voldoet aan een aantal specifieke voorwaarden, die zijn vastgelegd in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 17) of het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 19).

6.1.1.1. De aanstellingsvoorwaarden

U kan een tijdelijk personeelslid voor bepaalde duur aanstellen in een betrekking als hij voldoet aan de volgende aanstellingsvoorwaarden:

1. Belg zijn of onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie

Behoort het personeelslid niet tot een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie, dan kan een vrijstelling worden gevraagd die wordt verleend door de Vlaamse Regering. Het personeelslid moet dan ook in het bezit zijn van een arbeidskaart.

2. De burgerlijke en politieke rechten genieten of in het bezit zijn van een door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling die samengaat met de vrijstelling bedoeld in 1

3. In het bezit zijn van een geldig vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt waarin het personeelslid wordt aangesteld

Bij gebrek aan kandidaten met een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs, kan u een kandidaat aanstellen met een "ander" bekwaamheidsbewijs. Dergelijke aanstelling is steeds beperkt tot het lopende schooljaar, maar kan jaarlijks verlengd worden als u nog steeds geen andere kandidaat vindt.

De bekwaamheidsbewijzen per ambt vindt u terug op https://data-onderwijs.vlaanderen.be/bekwaamheidsbewijzen/start.aspx?niv=VWO

Op deze voorwaarde geldt een tijdelijke afwijking voor een kandidaat-personeelslid met een buitenlands diploma dat een geldige aanvraag deed bij NARIC in het kader van de procedure voor de erkenning van zijn buitenlands diploma. U kan dit personeelslid al tijdelijk voor bepaalde duur aanstellen in afwachting van de beslissing van NARIC.

Tijdens de voorlopige tijdelijke aanstelling ontvangt het personeelslid een salaris op basis van de laagste salarisschaal voor het ambt in kwestie.

Erkent NARIC het diploma van het voorlopig aangestelde personeelslid, dan is het personeelslid volwaardig tijdelijk aangesteld en wordt zijn of haar salaris geregulariseerd op basis van de salarisschaal van het vereiste of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt in kwestie.

Erkent NARIC het diploma van het voorlopig aangestelde personeelslid niet, dan wordt de voorlopige tijdelijke aanstelling van bepaalde duur van rechtswege beëindigd, zoals bepaald in punt 6.1.4.1 (punt 5). Het personeelslid voldoet op dat ogenblik immers niet langer aan deze aanstellingsvoorwaarde.

4. Van onberispelijk gedrag zijn

Dit blijkt uit een uittreksel uit het strafregister (596.2 – model bestemd voor contacten met minderjarigen) dat niet langer dan één maand oud mag zijn op het ogenblik van het voorleggen.

Als een personeelslid bij een eerste tijdelijke aanstelling reeds een geldig uittreksel uit het strafregister heeft voorgelegd, moet hij bij een nieuwe tijdelijke aanstelling binnen hetzelfde schooljaar in een school van hetzelfde schoolbestuur geen nieuw uittreksel voorleggen.

Via het uittreksel uit het strafregister gaat u na of het personeelslid van onberispelijk gedrag is.

In het kader van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) mag u dit document niet langer bewaren dan noodzakelijk is. Het uittreksel is enkel nodig voor voormelde controle, wat inhoudt dat u het uittreksel niet permanent mag bewaren. U moet dit dan ook vernietigen vanaf het ogenblik dat de tijdelijke aanstelling van het betrokken personeelslid volledig in orde is of vanaf het ogenblik dat u beslist het personeelslid niet in dienst te nemen.

5. Voldoen aan de taalvereisten voor het ambt

Het personeelslid moet een specifiek kennisniveau van het Nederlands als onderwijstaal aantonen.

Als u moeilijkheden ondervindt om een personeelslid aan te werven dat niet onmiddellijk beantwoordt aan de vereiste kennis van het Nederlands als onderwijstaal, kan u voor dit personeelslid een tijdelijke afwijking aanvragen op de vereiste taalkennis.

Meer informatie vindt u terug in de omzendbrief Vereiste taalkennis bij een aanstelling in het onderwijs (PERS/2010/01 van 19-01-2010).

6. De reglementering betreffende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking is nageleefd

U kan een tijdelijk personeelslid slechts aanstellen als de bepalingen betreffende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling correct zijn nageleefd.

Meer informatie over deze reglementering vindt u in de omzendbrief De reaffectatie- en wedertewerkstellingsregeling voor de inrichtende machten en de personeelsleden tewerkgesteld in het niet-tertiair onderwijs (Pers/2003/08 van 28-07-2003).

6.1.2. Recht op en plicht tot aanvangsbegeleiding

Een tijdelijk personeelslid dat tijdelijk aangesteld wordt voor bepaalde duur in een wervingsambt heeft het recht op aanvangsbegeleiding en is ook verplicht de hem aangeboden aanvangsbegeleiding op te nemen.

6.1.2.1. Wie heeft recht op aanvangsbegeleiding?

Een loopbaan in het onderwijs begint steeds met een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur. Tijdens deze loopbaanfase krijgt elk tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur in een wervingsambt wordt aangesteld ondersteuning en begeleiding in de vorm van een traject van aanvangsbegeleiding.

Deze aanvangsbegeleiding vormt een recht en een plicht voor zowel het tijdelijke personeelslid als voor het centrumbestuur.

Bij een tijdelijke aanstelling via een verlof om tijdelijk een andere opdracht uit te oefenen (verlof TAO) of via een reaffectatie of wedertewerkstelling – wat steeds een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur inhoudt – is het centrumbestuur niet verplicht om aanvangsbegeleiding aan te bieden. Het gaat hier immers om een tijdelijke aanstelling van een vastbenoemd personeelslid en daarbij mag uitgegaan worden van het feit dat dit personeelslid al de nodige ervaring en competenties heeft verworven in zijn ambt. Niets weerhoudt echter het centrumbestuur om ook bij dergelijke aanstelling een specifiek traject van aanvangsbegeleiding uit te werken voor het personeelslid, maar dit vormt alleszins geen recht noch een plicht voor de betrokken partijen.

6.1.2.2. Inhoud en organisatie van de aanvangsbegeleiding

6.1.2.2.1. Algemeen

De inhoud of vorm van aanvangsbegeleiding die aan een tijdelijk personeelslid moet worden aangereikt en de wijze waarop die aanvangsbegeleiding feitelijk in en door het centrum en het centrumbestuur wordt georganiseerd en uitgebouwd, behoort tot de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het centrumbestuur.

Afspraken hierrond worden onderhandeld in het bevoegde lokaal onderhandelingscomité en die afspraken krijgen op centrumniveau een vertaling in het professionaliseringsplan (het vroegere nascholingsplan).

6.1.2.2.2. Individuele aanvangsbegeleiding per personeelslid

Een tijdelijk personeelslid dat in een wervingsambt voor bepaalde duur wordt aangesteld, krijgt een eigen individueel traject van aanvangsbegeleiding.

De eerste evaluator bepaalt in overleg met het tijdelijke personeelslid de duur en de intensiteit van het traject van de individuele aanvangsbegeleiding. De eerste evaluator is het personeelslid dat in het centrum is aangeduid als eerste evaluator in het kader van de evaluatieprocedure (zie punt 2.1.2 van de omzendbrief Functiebeschrijving en evaluatie – PERS/2007/09 van 29/10/2007).

De eerste evaluator zal het tijdelijke personeelslid ook beoordelen met het oog op de volgende fase in zijn loopbaan, de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur.

De coaching en begeleiding van het personeelslid tijdens het traject kunnen worden verzorgd door een of meer personeelsleden die in het centrum of door het samenwerkingsverband “aanvangsbegeleiding” met deze opdracht worden belast (onder meer via de middelen voor de organisatie van aanvangsbegeleiding die worden toegekend aan het centrumbestuur).

Meer informatie over het samenwerkingsverband vindt u terug in de omzendbrief “De erkenning en financiering of subsidiëring van de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor basiseducatie” - VWO/2011/01 van 15-06-2011 (punt 5.3.2.4).

De afspraken over de aanvangsbegeleiding worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen het personeelslid en de eerste evaluator.

Als er in de loop van het traject van aanvangsbegeleiding nieuwe afspraken worden gemaakt, dan wordt de schriftelijke overeenkomst aangepast. Deze aanpassing gebeurt steeds in onderling overleg tussen het betrokken personeelslid en de eerste evaluator.

6.1.2.2.3. De beoordeling

Het sluitstuk van het traject van opvolging en coaching tijdens de beginperiode van de loopbaan - de aanvangsbegeleiding - mondt uit in een beoordeling van het tijdelijke personeelslid. Deze beoordeling moet toegekend zijn uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het personeelslid in het centrum of de centra waar hij heeft gepresteerd het vereiste aantal dagen dienstanciënniteit heeft verworven dat nodig is om zich kandidaat te kunnen stellen voor het recht op TADD (zie punt 6.2.1.1).

De eerste evaluator van het personeelslid stelt deze beoordeling op.

De eerste evaluator kan drie vormen van beoordeling hanteren: een positieve beoordeling, een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling (zie punt 6.2.1.2)

De beoordeling vormt het signaal dat het personeelslid zich kandidaat kan stellen voor het recht op TADD, tenzij het personeelslid van zijn eerste evaluator een beoordeling met werkpunten krijgt waaruit blijkt dat hij nog niet voldoet voor het recht op TADD.

Als het tijdelijke personeelslid uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD verwerft (zie punt 6.2.1.1) geen beoordeling heeft gekregen, dan is het alsof het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen. Dit houdt dan in dat het personeelslid de prestaties die hij in het centrum heeft verworven, kan aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Naast de beoordeling blijft het instrument van evaluatie – net als voor alle personeelsleden - onverminderd van toepassing voor een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur (zie ook de omzendbrief Functiebeschrijving en evaluatie – PERS/2007/09 van 29/10/2007).

6.1.2.2.4. Middelen voor de organisatie van aanvangsbegeleiding

Een centrumbestuur ontvangt jaarlijks bijkomende middelen om in zijn centrum of centra een kwaliteitsvolle aanvangsbegeleiding aan te bieden en (verder) te ontwikkelen. Deze middelen worden rechtstreeks toegekend aan het centrum samen met de gebruikelijke omkadering.

Een centrum kan deze middelen samenleggen met deze van andere centra in een samenwerkingsverband “aanvangsbegeleiding”.

Meer informatie over de toekenning, berekening en aanwending van de middelen vindt u terug in de omzendbrief “De erkenning en financiering of subsidiëring van de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor basiseducatie” - VWO/2011/01 van 15-06-2011 (punt 5.3.2.4).

6.1.3. Administratieve en geldelijke toestand van het personeelslid

6.1.3.1. Administratieve toestand

Het centrumbestuur moet de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur van een personeelslid schriftelijk vastleggen.

In het gemeenschapsonderwijs gebeurt dit via een schriftelijk document, in het officieel gesubsidieerd onderwijs via een besluit van het bestuur (het college van burgemeester en schepenen of de bestendige deputatie) en in het vrij gesubsidieerd onderwijs via een arbeidsovereenkomst.

Dit document vermeldt tenminste:

  • de benaming en het adres van het centrumbestuur en van het centrum waar het personeelslid tewerkgesteld wordt;
  • de identiteit van het personeelslid;
  • het uit te oefenen ambt en de omvang van de opdracht;
  • of het om een aanstelling in een vacante of een niet-vacante betrekking gaat, in dit laatste geval, de naam van de titularis van de betrekking en, in voorkomend geval, van het afwezige personeelslid dat de titularis tijdelijk vervangt;
  • het pedagogisch project en de aanvullende verplichtingen en onverenigbaarheden.

Het personeelslid ontvangt steeds een exemplaar van dit document.

Het centrum meldt daarnaast de opdracht van het personeelslid aan het werkstation met het oog op de bezoldiging van het personeelslid (zie punt 6.1.6).

6.1.3.2. Geldelijke toestand

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking heeft recht op een maandelijks salaris dat rechtstreeks uitbetaald wordt aan het personeelslid door AHOVOKS, op voorwaarde dat het tijdelijke personeelslid aan de financierings- of subsidiëringsvoorwaarden voldoet.

Deze voorwaarden en welke documenten en gegevens u aan het werkstation moet bezorgen, vindt u in de omzendbrief Indiensttreding van een tijdelijk personeelslid in het onderwijs: mededeling aan het ministerie van Onderwijs en vorming (PERS/2005/09 van 29-06-2005).

Gaat het om een tijdelijke aanstelling in een niet-vacante betrekking - dus om de vervanging van een afwezige titularis - dan zal het personeelslid een salaris ontvangen als daarenboven ook aan de volgende vervangingsvoorwaarden is voldaan:

  • het te vervangen personeelslid is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking;
  • het te vervangen personeelslid is afwezig voor ten minste tien opeenvolgende werkdagen. Deze voorwaarde geldt niet als het te vervangen personeelslid omstandigheidsverlof geniet wegens de bevalling van zijn echtgenote of samenwonende partner en de afwezigheid geen aaneensluitende periode van tien werkdagen vormt.

Volgende vervangingen worden evenwel niet bezoldigd:

  • een vervanging van een afwezigheid die start in een periode van 14 kalenderdagen voor of tijdens de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie …. Meer informatie hierover vindt in de omzendbrief Beperking van de vervangingsmogelijkheid voor of tijdens een korte vakantieperiode (PERS/2015/06 van 24-08-2015);
  • een vervanging van een personeelslid dat afwezig is na 31 mei;
  • een vervanging van een personeelslid dat nascholing volgt.

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur is aangesteld in een wervingsambt tot 30 juni, zowel in een vacante als in een niet-vacante betrekking, krijgt voor de duur van zijn aanstelling en dit uiterlijk tot en met de maand juni maandelijks een salaris.

Meer informatie over de vaststelling van het salaris van een personeelslid vindt u in punt 5 van de omzendbrief De ambten en hun prestatieregeling in de centra voor volwassenenonderwijs – VWO/2010)01(pers) van 17-05-2010.

Tijdens de zomervakantie ontvangt elk tijdelijk personeelslid onder bepaalde voorwaarden een uitgestelde bezoldiging die wordt berekend op basis van de prestaties die het personeelslid heeft uitgeoefend tijdens het schooljaar (tussen 1 september en 30 juni).

Deze uitgestelde bezoldiging wordt in juli en augustus van datzelfde schooljaar uitbetaald. Meer informatie vindt u in de omzendbrief Sommige aspecten van de bezoldiging van tijdelijke personeelsleden van het onderwijs – PERS/2004/07 van 10-06-2004.

6.1.3.3. Ziekteverlof

Het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur heeft tijdens een afwezigheid wegens ziekte binnen de periode van zijn aanstelling onder bepaalde voorwaarden recht op bezoldigd ziekteverlof.

Deze voorwaarden en de berekeningswijze van het recht op het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof vindt u terug in de omzendbrief - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding – PERS/2007/07 van 21-09-2007 (punt 2.2).

6.1.4. Einde van de tijdelijke aanstelling

De aanstelling van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur kan worden beëindigd door een ontslag dat uitgaat van het centrumbestuur of via een vrijwillig ontslag gegeven door het personeelslid.

Daarnaast bepalen de decreten rechtspositie een aantal situaties die automatisch een einde maken aan de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur. We spreken in dat geval niet over een ontslag, maar over een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege of om een definitieve ambtsneerlegging.

Een centrumbestuur moet de beëindiging van een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur steeds schriftelijk motiveren en meedelen aan het personeelslid, ook als het gaat om een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege.

6.1.4.1. Einde van de tijdelijke aanstelling van rechtswege

De decreten rechtspositie bepalen dat er onder bepaalde omstandigheden van rechtswege een einde komt aan de tijdelijke aanstelling van een personeelslid.

Dit houdt in dat er onmiddellijk een einde aan de aanstelling komt en er geen opzegtermijn is voor het personeelslid.

Volgende redenen leiden van rechtswege onmiddellijk tot een einde van de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur.

1. Het einde van het schooljaar

Een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur eindigt uiterlijk op het einde van het schooljaar.

Het personeelslid kan natuurlijk het volgende schooljaar een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgen.

2. De terugkeer van de titularis van de betrekking

Als de titularis van de betrekking terugkeert uit zijn afwezigheid komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid dat in die betrekking als vervanger is aangesteld.

3. De betrekking wordt aan een ander personeelslid toegewezen

- omwille van de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling

Als het centrumbestuur in het kader van de verplichtingen betreffende reaffectatie of wedertewerkstelling de betrekking moet toewijzen aan een vastbenoemd personeelslid dat ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

- door toewijzing van een affectatie, een mutatie of een vaste benoeming van een ander personeelslid

Als het centrumbestuur een vastbenoemd personeelslid in de betrekking muteert

of affecteert, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Als het centrumbestuur op 1 januari een ander personeelslid in de betrekking vast benoemt, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

4. De betrekking kan niet langer gefinancierd of gesubsidieerd worden

Als de betrekking niet meer financierbaar of subsidieerbaar is, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

5. Het personeelslid voldoet niet (meer) aan de aanstellingsvoorwaarden

Als na de aanstelling van het tijdelijke personeelslid blijkt dat hij niet (meer) voldoet aan een of meer van de aanstellingsvoorwaarden, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Voorbeeld

Het personeelslid wordt strafrechtelijk veroordeeld en deze veroordeling leidt tot het tijdelijke of definitief verlies van zijn burgerlijke en politieke rechten. Dit personeelslid voldoet vanaf dat ogenblik niet meer aan de aanstellingsvoorwaarde die stelt dat hij de burgerlijke en politiek rechten moet genieten.

6. Bij het bereiken van de leeftijdsgrens

Als het tijdelijke personeelslid de leeftijdsgrens bereikt die leidt tot pensionering, komt er op het einde van dat schooljaar een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Op deze regel geldt een uitzondering, zodat een personeelslid ook na het bereiken van de leeftijdsgrens een tijdelijke aanstelling kan behouden.

Meer informatie over deze maatregelen vindt u in de omzendbrief Langer werken dan de wettelijke pensioenleeftijd (PERS/2012/05 van 30-07-2012).

7. Bij de definitieve pensionering van het personeelslid

Op ogenblik dat het tijdelijke personeelslid met pensioen gaat, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

6.1.4.2. Einde van de tijdelijke aanstelling door ontslag

De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs) kan een tijdelijk personeelslid om bepaalde redenen ontslaan of het tijdelijke personeelslid kan zelf vrijwillig ontslag nemen.

Een ontslag van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur gebeurt:

  • met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen (in het gesubsidieerd onderwijs);
  • om dringende redenen;
  • na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende”.

Deze vormen van ontslag kunnen ook impact hebben op de verwerving van het recht op TADD voor het personeelslid.

1. Ontslag met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen in het gesubsidieerd onderwijs

In het gesubsidieerd onderwijs kan het centrumbestuur een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor bepaalde duur ontslaan met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen.

De redenen voor dit ontslag houden verband met een tekortkoming aan

de plichten van het personeelslid zoals opgenomen in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 9 en volgende).

Het centrumbestuur moet dit ontslag grondig motiveren en dit schriftelijk bezorgen aan het personeelslid. De mededeling van het ontslag vermeldt het begin en de duur van de opzeggingstermijn en gebeurt via een aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na de datum van verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het centrum en het ambt heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt niet meer in aanmerking voor de berekening van het recht op TADD. Het personeelslid behoudt wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft opgebouwd in andere centra van hetzelfde centrumbestuur en hij kan die aanwenden om in die andere centra het recht op TADD in te roepen, maar niet in het centrum waar hij werd ontslagen.

Als het centrumbestuur het tijdelijke personeelslid na zijn ontslag opnieuw aanwerft in het centrum waar hij eerder werd ontslagen met een vooropzeg van 30 dagen in het desbetreffende ambt, dan kan hij voor dat ambt weer wel opnieuw een beroep doen op de al eerder gepresteerde dienstanciënniteit. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde dienstanciënniteit als niet bestaande beschouwd.

2. Ontslag om dringende redenen

In het gemeenschapsonderwijs

De directeur kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur om dringende redenen ontslaan bij de vaststelling van een ernstige tekortkoming die het voortduren van de tijdelijke aanstelling onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt.

Het moet gaan om aantoonbare feiten die de directeur, niet langer dan drie werkdagen nadat hij op de hoogte is gesteld van deze feiten, moet meedelen aan het personeelslid via een aangetekende brief die binnen een termijn van drie werkdagen na het ontslag om dringende redenen wordt verzonden.

Het tijdelijke personeelslid kan binnen vijf kalenderdagen vanaf de dag nadat de post de schriftelijke mededeling van de motieven van het ontslag om dringende redenen voor het eerst heeft aangeboden, met een aangetekende brief beroep aantekenen bij de bevoegde kamer van beroep. Als de laatste dag van de voormelde termijn een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn van vijf kalenderdagen verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Als het personeelslid de mededeling met de motieven van het ontslag ontvangt tijdens een periode van ten minste zeven opeenvolgende vakantiedagen, wordt de voormelde periode van vijf kalenderdagen verlengd met de duur van de vakantieperiode.

De raad van bestuur van de scholengroep schorst het tijdelijke personeelslid onmiddellijk preventief vanaf het ogenblik van ontslag.

Als het personeelslid beroep aantekent omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de beroepsprocedure is beëindigd. Deze periode van preventieve schorsing kan nooit langer zijn dan de duur van de oorspronkelijke tijdelijke aanstelling waarop het ontslag betrekking heeft.

Als het personeelslid geen beroep aantekent, omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de termijn om beroep aan te tekenen verstreken is.

Het ontslag om dringende redenen is definitief ofwel na het verstrijken van de beroepstermijn, ofwel nadat de kamer van beroep een definitieve beslissing heeft genomen. 

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het ambt van ontslag in alle centra van de scholengroep heeft verworven tot op het ogenblik van het ontslag, komt na een ontslag om dringende redenen niet meer in aanmerking voor de berekening op het recht op TADD (zie punt 6.2.1.1).

Als de directeur het personeelslid na zijn ontslag toch opnieuw aanwerft in het centrum waar hij eerder werd ontslagen omwille van dringende redenen, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen die nodig is om het recht op TADD te verwerven en een positieve beoordeling krijgen (zie punt 6.2.1.1 en 6.2.1.2).

In het gesubsidieerd onderwijs

Het centrumbestuur kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur om dringende redenen ontslaan bij de vaststelling van een ernstige tekortkoming die het voortduren van de tijdelijke aanstelling onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt. Naargelang de aard van deze redenen kan het centrumbestuur beslissen dat dit ontslag betrekking heeft op één, meerdere of al haar centra of andere onderwijsinstellingen.

Het moet gaan om aantoonbare feiten die het schoolbestuur, niet langer dan drie werkdagen nadat het op de hoogte is gesteld van deze feiten, moet meedelen aan het personeelslid via een aangetekende brief die binnen een termijn van drie werkdagen na het ontslag wordt verzonden of via gerechtsdeurwaardersexploot.

Het personeelslid kan binnen vijf kalenderdagen vanaf de dag nadat de post de schriftelijke mededeling van de motieven van het ontslag om dringende redenen voor het eerst heeft aangeboden, met een aangetekende brief beroep aantekenen bij de bevoegde kamer van beroep. Als de laatste dag van de voormelde termijn een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn van vijf kalenderdagen verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Als het personeelslid de mededeling met de motieven van het ontslag ontvangt tijdens een periode van ten minste zeven opeenvolgende vakantiedagen, wordt de voormelde periode van vijf kalenderdagen verlengd met de duur van de vakantieperiode.

Het centrumbestuur schorst het tijdelijke personeelslid onmiddellijk preventief vanaf het ogenblik van ontslag.

Als het personeelslid beroep aantekent omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de beroepsprocedure is beëindigd. Deze periode van preventieve schorsing kan nooit langer zijn dan de duur van de oorspronkelijke tijdelijke aanstelling waarop het ontslag betrekking heeft.

Als het personeelslid geen beroep aantekent, omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de termijn om beroep aan te tekenen verstreken is.

Het ontslag om dringende redenen is definitief ofwel na het verstrijken van de beroepstermijn, ofwel nadat de kamer van beroep een definitieve beslissing heeft genomen.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het ambt van ontslag in alle centra van het centrumbestuur heeft verworven tot op het ogenblik van het ontslag, komt na een ontslag om dringende redenen niet meer in aanmerking voor de berekening op het recht op TADD (zie punt 6.2.1.1).

Als het centrumbestuur het personeelslid na zijn ontslag toch opnieuw aanwerft in het centrum waar hij eerder werd ontslagen omwille van dringende redenen, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen die nodig is om het recht op TADD te verwerven en een positieve beoordeling krijgen (zie punt 6.2.1.1 en 6.2.1.2).

3. Ontslag na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende”

Een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur wordt na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” door het centrumbestuur ontslagen uit zijn ambt in het centrum waar hij deze evaluatie heeft gekregen.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het centrum en het ambt heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt niet meer in aanmerking voor de berekening van het recht op TADD (zie punt 6.2.1.1).

Het personeelslid behoudt wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft verworven in andere centra van het centrumbestuur en hij kan die aanwenden om in die andere centra het recht op TADD in te roepen, maar niet in het centrum waar hij werd ontslagen.

Als het tijdelijke personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in het centrum waar hij eerder werd ontslagen omwille van een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” in het desbetreffende ambt, dan kan hij voor dat ambt wel opnieuw een beroep doen op de al eerder gepresteerde dienstanciënniteit. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde dienstanciënniteit als niet bestaande beschouwd.

4. Vrijwillig ontslag door het personeelslid

Het personeelslid kan zelf ook vrijwillig ontslag nemen.

Bij dit ontslag hoort een opzeggingstermijn van 7 kalenderdagen.

Het personeelslid meldt dit ontslag schriftelijk aan zijn directeur (gemeenschapsonderwijs) of aan zijn centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs) en vermeldt daarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn. De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs) neemt kennis van dit ontslag door een duplicaat van deze melding te ondertekenen. Het personeelslid kan zijn ontslag ook meedelen via een aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot.

De opzeggingstermijn van 7 kalenderdagen kan in onderling overleg tussen het personeelslid en de directeur (gemeenschapsonderwijs) of het centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs) ingekort worden. Die instemming blijkt uit een geschrift dat de effectieve datum van de stopzetting van de opdracht vermeldt en dat beide partijen ondertekenen.

Een vrijwillig ontslag heeft voor de berekening van het recht op TADD geen impact op de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid tot op het ogenblik van het ontslag heeft verworven in het ambt bij het centrumbestuur. Als het tijdelijke personeelslid later weer een tijdelijke aanstelling krijgt, komt deze dienstanciënniteit dus nog steeds in aanmerking voor het recht op TADD (zie punt 6.2.1.1).

5. Andere redenen

Naast de hiervoor opgesomde mogelijkheden zijn er nog redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid zonder opzeggingstermijn in de vorm van een definitieve ambtsneerlegging.

U vindt die mogelijkheden voor het gemeenschapsonderwijs terug in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 86) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 60).

6.1.5. Behoud van verworven rechten bij overheveling van een vestigingsplaats of bij overname van het centrum door een ander centrumbestuur

Als de vestigingsplaats of het centrum waar het tijdelijke personeelslid is aangesteld, overgenomen wordt door een ander centrumbestuur behoudt het tijdelijke personeelslid onder bepaalde voorwaarden de rechten die hij tot dan heeft verworven.

6.1.5.1. Overheveling van een vestigingsplaats

Bij de overheveling van een vestigingsplaats naar een centrum van een ander centrumbestuur stellen de betrokken schoolbesturen een schriftelijke overeenkomst op.

Deze overeenkomst houdt minstens rekening met:

  • de personeelsleden die in de vestigingsplaats tewerkgesteld zijn in het schooljaar voorafgaand aan de overheveling, en met de omvang van die tewerkstelling;
  • de omvang van de omkadering die met de overheveling gepaard gaat, als er beslist wordt om omkadering over te hevelen.

Als de betrokken centrumbesturen in de overeenkomst opnemen dat er personeelsleden worden overgenomen bij de overheveling van de vestigingsplaats, gaan deze personeelsleden – op voorwaarde dat ze daar zelf voor kiezen - over naar het centrumbestuur dat de vestigingsplaats overneemt. Het tijdelijke personeelslid dat vrijwillig kiest voor dergelijke overstap wordt tijdelijk personeelslid van het centrumbestuur dat de vestigingsplaats overneemt ten belope van de opdracht waarvoor hij bij zijn nieuwe centrumbestuur wordt aangesteld.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het centrum dat wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het centrumbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

Als een scholengroep van het gemeenschapsonderwijs een vestigingsplaats van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het gesubsidieerd onderwijs beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die de vestigingsplaats overneemt.

Als een centrumbestuur van het gesubsidieerd onderwijs een vestigingsplaats van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het centrumbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het centrumbestuur dat de vestigingsplaats overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep of het centrumbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

6.1.5.2. Overname van een centrum in het gemeenschapsonderwijs

Bij de overname van een centrum door een andere scholengroep, gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van het centrum dat wordt overgenomen als tijdelijk personeelslid over naar de scholengroep die het centrum overneemt.

Bij de overname van een centrum van een centrumbestuur van het gesubsidieerd onderwijs gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van het centrum dat wordt overgenomen, als tijdelijk personeelslid over naar de scholengroep die het centrum overneemt als ze daar zelf om verzoeken.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het centrum dat wordt overgenomen, worden beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij de scholengroep die het centrum overneemt.

Als een scholengroep een centrum van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het gesubsidieerd onderwijs beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die het centrum overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het centrumbestuur dat het centrum overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep die het centrum overneemt.

6.1.5.3. Overname van een centrum in het gesubsidieerd onderwijs

Bij de overname van een centrum door een ander centrumbestuur gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van het centrum dat wordt overgenomen als tijdelijk personeelslid over naar het centrumbestuur dat het centrum overneemt.

Als het centrum dat overgenomen wordt tot een ander net behoort dan datgene waartoe het na de overname zal behoren, kan een tijdelijk personeelslid weigeren om over te stappen naar het andere centrumbestuur.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het centrum dat wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het centrumbestuur dat het centrum overneemt.

Als een centrumbestuur een centrum van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het centrumbestuur dat het centrum overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij het centrumbestuur dat het centrum overlaat, geldt bij het centrumbestuur dat het centrum overneemt.

6.1.6. Praktische schikkingen

De gegevens die u bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur aan het werkstation moet meedelen, vindt u terug in de omzendbrief Indiensttreding van een tijdelijk personeelslid in het onderwijs: mededeling aan het ministerie van Onderwijs en vorming (PERS/2005/09 van 29-06-2005).

6.2. TIJDELIJKE AANSTELLING VAN DOORLOPENDE DUUR (TADD)

Een tijdelijk personeelslid kan het recht verwerven op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) als hij aan een aantal specifieke voorwaarden voldoet.

Vanaf 1 september 2021 gelden nieuwe voorwaarden waardoor een personeelslid naast de verwerving van een bepaalde dienstanciënniteit ook een positieve beoordeling zal moeten krijgen om het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur te verwerven.

Voor een personeelslid dat al voor 1 september 2021 dienstanciënniteit heeft verworven, geldt onder bepaalde voorwaarden een overgangsmaatregel (zie punt 6.2.3).

Het recht op TADD houdt in dat het personeelslid bij voorrang een tijdelijke aanstelling kan krijgen t.o.v. andere tijdelijke personeelsleden die niet aan deze voorwaarden voldoen.

De tijdelijke aanstelling van doorlopende duur loopt over de schooljaren heen en is mogelijk in een vacante betrekking en in een niet-vacante betrekking.

Daarnaast is een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur eveneens een voorwaarde voor vaste benoeming in een wervingsambt. De omzendbrief 29/11/1999 - 13CC/VB/ml - Vaste benoeming - Procedure, voorwaarden en mededeling aan het departement Onderwijs gaat hier dieper op in.

Het recht op een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur is van toepassing op betrekkingen in een wervingsambt in de instellingen en personeelscategorieën vermeld onder punt 6.

6.2.1. Voorwaarden

Vanaf 1 september 2021 moet een tijdelijk personeelslid aan de volgende voorwaarden voldoen om voor een wervingsambt het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur te verwerven:

  • uiterlijk op 30 juni minstens 290 dagen dienstanciënniteit verwerven, waarvan 200 dagen effectief moeten gepresteerd zijn (zie punt 6.2.1.1);
  • uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het personeelslid de vereiste dienstanciënniteit heeft verworven, voor de gepresteerde diensten in het centrum een positieve beoordeling hebben gekregen van de eerste evaluator (zie punt 6.2.1.2).

Deze nieuwe voorwaarden gelden voor het tijdelijke personeelslid dat:

  • op of na 1 september 2021 voor het eerst in dienst komt;
  • op of na 1 september 2021 opnieuw in dienst komt en op 30 juni 2021 minder dan 290 dagen dienstanciënniteit heeft verworven.

Dit betekent dat een tijdelijk personeelslid op basis van de nieuwe voorwaarden voor het eerst het recht op TADD kan verwerven op 1 september 2022.

Daarnaast gelden er overgangsmaatregelen voor tijdelijke personeelsleden die uiterlijk op 30 juni 2020 of op 30 juni 2021 aan specifieke voorwaarden voldoen (zie punt 6.2.3).

6.2.1.1. Voorwaarde betreffende dienstanciënniteit

Om het recht op TADD te kunnen laten gelden moet het tijdelijke personeelslid een dienstanciënniteit verworven hebben van ten minste 290 dagen.

Van deze 290 dagen moeten er daarenboven minstens 200 dagen effectief gepresteerd zijn.

6.2.1.1.1. Berekening van de dienstanciënniteit

Een personeelslid moet ten minste 290 dagen dienstanciënniteit hebben opgebouwd om een recht op TADD te verwerven. Van deze 290 dagen moeten er 200 effectief gepresteerd zijn. Hierna gaan we dieper in op de principes die van toepassing zijn bij de berekening van de dienstanciënniteit.

Bij de berekening van de dienstanciënniteit zijn zowel het ambt waarin het personeelslid de diensten presteert als het bekwaamheidsbewijs van het personeelslid van belang.

6.2.1.1.1.1. Per ambt

De dienstanciënniteit geldt steeds per ambt. Om het recht op TADD te verwerven voor een bepaald ambt moet de dienstanciënniteit verworven zijn in dit specifieke ambt.

De diensten die werden gepresteerd in verschillende ambten kunnen in principe dus nooit worden samengeteld.

De diensten die een personeelslid opbouwt in een wervingsambt van het ondersteunend personeel (administratief medewerker, stafmedewerker) komen in aanmerking als diensten voor het desbetreffende ambt, ook als een personeelslid prestaties heeft verricht in betrekkingen met verschillende diplomaniveaus en met verschillende puntenwaarden.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid is aangesteld in het ambt van administratief medewerker in een betrekking van tenminste HSO (63 punten) voor 12/32 en in een betrekking van ten minste bachelor (82 punten) voor 9/32.

De diensten die het personeelslid in beide betrekkingen opbouwt, komen in aanmerking voor de verwerving van het recht op TADD in het ambt van administratief medewerker en tellen dus mee voor 21/32.

6.2.1.1.1.2. Volgens indeling van het bekwaamheidsbewijs

Bij het vaststellen van de nodige dienstanciënniteit per ambt speelt de indeling van het bekwaamheidsbewijs geen rol, behalve bij het ambt van leraar secundair volwassenenonderwijs. Dit betekent dat ook diensten mogen meegenomen worden die een tijdelijk personeelslid heeft verworven in een ambt waarvoor het op dat ogenblik een “ander” bekwaamheidsbewijs had.

Het personeelslid kan het recht op TADD echter alleen maar laten gelden voor het ambt waarvoor hij over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs beschikt en dit uiterlijk op 1 september van het schooljaar waarin hij het recht wil laten gelden. Het recht op TADD kan bijgevolg niet gelden voor een ambt, waarvoor het personeelslid slechts over een "ander" bekwaamheidsbewijs beschikt of waarvoor het personeelslid nog in de loop van het schooljaar een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs verwerft.

Voor het ambt van leraar secundair volwassenenonderwijs moet bij het vaststellen van de dienstanciënniteit wel steeds onderscheid gemaakt worden tussen de prestaties die geleverd zijn met een vereist bekwaamheidsbewijs en een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs.

Aanstelling in een opleiding of module op basis van een vereist bekwaamheidsbewijs

Voor de berekening van de dienstanciënniteit voor een aanstelling in een opleiding of een module op basis van een vereist bekwaamheidsbewijs komen volgende diensten in aanmerking:

  • alle diensten gepresteerd in de opleidingen en modules waarvoor het personeelslid het vereiste bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) heeft;
  • alle diensten gepresteerd in een opleiding of een module waarvoor hij een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs (VO of OM/VO) heeft.

Aanstelling in een opleiding of module op basis van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs

Voor de berekening van de dienstanciënniteit voor een aanstelling in een opleiding of een module op basis van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs (VO of OM/VO) komen alleen de diensten in aanmerking die gepresteerd zijn in die specifieke opleiding of die specifieke module (afhankelijk van het feit of het de bekwaamheidsbewijzen op het niveau van de module of op het niveau van de opleiding zijn ingedeeld).

Bij ambtshalve of individuele concordantie van een opleiding of module waarin het personeelslid diensten heeft gepresteerd, gelden die diensten als gepresteerd in de ‘nieuwe’ opleiding of module.

Meer informatie over concordantie vindt u in de omzendbrief “Ambtshalve en individuele concordanties met ingang van 1 september 2010 in het ambt van leraar secundair volwassenenonderwijs in opleidingen waarvoor de Vlaamse Regering een opleidingsprofiel goedgekeurd heeft” (VWO/2010/02(cvo) van 17-05-2010).

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid was tijdens het schooljaar 2016-2017 aangesteld in het ambt van leraar secundair volwassenenonderwijs voor 20/20 in de opleiding Informatica: toepassingssoftware. Hij heeft hiervoor 303 dagen dienstanciënniteit verworven.

Met ingang van 1 september 2017 werd de opleiding Informatica: toepassingssoftware ambtshalve geconcordeerd naar de opleidingen ‘ICT en administratie’, ‘ICT en sociale media’, ‘ICT in een creatieve context’ en ‘ICT in een educatieve context’. De 303 dagen dienstanciënniteit die werden opgebouwd in de opleiding Informatica: toepassingssoftware , gelden tevens als diensten gepresteerd in de nieuwe geconcordeerde opleidingen. Het personeelslid beschikt op 1 september 2017 dan ook over 303 dagen dienstanciënniteit voor de opleidingen ‘ICT en administratie’, ‘ICT en sociale media’, ‘ICT in een creatieve context’ en ‘ICT in een educatieve context’.

Diensten verworven op basis van een “ander” bekwaamheidsbewijs kunnen wel meetellen als het personeelslid op het ogenblik dat hij het recht op TADD daadwerkelijk wilt uitoefenen voor het ambt, module of opleiding over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs beschikt.

6.2.1.1.2. Berekeningswijze

Het personeelslid moet minstens 290 dagen dienstanciënniteit hebben verworven, waarvan er 200 dagen effectief gepresteerd zijn.

290 dagen dienstanciënniteit

De 290 dagen dienstanciënniteit worden berekend volgens artikel 4 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 6 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.

De dienstanciënniteit omvat alle kalenderdagen met inbegrip van zaterdagen, zondagen, wettelijke verlofdagen, schoolvakanties en verloven die gelijkgesteld zijn met dienstactiviteit, die binnen de periode van aanstelling van het tijdelijke personeelslid vallen.

Het aantal dagen mag hier echter niet worden vermenigvuldigd met 1,2.

Diensten met onvolledige prestaties worden op dezelfde manier in aanmerking genomen als diensten met volledige prestaties, op voorwaarde dat de prestaties ten minste de helft bedragen van het aantal uren vereist voor een betrekking met volledige prestaties.

Het aantal dagen gepresteerd in een betrekking die minder dan de helft bedraagt van het aantal uren vereist voor een betrekking met volledige prestaties, wordt gedeeld door twee.

De diensten moeten gepresteerd zijn in hoofdambt. In het volwassenenonderwijs komen ook diensten gepresteerd in bijbetrekking in aanmerking.

Aandacht

Voor personeelsleden die tijdens de maanden juli en augustus een betrekking opnemen in het zomeraanbod van een centrum voor volwassenenonderwijs tellen de kalenderdagen die gepresteerd zijn als tijdelijk personeelslid tussen
1 juli en 31 augustus in een betrekking van het zomeraanbod wel mee voor de berekening van de dienstanciënniteit.

200 dagen effectief gepresteerd

Deze berekening verloopt op dezelfde wijze als de berekening van de 290 dagen dienstanciënniteit, met dit verschil dat hier enkel de periodes in aanmerking worden genomen waarin het personeelslid effectieve prestaties heeft verricht.

Onder effectieve prestaties wordt verstaan: alle kalenderdagen met inbegrip van zaterdagen, zondagen, wettelijke verlofdagen en schoolvakanties die binnen de periode van aanstelling vallen.

Periodes van ziekteverlof, omstandigheidsverlof, enz. komen bijgevolg niet in aanmerking voor de berekening van de effectieve prestaties.

Om het recht op TADD te bepalen, worden de volgende periodes wel meegerekend voor de vaststelling van de 200 dagen effectieve prestaties en dit tot een maximum van 70 dagen:

  • het zwangerschapsverlof;
  • de periode van verwijdering uit een risico in het kader van de bedreiging door een beroepsziekte;
  • de periode van moederschapsbescherming.

Uiteraard moeten deze dagen binnen de aanstellingsperiode van het personeelslid vallen.

Tijdelijke personeelsleden die aangesteld zijn in de periode 1 september - 30 juni kunnen maximaal 303 (of 304 in een schrikkeljaar) dagen dienstanciënniteit per schooljaar verwerven. Tijdelijke personeelsleden die aangesteld zijn tot 31 augustus kunnen maximaal 360 dagen dienstanciënniteit per schooljaar verwerven. Hou er wel rekening mee dat om het recht op TADD te verwerven, de dienstanciënniteit steeds uiterlijk op 30 juni van het schooljaar wordt bekeken.

Opmerking

  • In het gemeenschapsonderwijs komen alleen de diensten gepresteerd na 1 september 1988 in aanmerking;
  • In het gesubsidieerd onderwijs komen alleen de diensten gepresteerd na 1 september 1985 in aanmerking.

6.2.1.1.3. Berekeningsdatum

De dienstanciënniteit wordt vastgesteld op 30 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin het personeelslid het recht laat gelden.

Dit betekent dat om op 1 september het recht op een TADD te kunnen inroepen, het personeelslid de vereiste 290 en 200 dagen ten laatste moet verworven hebben op 30 juni van het voorgaande schooljaar.

6.2.1.1.4. Waar moet de dienstanciënniteit gepresteerd zijn?

Niet alle gepresteerde diensten tellen mee om het recht op TADD te verwerven. Het is belangrijk om na te gaan in welke centra en bij welk centrumbestuur de diensten gepresteerd werden.

Voor het recht op TADD in een CVO komen alleen de prestaties in aanmerking die het personeelslid heeft gepresteerd in centra van dezelfde scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of in centra van hetzelfde centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs).

6.2.1.2. De beoordeling

Om het recht op TADD te verwerven, zal een tijdelijk personeelslid naast de vereiste dienstanciënniteit (zie punt 6.2.1.1) uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij in een centrum of centra die dienstanciënniteit verwerft een positieve beoordeling moeten krijgen van zijn eerste evaluator (zie punt 6.2.1.2).

De eerste evaluator kan drie vormen van beoordeling hanteren: een positieve beoordeling, een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling.

6.2.1.2.1. De positieve beoordeling

Als de eerste evaluator oordeelt dat het personeelslid voldoet, geeft de eerste evaluator aan het tijdelijke personeelslid bij het bereiken van de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD - en uiterlijk op 30 juni van dat schooljaar - een positieve beoordeling.

De positieve beoordeling houdt in dat het personeelslid de dienstanciënniteit die hij in het ambt in het centrum heeft verworven in aanmerking kan nemen om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD (zie punt 6.2.1.1).

Als het tijdelijke personeelslid uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD verwerft (zie punt 6.2.1.1) geen beoordeling heeft gekregen, dan is het alsof het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen. Dit houdt dan in dat het personeelslid de prestaties die hij in het centrum in het ambt heeft verworven kan aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Ook de dienstanciënniteit die het personeelslid verworven heeft in het centrum of de centra van hetzelfde centrumbestuur waar hij uiterlijk 30 juni geen beoordeling heeft gekregen, komt in aanmerking voor deze kandidaatstelling voor het recht op TADD.

Krijgt het personeelslid uiterlijk 30 juni een andere beoordeling – een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling – dan kan het personeelslid de dienstanciënniteit waarvoor die beoordeling geldt nog niet aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD. Dat zal dan slechts mogelijk zijn onder bepaalde voorwaarden (zie punt 6.2.1.2.2 en 6.2.1.2.3).

6.2.1.2.2. De beoordeling met werkpunten

De eerste evaluator kan ook oordelen dat het personeelslid nog niet klaar is om het recht op TADD te verwerven, omdat hij nog werkpunten heeft waarvoor hij zich moet inzetten en waarvoor bijkomende begeleiding nodig is. Hij kent dan aan het personeelslid een beoordeling met werkpunten toe. De eerste evaluator maakt dan een verslag op waarin hij deze beslissing en de werkpunten opneemt, samen met het traject dat het tijdelijke personeelslid tijdens de aanvangsbegeleiding heeft afgelegd.

Een beoordeling met werkpunten heeft tot gevolg dat het personeelslid de dienstanciënniteit die hij in het centrum in het ambt heeft verworven niet in aanmerking kan nemen om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Als het personeelslid het niet eens is met deze beoordeling met werkpunten kan hij verhaal halen bij het centrumbestuur. Het centrumbestuur gaat na of de beoordeling met werkpunten redelijk is en dit het uitstel van het recht op TADD rechtvaardigt. Het centrumbestuur kan de beoordeling met werkpunten enkel bevestigen of vernietigen. Als een van de betrokken partijen aan het centrumbestuur vraagt om gehoord te worden, hoort het centrumbestuur zowel het betrokken personeelslid als de eerste evaluator voordat het een beslissing neemt.

Een personeelslid dat een beoordeling met werkpunten heeft gekregen, heeft het daaropvolgende schooljaar of later in het ambt waarvoor hij de beoordeling met werkpunten kreeg, recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in een centrum van het centrumbestuur. Dit moet toelaten dat het personeelslid ook effectief de vastgestelde werkpunten kan aanpakken en zo toch nog het recht op TADD kan verwerven. Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Het centrumbestuur kan dit recht op een tijdelijke aanstelling van een tijdelijk personeelslid met werkpunten dan ook pas toepassen nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen wordt toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden een betrekking toewijzen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling toepassen;
  • de personeelsleden met het recht op TADD in dienst houden of een aanstelling geven.

Zijn er na die verplichtingen nog vacatures toe te wijzen, dan moeten die bij voorrang gaan naar de tijdelijke personeelsleden met een beoordeling met werkpunten.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer centra van het centrumbestuur.

Als een tijdelijk personeelslid na de beoordeling met werkpunten in een centrum van het centrumbestuur opnieuw een tijdelijke aanstelling krijgt in een betrekking in het betrokken ambt, moet hij in dat ambt nog bijkomend 200 dagen effectieve prestaties extra verrichten om zich kandidaat te kunnen stellen voor het recht op TADD.

Tijdens deze bijkomende periode heeft het personeelslid recht op een aangepast traject van aanvangsbegeleiding, waarbij de focus ligt op de werkpunten die tijdens de beoordeling aan bod zijn gekomen en die in het verslag van de beoordeling met werkpunten zijn opgenomen. Bij het bereiken van de bijkomende 200 dagen effectieve prestaties kent de eerste evaluator uiterlijk op 30 juni van het schooljaar opnieuw een beoordeling toe. Hij kan dan kiezen uit twee mogelijkheden: een positieve beoordeling of een negatieve beoordeling.

Bij een positieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de in het centrum in het ambt verworven dienstanciënniteit aanwenden om zich kandidaat stellen voor het recht op TADD. Als het personeelslid van de eerste evaluator geen beoordeling krijgt, geldt dit als een positieve beoordeling.

Bij een negatieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de in het centrum in het ambt verworven dienstanciënniteit niet aanwenden om zich kandidaat stellen voor het recht op TADD (zie punt 6.2.1.2.3).

6.2.1.2.3. De negatieve beoordeling

De derde vorm van beoordeling die de eerste evaluator kan toekennen, is een negatieve beoordeling. De eerste evaluator is dan van mening dat het tijdelijke personeelslid niet voldoet voor een nieuwe tijdelijke aanstelling en ook niet in aanmerking komt om het recht op TADD te verwerven.

Als het personeelslid het niet eens is met deze negatieve beoordeling kan hij verhaal halen bij het centrumbestuur. Het centrumbestuur gaat na of de negatieve beoordeling redelijk is en dit het weigeren van het recht op TADD rechtvaardigt. Het centrumbestuur kan de negatieve beoordeling enkel bevestigen of vernietigen. Als een van de betrokken partijen aan het centrumbestuur vraagt om gehoord te worden, hoort het centrumbestuur zowel het betrokken personeelslid als de eerste evaluator voordat het een beslissing neemt.

Bij een negatieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de dienstanciënniteit die hij in het centrum in het ambt heeft verworven, niet aanwenden om zich bij het centrumbestuur kandidaat te stellen voor het recht op TADD in het ambt in kwestie. Het personeelslid kan in dit centrum het recht op TADD ook niet inroepen via de dienstanciënniteit die hij heeft verworven in andere centra van hetzelfde centrumbestuur.

Pas als het personeelslid opnieuw een tijdelijke aanstelling krijgt in het centrum komt de eerder in dat centrum verworven dienstanciënniteit weer in aanmerking voor het recht op TADD. De negatieve beoordeling houdt dus niet in dat het personeelslid zich nadien in het centrum waar hij deze beoordeling heeft gekregen, niet meer kan kandidaat stellen voor een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur.

Als de directeur (in het gemeenschapsonderwijs) of het centrumbestuur (in het gesubsidieerd onderwijs) beslist om een personeelslid, dat eerder van de eerste evaluator een negatieve beoordeling heeft gekregen voor de prestaties die hij in een ambt in het centrum heeft verricht en zich later opnieuw kandidaat stelt voor een tijdelijke aanstelling in dat centrum, in dat centrum in het betrokken ambt een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur toe te wijzen, dan wordt de eerdere negatieve beoordeling omgezet in een beoordeling met werkpunten. Het personeelslid moet dan in het betrokken ambt in het centrum bijkomend 200 dagen effectieve dagen presteren, onder de voorwaarden die gelden t.a.v. een beoordeling met werkpunten, voordat hij in aanmerking komt voor het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (zie punt 6.2.1.2.2).

6.2.1.2.4. Lokale afspraken over de beoordeling

In het bevoegde lokale comité kunnen op het niveau van het centrumbestuur afspraken worden gemaakt over de beoordeling.

Deze afspraken kunnen gaan over de wijze waarop het instrument van beoordeling binnen de centra van het centrumbestuur wordt gehanteerd (bv. afstemmen van de beoordeling als een tijdelijk personeelslid in meerdere centra presteert, opvolgen van de tijdelijke personeelsleden via uitwisseling van informatie, aanstellen van een personeelslid met een beoordeling met werkpunten, …). Deze afspraken kunnen weliswaar nooit afbreuk doen aan de decretale bepalingen met betrekking tot het verwerven van het recht op TADD.

Ongeacht de afspraken die op lokaal vlak gemaakt worden, moet bij de toekenning van een beoordeling alleszins rekening gehouden worden met de volgende principes:

- als een tijdelijk personeelslid gespreid over meerdere schooljaren in eenzelfde ambt voor bepaalde duur is aangesteld in een of meer centra van het centrumbestuur, kan aan dat personeelslid door een of meer eerste evaluatoren gedurende die opeenvolgende schooljaren slechts twee maal een negatieve beoordeling of combinatie van een beoordeling met werkpunten en negatieve beoordeling worden toegekend. Dat betekent dat als het personeelslid in een centrum van het centrumbestuur opnieuw tijdelijk wordt aangesteld voor bepaalde duur in een ambt waarvoor hij eerder al twee negatieve beoordelingen heeft gekregen, ofwel een beoordeling met werkpunten gevolgd door een negatieve beoordeling heeft gekregen, ofwel een negatieve beoordeling gevolgd door een beoordeling met werkpunten heeft gekregen, dan kan de eerste evaluator in een centrum in dat ambt geen derde beoordeling meer geven als dat een negatieve beoordeling of een beoordeling met werkpunten zou zijn. Als de eerste evaluator van dit tijdelijke personeelslid dan van mening is dat het personeelslid niet in aanmerking komt voor een nieuwe of een verdere tijdelijke aanstelling, dan kan hij dit enkel verhinderen via de procedure van een evaluatie met eindconclusie onvoldoende;

- als een tijdelijk personeelslid in hetzelfde ambt een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur heeft in meerdere centra van het centrumbestuur, dan tellen alle negatieve beoordelingen en beoordelingen met werkpunten die in hetzelfde schooljaar zijn toegekend voor de toepassing van het hiervoor vermelde principe samen slechts als één beoordeling.

Voorbeelden

Voorbeeld 1

Een tijdelijk personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2021-2022 een TABD-aanstelling in het ambt van leraar voor 16/24 in CVO A van centrumbestuur X. Dit personeelslid krijgt van de eerste evaluator op 30 juni 2022in CVO A een negatieve beoordeling.

Het personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2022-2023 een TABD-aanstelling in het ambt van leraar voor 8/24 in CVO B van centrumbestuur X. Dit personeelslid krijgt van de eerste evaluator in CVO B op 30 juni 2023 een negatieve beoordeling.

Als dit personeelslid in het ambt van leraar opnieuw een TABD-aanstelling krijgt op of na 1 september 2023 in een CVO van hetzelfde centrumbestuur en de eerste evaluator is ook dan van mening dat het personeelslid niet geschikt is voor een verdere tijdelijke aanstelling, dan kan hij geen negatieve beoordeling of beoordeling met werkpuntenmeer toekennen. De eerste evaluator moet dan gebruik maken van de evaluatieprocedure en desgevallend een evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” toekennen.

Voorbeeld 2

Een tijdelijk personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2021-2022 een TABD-aanstelling in het ambt van leraar voor 12/21 in CVO A van centrumbestuur Z en krijgt van de eerste evaluator op 30 juni 2022 een negatieve beoordeling.

Dit tijdelijke personeelslid heeft in hetzelfde schooljaar 2021-2022 eveneens een TABD-aanstelling in het ambt van leraar voor 8/21 in CVO B van centrumbestuur Z. Daar krijgt het personeelslid van de eerste evaluator een beoordeling met werkpunten.

Kan dit personeelslid het daaropvolgende schooljaar bij een nieuwe TABD-aanstelling in het ambt van leraar in een CVO van centrumbestuur Z nog een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling krijgen?

Ja, want de negatieve beoordeling en de beoordeling met werkpunten die zijn toegekend tijdens hetzelfde schooljaar 2021-2022 tellen in dit geval als 1 beoordeling voor het ambt van leraar. Het personeelslid kan het volgende schooljaar of later dus nog een negatieve beoordeling of een beoordeling met werkpunten krijgen bij een TABD-aanstelling in het ambt van leraar in een CVO van centrumbestuur Z.

6.2.1.3. Kandidaatstelling en ingangsdatum

Om beroep te doen op zijn recht op TADD moet het personeelslid kandideren vóór 15 juni van het schooljaar waarin hij aan de gestelde voorwaarden voldoet.

Een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs kandideert bij de raad van bestuur van de scholengroep waar hij zijn recht op TADD wil laten gelden. Het personeelslid kan dat naar keuze doen via een aangetekende brief of op een wijze die door het college van directeurs, na onderhandeling in het bevoegde onderhandelingscomité, wordt vastgelegd. Als de scholengroep een eigen systeem van kandidaatstelling hanteert, moet dat systeem wat tegenstelbaarheid betreft minimaal dezelfde garanties bieden als een aangetekende brief. De raad van bestuur deelt de mogelijkheden van mededeling van de kandidaatstelling mee aan alle personeelsleden en maakt dit ook openbaar.

Een personeelslid van het gesubsidieerd onderwijs kandideert bij het centrumbestuur waar hij zijn recht op TADD wil laten gelden. Het personeelslid kan dat naar keuze doen via een aangetekende brief of op een wijze die door het centrumbestuur, na onderhandeling in het bevoegde onderhandelingscomité, wordt vastgelegd. Als het centrumbestuur een eigen systeem van kandidaatstelling hanteert, moet dat systeem wat tegenstelbaarheid betreft minimaal dezelfde garanties bieden als een aangetekende brief. Het centrumbestuur deelt de mogelijkheden van mededeling van de kandidaatstelling mee aan alle personeelsleden en maakt dit ook openbaar.

Als de kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet, geldt dit als een doorlopende kandidaatstelling voor het recht op TADD over de schooljaren heen. De kandidaatstelling blijft dus onmiddellijk over de schooljaren heen gelden, ook als het personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het schooljaar volgend op de kandidaatstelling.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september volgend op de kandidaatstelling.

Om vanaf 1 september het recht op TADD te laten gelden, moet het personeelslid voor het ambt waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld:

  • op 30 juni van het voorafgaande schooljaar aan de voorwaarden betreffende dienstanciënniteit en beoordeling voldoen (zie punt 6.2.1.1 en 6.2.1.2)
  • en uiterlijk op 1 september van het schooljaar waarin hij het recht wil laten gelden, beschikken over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt.

Het personeelslid met een recht op TADD dat de betrekking niet effectief kan opnemen omwille van ziekte, arbeidsongeval of moederschapsrust, behoudt dit recht. Het personeelslid kan worden aangesteld en voor de duur van de afwezigheid volgens de geldende regels vervangen worden. Na de afwezigheid neemt het personeelslid de hem toegewezen betrekking effectief op.

6.2.1.4. Voorbeelden impact beoordeling

Voorbeeld 1

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van leraar SVWO in opleidingen waarvoor hij een vereist bekwaamheidsbewijs heeft voor een opdracht van 18/20 in CVO A van een centrumbestuur met meerdere CVO. 

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar SVWO voor opleidingen waarvoor hij een vereist bekwaamheidsbewijs heeft in CVO A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 3 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in CVO A een positieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar SVWO als hij zich voor 15 juni van het schooljaar kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van het volgende schooljaar voor het ambt van leraar SVWO in alle CVO van hetzelfde centrumbestuur voor de opleidingen waarvoor het personeelslid een vereist bekwaamheidsbewijs heeft.

Voorbeeld 2

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van leraar SVWO in opleidingen waarvoor hij een vereist bekwaamheidsbewijs (VE) heeft en in een opleiding waarvoor hij een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs heeft(VO) en dit in twee CVO van hetzelfde centrumbestuur.

Het personeelslid oefent volgende opdrachten uit:

  • CVO A: 11/22 in opleidingen met een VE;
  • CVO B: 12/24in een opleiding met een VO.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar SVWO in CVO A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 3 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in CVO A een positieve beoordeling.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar SVWO in CVO B 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in CVO B een positieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar SVWO als hij zich voor 15 juni van het schooljaar kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van het volgende schooljaar voor het ambt van leraar SVWO in alle CVO van hetzelfde centrumbestuur voor de opleidingen waarvoor het personeelslid een vereist bekwaamheidsbewijs heeft en voor de opleiding waarin hij het afgelopen jaar was aangesteld en waarvoor het personeelslid een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs heeft.

Voorbeeld 3

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van leraar SVWO in een opleiding waarvoor hij een vereist bekwaamheidsbewijs heeft voor een opdracht van 11/20 in CVOC van een centrumbestuur.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar SVWO in CVO C 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in CVO C een beoordeling met werkpunten.

Het personeelslid voldoet in CVO C niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar SVWO vermits hij een beoordeling met werkpunten heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties in CVO C nog niet in aanmerking komen voor het recht op TADD.

Het personeelslid moet bijkomend 200 dagen effectieve prestaties verwerven als leraar SVWO om alsnog het recht op TADD te verwerven.

Dit personeelslid heeft daartoe tijdens het volgende schooljaar (schooljaar 2) of later recht op een nieuwe TABD-aanstelling.

Tijdens het schooljaar 2 wordt het personeelslid weer aangesteld in een betrekking van leraar SVWO in CVO C van hetzelfde centrumbestuur voor een opdracht van 12/20 in een opleiding waarvoor hij vereist bekwaamheidsbewijs heeft en heeft op 30 juni van dat schooljaar 2 de 200 dagen effectieve prestaties verworven.

Op 4 juni van het schooljaar 2 krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in CVO C een positieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet dan aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar SVWO als hij zich voor 15 juni van het schooljaar 2 kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van het volgende schooljaar voor het ambt van leraar SVWO in alle CVO van hetzelfde centrumbestuur voor alle opleidingen waarvoor het personeelslid een vereist bekwaamheidsbewijs heeft.

Voorbeeld 4

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van leraar voor een opdracht van 13/22 in een opleiding waarvoor hij een vereist bekwaamheidsbewijs heeft in een CVO B van een centrumbestuur met meerdere CVO.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar SVWO in CVO B 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in CVO B een negatieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet in CVO B niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar SVWO vermits hij een negatieve beoordeling heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties in CVO B niet in aanmerking komen voor het recht op TADD en dit in geen enkele van de CVO van hetzelfde centrumbestuur.

Voorbeeld 5

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van leraar SVWO in twee CVO die tot eenzelfde centrumbestuur behoren. Het personeelslid oefent volgende opdrachten uit:

  • CVO A:10/20 in opleidingen met een vereist bekwaamheidsbewijs;
  • CVO B: 10/20in opleidingen met een vereist bekwaamheidsbewijs.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar SVWO in CVO A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 3 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in CVO A een positieve beoordeling.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leraar SVWO in CVO B 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in CVO B een negatieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet in CVO B niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar SVWO vermits hij een negatieve beoordeling heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties in CVO B niet in aanmerking komen voor het recht op TADD als leraar SVWO en dit in geen enkele van de CVO van hetzelfde centrumbestuur.

Het personeelslid voldoet in CVO A wel aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leraar SVWO als hij zich voor 15 juni van het schooljaar kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van schooljaar 2voor het ambt van leraar in de CVO van hetzelfde centrumbestuur voor alle opleidingen waarvoor het personeelslid een vereist bekwaamheidsbewijs heeft, maar niet in CVO B want daar kreeg het personeelslid een negatieve beoordeling. Het personeelslid kan het recht op TADD dat hij in CVO A heeft verworven daarom ook niet aanwenden om in CVO B van hetzelfde centrumbestuur een TADD-aanstelling te claimen.

6.2.2. Waarvoor en waar geldt het recht op TADD?

Het recht op tijdelijke aanstelling van doorlopende duur geldt t.a.v. het ambt waarin en in het centrum of de centra waarvoor het personeelslid het recht op TADD heeft verworven en voor elke vacante betrekking en niet-vacante betrekking in dat ambt.

Dat betekent dat een tijdelijk personeelslid het recht op TADD dus enkel kan inroepen in het centrum of de centra waar het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen voor de prestaties die het personeelslid in dat centrum of die centra presteerde. Het recht op TADD geldt daarnaast ook in het centrum of de centra waar het personeelslid op 30 juni geen beoordeling heeft gekregen of geen prestaties heeft geleverd.

Gaat het om het ambt van leraar secundair volwassenenonderwijs dan geldt het recht op TADD als volgt:

  • het recht geldt voor alle opleidingen en modules waarvoor het personeelslid als leraar secundair volwassenenonderwijs over een vereist bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) beschikt;
  • als het recht op TADD werd verworven in een opleiding of module waarvoor het personeelslid over een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs (VO of OM/VO) beschikt, geldt dit recht niet alleen voor deze opleiding of die module, maar ook voor alle opleidingen en modules waarvoor het personeelslid over een vereist bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) beschikt.

Zowel tijdelijke personeelsleden als deeltijds vastbenoemde personeelsleden kunnen het recht op TADD laten gelden op elke vacature die in de loop van het schooljaar ontstaat.

Dit geldt niet als het personeelslid al als titularis is aangesteld voor een voltijdse betrekking in het ambt waarvoor hij het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur heeft verworven.

Opgelet
Het recht op TADD geldt niet voor een tijdelijke aanstelling in volgende situaties:

- Uitbreiding van TADD bij langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen

Een personeelslid dat de goedkeuring heeft gekregen om een langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen op te nemen, kan geen uitbreiding van zijn tijdelijke aanstelling krijgen vergeleken met de toestand aan de vooravond van het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen. Dit principe geldt eveneens voor een personeelslid dat met langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen is en het recht op tijdelijke aanstelling met doorlopende duur (TADD) heeft of tijdens zijn langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen het recht op TADD vergaart. Dit personeelslid kan dit recht op TADD slechts inroepen voor een tijdelijke aanstelling die beperkt is tot het volume van zijn tijdelijke aanstelling aan de vooravond van het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen.
Meer informatie over dit verlof vindt u in de omzendbrief PERS/2007/07 van 21-09-2007- Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.

- Tijdelijke aanstelling via verlof TAO

Een vastbenoemd personeelslid kan niet voor doorlopende duur worden aangesteld in de opdracht die hij via het verlof TAO (tijdelijk andere opdracht) in een wervingsambt uitoefent. Het personeelslid verwerft wel dienstanciënniteit in het ambt dat hij op deze wijze tijdelijk uitoefent. Het vastbenoemde personeelslid kan de dienstanciënniteit die hij via het verlof TAO heeft opgebouwd ook aanwenden om in het desbetreffende ambt het recht op TADD in te roepen. Het vastbenoemde personeelslid kan het recht op TADD enkel effectief uitoefenen als hij op het ogenblik dat hem een betrekking wordt aangeboden, bij zijn centrumbestuur een afwezigheid voor verminderde prestaties (AVP) vraagt en krijgt. Op deze wijze oefent het personeelslid zijn recht op TADD uit als een ‘zuiver’ tijdelijk personeelslid.
Men mag in deze niet uit het oog verliezen dat het nemen van een AVP geen recht is. Het is dus mogelijk dat het personeelslid zijn recht op TADD niet kan uitoefenen als zijn centrumbestuur de AVP niet toestaat.

Het recht geldt in alle centra van de scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of het centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs) waar het personeelslid zijn dienstanciënniteit heeft verworven.

6.2.3. Overgangsmaatregelen TADD

Voor tijdelijke personeelsleden die al voor 30 juni 2021 prestaties hebben geleverd in een ambt en aan bepaalde voorwaarden voldoen, gelden de nieuwe voorwaarden voor TADD op of na 1 september 2021 niet.

Een tijdelijk personeelslid zal beroep kunnen doen op een overgangsmaatregel als het personeelslid behoort tot een van de volgende vijf categorieën:

  • Categorie 1 heeft uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en geen beoordeling met werkpunten (punt 6.2.3.1);

  • Categorie 2 heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en geen beoordeling met werkpunten uiterlijk 30 juni 2021 (punt 6.2.3.2);

  • Categorie 3 heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en een beoordeling met werkpunten (punt 6.2.3.3);

  • Categorie 4 heeft uiterlijk op 30 juni 2021 minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven (punt 6.2.3.4);

  • Categorie 5 wordt op 1 juli 2021 vast benoemd in een ambt waarvoor hij op 30 juni 2021 het recht op TADD nog niet heeft verworven (punt 6.2.3.5).

Personeelsleden die al voor 1 september 2021 dienstanciënniteit hebben verworven in een ambt en niet onder een van de voormelde categorieën vallen, kunnen bij een tijdelijke aanstelling op of na 1 september 2021 het recht op TADD verwerven op basis van de nieuwe voorwaarden. De eerder verworven dienstanciënniteit blijft daarbij alvast gelden.

Als bijlage bij deze omzendbrief vindt u een schematisch overzicht van deze overgangsmaatregelen (zie bijlage 1 “Overgangsmaatregelen TADD”).

Opgelet:
Een personeelslid kan slechts beroep doen op één overgangsmaatregel.

Er is geen combinatie mogelijk van een van deze overgangsmaatregelen met de nieuwe regel of tussen de overgangsmaatregelen onderling.

Als het personeelslid het recht op TADD verworven heeft voor het ambt van leraar en later dit recht wil laten gelden voor een (andere) opleiding of module waarvoor hij over een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs beschikt, dan gebeurt dit niet meer volgens de overgangsmaatregel die voor hem geldt maar wel volgens de generieke regel. Het volstaat dan dat het personeelslid in die opleiding of die module 290 dagen dienstanciënniteit verwerft waarvan 200 dagen effectief werden gepresteerd.
Vermits het personeelslid voor het ambt van leraar reeds het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur verworven heeft, hoeft er immers geen nieuwe beoordeling meer toegekend worden bij het verwerven van de voormelde dienstanciënniteit.

Daarnaast blijven ook de overgangsmaatregelen van toepassing voor personeelsleden die op 30 juni 2019 of 30 juni 2020 aan specifieke voorwaarden voldeden (zie bijlage 2 “Overgangsmaatregelen TADD op 30 juni 2019 en 30 juni 2020”). Een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van een van deze overgangsmaatregelen voldoet en tot op heden nog geen TADD-aanstelling heeft verkregen of opgenomen, kan hier dus nog steeds beroep op doen.

6.2.3.1. Categorie 1: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en geen beoordeling met werkpunten

6.2.3.1.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer centra van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2020 voor het betrokken ambt geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2020 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn;
  • tijdens het schooljaar 2020-2021 of later in een of meer centra van dezelfde scholengroep niet als TADD aangesteld zijn in het ambt waarvoor voormelde voorwaarden gelden.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 6.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het ambt in de centra van de scholengroep.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregelen voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

6.2.3.1.2. In het gesubsidieerd onderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2020 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2020 voor het betrokken ambt geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2020 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn;
  • tijdens het schooljaar 2020-2021 of later in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur niet als TADD aangesteld zijn in het ambt waarvoor voormelde voorwaarden gelden.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 6.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle centra van hetzelfde centrumbestuur.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregel voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

6.2.3.2. Categorie 2: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en geen beoordeling met werkpunten

6.2.3.2.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat uiterlijk op 30 juni 2021 voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer centra van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • voor het betrokken ambt na 1 september 2019 en uiterlijk 30 juni 2021 geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 6.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in de centra van dezelfde scholengroep.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregel voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

6.2.3.2.2. In het gesubsidieerd onderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat uiterlijk op 30 juni 2021 voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • voor het betrokken ambt na 1 september 2019 en uiterlijk 30 juni 2021 geen beoordeling met werkpunten gekregen hebben van de eerste evaluator. Als het personeelslid na 1 september 2019 en uiterlijk op 30 juni 2021 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als het personeelslid aan deze voorwaarden voldoet en zich voor 15 juni 2021 kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september 2021.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni 2021 en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 6.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2021-2022 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2022 niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle centra van hetzelfde centrumbestuur.

Heeft een tijdelijk personeelslid dat aan de voorwaarden van deze overgangsmaatregel voldoet zich echter voor 15 juni 2021 niet kandidaat gesteld, dan kan dit personeelslid zich voor 15 juni 2022 of later nog steeds kandidaat stellen onder de voorwaarden van deze overgangsmaatregel om zo op of na 1 september 2022 onder deze voorwaarden het recht op TADD te behouden of te verwerven.

Ook hier geldt het voormelde principe van de over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling als het tijdelijke personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het volgende schooljaar of schooljaren.

6.2.3.3. Categorie 3: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven en een beoordeling met werkpunten

6.2.3.3.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijk personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het betrokken ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer centra van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2021 voor het betrokken ambt van de eerste evaluator een beoordeling met werkpunten gekregen hebben;
  • na 31 augustus 2021 tijdelijk aangesteld worden in het betrokken ambt in een of meer centra van dezelfde scholengroep.

Dit personeelslid verwerft op 1 september 2022 of later het recht op TADD, op voorwaarde dat het personeelslid op 30 juni 2022 of later in een of meer centra van dezelfde scholengroep bijkomend 200 dagen effectieve prestaties heeft verworven in het ambt.

Daartoe heeft het personeelslid in de scholengroep in het ambt een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur nodig.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen vóór het schooljaar 2020-2021 – dus uiterlijk op 30 juni 2020 -, dan komt het aan de directeur van het centrum toe om te beslissen of het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later al of niet een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgt.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen tijdens het schooljaar 2020-2021 en uiterlijk op 30 juni 2021, dan heeft het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later in een of meer centra van de scholengroep recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om op basis van een aangepast traject van aanvangsbegeleiding aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer centra van de scholengroep.

Bij een nieuwe aanstelling van het personeelslid in het betrokken ambt wordt, conform de werkpunten die de eerste evaluator in het verslag van de beoordeling heeft opgenomen, een aangepast traject van aanvangsbegeleiding opgesteld dat het personeelslid tijdens de bijkomende periode van 200 dagen effectieve prestaties moet volgen.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 6.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dan voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in de centra van dezelfde scholengroep.

Deze overgangsmaatregel blijft ook na 1 september 2021 van toepassing zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt op deze principes kan beroepen.

6.2.3.3.2. In het gesubsidieerd onderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijk personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren in het betrokken ambt minstens 580 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd;
  • uiterlijk op 30 juni 2021 voor het betrokken ambt van de eerste evaluator een beoordeling met werkpunten gekregen hebben;
  • na 31 augustus 2021 tijdelijk aangesteld worden in het betrokken ambt in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur.

Dit personeelslid verwerft op 1 september 2022 of later het recht op TADD, op voorwaarde dat het personeelslid op 30 juni 2022 of later in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur bijkomend 200 dagen effectieve prestaties heeft verworven in het ambt.

Daartoe heeft het personeelslid in een centrum van het centrumbestuur in het ambt een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur nodig.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen vóór het schooljaar 2020-2021 – dus uiterlijk op 30 juni 2020 -, dan komt het aan het centrumbestuur toe om te beslissen of het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later al of niet een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgt.

Heeft het tijdelijke personeelslid de beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator gekregen tijdens het schooljaar 2020-2021 en uiterlijk op 30 juni 2021, dan heeft het tijdelijke personeelslid op 1 september 2021 of later in een of meer centra van het centrumbestuur recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om op basis van een aangepast traject van aanvangsbegeleiding aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer centra van het centrumbestuur.

Bij een nieuwe aanstelling van het personeelslid in het betrokken ambt wordt, conform de werkpunten die de eerste evaluator in het verslag van de beoordeling heeft opgenomen, een aangepast traject van aanvangsbegeleiding opgesteld dat het personeelslid tijdens de bijkomende periode van 200 dagen effectieve prestaties moet volgen.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd – zie ook punt 6.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dan voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle centra van het centrumbestuur.

Deze overgangsmaatregel blijft ook na 1 september 2021 van toepassing zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt op deze principes kan beroepen.

6.2.3.4. Categorie 4: Het personeelslid heeft uiterlijk op 30 juni 2021 gespreid over minstens twee schooljaren minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven

6.2.3.4.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 in het betrokken ambt minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer centra van dezelfde scholengroep;
  • na 31 augustus 2021 in het betrokken ambt in een of meer centra van dezelfde scholengroep tijdelijk aangesteld worden;
  • op 30 juni 2022 of later in het betrokken ambt gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer centra van dezelfde scholengroep, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd.

Als het tijdelijke personeelslid dat aan voormelde voorwaarden voldoet bij het bereiken van de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni 2022 geen beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni 2022 kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september 2022.Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2022 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet, dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling (zie ook punt 6.2.1.3).

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2022-2023 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2023 niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid op 30 juni 2022 de vereiste 580 dagen dienstanciënniteit nog niet heeft verworven, dan bouwt hij bij een nieuwe tijdelijke aanstelling het daaropvolgende schooljaar of later onder deze voorwaarden verder aan de verwerving van het recht op TADD.

Verwerft het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni en krijgt hij geen beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni van dat schooljaar kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september van het daaropvolgende schooljaar.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid dat onder deze overgangsmaatregel valt de vereiste dienstanciënniteit bereikt, heeft de eerste evaluator wel nog steeds de mogelijkheid om uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit bereikt een beoordeling met werkpunten toe te kennen, zoals dit het geval was tot en met 30 juni 2021 (een positieve of negatieve beoordeling kan hij niet uitspreken). De eerste evaluator maakt daartoe een verslag op waarin die beslissing en de werkpunten opgenomen worden, samen met het traject dat tijdens de aanvangsbegeleiding werd afgelegd

Als het tijdelijke personeelslid een beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, moet het tijdelijke personeelslid bij een nieuwe tijdelijke aanstelling bijkomend 200 dagen effectieve prestaties leveren om het recht op TADD te verwerven. Daartoe heeft het tijdelijke personeelslid het daaropvolgende schooljaar of later in het betrokken ambt recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in een of meer centra van de scholengroep. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer centra van de scholengroep.

Voor deze categorie personeelsleden gelden de nieuwe voorwaarden (o.m. de negatieve beoordeling) dus niet bij een nieuwe tijdelijke aanstelling na 1 september 2021.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (zie ook punt 6.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle centra van dezelfde scholengroep.

Deze overgangsmaatregel blijft ook van kracht voor elk personeelslid dat in de toekomst opnieuw in dienst komt, zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 en op 30 juni 2022 (of later) aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een terug in dienst treden op de ‘oude’ regels kan beroepen.

6.2.3.4.2. In het gesubsidieerd onderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • uiterlijk op 30 juni 2021 in het betrokken ambt minstens 290 dagen en maximum 579 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur;
  • na 31 augustus 2021 in het betrokken ambt in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur tijdelijk aangesteld worden;
  • op 30 juni 2022 of later in het betrokken ambt gespreid over minstens twee schooljaren minstens 580 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur, waarvan 400 dagen effectief zijn gepresteerd.

Als het tijdelijke personeelslid dat aan voormelde voorwaarden voldoet bij het bereiken van de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni 2022 geen beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni 2022 kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september 2022.Als het personeelslid uiterlijk op 30 juni 2022 geen beoordeling heeft gekregen, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (zie ook punt 6.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar 2022-2023 geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni 2023 niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid op 30 juni 2022 de vereiste 580 dagen dienstanciënniteit nog niet heeft verworven, dan bouwt hij bij een nieuwe tijdelijke aanstelling het daaropvolgende schooljaar of later onder deze voorwaarden verder aan de verwerving van het recht op TADD.

Verwerft het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit op 30 juni en krijgt hij geen beoordeling met werkpunten van zijn eerste evaluator, dan kan hij zich voor 15 juni van dat schooljaar kandidaat stellen om het recht op TADD te verwerven op of na 1 september van het daaropvolgende schooljaar.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (het personeelslid bereikt de vereiste voorwaarden voor TADD op 30 juni en de kandidaatstelling gebeurt in de vereiste vorm en op tijd), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Als het tijdelijke personeelslid dat onder deze overgangsmaatregel valt de vereiste dienstanciënniteit bereikt, heeft de eerste evaluator wel nog steeds de mogelijkheid om uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het tijdelijke personeelslid de vereiste dienstanciënniteit bereikt een beoordeling met werkpunten toe te kennen, zoals dit het geval was tot en met 30 juni 2021 (een positieve of negatieve beoordeling kan hij niet uitspreken). De eerste evaluator maakt daartoe een verslag op waarin die beslissing en de werkpunten opgenomen worden, samen met het traject dat tijdens de aanvangsbegeleiding werd afgelegd

Als het tijdelijke personeelslid een beoordeling met werkpunten krijgt van zijn eerste evaluator, moet het tijdelijke personeelslid bij een nieuwe tijdelijke aanstelling bijkomend 200 dagen effectieve prestaties leveren om het recht op TADD te verwerven. Daartoe heeft het tijdelijke personeelslid het daaropvolgende schooljaar of later in het betrokken ambt recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in een of meer centra van hetzelfde centrumbestuur. Hiermee krijgt het personeelslid de kans om aan zijn werkpunten te werken, net als dat in het nieuwe systeem het geval zal zijn voor een tijdelijk personeelslid dat een beoordeling met werkpunten krijgt.

Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Dit betekent dat dit recht slechts geldt nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen is toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden is een betrekking toegewezen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling zijn toegepast;
  • de personeelsleden met het recht op TADD zijn in dienst gehouden of hebben een tijdelijke aanstelling gekregen.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer centra van het centrumbestuur.

Voor deze categorie personeelsleden gelden de nieuwe voorwaarden (o.m. de negatieve beoordeling) dus niet bij een nieuwe tijdelijke aanstelling na 1 september 2021.

Als het personeelslid de vereiste 200 bijkomende dagen effectieve prestaties heeft verworven, en zich voor 15 juni kandidaat stelt, verwerft hij voor het betrokken ambt het recht op TADD vanaf 1 september daaropvolgend.

Als deze kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet (zie ook punt 6.2.1.3), dan geldt dit als een over de schooljaren heen doorlopende kandidaatstelling.

Dit betekent dat als het personeelslid tijdens het schooljaar volgend op de kandidaatstelling geen TADD-aanstelling heeft of krijgt, dat zijn of haar kandidaatstelling automatisch blijft gelden voor het volgende schooljaar. Het tijdelijke personeelslid moet zich dus voor 15 juni niet opnieuw kandidaat stellen.

Het recht op TADD geldt voor betrekkingen in het betrokken ambt in alle centra van het centrumbestuur.

Deze overgangsmaatregel blijft ook van kracht voor elk personeelslid dat in de toekomst opnieuw in dienst komt, zodat het tijdelijke personeelslid dat op 30 juni 2021 en op 30 juni 2022 (of later) aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet zich in de loop van de volgende schooljaren bij een terug in dienst treden op de ‘oude’ regels kan beroepen.

6.2.3.5. Categorie 5: Het personeelslid wordt op 1 juli 2021 vast benoemd in een ambt waarvoor hij op 30 juni 2021 nog niet voldoet aan de voorwaarden om het recht op TADD te verwerven

6.2.3.5.1. In het gemeenschapsonderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat:

  • op 1 juli 2021 door de raad van bestuur vast benoemd wordt in een ambt in een of meer centra van dezelfde scholengroep;
  • op 30 juni 2021 niet voldoet aan de voorwaarden om zich voor dat ambt in de scholengroep kandidaat te stellen om het recht op TADD te verwerven.

Het gaat hierbij om een tijdelijk personeelslid dat op 1 juli 2021 vast benoemd wordt op basis van de voorrangsgroep met minstens 580 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 3) of minstens 360 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 4).

Het personeelslid dat op 1 juli 2021 door een raad van bestuur in een ambt vast benoemd wordt, maar zich voor 15 juni 2021 voor dat ambt niet kan kandidaatstellen omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor het recht op TADD in de scholengroep, verwerft vanaf 1 september 2021 toch het recht op TADD voor dat ambt in de centra van de scholengroep.

Gaat het om een vaste benoeming in het ambt van leraar op 1 juli 2021 dan geldt het recht op TADD als volgt:

  • het recht geldt voor alle vakken waarvoor het personeelslid als leraar over een vereist bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) beschikt;
  • als het personeelslid als leraar op 1 juli 2021 wordt vastbenoemd in een vak waarvoor hij over een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs (VO of OM/VO) beschikt, geldt het recht op TADD voor dit VO-vak, evenals voor alle vakken waarvoor het personeelslid over een vereist bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) beschikt.

Meer informatie over de eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021, de voorrangsgroepen en de reikwijdte van het volgens deze overgangsmaatregel verworven recht op TADD vindt u in de omzendbrief “Eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021 in wervingsambten in het basisonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, het secundair onderwijs, de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding” – PERS/2021/02 van 15-02-2021.

6.2.3.5.2. In het gesubsidieerd onderwijs

Deze overgangsmaatregel geldt voor het tijdelijke personeelslid dat:

  • op 1 juli 2021 door het centrumbestuur vast benoemd wordt in een ambt in een of meer centra van het centrumbestuur;
  • op 30 juni 2021 niet voldoet aan de voorwaarden om zich voor dat ambt in het centrumbestuur kandidaat te stellen om het recht op TADD te verwerven.

Het gaat hierbij om een tijdelijk personeelslid dat op 1 juli 2021 vast benoemd wordt op basis van de voorrangsgroep met minstens 580 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 3) of minstens 360 dagen dienstanciënniteit in het ambt (voorrangsgroep 4).

Het personeelslid dat op 1 juli 2021 door een centrumbestuur in een ambt vast benoemd wordt, maar zich voor 15 juni 2021 voor dat ambt niet kan kandidaatstellen omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor het recht op TADD in centra van het centrumbestuur, verwerft vanaf 1 september 2021 toch het recht op TADD voor dat ambt in de centra van het centrumbestuur.

Gaat het om een vaste benoeming in het ambt van leraar op 1 juli 2021 dan geldt het recht op TADD als volgt:

  • het recht geldt voor alle vakken waarvoor het personeelslid als leraar over een vereist bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) beschikt;
  • als het personeelslid als leraar op 1 juli 2021 wordt vastbenoemd in een vak waarvoor hij over een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs (VO of OM/VO) beschikt, geldt het recht op TADD voor dit VO-vak, evenals voor alle vakken waarvoor het personeelslid over een vereist bekwaamheidsbewijs (VE of OM/VE) beschikt.

Meer informatie over de eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021, de voorrangsgroepen en de reikwijdte van het volgens deze overgangsmaatregel verworven recht op TADD vindt u in de omzendbrief “Eenmalige vaste benoeming op 1 juli 2021 in wervingsambten in het basisonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, het secundair onderwijs, de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding” – PERS/2021/02 van 15-02-2021.

6.2.4. Verlies van het recht op TADD

Bepaalde omstandigheden in de loop van de onderwijsloopbaan kunnen ertoe leiden dat een tijdelijk personeelslid het recht op een aanstelling van doorlopende duur verliest. Dit verlies kan tijdelijk zijn, maar kan ook definitief zijn.

Bij tijdelijk verlies van het recht op TADD verliest het personeelslid het recht op TADD voor de duur van een schooljaar of kan hij voor een bepaalde periode het recht op een uitbreiding van zijn TADD verliezen.

Bij definitief verlies van het recht op TADD moet het personeelslid het recht op TADD opnieuw opbouwen en dus opnieuw de vereiste dienstanciënniteit verwerven.

In volgende situaties verliest een personeelslid het recht op TADD dat hij in een ambt heeft verworven.

1. Het personeelslid heeft vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten gepresteerd in de centra van hetzelfde centrumbestuur

Het personeelslid dat zijn recht op TADD heeft verworven in een centrum van een centrumbestuur verliest dat recht op TADD als hij gedurende vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in de centra van het centrumbestuur.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid heeft in een centrum van een centrumbestuur het recht op TADD opgebouwd, maar neemt op 1 september daaropvolgend geen TADD-aanstelling op in het centrum.

Gedurende de schooljaren X+1 tot en met het schooljaar X+5 levert het personeelslid geen enkele prestatie in een of meer centra van het centrumbestuur. Het personeelslid stelt zich in juni van het schooljaar x+5 kandidaat voor een tijdelijke aanstelling in een centrum van het centrumbestuur. Het personeelslid kan op of na 1 september van het schooljaar X+5 echter alleen als TABD worden aangesteld. Het personeelslid heeft immers geen recht meer op TADD omdat het vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in de centra van het centrumbestuur.

Voor een tijdelijk personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven en dat op het ogenblik van de aanvang van de afwezigheid reeds een TADD-aanstelling heeft, geldt deze bepaling niet. Dit betekent dat het personeelslid ook na een afwezigheid van vijf opeenvolgende schooljaren zijn TADD-aanstelling behoudt en deze weer kan opnemen, tenzij de betrekking waarvan hij titularis was ondertussen volgens de geldende regelgeving aan een ander personeelslid moest worden toegewezen.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid heeft in een centrumbestuur het recht op TADD opgebouwd en krijgt op 1 september een TADD-aanstelling in een betrekking in een centrum van het centrumbestuur.

Het volgende schooljaar (X+1) behoudt het personeelslid in de betrekking zijn TADD-aanstelling, maar hij vraagt en krijgt op 1 september X+1 een AVP. Deze AVP wordt ook gedurende de schooljaren X+2 tot en met X+5 aangevraagd en toegekend. Tijdens deze periode van AVP oefent het personeelslid in centra van het centrumbestuur geen enkele prestatie uit, maar hij behoudt wel de TADD-aanstelling in het centrum waar hij AVP neemt.

Op 31 augustus van schooljaar X+5 eindigt de AVP en op 1 september daaropvolgend neemt het personeelslid zijn betrekking in het centrum weer op.

Het personeelslid neemt op 1 september van schooljaar X+6 zijn betrekking weer op als TADD’er. Het personeelslid heeft weliswaar 5 opeenvolgende schooljaren geen prestaties verricht in het centrumbestuur, maar doordat hij effectief een TADD-aanstelling had op het ogenblik dat zijn afwezigheid startte, verliest hij na de afwezigheid van 5 opeenvolgende schooljaren zijn TADD-aanstelling niet. De TADD-aanstelling is immers gedurende de afwezigheid verder blijven lopen omdat het personeelslid aangesteld bleef in de betrekking in kwestie.

Het verlies van TADD houdt in dat het personeelslid niet onmiddellijk het recht op TADD kan inroepen bij een nieuwe tijdelijke aanstelling. Dit houdt echter niet in dat het personeelslid zijn eerder verworven dienstanciënniteit niet meer kan aanwenden om het recht op TADD opnieuw te verwerven.

Het personeelslid kan zich na deze periode van 5 schooljaren voor 15 juni weer kandidaat stellen voor het recht op TADD het daaropvolgende schooljaar op basis van de eerder verworven dienstanciënniteit.

2. Het tijdelijke personeelslid stelt zich niet tijdig kandidaat

Een tijdelijk personeelslid dat niet voor 15 juni kandideert voor het recht op TADD in een ambt, kan het daaropvolgende schooljaar geen recht op TADD inroepen voor dat ambt.

Het tijdelijke personeelslid verliest op deze wijze het recht op TADD voor dat ambt voor de duur van een schooljaar. Dit geldt enkel als het personeelslid zich geen kandidaat heeft gesteld en ook nog geen TADD-aanstelling heeft gekregen voor het ambt in kwestie, vermits een kandidaatstelling voor TADD geldt als een permanente kandidaatstelling (zie punt 6.2.1.3).

3. Het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, krijgt een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende

Een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld en in een centrum voor een welbepaald ambt een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” krijgt, kan in afwachting van een nieuwe evaluatie geen aanspraak maken op een uitbreiding van zijn tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in dat centrum en voor het ambt in kwestie.

Meer informatie over evaluatie vindt u in de omzendbrief PERS/2007/09 van 29-10-2007 - Functiebeschrijving en evaluatie.

4. Het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, wordt door zijn centrumbestuur ontslagen

Een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld en dat door zijn centrumbestuur wordt ontslagen als gevolg van een tuchtmaatregel of na twee of drie definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende”, verliest zijn recht op TADD.

Meer informatie hierover vindt u in punt 6.2.6.2.

6.2.5. Administratieve en geldelijke toestand

6.2.5.1. Administratieve toestand

Net als bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur moet het centrumbestuur ook de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur van een personeelslid schriftelijk vastleggen.

Meer informatie hierover vindt u in punt 6.1.3.1.

6.2.5.2. Geldelijke toestand

Net als bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgt een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, zowel in een vacante als in een niet-vacante betrekking, voor de duur van zijn aanstelling maandelijks een salaris.

Meer informatie hierover vindt u in punt 6.1.3.2.

6.2.5.3. Ziekteverlof

Het tijdelijke personeelslid dat is aangesteld voor doorlopende duur heeft tijdens een afwezigheid wegens ziekte binnen de periode van zijn aanstelling onder bepaalde voorwaarden recht op bezoldigd ziekteverlof.

Deze voorwaarden en de berekeningswijze van het recht op het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof vindt u terug in de omzendbrief - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding – PERS/2007/07 van 21-09-2007 (punt 2.2).

De tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur loopt in principe over de schooljaren heen. Voor een tijdelijk personeelslid met recht op TADD is er in principe dan ook geen nieuwe aanstelling nodig op 1 september van het daaropvolgend schooljaar. In dat geval wordt het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur aangesteld blijft ook beschouwd als zijnde effectief in dienst op deze datum. Dit betekent dat een tijdelijk personeelslid dat op 1 september voor doorlopende duur aangesteld blijft en op 1 september ziek wordt effectief door AHOVOKS wordt bezoldigd, tenzij zijn recht op bezoldigd ziekteverlof is uitgeput. Bij uitputting van het recht op bezoldigd ziekteverlof zal het ziekenfonds instaan voor de bezoldiging.

Voorbeeld

Een personeelslid wordt tijdens het schooljaar 20XX-20YY aangesteld in een definitief vacante betrekking (ato 2) als tijdelijk aangesteld personeelslid van doorlopende duur. Het personeelslid wordt ziek op 1 september 20YY (volgend schooljaar). Dit ziekteverlof wordt bezoldigd op voorwaarde dat er nog genoeg recht op bezoldigd ziekteverlof aanwezig is.

Het personeelslid wordt immers geacht te voldoen aan de voorwaarde om zijn dienst effectief te hebben opgenomen.

Als het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op het einde van het schooljaar door het centrumbestuur, schriftelijk en gemotiveerd, uit dienst werd gemeld en het personeelslid komt het volgende schooljaar op 1 september opnieuw in dienst bij hetzelfde centrumbestuur dan gelden ook hier voormelde regels.

Als het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op het einde van het schooljaar door het centrumbestuur, schriftelijk en gemotiveerd, uit dienst werd gemeld en het personeelslid komt het volgende schooljaar niet opnieuw in dienst op 1 september, dan gelden de regels voor een gewone tijdelijke aanstelling. Wordt het tijdelijke personeelslid pas in de loop van het schooljaar voor doorlopende duur aangesteld en is hij onmiddellijk afwezig wegens ziekte, dan wordt hij niet door AHOVOKS bezoldigd, maar valt hij onmiddellijk ten laste van het ziekenfonds.

Voorbeeld

Een personeelslid was tijdens het schooljaar 20XX-20YY aangesteld in een niet-vacante betrekking (ato 1) als TADD. Het personeelslid wordt op 30-06-20YY uit dienst gemeld. Op 1 november 20YY wordt het personeelslid opnieuw aangesteld voor doorlopende duur in een vacante betrekking (ato 2). Het personeelslid wordt echter onmiddellijk ziek. Dit ziekteverlof wordt niet bezoldigd.

6.2.6. Einde van de tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur

De aanstelling van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur kan worden beëindigd door een ontslag dat uitgaat van het centrumbestuur of via een vrijwillig ontslag van het personeelslid zelf.

Daarnaast zijn er een aantal situaties – die vastgelegd zijn in de decreten rechtspositie – die automatisch een einde maken aan de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur. We spreken in dat geval niet over een ontslag, maar over een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege.

6.2.6.1. Einde van de tijdelijke aanstelling van rechtswege

De decreten rechtspositie bepalen dat er onder bepaalde omstandigheden van rechtswege een einde komt aan de tijdelijke aanstelling van een personeelslid.

Dit houdt in dat er onmiddellijk een einde aan de aanstelling komt en er geen opzegtermijn is voor het personeelslid.

Aandacht
Een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur eindigt niet van rechtswege op het einde van het schooljaar, maar loopt in principe door over de schooljaren heen.

Een tijdelijk personeelslid dat op het einde van het schooljaar voor doorlopende duur is aangesteld in een betrekking die op 1 september ongewijzigd behouden blijft, kan op 1 september niet worden verdrongen door een ander tijdelijk personeelslid, ook niet als dit tijdelijke personeelslid het recht op TADD heeft. Door het feit dat er een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur is die over de schooljaren heen loopt, ontstaat op 1 september immers geen vacature die aan een ander tijdelijk personeelslid kan worden aangeboden.

Volgende redenen leiden onmiddellijk tot een einde van de tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur.

1. De terugkeer van de titularis van de betrekking

Als de titularis van de betrekking terugkeert uit zijn afwezigheid komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid dat in die betrekking als vervanger is aangesteld.

2. De betrekking wordt aan een ander personeelslid toegewezen

- omwille van de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling

Als het centrumbestuur in het kader van de verplichtingen betreffende reaffectatie of wedertewerkstelling de betrekking moet toekennen aan een vastbenoemd personeelslid dat ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

- door toewijzing van een affectatie, een mutatie of een vaste benoeming van een ander personeelslid

Als het centrumbestuur een vastbenoemd personeelslid in de betrekking muteert

of affecteert, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Als het centrumbestuur op 1 januari een ander personeelslid in de betrekking vast benoemt, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

3. Het tijdelijke personeelslid wordt zelf vast benoemd

Als het centrumbestuur het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op 1 januari een vaste benoeming toekent, eindigt zijn tijdelijke aanstelling van doorlopende duur voor het volume waarvoor hij vast benoemd wordt.

4. De betrekking kan niet langer gefinancierd of gesubsidieerd worden

Als de betrekking niet meer financierbaar of subsidieerbaar is, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

5. Het personeelslid voldoet niet (meer) aan de aanstellingsvoorwaarden

Als na de aanstelling van het tijdelijke personeelslid blijkt dat hij niet (meer) voldoet aan een of meer van de aanstellingsvoorwaarden, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Voorbeeld

Het personeelslid wordt strafrechtelijk veroordeeld en deze veroordeling leidt tot het tijdelijke of definitief verlies van zijn burgerlijke en politieke rechten. Dit personeelslid voldoet vanaf dat ogenblik niet meer aan de aanstellingsvoorwaarde die stelt dat hij de burgerlijke en politiek rechten moet genieten.

6. Bij het bereiken van de leeftijdsgrens

Als het tijdelijke personeelslid de leeftijdsgrens bereikt die leidt tot pensionering, komt er op het einde van dat schooljaar een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Op deze regel geldt een uitzondering, zodat een personeelslid ook na het bereiken van de leeftijdsgrens een tijdelijke aanstelling kan behouden.

Meer informatie over deze maatregelen vindt u in de omzendbrief Langer werken dan de wettelijke pensioenleeftijd (PERS/2012/05 van 30-07-2012).

7. Bij de definitieve pensionering van het personeelslid

Op het ogenblik dat het tijdelijke personeelslid met pensioen gaat, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

6.2.6.2. Einde van de tijdelijke aanstelling door ontslag

Voor het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur gelden dezelfde ontslagmogelijkheden als voor vastbenoemde personeelsleden.

Dit betekent dat een centrumbestuur een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld niet kan ontslaan met een opzeggingstermijn van dertig kalenderdagen en ook niet kan ontslaan wegens dringende redenen.

De redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor doorlopende duur zijn:

  • als gevolg van een tuchtmaatregel van zijn centrumbestuur;
  • na twee of drie definitieve evaluaties met eindconclusies “onvoldoende”;
  • wegens vrijwillig ontslag;
  • wegens definitieve ambtsneerlegging.

1. Ontslag of afzetting omwille van een tuchtmaatregel

Een centrumbestuur kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur ontslaan of afzetten bij wijze van tuchtmaatregel.

Deze tuchtmaatregel volgt uit een tuchtprocedure die door het centrumbestuur wordt opgestart.

U vindt meer informatie over de tuchtregeling voor het gemeenschapsonderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 60bis en volgende) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 63bis en volgende).

Het ontslag of de afzetting bij tuchtmaatregel gaat niet gepaard met een opzeggingstermijn voor het tijdelijke personeelslid.

Een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur en dat door zijn centrumbestuur als gevolg van een tuchtmaatregel wordt ontslagen uit zijn ambt, kan voor dat ambt geen beroep meer doen op de diensten die hij voor dat ontslag heeft verworven.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt dus niet meer in aanmerking voor het recht op TADD in de centra van de scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of van het centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs).

Aandacht

Als het personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in een centrum van het centrumbestuur waar hij eerder werd ontslagen of afgezet omwille van een tuchtmaatregel, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen om het recht op TADD te verkrijgen en een positieve beoordeling krijgen (zie punt 6.2.1.1 en 6.2.1.2).

2. Ontslag na twee of drie evaluaties met eindconclusie “onvoldoende”

Een centrumbestuur moet een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur ontslaan als het in een centrum voor een bepaald ambt ofwel twee opeenvolgende definitieve evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" heeft gekregen, ofwel drie definitieve evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" heeft gekregen in zijn loopbaan. Het ontslag geldt voor het ambt in het centrum waarop de evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" betrekking hebben.

Het centrumbestuur deelt het ontslag aan het personeelslid mee via een aangetekende brief of via een gerechtsdeurwaarderexploot.

Als het centrumbestuur het ontslag via aangetekende brief meedeelt, heeft het ontslag uitwerking op de derde werkdag na verzending van de brief.

Een ontslag dat bij gerechtsdeurwaarderexploot wordt meegedeeld, heeft onmiddellijke uitwerking.

Dit ontslag gaat niet gepaard met een opzeggingstermijn voor het tijdelijke personeelslid.

Een personeelslid dat tijdelijk aangesteld is voor doorlopende duur en ontslagen wordt na twee opeenvolgende definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende” of na of drie definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende” gedurende de ganse loopbaan, verliest het recht op TADD in het centrum en voor het ambt waar het ontslag op slaat.

Het personeelslid kan daarenboven voor het recht op TADD in dat ambt ook geen beroep meer doen op de diensten die hij voor dat ontslag heeft verworven in het centrum waar hij is ontslagen.

De dienstanciënniteit die het personeelslid in het ambt in het centrum waar het ontslag op slaat heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt dus niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Het personeelslid kan in het centrum waar hij werd ontslagen het recht op TADD ook niet inroepen via dienstanciënniteit die hij in andere centra van het centrumbestuur heeft gepresteerd.

Aandacht

1. Het ontslag heeft enkel gevolgen t.a.v. het ambt en het centrum waar het personeelslid wordt ontslagen. Het ontslag heeft dus geen invloed op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in andere centra van het centrumbestuur.
Het personeelslid behoudt na dit ontslag wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft verworven in andere centra van het centrumbestuur en hij kan die aanwenden om in die andere centra het recht op TADD in te roepen, maar niet in het centrum waar hij werd ontslagen.

2. Als het personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in het centrum waar het eerder werd ontslagen na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” in het desbetreffende ambt, kan hij voor dat ambt opnieuw een beroep doen op alle eerder gepresteerde diensten. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde diensten als niet bestaande beschouwd.

Meer informatie over het evaluatiesysteem vindt u in de omzendbrief PERS/2007/09 van 29-10-2007 - Functiebeschrijving en evaluatie.

3. Vrijwillig ontslag door het tijdelijke personeelslid

Het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur kan zelf vrijwillig ontslag nemen.

Bij dit ontslag hoort een opzeggingstermijn van 15 kalenderdagen.

Het personeelslid meldt dit ontslag schriftelijk aan zijn directeur (gemeenschapsonderwijs) of aan zijn centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs) en vermeldt daarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn. De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs) neemt kennis van dit ontslag door een duplicaat van deze melding te ondertekenen. Het personeelslid kan zijn ontslag ook via aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot meedelen.

De opzeggingstermijn van 15 kalenderdagen kan in onderling overleg tussen het personeelslid en de directeur (gemeenschapsonderwijs) of het centrumbestuur (gesubsidieerd onderwijs) ingekort worden. Die instemming blijkt uit een geschrift dat de effectieve datum van de stopzetting van de opdracht vermeldt en dat beide partijen ondertekenen.

Een vrijwillig ontslag heeft geen impact op het recht op TADD dat het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het ambt bij het centrumbestuur. Als het tijdelijke personeelslid later weer in dienst wordt genomen, blijft het eerder verworven recht op TADD onverminderd gelden. Het personeelslid hoeft zich ook niet opnieuw kandidaat te stellen om zijn recht op TADD in te roepen (zie punt 6.2.1.3).

4. Definitieve ambtsneerlegging

Naast de hiervoor opgesomde mogelijkheden zijn er nog redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid zonder opzeggingstermijn in de vorm van een definitieve ambtsneerlegging.

U vindt die mogelijkheden voor het gemeenschapsonderwijs terug in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 86) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 60).

6.2.7. Behoud van verworven rechten bij overheveling van een vestigingsplaats of bij overname van een centrum door een ander centrumbestuur

Als de vestigingsplaats waar het tijdelijke personeelslid een opdracht uitoefent, overgeheveld wordt naar een centrum van een ander centrumbestuur kan het tijdelijke personeelslid bij overstap naar het andere centrumbestuur onder bepaalde voorwaarden de rechten behouden die hij tot dan heeft verworven bij dat centrumbestuur.

Als het centrum waar het tijdelijke personeelslid voor doorlopende duur is aangesteld, overgenomen wordt door een ander centrumbestuur behoudt het tijdelijke personeelslid de rechten die hij tot dan heeft verworven bij dat centrum.

6.2.7.1. Overheveling van een vestigingsplaats

Bij de overheveling van een vestigingsplaats naar een centrum van een ander centrumbestuur stellen de betrokken centrumbesturen een schriftelijke overeenkomst op.

Deze overeenkomst houdt minstens rekening met:

1° de personeelsleden die in de vestigingsplaats tewerkgesteld zijn in het schooljaar voorafgaand aan de overheveling, en met de omvang van die tewerkstelling;

2° de omvang van de omkadering die met de overheveling gepaard gaat, als er beslist wordt om omkadering over te hevelen.

Als de betrokken centrumbesturen in de overeenkomst opnemen dat er personeelsleden worden overgenomen bij de overheveling van de vestigingsplaats, gaan deze personeelsleden – op voorwaarde dat ze daar zelf voor kiezen - over naar het centrumbestuur dat de vestigingsplaats overneemt. Het tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld en dat vrijwillig kiest voor dergelijke overstap wordt tijdelijk personeelslid van het centrumbestuur dat de vestigingsplaats overneemt ten belope van de opdracht waarvoor hij bij zijn vorige centrumbestuur was aangesteld. Het personeelslid behoudt daarbij zijn tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in de vestigingsplaats die wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het centrumbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

Als een scholengroep een vestigingsplaats van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het gesubsidieerd onderwijs beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die de vestigingsplaats overneemt.

Als een centrumbestuur een vestigingsplaats van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het centrumbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

Het tijdelijke personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven bij de scholengroep of bij het centrumbestuur waarvan de vestigingsplaats wordt overgenomen, behoudt dit recht op TADD in de scholengroep of bij het centrumbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het centrumbestuur dat de vestigingsplaats overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het centrumbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

6.2.7.2. Overname van een centrum in het gemeenschapsonderwijs

Bij de overname van een centrum door een andere scholengroep gaan de tijdelijke personeelsleden die voor doorlopende duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van het centrum dat wordt overgenomen, als tijdelijk personeelslid met behoud van hun aanstelling voor doorlopende duur over naar de scholengroep die het centrum overneemt.

Als de overname een centrum van het gesubsidieerd onderwijs betreft, gaan de tijdelijke personeelsleden enkel over naar het gemeenschapsonderwijs als ze hier zelf om verzoeken.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het centrum dat wordt overgenomen, worden beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij de scholengroep die het centrum overneemt.

Als een scholengroep een centrum van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gesubsidieerd onderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die het centrum overneemt.

Het tijdelijke personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven in het centrum dat wordt overgenomen, behoudt dit recht op TADD in de scholengroep die het centrum overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het centrumbestuur dat het centrum overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep die het centrum overneemt.

6.2.7.3. Overname van een centrum in het gesubsidieerd onderwijs

Bij de overname van een centrum door een ander centrumbestuur gaan de tijdelijke personeelsleden die voor doorlopende duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve lesdag van het centrum dat wordt overgenomen, als tijdelijk personeelslid met behoud van hun aanstelling van doorlopende duur over naar het centrumbestuur dat het centrum overneemt.

Als het centrum dat overgenomen wordt tot een ander net behoort dan datgene waartoe het na de overname zal behoren, kan een tijdelijk personeelslid weigeren om over te stappen naar het andere centrumbestuur.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het centrum dat wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het centrumbestuur dat het centrum overneemt.

Als een centrumbestuur een centrum van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het centrumbestuur dat het centrum overneemt.

Het tijdelijke personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven in het centrum dat wordt overgenomen, behoudt dit recht op TADD bij het centrumbestuur dat het centrum overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij het centrumbestuur dat het centrum overlaat, geldt bij het centrumbestuur dat het centrum overneemt.

6.2.8. Mededeling van een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur aan het werkstation

Bij de melding van de opdracht van het tijdelijke personeelslid met een RL-1 aan het werkstation duidt u aan dat het om een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur gaat.

Als het om een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een vacante betrekking gaat, krijgt de opdracht oneindig (31.12.2999) als einddatum.

Als het een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een niet-vacante betrekking betreft, eindigt de opdracht uiterlijk de laatste dag van de dienstonderbreking van de titularis.

Voorbeelden

TADD in een vacante betrekking

Een leraar SVWO krijgt vanaf 1 september een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een vacante betrekking voor 24/24.

RL-1 leraar SVWO Ato 2 voor 24/24 met als begindatum van de opdracht 1-9-20XX en als einddatum oneindig (31-12-2999). De tijdelijke opdracht wordt aangeduid als TADD-opdracht (waarde 01 in veld 30).

TADD in een niet-vacante betrekking

Een voltijds vastbenoemde leraar SVWO (20/20) neemt een voltijdse VVP van 1-9-20XX tot en met 31-8-20YY.

In de niet-vacante betrekking van de vastbenoemde titularis wordt als vervanger een tijdelijk personeelslid aangesteld dat recht heeft op TADD.

De vervanger wordt als volgt doorgegeven:

RL-1 leraar SVWO Ato 1 voor 20/20 met als begindatum van de opdracht 1-9-20XX en als einddatum 31-8-20YY ter vervanging van het personeelslid met VVP. De tijdelijke opdracht wordt aangeduid als TADD-opdracht (waarde 01 in veld 30).

7. TIJDELIJKE AANSTELLING IN DE ZELFSTANDIGE LEERSTEUNCENTRA

Deze omzendbrief is van toepassing op tijdelijke personeelsleden die in het gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd onderwijs worden aangesteld in een wervingsambt in een zelfstandig leersteuncentrum.

Het gaat om een tijdelijke aanstelling in een wervingsambt van:

  • het leerondersteunend personeel;
  • het ondersteunend personeel.

7.1. TIJDELIJKE AANSTELLING VAN BEPAALDE DUUR (TABD)

Een tijdelijk personeelslid wordt in het gemeenschapsonderwijs door de directeur en in het gesubsidieerd onderwijs door het bestuur van het leersteuncentrum aangesteld in een wervingsambt voor bepaalde duur (TABD) of voor doorlopende duur (TADD).

Een tijdelijk personeelslid wordt in het begin van zijn loopbaan altijd voor bepaalde duur aangesteld. Als het personeelslid aan bepaalde voorwaarden voldoet, kan hij vervolgens het recht op een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur verwerven (zie punt 7.2).

Een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur kan zowel in een vacante betrekking als in een niet-vacante betrekking en is steeds beperkt tot de duur van maximum een schooljaar.

7.1.1. De aanstelling van een tijdelijk personeelslid

U kan een tijdelijk personeelslid slechts aanstellen voor bepaalde duur als hij voldoet aan een aantal specifieke voorwaarden, die zijn vastgelegd in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 17) of het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 19).

7.1.1.1. De aanstellingsvoorwaarden

U kan een tijdelijk personeelslid voor bepaalde duur aanstellen in een betrekking als hij voldoet aan de volgende aanstellingsvoorwaarden:

1. Belg zijn of onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie

Behoort het personeelslid niet tot een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie, dan kan een vrijstelling worden gevraagd die wordt verleend door de Vlaamse Regering. Het personeelslid moet dan ook in het bezit zijn van een arbeidskaart.

2. De burgerlijke en politieke rechten genieten of in het bezit zijn van een door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling die samengaat met de vrijstelling bedoeld in 1

3. In het bezit zijn van een geldig vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt waarin het personeelslid wordt aangesteld

De bekwaamheidsbewijzen per ambt vindt u terug op de website

Op deze voorwaarde geldt een tijdelijke afwijking voor een kandidaat-personeelslid met een buitenlands diploma dat een geldige aanvraag deed bij NARIC in het kader van de procedure voor de erkenning van zijn buitenlands diploma. U kan dit personeelslid al tijdelijk voor bepaalde duur aanstellen in afwachting van de beslissing van NARIC.

Tijdens de voorlopige tijdelijke aanstelling ontvangt het personeelslid een salaris op basis van de laagste salarisschaal voor het ambt in kwestie.

Erkent NARIC het diploma van het voorlopig aangestelde personeelslid, dan is het personeelslid volwaardig tijdelijk aangesteld en wordt zijn of haar salaris geregulariseerd op basis van de salarisschaal van het vereiste bekwaamheidsbewijs voor het ambt in kwestie.

Erkent NARIC het diploma van het voorlopig aangestelde personeelslid niet, dan wordt de voorlopige tijdelijke aanstelling van bepaalde duur van rechtswege beëindigd, zoals bepaald in punt 7.1.4.1 (punt 5). Het personeelslid voldoet op dat ogenblik immers niet langer aan deze aanstellingsvoorwaarde.

4. Van onberispelijk gedrag zijn

Dit blijkt uit een uittreksel uit het strafregister (596.2 – model bestemd voor contacten met minderjarigen) dat niet langer dan één maand oud mag zijn op het ogenblik van het voorleggen.

Als een personeelslid bij een eerste tijdelijke aanstelling reeds een geldig uittreksel uit het strafregister heeft voorgelegd, moet hij bij een nieuwe tijdelijke aanstelling binnen hetzelfde schooljaar in een leersteuncentrum van hetzelfde bestuur geen nieuw uittreksel voorleggen.

Via het uittreksel uit het strafregister gaat u na of het personeelslid van onberispelijk gedrag is.

In het kader van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) mag u dit document niet langer bewaren dan noodzakelijk is. Het uittreksel is enkel nodig voor voormelde controle, wat inhoudt dat u het uittreksel niet permanent mag bewaren. U moet dit dan ook vernietigen vanaf het ogenblik dat de tijdelijke aanstelling van het betrokken personeelslid volledig in orde is of vanaf het ogenblik dat u beslist het personeelslid niet in dienst te nemen.

5. Voldoen aan de taalvereisten voor het ambt

Het personeelslid moet een specifiek kennisniveau van het Nederlands als onderwijstaal aantonen.

Als u moeilijkheden ondervindt om een personeelslid aan te werven dat niet onmiddellijk beantwoordt aan de vereiste kennis van het Nederlands als onderwijstaal, kan u voor dit personeelslid een tijdelijke afwijking aanvragen op de vereiste taalkennis.

Meer informatie vindt u terug in de omzendbrief Vereiste taalkennis bij een aanstelling in het onderwijs (PERS/2010/01 van 19-01-2010).

6. De reglementering betreffende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking is nageleefd

U kan een tijdelijk personeelslid slechts aanstellen als de bepalingen betreffende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling correct zijn nageleefd.

Meer informatie over deze reglementering vindt u in de omzendbrief De reaffectatie- en wedertewerkstellingsregeling voor de inrichtende machten en de personeelsleden tewerkgesteld in het niet-tertiair onderwijs (PERS/2003/08 van 28-07-2003).

7.1.2. Recht op en plicht tot aanvangsbegeleiding

Een tijdelijk personeelslid dat tijdelijk aangesteld wordt voor bepaalde duur in een wervingsambt heeft het recht op aanvangsbegeleiding en is ook verplicht de hem aangeboden aanvangsbegeleiding op te nemen.

7.1.2.1. Wie heeft recht op aanvangsbegeleiding?

Een loopbaan in het onderwijs begint steeds met een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur. Tijdens deze loopbaanfase krijgt elk tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur in een wervingsambt wordt aangesteld ondersteuning en begeleiding in de vorm van een traject van aanvangsbegeleiding.

Deze aanvangsbegeleiding vormt een recht en een plicht voor zowel het tijdelijke personeelslid als voor het bestuur van het leersteuncentrum.

Bij een tijdelijke aanstelling via een verlof om tijdelijk een andere opdracht uit te oefenen (verlof TAO) of via een reaffectatie of wedertewerkstelling – wat steeds een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur inhoudt – is het bestuur van het leersteuncentrum niet verplicht om aanvangsbegeleiding aan te bieden. Het gaat hier immers om een tijdelijke aanstelling van een vastbenoemd personeelslid en daarbij mag uitgegaan worden van het feit dat dit personeelslid al de nodige ervaring en competenties heeft verworven in zijn ambt. Niets weerhoudt echter het bestuur van het leersteuncentrum om ook bij dergelijke aanstelling een specifiek traject van aanvangsbegeleiding uit te werken voor het personeelslid, maar dit vormt alleszins geen recht noch een plicht voor de betrokken partijen.

7.1.2.2. Inhoud en organisatie van de aanvangsbegeleiding

7.1.2.2.1. Algemeen

De inhoud of vorm van aanvangsbegeleiding die aan een tijdelijk personeelslid moet worden aangereikt en de wijze waarop die aanvangsbegeleiding feitelijk in en door het leersteuncentrum en het bestuur van het leersteuncentrum wordt georganiseerd en uitgebouwd, behoort tot de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het bestuur van het leersteuncentrum.

Afspraken hierrond worden onderhandeld in het bevoegde lokaal onderhandelingscomité en die afspraken krijgen op niveau van het leersteuncentrum een vertaling in het professionaliseringsplan.

7.1.2.2.2. Individuele aanvangsbegeleiding per personeelslid

Een tijdelijk personeelslid dat in een wervingsambt voor bepaalde duur wordt aangesteld, krijgt een eigen individueel traject van aanvangsbegeleiding.

De eerste evaluator bepaalt in overleg met het tijdelijke personeelslid de duur en de intensiteit van het traject van de individuele aanvangsbegeleiding. De eerste evaluator is het personeelslid dat in het leersteuncentrum is aangeduid als eerste evaluator in het kader van de evaluatieprocedure (zie punt 2.1.2 van de omzendbrief Functiebeschrijving en evaluatie – PERS/2007/09 van 29/10/2007).

De eerste evaluator zal het tijdelijke personeelslid ook beoordelen met het oog op de volgende fase in zijn loopbaan, de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur.

De coaching en begeleiding van het personeelslid tijdens het traject kunnen worden verzorgd door een of meer personeelsleden die in het leersteuncentrum met deze opdracht worden belast

De afspraken over de aanvangsbegeleiding worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen het personeelslid en de eerste evaluator.

Als er in de loop van het traject van aanvangsbegeleiding nieuwe afspraken worden gemaakt, dan wordt de schriftelijke overeenkomst aangepast. Deze aanpassing gebeurt steeds in onderling overleg tussen het betrokken personeelslid en de eerste evaluator.

7.1.2.2.3. De beoordeling

Het sluitstuk van het traject van opvolging en coaching tijdens de beginperiode van de loopbaan - de aanvangsbegeleiding - mondt uit in een beoordeling van het tijdelijke personeelslid. Deze beoordeling moet toegekend zijn uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het personeelslid in het leersteuncentrum of de leersteuncentra waar hij heeft gepresteerd het vereiste aantal dagen dienstanciënniteit heeft verworven dat nodig is om zich kandidaat te kunnen stellen voor het recht op TADD (zie punt 7.2.1.1).

De eerste evaluator van het personeelslid stelt deze beoordeling op.

De eerste evaluator kan drie vormen van beoordeling hanteren: een positieve beoordeling, een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling (zie punt 7.2.1.2).

De beoordeling vormt het signaal dat het personeelslid zich kandidaat kan stellen voor het recht op TADD, tenzij het personeelslid van zijn eerste evaluator een beoordeling met werkpunten krijgt waaruit blijkt dat hij nog niet voldoet voor het recht op TADD.

Als het tijdelijke personeelslid uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD verwerft (zie punt 7.2.1.1) geen beoordeling heeft gekregen, dan is het alsof het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen. Dit houdt dan in dat het personeelslid de prestaties die hij in het leersteuncentrum heeft verworven, kan aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Naast de beoordeling blijft het instrument van evaluatie – net als voor alle personeelsleden - onverminderd van toepassing voor een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur (zie ook de omzendbrief Functiebeschrijving en evaluatie – PERS/2007/09 van 29/10/2007).

7.1.3. Administratieve en geldelijke toestand van het personeelslid

7.1.3.1. Administratieve toestand

Het bestuur van het leersteuncentrum moet de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur van een personeelslid schriftelijk vastleggen.

In het gemeenschapsonderwijs gebeurt dit via een schriftelijk document, in het officieel gesubsidieerd onderwijs via een besluit van het bestuur (het college van burgemeester en schepenen of de bestendige deputatie) en in het vrij gesubsidieerd onderwijs via een arbeidsovereenkomst.

Dit document vermeldt tenminste:

  • de benaming en het adres van het bestuur en van het leersteuncentrum waar het personeelslid tewerkgesteld wordt;
  • de identiteit van het personeelslid;
  • het uit te oefenen ambt en de omvang van de opdracht;
  • of het om een aanstelling in een vacante of een niet-vacante betrekking gaat, in dit laatste geval, de naam van de titularis van de betrekking en, in voorkomend geval, van het afwezige personeelslid dat de titularis tijdelijk vervangt;
  • het pedagogisch project en de aanvullende verplichtingen en onverenigbaarheden.

Het personeelslid ontvangt steeds een exemplaar van dit document.

Het leersteuncentrum meldt daarnaast de opdracht van het personeelslid aan zijn dossierspecialist personeel met het oog op de bezoldiging van het personeelslid (zie punt 7.1.6).

7.1.3.2. Geldelijke toestand

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking heeft recht op een maandelijks salaris dat rechtstreeks uitbetaald wordt aan het personeelslid door AGODI, op voorwaarde dat het tijdelijke personeelslid aan de financierings- of subsidiëringsvoorwaarden voldoet.

Deze voorwaarden en welke documenten en gegevens u aan uw dossierspecialist personeel moet bezorgen, vindt u in de omzendbrief Indiensttreding van een tijdelijk personeelslid in het onderwijs: mededeling aan het ministerie van Onderwijs en vorming (PERS/2005/09 van 29-06-2005).

Gaat het om een tijdelijke aanstelling in een niet-vacante betrekking - dus om de vervanging van een afwezige titularis - dan zal het personeelslid een salaris ontvangen als daarenboven ook aan de volgende vervangingsvoorwaarden is voldaan:

  • het te vervangen personeelslid is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking;
  • het te vervangen personeelslid is afwezig voor ten minste tien opeenvolgende werkdagen. Deze voorwaarde geldt niet als het te vervangen personeelslid omstandigheidsverlof geniet wegens de bevalling van zijn echtgenote of samenwonende partner en de afwezigheid geen aaneensluitende periode van tien werkdagen vormt.

Volgende vervangingen worden evenwel niet bezoldigd:

  • een vervanging van een personeelslid dat afwezig is na 31 mei;
  • een vervanging van een personeelslid dat nascholing volgt.

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur is aangesteld in een wervingsambt tot 30 juni, zowel in een vacante als in een niet-vacante betrekking, krijgt voor de duur van zijn aanstelling en dit uiterlijk tot en met de maand juni maandelijks een salaris.

Meer informatie over de vaststelling van het salaris van een personeelslid vindt u in punt 15 van de omzendbrief Leersteun in het basis- en secundair onderwijs – NO/2023/01 van 05-05-2023.

Tijdens de zomervakantie ontvangt elk tijdelijk personeelslid, aangesteld in het ambt van leerondersteuner onder bepaalde voorwaarden een uitgestelde bezoldiging die wordt berekend op basis van de prestaties die het personeelslid heeft uitgeoefend tijdens het schooljaar (tussen 1 september en 30 juni). Deze uitgestelde bezoldiging wordt in juli en augustus van datzelfde schooljaar uitbetaald.

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur is aangesteld in het ambt van administratief medewerker, krijgt voor de duur van zijn aanstelling maandelijks een salaris, ook in de maanden juli en augustus als het personeelslid effectief in die maanden aangesteld is.

Meer informatie vindt u in de omzendbrief Sommige aspecten van de bezoldiging van tijdelijke personeelsleden van het onderwijs – PERS/2004/07 van 10-06-2004.

7.1.3.3. Ziekteverlof

Het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur heeft tijdens een afwezigheid wegens ziekte binnen de periode van zijn aanstelling onder bepaalde voorwaarden recht op bezoldigd ziekteverlof.

Deze voorwaarden en de berekeningswijze van het recht op het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof vindt u terug in de omzendbrief - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding – PERS/2007/07 van 21-09-2007 (punt 2.2).

7.1.4. Einde van de tijdelijke aanstelling

De aanstelling van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur kan worden beëindigd door een ontslag dat uitgaat van het bestuur van het leersteuncentrum of via een vrijwillig ontslag gegeven door het personeelslid.

Daarnaast bepalen de decreten rechtspositie een aantal situaties die automatisch een einde maken aan de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur. We spreken in dat geval niet over een ontslag, maar over een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege of om een definitieve ambtsneerlegging.

Een bestuur van een leersteuncentrum moet de beëindiging van een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur steeds schriftelijk motiveren en meedelen aan het personeelslid, ook als het gaat om een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege.

7.1.4.1. Einde van de tijdelijke aanstelling van rechtswege

De decreten rechtspositie bepalen dat er onder bepaalde omstandigheden van rechtswege een einde komt aan de tijdelijke aanstelling van een personeelslid.

Dit houdt in dat er onmiddellijk een einde aan de aanstelling komt en er geen opzegtermijn is voor het personeelslid.

Volgende redenen leiden van rechtswege onmiddellijk tot een einde van de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur.

1. Het einde van het schooljaar

Een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur eindigt uiterlijk op het einde van het schooljaar.

Het personeelslid kan natuurlijk het volgende schooljaar een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgen.

2. De terugkeer van de titularis van de betrekking

Als de titularis van de betrekking terugkeert uit zijn afwezigheid komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid dat in die betrekking als vervanger is aangesteld.

3. De betrekking wordt aan een ander personeelslid toegewezen

- omwille van de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling

Als het bestuur van het leersteuncentrum in het kader van de verplichtingen betreffende reaffectatie of wedertewerkstelling de betrekking moet toewijzen aan een vastbenoemd personeelslid dat ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

- door toewijzing van een affectatie, een mutatie of een vaste benoeming van een ander personeelslid

Als het bestuur van het leersteuncentrum een vastbenoemd personeelslid in de betrekking muteert of affecteert, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Als het bestuur van het leersteuncentrum op 1 januari een ander personeelslid in de betrekking vast benoemt, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

4. De betrekking kan niet langer gefinancierd of gesubsidieerd worden

Als de betrekking niet meer financierbaar of subsidieerbaar is, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

5. Het personeelslid voldoet niet (meer) aan de aanstellingsvoorwaarden

Als na de aanstelling van het tijdelijke personeelslid blijkt dat hij niet (meer) voldoet aan een of meer van de aanstellingsvoorwaarden, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Voorbeeld

Het personeelslid wordt strafrechtelijk veroordeeld en deze veroordeling leidt tot het tijdelijke of definitief verlies van zijn burgerlijke en politieke rechten. Dit personeelslid voldoet vanaf dat ogenblik niet meer aan de aanstellingsvoorwaarde die stelt dat hij de burgerlijke en politiek rechten moet genieten.

6. Bij het bereiken van de leeftijdsgrens

Als het tijdelijke personeelslid de leeftijdsgrens bereikt die leidt tot pensionering, komt er op het einde van dat schooljaar een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Op deze regel geldt een uitzondering, zodat een personeelslid ook na het bereiken van de leeftijdsgrens een tijdelijke aanstelling kan behouden.

Meer informatie over deze maatregelen vindt u in de omzendbrief Langer werken dan de wettelijke pensioenleeftijd (PERS/2012/05 van 30-07-2012).

7. Bij de definitieve pensionering van het personeelslid

Op ogenblik dat het tijdelijke personeelslid met pensioen gaat, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

7.1.4.2. Einde van de tijdelijke aanstelling door ontslag

De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het bestuur van het leersteuncentrum (gesubsidieerd onderwijs) kan een tijdelijk personeelslid om bepaalde redenen ontslaan of het tijdelijke personeelslid kan zelf vrijwillig ontslag nemen.

Een ontslag van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur gebeurt:

  • met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen (in het gesubsidieerd onderwijs);
  • om dringende redenen;
  • na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende”.

Deze vormen van ontslag kunnen ook impact hebben op de verwerving van het recht op TADD voor het personeelslid.

1. Ontslag met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen in het gesubsidieerd onderwijs

In het gesubsidieerd onderwijs kan het bestuur van het leersteuncentrum een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor bepaalde duur ontslaan met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen.

De redenen voor dit ontslag houden verband met een tekortkoming aan

de plichten van het personeelslid zoals opgenomen in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 9 en volgende).

Het bestuur van het leersteuncentrum moet dit ontslag grondig motiveren en dit schriftelijk bezorgen aan het personeelslid. De mededeling van het ontslag vermeldt het begin en de duur van de opzeggingstermijn en gebeurt via een aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na de datum van verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het leersteuncentrum en het ambt heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt niet meer in aanmerking voor de berekening van het recht op TADD. Het personeelslid behoudt wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft opgebouwd in andere leersteuncentra van hetzelfde bestuur en hij kan die aanwenden om in die andere leersteuncentra het recht op TADD in te roepen, maar niet in het leersteuncentrum waar hij werd ontslagen.

Als het bestuur van het leersteuncentrum het tijdelijke personeelslid na zijn ontslag opnieuw aanwerft in het leersteuncentrum waar hij eerder werd ontslagen met een vooropzeg van 30 dagen in het desbetreffende ambt, dan kan hij voor dat ambt weer wel opnieuw een beroep doen op de al eerder gepresteerde dienstanciënniteit. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde dienstanciënniteit als niet bestaande beschouwd.

2. Ontslag om dringende redenen

In het gemeenschapsonderwijs

De directeur kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur om dringende redenen ontslaan bij de vaststelling van een ernstige tekortkoming die het voortduren van de tijdelijke aanstelling onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt.

Het moet gaan om aantoonbare feiten die de directeur, niet langer dan drie werkdagen nadat hij op de hoogte is gesteld van deze feiten, moet meedelen aan het personeelslid via een aangetekende brief die binnen een termijn van drie werkdagen na het ontslag om dringende redenen wordt verzonden.

Het tijdelijke personeelslid kan binnen vijf kalenderdagen vanaf de dag nadat de post de schriftelijke mededeling van de motieven van het ontslag om dringende redenen voor het eerst heeft aangeboden, met een aangetekende brief beroep aantekenen bij de bevoegde kamer van beroep. Als de laatste dag van de voormelde termijn een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn van vijf kalenderdagen verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Als het personeelslid de mededeling met de motieven van het ontslag ontvangt tijdens een periode van ten minste zeven opeenvolgende vakantiedagen, wordt de voormelde periode van vijf kalenderdagen verlengd met de duur van de vakantieperiode.

De raad van bestuur van de scholengroep schorst het tijdelijke personeelslid onmiddellijk preventief vanaf het ogenblik van ontslag.

Als het personeelslid beroep aantekent omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de beroepsprocedure is beëindigd. Deze periode van preventieve schorsing kan nooit langer zijn dan de duur van de oorspronkelijke tijdelijke aanstelling waarop het ontslag betrekking heeft.

Als het personeelslid geen beroep aantekent, omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de termijn om beroep aan te tekenen verstreken is.

Het ontslag om dringende redenen is definitief ofwel na het verstrijken van de beroepstermijn, ofwel nadat de kamer van beroep een definitieve beslissing heeft genomen. 

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het ambt van ontslag in alle leersteuncentra van de scholengroep heeft verworven tot op het ogenblik van het ontslag, komt na een ontslag om dringende redenen niet meer in aanmerking voor de berekening op het recht op TADD (zie punt 7.2.1.1).

Als de directeur het personeelslid na zijn ontslag toch opnieuw aanwerft in het leersteuncentrum waar hij eerder werd ontslagen omwille van dringende redenen, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen die nodig is om het recht op TADD te verwerven en een positieve beoordeling krijgen (zie punt 7.2.1.1 en 7.2.1.2).

In het gesubsidieerd onderwijs

Het bestuur van het leersteuncentrum kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur om dringende redenen ontslaan bij de vaststelling van een ernstige tekortkoming die het voortduren van de tijdelijke aanstelling onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt. Naargelang de aard van deze redenen kan het bestuur van het leersteuncentrum beslissen dat dit ontslag betrekking heeft op één, meerdere of al haar leersteuncentra of andere onderwijsinstellingen.

Het moet gaan om aantoonbare feiten die het bestuur van het leersteuncentrum, niet langer dan drie werkdagen nadat het op de hoogte is gesteld van deze feiten, moet meedelen aan het personeelslid via een aangetekende brief die binnen een termijn van drie werkdagen na het ontslag wordt verzonden of via gerechtsdeurwaardersexploot.

Het personeelslid kan binnen vijf kalenderdagen vanaf de dag nadat de post de schriftelijke mededeling van de motieven van het ontslag om dringende redenen voor het eerst heeft aangeboden, met een aangetekende brief beroep aantekenen bij de bevoegde kamer van beroep. Als de laatste dag van de voormelde termijn een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn van vijf kalenderdagen verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Als het personeelslid de mededeling met de motieven van het ontslag ontvangt tijdens een periode van ten minste zeven opeenvolgende vakantiedagen, wordt de voormelde periode van vijf kalenderdagen verlengd met de duur van de vakantieperiode.

Het bestuur van het leersteuncentrum schorst het tijdelijke personeelslid onmiddellijk preventief vanaf het ogenblik van ontslag.

Als het personeelslid beroep aantekent omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de beroepsprocedure is beëindigd. Deze periode van preventieve schorsing kan nooit langer zijn dan de duur van de oorspronkelijke tijdelijke aanstelling waarop het ontslag betrekking heeft.

Als het personeelslid geen beroep aantekent, omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de termijn om beroep aan te tekenen verstreken is.

Het ontslag om dringende redenen is definitief ofwel na het verstrijken van de beroepstermijn, ofwel nadat de kamer van beroep een definitieve beslissing heeft genomen.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het ambt van ontslag in alle leersteuncentra van het bestuur heeft verworven tot op het ogenblik van het ontslag, komt na een ontslag om dringende redenen niet meer in aanmerking voor de berekening op het recht op TADD (zie punt 7.2.1.1).

Als het bestuur van het leersteuncentrum het personeelslid na zijn ontslag toch opnieuw aanwerft in het leersteuncentrum waar hij eerder werd ontslagen omwille van dringende redenen, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen die nodig is om het recht op TADD te verwerven en een positieve beoordeling krijgen (zie punt 7.2.1.1 en 7.2.1.2).

3. Ontslag na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende”

Een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur wordt na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” door het bestuur van het leersteuncentrum ontslagen uit zijn ambt in het leersteuncentrum waar hij deze evaluatie heeft gekregen.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het leersteuncentrum en het ambt heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt niet meer in aanmerking voor de berekening van het recht op TADD (zie punt 7.2.1.1).

Het personeelslid behoudt wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft verworven in andere leersteuncentra van het bestuur en hij kan die aanwenden om in die andere leersteuncentra het recht op TADD in te roepen, maar niet in het leersteuncentrum waar hij werd ontslagen.

Als het tijdelijke personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in het leersteuncentrum waar hij eerder werd ontslagen omwille van een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” in het desbetreffende ambt, dan kan hij voor dat ambt wel opnieuw een beroep doen op de al eerder gepresteerde dienstanciënniteit. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde dienstanciënniteit als niet bestaande beschouwd.

4. Vrijwillig ontslag door het personeelslid

Het personeelslid kan zelf ook vrijwillig ontslag nemen.

Bij dit ontslag hoort een opzeggingstermijn van 7 kalenderdagen.

Het personeelslid meldt dit ontslag schriftelijk aan zijn directeur (gemeenschapsonderwijs) of aan zijn bestuur van het leersteuncentrum (gesubsidieerd onderwijs) en vermeldt daarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn. De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het bestuur van het leersteuncentrum (gesubsidieerd onderwijs) neemt kennis van dit ontslag door een duplicaat van deze melding te ondertekenen. Het personeelslid kan zijn ontslag ook meedelen via een aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot.

De opzeggingstermijn van 7 kalenderdagen kan in onderling overleg tussen het personeelslid en de directeur (gemeenschapsonderwijs) of het bestuur van het leersteuncentrum (gesubsidieerd onderwijs) ingekort worden. Die instemming blijkt uit een geschrift dat de effectieve datum van de stopzetting van de opdracht vermeldt en dat beide partijen ondertekenen.

Een vrijwillig ontslag heeft voor de berekening van het recht op TADD geen impact op de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid tot op het ogenblik van het ontslag heeft verworven in het ambt bij het bestuur van het leersteuncentrum. Als het tijdelijke personeelslid later weer een tijdelijke aanstelling krijgt, komt deze dienstanciënniteit dus nog steeds in aanmerking voor het recht op TADD (zie punt 7.2.1.1).

5. Andere redenen

Naast de hiervoor opgesomde mogelijkheden zijn er nog redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid zonder opzeggingstermijn in de vorm van een definitieve ambtsneerlegging.

U vindt die mogelijkheden voor het gemeenschapsonderwijs terug in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 86) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 60).

7.1.5. Behoud van verworven rechten bij overheveling van een vestigingsplaats of bij overname van het leersteuncentrum door een ander bestuur

Als de vestigingsplaats of het leersteuncentrum waar het tijdelijke personeelslid is aangesteld, overgenomen wordt door een ander bestuur behoudt het tijdelijke personeelslid onder bepaalde voorwaarden de rechten die hij tot dan heeft verworven.

7.1.5.1. Overheveling van een vestigingsplaats

Bij de overheveling van een vestigingsplaats naar een leersteuncentrum van een ander bestuur stellen de betrokken besturen een schriftelijke overeenkomst op.

Deze overeenkomst houdt minstens rekening met:

  • de personeelsleden die in de vestigingsplaats tewerkgesteld zijn in het schooljaar voorafgaand aan de overheveling, en met de omvang van die tewerkstelling;
  • de omvang van de omkadering die met de overheveling gepaard gaat, als er beslist wordt om omkadering over te hevelen.

Als de betrokken besturen in de overeenkomst opnemen dat er personeelsleden worden overgenomen bij de overheveling van de vestigingsplaats, gaan deze personeelsleden – op voorwaarde dat ze daar zelf voor kiezen - over naar het bestuur van het leersteuncentrum dat de vestigingsplaats overneemt. Het tijdelijke personeelslid dat vrijwillig kiest voor dergelijke overstap wordt tijdelijk personeelslid van het bestuur van het leersteuncentrum dat de vestigingsplaats overneemt ten belope van de opdracht waarvoor hij bij zijn nieuwe bestuur wordt aangesteld.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het leersteuncentrum dat wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het bestuur van het leersteuncentrum dat de vestigingsplaats overneemt.

Als een scholengroep van het gemeenschapsonderwijs een vestigingsplaats van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het gesubsidieerd onderwijs beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die de vestigingsplaats overneemt.

Als een bestuur van het leersteuncentrum van het gesubsidieerd onderwijs een vestigingsplaats van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het bestuur van het leersteuncentrum dat de vestigingsplaats overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het bestuur dat de vestigingsplaats overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep of het bestuur van het leersteuncentrum dat de vestigingsplaats overneemt.

7.1.5.2. Overname van een leersteuncentrum in het gemeenschapsonderwijs

Bij de overname van een leersteuncentrum door een andere scholengroep, gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn als tijdelijk personeelslid over naar de scholengroep. Dat is enkel het geval als zij in dienst zijn op de laatste effectieve dag waarop het over te nemen leersteuncentrum, leersteun biedt.

Bij de overname van een leersteuncentrum van een bestuur van het gesubsidieerd onderwijs, gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn als tijdelijk personeelslid over naar de scholengroep die het leersteuncentrum overneemt als ze daar zelf om verzoeken. Dat is enkel het geval als zij in dienst zijn op de laatste effectieve dag waarop het over te nemen leersteuncentrum, leersteun biedt.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het leersteuncentrum dat wordt overgenomen, worden beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij de scholengroep die het leersteuncentrum overneemt.

Als een scholengroep een leersteuncentrum van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het gesubsidieerd onderwijs beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die het leersteuncentrum overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het bestuur dat het leersteuncentrum overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep die het leersteuncentrum overneemt.

7.1.5.3. Overname van een leersteuncentrum in het gesubsidieerd onderwijs

Bij de overname van een leersteuncentrum door een ander bestuur gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn als tijdelijk personeelslid over naar het bestuur dat het leersteuncentrum overneemt. Dat is enkel het geval als zij in dienst zijn op de laatste effectieve dag waarop het over te nemen leersteuncentrum, leersteun biedt.

Als het leersteuncentrum dat overgenomen wordt tot een ander net behoort dan datgene waartoe het na de overname zal behoren, kan een tijdelijk personeelslid weigeren om over te stappen naar het andere bestuur.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het leersteuncentrum dat wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het bestuur dat het leersteuncentrum overneemt.

Als een bestuur een leersteuncentrum van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het bestuur dat het leersteuncentrum overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij het bestuur dat het leersteuncentrum overlaat, geldt bij het bestuur dat het leersteuncentrum overneemt.

7.1.6. Praktische schikkingen

De gegevens die u bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur aan uw dossierspecialist personeel moet meedelen, vindt u terug in de omzendbrief Indiensttreding van een tijdelijk personeelslid in het onderwijs: mededeling aan het ministerie van Onderwijs en vorming (PERS/2005/09 van 29-06-2005).

7.2. TIJDELIJKE AANSTELLING VAN DOORLOPENDE DUUR (TADD)

Een tijdelijk personeelslid kan het recht verwerven op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) als hij aan een aantal specifieke voorwaarden voldoet.

Het recht op TADD houdt in dat het personeelslid bij voorrang een tijdelijke aanstelling kan krijgen t.o.v. andere tijdelijke personeelsleden die niet aan deze voorwaarden voldoen.

De tijdelijke aanstelling van doorlopende duur loopt over de schooljaren heen en is mogelijk in een vacante betrekking en in een niet-vacante betrekking.

Daarnaast is een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur eveneens een voorwaarde voor vaste benoeming in een wervingsambt. De omzendbrief 29/11/1999 - 13CC/VB/ml - Vaste benoeming - Procedure, voorwaarden en mededeling aan het departement Onderwijs gaat hier dieper op in.

Het recht op een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur is van toepassing op betrekkingen in een wervingsambt in de instellingen en personeelscategorieën vermeld onder punt 7.

7.2.1. Voorwaarden

Een tijdelijk personeelslid moet aan de volgende voorwaarden voldoen om voor een wervingsambt het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur te verwerven:

  • uiterlijk op 30 juni minstens 290 dagen dienstanciënniteit verwerven, waarvan 200 dagen effectief moeten gepresteerd zijn (zie punt 7.2.1.1);
  • uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het personeelslid de vereiste dienstanciënniteit heeft verworven, voor de gepresteerde diensten in het leersteuncentrum een positieve beoordeling hebben gekregen van de eerste evaluator (zie punt 7.2.1.2).

7.2.1.1. Voorwaarde betreffende dienstanciënniteit

Om het recht op TADD te kunnen laten gelden moet het tijdelijke personeelslid een dienstanciënniteit verworven hebben van ten minste 290 dagen.

Van deze 290 dagen moeten er daarenboven minstens 200 dagen effectief gepresteerd zijn.

7.2.1.1.1. Berekening van de dienstanciënniteit

Een personeelslid moet ten minste 290 dagen dienstanciënniteit hebben opgebouwd om een recht op TADD te verwerven. Van deze 290 dagen moeten er 200 effectief gepresteerd zijn. Hierna gaan we dieper in op de principes die van toepassing zijn bij de berekening van de dienstanciënniteit.

Bij de berekening van de dienstanciënniteit is het ambt waarin het personeelslid de diensten presteert van belang.

7.2.1.1.1.1. Per ambt

De dienstanciënniteit geldt steeds per ambt. Om het recht op TADD te verwerven voor een bepaald ambt moet de dienstanciënniteit verworven zijn in dat specifieke ambt.

De diensten die werden gepresteerd in verschillende ambten kunnen in principe dus nooit worden samengeteld.

De diensten die een personeelslid opbouwt in een wervingsambt van het ondersteunend personeel (administratief medewerker) of leerondersteunend personeel (leerondersteuner) komen in aanmerking als diensten voor het desbetreffende ambt, ook als een personeelslid prestaties heeft verricht in betrekkingen met verschillende diplomaniveaus en met verschillende puntenwaarden.

Voorbeelden

Een tijdelijk personeelslid is aangesteld in het ambt van leerondersteuner in een betrekking van ten minste bachelor (85 punten) voor 18/36 en in een betrekking van ten minste master (126 punten) voor 9/36.

De diensten die het personeelslid in beide betrekkingen opbouwt, komen in aanmerking voor de verwerving van het recht op TADD in het ambt van leerondersteuner en tellen dus mee voor 27/36.

Een tijdelijk personeelslid is aangesteld in het ambt van administratief medewerker in een betrekking van tenminste HSO (63 punten) voor 12/36 en in een betrekking van ten minste bachelor (82 punten) voor 10/36.

De diensten die het personeelslid in beide betrekkingen opbouwt, komen in aanmerking voor de verwerving van het recht op TADD in het ambt van administratief medewerker en tellen dus mee voor 22/36. 

Opgelet, éénzelfde periode komt slechts éénmaal in aanmerking.

7.2.1.1.2. Berekeningswijze

Het personeelslid moet minstens 290 dagen dienstanciënniteit hebben verworven, waarvan er 200 dagen effectief gepresteerd zijn.

290 dagen dienstanciënniteit

De 290 dagen dienstanciënniteit worden berekend volgens artikel 4 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 6 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.

De dienstanciënniteit omvat alle kalenderdagen met inbegrip van zaterdagen, zondagen, wettelijke verlofdagen, schoolvakanties en verloven die gelijkgesteld zijn met dienstactiviteit, die binnen de periode van aanstelling van het tijdelijke personeelslid vallen.

Het aantal dagen mag hier echter niet worden vermenigvuldigd met 1,2.

Diensten met onvolledige prestaties worden op dezelfde manier in aanmerking genomen als diensten met volledige prestaties, op voorwaarde dat de prestaties ten minste de helft bedragen van het aantal uren vereist voor een betrekking met volledige prestaties.

Het aantal dagen gepresteerd in een betrekking die minder dan de helft bedraagt van het aantal uren vereist voor een betrekking met volledige prestaties, wordt gedeeld door twee.

De diensten moeten gepresteerd zijn in hoofdambt.

200 dagen effectief gepresteerd

Deze berekening verloopt op dezelfde wijze als de berekening van de 290 dagen dienstanciënniteit, met dit verschil dat hier enkel de periodes in aanmerking worden genomen waarin het personeelslid effectieve prestaties heeft verricht.

Onder effectieve prestaties wordt verstaan: alle kalenderdagen met inbegrip van zaterdagen, zondagen, wettelijke verlofdagen en schoolvakanties die binnen de periode van aanstelling vallen.

Periodes van ziekteverlof, omstandigheidsverlof, enz. komen bijgevolg niet in aanmerking voor de berekening van de effectieve prestaties.

Om het recht op TADD te bepalen, worden de volgende periodes wel meegerekend voor de vaststelling van de 200 dagen effectieve prestaties en dit tot een maximum van 70 dagen:

  • het zwangerschapsverlof;
  • de periode van verwijdering uit een risico in het kader van de bedreiging door een beroepsziekte;
  • de periode van moederschapsbescherming.

Uiteraard moeten deze dagen binnen de aanstellingsperiode van het personeelslid vallen.

Tijdelijke personeelsleden die aangesteld zijn in de periode 1 september - 30 juni kunnen maximaal 303 (of 304 in een schrikkeljaar) dagen dienstanciënniteit per schooljaar verwerven. Tijdelijke personeelsleden die aangesteld zijn tot 31 augustus kunnen maximaal 360 dagen dienstanciënniteit per schooljaar verwerven. Hou er wel rekening mee dat om het recht op TADD te verwerven, de dienstanciënniteit steeds uiterlijk op 30 juni van het schooljaar wordt bekeken.

7.2.1.1.3. Berekeningsdatum

De dienstanciënniteit wordt vastgesteld op 30 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin het personeelslid het recht laat gelden.

Dit betekent dat om op 1 september het recht op een TADD te kunnen inroepen, het personeelslid de vereiste 290 en 200 dagen ten laatste moet verworven hebben op 30 juni van het voorgaande schooljaar.

7.2.1.1.4. Waar moet de dienstanciënniteit gepresteerd zijn?

Niet alle gepresteerde diensten tellen mee om het recht op TADD te verwerven. Het is belangrijk om na te gaan in welke leersteuncentra en bij welk bestuur de diensten gepresteerd werden.

Voor het recht op TADD in een leersteuncentrum komen alleen de prestaties in aanmerking die het personeelslid heeft gepresteerd in leersteuncentra van dezelfde scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of in leersteuncentra van hetzelfde bestuur (gesubsidieerd onderwijs).

7.2.1.2. De beoordeling

Om het recht op TADD te verwerven, zal een tijdelijk personeelslid naast de vereiste dienstanciënniteit (zie punt 7.2.1.1) uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij in een leersteuncentrum of leersteuncentra die dienstanciënniteit verwerft een positieve beoordeling moeten krijgen van zijn eerste evaluator (zie punt 7.2.1.2).

De eerste evaluator kan drie vormen van beoordeling hanteren: een positieve beoordeling, een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling.

7.2.1.2.1. De positieve beoordeling

Als de eerste evaluator oordeelt dat het personeelslid voldoet, geeft de eerste evaluator aan het tijdelijke personeelslid bij het bereiken van de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD - en uiterlijk op 30 juni van dat schooljaar - een positieve beoordeling.

De positieve beoordeling houdt in dat het personeelslid de dienstanciënniteit die hij in het ambt in het leersteuncentrum heeft verworven in aanmerking kan nemen om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD (zie punt 7.2.1.1).

Als het tijdelijke personeelslid uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD verwerft (zie punt 7.2.1.1) geen beoordeling heeft gekregen, dan is het alsof het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen. Dit houdt dan in dat het personeelslid de prestaties die hij in het leersteuncentrum in het ambt heeft verworven kan aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Ook de dienstanciënniteit die het personeelslid verworven heeft in het leersteuncentrum of de leersteuncentra van hetzelfde bestuur waar hij uiterlijk 30 juni geen beoordeling heeft gekregen, komt in aanmerking voor deze kandidaatstelling voor het recht op TADD.

Krijgt het personeelslid uiterlijk 30 juni een andere beoordeling – een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling – dan kan het personeelslid de dienstanciënniteit waarvoor die beoordeling geldt nog niet aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD. Dat zal dan slechts mogelijk zijn onder bepaalde voorwaarden (zie punt 7.2.1.2.2 en 7.2.1.2.3).

7.2.1.2.2. De beoordeling met werkpunten

De eerste evaluator kan ook oordelen dat het personeelslid nog niet klaar is om het recht op TADD te verwerven, omdat hij nog werkpunten heeft waarvoor hij zich moet inzetten en waarvoor bijkomende begeleiding nodig is. Hij kent dan aan het personeelslid een beoordeling met werkpunten toe. De eerste evaluator maakt dan een verslag op waarin hij deze beslissing en de werkpunten opneemt, samen met het traject dat het tijdelijke personeelslid tijdens de aanvangsbegeleiding heeft afgelegd.

Een beoordeling met werkpunten heeft tot gevolg dat het personeelslid de dienstanciënniteit die hij in het leersteuncentrum in het ambt heeft verworven niet in aanmerking kan nemen om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Als het personeelslid het niet eens is met deze beoordeling met werkpunten kan hij verhaal halen bij het bestuur van het leersteuncentrum. Het bestuur van het leersteuncentrum gaat na of de beoordeling met werkpunten redelijk is en dit het uitstel van het recht op TADD rechtvaardigt. Het bestuur van het leersteuncentrum kan de beoordeling met werkpunten enkel bevestigen of vernietigen. Als een van de betrokken partijen aan het bestuur van het leersteuncentrum vraagt om gehoord te worden, hoort het bestuur van het leersteuncentrum zowel het betrokken personeelslid als de eerste evaluator voordat het een beslissing neemt.

Een personeelslid dat een beoordeling met werkpunten heeft gekregen, heeft het daaropvolgende schooljaar of later in het ambt waarvoor hij de beoordeling met werkpunten kreeg, recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in een leersteuncentrum van het bestuur. Dit moet toelaten dat het personeelslid ook effectief de vastgestelde werkpunten kan aanpakken en zo toch nog het recht op TADD kan verwerven. Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Het bestuur kan dit recht op een tijdelijke aanstelling van een tijdelijk personeelslid met werkpunten dan ook pas toepassen nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen wordt toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden een betrekking toewijzen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling toepassen;
  • de personeelsleden met het recht op TADD in dienst houden of een aanstelling geven.

Zijn er na die verplichtingen nog vacatures toe te wijzen, dan moeten die bij voorrang gaan naar de tijdelijke personeelsleden met een beoordeling met werkpunten.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer leersteuncentra van het bestuur.

Als een tijdelijk personeelslid na de beoordeling met werkpunten in een leersteuncentrum van het bestuur opnieuw een tijdelijke aanstelling krijgt in een betrekking in het betrokken ambt, moet hij in dat ambt nog bijkomend 200 dagen effectieve prestaties extra verrichten om zich kandidaat te kunnen stellen voor het recht op TADD.

Tijdens deze bijkomende periode heeft het personeelslid recht op een aangepast traject van aanvangsbegeleiding, waarbij de focus ligt op de werkpunten die tijdens de beoordeling aan bod zijn gekomen en die in het verslag van de beoordeling met werkpunten zijn opgenomen. Bij het bereiken van de bijkomende 200 dagen effectieve prestaties kent de eerste evaluator uiterlijk op 30 juni van het schooljaar opnieuw een beoordeling toe. Hij kan dan kiezen uit twee mogelijkheden: een positieve beoordeling of een negatieve beoordeling.

Bij een positieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de in het leersteuncentrum in het ambt verworven dienstanciënniteit aanwenden om zich kandidaat stellen voor het recht op TADD. Als het personeelslid van de eerste evaluator geen beoordeling krijgt, geldt dit als een positieve beoordeling.

Bij een negatieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de in het leersteuncentrum in het ambt verworven dienstanciënniteit niet aanwenden om zich kandidaat stellen voor het recht op TADD (zie punt 7.2.1.2.3).

7.2.1.2.3. De negatieve beoordeling

De derde vorm van beoordeling die de eerste evaluator kan toekennen, is een negatieve beoordeling. De eerste evaluator is dan van mening dat het tijdelijke personeelslid niet voldoet voor een nieuwe tijdelijke aanstelling en ook niet in aanmerking komt om het recht op TADD te verwerven.

Als het personeelslid het niet eens is met deze negatieve beoordeling kan hij verhaal halen bij het bestuur van het leersteuncentrum. Het bestuur van het leersteuncentrum gaat na of de negatieve beoordeling redelijk is en dit het weigeren van het recht op TADD rechtvaardigt. Het bestuur van het leersteuncentrum kan de negatieve beoordeling enkel bevestigen of vernietigen. Als een van de betrokken partijen aan het bestuur van het leersteuncentrum vraagt om gehoord te worden, hoort het bestuur zowel het betrokken personeelslid als de eerste evaluator voordat het een beslissing neemt.

Bij een negatieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de dienstanciënniteit die hij in het leersteuncentrum in het ambt heeft verworven, niet aanwenden om zich bij het bestuur van het leersteuncentrum kandidaat te stellen voor het recht op TADD in het ambt in kwestie. Het personeelslid kan in dit leersteuncentrum het recht op TADD ook niet inroepen via de dienstanciënniteit die hij heeft verworven in andere leersteuncentra van hetzelfde bestuur.

Pas als het personeelslid opnieuw een tijdelijke aanstelling krijgt in het leersteuncentrum komt de eerder in dat leersteuncentrum verworven dienstanciënniteit weer in aanmerking voor het recht op TADD. De negatieve beoordeling houdt dus niet in dat het personeelslid zich nadien in het leersteuncentrum waar hij deze beoordeling heeft gekregen, niet meer kan kandidaat stellen voor een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur.

Als de directeur (in het gemeenschapsonderwijs) of het bestuur van het leersteuncentrum (in het gesubsidieerd onderwijs) beslist om een personeelslid, dat eerder van de eerste evaluator een negatieve beoordeling heeft gekregen voor de prestaties die hij in een ambt in het leersteuncentrum heeft verricht en zich later opnieuw kandidaat stelt voor een tijdelijke aanstelling in dat leersteuncentrum, in dat leersteuncentrum in het betrokken ambt een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur toe te wijzen, dan wordt de eerdere negatieve beoordeling omgezet in een beoordeling met werkpunten. Het personeelslid moet dan in het betrokken ambt in het leersteuncentrum bijkomend 200 dagen effectieve dagen presteren, onder de voorwaarden die gelden t.a.v. een beoordeling met werkpunten, voordat hij in aanmerking komt voor het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (zie punt 7.2.1.2.2).

7.2.1.2.4. Lokale afspraken over de beoordeling

In het bevoegde lokale comité kunnen op het niveau van het bestuur van het leersteuncentrum afspraken worden gemaakt over de beoordeling.

Deze afspraken kunnen gaan over de wijze waarop het instrument van beoordeling binnen de leersteuncentra van het bestuur wordt gehanteerd (bv. afstemmen van de beoordeling als een tijdelijk personeelslid in meerdere leersteuncentra presteert, opvolgen van de tijdelijke personeelsleden via uitwisseling van informatie, aanstellen van een personeelslid met een beoordeling met werkpunten, …). Deze afspraken kunnen weliswaar nooit afbreuk doen aan de decretale bepalingen met betrekking tot het verwerven van het recht op TADD.

Ongeacht de afspraken die op lokaal vlak gemaakt worden, moet bij de toekenning van een beoordeling alleszins rekening gehouden worden met de volgende principes:

- als een tijdelijk personeelslid gespreid over meerdere schooljaren in eenzelfde ambt voor bepaalde duur is aangesteld in een of meer leersteuncentra van het bestuur, kan aan dat personeelslid door een of meer eerste evaluatoren gedurende die opeenvolgende schooljaren slechts twee maal een negatieve beoordeling of combinatie van een beoordeling met werkpunten en negatieve beoordeling worden toegekend. Dat betekent dat als het personeelslid in een leersteuncentrum van het bestuur opnieuw tijdelijk wordt aangesteld voor bepaalde duur in een ambt waarvoor hij eerder al twee negatieve beoordelingen heeft gekregen, ofwel een beoordeling met werkpunten gevolgd door een negatieve beoordeling heeft gekregen, ofwel een negatieve beoordeling gevolgd door een beoordeling met werkpunten heeft gekregen, dan kan de eerste evaluator in een leersteuncentrum in dat ambt geen derde beoordeling meer geven als dat een negatieve beoordeling of een beoordeling met werkpunten zou zijn. Als de eerste evaluator van dit tijdelijke personeelslid dan van mening is dat het personeelslid niet in aanmerking komt voor een nieuwe of een verdere tijdelijke aanstelling, dan kan hij dit enkel verhinderen via de procedure van een evaluatie met eindconclusie onvoldoende;

- als een tijdelijk personeelslid in hetzelfde ambt een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur heeft in meerdere leersteuncentra van het bestuur, dan tellen alle negatieve beoordelingen en beoordelingen met werkpunten die in hetzelfde schooljaar zijn toegekend voor de toepassing van het hiervoor vermelde principe samen slechts als één beoordeling.

Voorbeelden

Voorbeeld 1

Een tijdelijk personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2023-2024 een TABD-aanstelling in het ambt van leerondersteuner voor 24/36 in leersteuncentrum A van bestuur X. Dit personeelslid krijgt van de eerste evaluator op 30 juni 2024 in leersteuncentrum A een negatieve beoordeling.

Het personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2024-2025 een TABD-aanstelling in het ambt van leerondersteuner voor 18/36 in leersteuncentrum B van bestuur X. Dit personeelslid krijgt van de eerste evaluator in leersteuncentrum B op 30 juni 2025 een negatieve beoordeling.

Als dit personeelslid in het ambt van leerondersteuner opnieuw een TABD-aanstelling krijgt op of na 1 september 2025 in een leersteuncentrum van hetzelfde bestuur en de eerste evaluator is ook dan van mening dat het personeelslid niet geschikt is voor een verdere tijdelijke aanstelling, dan kan hij geen negatieve beoordeling of beoordeling met werkpunten meer toekennen. De eerste evaluator moet dan gebruik maken van de evaluatieprocedure en desgevallend een evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” toekennen.

Voorbeeld 2

Een tijdelijk personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2023-2024 een TABD-aanstelling in het ambt van leerondersteuner voor 18/36 in leersteuncentrum A van bestuur X en krijgt van de eerste evaluator op 30 juni 2024 een negatieve beoordeling.

Dit tijdelijke personeelslid heeft in hetzelfde schooljaar 2023-2024 eveneens een TABD-aanstelling in het ambt van leerondersteuner voor 18/36 in leersteuncentrum B van bestuur X. Daar krijgt het personeelslid van de eerste evaluator een beoordeling met werkpunten.

Kan dit personeelslid het daaropvolgende schooljaar bij een nieuwe TABD-aanstelling in het ambt van leerondersteuner in een leersteuncentrum van bestuur X nog een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling krijgen?

Ja, want de negatieve beoordeling en de beoordeling met werkpunten die zijn toegekend tijdens hetzelfde schooljaar 2023-2024 tellen in dit geval als 1 beoordeling voor het ambt van leerondersteuner. Het personeelslid kan het volgende schooljaar of later dus nog een negatieve beoordeling of een beoordeling met werkpunten krijgen bij een TABD-aanstelling in het ambt van leerondersteuner in een leersteuncentrum van bestuur X.

7.2.1.3. Kandidaatstelling en ingangsdatum

Om beroep te doen op zijn recht op TADD moet het personeelslid kandideren vóór 15 juni van het schooljaar waarin hij aan de gestelde voorwaarden voldoet.

Een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs kandideert bij de raad van bestuur van de scholengroep waar hij zijn recht op TADD wil laten gelden. Het personeelslid kan dat naar keuze doen via een aangetekende brief of op een wijze die door het college van directeurs, na onderhandeling in het bevoegde onderhandelingscomité, wordt vastgelegd. Als de scholengroep een eigen systeem van kandidaatstelling hanteert, moet dat systeem wat tegenstelbaarheid betreft minimaal dezelfde garanties bieden als een aangetekende brief. De raad van bestuur deelt de mogelijkheden van mededeling van de kandidaatstelling mee aan alle personeelsleden en maakt dit ook openbaar.

Een personeelslid van het gesubsidieerd onderwijs kandideert bij het bestuur waar hij zijn recht op TADD wil laten gelden. Het personeelslid kan dat naar keuze doen via een aangetekende brief of op een wijze die door het bestuur, na onderhandeling in het bevoegde onderhandelingscomité, wordt vastgelegd. Als het bestuur een eigen systeem van kandidaatstelling hanteert, moet dat systeem wat tegenstelbaarheid betreft minimaal dezelfde garanties bieden als een aangetekende brief. Het bestuur deelt de mogelijkheden van mededeling van de kandidaatstelling mee aan alle personeelsleden en maakt dit ook openbaar.

Als de kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet, geldt dit als een doorlopende kandidaatstelling voor het recht op TADD over de schooljaren heen. De kandidaatstelling blijft dus onmiddellijk over de schooljaren heen gelden, ook als het personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het schooljaar volgend op de kandidaatstelling.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september volgend op de kandidaatstelling.

Om vanaf 1 september het recht op TADD te laten gelden, moet het personeelslid voor het ambt waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld:

  • op 30 juni van het voorafgaande schooljaar aan de voorwaarden betreffende dienstanciënniteit en beoordeling voldoen (zie punt 7.2.1.1 en 7.2.1.2);
  • en uiterlijk op 1 september van het schooljaar waarin hij het recht wil laten gelden, beschikken over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt.

Het personeelslid met een recht op TADD dat de betrekking niet effectief kan opnemen omwille van ziekte, arbeidsongeval of moederschapsrust, behoudt dit recht. Het personeelslid kan worden aangesteld en voor de duur van de afwezigheid volgens de geldende regels vervangen worden. Na de afwezigheid neemt het personeelslid de hem toegewezen betrekking effectief op.

7.2.1.4. Voorbeelden impact beoordeling

Voorbeeld 1

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld bij bestuur A in een leersteuncentrum in een betrekking in het ambt van leerondersteuner (niveau bachelor) voor een volledig schooljaar voor 36/36.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid voor het ambt van leerondersteuner een dienstanciënniteit van 303 dagen, waarvan minstens 200 dagen effectief gepresteerd zijn.

Op 3 juni van het schooljaar krijgt het tijdelijke personeelslid van zijn eerste evaluator een positieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen als hij zich voor 15 juni van het schooljaar kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van het daaropvolgende schooljaar voor het ambt van leerondersteuner (niveau bachelor) in de leersteuncentra van bestuur A.

Voorbeeld 2

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld bij bestuur B in een leersteuncentrum in een betrekking in het ambt van leerondersteuner (niveau bachelor) voor een volledig schooljaar voor 32/36.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leerondersteuner 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator een beoordeling met werkpunten.

Het personeelslid voldoet niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leerondersteuner vermits hij een beoordeling met werkpunten heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties nog niet in aanmerking komen voor het recht op TADD.

Het personeelslid moet bijkomend 200 dagen effectieve prestaties verwerven als leerondersteuner om alsnog het recht op TADD te verwerven.

Dit personeelslid heeft daartoe tijdens het volgend schooljaar (schooljaar 2) of later recht op een nieuwe TABD-aanstelling.

Tijdens het schooljaar 2 wordt het personeelslid weer aangesteld in een betrekking van leerondersteuner voor 24/36 in een leersteuncentrum van bestuur B en heeft op 30 juni van dat schooljaar 2 de vereiste 200 dagen effectieve prestaties verworven.

Op 4 juni van het schooljaar 2 krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator een positieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet dan aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leerondersteuner als hij zich voor 15 juni van het schooljaar 2 kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van schooljaar 3 voor het ambt van leerondersteuner in de leersteuncentra van bestuur B.

Voorbeeld 3

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld bij bestuur C in een leersteuncentrum in een betrekking in het ambt van leerondersteuner (niveau bachelor) voor een volledig schooljaar voor 36/36.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van leerondersteuner 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator een negatieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van leerondersteuner vermits hij een negatieve beoordeling heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties niet in aanmerking komen voor het recht op TADD in het ambt van leerondersteuner in de leersteuncentra van bestuur C.

Voorbeeld 4

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van administratief werker (niveau HSO) voor een volledig schooljaar in twee leersteuncentra van hetzelfde bestuur D.

Het personeelslid oefent volgende opdrachten uit:

  • 18/36 administratief werker in leersteuncentrum A;
  • 18/36 administratief werker in leersteuncentrum B.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van administratief werker in leersteuncentrum A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 3 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in leersteuncentrum A een positieve beoordeling.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van administratief werker in leersteuncentrum B 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in leersteuncentrum B een negatieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet in leersteuncentrum B niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van administratief werker vermits hij een negatieve beoordeling heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties in leersteuncentrum B niet in aanmerking komen voor het recht op TADD en dit in geen enkele van de leersteuncentra van het bestuur D.

Het personeelslid voldoet in leersteuncentra A wel aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van administratief werker als hij zich voor 15 juni van het schooljaar kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van schooljaar 2 voor het ambt van administratief werker in de leersteuncentra van bestuur D, maar niet in leersteuncentrum B want daar kreeg het personeelslid een negatieve beoordeling. Het personeelslid kan het recht op TADD dat hij in leersteuncentrum A heeft verworven daarom ook niet aanwenden om in leersteuncentrum B een TADD-aanstelling te claimen.

7.2.2. Waarvoor en waar geldt het recht op TADD?

Het recht op tijdelijke aanstelling van doorlopende duur geldt t.a.v. het ambt waarin en in het leersteuncentrum of de leersteuncentra waarvoor het personeelslid het recht op TADD heeft verworven en voor elke vacante betrekking en niet-vacante betrekking in dat ambt.

Dat betekent dat een tijdelijk personeelslid het recht op TADD dus enkel kan inroepen in het leersteuncentrum of de leersteuncentra waar het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen voor de prestaties die het personeelslid in dat leersteuncentrum of die leersteuncentra presteerde. Het recht op TADD geldt daarnaast ook in het leersteuncentrum of de leersteuncentra waar het personeelslid op 30 juni geen beoordeling heeft gekregen of geen prestaties heeft geleverd.

Zowel tijdelijke personeelsleden als deeltijds vastbenoemde personeelsleden kunnen het recht op TADD laten gelden op elke vacature die in de loop van het schooljaar ontstaat.

Dit geldt niet als het personeelslid al als titularis is aangesteld voor een voltijdse betrekking in het ambt waarvoor hij het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur heeft verworven.

Opgelet
Het recht op TADD geldt niet voor een tijdelijke aanstelling in volgende situaties:

- Uitbreiding van TADD bij langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen

Een personeelslid dat de goedkeuring heeft gekregen om een langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen op te nemen, kan geen uitbreiding van zijn tijdelijke aanstelling krijgen vergeleken met de toestand aan de vooravond van het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen. Dit principe geldt eveneens voor een personeelslid dat met langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen is en het recht op tijdelijke aanstelling met doorlopende duur (TADD) heeft of tijdens zijn langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen het recht op TADD vergaart. Dit personeelslid kan dit recht op TADD slechts inroepen voor een tijdelijke aanstelling die beperkt is tot het volume van zijn tijdelijke aanstelling aan de vooravond van het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen.
Meer informatie over dit verlof vindt u in de omzendbrief PERS/2007/07 van 21-09-2007- Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.

- Tijdelijke aanstelling via verlof TAO

Een vastbenoemd personeelslid kan niet voor doorlopende duur worden aangesteld in de opdracht die hij via het verlof TAO (tijdelijk andere opdracht) in een wervingsambt uitoefent. Het personeelslid verwerft wel dienstanciënniteit in het ambt dat hij op deze wijze tijdelijk uitoefent. Het vastbenoemde personeelslid kan de dienstanciënniteit die hij via het verlof TAO heeft opgebouwd ook aanwenden om in het desbetreffende ambt het recht op TADD in te roepen. Het vastbenoemde personeelslid kan het recht op TADD enkel effectief uitoefenen als hij op het ogenblik dat hem een betrekking wordt aangeboden, bij zijn bestuur een afwezigheid voor verminderde prestaties (AVP) vraagt en krijgt. Op deze wijze oefent het personeelslid zijn recht op TADD uit als een ‘zuiver’ tijdelijk personeelslid.
Men mag niet uit het oog verliezen dat het nemen van een AVP geen recht is. Het is dus mogelijk dat het personeelslid zijn recht op TADD niet kan uitoefenen als zijn bestuur de AVP niet toestaat.

Het recht geldt in alle leersteuncentra van de scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of het bestuur (gesubsidieerd onderwijs) waar het personeelslid zijn dienstanciënniteit heeft verworven.

7.2.3. Verlies van het recht op TADD

Bepaalde omstandigheden in de loop van de onderwijsloopbaan kunnen ertoe leiden dat een tijdelijk personeelslid het recht op een aanstelling van doorlopende duur verliest. Dit verlies kan tijdelijk zijn, maar kan ook definitief zijn.

Bij tijdelijk verlies van het recht op TADD verliest het personeelslid het recht op TADD voor de duur van een schooljaar of kan hij voor een bepaalde periode het recht op een uitbreiding van zijn TADD verliezen.

Bij definitief verlies van het recht op TADD moet het personeelslid het recht op TADD opnieuw opbouwen en dus opnieuw de vereiste dienstanciënniteit verwerven.

In volgende situaties verliest een personeelslid het recht op TADD dat hij in een ambt heeft verworven.

1. Het personeelslid heeft vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten gepresteerd in de leersteuncentra van hetzelfde bestuur

Het personeelslid dat zijn recht op TADD heeft verworven in een leersteuncentrum van een bestuur verliest dat recht op TADD als hij gedurende vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in de leersteuncentra van het bestuur.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid heeft in een leersteuncentrum van een bestuur het recht op TADD opgebouwd, maar neemt op 1 september daaropvolgend geen TADD-aanstelling op in het leersteuncentrum.

Gedurende de schooljaren X+1 tot en met het schooljaar X+5 levert het personeelslid geen enkele prestatie in een of meer leersteuncentra van het bestuur. Het personeelslid stelt zich in juni van het schooljaar x+5 kandidaat voor een tijdelijke aanstelling in een leersteuncentrum van het bestuur. Het personeelslid kan op of na 1 september van het schooljaar X+5 echter alleen als TABD worden aangesteld. Het personeelslid heeft immers geen recht meer op TADD omdat het vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in de leersteuncentra van het bestuur.

Voor een tijdelijk personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven en dat op het ogenblik van de aanvang van de afwezigheid reeds een TADD-aanstelling heeft, geldt deze bepaling niet. Dit betekent dat het personeelslid ook na een afwezigheid van vijf opeenvolgende schooljaren zijn TADD-aanstelling behoudt en deze weer kan opnemen, tenzij de betrekking waarvan hij titularis was ondertussen volgens de geldende regelgeving aan een ander personeelslid moest worden toegewezen.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid heeft in een bestuur het recht op TADD opgebouwd en krijgt op 1 september een TADD-aanstelling in een betrekking in een leersteuncentrum van het bestuur.

Het volgende schooljaar (X+1) behoudt het personeelslid in de betrekking zijn TADD-aanstelling, maar hij vraagt en krijgt op 1 september X+1 een AVP. Deze AVP wordt ook gedurende de schooljaren X+2 tot en met X+5 aangevraagd en toegekend. Tijdens deze periode van AVP oefent het personeelslid in leersteuncentra van het bestuur geen enkele prestatie uit, maar hij behoudt wel de TADD-aanstelling in het leersteuncentrum waar hij AVP neemt.

Op 31 augustus van schooljaar X+5 eindigt de AVP en op 1 september daaropvolgend neemt het personeelslid zijn betrekking in het leersteuncentrum weer op.

Het personeelslid neemt op 1 september van schooljaar X+6 zijn betrekking weer op als TADD’er. Het personeelslid heeft weliswaar 5 opeenvolgende schooljaren geen prestaties verricht in het bestuur, maar doordat hij effectief een TADD-aanstelling had op het ogenblik dat zijn afwezigheid startte, verliest hij na de afwezigheid van 5 opeenvolgende schooljaren zijn TADD-aanstelling niet. De TADD-aanstelling is immers gedurende de afwezigheid verder blijven lopen omdat het personeelslid aangesteld bleef in de betrekking in kwestie.

Het verlies van TADD houdt in dat het personeelslid niet onmiddellijk het recht op TADD kan inroepen bij een nieuwe tijdelijke aanstelling. Dit houdt echter niet in dat het personeelslid zijn eerder verworven dienstanciënniteit niet meer kan aanwenden om het recht op TADD opnieuw te verwerven.

Het personeelslid kan zich na deze periode van 5 schooljaren voor 15 juni weer kandidaat stellen voor het recht op TADD het daaropvolgende schooljaar op basis van de eerder verworven dienstanciënniteit.

2. Het tijdelijke personeelslid stelt zich niet tijdig kandidaat

Een tijdelijk personeelslid dat niet voor 15 juni kandideert voor het recht op TADD in een ambt, kan het daaropvolgende schooljaar geen recht op TADD inroepen voor dat ambt.

Het tijdelijke personeelslid verliest op deze wijze het recht op TADD voor dat ambt voor de duur van een schooljaar. Dit geldt enkel als het personeelslid zich geen kandidaat heeft gesteld en ook nog geen TADD-aanstelling heeft gekregen voor het ambt in kwestie, vermits een kandidaatstelling voor TADD geldt als een permanente kandidaatstelling (zie punt 7.2.1.3).

3. Het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, krijgt een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende

Een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld en in een leersteuncentrum voor een welbepaald ambt een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” krijgt, kan in afwachting van een nieuwe evaluatie geen aanspraak maken op een uitbreiding van zijn tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in dat leersteuncentrum en voor het ambt in kwestie.

Meer informatie over evaluatie vindt u in de omzendbrief PERS/2007/09 van 29-10-2007 - Functiebeschrijving en evaluatie.

4. Het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, wordt door zijn bestuur ontslagen

Een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld en dat door zijn bestuur wordt ontslagen als gevolg van een tuchtmaatregel of na twee of drie definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende”, verliest zijn recht op TADD.

Meer informatie hierover vindt u in punt 7.2.5.2.

7.2.4. Administratieve en geldelijke toestand

7.2.4.1. Administratieve toestand

Net als bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur moet het bestuur ook de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur van een personeelslid schriftelijk vastleggen.

Meer informatie hierover vindt u in punt 7.1.3.1.

7.2.4.2. Geldelijke toestand

Net als bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgt een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, zowel in een vacante als in een niet-vacante betrekking, voor de duur van zijn aanstelling maandelijks een salaris.

Meer informatie hierover vindt u in punt 7.1.3.2.

7.2.4.3. Ziekteverlof

Het tijdelijke personeelslid dat is aangesteld voor doorlopende duur heeft tijdens een afwezigheid wegens ziekte binnen de periode van zijn aanstelling onder bepaalde voorwaarden recht op bezoldigd ziekteverlof.

Deze voorwaarden en de berekeningswijze van het recht op het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof vindt u terug in de omzendbrief - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding – PERS/2007/07 van 21-09-2007 (punt 2.2).

De tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur loopt in principe over de schooljaren heen. Voor een tijdelijk personeelslid met recht op TADD is er in principe dan ook geen nieuwe aanstelling nodig op 1 september van het daaropvolgend schooljaar. In dat geval wordt het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur aangesteld blijft ook beschouwd als zijnde effectief in dienst op deze datum. Dit betekent dat een tijdelijk personeelslid dat op 1 september voor doorlopende duur aangesteld blijft en op 1 september ziek wordt effectief door AGODI wordt bezoldigd, tenzij zijn recht op bezoldigd ziekteverlof is uitgeput. Bij uitputting van het recht op bezoldigd ziekteverlof zal het ziekenfonds instaan voor de bezoldiging.

Voorbeeld

Een personeelslid wordt tijdens het schooljaar 20XX-20YY aangesteld in een definitief vacante betrekking (ato 2) als tijdelijk aangesteld personeelslid van doorlopende duur. Het personeelslid wordt ziek op 1 september 20YY (volgend schooljaar). Dit ziekteverlof wordt bezoldigd op voorwaarde dat er nog genoeg recht op bezoldigd ziekteverlof aanwezig is.

Het personeelslid wordt immers geacht te voldoen aan de voorwaarde om zijn dienst effectief te hebben opgenomen.

Als het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op het einde van het schooljaar door het bestuur, schriftelijk en gemotiveerd, uit dienst werd gemeld en het personeelslid komt het volgende schooljaar op 1 september opnieuw in dienst bij hetzelfde bestuur dan gelden ook hier voormelde regels.

Als het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op het einde van het schooljaar door het bestuur, schriftelijk en gemotiveerd, uit dienst werd gemeld en het personeelslid komt het volgende schooljaar niet opnieuw in dienst op 1 september, dan gelden de regels voor een gewone tijdelijke aanstelling. Wordt het tijdelijke personeelslid pas in de loop van het schooljaar voor doorlopende duur aangesteld en is hij onmiddellijk afwezig wegens ziekte, dan wordt hij niet door AGODI bezoldigd, maar valt hij onmiddellijk ten laste van het ziekenfonds.

Voorbeeld

Een personeelslid was tijdens het schooljaar 20XX-20YY aangesteld in een niet-vacante betrekking (ato 1) als TADD. Het personeelslid wordt op 30-06-20YY uit dienst gemeld. Op 1 november 20YY wordt het personeelslid opnieuw aangesteld voor doorlopende duur in een vacante betrekking (ato 2). Het personeelslid wordt echter onmiddellijk ziek. Dit ziekteverlof wordt niet bezoldigd.

7.2.5. Einde van de tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur

De aanstelling van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur kan worden beëindigd door een ontslag dat uitgaat van het bestuur of via een vrijwillig ontslag van het personeelslid zelf.

Daarnaast zijn er een aantal situaties – die vastgelegd zijn in de decreten rechtspositie – die automatisch een einde maken aan de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur. We spreken in dat geval niet over een ontslag, maar over een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege.

7.2.5.1. Einde van de tijdelijke aanstelling van rechtswege

De decreten rechtspositie bepalen dat er onder bepaalde omstandigheden van rechtswege een einde komt aan de tijdelijke aanstelling van een personeelslid.

Dit houdt in dat er onmiddellijk een einde aan de aanstelling komt en er geen opzegtermijn is voor het personeelslid.

Aandacht
Een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur eindigt niet van rechtswege op het einde van het schooljaar, maar loopt in principe door over de schooljaren heen.

Een tijdelijk personeelslid dat op het einde van het schooljaar voor doorlopende duur is aangesteld in een betrekking die op 1 september ongewijzigd behouden blijft, kan op 1 september niet worden verdrongen door een ander tijdelijk personeelslid, ook niet als dit tijdelijke personeelslid het recht op TADD heeft. Door het feit dat er een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur is die over de schooljaren heen loopt, ontstaat op 1 september immers geen vacature die aan een ander tijdelijk personeelslid kan worden aangeboden.

Volgende redenen leiden onmiddellijk tot een einde van de tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur.

1. De terugkeer van de titularis van de betrekking

Als de titularis van de betrekking terugkeert uit zijn afwezigheid komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid dat in die betrekking als vervanger is aangesteld.

2. De betrekking wordt aan een ander personeelslid toegewezen

- omwille van de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling

Als het bestuur in het kader van de verplichtingen betreffende reaffectatie of wedertewerkstelling de betrekking moet toekennen aan een vastbenoemd personeelslid dat ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

- door toewijzing van een affectatie, een mutatie of een vaste benoeming van een ander personeelslid

Als het bestuur een vastbenoemd personeelslid in de betrekking muteert

of affecteert, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Als het bestuur op 1 januari een ander personeelslid in de betrekking vast benoemt, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

3. Het tijdelijke personeelslid wordt zelf vast benoemd

Als het bestuur het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op 1 januari een vaste benoeming toekent, eindigt zijn tijdelijke aanstelling van doorlopende duur voor het volume waarvoor hij vast benoemd wordt.

4. De betrekking kan niet langer gefinancierd of gesubsidieerd worden

Als de betrekking niet meer financierbaar of subsidieerbaar is, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

5. Het personeelslid voldoet niet (meer) aan de aanstellingsvoorwaarden

Als na de aanstelling van het tijdelijke personeelslid blijkt dat hij niet (meer) voldoet aan een of meer van de aanstellingsvoorwaarden, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Voorbeeld

Het personeelslid wordt strafrechtelijk veroordeeld en deze veroordeling leidt tot het tijdelijke of definitief verlies van zijn burgerlijke en politieke rechten. Dit personeelslid voldoet vanaf dat ogenblik niet meer aan de aanstellingsvoorwaarde die stelt dat hij de burgerlijke en politiek rechten moet genieten.

6. Bij het bereiken van de leeftijdsgrens

Als het tijdelijke personeelslid de leeftijdsgrens bereikt die leidt tot pensionering, komt er op het einde van dat schooljaar een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Op deze regel geldt een uitzondering, zodat een personeelslid ook na het bereiken van de leeftijdsgrens een tijdelijke aanstelling kan behouden.

Meer informatie over deze maatregelen vindt u in de omzendbrief Langer werken dan de wettelijke pensioenleeftijd (PERS/2012/05 van 30-07-2012).

7. Bij de definitieve pensionering van het personeelslid

Op het ogenblik dat het tijdelijke personeelslid met pensioen gaat, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

7.2.5.2. Einde van de tijdelijke aanstelling door ontslag

Voor het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur gelden dezelfde ontslagmogelijkheden als voor vastbenoemde personeelsleden.

Dit betekent dat een bestuur van een leersteuncentrum een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld niet kan ontslaan met een opzeggingstermijn van dertig kalenderdagen en ook niet kan ontslaan wegens dringende redenen.

De redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor doorlopende duur zijn:

  • als gevolg van een tuchtmaatregel van zijn bestuur;
  • na twee of drie definitieve evaluaties met eindconclusies “onvoldoende”;
  • wegens vrijwillig ontslag;
  • wegens definitieve ambtsneerlegging.

1. Ontslag of afzetting omwille van een tuchtmaatregel

Een bestuur van een leersteuncentrum kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur ontslaan of afzetten bij wijze van tuchtmaatregel.

Deze tuchtmaatregel volgt uit een tuchtprocedure die door het bestuur wordt opgestart.

U vindt meer informatie over de tuchtregeling voor het gemeenschapsonderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 60bis en volgende) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 63bis en volgende).

Het ontslag of de afzetting bij tuchtmaatregel gaat niet gepaard met een opzeggingstermijn voor het tijdelijke personeelslid.

Een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur en dat door zijn bestuur als gevolg van een tuchtmaatregel wordt ontslagen uit zijn ambt, kan voor dat ambt geen beroep meer doen op de diensten die hij voor dat ontslag heeft verworven.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt dus niet meer in aanmerking voor het recht op TADD in de centra van de scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of van het bestuur van het leersteuncentrum (gesubsidieerd onderwijs).

Aandacht

Als het personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in een leersteuncentrum van het bestuur waar hij eerder werd ontslagen of afgezet omwille van een tuchtmaatregel, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen om het recht op TADD te verkrijgen en een positieve beoordeling krijgen (zie punt 6.2.1.1 en 6.2.1.2).

2. Ontslag na twee of drie evaluaties met eindconclusie “onvoldoende”

Een bestuur van een leersteuncentrum moet een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur ontslaan als het in een leersteuncentrum voor een bepaald ambt ofwel twee opeenvolgende definitieve evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" heeft gekregen, ofwel drie definitieve evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" heeft gekregen in zijn loopbaan. Het ontslag geldt voor het ambt in het leersteuncentrum waarop de evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" betrekking hebben.

Het bestuur deelt het ontslag aan het personeelslid mee via een aangetekende brief of via een gerechtsdeurwaarderexploot.

Als het bestuur het ontslag via aangetekende brief meedeelt, heeft het ontslag uitwerking op de derde werkdag na verzending van de brief.

Een ontslag dat bij gerechtsdeurwaarderexploot wordt meegedeeld, heeft onmiddellijke uitwerking.

Dit ontslag gaat niet gepaard met een opzeggingstermijn voor het tijdelijke personeelslid.

Een personeelslid dat tijdelijk aangesteld is voor doorlopende duur en ontslagen wordt na twee opeenvolgende definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende” of na of drie definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende” gedurende de ganse loopbaan, verliest het recht op TADD in het leersteuncentrum en voor het ambt waar het ontslag op slaat.

Het personeelslid kan daarenboven voor het recht op TADD in dat ambt ook geen beroep meer doen op de diensten die hij voor dat ontslag heeft verworven in het leersteuncentrum waar hij is ontslagen.

De dienstanciënniteit die het personeelslid in het ambt in het leersteuncentrum waar het ontslag op slaat heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt dus niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Het personeelslid kan in het leersteuncentrum waar hij werd ontslagen het recht op TADD ook niet inroepen via dienstanciënniteit die hij in andere leersteuncentra van het bestuur heeft gepresteerd.

Aandacht

1. Het ontslag heeft enkel gevolgen t.a.v. het ambt en het leersteuncentrum waar het personeelslid wordt ontslagen. Het ontslag heeft dus geen invloed op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in andere leersteuncentra van het bestuur.
Het personeelslid behoudt na dit ontslag wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft verworven in andere leersteuncentra van het bestuur en hij kan die aanwenden om in die andere centra het recht op TADD in te roepen, maar niet in het leersteuncentrum waar hij werd ontslagen.

2. Als het personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in het leersteuncentrum waar het eerder werd ontslagen na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” in het desbetreffende ambt, kan hij voor dat ambt opnieuw een beroep doen op alle eerder gepresteerde diensten. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde diensten als niet bestaande beschouwd.

Meer informatie over het evaluatiesysteem vindt u in de omzendbrief PERS/2007/09 van 29-10-2007 - Functiebeschrijving en evaluatie.

3. Vrijwillig ontslag door het tijdelijke personeelslid

Het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur kan zelf vrijwillig ontslag nemen.

Bij dit ontslag hoort een opzeggingstermijn van 15 kalenderdagen.

Het personeelslid meldt dit ontslag schriftelijk aan zijn directeur (gemeenschapsonderwijs) of aan zijn bestuur (gesubsidieerd onderwijs) en vermeldt daarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn. De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het bestuur (gesubsidieerd onderwijs) neemt kennis van dit ontslag door een duplicaat van deze melding te ondertekenen. Het personeelslid kan zijn ontslag ook via aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot meedelen.

De opzeggingstermijn van 15 kalenderdagen kan in onderling overleg tussen het personeelslid en de directeur (gemeenschapsonderwijs) of het bestuur (gesubsidieerd onderwijs) ingekort worden. Die instemming blijkt uit een geschrift dat de effectieve datum van de stopzetting van de opdracht vermeldt en dat beide partijen ondertekenen.

Een vrijwillig ontslag heeft geen impact op het recht op TADD dat het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het ambt bij het bestuur. Als het tijdelijke personeelslid later weer in dienst wordt genomen, blijft het eerder verworven recht op TADD onverminderd gelden. Het personeelslid hoeft zich ook niet opnieuw kandidaat te stellen om zijn recht op TADD in te roepen (zie punt 6.2.1.3).

4. Definitieve ambtsneerlegging

Naast de hiervoor opgesomde mogelijkheden zijn er nog redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid zonder opzeggingstermijn in de vorm van een definitieve ambtsneerlegging.

U vindt die mogelijkheden voor het gemeenschapsonderwijs terug in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 86) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 60).

7.2.6. Behoud van verworven rechten bij overheveling van een vestigingsplaats of bij overname van een leersteuncentrum door een ander bestuur

Als de vestigingsplaats waar het tijdelijke personeelslid een opdracht uitoefent, overgeheveld wordt naar een leersteuncentrum van een ander bestuur kan het tijdelijke personeelslid bij overstap naar het andere bestuur onder bepaalde voorwaarden de rechten behouden die hij tot dan heeft verworven bij dat bestuur.

Als het leersteuncentrum waar het tijdelijke personeelslid voor doorlopende duur is aangesteld, overgenomen wordt door een ander centrumbestuur behoudt het tijdelijke personeelslid de rechten die hij tot dan heeft verworven bij dat centrum.

7.2.6.1. Overheveling van een vestigingsplaats

Bij de overheveling van een vestigingsplaats naar een leersteuncentrum van een ander bestuur stellen de betrokken besturen een schriftelijke overeenkomst op.

Deze overeenkomst houdt minstens rekening met:

  • de personeelsleden die in de vestigingsplaats tewerkgesteld zijn in het schooljaar voorafgaand aan de overheveling, en met de omvang van die tewerkstelling;
  • de omvang van de omkadering die met de overheveling gepaard gaat, als er beslist wordt om omkadering over te hevelen.

Als de betrokken besturen in de overeenkomst opnemen dat er personeelsleden worden overgenomen bij de overheveling van de vestigingsplaats, gaan deze personeelsleden – op voorwaarde dat ze daar zelf voor kiezen - over naar het bestuur dat de vestigingsplaats overneemt. Het tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld en dat vrijwillig kiest voor dergelijke overstap wordt tijdelijk personeelslid van het bestuur dat de vestigingsplaats overneemt ten belope van de opdracht waarvoor hij bij zijn vorige bestuur was aangesteld. Het personeelslid behoudt daarbij zijn tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in de vestigingsplaats die wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het bestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

Als een scholengroep een vestigingsplaats van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het gesubsidieerd onderwijs beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die de vestigingsplaats overneemt.

Als een bestuur een vestigingsplaats van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het bestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

Het tijdelijke personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven bij de scholengroep of bij het bestuur waarvan de vestigingsplaats wordt overgenomen, behoudt dit recht op TADD in de scholengroep of bij het bestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het bestuur dat de vestigingsplaats overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het bestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

7.2.6.2. Overname van een leersteuncentrum in het gemeenschapsonderwijs

Bij de overname van een leersteuncentrum door een andere scholengroep gaan de tijdelijke personeelsleden die voor doorlopende duur aangesteld zijn als tijdelijk personeelslid met behoud van hun aanstelling voor doorlopende duur over naar de scholengroep die het leersteuncentrum overneemt. Dat is enkel het geval als zij in dienst zijn op de laatste effectieve dag waarop het over te nemen leersteuncentrum, leersteun biedt.

Als de overname een leersteuncentrum van het gesubsidieerd onderwijs betreft, gaan de tijdelijke personeelsleden enkel over naar het gemeenschapsonderwijs als ze hier zelf om verzoeken.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het leersteuncentrum dat wordt overgenomen, worden beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij de scholengroep die het leersteuncentrum overneemt.

Als een scholengroep een leersteuncentrum van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gesubsidieerd onderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die het leersteuncentrum overneemt.

Het tijdelijke personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven in het leersteuncentrum dat wordt overgenomen, behoudt dit recht op TADD in de scholengroep die het leersteuncentrum overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het bestuur dat het leersteuncentrum overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep die het leersteuncentrum overneemt.

7.2.6.3. Overname van een leersteuncentrum in het gesubsidieerd onderwijs

Bij de overname van een leersteuncentrum door een ander bestuur gaan de tijdelijke personeelsleden die voor doorlopende duur aangesteld zijn als tijdelijk personeelslid met behoud van hun aanstelling van doorlopende duur over naar het bestuur dat het leersteuncentrum overneemt. Dat is enkel het geval als zij in dienst zijn op de laatste effectieve dag waarop het over te nemen leersteuncentrum, leersteun biedt.

Als het leersteuncentrum dat overgenomen wordt tot een ander net behoort dan datgene waartoe het na de overname zal behoren, kan een tijdelijk personeelslid weigeren om over te stappen naar het andere bestuur.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het leersteuncentrum dat wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het bestuur dat het leersteuncentrum overneemt.

Als een bestuur een leersteuncentrum van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het bestuur dat het leersteuncentrum overneemt.

Het tijdelijke personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven in het leersteuncentrum dat wordt overgenomen, behoudt dit recht op TADD bij het bestuur dat het leersteuncentrum overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij het bestuur dat het leersteuncentrum overlaat, geldt bij het bestuur dat het leersteuncentrum overneemt.

7.2.7. Mededeling van een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur aan uw dossierspecialist personeel

Bij de melding van de opdracht van het tijdelijke personeelslid met een RL-1 aan uw dossierspecialist personeel duidt u aan dat het om een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur gaat.

Als het om een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een vacante betrekking gaat, krijgt de opdracht oneindig (31.12.2999) als einddatum.

Als het een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een niet-vacante betrekking betreft, eindigt de opdracht uiterlijk de laatste dag van de dienstonderbreking van de titularis.

Voorbeelden

Opgelet schooljaar 2023-2024: De overname van de TADD uit een vroegere aanstelling via de overgangsmaatregelen in het ambt van leerondersteuner kan enkel via een aanstelling in de periode 1/09/2023 - 15/11/2023. 

Meer informatie is terug te vinden in de omzendbrief NO/2023/01 - leersteun in het basis-en secundair onderwijs, punt 18.1.

TADD in een vacante betrekking

Een leerondersteuner van het niveau ten minste master krijgt vanaf 14 november 2023 een TADD-aanstelling in een vacante betrekking voor 18/36.

RL-1 leerondersteuner MA met ambtscode 0336 in ATO2 voor 18/36 met begindatum 14/11/2023 en einddatum oneindig (31/12/2999). De tijdelijke opdracht wordt aangeduid als TADD-opdracht (waarde 01 in veld 30).  

TADD in een niet-vacante betrekking

Een leerondersteuner ten minste bachelor (met overgenomen recht vaste benoeming) wordt aangesteld in het ambt van een leerondersteuner en neemt vanaf 01/09/2023 een VTAO op om tijdelijk het ambt van coördinator LSC uit te oefenen voor de periode van 01/09/2023 tot 01/12/2023. 

In deze niet-vacante betrekking van de leerondersteuner kan een personeelslid dat TADD-rechten heeft opgebouwd aangesteld worden.

RL-1 leerondersteuner ten minste bachelor via de ambtscode 0335 van het te vervangen personeelslid ten minste bachelor van 01/09/2023 tot 01/12/2023 ter vervanging van het personeelslid dat een verlof TAO opneemt. De tijdelijke opdracht wordt aangeduid als TADD-opdracht (waarde 01 in veld 30).

8. TIJDELIJKE AANSTELLING IN DE ONDERWIJSINTERNATEN

Deze omzendbrief is van toepassing op tijdelijke personeelsleden die in het gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd onderwijs worden aangesteld in een wervingsambt in een onderwijsinternaat 

Het gaat om een tijdelijke aanstelling in een wervingsambt van het ondersteunend personeel.

8.1. TIJDELIJKE AANSTELLING VAN BEPAALDE DUUR (TABD)

Een tijdelijk personeelslid wordt in het gemeenschapsonderwijs door de directeur en in het gesubsidieerd onderwijs door het internaatsbestuur aangesteld in een wervingsambt voor bepaalde duur (TABD) of voor doorlopende duur (TADD).

Een tijdelijk personeelslid wordt in het begin van zijn loopbaan altijd voor bepaalde duur aangesteld. Als het personeelslid aan bepaalde voorwaarden voldoet, kan hij vervolgens het recht op een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur verwerven (zie punt 8.2).

Een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur kan zowel in een vacante betrekking als in een niet-vacante betrekking en is steeds beperkt tot de duur van maximum een schooljaar.

8.1.1. De aanstelling van een tijdelijk personeelslid

U kan een tijdelijk personeelslid slechts aanstellen voor bepaalde duur als hij voldoet aan een aantal specifieke voorwaarden, die zijn vastgelegd in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 17) of het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 19).

8.1.1.1. De aanstellingsvoorwaarden

U kan een tijdelijk personeelslid voor bepaalde duur aanstellen in een betrekking als hij voldoet aan de volgende aanstellingsvoorwaarden:

1. Belg zijn of onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie

Behoort het personeelslid niet tot een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie, dan kan een vrijstelling worden gevraagd die wordt verleend door de Vlaamse Regering. Het personeelslid moet dan ook in het bezit zijn van een arbeidskaart.

2. De burgerlijke en politieke rechten genieten of in het bezit zijn van een door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling die samengaat met de vrijstelling bedoeld in 1

3. In het bezit zijn van een geldig vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt waarin het personeelslid wordt aangesteld

De bekwaamheidsbewijzen per ambt vindt u terug op de website.

Op deze voorwaarde geldt een tijdelijke afwijking voor een kandidaat-personeelslid met een buitenlands diploma dat een geldige aanvraag deed bij NARIC in het kader van de procedure voor de erkenning van zijn buitenlands diploma. U kan dit personeelslid al tijdelijk voor bepaalde duur aanstellen in afwachting van de beslissing van NARIC.

Tijdens de voorlopige tijdelijke aanstelling ontvangt het personeelslid een salaris op basis van de laagste salarisschaal voor het ambt in kwestie.

Erkent NARIC het diploma van het voorlopig aangestelde personeelslid, dan is het personeelslid volwaardig tijdelijk aangesteld en wordt zijn of haar salaris geregulariseerd op basis van de salarisschaal van het vereiste bekwaamheidsbewijs voor het ambt in kwestie.

Erkent NARIC het diploma van het voorlopig aangestelde personeelslid niet, dan wordt de voorlopige tijdelijke aanstelling van bepaalde duur van rechtswege beëindigd, zoals bepaald in punt 8.1.4.1 (punt 5). Het personeelslid voldoet op dat ogenblik immers niet langer aan deze aanstellingsvoorwaarde.

 

4. Van onberispelijk gedrag zijn

Dit blijkt uit een uittreksel uit het strafregister (596.2 – model bestemd voor contacten met minderjarigen) dat niet langer dan één maand oud mag zijn op het ogenblik van het voorleggen.

Als een personeelslid bij een eerste tijdelijke aanstelling reeds een geldig uittreksel uit het strafregister heeft voorgelegd, moet hij bij een nieuwe tijdelijke aanstelling binnen hetzelfde schooljaar in een onderwijsinternaat van hetzelfde internaatsbestuur geen nieuw uittreksel voorleggen.

Via het uittreksel uit het strafregister gaat u na of het personeelslid van onberispelijk gedrag is.

In het kader van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) mag u dit document niet langer bewaren dan noodzakelijk is. Het uittreksel is enkel nodig voor voormelde controle, wat inhoudt dat u het uittreksel niet permanent mag bewaren. U moet dit dan ook vernietigen vanaf het ogenblik dat de tijdelijke aanstelling van het betrokken personeelslid volledig in orde is of vanaf het ogenblik dat u beslist het personeelslid niet in dienst te nemen.

5. Voldoen aan de taalvereisten voor het ambt

Het personeelslid moet een specifiek kennisniveau van het Nederlands als onderwijstaal aantonen.

Als u moeilijkheden ondervindt om een personeelslid aan te werven dat niet onmiddellijk beantwoordt aan de vereiste kennis van het Nederlands als onderwijstaal, kan u voor dit personeelslid een tijdelijke afwijking aanvragen op de vereiste taalkennis.

Meer informatie vindt u terug in de omzendbrief Vereiste taalkennis bij een aanstelling in het onderwijs (PERS/2010/01 van 19-01-2010).

6. De reglementering betreffende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking is nageleefd

U kan een tijdelijk personeelslid slechts aanstellen als de bepalingen betreffende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling correct zijn nageleefd.

Meer informatie over deze reglementering vindt u in de omzendbrief De reaffectatie- en wedertewerkstellingsregeling voor de inrichtende machten en de personeelsleden tewerkgesteld in het niet-tertiair onderwijs (PERS/2003/08 van 28-07-2003).

8.1.2. Recht op en plicht tot aanvangsbegeleiding

Een tijdelijk personeelslid dat tijdelijk aangesteld wordt voor bepaalde duur in een wervingsambt heeft het recht op aanvangsbegeleiding en is ook verplicht de hem aangeboden aanvangsbegeleiding op te nemen.

8.1.2.1. Wie heeft recht op aanvangsbegeleiding?

Een loopbaan in het onderwijs begint steeds met een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur. Tijdens deze loopbaanfase krijgt elk tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur in een wervingsambt wordt aangesteld ondersteuning en begeleiding in de vorm van een traject van aanvangsbegeleiding.

Deze aanvangsbegeleiding vormt een recht en een plicht voor zowel het tijdelijke personeelslid als voor het internaatsbestuur.

Bij een tijdelijke aanstelling via een verlof om tijdelijk een andere opdracht uit te oefenen (verlof TAO) of via een reaffectatie of wedertewerkstelling – wat steeds een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur inhoudt – is het internaatsbestuur niet verplicht om aanvangsbegeleiding aan te bieden. Het gaat hier immers om een tijdelijke aanstelling van een vastbenoemd personeelslid en daarbij mag uitgegaan worden van het feit dat dit personeelslid al de nodige ervaring en competenties heeft verworven in zijn ambt. Niets weerhoudt echter het internaatsbestuur om ook bij dergelijke aanstelling een specifiek traject van aanvangsbegeleiding uit te werken voor het personeelslid, maar dit vormt alleszins geen recht noch een plicht voor de betrokken partijen.

8.1.2.2. Inhoud en organisatie van de aanvangsbegeleiding

8.1.2.2.1. Algemeen

De inhoud of vorm van aanvangsbegeleiding die aan een tijdelijk personeelslid moet worden aangereikt en de wijze waarop die aanvangsbegeleiding feitelijk in en door het onderwijsinternaat en het internaatsbestuur wordt georganiseerd en uitgebouwd, behoort tot de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het internaatsbestuur.

Afspraken hierrond worden onderhandeld in het bevoegde lokaal onderhandelingscomité en die afspraken krijgen op niveau van het onderwijsinternaat een vertaling in het professionaliseringsplan.

8.1.2.2.2. Individuele aanvangsbegeleiding per personeelslid

Een tijdelijk personeelslid dat in een wervingsambt voor bepaalde duur wordt aangesteld, krijgt een eigen individueel traject van aanvangsbegeleiding.

De eerste evaluator bepaalt in overleg met het tijdelijke personeelslid de duur en de intensiteit van het traject van de individuele aanvangsbegeleiding. De eerste evaluator is het personeelslid dat in het onderwijsinternaat is aangeduid als eerste evaluator in het kader van de evaluatieprocedure (zie punt 2.1.2 van de omzendbrief Functiebeschrijving en evaluatie – PERS/2007/09 van 29/10/2007).

De eerste evaluator zal het tijdelijke personeelslid ook beoordelen met het oog op de volgende fase in zijn loopbaan, de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur.

De coaching en begeleiding van het personeelslid tijdens het traject kunnen worden verzorgd door een of meer personeelsleden die in het onderwijsinternaat met deze opdracht worden belast.

De afspraken over de aanvangsbegeleiding worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen het personeelslid en de eerste evaluator.

Als er in de loop van het traject van aanvangsbegeleiding nieuwe afspraken worden gemaakt, dan wordt de schriftelijke overeenkomst aangepast. Deze aanpassing gebeurt steeds in onderling overleg tussen het betrokken personeelslid en de eerste evaluator.

8.1.2.2.3. De beoordeling

Het sluitstuk van het traject van opvolging en coaching tijdens de beginperiode van de loopbaan - de aanvangsbegeleiding - mondt uit in een beoordeling van het tijdelijke personeelslid. Deze beoordeling moet toegekend zijn uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het personeelslid in het onderwijsinternaat of de onderwijsinternaten waar hij heeft gepresteerd het vereiste aantal dagen dienstanciënniteit heeft verworven dat nodig is om zich kandidaat te kunnen stellen voor het recht op TADD (zie punt 8.2.1.1).

De eerste evaluator van het personeelslid stelt deze beoordeling op.

De eerste evaluator kan drie vormen van beoordeling hanteren: een positieve beoordeling, een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling (zie punt 8.2.1.2).

De beoordeling vormt het signaal dat het personeelslid zich kandidaat kan stellen voor het recht op TADD, tenzij het personeelslid van zijn eerste evaluator een beoordeling met werkpunten krijgt waaruit blijkt dat hij nog niet voldoet voor het recht op TADD.

Als het tijdelijke personeelslid uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD verwerft (zie punt 8.2.1.1) geen beoordeling heeft gekregen, dan is het alsof het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen. Dit houdt dan in dat het personeelslid de prestaties die hij in het onderwijsinternaat heeft verworven, kan aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Naast de beoordeling blijft het instrument van evaluatie – net als voor alle personeelsleden - onverminderd van toepassing voor een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur (zie ook de omzendbrief Functiebeschrijving en evaluatie – PERS/2007/09 van 29/10/2007).

8.1.2.2.4. Middelen voor de organisatie van aanvangsbegeleiding

Een internaatsbestuur ontvangt jaarlijks bijkomende middelen om in zijn instelling of instellingen een kwaliteitsvolle aanvangsbegeleiding aan te bieden en (verder) te ontwikkelen. Deze middelen worden rechtstreeks toegekend aan de instelling samen met de gebruikelijke omkadering.

Meer informatie over de toekenning, berekening en aanwending van de middelen voor aanvangsbegeleiding vindt u terug in de volgende omzendbrief: Onderwijsinternaten - GD/2023/02 van 26/06/2023, punt 5.3.2.

8.1.3. Administratieve en geldelijke toestand van het personeelslid

8.1.3.1. Administratieve toestand

Het internaatsbestuur moet de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur van een personeelslid schriftelijk vastleggen.

In het gemeenschapsonderwijs gebeurt dit via een schriftelijk document, in het officieel gesubsidieerd onderwijs via een besluit van het bestuur (het college van burgemeester en schepenen of de bestendige deputatie) en in het vrij gesubsidieerd onderwijs via een arbeidsovereenkomst.

Dit document vermeldt tenminste:

  • de benaming en het adres van het internaatsbestuur en van het onderwijsinternaat waar het personeelslid tewerkgesteld wordt;
  • de identiteit van het personeelslid;
  • het uit te oefenen ambt en de omvang van de opdracht;
  • of het om een aanstelling in een vacante of een niet-vacante betrekking gaat, in dit laatste geval, de naam van de titularis van de betrekking en, in voorkomend geval, van het afwezige personeelslid dat de titularis tijdelijk vervangt;
  • het pedagogisch project en de aanvullende verplichtingen en onverenigbaarheden.

Het personeelslid ontvangt steeds een exemplaar van dit document.

Het onderwijsinternaat meldt daarnaast de opdracht van het personeelslid aan zijn dossierspecialist personeel met het oog op de bezoldiging van het personeelslid (zie punt 8.1.6).

8.1.3.2. Geldelijke toestand

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking heeft recht op een maandelijks salaris dat rechtstreeks uitbetaald wordt aan het personeelslid door AGODI, op voorwaarde dat het tijdelijke personeelslid aan de financierings- of subsidiëringsvoorwaarden voldoet.

Deze voorwaarden en welke documenten en gegevens u aan uw dossierspecialist personeel moet bezorgen, vindt u in de omzendbrief Indiensttreding van een tijdelijk personeelslid in het onderwijs: mededeling aan het ministerie van Onderwijs en vorming (PERS/2005/09 van 29-06-2005).

Gaat het om een tijdelijke aanstelling in een niet-vacante betrekking - dus om de vervanging van een afwezige titularis - dan zal het personeelslid een salaris ontvangen als daarenboven ook aan de volgende vervangingsvoorwaarden is voldaan:

  • het te vervangen personeelslid is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking in het onderwijs;
  • het te vervangen personeelslid is niet afwezig voor nascholing;
  • het te vervangen personeelslid is afwezig voor ten minste één werkdag.

Dit betekent dus ook dat vervangingen in juni mogelijk zijn.

Een titularis vervangen door een personeelslid met een bekwaamheidsbewijs van een ander opleidingsniveau is mogelijk. De initiële ORE-waarde van de betrekking van de titularis blijft gelden en wijzigt dus niet. De vervanger wordt bezoldigd op basis van zijn bekwaamheidsbewijs, wat betekent dat de salarisschaal van de vervanger lager maar ook hoger kan liggen dan deze van de titularis.

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur is aangesteld in een wervingsambt tot 30 juni, zowel in een vacante als in een niet-vacante betrekking, krijgt voor de duur van zijn aanstelling en dit uiterlijk tot en met de maand juni maandelijks een salaris.

Meer informatie over de vaststelling van het salaris van een personeelslid vindt u in de omzendbrief Onderwijsinternaten - GD/2023/02 van 26/06/2023.

Tijdens de zomervakantie ontvangt elk tijdelijk personeelslid, aangesteld in het ambt van internaatsmedewerker onder bepaalde voorwaarden een uitgestelde bezoldiging die wordt berekend op basis van de prestaties die het personeelslid heeft uitgeoefend tijdens het schooljaar (tussen 1 september en 30 juni). Deze uitgestelde bezoldiging wordt in juli en augustus van datzelfde schooljaar uitbetaald.

Een tijdelijk personeelslid dat voor bepaalde duur is aangesteld in het ambt van administratief medewerker, krijgt voor de duur van zijn aanstelling maandelijks een salaris, ook in de maanden juli en augustus als het personeelslid effectief in die maanden aangesteld is.

Meer informatie vindt u in de omzendbrief Sommige aspecten van de bezoldiging van tijdelijke personeelsleden van het onderwijs – PERS/2004/07 van 10-06-2004.

8.1.3.3. Ziekteverlof

Het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur heeft tijdens een afwezigheid wegens ziekte binnen de periode van zijn aanstelling onder bepaalde voorwaarden recht op bezoldigd ziekteverlof.

Deze voorwaarden en de berekeningswijze van het recht op het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof vindt u terug in de omzendbrief - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding – PERS/2007/07 van 21-09-2007 (punt 2.2).

8.1.4. Einde van de tijdelijke aanstelling

De aanstelling van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur kan worden beëindigd door een ontslag dat uitgaat van het internaatsbestuur of via een vrijwillig ontslag gegeven door het personeelslid .

Daarnaast bepalen de decreten rechtspositie een aantal situaties die automatisch een einde maken aan de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur. We spreken in dat geval niet over een ontslag, maar over een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege of om een definitieve ambtsneerlegging.

Een internaatsbestuur moet de beëindiging van een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur steeds schriftelijk motiveren en meedelen aan het personeelslid, ook als het gaat om een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege.

8.1.4.1. Einde van de tijdelijke aanstelling van rechtswege

De decreten rechtspositie bepalen dat er onder bepaalde omstandigheden van rechtswege een einde komt aan de tijdelijke aanstelling van een personeelslid.

Dit houdt in dat er onmiddellijk een einde aan de aanstelling komt en er geen opzegtermijn is voor het personeelslid.

Volgende redenen leiden van rechtswege onmiddellijk tot een einde van de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur.

1. Het einde van het schooljaar

Een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur eindigt uiterlijk op het einde van het schooljaar.

Het personeelslid kan natuurlijk het volgende schooljaar een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgen.

2. De terugkeer van de titularis van de betrekking

Als de titularis van de betrekking terugkeert uit zijn afwezigheid komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid dat in die betrekking als vervanger is aangesteld.

3. De betrekking wordt aan een ander personeelslid toegewezen

- omwille van de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling

Als het internaatsbestuur in het kader van de verplichtingen betreffende reaffectatie of wedertewerkstelling de betrekking moet toewijzen aan een vastbenoemd personeelslid dat ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

- door toewijzing van een affectatie, een mutatie of een vaste benoeming van een ander personeelslid

Als het internaatsbestuur een vastbenoemd personeelslid in de betrekking muteert of affecteert, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Als het internaatsbestuur op 1 januari een ander personeelslid in de betrekking vast benoemt, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

4. De betrekking kan niet langer gefinancierd of gesubsidieerd worden

Als de betrekking niet meer financierbaar of subsidieerbaar is, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

5. Het personeelslid voldoet niet (meer) aan de aanstellingsvoorwaarden

Als na de aanstelling van het tijdelijke personeelslid blijkt dat hij niet (meer) voldoet aan een of meer van de aanstellingsvoorwaarden, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Voorbeeld

Het personeelslid wordt strafrechtelijk veroordeeld en deze veroordeling leidt tot het tijdelijke of definitief verlies van zijn burgerlijke en politieke rechten. Dit personeelslid voldoet vanaf dat ogenblik niet meer aan de aanstellingsvoorwaarde die stelt dat hij de burgerlijke en politiek rechten moet genieten.

6. Bij het bereiken van de leeftijdsgrens

Als het tijdelijke personeelslid de leeftijdsgrens bereikt die leidt tot pensionering, komt er op het einde van dat schooljaar een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Op deze regel geldt een uitzondering, zodat een personeelslid ook na het bereiken van de leeftijdsgrens een tijdelijke aanstelling kan behouden.

Meer informatie over deze maatregelen vindt u in de omzendbrief Langer werken dan de wettelijke pensioenleeftijd (PERS/2012/05 van 30-07-2012).

7. Bij de definitieve pensionering van het personeelslid

Op ogenblik dat het tijdelijke personeelslid met pensioen gaat, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

8.1.4.2. Einde van de tijdelijke aanstelling door ontslag

De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het internaatsbestuur (gesubsidieerd onderwijs) kan een tijdelijk personeelslid om bepaalde redenen ontslaan of het tijdelijke personeelslid kan zelf vrijwillig ontslag nemen.

Een ontslag van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur gebeurt:

  • met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen (in het gesubsidieerd onderwijs);
  • om dringende redenen;
  • na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende”.

Deze vormen van ontslag kunnen ook impact hebben op de verwerving van het recht op TADD voor het personeelslid.

1. Ontslag met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen in het gesubsidieerd onderwijs

In het gesubsidieerd onderwijs kan het internaatsbestuur een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor bepaalde duur ontslaan met een opzeggingstermijn van 30 kalenderdagen.

De redenen voor dit ontslag houden verband met een tekortkoming aan

de plichten van het personeelslid zoals opgenomen in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 9 en volgende).

Het internaatsbestuur moet dit ontslag grondig motiveren en dit schriftelijk bezorgen aan het personeelslid. De mededeling van het ontslag vermeldt het begin en de duur van de opzeggingstermijn en gebeurt via een aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na de datum van verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het onderwijsinternaat en het ambt heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt niet meer in aanmerking voor de berekening van het recht op TADD. Het personeelslid behoudt wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft opgebouwd in andere onderwijsinternaten van hetzelfde internaatsbestuur en hij kan die aanwenden om in die andere onderwijsinternaten het recht op TADD in te roepen, maar niet in het onderwijsinternaat waar hij werd ontslagen.

Als het internaatsbestuur het tijdelijke personeelslid na zijn ontslag opnieuw aanwerft in het onderwijsinternaat waar hij eerder werd ontslagen met een vooropzeg van 30 dagen in het desbetreffende ambt, dan kan hij voor dat ambt weer wel opnieuw een beroep doen op de al eerder gepresteerde dienstanciënniteit. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde dienstanciënniteit als niet bestaande beschouwd.

2. Ontslag om dringende redenen

In het gemeenschapsonderwijs

De directeur kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur om dringende redenen ontslaan bij de vaststelling van een ernstige tekortkoming die het voortduren van de tijdelijke aanstelling onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt.

Het moet gaan om aantoonbare feiten die de directeur, niet langer dan drie werkdagen nadat hij op de hoogte is gesteld van deze feiten, moet meedelen aan het personeelslid via een aangetekende brief die binnen een termijn van drie werkdagen na het ontslag om dringende redenen wordt verzonden.

Het tijdelijke personeelslid kan binnen vijf kalenderdagen vanaf de dag nadat de post de schriftelijke mededeling van de motieven van het ontslag om dringende redenen voor het eerst heeft aangeboden, met een aangetekende brief beroep aantekenen bij de bevoegde kamer van beroep. Als de laatste dag van de voormelde termijn een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn van vijf kalenderdagen verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Als het personeelslid de mededeling met de motieven van het ontslag ontvangt tijdens een periode van ten minste zeven opeenvolgende vakantiedagen, wordt de voormelde periode van vijf kalenderdagen verlengd met de duur van de vakantieperiode.

De raad van bestuur van de scholengroep schorst het tijdelijke personeelslid onmiddellijk preventief vanaf het ogenblik van ontslag.

Als het personeelslid beroep aantekent omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de beroepsprocedure is beëindigd. Deze periode van preventieve schorsing kan nooit langer zijn dan de duur van de oorspronkelijke tijdelijke aanstelling waarop het ontslag betrekking heeft.

Als het personeelslid geen beroep aantekent, omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de termijn om beroep aan te tekenen verstreken is.

Het ontslag om dringende redenen is definitief ofwel na het verstrijken van de beroepstermijn, ofwel nadat de kamer van beroep een definitieve beslissing heeft genomen. 

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het ambt van ontslag in alle onderwijsinternaten van de scholengroep heeft verworven tot op het ogenblik van het ontslag, komt na een ontslag om dringende redenen niet meer in aanmerking voor de berekening op het recht op TADD (zie punt 8.2.1.1).

Als de directeur het personeelslid na zijn ontslag toch opnieuw aanwerft in het onderwijsinternaat waar hij eerder werd ontslagen omwille van dringende redenen, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen die nodig is om het recht op TADD te verwerven en een positieve beoordeling krijgen (zie punt 8.2.1.1 en 8.2.1.2).

In het gesubsidieerd onderwijs

Het bestuur kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur om dringende redenen ontslaan bij de vaststelling van een ernstige tekortkoming die het voortduren van de tijdelijke aanstelling onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt. Naargelang de aard van deze redenen kan het internaatsbestuur beslissen dat dit ontslag betrekking heeft op één, meerdere of al haar onderwijsinternaten of andere onderwijsinstellingen.

Het moet gaan om aantoonbare feiten die het internaatsbestuur, niet langer dan drie werkdagen nadat het op de hoogte is gesteld van deze feiten, moet meedelen aan het personeelslid via een aangetekende brief die binnen een termijn van drie werkdagen na het ontslag wordt verzonden of via gerechtsdeurwaardersexploot.

Het personeelslid kan binnen vijf kalenderdagen vanaf de dag nadat de post de schriftelijke mededeling van de motieven van het ontslag om dringende redenen voor het eerst heeft aangeboden, met een aangetekende brief beroep aantekenen bij de bevoegde kamer van beroep. Als de laatste dag van de voormelde termijn een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn van vijf kalenderdagen verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Als het personeelslid de mededeling met de motieven van het ontslag ontvangt tijdens een periode van ten minste zeven opeenvolgende vakantiedagen, wordt de voormelde periode van vijf kalenderdagen verlengd met de duur van de vakantieperiode.

Het internaatsbestuur schorst het tijdelijke personeelslid onmiddellijk preventief vanaf het ogenblik van ontslag.

Als het personeelslid beroep aantekent omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de beroepsprocedure is beëindigd. Deze periode van preventieve schorsing kan nooit langer zijn dan de duur van de oorspronkelijke tijdelijke aanstelling waarop het ontslag betrekking heeft.

Als het personeelslid geen beroep aantekent, omvat de preventieve schorsing de periode vanaf het ogenblik dat de beslissing tot preventieve schorsing bij hoogdringendheid aan het betrokken personeelslid is meegedeeld tot het ogenblik dat de termijn om beroep aan te tekenen verstreken is.

Het ontslag om dringende redenen is definitief ofwel na het verstrijken van de beroepstermijn, ofwel nadat de kamer van beroep een definitieve beslissing heeft genomen.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het ambt van ontslag in alle onderwijsinternaten van het internaatsbestuur heeft verworven tot op het ogenblik van het ontslag, komt na een ontslag om dringende redenen niet meer in aanmerking voor de berekening op het recht op TADD (zie punt 8.2.1.1).

Als het internaatsbestuur het personeelslid na zijn ontslag toch opnieuw aanwerft in het onderwijsinternaat waar hij eerder werd ontslagen omwille van dringende redenen, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen die nodig is om het recht op TADD te verwerven en een positieve beoordeling krijgen (zie punt 8.2.1.1 en 8.2.1.2).

3. Ontslag na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende”

Een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor bepaalde duur wordt na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” door het internaatsbestuur ontslagen uit zijn ambt in het onderwijsinternaat waar hij deze evaluatie heeft gekregen.

De dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het onderwijsinternaat en het ambt heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt niet meer in aanmerking voor de berekening van het recht op TADD (zie punt 8.2.1.1).

Het personeelslid behoudt wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft verworven in andere onderwijsinternaten van het internaatsbestuur en hij kan die aanwenden om in die andere onderwijsinternaten het recht op TADD in te roepen, maar niet in het onderwijsinternaat waar hij werd ontslagen.

Als het tijdelijke personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in het onderwijsinternaat waar hij eerder werd ontslagen omwille van een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” in het desbetreffende ambt, dan kan hij voor dat ambt wel opnieuw een beroep doen op de al eerder gepresteerde dienstanciënniteit. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde dienstanciënniteit als niet bestaande beschouwd.

4. Vrijwillig ontslag door het personeelslid

Het personeelslid kan zelf ook vrijwillig ontslag nemen.

Bij dit ontslag hoort een opzeggingstermijn van 7 kalenderdagen.

Het personeelslid meldt dit ontslag schriftelijk aan zijn directeur (gemeenschapsonderwijs) of aan zijn internaatsbestuur (gesubsidieerd onderwijs) en vermeldt daarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn. De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het internaatsbestuur (gesubsidieerd onderwijs) neemt kennis van dit ontslag door een duplicaat van deze melding te ondertekenen. Het personeelslid kan zijn ontslag ook meedelen via een aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot.

De opzeggingstermijn van 7 kalenderdagen kan in onderling overleg tussen het personeelslid en de directeur (gemeenschapsonderwijs) of het internaatsbestuur (gesubsidieerd onderwijs) ingekort worden. Die instemming blijkt uit een geschrift dat de effectieve datum van de stopzetting van de opdracht vermeldt en dat beide partijen ondertekenen.

Een vrijwillig ontslag heeft voor de berekening van het recht op TADD geen impact op de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid tot op het ogenblik van het ontslag heeft verworven in het ambt bij het internaatsbestuur. Als het tijdelijke personeelslid later weer een tijdelijke aanstelling krijgt, komt deze dienstanciënniteit dus nog steeds in aanmerking voor het recht op TADD (zie punt 8.2.1.1).

5. Andere redenen

Naast de hiervoor opgesomde mogelijkheden zijn er nog redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid zonder opzeggingstermijn in de vorm van een definitieve ambtsneerlegging.

U vindt die mogelijkheden voor het gemeenschapsonderwijs terug in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 86) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 60).

8.1.5. Behoud van verworven rechten bij overheveling van een vestigingsplaats of bij overname van het onderwijsinternaat door een ander internaatsbestuur

Als de vestigingsplaats of het onderwijsinternaat waar het tijdelijke personeelslid is aangesteld, overgenomen wordt door een ander internaatsbestuur behoudt het tijdelijke personeelslid onder bepaalde voorwaarden de rechten die hij tot dan heeft verworven.

8.1.5.1. Overheveling van een vestigingsplaats

Bij de overheveling van een vestigingsplaats naar een onderwijsinternaat van een ander internaatsbestuur stellen de betrokken besturen een schriftelijke overeenkomst op.

Deze overeenkomst houdt minstens rekening met:

  • de personeelsleden die in de vestigingsplaats tewerkgesteld zijn in het schooljaar voorafgaand aan de overheveling, en met de omvang van die tewerkstelling;
  • de omvang van de omkadering die met de overheveling gepaard gaat, als er beslist wordt om omkadering over te hevelen.

Als de betrokken internaatsbesturen in de overeenkomst opnemen dat er personeelsleden worden overgenomen bij de overheveling van de vestigingsplaats, gaan deze personeelsleden – op voorwaarde dat ze daar zelf voor kiezen - over naar het internaatsbestuur dat de vestigingsplaats overneemt. Het tijdelijke personeelslid dat vrijwillig kiest voor dergelijke overstap wordt tijdelijk personeelslid van het internaatsbestuur dat de vestigingsplaats overneemt ten belope van de opdracht waarvoor hij bij zijn nieuwe internaatsbestuur wordt aangesteld.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het onderwijsinternaat dat wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het internaatsbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

Als een scholengroep van het gemeenschapsonderwijs een vestigingsplaats van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het gesubsidieerd onderwijs beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die de vestigingsplaats overneemt.

Als een internaatsbestuur van het gesubsidieerd onderwijs een vestigingsplaats van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het internaatsbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het internaatsbestuur dat de vestigingsplaats overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep of het internaatsbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

8.1.5.2. Overname van een onderwijsinternaat in het gemeenschapsonderwijs

Bij de overname van een onderwijsinternaat door een andere scholengroep, gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve verblijfsdag van juni van het onderwijsinternaat dat wordt overgenomen als tijdelijk personeelslid over naar de scholengroep die het onderwijsinternaat overneemt.

Bij de overname van een onderwijsinternaat van een internaatsbestuur van het gesubsidieerd onderwijs gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve verblijfsdag van juni van het onderwijsinternaat dat wordt overgenomen, als tijdelijk personeelslid over naar de scholengroep die het onderwijsinternaat overneemt als ze daar zelf om verzoeken.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het onderwijsinternaat dat wordt overgenomen, worden beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij de scholengroep die het onderwijsinternaat overneemt.

Als een scholengroep een onderwijsinternaat van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het gesubsidieerd onderwijs beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die het onderwijsinternaat overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het internaatsbestuur dat het onderwijsinternaat overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep die het onderwijsinternaat overneemt.

8.1.5.3. Overname van een onderwijsinternaat in het gesubsidieerd onderwijs

Bij de overname van een onderwijsinternaat door een ander internaatsbestuur gaan de tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve verblijfsdag van juni van het onderwijsinternaat dat wordt overgenomen als tijdelijk personeelslid over naar het internaatsbestuur dat het onderwijsinternaat overneemt.

Als het onderwijsinternaat dat overgenomen wordt tot een ander net behoort dan datgene waartoe het na de overname zal behoren, kan een tijdelijk personeelslid weigeren om over te stappen naar het andere internaatsbestuur.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het onderwijsinternaat dat wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het internaatsbestuur dat het onderwijsinternaat overneemt.

Als een internaatsbestuur een onderwijsinternaat van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het internaatsbestuur dat het onderwijsinternaat overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij het internaatsbestuur dat het onderwijsinternaat overlaat, geldt bij het internaatsbestuur dat het onderwijsinternaat overneemt.

8.1.6. Praktische schikkingen

De gegevens die u bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur aan uw dossierspecialist personeel moet meedelen, vindt u terug in de omzendbrief Indiensttreding van een tijdelijk personeelslid in het onderwijs: mededeling aan het ministerie van Onderwijs en vorming (PERS/2005/09 van 29-06-2005).

8.2. TIJDELIJKE AANSTELLING VAN DOORLOPENDE DUUR (TADD)

Een tijdelijk personeelslid kan het recht verwerven op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) als hij aan een aantal specifieke voorwaarden voldoet.

Het recht op TADD houdt in dat het personeelslid bij voorrang een tijdelijke aanstelling kan krijgen t.o.v. andere tijdelijke personeelsleden die niet aan deze voorwaarden voldoen.

De tijdelijke aanstelling van doorlopende duur loopt over de schooljaren heen en is mogelijk in een vacante betrekking en in een niet-vacante betrekking.

Daarnaast is een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur eveneens een voorwaarde voor vaste benoeming in een wervingsambt. De omzendbrief 29/11/1999 - 13CC/VB/ml - Vaste benoeming - Procedure, voorwaarden en mededeling aan het departement Onderwijs gaat hier dieper op in.

Het recht op een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur is van toepassing op betrekkingen in een wervingsambt in de instellingen en personeelscategorieën vermeld onder punt 8.

8.2.1. Voorwaarden

Een tijdelijk personeelslid moet aan de volgende voorwaarden voldoen om voor een wervingsambt het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur te verwerven:

  • uiterlijk op 30 juni minstens 290 dagen dienstanciënniteit verwerven, waarvan 200 dagen effectief moeten gepresteerd zijn (zie punt 8.2.1.1);
  • uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin het personeelslid de vereiste dienstanciënniteit heeft verworven, voor de gepresteerde diensten in het onderwijsinternaat een positieve beoordeling hebben gekregen van de eerste evaluator (zie punt 8.2.1.2).

8.2.1.1. Voorwaarde betreffende dienstanciënniteit

Om het recht op TADD te kunnen laten gelden moet het tijdelijke personeelslid een dienstanciënniteit verworven hebben van ten minste 290 dagen.

Van deze 290 dagen moeten er daarenboven minstens 200 dagen effectief gepresteerd zijn.

8.2.1.1.1. Berekening van de dienstanciënniteit

Een personeelslid moet ten minste 290 dagen dienstanciënniteit hebben opgebouwd om een recht op TADD te verwerven. Van deze 290 dagen moeten er 200 effectief gepresteerd zijn. Hierna gaan we dieper in op de principes die van toepassing zijn bij de berekening van de dienstanciënniteit.

Bij de berekening van de dienstanciënniteit is het ambt waarin het personeelslid de diensten presteert van belang.

8.2.1.1.1.1. Per ambt

De dienstanciënniteit geldt steeds per ambt. Om het recht op TADD te verwerven voor een bepaald ambt moet de dienstanciënniteit verworven zijn in dit specifieke ambt.

De diensten die werden gepresteerd in verschillende ambten kunnen in principe dus nooit worden samengeteld.

De diensten die een personeelslid opbouwt in een wervingsambt van het ondersteunend personeel (administratief medewerker of internaatsmedewerker) komen in aanmerking als diensten voor het desbetreffende ambt, ook als een personeelslid prestaties heeft verricht in betrekkingen met verschillende diplomaniveaus en met verschillende omkaderingsrekeneenheden of salarisschalen.

Voorbeelden

Een tijdelijk personeelslid is aangesteld in het ambt van administratief medewerker in een betrekking van tenminste HSO voor 12/36 en in een betrekking van ten minste bachelor voor 9/36.

De diensten die het personeelslid in beide betrekkingen opbouwt, komen in aanmerking voor de verwerving van het recht op TADD in het ambt van administratief medewerker en tellen dus mee voor 21/32.

Een tijdelijk personeelslid is aangesteld in het ambt van internaatsmedewerker in een betrekking van tenminste HSO voor 18/36 en in een betrekking van ten minste bachelor voor 9/36.

De diensten die het personeelslid in beide betrekkingen opbouwt, komen in aanmerking voor de verwerving van het recht op TADD in het ambt van internaatsmedewerker en tellen dus mee voor 27/36.

8.2.1.1.2. Berekeningswijze

Het personeelslid moet minstens 290 dagen dienstanciënniteit hebben verworven, waarvan er 200 dagen effectief gepresteerd zijn.

290 dagen dienstanciënniteit

De 290 dagen dienstanciënniteit worden berekend volgens artikel 4 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 6 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.

De dienstanciënniteit omvat alle kalenderdagen met inbegrip van zaterdagen, zondagen, wettelijke verlofdagen, schoolvakanties en verloven die gelijkgesteld zijn met dienstactiviteit, die binnen de periode van aanstelling van het tijdelijke personeelslid vallen.

Het aantal dagen mag hier echter niet worden vermenigvuldigd met 1,2.

Diensten met onvolledige prestaties worden op dezelfde manier in aanmerking genomen als diensten met volledige prestaties, op voorwaarde dat de prestaties ten minste de helft bedragen van het aantal uren vereist voor een betrekking met volledige prestaties.

Het aantal dagen gepresteerd in een betrekking die minder dan de helft bedraagt van het aantal uren vereist voor een betrekking met volledige prestaties, wordt gedeeld door twee.

De diensten moeten gepresteerd zijn in hoofdambt.

200 dagen effectief gepresteerd

Deze berekening verloopt op dezelfde wijze als de berekening van de 290 dagen dienstanciënniteit, met dit verschil dat hier enkel de periodes in aanmerking worden genomen waarin het personeelslid effectieve prestaties heeft verricht.

Onder effectieve prestaties wordt verstaan: alle kalenderdagen met inbegrip van zaterdagen, zondagen, wettelijke verlofdagen en schoolvakanties die binnen de periode van aanstelling vallen.

Periodes van ziekteverlof, omstandigheidsverlof, enz. komen bijgevolg niet in aanmerking voor de berekening van de effectieve prestaties.

Om het recht op TADD te bepalen, worden de volgende periodes wel meegerekend voor de vaststelling van de 200 dagen effectieve prestaties en dit tot een maximum van 70 dagen:

  • het zwangerschapsverlof;
  • de periode van verwijdering uit een risico in het kader van de bedreiging door een beroepsziekte;
  • de periode van moederschapsbescherming.

Uiteraard moeten deze dagen binnen de aanstellingsperiode van het personeelslid vallen.

Tijdelijke personeelsleden die aangesteld zijn in de periode 1 september - 30 juni kunnen maximaal 303 (of 304 in een schrikkeljaar) dagen dienstanciënniteit per schooljaar verwerven. Tijdelijke personeelsleden die aangesteld zijn tot 31 augustus kunnen maximaal 360 dagen dienstanciënniteit per schooljaar verwerven. Hou er wel rekening mee dat om het recht op TADD te verwerven, de dienstanciënniteit steeds uiterlijk op 30 juni van het schooljaar wordt bekeken.

8.2.1.1.3. Berekeningsdatum

De dienstanciënniteit wordt vastgesteld op 30 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin het personeelslid het recht laat gelden.

Dit betekent dat om op 1 september het recht op een TADD te kunnen inroepen, het personeelslid de vereiste 290 en 200 dagen ten laatste moet verworven hebben op 30 juni van het voorgaande schooljaar.

8.2.1.1.4. Waar moet de dienstanciënniteit gepresteerd zijn?

Niet alle gepresteerde diensten tellen mee om het recht op TADD te verwerven. Het is belangrijk om na te gaan in welke onderwijsinternaten en bij welk internaatsbestuur de diensten gepresteerd werden.

Voor het recht op TADD in een onderwijsinternaat komen alleen de prestaties in aanmerking die het personeelslid heeft gepresteerd in onderwijsinternaten van dezelfde scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of in onderwijsinternaten van hetzelfde internaatsbestuur (gesubsidieerd onderwijs).

8.2.1.2. De beoordeling

Om het recht op TADD te verwerven, zal een tijdelijk personeelslid naast de vereiste dienstanciënniteit (zie punt 8.2.1.1) uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij in een onderwijsinternaat of onderwijsinternaten die dienstanciënniteit verwerft een positieve beoordeling moeten krijgen van zijn eerste evaluator (zie punt 8.2.1.2).

De eerste evaluator kan drie vormen van beoordeling hanteren: een positieve beoordeling, een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling.

8.2.1.2.1. De positieve beoordeling

Als de eerste evaluator oordeelt dat het personeelslid voldoet, geeft de eerste evaluator aan het tijdelijke personeelslid bij het bereiken van de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD - en uiterlijk op 30 juni van dat schooljaar - een positieve beoordeling.

De positieve beoordeling houdt in dat het personeelslid de dienstanciënniteit die hij in het ambt in het onderwijsinternaat heeft verworven in aanmerking kan nemen om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD (zie punt 8.2.1.1).

Als het tijdelijke personeelslid uiterlijk op 30 juni van het schooljaar waarin hij de vereiste dienstanciënniteit voor het recht op TADD verwerft (zie punt 8.2.1.1) geen beoordeling heeft gekregen, dan is het alsof het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen. Dit houdt dan in dat het personeelslid de prestaties die hij in het onderwijsinternaat in het ambt heeft verworven kan aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Ook de dienstanciënniteit die het personeelslid verworven heeft in het onderwijsinternaat of de onderwijsinternaten van hetzelfde internaatsbestuur waar hij uiterlijk 30 juni geen beoordeling heeft gekregen, komt in aanmerking voor deze kandidaatstelling voor het recht op TADD.

Krijgt het personeelslid uiterlijk 30 juni een andere beoordeling – een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling – dan kan het personeelslid de dienstanciënniteit waarvoor die beoordeling geldt nog niet aanwenden om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD. Dat zal dan slechts mogelijk zijn onder bepaalde voorwaarden (zie punt 8.2.1.2.2 en 8.2.1.2.3).

8.2.1.2.2. De beoordeling met werkpunten

De eerste evaluator kan ook oordelen dat het personeelslid nog niet klaar is om het recht op TADD te verwerven, omdat hij nog werkpunten heeft waarvoor hij zich moet inzetten en waarvoor bijkomende begeleiding nodig is. Hij kent dan aan het personeelslid een beoordeling met werkpunten toe. De eerste evaluator maakt dan een verslag op waarin hij deze beslissing en de werkpunten opneemt, samen met het traject dat het tijdelijke personeelslid tijdens de aanvangsbegeleiding heeft afgelegd.

Een beoordeling met werkpunten heeft tot gevolg dat het personeelslid de dienstanciënniteit die hij in het onderwijsinternaat in het ambt heeft verworven niet in aanmerking kan nemen om zich kandidaat te stellen voor het recht op TADD.

Als het personeelslid het niet eens is met deze beoordeling met werkpunten kan hij verhaal halen bij het internaatsbestuur. Het internaatsbestuur gaat na of de beoordeling met werkpunten redelijk is en dit het uitstel van het recht op TADD rechtvaardigt. Het internaatsbestuur kan de beoordeling met werkpunten enkel bevestigen of vernietigen. Als een van de betrokken partijen aan het internaatsbestuur vraagt om gehoord te worden, hoort het internaatsbestuur zowel het betrokken personeelslid als de eerste evaluator voordat het een beslissing neemt.

Een personeelslid dat een beoordeling met werkpunten heeft gekregen, heeft het daaropvolgende schooljaar of later in het ambt waarvoor hij de beoordeling met werkpunten kreeg, recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in een onderwijsinternaat van het internaatsbestuur. Dit moet toelaten dat het personeelslid ook effectief de vastgestelde werkpunten kan aanpakken en zo toch nog het recht op TADD kan verwerven. Dit recht op een nieuwe aanstelling van bepaalde duur geldt weliswaar slechts t.a.v. andere tijdelijke personeelsleden die voor bepaalde duur worden aangesteld. Het internaatsbestuur kan dit recht op een tijdelijke aanstelling van een tijdelijk personeelslid met werkpunten dan ook pas toepassen nadat bij het begin van het schooljaar de gangbare verdeling van betrekkingen wordt toegepast in volgende volgorde:

  • de vastbenoemde personeelsleden een betrekking toewijzen;
  • de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling toepassen;
  • de personeelsleden met het recht op TADD in dienst houden of een aanstelling geven.

Zijn er na die verplichtingen nog vacatures toe te wijzen, dan moeten die bij voorrang gaan naar de tijdelijke personeelsleden met een beoordeling met werkpunten.

Het tijdelijke personeelslid verliest dit recht op een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur in het betrokken ambt als hij vanaf het ogenblik waarop hij de beoordeling met werkpunten heeft gekregen vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in een of meer onderwijsinternaten van het internaatsbestuur.

Als een tijdelijk personeelslid na de beoordeling met werkpunten in een onderwijsinternaat van het internaatsbestuur opnieuw een tijdelijke aanstelling krijgt in een betrekking in het betrokken ambt, moet hij in dat ambt nog bijkomend 200 dagen effectieve prestaties extra verrichten om zich kandidaat te kunnen stellen voor het recht op TADD.

Tijdens deze bijkomende periode heeft het personeelslid recht op een aangepast traject van aanvangsbegeleiding, waarbij de focus ligt op de werkpunten die tijdens de beoordeling aan bod zijn gekomen en die in het verslag van de beoordeling met werkpunten zijn opgenomen. Bij het bereiken van de bijkomende 200 dagen effectieve prestaties kent de eerste evaluator uiterlijk op 30 juni van het schooljaar opnieuw een beoordeling toe. Hij kan dan kiezen uit twee mogelijkheden: een positieve beoordeling of een negatieve beoordeling.

Bij een positieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de in het onderwijsinternaat in het ambt verworven dienstanciënniteit aanwenden om zich kandidaat stellen voor het recht op TADD. Als het personeelslid van de eerste evaluator geen beoordeling krijgt, geldt dit als een positieve beoordeling.

Bij een negatieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de in het onderwijsinternaat in het ambt verworven dienstanciënniteit niet aanwenden om zich kandidaat stellen voor het recht op TADD (zie punt 8.2.1.2.3).

8.2.1.2.3. De negatieve beoordeling

De derde vorm van beoordeling die de eerste evaluator kan toekennen, is een negatieve beoordeling. De eerste evaluator is dan van mening dat het tijdelijke personeelslid niet voldoet voor een nieuwe tijdelijke aanstelling en ook niet in aanmerking komt om het recht op TADD te verwerven.

Als het personeelslid het niet eens is met deze negatieve beoordeling kan hij verhaal halen bij het internaatsbestuur. Het internaatsbestuur gaat na of de negatieve beoordeling redelijk is en dit het weigeren van het recht op TADD rechtvaardigt. Het internaatsbestuur kan de negatieve beoordeling enkel bevestigen of vernietigen. Als een van de betrokken partijen aan het internaatsbestuur vraagt om gehoord te worden, hoort het internaatsbestuur zowel het betrokken personeelslid als de eerste evaluator voordat het een beslissing neemt.

Bij een negatieve beoordeling kan het tijdelijke personeelslid de dienstanciënniteit die hij in het onderwijsinternaat in het ambt heeft verworven, niet aanwenden om zich bij het internaatsbestuur kandidaat te stellen voor het recht op TADD in het ambt in kwestie. Het personeelslid kan in dit onderwijsinternaat het recht op TADD ook niet inroepen via de dienstanciënniteit die hij heeft verworven in andere onderwijsinternaten van hetzelfde internaatsbestuur.

Pas als het personeelslid opnieuw een tijdelijke aanstelling krijgt in het onderwijsinternaat komt de eerder in dat onderwijsinternaat verworven dienstanciënniteit weer in aanmerking voor het recht op TADD. De negatieve beoordeling houdt dus niet in dat het personeelslid zich nadien in het onderwijsinternaat waar hij deze beoordeling heeft gekregen, niet meer kan kandidaat stellen voor een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur.

Als de directeur (in het gemeenschapsonderwijs) of het internaatsbestuur (in het gesubsidieerd onderwijs) beslist om een personeelslid, dat eerder van de eerste evaluator een negatieve beoordeling heeft gekregen voor de prestaties die hij in een ambt in het onderwijsinternaat heeft verricht en zich later opnieuw kandidaat stelt voor een tijdelijke aanstelling in dat onderwijsinternaat, in dat onderwijsinternaat in het betrokken ambt een nieuwe tijdelijke aanstelling van bepaalde duur toe te wijzen, dan wordt de eerdere negatieve beoordeling omgezet in een beoordeling met werkpunten. Het personeelslid moet dan in het betrokken ambt in het onderwijsinternaat bijkomend 200 dagen effectieve dagen presteren, onder de voorwaarden die gelden t.a.v. een beoordeling met werkpunten, voordat hij in aanmerking komt voor het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (zie punt 8.2.1.2.2).

8.2.1.2.4. Lokale afspraken over de beoordeling

In het bevoegde lokale comité kunnen op het niveau van het internaatsbestuur afspraken worden gemaakt over de beoordeling.

Deze afspraken kunnen gaan over de wijze waarop het instrument van beoordeling binnen de onderwijsinternaten van het internaatsbestuur wordt gehanteerd (bv. afstemmen van de beoordeling als een tijdelijk personeelslid in meerdere onderwijsinternaten presteert, opvolgen van de tijdelijke personeelsleden via uitwisseling van informatie, aanstellen van een personeelslid met een beoordeling met werkpunten, …). Deze afspraken kunnen weliswaar nooit afbreuk doen aan de decretale bepalingen met betrekking tot het verwerven van het recht op TADD.

Ongeacht de afspraken die op lokaal vlak gemaakt worden, moet bij de toekenning van een beoordeling alleszins rekening gehouden worden met de volgende principes:

- als een tijdelijk personeelslid gespreid over meerdere schooljaren in eenzelfde ambt voor bepaalde duur is aangesteld in een of meer onderwijsinternaten van het internaatsbestuur, kan aan dat personeelslid door een of meer eerste evaluatoren gedurende die opeenvolgende schooljaren slechts twee maal een negatieve beoordeling of combinatie van een beoordeling met werkpunten en negatieve beoordeling worden toegekend. Dat betekent dat als het personeelslid in een onderwijsinternaat van het internaatsbestuur opnieuw tijdelijk wordt aangesteld voor bepaalde duur in een ambt waarvoor hij eerder al twee negatieve beoordelingen heeft gekregen, ofwel een beoordeling met werkpunten gevolgd door een negatieve beoordeling heeft gekregen, ofwel een negatieve beoordeling gevolgd door een beoordeling met werkpunten heeft gekregen, dan kan de eerste evaluator in een onderwijsinternaat in dat ambt geen derde beoordeling meer geven als dat een negatieve beoordeling of een beoordeling met werkpunten zou zijn. Als de eerste evaluator van dit tijdelijke personeelslid dan van mening is dat het personeelslid niet in aanmerking komt voor een nieuwe of een verdere tijdelijke aanstelling, dan kan hij dit enkel verhinderen via de procedure van een evaluatie met eindconclusie onvoldoende;

- als een tijdelijk personeelslid in hetzelfde ambt een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur heeft in meerdere onderwijsinternaten van het internaatsbestuur, dan tellen alle negatieve beoordelingen en beoordelingen met werkpunten die in hetzelfde schooljaar zijn toegekend voor de toepassing van het hiervoor vermelde principe samen slechts als één beoordeling.

Voorbeelden

Voorbeeld 1

Een tijdelijk personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2023-2024 een TABD-aanstelling in het ambt van internaatsmedewerker voor 24/36 in onderwijsinternaat A van internaatsbestuur X. Dit personeelslid krijgt van de eerste evaluator op 30 juni 2024 in onderwijsinternaat A een negatieve beoordeling.

Het personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2024-2025 een TABD-aanstelling in het ambt van internaatsmedewerker voor 18/36 in onderwijsinternaat B van internaatsbestuur X. Dit personeelslid krijgt van de eerste evaluator in onderwijsinternaat B op 30 juni 2025 een negatieve beoordeling.

Als dit personeelslid in het ambt van internaatsmedewerker opnieuw een TABD-aanstelling krijgt op of na 1 september 2025 in een onderwijsinternaat van hetzelfde internaatsbestuur X en de eerste evaluator is ook dan van mening dat het personeelslid niet geschikt is voor een verdere tijdelijke aanstelling, dan kan hij geen negatieve beoordeling of beoordeling met werkpunten meer toekennen. De eerste evaluator moet dan gebruik maken van de evaluatieprocedure en desgevallend een evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” toekennen.

Voorbeeld 2

Een tijdelijk personeelslid heeft tijdens het schooljaar 2023-2024 een TABD-aanstelling in het ambt van internaatsmedewerker voor 18/36 in onderwijsinternaat A van internaatsbestuur X en krijgt van de eerste evaluator op 30 juni 2024 een negatieve beoordeling.

Dit tijdelijke personeelslid heeft in hetzelfde schooljaar 2023-2024 eveneens een TABD-aanstelling in het ambt van internaatsmedewerker voor 18/36 in onderwijsinternaat B van internaatsbestuur X. Daar krijgt het personeelslid van de eerste evaluator een beoordeling met werkpunten.

Kan dit personeelslid het daaropvolgende schooljaar bij een nieuwe TABD-aanstelling in het ambt van internaatsmedewerker in een onderwijsinternaat van internaatsbestuur X nog een beoordeling met werkpunten of een negatieve beoordeling krijgen?

Ja, want de negatieve beoordeling en de beoordeling met werkpunten die zijn toegekend tijdens hetzelfde schooljaar 2023-2024 tellen in dit geval als 1 beoordeling voor het ambt van internaatsmedewerker. Het personeelslid kan het volgende schooljaar of later dus nog een negatieve beoordeling bij een TABD-aanstelling in het ambt van internaatsmedewerker in onderwijsinternaat A of B van internaatsbestuur X.

8.2.1.3. Kandidaatstelling en ingangsdatum

Om beroep te doen op zijn recht op TADD moet het personeelslid kandideren vóór 15 juni van het schooljaar waarin hij aan de gestelde voorwaarden voldoet.

Een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs kandideert bij de raad van bestuur van de scholengroep waar hij zijn recht op TADD wil laten gelden. Het personeelslid kan dat naar keuze doen via een aangetekende brief of op een wijze die door het college van directeurs, na onderhandeling in het bevoegde onderhandelingscomité, wordt vastgelegd. Als de scholengroep een eigen systeem van kandidaatstelling hanteert, moet dat systeem wat tegenstelbaarheid betreft minimaal dezelfde garanties bieden als een aangetekende brief. De raad van bestuur deelt de mogelijkheden van mededeling van de kandidaatstelling mee aan alle personeelsleden en maakt dit ook openbaar.

Een personeelslid van het gesubsidieerd onderwijs kandideert bij het internaatsbestuur waar hij zijn recht op TADD wil laten gelden. Het personeelslid kan dat naar keuze doen via een aangetekende brief of op een wijze die door het internaatsbestuur, na onderhandeling in het bevoegde onderhandelingscomité, wordt vastgelegd. Als het internaatsbestuur een eigen systeem van kandidaatstelling hanteert, moet dat systeem wat tegenstelbaarheid betreft minimaal dezelfde garanties bieden als een aangetekende brief. Het internaatsbestuur deelt de mogelijkheden van mededeling van de kandidaatstelling mee aan alle personeelsleden en maakt dit ook openbaar.

Als de kandidaatstelling aan alle voorwaarden voldoet, geldt dit als een doorlopende kandidaatstelling voor het recht op TADD over de schooljaren heen. De kandidaatstelling blijft dus onmiddellijk over de schooljaren heen gelden, ook als het personeelslid geen TADD-aanstelling krijgt in het schooljaar volgend op de kandidaatstelling.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september volgend op de kandidaatstelling.

Om vanaf 1 september het recht op TADD te laten gelden, moet het personeelslid voor het ambt waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld:

  • op 30 juni van het voorafgaande schooljaar aan de voorwaarden betreffende dienstanciënniteit en beoordeling voldoen (zie punt 8.2.1.1 en 8.2.1.2);
  • en uiterlijk op 1 september van het schooljaar waarin hij het recht wil laten gelden, beschikken over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt.

Het personeelslid met een recht op TADD dat de betrekking niet effectief kan opnemen omwille van ziekte, arbeidsongeval of moederschapsrust, behoudt dit recht. Het personeelslid kan worden aangesteld en voor de duur van de afwezigheid volgens de geldende regels vervangen worden. Na de afwezigheid neemt het personeelslid de hem toegewezen betrekking effectief op.

8.2.1.4. Voorbeelden impact beoordeling

Voorbeeld 1

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld bij internaatsbestuur A in een onderwijsinternaat in een betrekking in het ambt van internaatsmedewerker (niveau bachelor) voor een volledig schooljaar voor 36/36.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid voor het ambt van internaatsmedewerker een dienstanciënniteit van 303 dagen, waarvan minstens 200 dagen effectief gepresteerd zijn.

Op 3 juni van het schooljaar krijgt het tijdelijke personeelslid van zijn eerste evaluator een positieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen als hij zich voor 15 juni van het schooljaar kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van het daaropvolgende schooljaar voor het ambt van internaatsmedewerker (niveau bachelor) in de onderwijsinternaten van internaatsbestuur A. Het personeelslid kan het recht op TADD ook inroepen t.a.v. betrekkingen op niveau HSO als hij bereid is bij een aanstelling in dergelijke betrekking het lagere salaris (HSO = lagere salarisschaal) te aanvaarden.

Voorbeeld 2

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld bij internaatsbestuur B in een onderwijsinternaat in een betrekking in het ambt van internaatsmedewerker (niveau HSO) voor een volledig schooljaar voor 32/36.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van internaatsmedewerker 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator een beoordeling met werkpunten.

Het personeelslid voldoet niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van internaatsmedewerker vermits hij een beoordeling met werkpunten heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties nog niet in aanmerking komen voor het recht op TADD.

Het personeelslid moet bijkomend 200 dagen effectieve prestaties verwerven als internaatsmedewerker om alsnog het recht op TADD te verwerven.

Dit personeelslid heeft daartoe tijdens het volgend schooljaar (schooljaar 2) of later recht op een nieuwe TABD-aanstelling.

Tijdens het schooljaar 2 wordt het personeelslid weer aangesteld in een betrekking van internaatsmedewerker voor 24/36 in een onderwijsinternaat van internaatsbestuur B en heeft op 30 juni van dat schooljaar2 de vereiste 200 dagen effectieve prestaties verworven.

Op 4 juni van het schooljaar 2 krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator een positieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet dan aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van internaatsmedewerker (niveau HSO) als hij zich voor 15 juni van het schooljaar 2 kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van schooljaar 3 voor het ambt van internaatsmedewerker (niveau HSO) in de onderwijsinternaten van internaatsbestuur B.

Voorbeeld 3

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld bij internaatsbestuur C in een onderwijsinternaat in een betrekking in het ambt van internaatsmedewerker (niveau bachelor) voor een volledig schooljaar voor 36/36.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van internaatsmedewerker 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator een negatieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van internaatsmedewerker vermits hij een negatieve beoordeling heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties niet in aanmerking komen voor het recht op TADD in het ambt van internaatsmedewerker in de onderwijsinternaten van internaatsbestuur C.

Voorbeeld 4

Een tijdelijk personeelslid is voor bepaalde duur aangesteld voor een volledig schooljaar in een betrekking van internaatsmedewerker (niveau HSO) voor een volledig schooljaar in twee onderwijsinternaten van hetzelfde internaatsbestuur D.

Het personeelslid oefent volgende opdrachten uit:

  • 18/36 internaatsmedewerker in onderwijsinternaat A;
  • 18/36 internaatsmedewerker in onderwijsinternaat B.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van internaatsmedewerker in onderwijsinternaat A 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 3 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in onderwijsinternaat A een positieve beoordeling.

Op 30 juni van het schooljaar heeft het personeelslid in het ambt van internaatsmedewerker in onderwijsinternaat B 303 dagen dienstanciënniteit opgebouwd, waarvan minstens 200 dagen effectief werden gepresteerd.

Op 5 juni van het schooljaar krijgt het personeelslid van zijn eerste evaluator in onderwijsinternaat B een negatieve beoordeling.

Het personeelslid voldoet in onderwijsinternaat B niet aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van internaatsmedewerker vermits hij een negatieve beoordeling heeft gekregen. Dat betekent dat de prestaties in onderwijsinternaat B niet in aanmerking komen voor het recht op TADD en dit in geen enkele van de onderwijsinternaten van het internaatsbestuur D.

Het personeelslid voldoet in onderwijsinternaat A wel aan de voorwaarden om het recht op TADD in te roepen voor het ambt van internaatsmedewerker als hij zich voor 15 juni van het schooljaar kandidaat stelt.

Het recht op TADD geldt vanaf 1 september van schooljaar 2 voor het ambt van internaatsmedewerker in de onderwijsinternaten van internaatsbestuur D, maar niet in onderwijsinternaat B want daar kreeg het personeelslid een negatieve beoordeling. Het personeelslid kan het recht op TADD dat hij in onderwijsinternaat A heeft verworven daarom ook niet aanwenden om in onderwijsinternaat B een TADD-aanstelling te claimen.

8.2.2. Waarvoor en waar geldt het recht op TADD?

Het recht op tijdelijke aanstelling van doorlopende duur geldt t.a.v. het ambt waarin en in het onderwijsinternaat of de onderwijsinternaten waarvoor het personeelslid het recht op TADD heeft verworven en voor elke vacante betrekking en niet-vacante betrekking in dat ambt.

Dat betekent dat een tijdelijk personeelslid het recht op TADD dus enkel kan inroepen in het onderwijsinternaat of de onderwijsinternaten waar het personeelslid een positieve beoordeling heeft gekregen voor de prestaties die het personeelslid in dat onderwijsinternaat of die onderwijsinternaten presteerde. Het recht op TADD geldt daarnaast ook in het onderwijsinternaat of de onderwijsinternaten waar het personeelslid op 30 juni geen beoordeling heeft gekregen of geen prestaties heeft geleverd.

Zowel tijdelijke personeelsleden als deeltijds vastbenoemde personeelsleden kunnen het recht op TADD laten gelden op elke vacature die in de loop van het schooljaar ontstaat.

Dit geldt niet als het personeelslid al als titularis is aangesteld voor een voltijdse betrekking in het ambt waarvoor hij het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur heeft verworven.

Opgelet
Het recht op TADD geldt niet voor een tijdelijke aanstelling in volgende situaties:

- Uitbreiding van TADD bij langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen

Een personeelslid dat de goedkeuring heeft gekregen om een langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen op te nemen, kan geen uitbreiding van zijn tijdelijke aanstelling krijgen vergeleken met de toestand aan de vooravond van het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen. Dit principe geldt eveneens voor een personeelslid dat met langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen is en het recht op tijdelijke aanstelling met doorlopende duur (TADD) heeft of tijdens zijn langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen het recht op TADD vergaart. Dit personeelslid kan dit recht op TADD slechts inroepen voor een tijdelijke aanstelling die beperkt is tot het volume van zijn tijdelijke aanstelling aan de vooravond van het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen.
Meer informatie over dit verlof vindt u in de omzendbrief PERS/2007/07 van 21-09-2007- Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.

- Tijdelijke aanstelling via verlof TAO

Een vastbenoemd personeelslid kan niet voor doorlopende duur worden aangesteld in de opdracht die hij via het verlof TAO (tijdelijk andere opdracht) in een wervingsambt uitoefent. Het personeelslid verwerft wel dienstanciënniteit in het ambt dat hij op deze wijze tijdelijk uitoefent. Het vastbenoemde personeelslid kan de dienstanciënniteit die hij via het verlof TAO heeft opgebouwd ook aanwenden om in het desbetreffende ambt het recht op TADD in te roepen. Het vastbenoemde personeelslid kan het recht op TADD enkel effectief uitoefenen als hij op het ogenblik dat hem een betrekking wordt aangeboden, bij zijn bestuur een afwezigheid voor verminderde prestaties (AVP) vraagt en krijgt. Op deze wijze oefent het personeelslid zijn recht op TADD uit als een ‘zuiver’ tijdelijk personeelslid.
Men mag in deze niet uit het oog verliezen dat het nemen van een AVP geen recht is. Het is dus mogelijk dat het personeelslid zijn recht op TADD niet kan uitoefenen als zijn bestuur de AVP niet toestaat.

Het recht geldt in alle onderwijsinternaten van de scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of het internaatsbestuur (gesubsidieerd onderwijs) waar het personeelslid zijn dienstanciënniteit heeft verworven.

Een personeelslid dat wordt aangesteld in het ambt van internaatsmedewerker of administratief medewerker kan onder het niveau van zijn hoogste bekwaamheidsbewijs worden aangesteld, meer informatie hierover vindt u terug in punt 6.2 van de omzendbrief Onderwijsinternaten - GD/2023/02 van 26/06/2023.

8.2.3. Verlies van het recht op TADD

Bepaalde omstandigheden in de loop van de onderwijsloopbaan kunnen ertoe leiden dat een tijdelijk personeelslid het recht op een aanstelling van doorlopende duur verliest. Dit verlies kan tijdelijk zijn, maar kan ook definitief zijn.

Bij tijdelijk verlies van het recht op TADD verliest het personeelslid het recht op TADD voor de duur van een schooljaar of kan hij voor een bepaalde periode het recht op een uitbreiding van zijn TADD verliezen.

Bij definitief verlies van het recht op TADD moet het personeelslid het recht op TADD opnieuw opbouwen en dus opnieuw de vereiste dienstanciënniteit verwerven.

In volgende situaties verliest een personeelslid het recht op TADD dat hij in een ambt heeft verworven.

1. Het personeelslid heeft vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten gepresteerd in de onderwijsinternaten van hetzelfde internaatsbestuur

Het personeelslid dat zijn recht op TADD heeft verworven in een onderwijsinternaat van een internaatsbestuur verliest dat recht op TADD als hij gedurende vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in de onderwijsinternaten van het internaatsbestuur.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid heeft in een onderwijsinternaat van een internaatsbestuur het recht op TADD opgebouwd, maar neemt op 1 september daaropvolgend geen TADD-aanstelling op in het onderwijsinternaat.

Gedurende de schooljaren X+1 tot en met het schooljaar X+5 levert het personeelslid geen enkele prestatie in een of meer onderwijsinternaten van het internaatsbestuur. Het personeelslid stelt zich in juni van het schooljaar x+5 kandidaat voor een tijdelijke aanstelling in een onderwijsinternaat van het internaatsbestuur. Het personeelslid kan op of na 1 september van het schooljaar X+5 echter alleen als TABD worden aangesteld. Het personeelslid heeft immers geen recht meer op TADD omdat het vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in de onderwijsinternaten van het internaatsbestuur.

Voor een tijdelijk personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven en dat op het ogenblik van de aanvang van de afwezigheid reeds een TADD-aanstelling heeft, geldt deze bepaling niet. Dit betekent dat het personeelslid ook na een afwezigheid van vijf opeenvolgende schooljaren zijn TADD-aanstelling behoudt en deze weer kan opnemen, tenzij de betrekking waarvan hij titularis was ondertussen volgens de geldende regelgeving aan een ander personeelslid moest worden toegewezen.

Voorbeeld

Een tijdelijk personeelslid heeft in een internaatsbestuur het recht op TADD opgebouwd en krijgt op 1 september een TADD-aanstelling in een betrekking in een onderwijsinternaat van het internaatsbestuur.

Het volgende schooljaar (X+1) behoudt het personeelslid in de betrekking zijn TADD-aanstelling, maar hij vraagt en krijgt op 1 september X+1 een AVP. Deze AVP wordt ook gedurende de schooljaren X+2 tot en met X+5 aangevraagd en toegekend. Tijdens deze periode van AVP oefent het personeelslid in de onderwijsinternaten van het internaatsbestuur geen enkele prestatie uit, maar hij behoudt wel de TADD-aanstelling in het onderwijsinternaat waar hij AVP neemt.

Op 31 augustus van schooljaar X+5 eindigt de AVP en op 1 september daaropvolgend neemt het personeelslid zijn betrekking in het onderwijsinternaat weer op.

Het personeelslid neemt op 1 september van schooljaar X+6 zijn betrekking weer op als TADD’er. Het personeelslid heeft weliswaar 5 opeenvolgende schooljaren geen prestaties verricht in het internaatsbestuur, maar doordat hij effectief een TADD-aanstelling had op het ogenblik dat zijn afwezigheid startte, verliest hij na de afwezigheid van 5 opeenvolgende schooljaren zijn TADD-aanstelling niet. De TADD-aanstelling is immers gedurende de afwezigheid verder blijven lopen omdat het personeelslid aangesteld bleef in de betrekking in kwestie.

Het verlies van TADD houdt in dat het personeelslid niet onmiddellijk het recht op TADD kan inroepen bij een nieuwe tijdelijke aanstelling. Dit houdt echter niet in dat het personeelslid zijn eerder verworven dienstanciënniteit niet meer kan aanwenden om het recht op TADD opnieuw te verwerven.

Het personeelslid kan zich na deze periode van 5 schooljaren voor 15 juni weer kandidaat stellen voor het recht op TADD het daaropvolgende schooljaar op basis van de eerder verworven dienstanciënniteit.

2. Het tijdelijke personeelslid stelt zich niet tijdig kandidaat

Een tijdelijk personeelslid dat niet voor 15 juni kandideert voor het recht op TADD in een ambt, kan het daaropvolgende schooljaar geen recht op TADD inroepen voor dat ambt.

Het tijdelijke personeelslid verliest op deze wijze het recht op TADD voor dat ambt voor de duur van een schooljaar. Dit geldt enkel als het personeelslid zich geen kandidaat heeft gesteld en ook nog geen TADD-aanstelling heeft gekregen voor het ambt in kwestie, vermits een kandidaatstelling voor TADD geldt als een permanente kandidaatstelling (zie punt 8.2.1.3).

3. Het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, krijgt een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende

Een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld en in een onderwijsinternaat voor een welbepaald ambt een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” krijgt, kan in afwachting van een nieuwe evaluatie geen aanspraak maken op een uitbreiding van zijn tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in dat onderwijsinternaat en voor het ambt in kwestie.

Meer informatie over evaluatie vindt u in de omzendbrief PERS/2007/09 van 29-10-2007 - Functiebeschrijving en evaluatie.

4. Het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, wordt door zijn internaatsbestuur ontslagen

Een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld en dat door zijn internaatsbestuur wordt ontslagen als gevolg van een tuchtmaatregel of na twee of drie definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende”, verliest zijn recht op TADD.

Meer informatie hierover vindt u in punt 8.2.5.2.

8.2.4. Administratieve en geldelijke toestand

8.2.4.1. Administratieve toestand

Net als bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur moet het internaatsbestuur ook de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur van een personeelslid schriftelijk vastleggen.

Meer informatie hierover vindt u in punt 8.1.3.1.

8.2.4.2. Geldelijke toestand

Net als bij een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur krijgt een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld, zowel in een vacante als in een niet-vacante betrekking, voor de duur van zijn aanstelling maandelijks een salaris.

Meer informatie hierover vindt u in punt 8.1.3.2.

8.2.4.3. Ziekteverlof

Het tijdelijke personeelslid dat is aangesteld voor doorlopende duur heeft tijdens een afwezigheid wegens ziekte binnen de periode van zijn aanstelling onder bepaalde voorwaarden recht op bezoldigd ziekteverlof.

Deze voorwaarden en de berekeningswijze van het recht op het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof vindt u terug in de omzendbrief - Het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding – PERS/2007/07 van 21-09-2007 (punt 2.2).

De tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur loopt in principe over de schooljaren heen. Voor een tijdelijk personeelslid met recht op TADD is er in principe dan ook geen nieuwe aanstelling nodig op 1 september van het daaropvolgend schooljaar. In dat geval wordt het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur aangesteld blijft ook beschouwd als zijnde effectief in dienst op deze datum. Dit betekent dat een tijdelijk personeelslid dat op 1 september voor doorlopende duur aangesteld blijft en op 1 september ziek wordt effectief door GAODI wordt bezoldigd, tenzij zijn recht op bezoldigd ziekteverlof is uitgeput. Bij uitputting van het recht op bezoldigd ziekteverlof zal het ziekenfonds instaan voor de bezoldiging.

Voorbeeld

Een personeelslid wordt tijdens het schooljaar 20XX-20YY aangesteld in een definitief vacante betrekking (ato 2) als tijdelijk aangesteld personeelslid van doorlopende duur. Het personeelslid wordt ziek op 1 september 20YY (volgend schooljaar). Dit ziekteverlof wordt bezoldigd op voorwaarde dat er nog genoeg recht op bezoldigd ziekteverlof aanwezig is.

Het personeelslid wordt immers geacht te voldoen aan de voorwaarde om zijn dienst effectief te hebben opgenomen.

Als het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op het einde van het schooljaar door het internaatsbestuur, schriftelijk en gemotiveerd, uit dienst werd gemeld en het personeelslid komt het volgende schooljaar op 1 september opnieuw in dienst bij hetzelfde internaatsbestuur dan gelden ook hier voormelde regels.

Als het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op het einde van het schooljaar door het internaatsbestuur, schriftelijk en gemotiveerd, uit dienst werd gemeld en het personeelslid komt het volgende schooljaar niet opnieuw in dienst op 1 september, dan gelden de regels voor een gewone tijdelijke aanstelling. Wordt het tijdelijke personeelslid pas in de loop van het schooljaar voor doorlopende duur aangesteld en is hij onmiddellijk afwezig wegens ziekte, dan wordt hij niet door AGODI bezoldigd, maar valt hij onmiddellijk ten laste van het ziekenfonds.

Voorbeeld

Een personeelslid was tijdens het schooljaar 20XX-20YY aangesteld in een niet-vacante betrekking (ato 1) als TADD. Het personeelslid wordt op 30-06-20YY uit dienst gemeld. Op 1 november 20YY wordt het personeelslid opnieuw aangesteld voor doorlopende duur in een vacante betrekking (ato 2). Het personeelslid wordt echter onmiddellijk ziek. Dit ziekteverlof wordt niet bezoldigd.

8.2.5. Einde van de tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur

De aanstelling van een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur kan worden beëindigd door een ontslag dat uitgaat van het internaatsbestuur of via een vrijwillig ontslag van het personeelslid zelf.

Daarnaast zijn er een aantal situaties – die vastgelegd zijn in de decreten rechtspositie – die automatisch een einde maken aan de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur. We spreken in dat geval niet over een ontslag, maar over een beëindiging van de tijdelijke aanstelling van rechtswege.

8.2.5.1. Einde van de tijdelijke aanstelling van rechtswege

De decreten rechtspositie bepalen dat er onder bepaalde omstandigheden van rechtswege een einde komt aan de tijdelijke aanstelling van een personeelslid.

Dit houdt in dat er onmiddellijk een einde aan de aanstelling komt en er geen opzegtermijn is voor het personeelslid.

Aandacht
Een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur eindigt niet van rechtswege op het einde van het schooljaar, maar loopt in principe door over de schooljaren heen.

Een tijdelijk personeelslid dat op het einde van het schooljaar voor doorlopende duur is aangesteld in een betrekking die op 1 september ongewijzigd behouden blijft, kan op 1 september niet worden verdrongen door een ander tijdelijk personeelslid, ook niet als dit tijdelijke personeelslid het recht op TADD heeft. Door het feit dat er een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur is die over de schooljaren heen loopt, ontstaat op 1 september immers geen vacature die aan een ander tijdelijk personeelslid kan worden aangeboden.

Volgende redenen leiden onmiddellijk tot een einde van de tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur.

1. De terugkeer van de titularis van de betrekking

Als de titularis van de betrekking terugkeert uit zijn afwezigheid komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid dat in die betrekking als vervanger is aangesteld.

2. De betrekking wordt aan een ander personeelslid toegewezen

- omwille van de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling

Als het internaatsbestuur in het kader van de verplichtingen betreffende reaffectatie of wedertewerkstelling de betrekking moet toekennen aan een vastbenoemd personeelslid dat ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

- door toewijzing van een affectatie, een mutatie of een vaste benoeming van een ander personeelslid

Als het internaatsbestuur een vastbenoemd personeelslid in de betrekking muteert

of affecteert, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Als het internaatsbestuur op 1 januari een ander personeelslid in de betrekking vast benoemt, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

3. Het tijdelijke personeelslid wordt zelf vast benoemd

Als het internaatsbestuur het tijdelijke personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld op 1 januari een vaste benoeming toekent, eindigt zijn tijdelijke aanstelling van doorlopende duur voor het volume waarvoor hij vast benoemd wordt.

4. De betrekking kan niet langer gefinancierd of gesubsidieerd worden

Als de betrekking niet meer financierbaar of subsidieerbaar is, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

5. Het personeelslid voldoet niet (meer) aan de aanstellingsvoorwaarden

Als na de aanstelling van het tijdelijke personeelslid blijkt dat hij niet (meer) voldoet aan een of meer van de aanstellingsvoorwaarden, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Voorbeeld

Het personeelslid wordt strafrechtelijk veroordeeld en deze veroordeling leidt tot het tijdelijke of definitief verlies van zijn burgerlijke en politieke rechten. Dit personeelslid voldoet vanaf dat ogenblik niet meer aan de aanstellingsvoorwaarde die stelt dat hij de burgerlijke en politiek rechten moet genieten.

6. Bij het bereiken van de leeftijdsgrens

Als het tijdelijke personeelslid de leeftijdsgrens bereikt die leidt tot pensionering, komt er op het einde van dat schooljaar een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

Op deze regel geldt een uitzondering, zodat een personeelslid ook na het bereiken van de leeftijdsgrens een tijdelijke aanstelling kan behouden.

Meer informatie over deze maatregelen vindt u in de omzendbrief Langer werken dan de wettelijke pensioenleeftijd (PERS/2012/05 van 30-07-2012).

7. Bij de definitieve pensionering van het personeelslid

Op het ogenblik dat het tijdelijke personeelslid met pensioen gaat, komt er een einde aan de aanstelling van het tijdelijke personeelslid in die betrekking.

8.2.5.2. Einde van de tijdelijke aanstelling door ontslag

Voor het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur gelden dezelfde ontslagmogelijkheden als voor vastbenoemde personeelsleden.

Dit betekent dat een internaatsbestuur een tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld niet kan ontslaan met een opzeggingstermijn van dertig kalenderdagen en ook niet kan ontslaan wegens dringende redenen.

De redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid dat is aangesteld voor doorlopende duur zijn:

  • als gevolg van een tuchtmaatregel van zijn internaatsbestuur;
  • na twee of drie definitieve evaluaties met eindconclusies “onvoldoende”;
  • wegens vrijwillig ontslag;
  • wegens definitieve ambtsneerlegging.

1. Ontslag of afzetting omwille van een tuchtmaatregel

Een internaatsbestuur kan een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur ontslaan of afzetten bij wijze van tuchtmaatregel.

Deze tuchtmaatregel volgt uit een tuchtprocedure die door het internaatsbestuur wordt opgestart.

U vindt meer informatie over de tuchtregeling voor het gemeenschapsonderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 60bis en volgende) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 63bis en volgende).

Het ontslag of de afzetting bij tuchtmaatregel gaat niet gepaard met een opzeggingstermijn voor het tijdelijke personeelslid.

Een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur en dat door zijn internaatsbestuur als gevolg van een tuchtmaatregel wordt ontslagen uit zijn ambt, kan voor dat ambt geen beroep meer doen op de diensten die hij voor dat ontslag heeft verworven.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt dus niet meer in aanmerking voor het recht op TADD in de onderwijsinternaten van de scholengroep (gemeenschapsonderwijs) of van het internaatsbestuur (gesubsidieerd onderwijs).

Aandacht

Als het personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in een onderwijsinternaat van het internaatsbestuur waar hij eerder werd ontslagen of afgezet omwille van een tuchtmaatregel, moet het personeelslid opnieuw alle vereiste dienstanciënniteit opbouwen om het recht op TADD te verkrijgen en een positieve beoordeling krijgen (zie punt 8.2.1.1 en 8.2.1.2).

2. Ontslag na twee of drie evaluaties met eindconclusie “onvoldoende”

Een internaatsbestuur moet een tijdelijk personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur ontslaan als het in een onderwijsinternaat voor een bepaald ambt ofwel twee opeenvolgende definitieve evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" heeft gekregen, ofwel drie definitieve evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" heeft gekregen in zijn loopbaan. Het ontslag geldt voor het ambt in het onderwijsinternaat waarop de evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" betrekking hebben.

Het internaatsbestuur deelt het ontslag aan het personeelslid mee via een aangetekende brief of via een gerechtsdeurwaarderexploot.

Als het internaatsbestuur het ontslag via aangetekende brief meedeelt, heeft het ontslag uitwerking op de derde werkdag na verzending van de brief.

Een ontslag dat bij gerechtsdeurwaarderexploot wordt meegedeeld, heeft onmiddellijke uitwerking.

Dit ontslag gaat niet gepaard met een opzeggingstermijn voor het tijdelijke personeelslid.

Een personeelslid dat tijdelijk aangesteld is voor doorlopende duur en ontslagen wordt na twee opeenvolgende definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende” of na of drie definitieve evaluaties met eindconclusie “onvoldoende” gedurende de ganse loopbaan, verliest het recht op TADD in het onderwijsinternaat en voor het ambt waar het ontslag op slaat.

Het personeelslid kan daarenboven voor het recht op TADD in dat ambt ook geen beroep meer doen op de diensten die hij voor dat ontslag heeft verworven in het onderwijsinternaat waar hij is ontslagen.

De dienstanciënniteit die het personeelslid in het ambt in het onderwijsinternaat waar het ontslag op slaat heeft vergaard tot op het ogenblik van het ontslag, komt dus niet meer in aanmerking voor het recht op TADD.

Het personeelslid kan in het onderwijsinternaat waar hij werd ontslagen het recht op TADD ook niet inroepen via dienstanciënniteit die hij in andere onderwijsinternaten van het internaatsbestuur heeft gepresteerd.

Aandacht

1. Het ontslag heeft enkel gevolgen t.a.v. het ambt en het onderwijsinternaat waar het personeelslid wordt ontslagen. Het ontslag heeft dus geen invloed op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in andere onderwijsinternaten van het internaatsbestuur.
Het personeelslid behoudt na dit ontslag wel de dienstanciënniteit die hij eventueel heeft verworven in andere onderwijsinternaten van het internaatsbestuur en hij kan die aanwenden om in die andere onderwijsinternaten het recht op TADD in te roepen, maar niet in het onderwijsinternaat waar hij werd ontslagen.

2. Als het personeelslid na zijn ontslag opnieuw wordt aangesteld in het onderwijsinternaat waar het eerder werd ontslagen na een definitieve evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” in het desbetreffende ambt, kan hij voor dat ambt opnieuw een beroep doen op alle eerder gepresteerde diensten. Het ontslag wordt dan t.a.v. de eerder gepresteerde diensten als niet bestaande beschouwd.

Meer informatie over het evaluatiesysteem vindt u in de omzendbrief PERS/2007/09 van 29-10-2007 - Functiebeschrijving en evaluatie.

3. Vrijwillig ontslag door het tijdelijke personeelslid

Het tijdelijke personeelslid dat aangesteld is voor doorlopende duur kan zelf vrijwillig ontslag nemen.

Bij dit ontslag hoort een opzeggingstermijn van 15 kalenderdagen.

Het personeelslid meldt dit ontslag schriftelijk aan zijn directeur (gemeenschapsonderwijs) of aan zijn internaatsbestuur (gesubsidieerd onderwijs) en vermeldt daarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn. De directeur (gemeenschapsonderwijs) of het internaatsbestuur (gesubsidieerd onderwijs) neemt kennis van dit ontslag door een duplicaat van deze melding te ondertekenen. Het personeelslid kan zijn ontslag ook via aangetekende brief, die uitwerking heeft op de derde werkdag na verzending, of via een gerechtsdeurwaardersexploot meedelen.

De opzeggingstermijn van 15 kalenderdagen kan in onderling overleg tussen het personeelslid en de directeur (gemeenschapsonderwijs) of het internaatsbestuur (gesubsidieerd onderwijs) ingekort worden. Die instemming blijkt uit een geschrift dat de effectieve datum van de stopzetting van de opdracht vermeldt en dat beide partijen ondertekenen.

Een vrijwillig ontslag heeft geen impact op het recht op TADD dat het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het ambt bij het internaatsbestuur. Als het tijdelijke personeelslid later weer in dienst wordt genomen, blijft het eerder verworven recht op TADD onverminderd gelden. Het personeelslid hoeft zich ook niet opnieuw kandidaat te stellen om zijn recht op TADD in te roepen (zie punt 8.2.1.3).

4. Definitieve ambtsneerlegging

Naast de hiervoor opgesomde mogelijkheden zijn er nog redenen die leiden tot een ontslag van een tijdelijk personeelslid zonder opzeggingstermijn in de vorm van een definitieve ambtsneerlegging.

U vindt die mogelijkheden voor het gemeenschapsonderwijs terug in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs (artikel 86) en voor het gesubsidieerd onderwijs in het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (artikel 60).

8.2.6. Behoud van verworven rechten bij overheveling van een vestigingsplaats of bij overname van een onderwijsinternaat door een ander internaatsbestuur

Als de vestigingsplaats waar het tijdelijke personeelslid een opdracht uitoefent, overgeheveld wordt naar een onderwijsinternaat van een ander internaatsbestuur kan het tijdelijke personeelslid bij overstap naar het andere internaatsbestuur onder bepaalde voorwaarden de rechten behouden die hij tot dan heeft verworven bij dat internaatsbestuur.

Als het onderwijsinternaat waar het tijdelijke personeelslid voor doorlopende duur is aangesteld, overgenomen wordt door een ander internaatsbestuur behoudt het tijdelijke personeelslid de rechten die hij tot dan heeft verworven bij dat onderwijsinternaat.

8.2.6.1. Overheveling van een vestigingsplaats

Bij de overheveling van een vestigingsplaats naar een onderwijsinternaat van een ander internaatsbestuur stellen de betrokken internaatsbesturen een schriftelijke overeenkomst op.

Deze overeenkomst houdt minstens rekening met:

  • de personeelsleden die in de vestigingsplaats tewerkgesteld zijn in het schooljaar voorafgaand aan de overheveling, en met de omvang van die tewerkstelling;
  • de omvang van de omkadering die met de overheveling gepaard gaat, als er beslist wordt om omkadering over te hevelen.

Als de betrokken internaatsbesturen in de overeenkomst opnemen dat er personeelsleden worden overgenomen bij de overheveling van de vestigingsplaats, gaan deze personeelsleden – op voorwaarde dat ze daar zelf voor kiezen - over naar het internaatsbestuur dat de vestigingsplaats overneemt. Het tijdelijk personeelslid dat voor doorlopende duur is aangesteld en dat vrijwillig kiest voor dergelijke overstap wordt tijdelijk personeelslid van het internaatsbestuur dat de vestigingsplaats overneemt ten belope van de opdracht waarvoor hij bij zijn vorige internaatsbestuur was aangesteld. Het personeelslid behoudt daarbij zijn tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in de vestigingsplaats die wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het internaatsbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

Als een scholengroep een vestigingsplaats van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid heeft verworven in het gesubsidieerd onderwijs beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die de vestigingsplaats overneemt.

Als een internaatsbestuur een vestigingsplaats van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het inernaatsbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

Het tijdelijke personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven bij de scholengroep of bij het internaatsbestuur waarvan de vestigingsplaats wordt overgenomen, behoudt dit recht op TADD in de scholengroep of bij het internaatsbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het internaatsbestuur dat de vestigingsplaats overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het internaatsbestuur dat de vestigingsplaats overneemt.

8.2.6.2. Overname van een onderwijsinternaat in het gemeenschapsonderwijs

Bij de overname van een onderwijsinternaat door een andere scholengroep gaan de tijdelijke personeelsleden die voor doorlopende duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve verblijfsdag van juni van het onderwijsinternaat dat wordt overgenomen, als tijdelijk personeelslid met behoud van hun aanstelling voor doorlopende duur over naar de scholengroep die het onderwijsinternaat overneemt.

Als de overname een onderwijsinternaat van het gesubsidieerd onderwijs betreft, gaan de tijdelijke personeelsleden enkel over naar het gemeenschapsonderwijs als ze hier zelf om verzoeken.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het onderwijsinternaat dat wordt overgenomen, worden beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij de scholengroep die het onderwijsinternaat overneemt.

Als een scholengroep een onderwijsinternaat van het gesubsidieerd onderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gesubsidieerd onderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en bij de scholengroep die het onderwijsinternaat overneemt.

Het tijdelijke personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven in het onderwijsinternaat dat wordt overgenomen, behoudt dit recht op TADD in de scholengroep die het onderwijsinternaat overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur die is ingediend bij de raad van bestuur van de scholengroep of bij het internaatsbestuur dat het onderwijsinternaat overlaat, geldt bij de raad van bestuur van de scholengroep die het onderwijsinternaat overneemt.

8.2.6.3. Overname van een onderwijsinternaat in het gesubsidieerd onderwijs

Bij de overname van een onderwijsinternaat door een ander internaatsbestuur gaan de tijdelijke personeelsleden die voor doorlopende duur aangesteld zijn en in dienst zijn op de laatste effectieve verblijfsdag van juni van het onderwijsinternaat dat wordt overgenomen, als tijdelijk personeelslid met behoud van hun aanstelling van doorlopende duur over naar het internaatsbestuur dat het onderwijsinternaat overneemt.

Als het onderwijsinternaat dat overgenomen wordt tot een ander net behoort dan datgene waartoe het na de overname zal behoren, kan een tijdelijk personeelslid weigeren om over te stappen naar het andere internaatsbestuur.

De dienstanciënniteit die het personeelslid heeft gepresteerd in een ambt in het onderwijsinternaat dat wordt overgenomen, wordt beschouwd als gepresteerd in hetzelfde ambt bij het internaatsbestuur dat het onderwijsinternaat overneemt.

Als een internaatsbestuur een onderwijsinternaat van het gemeenschapsonderwijs overneemt, dan wordt de dienstanciënniteit die het tijdelijke personeelslid in het gemeenschapsonderwijs heeft verworven beschouwd als gepresteerd in het gesubsidieerd onderwijs en bij het internaatsbestuur dat het onderwijsinternaat overneemt.

Het tijdelijke personeelslid dat het recht op TADD heeft verworven in het onderwijsinternaat dat wordt overgenomen, behoudt dit recht op TADD bij het internaatsbestuur dat het onderwijsinternaat overneemt.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die al is ingediend bij het internaatsbestuur dat het onderwijsinternaat overlaat, geldt bij het internaatsbestuur dat het onderwijsinternaat overneemt.

8.2.7. Mededeling van een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur aan uw dossierspecialist personeel

Bij de melding van de opdracht van het tijdelijke personeelslid met een RL-1 aan uw dossierspecialist personeel duidt u aan dat het om een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur gaat.

Als het om een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een vacante betrekking gaat, krijgt de opdracht oneindig (31.12.2999) als einddatum.

Als het een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een niet-vacante betrekking betreft, eindigt de opdracht uiterlijk de laatste dag van de dienstonderbreking van de titularis.

Voorbeelden

 TADD in een vacante betrekking

Een internaatsmedewerker van niveau ten minste bachelor krijgt vanaf 1 september een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een vacante betrekking voor 36/36.

RL-1 internaatsmederker met ambtscode 339 Ato 2 voor 36/36 met als begindatum van de opdracht 1-9-20XX en als einddatum oneindig (31-12-2999). De tijdelijke opdracht wordt aangeduid als TADD-opdracht (waarde 01 in veld 30).

TADD in een niet-vacante betrekking

Een voltijds vastbenoemde administratieve medewerker van niveau HSO (36/36) neemt een voltijdse VVP van 1-9-20XX tot en met 31-8-20YY.

In de niet-vacante betrekking van de vastbenoemde titularis wordt als vervanger een tijdelijke administratieve medewerker aangesteld van niveau ten minste bachelor dat recht heeft op TADD met .

De vervanger wordt als volgt doorgegeven:

RL-1 administratieve medewerker met ambtscode 342 Ato 1 voor 36/36 met als begindatum van de opdracht 1-9-20XX en als einddatum 31-8-20YY ter vervanging van het personeelslid met VVP. De tijdelijke opdracht wordt aangeduid als TADD-opdracht (waarde 01 in veld 30).