Sommige aspecten van de bezoldiging van tijdelijke personeelsleden van het onderwijs

  • referentie
    PERS/2004/07
  • publicatiedatum
    10/06/2004
  • datum laatste wijziging
    11/06/2004
  • wettelijke basis
    Artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 63 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan
  • opheffing
    De omzendbrief van 16 april 1999, kenmerk 13AC/B.Ph./SH/js-3, betreffende tijdelijke personeelsleden van het onderwijs die andere beroepsinkomsten hebben tijdens de zomervakantie. Voorwaarden voor het uitbetalen van de uitgestelde bezoldiging, zoals tot op heden gewijzigd
  • opheffing
    Koninklijk besluit nr. 294 van 31 maart 1984 waarbij de voorwaarden bepaald worden voor het uitbetalen van de uitgestelde bezoldiging aan sommige tijdelijke personeelsleden van het onderwijs die tijdens de zomervakantie andere beroepsinkomsten hebben
  • Het bekrachtigen van sommige maatregelen die overeenkomstig vroegere CAO's in de praktijk reeds worden toegepast
  • De toekenning van de uitgestelde bezoldiging vanaf de zomervakantie 2004 - afschaffing formulieren
  • De bezoldiging vanaf 1 september 2004 van de personeelsleden die in een selectie- of bevorderingsambt zijn aangesteld
  • De wijze waarop vanaf 1 september 2004 de wettelijke feestdagen, de weekends en de korte vakantieperiodes worden bezoldigd

· Voor de bezoldiging van tijdelijke personeelsleden worden thans een aantal belangrijke wijzigingen voorbereid die betrekking hebben op:

1. het bekrachtigen van sommige maatregelen die overeenkomstig vroegere CAO's in de praktijk reeds worden toegepast;

2. de toekenning van de uitgestelde bezoldiging vanaf de zomervakantie 2004 - afschaffing formulieren;

3. de bezoldiging vanaf 1 september 2004 van de personeelsleden die in een selectie- of bevorderingsambt zijn aangesteld;

4. de wijze waarop vanaf 1 september 2004 de wettelijke feestdagen, de weekends en de korte vakantieperiodes worden bezoldigd.

· De werkwijze voor het bezoldigen van de tijdelijke personeelsleden van de Centra voor Leerlingenbegeleiding wordt ten gronde niet gewijzigd.

...
De inrichtende machten en de directies zijn ertoe gehouden deze mededeling toe te passen vanaf de zomervakantie 2004.

Ingevolge het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 betreffende de bezoldiging van het tijdelijk onderwijzend personeel van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap is deze omzendbrief niet van toepassing op het tijdelijk personeel van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap.

1. Inleiding - de huidige reglementering

De personeelsleden die voor een bepaalde of voor een doorlopende duur tijdelijk in een vacante en/of niet-vacante betrekking worden aangesteld, worden bezoldigd op grond van de bepalingen van artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan.

Uitvoering - uitgestelde bezoldiging

Artikel 7, § 1, 4°, van dit besluit werd (opheffing zie punt 3.2. hierna) uitgevoerd bij het koninklijk besluit nr. 294 van 31 maart 1984 waarbij de voorwaarden bepaald worden voor het uitbetalen van de uitgestelde bezoldiging aan sommige tijdelijke personeelsleden van het onderwijs die tijdens de zomervakantie andere beroepsinkomsten hebben.

2. Samenvatting van de diverse wijzigingen aan voormeld artikel 7

Ingevolge de bepalingen van een ontwerp van besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan, wordt artikel 7dermate gewijzigd dat een aantal belangrijke maatregelen worden gerealiseerd.

Een kort overzicht volgt hierna.

2.1. Bekrachtiging van maatregelen die overeenkomstig vroegere CAO's in de praktijk reeds worden toegepast

deze maatregelen zijn:

- het in aanmerking nemen van bevallingsverlof voor het berekenen van de uitgestelde bezoldiging;

- het schrappen van de leeftijdsdrempel voor het bekomen van de uitgestelde bezoldiging;

- in aansluiting aan het in aanmerking nemen van bevallingsverlof voor het berekenen van de uitgestelde bezoldiging dient deze CAO-bepaling te worden uitgebreid met het verlof wegens een bedreiging door een beroepsziekte en het verlof wegens moederschapsbescherming;

- de wijze waarop de wettelijke feestdagen, de weekends en de korte vakantieperiodes worden bezoldigd.

Uitwerking

Deze maatregelen hebben uitwerking op:

- 1 september 1996 = het in aanmerking nemen van bevallingsverlof voor het berekenen van de uitgestelde bezoldiging;

- 1 september 1998 = het schrappen van de leeftijdsdrempel voor het bekomen van de uitgestelde bezoldiging;

- 1 september 1999 = analoog met het bevallingsverlof het in aanmerking nemen van het verlof wegens een bedreiging door een beroepsziekte of een verlof wegens moederschapsbescherming voor het berekenen van de uitgestelde bezoldiging;

- 1 december 1999 = de wijze waarop de weekends en de korte vakantieperiodes worden bezoldigd (zie ook hierna).

2.2. De toekenning van de uitgestelde bezoldiging vanaf de zomervakantie 2004 - vereenvoudiging - minder planlast

In het voormelde ontwerp worden de categorieën personeelsleden die recht hebben op het voordeel van de uitgestelde bezoldiging uitgebreid waardoor de toegepaste werkwijze rechtvaardiger wordt.

Tevens wordt de controle sterk vereenvoudigd.

Een belangrijk bijkomend voordeel is dat de planlast van de scholen hierdoor opnieuw kan worden verminderd.

2.3. De bezoldiging vanaf 1 september 2004 van de personeelsleden die in een selectie- of bevorderingsambt zijn aangesteld

De bezoldigingsregeling voor de statutair tijdelijken in selectie- en bevorderingsambten wordt in die zin aangepast dat aan de personeelsleden die, overeenkomstig het administratief statuut, aangesteld zijn voor een periode waarin de zomervakantie begrepen is, geen uitgestelde bezoldiging wordt betaald maar dat zij daarentegen tijdens de zomervakantie gewoon worden doorbetaald.

2.4. De wijze waarop vanaf 1 september 2004 de wettelijke feestdagen, de weekends en de korte vakantieperiodes worden bezoldigd

De praktische uitvoering van de desbetreffende bepalingen van de CAO geeft aanleiding tot enkele principiële knelpunten en/of betwistingen en dit ondermeer in volgende situaties:

- een tijdelijke aanstelling die begint of eindigt tijdens een vakantieperiode;

- een personeelslid dat op 31 december tijdelijk is aangesteld en op 1 januari vast benoemd wordt;

- de vraag welke dagen van de weekends en de korte vakantieperiodes tussen twee tijdelijke aanstellingen moeten/mogen worden bezoldigd.

Om hieraan een oplossing te bieden, is de tekst van artikel 7 van het KB nr. 63 van 20 juli 1982 verduidelijkt.

2.5. BELANGRIJK - Centra voor Leerlingenbegeleiding

De wijze waarop de tijdelijke personeelsleden (technisch en administratief) worden bezoldigd, wordt door de in deze omzendbrief meegedeelde maatregelen ten gronde niet gewijzigd.

3. Toelichting bij de voorgaande punten

3.1. Bekrachtiging van maatregelen die overeenkomstig vroeger CAO's in de praktijk thans reeds worden toegepast

3.1.1. Uitgestelde bezoldiging - berekening - leeftijdsdrempel

Bevallingsverlof

Reeds vanaf 1 september 1996 worden de fictieve lonen voor de genoten dagen bevallingsverlof die in de duur van de tijdelijke aanstelling begrepen zijn, voor de berekening van de uitgestelde bezoldiging meegerekend.

Schrappen leeftijdsdrempel

In de huidige tekst van artikel 7 diende ook de voorwaarde te worden geschrapt dat de tijdelijke personeelsleden de uitgestelde bezoldiging slechts kunnen bekomen indien zij op 30 juni de met de klasse van hun weddenschaal overeenstemmende leeftijd hebben bereikt.

Zoals bij de CAO overeengekomen, wordt dit in de praktijk vanaf 1 september 1998 reeds toegepast.

Moederschapsbescherming - beroepsziekte

De punten 5.3.1. en 5.3.2. van de omzendbrief van 24 september 2002, kenmerk PERS/2002/21(13AC), betreffende de bedreiging door een beroepsziekte tijdens de zwangerschap en moederschapsbescherming stipuleren dat zowel het verlof wegens een bedreiging door een beroepsziekte als het verlof wegens moederschapsbescherming worden gelijkgesteld met dienstactiviteit; dat er geen vermindering van ziektedagen is en dat de verloven meetellen voor de berekening van de dienstanciënniteit, de uitgestelde bezoldiging, het vakantiegeld en de eindejaarstoelage.

De tekst van het voormelde artikel 7 wordt dan ook in die zin aangepast dat voor het berekenen van de uitgestelde bezoldiging niet enkel de periode van bevallingsverlof (cfr. CAO) maar ook de dagen verlof wegens een bedreiging door een beroepsziekte en het verlof wegens moederschapsbescherming in aanmerking komen.

Overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 21 februari 2003 betreffende het verlof wegens moederschapsbescherming voor de personeelsleden van het onderwijs moet deze bepaling m.i.v. 1 september 1999 uitwerking hebben.

3.1.2. De wettelijke feestdagen, de weekends en de korte vakantieperiodes die voor bezoldiging in aanmerking komen

Technische verduidelijkingen

De bepalingen van artikel 7 worden aangevuld met een meer accurate opsomming van de dagen die voor betaling in aanmerking komen nl.:

  • - de wettelijke feestdagen;
  • - de weekends,
  • - de herfst, kerst-, krokus- en paasvakantie,
  • - de afwezigheden tijdens welke het tijdelijk personeelslid, op grond van een reglementaire bepaling, recht heeft op salaris of salaristoelage vanwege de Vlaamse Gemeenschap.

Voor de personeelsleden van de centra voor leerlingenbegeleiding moet de zinsnede ‘herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie’ gelezen worden als ‘sluitingsperiode met uitzondering van de verplichte sluitingsperiode van 15 juli tot en met 15 augustus’.

Dit is een louter technische verbetering die aan de tekst wordt aangebracht.

De te bezoldigen wettelijke feestdagen, weekends en vakantieperiodes in de periode tot 31 augustus 2004 (zie punt 3.4 hierna voor de periode vanaf 1 september 2004)

Tijdelijke personeelsleden die de dag voor een weekend of een korte vakantieperiode en de dag na hetzelfde weekend of dezelfde korte vakantieperiode een ambt uitoefenen in een onderwijsinstelling bekomen tijdens dit weekend of deze korte vakantieperiode dezelfde wedde of weddentoelage als op de vooravond ervan. Deze regeling geldt ook voor wettelijke feestdagen.

Dit betekent dat deze dagen en periodes dan worden bezoldigd overeenkomstig de prestaties verstrekt tijdens de tijdelijke aanstelling voorafgaand aan de te bezoldigen dag of periode.

3.2. De toekenning van de uitgestelde bezoldiging vanaf de zomervakantie 2004

De leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel die tijdelijk (zie echter voor de selectie- en bevorderingsambten punt 3.3 hierna) worden aangesteld, kunnen onder welbepaalde voorwaarden tijdens de zomervakantie een uitgestelde bezoldiging bekomen.

Deze uitgestelde bezoldiging wordt berekend op basis van de prestaties uitgeoefend tijdens het schooljaar en wordt in juli en augustus van datzelfde schooljaar uitbetaald.

BELANGRIJK - VEREENVOUDIGING VANAF DE ZOMERVAKANTIE 2004

De voorwaarden voor het uitbetalen van de uitgestelde bezoldiging aan sommige tijdelijke personeelsleden van het onderwijs die tijdens de zomervakantie andere beroepsinkomsten hebben, waren bij het voormelde koninklijk besluit nr. 294 van 31 maart 1984 bepaald.

Sommige personeelsleden konden de reeds uitbetaalde uitgestelde bezoldiging slechts definitief behouden indien zij aantoonden dat zij niet behoorden tot één van die categorieën personeelsleden die van het recht op uitgestelde bezoldiging waren uitgesloten. Dit bewijs werd geleverd aan de hand van in te zenden formulieren.

Afschaffen van deze formulieren - minder planlast voor de scholen!!

Voor elk van de tijdelijk aangestelde personeelsleden was de school, ieder jaar opnieuw, verplicht zorgvuldig na te gaan of voor betrokkene het desbetreffende formulier werd ingediend. Dit diende niet enkel te worden opgevolgd voor de personeelsleden die een volledig schooljaar fungeerden en dus in de maand juni nog op de school aanwezig waren, maar ook voor alle tijdelijken die gedurende het schooljaar een korte interim uitoefenden en de school dus reeds hadden verlaten.

Het feit dat in de zomervakantie 2003 aanvankelijk meer dan 50.000 personeelsleden uitgestelde bezoldiging ontvingen, betekent dat er door de scholen minstens evenveel formulieren werden ingediend.

Uit deze ingezonden informatie moest dan blijken of het betrokken personeelslid al dan niet aan de voorwaarden voldeed om zijn uitgestelde bezoldiging definitief te verwerven.

Deze formulierenstroom WORDT AFGESCHAFT en dit door de opheffing van:

- de omzendbrief van 16 april 1999, kenmerk 13AC/B.Ph./SH/js-3, betreffende tijdelijke personeelsleden van het onderwijs die andere beroepsinkomsten hebben tijdens de zomervakantie.
Voorwaarden voor het uitbetalen van de uitgestelde bezoldiging, zoals tot op heden gewijzigd;

- koninklijk besluit nr. 294 van 31 maart 1984 waarbij de voorwaarden bepaald worden voor het uitbetalen van de uitgestelde bezoldiging aan sommige tijdelijke personeelsleden van het onderwijs die tijdens de zomervakantie andere beroepsinkomsten hebben.

Ter vereenvouding van de regelgeving, zijn nu alle elementen van de uitgestelde bezoldiging in artikel 7 zelf ingeschreven.

WERKWIJZE VANAF DE ZOMERVAKANTIE 2004 - UITBETALEN VAN DE UITGESTELDE BEZOLDIGING

Ingevolge de voormelde wijzigingen aan artikel 7blijven nog slechts drie categorieën personeelsleden van het voordeel van de uitgestelde bezoldiging uitgesloten.

3.2.1. Personeelsleden van wie de prestaties als bijbetrekking worden bezoldigd

Zoals thans reeds het geval is, blijven de tijdelijke personeelsleden van wie de prestaties als bijbetrekking worden bezoldigd, ook in de nieuwe regeling van het voordeel van de uitgestelde bezoldiging uitgesloten.

Deze personeelsleden oefenen immers het hele jaar door, naast hun bijbetrekking in het onderwijs, een hoofdambt uit hetzij in het onderwijs, hetzij als weddentrekkende in de openbare sector, hetzij als loontrekkende in de privé-sector, of als zelfstandige.

Uitzondering

De uitzondering op voorgaande uitsluiting wordt nog steeds behouden voor bijbetrekkingen in het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan uitgeoefend op grond van artikel 10, § 3, van het voormelde koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982, zoals het werd gewijzigd. Het gaat hier om tijdelijke prestaties die in voormeld onderwijs sedert einde schooljaar 1978-1979 zonder onderbreking zijn uitgeoefend en waarvoor de personeelsleden normaal vastbenoemd moesten geweest zijn vóór de inwerkingtreding van voormeld koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982.

3.2.2. Personeelsleden die hun loopbaan onderbroken hebben

Ingevolge het besluit van de Vlaamse regering van 16 december 1997 kunnen tijdelijke personeelsleden hun loopbaan volledig of gedeeltelijk onderbreken. Deze onderbreking eindigt normaal op 31 augustus van het schooljaar. Tijdens de zomervakantie wordt de onderbrekinguitkering verder betaald.

De betrokken tijdelijke personeelsleden ontvangen geen uitgestelde bezoldiging voor het gedeelte van hun opdracht waarvoor de loopbaanonderbreking werd toegekend.

Dit betekent dat:

- het tijdelijk personeelslid dat een volledige loopbaanonderbreking heeft gekregen, tijdens de desbetreffende zomervakantie geen uitgestelde bezoldiging ontvangt;

- het tijdelijk personeelslid dat een gedeeltelijke loopbaanonderbreking heeft gekregen, tijdens de zomervakantie een uitgestelde bezoldiging ontvangt naar rata van de helft van het aantal prestatie-eenheden vereist voor het ambt met volledige prestaties dat door het personeelslid wordt uitgeoefend.

3.2.3. Personeelsleden die tijdens de zomervakantie nuttige ervaring verwerven

Er wordt geen uitgestelde bezoldiging betaald aan een tijdelijk personeelslid voor een periode overeenstemmend met de periode waarin het, tijdens de zomervakantie van het schooljaar waarvoor de uitgestelde bezoldiging wordt uitgekeerd, als werknemer of als zelfstandige diensten presteert die erkend worden als nuttige ervaring, overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 7 oktober 1997.

Uitzondering

Een uitzondering op het voorgaande wordt gemaakt voor de opvoeder, de administratief medewerker in een centrum voor volwassenenonderwijs en voor de leden van het opvoedend hulppersoneel, evenals voor de personeelsleden die reeds tijdens de periode voorafgaand aan de zomervakantie van het schooljaar activiteiten buiten het onderwijs uitoefenden en die activiteiten tijdens deze zomervakantie voortzetten.

Voor nadere informatie wordt eveneens verwezen naar punt 3.6 van de omzendbrief van 17 oktober 1997, kenmerk 13CB/SG/WVB/4, betreffende de erkenning van diensten als nuttige ervaring.

3.2.4. Inwerkingtreding van deze nieuwe regeling - zomervakantie 2004

De nieuwe regeling wordt toegepast vanaf de toekenning van de uitgestelde bezoldiging van de tijdelijke personeelsleden die tijdens dit schooljaar (2003-2004) fungeren m.a.w. voor de uitbetalingen tijdens de zomervakantie 2004.

3.3. De bezoldiging vanaf 1 september 2004 van de personeelsleden die in een selectie- of bevorderingsambt zijn aangesteld

Reglementaire achtergrond van de wijziging

De selectie- of bevorderingsambten worden meestal uitgeoefend door vastbenoemde of tot de proeftijd toegelaten (gemeenschapsonderwijs) personeelsleden.

Op grond van:

- artikel 50 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs kan een personeelslid in het gemeenschapsonderwijs een selectie- of bevorderingsambt ook tijdelijk waarnemen;

- artikel 42 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding kan een selectie- of bevorderingsambt aan een personeelslid tijdelijk worden toegewezen.

Vergelijking met vastbenoemde personeelsleden

De statutaire toestand van de vastbenoemde personeelsleden die tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast worden met een opdracht waarvoor zij niet vastbenoemd zijn, wordt geregeld:

- voor het gemeenschapsonderwijs, in Hoofdstuk Vbis van het voormeld decreet van 27 maart 1991;

- voor het gesubsidieerd onderwijs, in Hoofdstuk IVbis van het geciteerde decreet van 27 maart 1991.

De administratieve en geldelijke toestand van deze vastbenoemde personeelsleden wordt in het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 1998 nader gespecificeerd.

Hoofdstuk IV van dit besluit van de Vlaamse regering bepaalt dat deze personeelsleden aanspraak kunnen maken op een toelage voor het uitoefenen van een beter bezoldigde opdracht. Artikel 7, § 2, van voormeld besluit bepaalt dat het personeelslid de toelage behoudt gedurende de ontspanningsverloven en de kerst- en paasvakantie voor zover die vallen binnen de periode van de aanstelling voor de bedoelde opdracht. Indien het personeelslid tijdelijk belast is met een selectie- of bevorderingsambt behoudt het personeelslid de toelage ook gedurende de zomervakantie.

Overeenkomstig de rechtspositieregeling gemeenschapsonderwijs/gesubsidieerd onderwijs, respectievelijk artikel 50,§ 4 en 42,§ 4, is het einde van het schooljaar immers geen reden om een waarnemende/tijdelijke aanstelling in deze ambten en het recht op de daaraan verbonden toelage op 30 juni te beëindigen.

Statutair tijdelijke personeelsleden aangesteld in een of selectie- of bevorderingsambt

Op grond van de voormelde artikelen 50 en 42 laten de voormelde rechtspositieregelingen echter ook toe dat statutair tijdelijke personeelsleden rechtstreeks in een selectie- of bevorderingsambt worden aangesteld. Vermits het dus niet gaat om personeelsleden die in het onderwijs reeds vastbenoemd zijn, is het voormelde besluit van de Vlaamse regering van 28 april 1998 op hen niet van toepassing en worden deze tijdelijke personeelsleden bezoldigd op grond van het in deze omzendbrief geviseerde artikel 7 van het KB. nr. 63 van 20 juli 1982.

Er rezen problemen qua bezoldiging van deze tijdelijken

De uitvoering van de bepalingen van artikel 7 (dus voor de huidige wijzigingen) op de statutair tijdelijke personeelsleden in een selectie- of bevorderingsambt gaf in de praktijk aanleiding tot een werkwijze die zowel op administratief als op geldelijk vlak hiaten vertoonde.

Administratief

1. In tegenstelling tot wat in de decreten rechtspositieregeling wordt vermeld (zie hiervoor), werden, volgens de werkwijze die wordt toegepast voor de bezoldiging van de tijdelijke personeelsleden aangesteld in wervingsambten, ook de voormelde statutair tijdelijken in selectie- en bevorderingsambten voor de bezoldiging in principe op 30 juni van het schooljaar uit dienst gemeld.

2. Anderzijds is het reglementair mogelijk om op basis van de huidige statutaire bepalingen een personeelslid op 1 juli aan te stellen en met een selectie- of bevorderingsambt tijdelijk te belasten. Er was echter geen reglementaire grondslag voor de bezoldiging van deze personeelsleden. In de praktijk werd vaak aan het personeelslid toch de wedde van de werkelijke opdracht toegekend.

Nieuwe regeling vanaf 1 september 2004

Uit het voorgaande blijkt dat er reeds geruime tijd nood was aan een aanpassing van de bezoldigingsregeling voor de statutair tijdelijken in selectie- en bevorderingsambten in die zin dat aan de personeelsleden die aangesteld zijn voor een periode waarin, overeenkomstig het administratief statuut (zie hoger), de zomervakantie begrepen is, geen uitgestelde bezoldiging zou worden betaald maar dat zij ook tijdens de zomervakantie zouden worden doorbetaald.

Zoals hoger wordt aangetoond, sluit dit aan bij de geldelijke toestand van de vastbenoemde personeelsleden die tijdelijk belast zijn met een selectie- of bevorderingsambt. Zoals blijkt uit het voorgaande behouden deze personeelsleden immers ook tijdens de zomervakantie de toelage voor het uitoefenen van een beter bezoldigde opdracht. Indien de zomervakantie niet in de aanstelling begrepen is, zoals bijvoorbeeld voor een aanstelling van 15 oktober tot 31 maart, hebben deze vastbenoemde personeelsleden ook enkel gedurende deze periode recht op de toelage zonder dat dit rechten creëert naar extra bezoldiging in de zomervakantie.

Om geen discriminatie te creëren tussen vastbenoemde personeelsleden en statutair tijdelijke personeelsleden die belast zijn met een selectie- of bevorderingsambt wordt in de nieuwe tekst van artikel 7,§ 5, ingeschreven dat de hier geviseerde statutair tijdelijke personeelsleden bezoldigd worden volgens de principes van vastbenoemde personeelsleden. Dit betekent dat zij tijdens de ontspanningsverloven en de kerst-, paas- en de zomervakantie de wedde werkelijke opdracht behouden voorzover uiteraard deze verloven en vakantieperioden binnen de periode van de aanstelling vallen.

3.4. De wijze waarop vanaf 1 september 2004 de wettelijke feestdagen, de weekends en de korte vakantieperiodes tussen twee tijdelijke aanstellingen worden bezoldigd

De praktische uitvoering van de bepalingen van de CAO IV, A, VI, punt 9, nl. de wijze van betaling van de wettelijke feestdagen, de weekends en de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie tussen twee tijdelijke aanstellingen heeft sinds 1 december 1999 aanleiding gegeven tot een aantal principiële knelpunten/betwistingen.

Voor de personeelsleden van de centra voor leerlingenbegeleiding moet de zinsnede ‘herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie’ gelezen worden als ‘sluitingsperiode met uitzondering van de verplichte sluitingsperiode van 15 juli tot en met 15 augustus’.

Vanaf 1 september 2004 wordt de tekst van artikel 7 beter afgestemd op de geest van de CAO-bepaling en beter met de praktijkgevallen in overeenstemming gebracht.

Begin en einde van een tijdelijke aanstelling tijdens een vakantieperiode

In de praktijk is gebleken dat binnen de perken van het administratief statuut de inrichtende machten als werkgevers gemachtigd zijn tijdelijke personeelsleden aan te stellen of een tijdelijke aanstelling te beëindigen op dagen waarop geen arbeidsprestaties moeten worden geleverd en die dus geen effectieve werkdagen zijn zoals bv. een zaterdag, 31 december, 1 januari of andere dagen binnen een vakantieperiode. Het is immers logisch dat een aanstelling of het beëindigen ervan rechtstreeks gecorreleerd is aan de aan-/afwezigheid van de titularis. In geval van ziekte van de titularis of indien een bepaald verlof op een vaste datum moet ingaan, is de inrichtende macht als werkgever uiteraard verplicht de arbeidsovereenkomst van de vervanger op te stellen rekening houdend met de correcte en/of reglementaire data waarop de titularis het werk verlaat/hervat. Dit kan echter betekenen dat een aanstelling eindigt/start midden bv. de kerstvakantie en er steeds weer opnieuw betwisting ontstaat over het al dan niet bezoldigen van een beperkt aantal dagen van deze vakantie vermits deze vakantie niet volledig (zie de tekst van artikel 7) in de duur van de aanstellingsperiode is begrepen. Dit betekent dat het betrokken personeelslid een arbeidsovereenkomst heeft waarvoor zij/hij gedurende een aantal dagen niet zou (kunnen) worden bezoldigd.

Samen met dit probleem biedt de tekst van het nieuwe artikel 7 van het KB nr. 63 van 20 juli 1982 ook een oplossing voor de bezoldiging van de personeelsleden die tijdelijk zijn tot en met 31 december en op 1 januari vastbenoemd worden.

Wijze waarop vanaf 1 september 2004 de weekends en de korte vakantieperiodes tussen twee tijdelijke aanstellingen zullen worden bezoldigd

De praktische toepassing van de in de CAO afgesproken regeling heeft uitgewezen dat bij de bekrachtiging van deze maatregel ook de volgende situatie moet worden geregeld:

- een periode die met dienstactiviteit wordt gelijkgesteld (bv. bevallingsverlof) eindigt juist vóór of tijdens b.v. de kerstvakantie of begint juist na deze vakantie;

- een tijdelijke aanstelling die eindigt tijdens bv. de kerstvakantie en een nieuwe aanstelling die begint tijdens of onmiddellijk na deze vakantie gaf aanleiding tot twijfel over het al dan niet bezoldigen van de resterende dagen kerstvakantie;

- verschillende tijdelijke aanstellingen die op diverse data eindigen en/of beginnen vóór of tijdens de voormelde dagen of perioden.

Nieuwe regeling - voorbeelden

Welke dagen worden bezoldigd?

Voor de tijdelijke personeelsleden zijn betaalbaar:

1° al de dagen gerekend van het begin tot het einde van de tijdelijke aanstelling, met inbegrip, voor zover ze geheel of gedeeltelijk in de duur van de tijdelijke aanstelling begrepen zijn, van:

- de wettelijke feestdagen,

- de weekends,

- de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie,

- de afwezigheden tijdens welke het tijdelijk personeelslid, op grond van een reglementaire bepaling, recht heeft op salaris of salaristoelage vanwege de Vlaamse Gemeenschap;

2° de wettelijke feestdagen, de weekends en de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie tussen twee tijdelijke aanstellingen, voor zover:

- deze dag, deze periode of dagen binnen deze periode aansluit(en) aan een periode die met dienstactiviteit wordt gelijkgesteld of op de laatste dag van de tijdelijke aanstelling

- en deze dag, deze periode of dagen binnen deze periode aansluit(en) aan de eerste dag van de erop volgende tijdelijke aanstelling of aan een periode die met dienstactiviteit wordt gelijkgesteld.

Hoeveel dagen worden bezoldigd?

Het totaal aantal aldus te betalen dagen mag voor een schooljaar nooit meer dan 300 bedragen.

Op welke bezoldiging heeft het personeelslid recht?

Voor de hiervoor bedoelde dag, periode of dagen binnen deze periode behoudt het tijdelijk personeelslid de bezoldiging die wordt toegekend overeenkomstig de prestaties verstrekt op de vooravond van de te bezoldigen dag, periode of dagen binnen deze periode of op de vooravond van een periode die met dienstactiviteit wordt gelijkgesteld en dit tot op de vooravond van een nieuwe tijdelijke aanstelling.

De toepassing van deze bezoldigingsregel mag echter niet tot gevolg hebben dat een tijdelijk personeelslid niet wordt bezoldigd voor dagen waarvoor het ook effectief is aangesteld.

Als een personeelslid een aanstelling heeft voor een volledig schooljaar en daarnaast een tijdelijke aanstelling voor een deel van hetzelfde schooljaar, geldt deze regeling enkel voor de tijdelijke aanstelling voor het deel van het schooljaar voor zover de gestelde voorwaarden vervuld zijn.

Voorbeelden - bijlage

In bijlage worden een aantal situaties geschetst die deze nieuwe regeling moeten verduidelijken.

4. Bijlage